UPDATE Kennisbank Diversiteit en Emancipatie (IDEM ... · Adel Koutet, M. UITGAVE: Rotterdam /...

36
UPDATE Kennisbank Diversiteit en Emancipatie (IDEM Stedelijk expertisecentrum voor integratie, discriminatie en (lhbt-)emancipatie) - februari 2017 TITEL: Discriminatie herkennen, benoemen en melden AUTEUR(S): Andriessen, I. UITGAVE: Den Haag : Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) , 2017 SAMENVATTING: Essay. Meld- en registratiegegevens van discriminatie bij antidiscriminatievoorzieningen (ADV's) en politie laten een dalende trend zien. Een uitzondering daarop vormen meldingen van discriminatie van moslims vanwege hun geloof: deze zijn de afgelopen jaren juist toegenomen. Ook surveygegevens laten een stijgende trend zien in ervaren discriminatie onder de vier grootste migrantengroepen. Het is mogelijk dat de toename in meld- en ervaringsgegevens een toename van incidenten reflecteert. Anderzijds is het ook mogelijk dat er sprake is van een verhoogde sensitiviteit, of minder ambiguïteit van de uitingen. In dit essay wordt bekeken of de ontwikkelingen in meld-, registratie - en survey-gegevens met betrekking tot ervaren discriminatie. In welke mate reflecteren die ontwikkelingen veranderingen in de meldingsbereidheid, in het aantal plaatsgevonden incidenten of in de ervaringen van slachtoffers? Dit essay kan geen uitsluitsel daarover geven, maar beschouwt deze mogelijkheden wel nader. Daartoe wordt eerst kort een aantal gegevens bekeken uit zowel survey-, als registratie- en meldgegevens. Om in deze databronnen terecht te komen moeten incidenten worden herkend en benoemd als discriminatie. Ingegaan wordt op een aantal mechanismen dat het voor mensen lastiger of juist makkelijker maakt om discriminatie te herkennen, te benoemen en te melden. Uiteindelijk wordt door de bril van dit soort mechanismen naar maatschappelijke ontwikkelingen gekeken en wordt geprobeerd van daaruit iets te zeggen over de ontwikkelingen in ervaren discriminatie. LINK: https://www.scp.nl/dsresource?objectid=92724570-ed42-479c-830a-cbdab9583ad2&type=org TREFWOORDEN: Discriminatie Etnische minderheden Meldpunten Wetenschappen Klachtbehandeling CODE: 001.07 TITEL: Opvoeders van Shabab van nu : Ervaringen van ouders in Rotterdam AUTEUR(S): Beurden, S. van Haan, M. de Salhi, A. Adel Koutet, M. UITGAVE: Rotterdam / Utrecht : Stichting Attanmia / Universiteit Utrecht, 2017 SAMENVATTING: Verslag van de methodiek "Shabab (Jeugd) van Nu!" dat in Rotterdam is ontwikkeld door de stichting Attanmia in Rotterdam in samenwerking met de ouders. In deze methode ontvangen Marokkaanse moeders en vaders opvoedondersteuning gericht op vergroting van de eigen kracht van ouders en het sociale steunnetwerk. Hoofddoelen van de methodiek zijn een verbetering in opvoedvaardigheden, een verhoogde competentiebeleving en een uitbreiding van het sociale steunnetwerk. Tijdens een zestal trainingsbijeenkomsten ontvangen opvoeders opvoedingsondersteuning, zij leren om te gaan met de specifieke opvoedingssituatie waar zij mee te maken hebben. Tussen de bijeenkomsten gaan ouders aan de slag met oefeningen en worden zij gestimuleerd elkaar te ondersteunen en raad te plegen. Stichting Attanmia heeft de Universiteit

Transcript of UPDATE Kennisbank Diversiteit en Emancipatie (IDEM ... · Adel Koutet, M. UITGAVE: Rotterdam /...

UPDATE Kennisbank Diversiteit en Emancipatie (IDEM Stedelijk expertisecentrum voor integratie, discriminatie en (lhbt-)emancipatie) - februari 2017

TITEL: Discriminatie herkennen, benoemen en melden AUTEUR(S): Andriessen, I. UITGAVE: Den Haag : Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) , 2017 SAMENVATTING: Essay. Meld- en registratiegegevens van discriminatie bij antidiscriminatievoorzieningen (ADV's) en politie laten een dalende trend zien. Een uitzondering daarop vormen meldingen van discriminatie van moslims vanwege hun geloof: deze zijn de afgelopen jaren juist toegenomen. Ook surveygegevens laten een stijgende trend zien in ervaren discriminatie onder de vier grootste migrantengroepen. Het is mogelijk dat de toename in meld- en ervaringsgegevens een toename van incidenten reflecteert. Anderzijds is het ook mogelijk dat er sprake is van een verhoogde sensitiviteit, of minder ambiguïteit van de uitingen. In dit essay wordt bekeken of de ontwikkelingen in meld-, registratie - en survey-gegevens met betrekking tot ervaren discriminatie. In welke mate reflecteren die ontwikkelingen veranderingen in de meldingsbereidheid, in het aantal plaatsgevonden incidenten of in de ervaringen van slachtoffers? Dit essay kan geen uitsluitsel daarover geven, maar beschouwt deze mogelijkheden wel nader. Daartoe wordt eerst kort een aantal gegevens bekeken uit zowel survey-, als registratie- en meldgegevens. Om in deze databronnen terecht te komen moeten incidenten worden herkend en benoemd als discriminatie. Ingegaan wordt op een aantal mechanismen dat het voor mensen lastiger of juist makkelijker maakt om discriminatie te herkennen, te benoemen en te melden. Uiteindelijk wordt door de bril van dit soort mechanismen naar maatschappelijke ontwikkelingen gekeken en wordt geprobeerd van daaruit iets te zeggen over de ontwikkelingen in ervaren discriminatie. LINK: https://www.scp.nl/dsresource?objectid=92724570-ed42-479c-830a-cbdab9583ad2&type=org TREFWOORDEN: Discriminatie Etnische minderheden Meldpunten Wetenschappen Klachtbehandeling CODE: 001.07 TITEL: Opvoeders van Shabab van nu : Ervaringen van ouders in Rotterdam AUTEUR(S): Beurden, S. van Haan, M. de Salhi, A. Adel Koutet, M. UITGAVE: Rotterdam / Utrecht : Stichting Attanmia / Universiteit Utrecht, 2017 SAMENVATTING: Verslag van de methodiek "Shabab (Jeugd) van Nu!" dat in Rotterdam is ontwikkeld door de stichting Attanmia in Rotterdam in samenwerking met de ouders. In deze methode ontvangen Marokkaanse moeders en vaders opvoedondersteuning gericht op vergroting van de eigen kracht van ouders en het sociale steunnetwerk. Hoofddoelen van de methodiek zijn een verbetering in opvoedvaardigheden, een verhoogde competentiebeleving en een uitbreiding van het sociale steunnetwerk. Tijdens een zestal trainingsbijeenkomsten ontvangen opvoeders opvoedingsondersteuning, zij leren om te gaan met de specifieke opvoedingssituatie waar zij mee te maken hebben. Tussen de bijeenkomsten gaan ouders aan de slag met oefeningen en worden zij gestimuleerd elkaar te ondersteunen en raad te plegen. Stichting Attanmia heeft de Universiteit

Utrecht gevraagd de werkbaarheid van de methode te onderzoeken. Dit verslag gaat in op de resultaten van dit onderzoek. De conclusie van het onderzoek is dat ouders na de training andere opvoedstrategieën gaan toepassen, reflectiever worden over hun opvoeding, meer opvoedvaardigheden hebben opgedaan, en meer bewust zijn geworden van wat er nodig is om te werken aan hun eigen opvoedcompetenties. Het onderzoek laat verder zien dat ouders zich na de training realiseren hoe zij hun netwerken kunnen inzetten om nieuwe competenties te verwerven. Vaders lijken een inhaalslag te maken als gevolg van de training ten opzichte van moeders. Werkzame factoren zoals geïdentificeerd in het onderzoek zijn onder meer: het dialogische karakter van de training, de laagdrempeligheid en de aansluiting bij de eigen cultuur en identiteit, naast het bewust maken van de netwerkmogelijkheden voor ouders. LINK: http://www.attanmia.nl/demo/wp-content/uploads/2017/02/Boek-Opvoeders-Shabab-van-Nu.pdf TREFWOORDEN: Opvoeding Rotterdam Etnische minderheden Marokkanen Hulpverlening CODE: 172.17 TITEL: Beperkt zicht : De rol van mediamakers in beeldvorming AUTEUR(S): Vaessen, J. UITGAVE: Amsterdam : Stichting WOMEN Inc., 2017 SAMENVATTING: Overzichtsstudie naar de beeldvorming en representatie van vrouwen in media. Dit overzicht is de compacte weerslag van een zestal studies verricht in opdracht van WOMEN Inc. door een aantal onafhankelijke organisaties . Deze overzichtsstudie naar representatie van vrouwen in media laat zien dat de representatie van vrouwen en etnische minderheden in de media sterk achterblijft. Uit literatuurstudie blijkt welke stereotypen over vrouwen en mannen, zwart en wit, oud en jong, onbewust dag in, dag uit herhaald worden. Ook in ons taalgebruik worden deze stereotypen bevestigd, toont het overzicht van linguistic bias aan. Deze clichés zijn zo sterk in de beeldbanken van onze hersenen geworteld dat we ze voor waar zijn gaan aannemen. Stereotiepe beeldvorming houdt sociale ongelijkheid in stand, blijkt uit de effectenstudie. In de peiling en de veldgesprekken komt naar voren hoe mediamakers hun rol hierin zien Uit gesprekken met mediaprofessionals komt naar voren dat velen van hen waarde hechten aan representatieve, niet-stereotiepe beeldvorming. Ze zien hierin voor zichzelf een rol weggelegd en willen veranderingen in gang zetten. Een deel van de mediamakers zet zich hier in de praktijk al actief voor in. Naast deze voorlopers zijn er ook mediamakers die het belang wel zien, maar niet goed weten hoe zij het moeten aanpakken. Ze zijn op zoek naar concrete voorbeelden en handelingsperspectieven. En er is een groep mediamakers die de urgentie en winst van een meer representatief beeld niet ziet. Daarom doet WOMEN Inc. voor al deze mediamakers een aantal aanbevelingen voor een inclusieve beeldvorming. Als het lukt om inclusieve beeldvorming tot norm te maken, dan plukken zowel de maatschappij als de media daar de vruchten van. LINK: https://www.womeninc.nl/Uploaded_files/DownloadLinks/beperkt-zicht-de-rol-van-mediamakers-in-beeldvorming.799def.pdf TREFWOORDEN: Berichtgeving Beeldvorming Geschreven pers Radio - televisie Audio-visuele media Etnische minderheden Vrouwen

CODE: 612.17 TITEL: Kroniek gelijke behandeling UIT: Nederlandse Tijdschrift voor de Mensenrechten. NJCM-Bulletin, Jaargang 41, No. 4, pp. 473-491, 2016 AUTEUR(S): Hofhuis, E.J.M. Swarte, A. UITGAVE: 2016 SAMENVATTING: Artikel. Deze kroniek beschrijft de ontwikkelingen in het gelijkebehandelingsrecht in 2015 en eerste helft van 2016. Ontwikkelingen worden beschreven aan de hand van oordelen van het College voor de Rechten van de Mens, relevante uitspraken van rechterlijke uitspraken en wijzigingen in de wetgeving en overheidsbeleid. De praktijk van het gelijkebehandelingsrecht weerspiegelt de maatschappij waarin wij leven. Op de belangrijke terreinen van de samenleving doen zich in het leven van alledag grote en kleine situaties voor van achterstelling en uitsluiting: op de arbeidsmarkt en bij de levering van goederen en diensten. Soms gaat het om kleine, min of meer op zichzelf staande kwesties. Maar vaker gaat het om kwesties waarachter een groter maatschappelijk probleem schuilgaat. In het oog springen klachten van mensen die zich gediscrimineerd voelen vanwege hun afkomst of vanwege het feit dat zij zwanger zijn. Deze klachten zijn signalen van een groter probleem: de positie van etnische minderheden en van vrouwen op de arbeidsmarkt. In vorige kronieken is dit ook aan bod geweest. Deze kroniek bouwt daarop voort. Centraal staan de ontwikkelingen ten aanzien van de gronden ras, godsdienst, geslacht, homoseksuele gerichtheid, handicap/ chronische ziekte en leeftijd over het jaar 2015 en de eerste helft van 2016. Daarbij is ervoor gekozen in het bijzonder aandacht te besteden aan de oordelen van het College voor de Rechten van de Mens (het College) en de rechterlijke uitspraken waarin de grenzen van de gelijkebehandelingswetgeving worden geduid. Het gaat hierbij om vragen als: wie kunnen er bescherming ontlenen aan de gelijkebehandelingswetgeving, wanneer is sprake van een 'dienst' in de zin van de Algemene wet gelijke behandeling AWGB en welke beoordelingsruimte biedt de gelijkebehandelingswetgeving als rechten botsen? Conclusie: Het gelijkebehandelingsrecht is geen rustig bezit. Opnbelangrijke maatschappelijke terreinen is discriminatie een hardnekkig probleem. Afkomst en leeftijd blijken nog steeds een obstakel te zijn bij de toegang tot werk. Ook discriminatie vanwege zwangerschap doet zich onverminderd voor, met ernstige consequenties voor de arbeidsparticipatie van vrouwen. Veel van de klachten over de grond handicap of chronische ziekte hebben betrekking op het terrein van onderwijs. Het is noodzakelijk dat onderwijsinstellingen zorgvuldig kijken naar de mogelijkheden om leerlingen met een handicap of chronische ziekte gelijkwaardig aan het onderwijs te laten deelnemen. Ook op andere terreinen van het maatschappelijk leven ervaren personen met een handicap of chronische ziekte discriminatie. Met de ratificatie van het VN-Verdrag handicap is de WGBH/CZ uitgebreid naar het brede terrein van goederen en diensten, waarmee een belangrijke stap is gezet naar een meer inclusieve samenleving. LINK: http://zoekservice.mensenrechten.nl/StippWebDLL/Resources/Handlers/DownloadBestand.ashx?id=3296 TREFWOORDEN: Gelijke behandeling Discriminatie Rechtspraak Antidiscriminatiebeleid Discriminatiebestrijding CODE: 353.16

TITEL: Inburgering : Eerste resultaten van de Wet inburgering 2013 UITGAVE: Den Haag : Algemene Rekenkamer, 2017 SAMENVATTING: Dit onderzoeksrapport presenteert de eerste resultaten van de Wet inburgering 2013. Uitgangspunt van deze wet is dat de inburgeraar zelf verantwoordelijk is voor zijn inburgeringstraject. Bovendien streeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) met de wet een bezuiniging na van structureel 333 miljoen euro vanaf 2014. Gegevens zijn verzameld middels het raadplegen van openbare als niet-openbare stukken en interviews met verschillende deskundigen en actoren in het veld. Daarnaast zijn gegevens van DUO over alle inburgeraars onder de Wi2007 en de Wi2013 geanalyseerd die zijn opgenomen in het Informatiesysteem Inburgering (ISI). Tot slot is een casusonderzoek uitgevoerd waarvoor in totaal 38 inburgeraars zijn geïnterviewd. Geconcludeerd wordt dat de resultaten van het inburgeringsbeleid van het kabinet achterblijven bij de verwachtingen. De Wet inburgering 2013 levert vooralsnog de helft minder geslaagden op dan onder de vorige wet uit 2007. Het aantal inburgeraars dat een hoger dan verplicht examenniveau behaalt is drastisch teruggelopen. Dit kan de kans op opleiding of werk negatief beïnvloeden. De Wet inburgering 2013 was niet goed onderbouwd. Mede door bezuinigingen is de sleutelrol van gemeenten grotendeels verdwenen. Met name asielmigranten blijken moeite te hebben met het uitgangspunt dat zij zelf verantwoordelijk zijn om te voldoen aan de inburgeringsplicht. Niet voldoen aan die plicht kan bestraft worden. Het verblijfsrecht ontzeggen is hiervoor nog niet toegepast, of boetes helpen is niet duidelijk. De eigen verantwoordelijkheid als basis van het inburgeringsbeleid is vooraf niet goed onderbouwd en werkt onvoldoende in de praktijk. Het merendeel van de inburgeraars heeft ondersteuning nodig bij de start van een inburgeringstraject. Beperkingen in de informatievoorziening aan inburgeraars versterken dit. LINK: http://www.rekenkamer.nl/dsresource?objectid=25185&type=org TREFWOORDEN: Inburgering Etnische minderheden Vreemdelingen Minderhedenbeleid Vreemdelingenbeleid CODE: 327.17 TITEL: Discriminatie melden bij de politie? : een onderzoek naar de meldingsbereidheid van slachtoffers van moslimdiscriminatie AUTEUR(S): Ens, A.A UITGAVE: Den Haag : Nationale Politie, Eenheid Den Haag, 2016 SAMENVATTING: In dit onderzoek wordt onderzocht welke barrières islamitische slachtoffers van discriminatie ervan weerhouden zich bij de politie te melden en wat de politie kan doen om deze barrières weg te nemen. Hierbij worden barrières volgens Goudriaans socio-ecologisch model van meldingsbereidheid gedefinieerd als determinanten in de kostenbaten analyse en normatieve afweging van slachtoffers . Middels diepte- en groepsinterviews zijn 43 moslims geïnterviewd die op basis van hun geloof slachtoffer geworden zijn van een uitings- of uitsluitingsdelict dan wel van fysiek geweld, maar die zich niet bij de politie hebben gemeld. De informatie die uit deze interviews naar voren kwam is in een expertmeeting aangevuld en geduid door deskundigen op het gebied van (moslim)discriminatie. Uit de resultaten blijkt dat slachtoffers om diverse redenen verwachten dat melden geen baten oplevert. De belangrijkste hiervan is dat men verwacht dat de politie de melding zal ontmoedigen of weigeren, of de zaak niet zal onderzoeken . Daarnaast worden weinig baten verwacht omdat discriminatie slecht bewijsbaar zou zijn, het fenomeen zich niet laat stoppen door de politie en slachtoffers

reeds baten halen uit eigen interventies. Daar staat tegenover dat melden slachtoffers ook iets kost. Zo is het pijnlijk om discriminatie te herleven, wordt melden als tijdrovend gezien en vinden slachtoffers het intimiderend om zich kwetsbaar op te stellen tegenover politieagenten. Bovendien zijn slachtoffers bang dat een melding leidt tot negatieve gevolgen zoals ontslag of schorsing en vreest men dat het stereotype van melders als kleinzerige klagers hen ook in de toekomst zal belemmeren. Tot slot zeggen deskundigen dat steeds meer moslims de registratie van geloofs- en persoonsgegevens wantrouwen, omdat zij het gevoel hebben dat zij zich daarmee tot potentieel doelwit maken van de overheid en diens focus op radicalisering. Tegelijkertijd spelen normatieve afwegingen een rol. Zo raken slachtoffers gewend aan discriminatie en proberen zij zich door berusting zo min mogelijk te laten beïnvloeden door incidenten. Anderen escaleren conflicten niet omdat zij vanuit hun geloof vergevingsgezind proberen te zijn. Ten aanzien van de politie geldt dat deze vooral geassocieerd wordt met vermogens- en geweldsdelicten en slecht in beeld is als instantie waar discriminatie gemeld kan worden. Bovendien zien sommige slachtoffers de politie niet als neutrale organisatie en vermijden zij het contact omdat zij vinden dat politieagenten zelf discrimineren. Om meer meldingen te ontvangen zou de politie volgens slachtoffers en deskundigen het opnemen en afhandelen van meldingen moeten verbeteren. Daarnaast kan zij helpen om het meldingsbewustzijn binnen de gemeenschap te stimuleren door mediacampagnes en voorlichtingsavonden te organiseren. Ook ziet men een belangrijke rol weggelegd voor de wijkagent, als benaderbaar en vertrouwd gezicht in de directe omgeving van slachtoffers. Tot slot willen slachtoffers dat de politie fenomenen als etnisch profileren en discriminatie op de werkvloer onderkent en aanpakt. Geconcludeerd wordt dat de redenen van islamitische slachtoffers om discriminatie niet te melden in hoofdlijnen overeenkomen met onderzoeken binnen andere bevolkingsgroepen. Wel worden vaker gedragingen van de politie benoemd als barrière en is het mogelijk om barrières die in eerder onderzoek oppervlakkig uitgewerkt worden nader te duiden. De aanbevelingen van dit onderzoek richten zich op het verbeteren van de intake en afhandeling van discriminatiezaken door de politie, het vergroten van meldingsbewustzijn onder moslimsg en het investeren in vertrouwen tussen de moslimgemeenschap en de politie. LINK: http://www.nikthemadag.nl/doc/69/NIK_69-7.pdf TREFWOORDEN: Discriminatie Politie-optreden Klachtbehandeling Etnische minderheden Islamofobie Meldpunten CODE: 361.16 TITEL: Handreiking Veilige Moskee UITGAVE: Den Haag : Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) / Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) - Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2016 SAMENVATTING: Deze handreiking bevat aanknopingspunten voor moskeeën, gemeenten en de politie om de veiligheid van moskeeën verder te verbeteren. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid NCTV en het ministerie van SZW hebben hier afgelopen maanden aan gewerkt in samenwerking met de politie, een aantal gemeenten en vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap. De handreiking sluit aan op de huidige veiligheidssituatie. De handreiking beschrijft de aard en omvang van incidenten rond moskeeën, en de rollen van de diverse betrokkenen.

Ook staan er tips en aanbevelingen in, opgedeeld in drie fasen: de fase vóór een mogelijk incident, de fase van een incident, en de nafase. De handreiking is als volgt opgebouwd: allereerst worden de aard en omvang van het probleem geschetst. Dan worden de rollen van de diverse betrokkenen kort beschreven. Daarna volgen hoofdstukken met tips en aanbevelingen, opgedeeld in drie fasen: de fase vóór een mogelijk incident (preventie), de incidentfase en tot slot de nafase. De bijlage gaat in op de verschillende gronden waarop moskee-incidenten strafbaar kunnen zijn LINK: https://www.nctv.nl/binaries/Handreiking%20Veilige%20Moskee_WEB-DEF_tcm31-243422.pdf TREFWOORDEN: Gemeentelijke overheid Geweld Geweldpreventie Moskeeën Islamofobie CODE: 043.16 TITEL: Moskeemannetjes : 2Doc (08-11-2016) AUTEUR(S): Schaap, K. UITGAVE: Hilversum : VARA, 2016 SAMENVATTING: Deze documentaire gaat over een groep moslims van de nieuwe Marokkaanse moskee in Roosendaal. Zij proberen een brug te bouwen naar de Nederlandse samenleving met een baanbrekend plan: moslims moeten niet afwachten, maar zelf een brug bouwen naar de Nederlandse samenleving. Onvermoeibaar komen ze met het ene na het andere initiatief. Maar het zit ze niet mee. Veel Nederlandse buurtbewoners zijn wantrouwig. En als er, na de aanslagen in Parijs, een poging wordt gedaan om de moskee in de brand te steken, is de wanhoop nabij. De documentairemaker Kees Schaap volgde de groep vrijwilligers anderhalf jaar en maakte deze documentaire. LINK: http://www.npo.nl/2doc/08-11-2016/VARA_101381347 TREFWOORDEN: Noord-Brabant Moskeeën Islam Participatie Etnische minderheden Islamofobie Relatieverbetering (groepen) CODE: 102.16 TITEL: Voorstel van wet van het lid Karabulut tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een verdringingstoets (Wet verdringingstoets) : Tekst en Memorie van toelichting UITGAVE: Den Haag : Tweede Kamer der Staten-Generaal, 2016 SAMENVATTING: Memorie van toelichting en wettekst (d.d. 3 mei 2016 zoals gewijzigd naar aanleiding van het Advies Afdeling advisering Raad van State) van het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamer-leden Karabulut tot wijziging van de participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een verdringingstoets. Steeds vaker dienen zich gevallen aan van verdringing van betaalde arbeid door onbetaalde werknemers. Mensen met een bijstandsuitkering moeten in het kader van hun re-integratie werkzaamheden verrichten die voorheen werden gedaan door mensen die volgens een cao werden betaald. Pas afgestudeerde jongeren zoeken steeds vaker een onbetaalde «werkervaringsplek», waar ze dezelfde werkzaamheden verrichten als hun betaalde collega's. Doel van dit westsvoorstel is het tegengaan van ongewenste verdringing op de arbeidsmarkt door het introduceren van een verdringingstoets. Met deze toets worden mensen

met een bijstandsuitkering meer kansen geboden op een betaalde baan en worden werknemers in loondienst en zelfstandigen zonder personeel beschermd tegen oneerlijke concurrentie door onbetaalde of laagbetaalde krachten. Door het invoeren van een toets op verdringing, die moet worden uitgevoerd voordat de overheid afspraken maakt met een instelling, bedrijf of andere organisatie over de inzet van mensen met een uitkering, wordt voorkomen dat deze werkzaamheden tot verdringing van betaalde arbeid leiden. Dit betekent ook dat dit verplichtingen voor de uitkeringsgerechtigden met zich meebrengt. Als een gemeente voor werkgelegenheid in de vorm van algemeen geaccepteerde arbeid zorgt die conform de cao-afspraken wordt beloond, dient de uitkeringsgerechtigde dit werk te accepteren. LINK: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34325-5.pdf LINK: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34325-6.pdf TREFWOORDEN: Personeelsbeleid Sociale zekerheid Arbeid - Werkgelegenheid Werkgelegenheidsbevordering Gehandicapten CODE: 401.16 TITEL: Burgerschap op school : Een beschrijving van burgerschapsonderwijs en de maatschappelijke stage UITGAVE: Utrecht : Inspectie van het onderwijs, 2016 SAMENVATTING: Onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar burgerschapsonderwijs en de maatschappelijke stage. Het is gebaseerd op een vragenlijstonderzoek op 200 scholen en evaluaties van inspecteurs op 67 scholen (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs). In 2005 besloten kabinet en parlement de vraag aan het onderwijs om bij te dragen aan de bevordering van het 'actief burgerschap en de sociale integratie' van leerlingen als opdracht in de wet vast te leggen. In de sectorwetten voor het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs werd de volgende bepaling opgenomen: "Het onderwijs:a. gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving,b. is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, enc. is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten". Als instrument voor bevordering van burgerschap werd in het voortgezet onderwijs in schooljaar 2011/12 ook de maatschappelijke stage ingevoerd. Doel daarvan was leerlingen via vrijwilligerswerk kennis te laten maken met de samenleving en daaraan een bijdrage te leveren. Vanaf schooljaar 2015/16 is de wettelijke verplichting vervallen en staat het scholen vrij de maatschappelijke stage al dan niet in het programma op te nemen. De centrale vragen in dit onderzoek zijn tegen deze achtergrond bepaald: In hoeverre geven scholen invulling aan bevordering van burgerschap? In hoeverre wordt daarbij in het voortgezet onderwijs gebruik gemaakt van de maatschappelijke stage? De inspectie constateert ook dat het nodig is dat het burgerschapsonderwijs op veel scholen verbetert. Geconcludeerd wordt dat bijna alle scholen in Nederland in hun onderwijs aandacht besteden aan burgerschap. Daarmee doen ze wat de wet hun voorschrijft. Scholen besteden namelijk wel aandacht aan burgerschap, maar ze doen dat over het algemeen weinig doelgericht : de activiteiten vertonen weinig verband; er is geen planmatige aanpak; scholen formuleren niet wat ze leerlingen willen leren; scholen hebben ook maar weinig zicht op wat leerlingen leren.Hiermee is het erg afhankelijk van de individuele leraar hoe het onderwijs is ingericht, en blijven er kansen liggen. De inspectie constateert al langere tijd dat het niet goed gaat met het

burgerschapsonderwijs, en bepleit maatregelen voor verbetering. Daarbij is een gezamenlijke aanpak nodig. Leraren geven invulling aan het onderwijs, en zouden samen moeten bepalen hoe de school burgerschapsonderwijs inricht. Daarbij is nodig dat ze de leerdoelen vertalen in activiteiten en ervoor zorgen dat die op elkaar aansluiten. Hierbij is het belangrijk dat leraren hun leerlingen kennen en dat ze nagaan of zij leren wat de school wil bereiken. Schoolleiders en bestuurders moeten laten zien dat ze burgerschap belangrijk vinden, en hiervoor concrete en duidelijk doelen opstellen. De leraren moeten voldoende tijd een middelen krijgen en de prestaties moeten schoolbreed in beeld gebracht worden. Belangrijk is ook dat de overheid voor goede randvoorwaarden zorgt. Ondersteuning, duidelijke verwachtingen en vertrouwen zijn essentieel. Helder geformuleerde doelen in wet- en regelgeving kunnen helpen hierbij, waarbij duidelijk is wat de verplichte kern is en wat behoort tot de vrije ruimte. Niet minder belangrijk is steun, zoals ondersteuning van schoolontwikkeling, en ontwikkeling van aanpakken, instrumenten voor evaluatie en kennis. LINK: https://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/onderwijsinspectie/documenten/rapporten/2017/02/07/burgerschap-op-school/Themarapport_burgerschap_en_maatschappelijke_stage.pdf TREFWOORDEN: Burgerschap VO - Voortgezet onderwijs Basisonderwijs (Primair-) ICO - Intercultureel onderwijs Leerprogramma NL CODE: 732.16 TITEL: Evaluatie Landelijk overleg minderhedenbeleid : Onderzoek doelmatigheid en doeltreffendheid van het LOM-beleid AUTEUR(S): Kasem, A. Jong, J. de Büller, N. UITGAVE: Amsterdam : Van de Bunt Adviseurs, 2016 SAMENVATTING: Evaluatie-onderzoek naar het Landelijk overleg minderhedenbeleid (LOM-beleid) in de periode 2005-2014. Het LOM was van 1997 tot 2015 de wettelijke overlegstructuur waarin de erkende inspraakorganen van etnische minderheidsgroepen in Nederland overleg voerden met het kabinet over relevante beleidskwesties en maatschappelijke ontwikkelingen.Het was gebaseerd op de Wet Overleg Minderhdenbeleid die 2013 werd ingetrokken. In 2014 met de laatste jaarlijkse subsidie kwam het LOM-beleid geheel tot een einde kwam. Het doel van het LOM-beleid was om meer kansrijk beleid te voeren ten aanzien van minderheidsgroepen en om minderheidsgroepen een sterkere positie te geven om invloed te hebben op beleid. Met dat doel is een overleg tussen de coördinerend bewindspersoon en inspraakorganen in het leven geroepen. Dit overleg diende minstens driemaal per jaar plaats te hebben en behoorde vier vitale functies te vervullen: de antennefunctie (het overleg geeft relevante signalen af over de opvattingen en ontwikkelingen binnen minderhedengemeenschappen), de kwaliteitsfunctie (door de dialoog kunnen minderheden het kabinet wijzen op hiaten of onvoorziene effecten in het (voorgenomen) beleid), een functie in de verbreding van het maatschappelijk draagvlak van het gevoerde beleid en de kanaliseringsfunctie (zodat bij oplopende of dreigende spanningen het kabinet in staat is om snel in dialoog te treden met minderheden). Onderzoek geconcludeert dat het LOM-beleid de overheid in staat stelde om meer kansrijk beleid te voeren ten aanzien van minderheden en de minderheidsgroepen een sterkere positie gaf om invloed te hebben op het beleid. Waarmee kan worden vastgesteld dat het LOM-beleid doeltreffend was. Eveneens wordt geconcludeerd

dat de vier vitale functies van het overleg zijn vervuld. Deze conclusie wordt ondersteund door de thema's die bij de LOM-overleggen aan bod kwamen, door de nauwe samenwerking tussen de overheid en de inspraakorganen bij oplopende spanningen en door de activiteiten die de inspraakorganen - niet zelden in nauwe samenwerking met en in opdracht van de overheid - ontplooiden. LINK: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/01/30/beleidsdoorlichting-integratie-en-maatschappelijke-samenhang TREFWOORDEN: Migrantenorganisaties Etnische minderheden Landelijke overheid Etnische minderheden Minderhedenbeleid CODE: 322.17 TITEL: Synthesestudie beleidsdoorlichting integratiebeleid AUTEUR(S): Klaver, J. Odé, A. Smit, W. Witkamp, B. UITGAVE: Amsterdam : Regioplan, 2017 SAMENVATTING: Onderzoek naar het doelbereik, de doeltreffendheid en doelmatigheid van het integratiebeleid (beleidsartikel 13 begroting SZW) in de periode 2000-2015. De algemene doelstelling van het beleidsartikel luidt: 'De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migrantenachtergrond.' Deze studie geeft een beeld van de ontwikkelingen op een aantal belangrijke domeinen van integratie in deze periode, te weten arbeid, onderwijs, criminaliteit en maatschappelijke samenhang. Daarnaast wordt aan de hand van vijf verdiepingsthema's - inburgering, re-migratie, antidiscriminatiebeleid, beleid ten aanzien van voortijdig schoolverlaten en het gemeentelijk re-integratiebeleid - specifiek ingegaan op de vraag naar doelbereik, doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid.Met betrekking tot het antidiscriminatiebeleid wordt geconcludeerd dat de opbrengsten van het gevoerde beleid in Nederland zijn niet of nauwelijks onderzocht. Ten aanzien van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde antidiscriminatiebeleid zijn echter geen gegevens beschikbaar .Niettemin laat onderzoek zien dat ervaren discriminatie onder de grootste vier migrantengroepen sinds 2006 alleen maar is toegenomen. Met betrekking tot het re-integratiebeleid.Ten aanzien van het doelbereik van het integratiebeleid worden de volgende conclusies getrokken: . De ontwikkelingen ten aanzien van de arbeidsmarktpositie van niet-westerse migranten zijn niet positief. Niet -westerse migranten hebben een lagere participatiegraad en een hogere werkloosheid en de verschillen met de autochtone bevolking zijn de afgelopen jaren niet kleiner geworden. Met name de arbeidsmarktpositie van de tweede generatie is zorgelijk.; .Ten aanzien van onderwijs zijn duidelijk positieve ontwikkelingen te signaleren. Niet-westerse migranten presteren in het onderwijs weliswaar nog niet hetzelfde als autochtone leerlingen, maar er is sprake van een snelle inhaalrace. Rekening houdend met verschillen in achtergrondkenmerken presteren niet-westerse migranten in het po en vo inmiddels even goed als autochtone leerlingen. De ontwikkelingen ten aanzien van de (over)vertegenwoordiging in verdachtenstatistieken laten eveneens positieve ontwikkelingen zien. Het verschil tussen niet-westerse migranten en de autochtone bevolking neemt sinds 2007 gestaag af. Er is weliswaar nog geen sprake van evenredigheid maar er is wel een positieve ontwikkeling richting evenredigheid te signaleren. . . Ten aanzien van de maatschappelijke samenhang

is het tot slot lastig om een eenduidige conclusie te trekken. De sociaal -culturele integratie lijkt weliswaar langzaam maar gestaag voort te schrijden; er is meer interetnisch contact, de identificatie met alleen de eigen groep lijkt af te nemen en waarden-oriëntaties groeien meer naar elkaar toe. Ook positief is dat ondanks de vaak heftige publieke discussies in de laatste jaren over integratie van niet-westerse migranten, er bij de autochtone bevolking geen sprake lijkt te zijn van een verslechterde beeldvorming van migrantengroepen en toenemende weerstand ten aanzien van de aanwezigheid van migranten. Tegelijkertijd ervaren zowel autochtone Nederlanders als migrantengroepen wel enige mate van interetnische spanningen, en leeft ook de verwachting dat deze mogelijk toe kunnen gaan nemen in de toekomst. Zorgelijk is bovendien de positie van de tweede generatie; ondanks dat zij in Nederland zijn geboren, zijn zij zich minder thuis gaan voelen in Nederland. LINK: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2017/01/30/synthesestudie-beleidsdoorlichting-integratiebeleid-regioplan/synthesestudie-beleidsdoorlichting-integratiebeleid-egioplan.pdf TREFWOORDEN: Etnische minderheden Minderhedenbeleid Interetnische verhoudingen Criminaliteit Inburgering Landelijke overheid Discriminatie Antidiscriminatiebeleid Antidiscriminatiebeleid CODE: 322.17 TITEL: Beleidsdoorlichting artikel 13, Integratie en Maatschappelijke Samenhang UITGAVE: Den Haag : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2017 SAMENVATTING: Brief (d.d. 30 januari 2017) waarin de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer informeert over de evaluatie van het integratiebeleid zoals dat werd uitgevoerd onder artikel 13 van de begroting van het ministerie van SZW. Twee studies zijn De algemene doelstelling van het beleidsartikel luidt: 'De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migrantenachtergrond.' De beleidsdoorlichting uitgevoerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en Regioplan. Het SCP heeft een grootschalig survey (Survey Integratie Migranten 2015, of kortweg: SIM2015) uitgevoerd dat een cruciale bron voor de verdiepende studie "Integratie in zicht?" die het SCP in 2016 heeft uitgegeven. Regioplan heeft ten behoeve van de beleidsdoorlichting van artikel 13 een synthesestudie uitgevoerd "Synthesestudie beleidsdoorlichting integratiebeleid". Dit onderzoek gaat in op het doelbereik, de doeltreffendheid en doelmatigheid van het integratiebeleid in de periode 2000-2015. In deze brief geeft de minister zijn appreciatie van deze studies en geeft ook weer wat zijn conclusies over de onderzoeksbevindingen inhouden voor het integratiebeleid. Als bijlagen bij deze brief is het oordeel van de onafhankelijk deskundige (dr. P.W.A. Scholten, Erasmus Universiteit Rotterdam) opgenomen. Scholten zegt: "De beleidsdoorlichting is door de onderzoekers, in consultatie met de klankbordgroep, op een realistische wijze opgezet en effectief geïmplementeerd. Een belangrijke moeilijkheid bij deze beleidsdoorlichting was het ontbreken van een omvattende en consistente beleidstheorie ten aanzien van art. 13 van SZW.". Er zijn belangrijke wijzigingen geweest in de beleidsdoelstellingen van het integratiebeleid. Ook

zijn de beleidsdoelstellingen zeer gefragmenteerd geraakt, en vaak verspreid over meerdere beleidsvelden. Dit bemoeilijkt een evaluatie van 'integratiebeleid' onder puur art. 13 van het Ministerie van SZW, aangezien een aanzienlijk deel van het integratiebeleid onder begrotingsartikelen van andere ministeries valt. LINK: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2017/01/30/beleidsdoorlichting-integratie-en-maatschappelijke-samenhang/beleidsdoorlichting-integratie-en-maatschappelijke-samenhang.pdf LINK: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2017/01/30/eindoordeel-beleidsdoorlichting-art-13-integratie-en-maatschappelijke-samenhang/eindoordeel-beleidsdoorlichting-art-13-integratie-en-maatschappelijke-samenhang.pdf TREFWOORDEN: Antidiscriminatiebeleid Etnische minderheden Landelijke overheid Minderhedenbeleid Inburgering Nederland CODE: 322.17 TITEL: Rapportage Integratie op school: Meningen, observaties en ideeën vanuit het onderwijs AUTEUR(S): Grinsven, V. van Woud, L. van der Elphick , E. UITGAVE: Utrecht : DUO Onderwijsonderzoek , 2017 SAMENVATTING: Onderzoek hoe men in het onderwijs denkt over integratie van etnische minderheden of de kinderen met een migratieachtergrond. Het onderzoek is in oktober 2016 door middel van een vragenlijst onder 2.203 schoolleiders en leraren in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. H Doelsstellingen van het onderzoek zijn: 1. Achterhalen in hoeverre schoolleiders/directeuren en leraren in het basis- en voortgezet onderwijs het beeld van 'de mislukte integratie en de toenemende segregatie in de samenleving' op de eigen school herkennen.; 2. Achterhalen wat schoolleiders/directeuren en leraren in het basis- en voortgezet onderwijs die het beeld bij leerlingen op de eigen school herkennen, als de belangrijkste oorzaken zien van de mislukte integratie en de toenemende segregatie op de eigen school.; 3. Achterhalen welke partijen volgens de schoolleiders en de leraren in het basis- en voortgezet onderwijs die het beeld bij leerlingen op de eigen school herkennen, iets moeten doen aan de toenemende segregatie op de eigen school.; 4. Achterhalen welke ideeën schoolleiders en leraren hebben om de toenemende segregatie op de eigen school en/of op scholen in het algemeen tegen te gaan. Het beeld dat vaak in de media wordt geschetst over 'de mislukte integratie en toenemende segregatie in de samenleving' wordt door veel scholen herkend. In het voortgezet onderwijs (VO) geeft 40% van de schoolleiders en 39% van de leraren aan dit beeld bij hun eigen leerlingen te herkennen. Ruim een kwart van de schoolleiders en leraren werkzaam in het basisonderwijs (PO: 28% en 26%) herkent dit beeld bij hun eigen leerlingen. In de vier grote steden wordt dit beeld door meer dan de helft van de schoolleiders en leraren herkend. Verder blijkt dat een ruime meerderheid van de ondervraagden (PO 66%, VO 70%) de toenemende segregatie in de samenleving als een grote zorg ziet. Verder blijkt uit het onderzoek dat de betreffende schoolleiders en leraren verschillen tussen westerse en niet -westerse waarden en normen zien als de belangrijkste oorzaak van de toenemende

segregatie op de eigen school (PO 62%, VO 57%). Andere veelgenoemde oorzaken van de toenemende segregatie op de eigen school zijn volgens hen: - De 'onwil' om te integreren (vast willen houden aan eigen waarden en normen) (PO 43%, VO 44%). Verschillen in maatschappelijke status (PO 40%, VO 45%). De rol van religie (PO 43%, VO 39%). Het merendeel van de betreffende schoolleiders en leraren (PO 58%, VO 58%) vindt dat het vooral een taak is van de ouders van kinderen van allochtone afkomst om iets te doen aan de mislukte integratie/de toenemende segregatie op hun school. Ook worden de politiek (PO 40%, VO 46%), ouders van kinderen van autochtone afkomst (PO 39%, VO 38%) en de school zelf (PO 44%, VO 30%) veel genoemd als partijen die er volgens de ondervraagden iets aan moeten doen. Veelgenoemde ideeën vanuit de scholen om de toenemende segregatie op de eigen school tegen te gaan: . In gesprek blijven met elkaar en met de leerlingen.; De ouders van leerlingen meer betrekken bij het onderwijs. . In gesprek blijven met elkaar en met de leerlingen.; De ouders van leerlingen meer betrekken bij het onderwijs. - Aandacht blijven besteden aan de verschillen in elkaars opvattingen, normen en waarden. Blijven praten over en werken aan verdraagzaamheid en respect. - (Nog) meer aandacht besteden aan voldoende beheersing van de Nederlandse taal t.b.v. vergroting van wederzijds begrip.; Meer projecten op school waarin leerlingen met verschillende achtergronden samenwerken. (Veel) meer aandacht besteden aan de positieve kanten van verschillend zijn. 4% en 11% van alle ondervraagde schoolleiders en leraren in respectievelijk het basis- en voortgezet onderwijs geeft aan dat op hun school bepaalde onderwerpen niet meer met de leerlingen kunnen worden besproken als gevolg van de toegenomen segregatie op school. De onderwerpen die in dat kader genoemd worden, zijn: Seksuele voorlichting/homoseksualiteit, zaken betreffende religie/geloof (met nadruk op islamisering, IS), terrorisme, Zwate Piet, slavernij (naar aanleiding van Sinterklaas en Zwarte Pieten), politieke situaties in bepaalde landen (Turkije, Rusland). LINK: http://www.duo-onderwijsonderzoek.nl/wp-content/uploads/2017/01/Rapportage-Integratie-op-school-1-februari-2017.pdf REFWOORDEN: VO - Voortgezet onderwijs Leerkrachten Basisonderwijs (Primair-) Etnische minderheden Publieke opinie Interetnische verhoudingen CODE: 745.16 TITEL: Mooi, mooier Middelland : Bewoners, ondernemers en gemeente bundelen krachten in co creatie AUTEUR(S): Desmet, E. UITGAVE: Rotterdam : Trichis, 2016 SAMENVATTING: Boekje over het programma "Mooi, mooier Middelland". Dit programma is een experiment waarbij bewoners, ondernemers en gemeente hun krachten bundelen om de Rotterdamse wijk Middelland in Deldshaven beter, veiliger en mooier te maken . Kwartiermakers (bewoner of ondernemers van Middelland, ambtenaren) werkten in werkgroepen aan ideeën en plannen, waarbij alle Middellanders werden uitgedaagd mee te denken. In co-creatie is het programma ontstaan. Het geeft aan waar ze met elkaar de komende jaren in willen investeren, met de initiatieven van bewoners en ondernemers als uitgangspunt. In dit boekje wordt het proces en het programma beschreven staat. Met een voorwoord van burgemeester Aboutaleb; de aanjager van het experiment. Foto's van bewonersinitiatieven en de werkgroepen en tekeningen van de wijk (gemaakt door een bewoner) verduidelijken het programma. Voor het programma "Mooi, mooier Middelland" heeft de gemeente een

bedrag van € 7 miljoen gereserveerd voor 2016, 2017 en 2018. LINK: https://drive.google.com/file/d/0BxPyoD29AK7rM1pKSWs5Y3JqTFE/view TREFWOORDEN: Rotterdam Buurtbeheer - soc. vernieuwing Wijken Overheidsbeleid Gemeentelijke overheid CODE: 532.16 TITEL: Van oost naar west : Poolse, Bulgaarse en Roemeense kinderen in Nederland: ouders over de leefsituatie van hun kinderen AUTEUR(S): Vogels, R. Roos, S. de Bucx, F. UITGAVE: Den Haag : Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) , 2017 SAMENVATTING: Onderzoek naar hoe Poolse, Bulgaarse en Roemeense ouders denken over het leven van hun kinderen in Nederland. Met dit onderzoek is kennis verzameld over in de BRP (Basisregistratie Personen) geregistreerde kinderen van 0-17 jaar die na de uitbreiding van de Europese Unie (met Polen op 1 januari 2004 en met Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007) in Nederland zijn komen wonen (of zijn geboren). Van de groepen uit Midden- en Oost-Europa is het aantal kinderen uit deze drie herkomstlanden het grootst. Er stonden ten tijde van het onderzoek in 2015 30 .000 kinderen van 0-17 jaar van Poolse herkomst in Nederland geregistreerd, naast 5300 Bulgaarse kinderen en 4700 Roemeense kinderen. Er zijn ook veel migranten in Nederland die zich niet inschrijven in de BRP. Zij maken geen deel uit van dit onderzoek. In dit kwantitatieve onderzoek is ouders gevraagd om een enquête in te vullen over hun eigen achtergrond en over het leven van hun kinderen. Ouders kregen leeftijdsspecifieke vragen voorgelegd (over kinderen van 0-3 jaar, 4-11 jaar en 12-17 jaar) over onder andere opvoeding, schoolbeleving, sociale contacten, welbevinden en gezondheid. In totaal heeft 44,4% van de benaderde ouders meegedaan aan de enquête; 444 ouders van Poolse, 328 ouders van Bulgaarse en 436 ouders van Roemeense kinderen. Geconcludeerd wordt dat Poolse, Bulgaarse en Roemeense kinderen vinden dat het goed gaat met hun kind. De kinderen voelen zich volgens hun ouders thuis in Nederland, hebben veel vrienden en gaan graag naar school. Ook de gezondheid van hun kinderen vinden zij overwegend goed. Ouders zijn positief over gebruik van en waardering voor voorzieningen als kinderopvang, school en gezondheidszorg. In vergelijking met autochtoon-Nederlandse leeftijdgenootjes hebben kinderen uit de drie herkomstgroepen echter vaker overgewicht, zijn ze minder vaak lid van een sportclub en hebben ze minder vaak zwemles (gehad). De kinderen vertonen volgens hun ouders weinig probleemgedrag, maar Poolse kinderen tonen dit iets vaker dan Bulgaarse en Roemeense kinderen: jonge Poolse kinderen luisteren slechter naar hun ouders, vinden zij, en Poolse tieners spijbelen, roken en blowen vaker. LINK: https://www.scp.nl/dsresource?objectid=ca880507-ccd9-48d9-bff2-6a95b1fefd45&type=org TREFWOORDEN: Etnische minderheden Oost-Europeanen Leefsituatie Schoolloopbaan Kinderen Opvoeding Jongeren CODE: 174.17

TITEL: Kinderen in tel Databoek 2016 : Het leven en de ontwikkeling van kinderen tussen 2013 en 2015 REDACTERNAAM: Tierolf, B. Gilsing, R. Steketee, M. UITGAVE: Utrecht : Verwey-Jonker Instituut, 2017 SAMENVATTING: Achtste editie van het "Kinderen in tel Databoek". Dit boek bundelt gegevens op gemeentelijk en provinciaal niveau en op wijkniveau over het welzijn van kinderen en jongeren in Nederland. Het komt uit sinds 2006. Eerst elk jaar, na 2010 tweejaarlijks. De informatie in dit databoek biedt een basis voor een vergelijking tussen wijken, gemeenten en provincies. De gegevens zijn verzameld voor elf indicatoren die gebaseerd zijn op het VN-Kinderrechtenverdrag. Deze achtste editie bevat de gegevens over 2013, 2014 en 2015 en is uitgebreider dan de vorige databoeken. Er is nu ook informatie in opgenomen over sportparticipatie, deelname aan speciaal onderwijs, eenoudergezinnen en het gebruik van jeugdhulp. Deze editie toont aan dat een aantal negatieve trends van de afgelopen jaren doorzet. Het aantal kinderen dat in armoede leeft is gestegen, In sommige gemeenten waaronder Rotterdam, Heerlen, Amsterdam, Groningen en Den Haag groeit meer dan twaalf procent van de kinderen onder de 18 jaar op in armoede. In de top-tien van gemeenten waar armoede het sterkst gestegen is, staan vier gemeenten uit de provincie Groningen. Opmerkelijk is dat er naast de landelijke tweedeling ook binnen gemeenten een tweedeling ontstaat. Het verschil tussen de meest gunstige wijken en de meest ongunstige wijken om op te groeien wordt groter. In de gemeente Leeuwarden is dat bijvoorbeeld duidelijk te zien. Vijf wijken in Leeuwarden staan in de top tien van meest ongunstige wijken voor kinderen om op te groeien en drie wijken in deze gemeente staan in de top honderd van de meest gunstige wijken om op te groeien. Ook de jeugdwerkloosheid onder jongeren tot en met 22 jaar is gestegen , maar ook ten aanzien van kinderen in eenoudergezinnen zien we een stijgende lijn. Naast de negatieve gevolgen zijn er ook een aantal positieve trends. De zuigelingensterfte is wederom verder gedaald en ook jeugdcriminaliteit is gedaald. Het percentage voortijdig schoolverlaters daalt gestaag door. LINK: http://www.kinderenintel.nl/2016/documenten/Kinderen%20in%20Tel%202016%20DEF.pdf TREFWOORDEN: Kinderen Armoede Leefsituatie Opvoeding Huiselijk geweld Gemeentelijke overheid CODE: 174.17 TITEL: Burgerperspectieven 2016-4 : Kwartaalbericht van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven AUTEUR(S): Dekker, P. Ridder, J. den Houwelingen, P. van Broek, A. van den UITGAVE: Den Haag : Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), 2016 SAMENVATTING: Vierde kwartaalbericht van de onderzoeksreeks Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) van het jaar 2016. Het gaat om het 36ste kwartaalbericht in totaal. Hoofdstuk 1 gaat in op de stemming in het land en de ontwikkelingen in tevredenheid, vertrouwen, zorgen en opvattingen over politieke kwesties. In hoofdstuk 2 besteedt dit keer uitgebreider aandacht aan

de samenhang van houdingen en opvattingen met stemintenties (al of niet willen gaan stemmen en de partij waarop als er Kamerverkiezingen zouden zijn). Hoofdstuk 3 gaat over het thema van dit kwartaal: het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen oftewel de energietransitie. De enquêtegegevens van dit kwartaal zijn verzameld van 1 oktober tot en met 8 november. De groepsgesprekken vonden plaats op 20 en 25 oktober. Na een periode waarin het probleembesef werd gedomineerd door zorgen over immigratie en integratie, voeren immigratie/integratie en de manier van samenleven nu samen de probleemlijst aan. Zorgen over immigratie zijn dus minder dominant dan in 2015, maar de bezorgdheid is duidelijk niet verdwenen. Gezondheids- en ouderenzorg staat op de derde plaats in het nationale probleembesef. Zorgen over economie en inkomen worden sinds najaar 2013 steeds minder vaak genoemd en staan nu op de vierde plaats. Politiek en bestuur staan op plek vijf. Er is tussen kiezersgroepen een grote consensus over de belangrijkste maatschappelijke kwesties in 2016 (immigratie en integratie; samenleven). Het meest gebruikte woord om het grootste maatschappelijke probleem aan te geven is in 2016 in vrijwel alle electorale groepen 'vluchtelingen' en over de afgelopen vijf jaar in alle groepen 'zorg'. Er zijn wel grote verschillen tussen kiezersgroepen als het gaat om waarderingen en houdingen. Zo zijn mensen die niet willen gaan stemmen of op de PVV willen stemmen veel negatiever over de multiculturele samenleving en over het EU-lidmaatschap dan mensen met een voorkeur voor D66 en GroenLinks. . LINK: https://www.scp.nl/dsresource?objectid=fb6698a3-6b10-4aad-838f-77fcbb673134&type=org TREFWOORDEN: Publieke opinie Vluchtelingen Multiculturele samenleving Nederland CODE: 141.16 TITEL: Kwesties voor het kiezen : Analyses van enkele maatschappelijke thema's voor de Tweede Kamerverkiezingen 2017 UITGAVE: Den Haag : Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), 2017 SAMENVATTING: In deze publicatie analyseert het Sociaal en Cultureel Planbureau (scp) enkele sociaalculturele kwesties die voor burgers van belang zijn, en die naar verwachting een rol zullen spelen in de campagne rond de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2016 en de daarop volgende kabinetsformatie. Deze publicatie richt zich op drie kwesties: de toegankelijkheid van de zorg (hoofdstuk 3), de politie en sociale veiligheid (hoofdstuk 4) en de oudedagsvoorziening via de aow en de aanvullende pensioenen (hoofdstuk 5). Het tweede hoofdstuk gaat in op twee brede kwesties die voor verscheidene beleidsterreinen van belang zijn. Eerst worden de tegenstellingen in de Nederlandse samenleving in algemene termen behandeld, om die vervolgens toe te spitsen op een onderwerp dat in het publieke debat als urgent wordt ervaren: de integratie van migranten. Daarna wordt ingegaan op een verandering in verantwoordelijkheden die voor de burgers belangrijk is: de decentralisatie van taken van het rijk naar de gemeenten, die de afgelopen jaren werd ingevoerd. Bezorgdheid over immigratie en integratie domineert al geruime tijd het nationale probleembesef. Burgers vinden de maatschappelijke tegenstelling tussen migrantengroepen en autochtonen het meest conflictueus, en het is ook de tegenstelling die als het meest urgent wordt aangeduid. Er zijn grote verschillen in de manier waarop burgers interetnische verhoudingen en integratievraagstukken percipiëren en analyseren. Wat veel niet-westerse migranten en autochtone Nederlanders met elkaar gemeen hebben, is dat zij zich onbehaaglijk voelen over de Nederlandse samenleving. Er zijn grote verschillen

in de manier waarop burgers interetnische verhoudingen en integratievraagstukken percipiëren en analyseren. Wat veel niet-westerse migranten en autochtone Nederlanders met elkaar gemeen hebben, is dat zij zich onbehaaglijk voelen over de Nederlandse samenleving. De aard van dat maatschappelijk onbehagen loopt echter sterk uiteen. Waar veel migranten een gevoel van uitsluiting en discriminatie ervaren, vindt een groot gedeelte van de Nederlanders dat er nauwelijks sprake is van discriminatie en ervaren zij een gevoel van culturele dreiging, vooral als gevolg van de instroom van moslims. Deze kloof in probleempercepties maakt integratiekwesties lastig bespreekbaar. Overigens is het juist bij deze kwestie van belang om de tegenstellingen tussen 'allochtonen' en 'autochtonen' niet te verabsoluteren. Achter deze aanduiding gaat een enorme diversiteit schuil, zowel in achtergronden als in opvattingen. De groep niet-westerse migranten. Op basis van enkele recente studies over maatschappelijke verschillen en de integratie van migranten, identificeert het SCP voor de volgende kabinetsperiode ten minste vier opgaven (a) De arbeidsmarktpositie van niet-westerse migranten en hun kinderen blijft achter; (b) Hoewel criminaliteitscijfers dalen, blijven niet-westerse migranten oververtegenwoordigd in de verdachtenstatistieken; (c) Integratie van nieuwe groepen migranten: vluchtelingen en Oost-Europese arbeidsmigranten; (d) Moeizame interetnische verhoudingen. Niet-westerse migranten, en met name hun in Nederland geboren kinderen, voelen onbehagen over de Nederlandse samenleving. LINK: https://www.scp.nl/dsresource?objectid=fa27606d-eb14-4b54-9b33-b9caa280e3f6&type=org TREFWOORDEN: Inburgering Etnische minderheden Multiculturele samenleving Interetnische verhoudingen Overheidsbeleid Minderhedenbeleid CODE: 146.17 TITEL: Discriminatie van lhb's in Zeeland-West-Brabant : Een analyse van door de politie geregistreerde discriminatieincidenten in 2015 met de grond seksuele gerichtheid AUTEUR(S): Bon, S. van UITGAVE: Rotterdam : RADAR, 2017 SAMENVATTING: Dit rapport bevat de bevindingen van een nadere analyse van de door de politie geregistreerde discriminatieincidentens met de grond seksuele gerichtheid in 2015, aangevuld met informatie die werd verkregen uit interviews met een aantal lhb-gerelateerde organisaties in Zeeland en West-Brabant en Zeeland. Het rapport gaat in op de volgende vragen: (1) Wat is de aard van de discriminatie -incidenten, geregistreerd in 2015, met de grond seksuele gerichtheid?; (2) Hoe duiden lhb-organisaties in Zeeland en West-Brabant deze cijfers en de toename ervan?; (3) Welke aanknopingspunten bieden de bevindingen uit dit onderzoek voor gemeenten en politie? In mei 2016 publiceerden de antidiscriminatievoorzieningen (ADV's) RADAR en ADB Zeeland, in samenwerking met de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, het rapport Discriminatie in Zeeland-West-Brabant 2015. Een van de belangrijkste bevindingen in dat rapport is dat er opvallend veel politieregistraties zijn waarbij 'seksuele gerichtheid' als discriminatiegrond is aangevinkt. Het aantal registraties in die categorie is gestegen van 136 in 2014 naar 320 in 2015. In de andere negen politie-eenheden is deze sterke stijging niet zichtbaar en is het aantal registraties met deze grond veel kleiner. De vraag wat dit betekent, kon op basis van de beschikbare informatie niet goed worden beantwoord. Daarom hebben

de gemeente Tilburg en de gemeente Breda opdracht gegeven aan RADAR om, in samenwerking met de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, nader onderzoek te doen. Uit de nadere analyse van een selectie van de registraties met de grond seksuele gerichtheid blijkt dat een groot deel van de geregistreerde incidenten zich voordoet in de eigen woonomgeving. Bij het merendeel van de bestudeerde incidenten is niet bekend of het slachtoffer daadwerkelijk (of vermeend) lesbisch, homo- of biseksueel was. Het is niet duidelijk wat de oorzaak is van de toename van geregistreerde incidenten met de grond seksuele gerichtheid. Vertegenwoordigers van enkele geïnterviewde lhb-gerelateerde organisaties vinden het aannemelijk dat de versterkte inzet van de politie-eenheid Zeeland -West-Brabant op discriminatie-incidenten en Roze in Blauw hierin een rol speelt , omdat zij zien dat dit bij lhb's tot meer vertrouwen in de politie leidt. Interviews geven wel aan dat de mogelijkheid om discriminatie tegen lhb's bij politie of antidiscriminatievoorziening te melden nog niet breed genoeg bekend is in de lhb-gemeenschap. LINK: http://radar.nl/file/2826114/Rapport+ZWB+LHBT+2015+.pdf TREFWOORDEN: Homoseksualiteit Biseksualiteit Discriminatie Meldpunten Politie-optreden Klachtbehandeling Zeeland Noord-Brabant CODE: 005.17 TITEL: Maatregelen tegen leeftijdsdiscriminatie (jong en oud) op de Nederlandse arbeidsmarkt : Een verkenning AUTEUR(S): Bon, S. van Nieuwenhuizen, E. Walz, G. UITGAVE: Rotterdam : RADAR / Art.1, 2015 SAMENVATTING: Deze verkenning gaat in op de problematiek van leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt. Waar zien we dat arbeidsmarktdiscriminatie op grond van leeftijd zich voordoet, wie treft het en welke verklaringen kunnen ervoor worden gevonden ? Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van aanknopingspunten voor beleid en maatregelen en gaat in op vragen als: wat is de motivatie voor de aanpak van leeftijdsdiscriminatie , op wie richt je maatregelen en initiatieven - wie zijn de zo gezegde profijtgroepen en welke doelen streef je na ? Het hoofdstuk besluit met een overzicht van de strategieën die de overheid ter beschikking staan en enkele strategische overwegingen die voorliggen . In hoofdstuk 4 worden staand beleid en projecten in binnen- en buitenland gepresenteerd. Er is maar weinig bekend over evaluaties van deze projecten, maar de literatuur biedt wel aanknopingspunten voor de bestrijding van vooroordelen . Hoofdstuk 5 tenslotte geeft enkele ideeën en aandachtspunten voor de aanpak van leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt. Als bijlage is een overzicht met maatregelen en projecten tegen leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt opgenomen. LINK: http://radar.nl/file/2826152/verkenning+leeftijdsdiscr+arbmarkt+18+dec+2015.pdf TREFWOORDEN: Arbeid - Werkgelegenheid Ouderen Discriminatie Discriminatiebestrijding Werving & selectie

CODE: 421.15 TITEL: Doorlichting verkiezingsprogramma's 2017 UITGAVE: Den Haag : Orde van Advocaten, 2017 SAMENVATTING: Rapport van de Commissie Rechtsstatelijkheid in Verkiezingsprogramma's 2017 ingesteld door de Nederlandse orde van advocaten. Deze commissie heeft de verkiezingsprogramma's van 13 partijen die meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017 doorgelicht op hun gevolgen voor de rechtsstaat. "Een zorgwekkende ontwikkeling in een turbulente tijd. De commissie heeft de programma's bestudeerd van de dertien partijen die in december 2016 met twee of meer zetels in de Kamer zaten. Dat zijn de programma's van de volgende partijen: 50PLUS; Christen Democratisch Appel (CDA) ; ChristenUnie; DENK; D66; GroenLinks; Partij van de Arbeid (PvdA); Partij voor de Dieren (PvdD) Partij voor de vrijheid (PVV)'; Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP); Socialistische Partij (SP); VoorNederland (VNL); Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) De commissie heeft bij de toetsing steeds drie hoofdvragen gesteld: Houden de plannen rekening met de eis dat de overheid voorspelbaar moet zijn en zich ook zelf aan de regels moet houden? Worden de fundamentele rechten en vrijheden van burgers gerespecteerd? Hebben burgers effectieve toegang tot een onafhankelijke rechter? Veertig procent van de verkiezingsprogramma's bevat voorstellen die regelrecht met de rechtsstaat in strijd zijn, omdat zij inbreuk maken op de rechtszekerheid, op fundamentele mensenrechten of op de toegang tot een onafhankelijke rechter. Vrijwel alle verkiezingsprogramma's bevatten één of meer maatregelen die de rechtsstaat kunnen verzwakken. Van de dertien onderzochte partijen hebben vijf partijen 'rode lichten' gekregen, beduidend meer dan vier jaar geleden. Daarbij gaat het vaak om 'spierbalmaatregelen' die duidelijk in strijd zijn met de minimale vereisten van de rechtsstaat. Veel van die maatregelen spelen direct in op zorgen over immigratie en de angst voor terrorisme en jihadisme. Voorstellen die een rood licht kregen, variëren van een verbod op buitenlandse financiering van moskeeën (CDA) tot plannen om 'criminelen' met een dubbele nationaliteit te denaturaliseren (VNL), om geen immigranten uit islamitische landen toe te laten (PVV) of om Nederlanders die zich aansluiten bij een terroristische organisatie desnoods stateloos te maken (VVD). Deze voorstellen komen in strijd met geldende mensenrechten of zijn openlijk discriminerend ten opzichte van bepaalde groepen burgers. Koploper met de meeste rode lichten is de PVV. Dit is niet heel verrassend, want bij de doorlichting in 2012 scoorde de PVV ook negatieve punten. Net als de SGP, die nu twee keer rood krijgt van de commissie . Zorgen maakt de commissie zich over de twee rode lichten van de VVD. Er zijn ook diverse partijen die meerdere groene lichten scoren, zoals ChristenUnie, D66, Denk, GroenLinks, PvdA, PvdD en SP. LINK: https://www.advocatenorde.nl/12308/rapport-rechtsstaat-def TREFWOORDEN: Politieke partijen Mensenrechten Verkiezingen Vreemdelingenbeleid Discriminatie Islam Islamofobie CODE: 331.17 TITEL: Literatuurstudie Beeldvorming : In opdracht van WOMEN Inc. Uitgevoerd door de onderzoeksgroep Gender Studies, Universiteit Utrecht AUTEUR(S): Smits, M.W.

Porzionato, M. UITGAVE: Utrecht : Universiteit Utrecht, Onderzoeksgroep Gender Studies, 2016 SAMENVATTING: Deze literatuurstudie geeft een samenvatting van het wetenschappelijke onderzoek naar beeldvorming en de schadelijke effecten van inadequate representatie in de media. De literatuurstudie bestaat uit een theoretische achtergrond het proces van beeldvorming en een stappenschema om de productie van adequate beelden te bevorderen. Voor de studie is een combinatie van onderzoek gebruikt uit zowel geesteswetenschappen als sociale wetenschappen, zowel kwalitatief als kwantitatief. Deze literatuurstudie bestaat uit twee gedeeltes: theoretische achtergrond over beeldvormingprocessen en een stappenschema om de productie van adequate beelden te bevorderen. In het eerste gedeelte wordt uitgelegd aan de hand van wetenschappelijke benaderingen wat beeldvorming is, en hoe het precies werkt. Daarbij wordt ingegaan op de effecten van beeldvorming. Vervolgens wordt gekeken naar de effecten van beeldvorming op de verhoudingen tussen mannen en vrouwen in de samenleving. Het tweede gedeelte geeft een stappenschema waarmee een advies wordt gegeven over hoe je op een andere manier beelden kunt vormen. Het doel van dit schema is bewustwording te kweken met betrekking tot de ogenschijnlijk neutrale blik, die de onzichtbare en impliciete norm (namelijk de witte, Westerse, man) vertegenwoordigt. Het emancipatieproces van vrouwen en andere minderheden kan door middel van beeldvorming worden gestimuleerd door een positieve waardering te geven aan verschillen. LINK: https://www.womeninc.nl/Uploaded_files/DownloadLinks/literatuurstudie-beeldvorming-2016-universiteit-utrecht-onderzoeksgroep-gender-studies.f1ad2f.pdf TREFWOORDEN: Berichtgeving Beeldvorming Audio-visuele media Vrouwen Radio - televisie Geschreven pers CODE: 612.16 TITEL: Het Verdrag van Istanbul UITGAVE: Den Haag : Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG), 2016 SAMENVATTING: Factsheet die gemeenten informeert over hun verantwoordelijkheid in de toepassing en naleving van het Istanbul verdrag. In dit verdrag staan maatregelen van de Raad van Europa om geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te voorkomen. De factsheet beschrijft welke consequenties het verdrag voor gemeenten heeft. Nederland heeft het Verdrag van Istanbul in november 2016 geratificeerd. Omdat Nederland de belangrijke verantwoordelijkheden voor de aanpak van huiselijk geweld heeft neergelegd bij gemeenten, zijn zij het die vooral met het verdrag aan de slag moeten.De factsheet van de VNG geeft gemeenten een duidelijk overzicht van de voor hen relevante onderwerpen uit het verdrag. Voorbeelden daarvan zijn: genderbewust beleid, het verzamelen van statistische gegevens, het doen van onderzoek (oorzaken, gevolgen, frequentie en veroordelingspercentages), en preventie. Voor slachtoffers moeten specifieke voorzieningen beschikbaar zijn: gespecialiseerde dienstverlening voor slachtoffers en voldoende opvangplaatsen voor slachtoffers, in het bijzonder voor vrouwen en hun kinderen Gemeenten moeten het werk van niet-gouvernementele organisaties (ngo's) en het maatschappelijk middenveld erkennen, stimuleren en ondersteunen. En een effectieve samenwerking opzetten. LINK: http://www.regioaanpakveiligthuis.nl/sites/default/files/files/2016-12%20VNG%20factsheet%20Verdr%20Istanbul%20v4.pdf TREFWOORDEN: Huiselijk geweld Vrouwen

Gemeentelijke overheid Overheidsbeleid Geweldpreventie CODE: 329.16 TITEL: Maatschappelijke spanningen in het hbo, hoe gaan we daarmee om? Een verkenning AUTEUR(S): Taouanza, I. Cate, H. ten UITGAVE: Utrecht : Kenniscentrum Sociale Innovatie - Hogeschool Utrecht Movisie / Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) - Verwey-Jonker Instituut, 2017 SAMENVATTING: Dit verkennend onderzoek gaat in op de ervaringen van docenten met moeilijke situaties en op hun behoeften wat betreft het beter omgaan met maatschappelijke spanningen binnen het HBO. Ook het perspectief van studenten wordt hierbij meegenomen.De onderzoeksvraag die centraal staat in dit rapport is: Hoe ga je als docent binnen het hbo om met maatschappelijke spanningen en hoe kan je dit bespreekbaar maken? Nevenvragen zijn: Hoe ga je om met ingrijpende gebeurtenissen in de klas? Moet je als onderwijsinstelling wel of geen aandacht besteden aan maatschappelijke spanningen en aan welke wel en aan welke niet? Hoe reageer je op ongenuanceerde uitspraken over vluchtelingen, zwarte Piet, of 11 september? Wat leeft er onder docenten en studenten als het gaat om diversiteitsvraagstukken en waar lopen zij tegenaan? Hoe zorg je als docent voor een veilig leerklimaat waar er ruimte en veiligheid is voor iedereen? Ingegaan wordt in op de ervaringen van docenten met moeilijke situaties en op hun behoeften wat betreft het beter omgaan met maatschappelijke spanningen binnen het HBO. Onderzoek is uitgevoerd door middel van deskresearch, digitale enquete onder docenten van het Instituut voor Sociaal Werk van de de Hogeschool Utrecht een uitgevoerd, 6 verdiepingsinterviews met zes docenten van sociale opleidingen van vier hogescholen(Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Amsterdam, Haagse Hogeschool en Hogeschool Rotterdam), een focusgroep met studenten van de Hogeschool Utrecht. Op basis van de bevindingen wordt duidelijk dat docenten, vaak individueel, worstelen met vragen over hoe om te gaan met maatschappelijke spanningen. Ze kampen met dilemma's waar geen eenduidige oplossingen voor zijn. Uit onze inventarisatie blijkt dat op het niveau van training en deskundheidsbevordering voor het aangaan van het gesprek in de klas genoeg aanbod ontwikkeld is. Tegelijkertijd is er weinig aandacht is in de meer randvoorwaardelijke sfeer, waaronder het collegiaal overleg en het belang van een duidelijk kader voor docenten en studenten. Dit zijn wel zaken waar de docenten mee worstelen. Ook de bestaande beleidsstukken lijken in de praktijk te weinig draagvlak en concrete handvatten te bieden voor het goed omgaan met de dilemma's die docenten in hun dagelijkse praktijk tegenkomen. Het lijkt een persoonlijke keuze en verantwoordelijkheid van de docent of en hoe deze handelt . De belangrijkste aanbeveling die van dit rapport dan ook: Maak dilemma's voor omgaan met maatschappelijke spanningen binnen de hogescholen bespreekbaar, zoek met elkaar naar bruikbare oplossingen, een gemeenschappelijk kader en bestuurlijk draagvlak dat houvast biedt bij het maken van keuzes hierin. LINK: https://www.kis.nl/sites/default/files/bestanden/Publicaties/maatschappelijke-spanningen-hogescholen.pdf TREFWOORDEN: Hoger Onderwijs Leerkrachten Multiculturele samenleving Interetnische verhoudingen CODE: 745.17 TITEL: Herziening gewichtenregeling primair onderwijs. Fase 2: resultaten voor scholen

en gemeenten AUTEUR(S): Posthumus, H. Bakker, B. Graham, J. Houwen, K. van der Scholtus, S. UITGAVE: Den Haag : Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), 2017 SAMENVATTING: Tweede fase van onderzoek naar een herziening van de gewichtenregeling in het huidige onderwijsachterstandenbeleid. Nederland voert sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw het Onderwijsachterstandenbeleid (OAB) uit, waarbij scholen extra financiële middelen krijgen wanneer er veel kinderen uit achterstandssituaties op de school zijn. De gewichtenregeling regelt hoeveel geld scholen in het basisonderwijs krijgen om onderwijsachterstanden weg te werken. Sinds 2007 is een nieuwe gewichtenregeling van kracht. Voor deze regeling wordt op basis van het opleidingsniveau van de ouders van leerlingen bepaald hoeveel gewichtenleerlingen een basisschool heeft. Het aantal gewichtenleerlingen beïnvloedt in belangrijke mate hoeveel geld een basisschool of gemeente krijgt om verwachte onderwijsachterstanden weg te werken. In dit onderzoek wordt concreet voorstel gedaan voor een indicator die aangeeft hoe onderwijsachterstanden gerelateerd zijn aan omgevingskenmerken van het kind. De huidige indicator kijkt alleen naar het opleidingsniveau van ouders. Het CBS concludeert echter dat de beste voorspelling van onderwijsachterstanden op school- en gemeenteniveau gebeurt door de voorkeursindicator van het CBS. In deze indicator zijn de volgende omgevingskenmerken opgenomen: opleidingsniveau van de moeder en de vader; gemiddelde opleidingsniveau van de moeders op de school; het land van herkomst van de ouders; de verblijfsduur van de moeder in Nederland; of het gezin in de schuldsanering zit. Vervolgens heeft het CBS gekeken hoe de spreiding van de nieuwe doelgroep over Nederland is en hoe deze spreiding verschilt van de huidige doelgroep. Op 23 januari 2017 is dit rapport met begeleidende brief door staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar de Tweede Kamer gestuurd. LINK: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2017/01/23/kamerbrief-over-herziening-van-de-ndicator-voor-de-gewichtenregeling/kamerbrief-over-herziening-van-de-indicator-voor-de-gewichtenregeling.pdf KAMERBRIEF: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2017/01/23/kamerbrief-over-herziening-van-de-indicator-voor-de-gewichtenregeling/kamerbrief-over-herziening-van-de-indicator-voor-de-gewichtenregeling.pdf TITEL: Herziening gewichtenregeling primair onderwijs. Fase 1 AUTEUR(S): Posthumus, H. Bakker, B. Laan, J. van der Mooij, M. de Scholtus, S. Tepic, M. Vette, N. de Tillaart, J. van den UITGAVE: Den Haag : Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), 2016 SAMENVATTING: Rapport over de eerste fase van onderzoek naar een herziening van de gewichtenregeling in

het huidige onderwijsachterstandenbeleid. Nederland voert sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw het Onderwijsachterstandenbeleid (OAB) uit, waarbij scholen extra financiële middelen krijgen wanneer er veel kinderen uit achterstandssituaties op de school zijn. De gewichtenregeling regelt hoeveel geld scholen in het

basisonderwijs krijgen om onderwijsachterstanden weg te werken. Sinds 2007 is een nieuwe gewichtenregeling van kracht. Voor deze regeling wordt op basis van het opleidingsniveau van de ouders van leerlingen bepaald hoeveel gewichtenleerlingen een basisschool heeft. Het aantal gewichtenleerlingen beïnvloedt in belangrijke mate hoeveel geld een basisschool of gemeente krijgt om verwachte onderwijsachterstanden weg te werken. In dit onderzoek wordt een concreet voorstel gedaan voor een indicator die aangeeft hoe onderwijsachterstanden gerelateerd zijn aan omgevingskenmerken van het kind. De huidige indicator kijkt alleen naar het opleidingsniveau van ouders. Om het onderwijsachterstandenbeleid te kunnen verbeteren, heeft het ministerie van OCW het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd een model te ontwikkelen dat de verwachte onderwijsachterstanden van leerlingen in het basisonderwijs beter berekent en dat minder arbeidsintensief is voor scholen en OCW. Het in dit rapport voorgestelde model verklaart onderwijsachterstanden zoveel mogelijk op basis van verschillende (combinaties van) kenmerken - van kinderen zelf, hun ouders, school en buurt - die in registraties bij CBS aanwezig zijn. LINK: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2016/10/01/herziening-gewichtenregeling-primair-onderwijs-fase-i/herziening-gewichtenregeling-primair-onderwijs-fase-i.pdf KAMERBRIEF: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2016/12/13/kamerbrief-over-uitkomsten-eerste-fase-cbs-onderzoek-herziening-gewichtenregeling-primair-onderwijs-fase-i/kamerbrief-over-uitkomsten-eerste-fase-cbs-onderzoek-herziening-gewichtenregeling-primair-onderwijs-fase-i.pdf TREFWOORDEN: Basisonderwijs (Primair-) Onderwijsbeleid Leerprestaties CODE: 704.16 TITEL: Transgender en Werk UITGAVE: Utrecht / Amsterdam : Universiteit voor Humanistiek / Transgender Netwerk Nederland (TNN) , 2017 SAMENVATTING: Deze factsheet bevat de belangrijkste uitkomsten uit het onderzoek 'Transgender en Werk' van Transgender Netwerk Nederland en de Universiteit voor Humanistiek, in samenwerking met de Universiteit van Maastricht en stichting Gendertalent. Voor dit onderzoek hebben in 312 personen een vragenlijst genoeg ingevuld in de periode van 1 oktober 2016 tot 1 december 2016. Net zoals in eerder onderzoek naar transgender personen in Er is gewerkt met een zogenaamde 'convenience sample' (gelegenheidssteekproef). Dat betekent dat de vragenlijst open stond voor iedereen die zich met de beschrijving identificeerde De inkomenspositie van de gevraagde transgender personen is in 2016 ongunstig. Bijna 30% van de deelnemers zegt onder de 1000,- euro netto per maand te verdienen Meer dan de helft van de deelnemers geeft aan momenteel in loondienst te werken. Ongeveer 20% is werkloos of arbeidsongeschikt. Tegelijkertijd zijn de cijfers van ervaren discriminatie op de werkvloer en arbeidsmarkt schrikbarend hoog. 43% van de deelnemers geeft aan hiervan last te hebben. Dat heeft directe invloed op hun tevredenheid met hun positie op de arbeidsmarkt. Uit een eerste analyse van de open vragen bleek naast discriminatie van transgender personen en andere factoren (als de ontwikkelingen in de arbeidsmarkt in het algemeen, leeftijd et cetera) ook de gezondheid van transgender personen zelf invloed te hebben op hun arbeidsmarktpositie bijvoorbeeld door complicaties tijdens de geslachtsaanpassende behandeling. LINK: https://www.transgendernetwerk.nl/wp-content/uploads/TransgenderenWerkfactsheet2017.pdf TREFWOORDEN: Transseksualiteit Discriminatie Arbeid - Werkgelegenheid Arbeidsmarktpositie Inkomen Werkvloer

CODE: 406.17 TITEL: Landen in Nederland. De vluchtelingenstroom in integratieperspectief. AUTEUR(S): Leerkes, A. Scholten, P. UITGAVE: Rotterdam : Erasmus Universiteit Rotterdam., 2016 SAMENVATTING: In dit essay verschuiven de auteurs de aandacht van de fase van immigratie en opvang naar het vinden van een plaats in de Nederlandse samenleving. Er zijn inmiddels grote aantallen vluchtelingen in Nederland aangekomen. Welke kansen en uitdagingen biedt de huidige toestroom voor vluchtelingen in het kader van integratiebeleid? Wat kan de Nederlandse overheid en samenleving hun bieden en wat kunnen we van hen verwachten? Om onrust en verkeerde verwachtingen te voorkomen is het belangrijk de tijdelijkheidmythe te doorbreken. Die mythe veronderstelt twee dingen: ten eerste heerst het idee dat de meeste migranten zullen terugkeren naar hun land van herkomst. Daarnaast wordt ten onrechte uitgegaan van een vluchtelingencrisis, een tijdelijk probleem dat deze of gene maatregel uiteindelijk wel weer zal oplossen. In de afgelopen periode is er weliswaar een groeiend besef ontstaan dat veel asielmigranten zich permanent in Nederland zullen vestigen, maar er is nog te weinig het besef dat Nederland naar het alle waarschijnlijkheid ook de komende jaren en decennia te maken zal hebben met hoge immigratieniveaus. In hun essay pleiten de auteurs voor investeringen om de integratie van vluchtelingen in werk, onderwijs en huisvesting te bevorderen. Ook willen ze een actieve betrokkenheid van de overheid vanwege de beeldvorming ten aanzien van vluchtelingen. Er zal in dat kader nadrukkelijker de verbinding tussen enerzijds migratiebeleid en anderzijds integratiebeleid gelegd moeten worden. Zo kan een meer integrale, activerende benadering voor vluchtelingen worden ontwikkeld. Tegelijkertijd is het volgens de onderzoekers belangrijk om realistisch te zijn ten aanzien van integratie. Ervaringen uit het verleden laten zien dat de meeste vluchtelingen niet hoog zijn opgeleid en dat een hoge opleiding geen garantie is voor het vinden van een baan in Nederland. Bovendien werken hoogopgeleide vluchtelingen veelal onder hun opleidingsniveau. De auteurs bevelen daarnaast aan om statushouders die goed op weg zijn in de Nederlandse samenleving al eerder een permanente verblijfsvergunning te geven. Nu krijgen alle statushouders allemaal in eerste instantie een tijdelijke verblijfsvergunning voor vijf jaar, die pas na vijf jaar kan worden omgezet in een vaste vergunning. Ook zou bij de verdeling van statushouders over Nederland meer gekeken kunnen worden waar de meeste kansen liggen voor een statushouder. Verder pleiten ze voor het stimuleren van maatjesprojecten en de invoering van een soort asielcoach, die asielmigranten vanaf dag 1 gaat coachen op integratie en eventueel terugkeer. Dit discussie paper is gebaseerd op onderzoek van de auteurs alsmede een overzicht van relevant onderzoek en kennis uit Nederland en uit de internationale migratieliteratuur. In het bijzonder maken de auteurs gebruik van een aantal onderzoeken die ze zelf hebben gecoördineerd of waarin zij zelf hebben geparticipeerd. LINK: http://www.arjenleerkes.nl/Landen_in_Nederland_De_vluchtelingenstroom_in_integratieperspectief_-_final_februari_23.pdf TREFWOORDEN: Arbeid - Werkgelegenheid Vluchtelingen Inburgering Minderhedenbeleid Vluchtelingenbeleid CODE: 162.16

TITEL: Studenten met een functiebeperking UITGAVE: Den Haag : Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2016 SAMENVATTING: Brief (d.d. 28 oktober 2016) van de minister Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Tweede Kamer met een inventarisatie van knelpunten en ondersteuningsmogelijkheden voor studenten met een functiebeperking. Ook komt aan de orde wat de minister voor studenten met een beperking heeft gedaan en nog wil gaan doen.vBelangrijkste conclusies: De inventarisatie van de knelpunten laat zien dat studenten met een functiebeperking elk hun eigen uitdagingen ervaren tijdens hun studie. Er is geen eenduidig knelpunt aan te wijzen en daarmee geen eenduidige oplosing. Wel maakt de inventarisatie duidelijk dat de voorlichting nog flink te wensen over laat; veel studenten zijn niet op de hoogte van bestaande regelingen en mogelijkheden. De minister zet daarom fors in op de verbetering van de voorlichting en informatievoorziening; onder andere door de ontwikkeling van factsheets, en de verspreiding daarvan, inzet van social media, en heldere en transparante informatie over het profileringsfonds. Dit alles doe zij in nauwe samenwerking met de betrokken partijen. Daarnaast laat de minister nader onderzoeken wat de motieven van deze groep zijn om niet door te studeren. LINK: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2016/10/31/kamerbrief-over-actieplan-gelijke-kansen-in-het-onderwijs/kamerbrief-over-actieplan-gelijke-kansen-in-het-onderwijs.pdf TREFWOORDEN: Onderwijsbeleid Hoger Onderwijs Gehandicapten Leerlingbegeleiding CODE: 702.16 TITEL: Tips voor gemeenten bij toeleiding tot de arbeidsmarkt van jonge, hoog opgeleide werkzoekenden met een functiebeperking UITGAVE: 's-Hertogenbosch : Expertisecentrum handicap + studie , 2016 SAMENVATTING: Folder met tips voor gemeenten bij toeleiding tot de arbeidsmarkt van jonge, hoog opgeleide werkzoekenden met een functiebeperking. Gemeenten kunnen bijdragen aan een betere doorstroom naar de arbeidsmarkt van jonge, hoogopgeleide werkzoekenden met een functiebeperking. Expertisecentrum handicap + studie geeft tips aan gemeenten hoe deze daarbij te werk kunnen gaan. Het betreft niet alleen de voorzieningen, maar ook het functioneren als spil in het netwerk van onderwijs, zorg en arbeidsmarkt. Ook het delen van kennis en het communiceren met de doelgroep, onderwijsinstellingen en werkgevers is van belang. LINK: http://www.handicap-studie.nl/stream.aspx?id=949 TREFWOORDEN: Hoger Onderwijs Arbeid - Werkgelegenheid Arbeidsbemiddeling Werkgelegenheidsbevordering Gemeentelijke overheid CODE: 421.16 TITEL: "Studeren met een handicap" Gebruikerstoets 2016 De oordelen van studenten met een functiebeperking over hun studie en instelling UITGAVE: Leiden : Centrum Hoger Onderwijs Informatie (CHOI), 2016 SAMENVATTING: Deze rapportage, de dertiende in een reeks, betreft de oordelen van studenten met een functiebeperking over de wijze waarop zij worden opgevangen, begeleid

en gefaciliteerd door hun opleiding. De oordelen worden jaarlijks verzameld in het kader van de Nationale Studenten Enquête (NSE), een grootschalig landelijk onderzoek bij alle universiteiten en hogescholen. Het blijkt dat het aandeel studenten met een functiebeperking blijft toenemen. Maar de opvang, begeleiding en facilitering van deze groep studenten schiet nog steeds op veel punten tekort. Dat geldt nog het sterkst voor de universitaire masteropleidingen. De studenten gaven hun oordelen over de manier waarop hun opleiding rekening houdt met hun beperkingen en hen het studeren mogelijk maakt. Gemiddeld over het gehele hoger onderwijs bleef hun tevredenheid vergeleken met 2015 vrijwel gelijk. Dat betekent dat de eerder gesignaleerde onvrede niet is afgenomen. Het gemiddelde rapportcijfer voor de bachelorfase is 6,35 in zowel het hbo als het wo. De universitaire masterstudenten geven hun opleiding zelfs maar een cijfer 6,2 voor de mate waarin hun studie mogelijk wordt gemaakt. Dit cijfer is duidelijk lager dan in de jaren tot 2014. Volgens het rapport zijn tussen bachelor- en masterfase "nieuwe drempels voor studenten met een functiebeperking ontstaan". In een vergelijking tussen vakgebieden wordt het hoogste percentage studenten met een functiebeperking aangetroffen bij de agrarische, technische en kunstopleidingen. Zowel in het hbo als het wo is hun aandeel duidelijk lager in de sectoren recht en economie. Bij de economische opleidingen is deze groep studenten ook het meest ontevreden over de mate waarin voor hen het studeren mogelijk wordt gemaakt. Het meest positief zijn de hbo-studenten hierover in de sectoren techniek en landbouw. In het wo springt de sector landbouw er als voorheen uit met opvallend positieve oordelen. LINK: http://www.handicap-studie.nl/stream.aspx?id=873 TREFWOORDEN: Hoger Onderwijs Gehandicapten Studenten / stagiaires Schoolloopbaan CODE: 743.16 TITEL: VSK-monitor 2016 : Voortgangsrapportage Actieplan "Naar een veiliger sportklimaat" AUTEUR(S): Romijn, D. Kalmthout, J. van Breedveld, K. UITGAVE: Utrecht : Mulier Instituut, 2016 SAMENVATTING: Vierde meting van een monitor van het actieplan 'Naar een veiliger sportklimaat' (VSK) dat in het voorjaar van 2011 is gelanceerd door de minister Volksgezondheid, Welzijn en Sport en loopt tot en met 2016. In dit actieplan wordt ingezet op het voorkomen van ongewenst gedrag en het stimuleren van gewenst gedrag. Tegelijkertijd is bij excessen zero tolerance het uitgangspunt. Het actieplan bestaat uit maatregelen gericht op excessen, lokaal veiligheidsbeleid, tuchtrecht, gedragsregels, spelregels en vrijwilligers (scheidsrechters, sportbestuurders, trainers en coaches). Voor het rapport is gebruikgemaakt van teksten en gegevens welke waren aangeleverd door de VSK -leiding, van interviews met diverse stakeholders en experts, en van cijfers uit lopende onderzoeken. Anno 2016 participeren zeventien sportbonden in het programma. Dat is beduidend minder dan het aantal waarmee in 2012 werd gestart (42), maar dit was een weloverwogen keuze. Deze zeventien bonden vertegenwoordigen 55 procent van de sportverenigingen en 62 procent van de leden van NOC*NSF. Binnen die zeventien bonden zijn inmiddels bijna 10.000 van de 13.500 verenigingen in enige mate bij het programma betrokken geweest. Als doelstelling gold om 7.500 verenigingen te bereiken, waarvan 5.000 zich nadrukkelijk zouden inspannen om het sociale klimaat rond hun club te

verbeteren. Het aantal van ruim 4.500 sportclubs dat minsten twee VSK -interventies heeft afgenomen, komt daar dichtbij in de buurt.De cijfers laten zien dat het programma in zijn vijfde jaar nog volop in beweging is en allerminst is 'stil gevallen'. Onomstotelijk is de aandacht voor het sociale klimaat op en rond de velden gegroeid. Het aantal betrokken verenigingen is verder gegroeid en hetzelfde geldt voor het aantal afgenomen interventies. Meer clubs nemen maatregelen en herkennen de noodzaak om iets aan het sociale klimaat te doen. In het amateurvoetbal is het aantal zwaardere excessen licht gedaald. Evenals bij vorige metingen zien we nog weinig invloed vanuit de ondernomen activiteiten op de ervaren veiligheid. Alleen in het voetbal is zichtbaar dat daar het aantal zwaardere excessen daalt. We nemen waar dat er meer aandacht is voor het sociale klimaat op en rond de velden, maar kunnen maar moeilijk vaststellen hoe dit klimaat daardoor ten positieve wordt beïnvloed In de monitor is het bestuurlijk kader, sporttechnisch kader, arbitrerend kader gevraag of zij afgelopen twaalf maanden (ook als getuige) te maken gehad met vormen van wangedrag waaronder discriminatie. Zo bleek in 2016 16 procent van het arbitrerend kader te maken hebben gehad met discriminatie vanwege huidskleur, 17 proecent met discriminatie vanwege cultuur of religie, 6 procent met discriminatie vanwege homoseksualiteit. Van het sporttechnisch kader heeft 10 procent van het arbitrerend kader te maken hebben gehad met discriminatie vanwege huidskleur, 10 procent met discriminatie vanwege cultuur of religie, 4 procent met discriminatie vanwege homoseksualiteit. LINK: http://www.kennisbanksportenbewegen.nl/?file=7366&m=1478084929&action=file.download TREFWOORDEN: Sport Geweldpreventie Discriminatie Discriminatiebestrijding Verbaal geweld CODE: 551.16 TITEL: Seksuele straatintimidatie in Rotterdam AUTEUR(S): Fischer, T. Sprado, N. UITGAVE: Rotterdam : Erasmus Universiteit Rotterdam, 2017 SAMENVATTING: Dit onderzoek rapporteert over de aard, omvang, gevolgen en aanpak van seksuele straatintimidatie in Rotterdam. Door gebruik te maken van diverse methoden van dataverzameling waaronder interviews met professionals (41 in diepte interviews ), vrouwen (16 in diepte interviews, 33 in straatinterviews) en mannen (21 in straatinterviews) en een grootschalige enquête onder bijna 1200 Rotterdamse vrouwen tussen 18 en 45 jaar, is het fenomeen zo goed mogelijk in kaart gebracht. Voor het in kaart brengen van de omvang, spreiding en aanpak van seksuele straatintimidatie is vervolgens gebruik gemaakt van de volgende definitie: "Seksuele uitlatingen of gedragingen van mannen of jongens op straat waarmee zij u irriteren, tot last zijn, kwetsen, beledigen, bedreigen, of beperken in uw gevoel van persoonlijke vrijheid." Het blijkt dat 84% van de Rotterdamse vrouwen tussen 18 en 45 jaar in het afgelopen jaar ervaring had met fluiten, sissen, roepen, beledigen, om seks vragen, achternalopen of in het nauw drijven. Een kleiner deel van de vrouwen (44%) geeft aan uitingen meegemaakt te hebben die "irriteerden, tot last waren, kwetsten, beledigden, bedreigden, of beperkten in hun gevoel van persoonlijke vrijheid." Seksuele intimidatie komt veel voor tijdens de uitgaans- en koopavonden in het centrum en op vaste plekken in de stad waar een uitgebreide straatcultuur is. De vormen van intimidatie waar vrouwen zich het meest onveilig door zeggen te voelen, komen juist vooral in de wijken of routes naar de wijken voor. Het gaat dan

veelal om solistisch plegende mannen die vrouwen achtervolgen, aanraken, of intimiderend aankijken. Professionals lijken deze vormen van intimidatie veel minder goed in beeld te hebben. Veel vrouwen lijken weinig last te hebben van de seksuele toenaderingen die zij ervaren. De vrouwen die wel overlast ervaren, laten in grote mate aanpasgedrag zien zoals het vermijden van oogcontact met mannen (60%), het vermijden langs groepen mannen te lopen (36%) en het vermijden van bepaalde plekken 's avonds (52%). Uit de interviews bleek dat er veel onbewuste gewenning optreedt. Ook bleken vrouwen die aangeven geen overlast te ervaren vaak onbewust wel aanpasgedrag te vertonen. Er wordt echter weinig aangifte gedaan. Vrouwen geven aan dat het melden van intimidatie hen te veel tijd en energie kost en te weinig oplevert. Vrouwen vinden beleidsaandacht voor het onderwerp erg belangrijk. Voor de aanpak wordt het meest verwacht van bewustzijnsvergroting van de overlast die vrouwen ervaren bij zowel mannen als professionals. Daarnaast is aandacht voor normalere seksuele omgangsvormen en respect in de opvoeding belangrijk. Die opvoeding moet plaatsvinden in het gezin, op school, op straat (door handhavers en buurtwerk maar ook door de mannen onder elkaar) en in de (sociale) media. Een strafrechtelijke aanpak wordt door de meeste vrouwen en professionals niet als oplossing gezien omdat de oorzaak van het probleem daarmee niet wordt aangepakt en dit zorgt voor verdere verharding op straat. Waar wel veel winst te behalen zou zijn volgens de vrouwen is van meer aanwezigheid van handhavers op plaatsen waar veel seksuele straatintimidatie voorkomt. Daarbij moet echter niet vergeten worden dat de meer bedreigende vormen juist op de rustigere plekken in de stad voorkomen. LINK: https://www.eur.nl/fileadmin/ASSETS/fsw/NEMO/2017/straatintimidatie_def2.pdf TREFWOORDEN: Rotterdam Discriminatie Vrouwen Verbaal geweld Intimidatie CODE: 175.17 TITEL: Jezelf kunnen zijn in Utrecht : Omgaan met spanningen omtrent seksuele diversiteit en genderidentiteit in biculturele kringen. Versie 2016 AUTEUR(S): Langeslag, M. Janssen, M. UITGAVE: Utrecht : Art.1 Midden Nederland, 2016 SAMENVATTING: Versie 2016 (slotversie) van een rapport met concrete tips over hoe om te gaan met spanningen omtrent seksuele diversiteit en genderidentiteit in biculturele kringen (of bij Nederlanders met een migratie-achtergrond). Het rapport is het resultaat van een onderzoek dat antidiscriminatiebureau Art.1 Midden Nederland (Art.1 MN) heeft uitgevoerd binnen het project 'Jezelf Kunnen Zijn in Utrecht'. In dit project richtte Art.1 MN zich met een aantal samenwerkingspartners op het bespreekbaar maken van homoseksualiteit en genderidentiteit in migrantenkringen, en op empowerment van en hulpverlening voor LHBT's met een biculturele achtergrond. Omgaan met homoseksualiteit of genderidentiteit valt niet altijd mee. In migrantenkringen ligt dit thema gemiddeld extra gevoelig en is het taboe nog moeilijker te doorbreken. Wat zijn er de oorzaken van dat dit thema zo gevoelig ligt in migrantenkringen? Wat kan er gedaan worden om seksuele diversiteit en genderidentiteit beter bespreekbaar te maken? En hoe kunnen hulpverleners beter inspelen op de specifieke situatie en problemen van homoseksuelen en transgenders met een migrantenachtergrond? Dit rapport biedt antwoord op al deze vragen. Dit rapport gaat daartoe in op aantal centrale begrippen, het thema LHBT in biculturele kringen, het aanbod aan hulpverlening,

de situatie rond biculturele LHBT's in Utrecht. LINK: http://www.art1middennederland.nl/wp-content/uploads/2013/06/271016-def-Art1MN-jzkzu-binnenwerk.pdf TREFWOORDEN: Hulpverlening Etnische minderheden Discriminatiebestrijding Homoseksualiteit Utrecht (stad) Transseksualiteit CODE: 005.16 TITEL: Hand in hand : De Nijmeegse veiligheidsmonitor 2014. Een belevingsonderzoek onder homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgenders in de regio Nijmegen AUTEUR(S): Coenders, M. UITGAVE: Nijmegen : Adviescommissie lhbt-beleid Nijmegen In samenwerking / IIeder1Gelijk, Bureau Gelijke Behandeling Gelderland Zuid , 2015

SAMENVATTING: Dit onderzoek naar onveiligheidsgevoelens en discriminatie-ervaringen is verricht onder 380 lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (lhbt's), voornamelijk afkomstig uit de regio Nijmegen. Dit is de derde keer dat een dergelijk onderzoek naar veiligheidsbeleving onder lhbt's is uitgevoerd. In 2004 werd een beknopt onderzoek uitgevoerd, gevolgd door een herhaling in 2008/2009 Ongeveer 60% van de respondenten voelt zich weleens onveilig in Nijmegen vanwege hun genderidentiteit of seksuele oriëntatie. Minder mensen voelen zich onveilig dan in 2008/2009, maar meer dan in 2004 .Ongeveer 60% van de respondenten voelt zich weleens onveilig in Nijmegen vanwege hun genderidentiteit of seksuele oriëntatie. Minder mensen voelen zich onveilig dan in 2008/2009, maar meer dan in 2004. Desondanks voelt 23% zich onveiliger dan 5 jaar geleden, terwijl slechts 10% zich veiliger voelt dan 5 jaar geleden. Als mensen zich onveiliger voelen dan 5 jaar geleden, komt dat vooral door de perceptie dat bepaalde groepen negatiever zijn tegenover lhbt's, het maatschappelijke klimaat en mediaberichtgeving over incidenten. In mindere mate spelen vervelende incidenten die men zelf heeft meegemaakt of die vrienden en bekenden hebben meegemaakt een rol. Een groot deel (70%) vindt Nijmegen gemiddeld genomen een veilige stad voor LHB's. Slechts 6% vindt van niet. Nijmegen krijgt gemiddeld een 7,6 als rapportcijfer voor de veiligheid voor lhbt's. Dat is een vergelijkbaar cijfer als in 2008 (7,5). Transgenders geven een iets lager rapportcijfer (7,0) dan gemiddeld. Een derde vermijdt bewust bepaalde situaties of plekken vanwege zijn of haar genderidentiteit of seksuele oriëntatie. Dat geldt vooral voor bepaalde horecagelegenheden, buurten en evenementen. Mensen die zich onveiliger voelen, mijden vaker situaties of plekken. De helft van alle respondenten geeft aan één of meerdere verschillende type incidenten te hebben meegemaakt in de afgelopen 5 jaar. Vier op de tien respondenten is in de afgelopen 5 jaar een of meerdere keren uitgescholden, gepest of getreiterd vanwege zijn of haar genderidentiteit of seksuele oriëntatie. Een op de tien heeft vervelende incidenten op internet meegemaakt en een op de zeven voelt zich ongelijk behandeld of buitengesloten. Zes procent van de respondenten rapporteert fysieke bedreiging. Mishandeling, vernieling en seksueel geweld worden ook enkele malen genoemd. Het overgrote deel van de incidenten wordt nergens gemeld. Slechts 17% van alle incidenten wordt gemeld, waarvan ongeveer de helft gemeld wordt bij de direct betrokkenen of alleen bij intimi of vrienden. Slechts 8% van de ervaren incidenten wordt gemeld bij politie, antidiscriminatievoorziening of COC.- Als redenen om niet te melden worden vaak genoemd de te verwachte geringe opbrengst van een melding ('er zal toch niets mee gebeuren of door veranderen') of de moeilijke bewijslast. Als het gaat om uitlachen, uitschelden of pesten, wordt het vaakst aangedragen dat men het niet zo belangrijk of de moeite waard vond om te melden. De meldingsbereidheid is iets afgenomen ten opzichte van 2008/2009 LINK: http://www2.nijmegen.nl/mmbase/attachments/1633015/rapport_Hand_in_hand_2014.pdf TREFWOORDEN: Gelderland Discriminatie Geweld Intimidatie Homoseksualiteit Biseksualiteit CODE: 005.16 TITEL: Stemmingen en Koersen : Discriminatie in de tweede helft van 2016, een overzicht in vogelvlucht UITGAVE: Rotterdam : RADAR, 2017

SAMENVATTING: Bericht over de tweede helft van 2016 van het antidiscriminatiebureau RADAR waarin een overzicht wordt gegeven van de ontwikkelingen in Nederland op het gebied van discriminatie en discriminatiebestrijding. In vogelvlucht wordt ingegaan op enkele voorvallen, discussies en ontwikkelingen die in de eerste helft van 2016 van invloed waren op het discriminatiebeeld in Nederland. In oktober 2016 verscheen Stemmingen en Koersen over het eerste halfjaar van 2016. Voor een volledig overzicht over 2016 kunt u de voorliggende editie lezen in samenhang met Stemmingen en Koersen over de eerste helft van 2016.In deze notitie worden allereerst de belangrijkste publieke discussies van 2016 besproken, waarbij onder andere wordt stil gestaan bij etnisch profileren door de politie, het proces tegen Geert Wilders, de aankomende Tweede Kamerverkiezingen en de discussie rond het Sinterklaasfeest. Verder behandelen we het overheidsbeleid en bespreken we de landelijke discriminatiecijfers. LINK: http://radar.nl/file/2826154/Stemmingen+en+Koersen+2016+2.pdf TREFWOORDEN: Discriminatie Racisme Nederland Discriminatiebestrijding Antidiscriminatiebeleid CODE: 001.17 TITEL: Discriminatie van homo's, lesbiennes, biseksuelen en transgenderpersonen in Flevoland : Een analyse van geregistreerde discriminatie-incidenten op grond van seksuele gerichtheid en genderidentiteit in de provincie Flevoland over een periode van vijf jaar (2011-2015) AUTEUR(S): Huijsen, M. UITGAVE: Lelystad : Bureau Gelijke Behandeling Flevoland, 2017 SAMENVATTING: Rapport met daarin een analyse van de meldingen over discriminatie door lesbiennes, homo's, biseksuelen en transgender personen (LHBT's) in Flevoland. Zowel de meldingen tussen 2011 en 2015 bij de politie, als die bij Bureau Gelijke Behandeling Flevoland zelf zijn grondig bekeken. De meeste meldingen komen uit Almere, gevolgd door Lelystad. In verhouding tot het aantal inwoners komen uit Lelystad en Zeewolde meer meldingen dan uit de andere gemeenten. Van de 146 meldingen komen er 87 van LHBT's zelf. De overige registraties laten zien dat politieagenten en andere personen met een publieke taak ook vaak uitgescholden worden met aan 'homo' verwante begrippen. Vijandige bejegening, waaronder uitschelden, pesten en bekladding, wordt het meest gemeld. Na vijandige bejegening volgen bedreiging, mishandeling en overige gewelddadige uitingen.De meeste incidenten vinden plaats op de arbeidsmarkt. Dit terrein is namelijk van toepassing bij het uitschelden van hulpverleners. De meeste LHBT's zelf maken melding van incidenten in hun eigen buurt of wijk, gevolgd door de openbare ruimte. Het is zorgelijk dat discriminatie in een burenconflict vaak te laat onderkend wordt, terwijl er bij een vroege signalering zoveel eerder gewerkt kan worden aan een oplossing. De LHBT's in Flevoland die een melding doen zijn overwegend mannen van Nederlandse herkomst, meer dan de helft van hen is ouder dan 46 jaar.LHBT-vluchtelingen zijn een extra bron van zorg. De meldingsbereidheid onder hen is laag, waarschijnlijk uit angst voor consequenties bij de asielprocedure of onvoldoende vertrouwen in instanties. De verdachten van discriminatie van LHBT's zijn overwegend mannen, in meerderheid van Nederlandse herkomst. In verhouding tot landelijke onderzoeken wordt er in Flevoland weinig melding gemaakt van discriminatie door groepen, het gaat vaker om individuen. Gemiddeld zijn de verdachten bij de LHBT-meldingen 32 jaar oud, bij de scheldpartijen tegen politie en hulpverleners zijn de verdachten jonger, nl gemiddeld 25 jaar.

LINK: http://bureaugelijkebehandeling.nl/wp-content/uploads/2014/09/Rapport-Discriminatie-van-homo%E2%80%99s-lesbiennes-biseksuelen-en-transgenderpersonen-in-Flevoland-2011-2015.pdf TREFWOORDEN: Flevoland Discriminatie Meldpunten Homoseksualiteit Transseksualiteit Klachtbehandeling CODE: 005.17 TITEL: Discriminatie op de arbeidsmarkt in Nijmegen : Onderzoek AUTEUR(S): Bissels, F. Bril, S. Heerwaarde, L. van Galen, M. van UITGAVE: Nijmegen : Ieder1Gelijk, 2015 SAMENVATTING: Onderzoek naar discriminatie op de arbeidsmarkt in de gemeente Nijmegen. Het onderzoek begint met een samenvatting van recente onderzoeken op het gebied van arbeidsmarktdiscriminatie en legt een verbinding van de uitkomsten daarvan naar de Nijmeegse situatie. Op verzoek van de gemeente is specifiek aandacht besteed aan de situatie van mensen met een arbeidsbeperking, wat een nieuwe doelgroep voor de gemeente betekent. Wat speelt daar, wat ervaren werknemers en werkgevers voor belemmeringen. Voor het onderdeel werkgevers is er gekozen voor een kwalitatief onderzoek in de vorm van interviews. Op verzoek van de gemeente ging de aandacht vooral uit naar mensen met een niet-Nederlandse achtergrond, leeftijd en handicap. Dit onderzoek heeft niet tot doel volledig te zijn maar door middel van voorbeelden uit het Nijmeegse bedrijfsleven inzichtelijk te maken wat er speelt op het gebied van diversiteit en discriminatie, zodat hier actie op ingezet kan worden.De interviews zijn afgenomen door Mirjam van Galen en Lieke van Heerwaarde (studenten van de Universiteit Utrecht, opleiding Algemeen Sociale Wetenschappen) met personeelsfunctionarissen en werkgevers van veertien bedrijven uit verschillende sectoren. Geconcludeerd wordt dat in Nijmegen zoals verwacht een vergelijkbare situatie is als beschreven in de landelijke studies wat betreft discriminatie op de arbeidsmarkt. Bedrijven zoeken vooral naar de meest geschikte kandidaten zonder rekening te houden met diversiteit en gebruiken daarbij vaak interne kanalen wat de kans op meer diversiteit verkleind. Discriminatie vindt zelden bewust plaats, het is vaak een blinde vlek. Zo kunnen werkgevers met de beste bedoelingen toch mensen uitsluiten. Contact tussen werkgevers en doelgroepen lijkt een van de belangrijkste schakels in het verminderen van discriminatie en vooroordelen te zijn. En een aantal groepen met grote afstand tot de arbeidsmarkt zijn gebaat bij sociale vaardigheden, sollicitatievaardigheden en werknemersvaardigheden. LINK: https://www.ieder1gelijk.nl/wp-content/uploads/Onderzoek_Discriminate_op_de_arbeidsmarkt_Nijmegen.pdf TREFWOORDEN: Arbeid - Werkgelegenheid Discriminatie Gelderland Werving & selectie Personeelsbeleid Gehandicapten CODE: 433.15 TITEL: Vluchtelingen en onderwijs Naar een efficiëntere organisatie, betere toegankelijkheid en hogere kwaliteit

UITGAVE: Den Haag : Onderwijsraad, 2017 SAMENVATTING: In dit advies buigt de Onderwijsraad zich over de vraag: hoe kan het onderwijs vluchtelingen beter op weg helpen? Hij richt zich daarbij op kinderen en volwassenen zonder startkwalificatie. Het onderwijs aan vluchtelingen verloopt op drie punten niet efficiënt. In de eerste plaats worden schoolloopbanen herhaaldelijk onderbroken - of zelfs stilgezet - door de vele verhuizingen tijdens de asielprocedure. Kinderen moeten steeds opnieuw beginnen, hetgeen voor henzelf én voor scholen frustrerend is. In de tweede plaats wordt er te weinig kennis gedeeld in het eerste-opvangonderwijs. In de derde plaats brengt ad-hocbeleid allerlei kosten met zich mee. Als er snel onderwijsvoorzieningen voor grote groepen vluchtelingen moeten komen, werkt men op verschillende plekken in het land aan eigen oplossingen. Er zijn wel instanties en mechanismes die stimuleren dat scholen en gemeenten in verschillende regio's van elkaar leren, maar de kaders waarmee zij moeten werken zijn onduidelijk. Er wordt, kortom, te veel geïmproviseerd. Dat maakt de kans op herhaling van de problemen bij een volgende piek in de instroom groot De onderwijsraad doet drie aanbevelingen: . (1) De toegankelijkheid van het onderwijs voor vluchtelingen moet beter, ook bij een snelle toename van de instroom. De raad adviseert om álle vluchtelingenpeuters toegang te geven tot kwalitatief hoogwaardige voorschoolse voorzieningen, ongeacht het opleidingsniveau van de ouders. Daarnaast roept de raad scholen, gemeenten en de inspectie op om er samen voor te zorgen dat basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs vluchtelingenleerlingen gemakkelijker opnemen.; (2) . (2) Om de kwaliteit van het onderwijs aan vluchtelingen te verhogen, zijn investeringen nodig in de deskundigheid van leraren en teams én in betere lesmaterialen. Expertise van tweedetaalverwerving en -didactiek zijn onontbeerlijk. Niet elke leraar of pedagogisch medewerker hoeft deze kennis in dezelfde mate te bezitten, maar elk team moet er wel toegang toe hebben. Ook kennis over (het signaleren van) trauma's is voor docenten van belang, evenals het internationaal competent zijn .; . (3) Een hogere prioriteit voor onderwijs in het asielopvangbeleid moet er onder meer toe leiden dat vluchtelingen (zowel minderjarigen als volwassenen) zo min mogelijk verhuizen en snel kunnen starten met school of een opleiding. Dit motiveert zeer. Daarnaast pleit de raad voor netwerkvorming en kennisdeling . Hij adviseert om flexibele regionale netwerken in te richten, bestaande uit gemeenten, onderwijsinstellingen en andere betrokkenen. De gemeenten hebben hierin een regiefunctie. LINK: https://www.onderwijsraad.nl/upload/documents/publicaties/volledig/Vluchtelingen-en-onderwijs.pdf TREFWOORDEN: Vluchtelingen VO - Voortgezet onderwijs Basisonderwijs (Primair-) Onderwijsbeleid CODE: 702.17 TITEL: Representatie van vrouwen in de media UITGAVE: Amsterdam : Atria, 2017 SAMENVATTING: Overzichtsstudie van reeds bestaande cijfers over de representatie van vrouwen en mannen in de media. De publicatie gaat in op zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve representatie van vrouwen en mannen in de media. Waar mogelijk is dit ook intersectioneel bekeken in combinatie met dimensies als etniciteit en leeftijd. Het onderzoek beperkt zich tot informerende, nieuws-gerelateerde media gericht op een algemeen publiek. Geconstateerd wordt dat er momenteel - anders dan de globale meting van het Commissariaat voor de Media - geen

systematische monitoring plaatsvindt. De actuele cijfers komen uit individuele onderzoeken op basis van incidentele opdrachten. Naar de representatie van migranten wordt nauwelijks kwantitatief onderzoek verricht. Uit de beschikbare cijfers blijkt dat de ontwikkeling in de richting van een evenredige representatie van vrouwen en van migrantenvrouwen stagneert. De NPO heeft met het ministerie van OCW afgesproken dat de verdeling van mannen en vrouwen die in beeld komen minder scheef moet worden. Maar tussen 2010 en 2015 is het aandeel vrouwen gedaald van 37,6 naar 35,4 procent. Bij een evenredige representatie zou dit iets meer dan 50 procent moeten zijn. Het Global Media Monitoring Project (GMMP) heeft de ontwikkeling van het aandeel vrouwen in de media in 144 landen gemeten. Wereldwijd en in Europa (33 landen) is slechts een kwart van de personen die in het nieuws komt een vrouw. Dit aandeel vrouwen is tussen 2010 en 2015 constant gebleven, terwijl het tussen 1995 en 2010 gestaag is gestegen van 17 naar 24 procent voor de hele wereld, en van 16 naar 26 procent voor Europa. Verschillende Nederlandse onderzoeken naar het aandeel van vrouwen in de Nederlandse nieuws- en opinieprogramma's geven een vergelijkbaar beeld. Het aandeel vrouwen dat als nieuwsbron of als deskundige aan het woord komt schommelt al jaren rond een kwart van het totaal aan personen.Mannen zijn dus niet alleen qua aantal oververtegenwoordigd in nieuwsmedia, maar komen ook relatief vaak als deskundige aan het woord. Vrouwen verschijnen relatief vaak als 'gewone burger' in beeld. Er is weinig specifiek onderzoek gedaan naar de representatie van migranten in de Nederlandse media. De NPO heeft met het ministerie van OCW afgesproken dat de representatie van 'nietwesterse allochtonen' moet verbeteren. Tussen 2010 en 2015 is hun aandeel in de door de publieke omroep in beeld gebrachte personen gestegen van 9,2 naar 9,8 procent. Bij een evenredige representatie zou dit 11,9 procent moeten zijn. Als er al kwantitatief onderzoek is gedaan naar de representatie van migranten in de media, dan ontbreekt daarbij het onderscheid tussen vrouwen en mannen. Over de representatie van migrantenvrouwen in Nederland kunnen dus geen uitspraken worden gedaan. LINK: https://www.womeninc.nl/Uploaded_files/DownloadLinks/representatie-van-vrouwen-in-de-media-atria.165bfe.pdf TREFWOORDEN: Berichtgeving Beeldvorming Geschreven pers Radio - televisie Audio-visuele media Etnische minderheden Vrouwen CODE: 612.17 TITEL: Peiling Beeldvorming onder mediaprofessionals AUTEUR(S): Velden, E. van der Brandon, M. UITGAVE: Amsterdam : Direct Research., 2016 SAMENVATTING: Opiniepeiling onder mediamakers naar de wijze waarop zij denken over beeldvorming. Het onderzoek biedt inzicht in hoeverre mediaprofessionals zich bewust zijn van beeldvorming en hoe het onderwerp speelt in hun vakgebied. De doelgroep van het onderzoek bestaat uit Nederlandse mediamakers: beeldmakers (journalist, regisseur, adverteerder, etc.) en communicatieprofessionals. Het betreft een online kwantitatief onderzoek onder 467 mediaprofessionals in september 2016.Het blijkt dat kennis van de cijfers over het aantal vrouwen dat in beeld komt en de stereotiepe manier waarop vrouwen in beeld gebracht worden, is laag. Ruim 4 op de 5 mediaprofessionals herkennen dat vrouwen en mannen niet

even vaak in beeld komen en dat vrouwen vaker op niet-stereotiepe wijze in worden gebracht.Iets meer dan de helft houdt vrijwel altijd rekening met het tegengaan vanman/vrouw stereotypering of bij specifieke onderwerpen. Toch is 1 op de 3 mediaprofessionals hier zelden tot nooit mee bezig, omdat er simpelweg niet bij wordt stil gestaan of omdat men aangeeft te kijken naar het individu: men zoekt een geschikte expert, sekse maakt geen verschil. Het belang om vrouwen en mannen even vaak en op niet-stereotype wijze in beeld te brengen wordt onderkend. Vrouwen zijn zich over het algemeen meer bewust van het onderwerp dan mannen. Mediaprofessionals zien een belangrijke rol voor zichzelf (als beeldmaker) weggelegd om de huidige beeldvorming te Vrouwen kunnen zelf bijdragen door zich actief te profileren en te presenteren in de media en zelf het belang ervan in te zien. LINK: https://www.womeninc.nl/Uploaded_files/DownloadLinks/peiling-beeldvorming-onder-mediaprofessionals-2016-directresearch.59e631.pdf TREFWOORDEN: Etnische minderheden Audio-visuele media Geschreven pers Radio - televisie Berichtgeving Beeldvorming Vrouwen CODE: 612.16 TITEL: Taal in beeldvorming: vooroordelen (v/m) in taalgebruik AUTEUR(S): Vinkenburg, C. UITGAVE: Amsterdam : Stichting WOMEN Inc., 2016 SAMENVATTING: Analyse van voorbeelden van seksestereotiep taalgebruik in de media en de gevolgen hiervan. Uiteenzetting hoe seksestereotypen worden gereproduceerd door taalgebruik, hoe dit zichtbaar is in de media en wat de gevolgen daarvan zijn. Met aanbevelingen hoe linguistic gender bias kan worden tegengegaan. LINK: https://www.womeninc.nl/Uploaded_files/DownloadLinks/taal-in-beeldvorming-vooroordelen-v-2fm-in-taalgebruik-2016-claartje-vinkenburg.ce4b7d.pdf TREFWOORDEN: Berichtgeving Vooroordelen Beeldvorming Geschreven pers Radio - televisie Audio-visuele media Etnische minderheden Vrouwen CODE: 612.16 TITEL: Rendementsanalyse Beeldvorming in de media AUTEUR(S): Sapulete, S. Dominguez Alvarez, L. UITGAVE: Rotterdam : Ecorys, 2016 SAMENVATTING: In dit onderzoek zijn middels een rendementsanalyse de mogelijke effecten van representatieve beelden in de media in kaart gebracht op het gebied van arbeidsmarkt en (vermindering van) sociale ongelijkheid. Vrouwen en minderheidsgroepenmzijn minder vaak in beeld in de media en als zij in beeld zijn, is dit vaak in stereotiepe rollen, zoals vrouwen in de thuissituatie, tegenover mannen in de werksituatie. In de rendementsanalyse wordt er, naast directe kosten en opbrengsten, voornamelijk gekeken naar (meer indirecte) maatschappelijke effecten. De vraag die dit onderzoek tracht te beantwoorden is

wat er zou gebeuren "als we niks doen" versus de situatie waarin "beeld representatief is." Op 15 november 2016 heeft Ecorys twee EffectenArena's georganiseerd met een totaal van 19 deelnemers. Uit de EffectenArena´s hebben wij een vijftal hoofdeffecten gedestilleerd, namelijk: (1) Meer kansen voor vrouwen op de arbeidsmarkt; (2) Een gelijkere zorg-werkverdeling; (3). Breder palet aan mogelijkheden voor vrouwen en minderheidsgroepen; (4) Meer identificatie met "de ander";(5) Stem geven aan vrouwen en minderheden. LINK: https://www.womeninc.nl/Uploaded_files/DownloadLinks/rendementsanalyse -beeldvorming-in-de-media-ecorys.cbe68b.pdf TREFWOORDEN: Beeldvorming Etnische minderheden Vrouwen Geschreven pers Radio - televisie Berichtgeving Audio-visuele media CODE: 612.16 TITEL: Iedereen INC. : hoe in- en uitsluiting werkt en hoe je dat kunt beïnvloeden AUTEUR(S): Vaessen, J. UITGAVE: Amsterdam : Prometheus, 2016 SAMENVATTING: Boek. Of we nu willen of niet, we beoordelen elkaar voortdurend. Op uiterlijk, afkomst, sekse, opleiding, inkomen. Binnen een paar seconden vormen we ons een beeld van de ander. Voor een kleine groep mensen pakt dat bijna altijd goed uit . Wie zijn die mensen? Wanneer hoor je bij de ingroup en waar word jij buitengesloten? Als je het mechanisme van in- en uitsluiting begrijpt kun je het aanpakken. Jannet Vaessen, oprichter van WOMEN Inc., laat in dit boek zien dat het wel degelijk zin heeft om op te komen voor je positie: als je het maar strategisch doet. Hoe krijg je sceptici in beweging? Hoe blijf je uit de slachtofferrol? Vaessen verbindt eigen ervaringen en observaties vloeiend met wetenschappelijke inzichten. Zo creëert ze een nieuwe context voor het oververhitte meningencircus rond maatschappelijke ongelijkheid. Vaessen vindt in het begrip 'inclusiviteit' de sleutel om op een nieuwe en constructieve manier met verschillen en gelijkheid om te gaan.Ze deelt haar technieken en ervaringen om gevoelige gesprekken om hokjes af te breken, door een vooroordeel heen te stappen en hoe je taboes kan doorbreken die gelijkwaardigheid van jou en je groep in de weg staan. LINK: https://www.womeninc.nl/Uploaded_files/DownloadLinks/beperkt-zicht-de-rol-van-mediamakers-in-beeldvorming.799def.pdf TREFWOORDEN: Beeldvorming Discriminatie Vooroordelen Etnische minderheden Vrouwen CODE: 001.16