UNIVERSITEIT GENT › fulltxt › RUG01 › 001 › 789 › 021 › RUG01...De zenuw loopt in...
Transcript of UNIVERSITEIT GENT › fulltxt › RUG01 › 001 › 789 › 021 › RUG01...De zenuw loopt in...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT DIERGENEESKUNDE
Academiejaar 2010-2011
TONGSPELEN EN ANDERE PATHOLOGIEËN VAN DE TONG BIJ HET PAARD
door
Roxanne VAN DER AA
Promotor: Prof. Dr. Frank Ödberg Literatuurstudie in het kader
Medepromotor: Prof. Dr. Christel Moons van de Masterproef
AUTEURSRECHT
De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen
voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met
betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie.
Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor(en). Het auteursrecht
beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en
neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde
studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren. De auteur is niet verantwoordelijk voor
de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn.
VOORWOORD
Ten eerste wil ik graag mijn promotor; Prof. Dr. Ödberg, en mijn co-promotor; Prof. Dr. Moons,
bedanken om me op weg te helpen en ook voor al hun tijd, inzet en inspanning bij het verbeteren van
mijn werk.
Ten tweede wil ik ook Prof. Dr. Vlaminck bedanken om het eerste onderdeel van mijn masterproef,
namelijk „Pathologie van de tong‟, grondig door te nemen en te verbeteren.
Verder ook een woordje van dank aan allen die dit werk hebben nagelezen, in het bijzonder aan mijn
papa, Patrick Van der Aa.
INHOUDSOPGAVE
SAMENVATTING p.1
1. INLEIDING p.2
2. LITERATUURSTUDIE p.3
2.1 PATHOLOGIE VAN DE TONG p.3
2.1.1 Anatomie van de tong p.3
2.1.2 Ontsteking en wonden van de tong p.4
2.1.2.1 Etiologie p.4
2.1.2.2 Symptomen p.5
2.1.2.3 Diagnose p.5
2.1.2.4 Behandeling p.5
2.1.3 Fracturen van de onderkaak en het tongbeen p.7
2.1.3.1 Fracturen van de mandibula p.7
2.1.3.2 Fracturen van de tongbeenderen p.9
2.1.4 Verlamming van de tong p.9
2.1.4.1 Trauma p.10
2.1.4.2 Aandoeningen van de luchtzakken p.11
2.1.4.3 Botulisme p.11
2.1.4.4 Meningoencephalitis p.11
2.1.4.5 Encephalomyelitis p.12
2.2 TONGSPELEN TIJDENS HET BERIJDEN p.14
2.2.1 Etiologie p.14
2.2.2 Behandeling p.15
2.3 ORAAL STEREOTIEP GEDRAG p.21
2.3.1 Definitie stereotiep gedrag p.21
2.3.2 Etiologie p.21
2.3.3 Implicaties p.22
2.3.4 Behandeling p.23
2.4 DISCUSSIE p.24
3. LITERATUURLIJST p.26
SAMENVATTING
In deze literatuurstudie wordt getracht het probleem van het tongspelen bij het paard beter in kaart te
brengen, alsook om de meest voorkomende pathologieën ter hoogte van de tong te bespreken.
Wanneer de tong van een paard uit de mondholte hangt zijn er verschillende oorzaken mogelijk. Een
verwonding en de daarop volgende ontsteking van de tong, een fractuur van de onderkaak en/of van
de tongbeentjes, of een al dan niet infectieuze verlamming van de tong behoren tot de potentiële
oorzaken.
Wanneer pathologie ter hoogte van de tong door diverse diagnostische methodes kan worden
uitgesloten kan men het tongspelen observeren bij het bereden paard en bij het paard op stal. Er
bestaan diverse theorieën omtrent het ontstaan, de implicaties en de behandeling van tongspelen als
een gedragsmatig probleem. Een beter verstaan van de oorzaken van tongspelen zal resulteren in
een efficiëntere preventie en behandeling. Desondanks worden dieronvriendelijke en wrede
methodes, zoals het tongbinden, in de praktijk nog vaak aangewend.
Key words: huisvesting - stereotypie - tongbinden - tongspelen - welzijn
1. INLEIDING
Het wilde paard is een sociaal kuddedier dat het best vertoeft in een steppe-omgeving waarbij het
dagelijks grote hoeveelheden hoogvezelig voer tot zich neemt. De domesticatie van het paard heeft
grondige wijzigingen veroorzaakt wat betreft deze natuurlijke leefomstandigheden. In de moderne
paardenhouderij en rijkunst worden er hoge fysieke, psychologische en gedragsmatige eisen gesteld
aan het dier. Deze eisen zijn op veel vlakken tegenstrijdig met de fysiologie van het paard wat in
sommige gevallen aanleiding geeft tot gedragsmatige problemen.
In deze literatuurstudie wordt het verschijnsel van het tongspelen bij zowel het opgestald als het
bereden paard nader toegelicht. Alvorens de oorzaak van een abnormale of ongewenste beweging
van de tong als een gedragsmatig probleem te benaderen, dient de pathologie van de mondholte en
de tong te worden uitgesloten. Er bestaan diverse diagnostische methodes en wijzen van behandeling
afgestemd op elk specifiek probleem.
Bij het bereden paard wordt soms tongspelen opgemerkt. Tongspelen wordt bestraft bij het rijden van
een dressuurproef. Men gaat er vanuit dat dit een teken is van verzet en/of spanning, hetgeen bewijst
dat het paard niet volledig in submissie is. In de draf- en rensport veronderstelt men dat het
tongspelen op hoge snelheid kan leiden tot de gevreesde situatie waarbij het zacht gehemelte zich
dorsaal verplaatst (dorsal displacement of the soft palate), resulterende in ademnood. Routine-matig
worden dus optomingsaccesoires aangewend om het ongewenste verschijnsel van tongspelen tegen
te werken.
In sommige gevallen kan tongspelen ook gedefinieerd worden als stereotiep gedrag. Dit is repetitief
en invariabel gedrag zonder duidelijk doel en/of functie. Stereotypieën ontwikkelen zich vaak wanneer
dieren geconfronteerd worden met frustratie, stress of angst en een restrictieve huisvesting. De
aanwezigheid van stereotiep gedrag kan dus beschouwd worden als een welzijnsindicator.
2. LITERATUURSTUDIE
2.1 PATHOLOGIE VAN DE TONG
2.1.1 Anatomie van de tong
De tong ligt op de bodem van de mondholte tussen het linker en rechter corpus van de mandibula. De
tong bestaat uit de lepelvormige apex, het corpus en de radix. Ter hoogte van het corpus is de tong
door middel van het frenulum aan de bodem van de mondholte bevestigd. De dorsale en laterale
linguale mucosa is gekeratiniseerd, relatief sterk en vertoont locaal verschillende vormen van papillen.
De hiervoor besproken structuren worden geïllustreerd in de onderstaande figuur (fig. 1).
Fig. 1: De tong van het paard (uit Budras et al., 2009).
B= Linguale frenulum, 16= Apex van de tong, 18= Corpus van de tong, 19= Radix van de tong
De tong bestaat voornamelijk uit dwarsgestreepte spiervezels. Ze heeft intrinsieke en extrinsieke
spieren, deze laatste verbinden de tong met de verschillende delen van het hyoid apparaat. Onder de
extrinsieke tongspieren worden de m. styloglossus, de m. hyoglossus en de m. genioglossus verstaan.
Het hyoid apparaat bevindt zich tussen de rami van de mandibula ter hoogte van de radix van de tong.
Het vormt de verbinding tussen de tong en de larynx en zorgt voor de ophanging van de tong aan de
schedel (fig. 2).
De bloedvoorziening van de tong gebeurt door de linguale en sublinguale arterie die beiden
ontspringen uit de arteria carotis externa via de truncus linguo-facialis. De tong is zeer goed
gevasculariseerd. The innervatie van de tong wordt verzorgd door verschillende craniale zenuwen. De
sensorische innervatie van de tong wordt bekomen door de nervus trigeminus, de chorda tympani;
welke ontstaat uit de nervus facialis, de nervus glossopharyngeus en de nervus vagus. De motorische
innervatie van de tongspieren wordt bekomen door de nervus hypoglossus. De nervus hypoglossus
ontspringt ter hoogte van het caudale verlengde merg en verlaat de schedel door het hypoglossaal
kanaal. De zenuw loopt in rostroventrale richting tussen de nervus accesorius en de nervus vagus
door, loopt dan in een mucosale plooi van het mediaal compartiment van de luchtzak om uiteindelijk
naar de radix van de tong te lopen (Barone, 1997; König en Liebich, 2007; Budras et al, 2009).
Fig. 2: Hyoid apparaat van het paard en de verbinding met de larynx (uit Budras et al., 2009).
A= Tympanohyoid kraakbeen, B= Stylohyoid bot, C= Epihyoid bot, D= Ceratohyoid bot, E= Basihyoid
bot, E´= Processus lingualis, F= Thyrohyoid bot
2.1.2 Ontsteking en wonden van de tong
2.1.2.1 Etiologie
Het paard is van nature een niewsgierig dier. Veel wonden aan de lippen, rostrale mandibula en de
tong worden veroorzaakt doordat delen van de mond vast komen te zitten in voerbakken, delen van
de weide omheining, uitsteeksels aanwezig in de stal, etc. Ook worden veel wonden ter hoogte van de
tong veroorzaakt door het bit. Wonden kunnen ontstaan door een onkundige ruiter die overmatig aan
de teugels trekt, en dus met een “harde hand” rijdt, in combinatie met het gebruik van een scherp bit.
Het mechanisch tegengaan van tongspelen of een hangende tong kan ook aanleiding geven tot
ernstige verwonding. Scherpe tandpunten kunnen ook verwondingen van de tong veroorzaken.
Iatrogene schade aan de tong kan gebeuren bij procedures als extractie van tanden en transorale
benadering van entrapment van de epiglottis. Bij hardhandige manipulatie van de tong kan het
frenulum scheuren. Indien dit gebeurt, zijn de tongbeenderen vaak gebroken. Penetratie door
vreemde voorwerpen wordt soms gezien. Deze kunnen lokale of diffuse glossitis of abcessen
veroorzaken (Howard en Stashak, 1993; Gerard, 2004; Barber, 2005; Bennet, 2005).
2.1.2.2 Symptomen
Kleine en/of oppervlakkige wonden van de tong worden vaak niet opgemerkt door de eigenaar. Bij
diepe, ernstige laceraties kunnen de symptomen variabel zijn. De volgende klinische beelden kunnen
waargenomen worden; bloeding, ptyalisme, dysphagie, anorexie en protrusie van de tong uit de
mond. Bij penetratie van de tong door vreemde voorwerpen kan men hiernaast ook een focale of
diffuse, warme en pijnlijke zwelling van de tong waarnemen alsook halithose en paralyse van de tong.
Ook koorts kan aanwezig zijn (Gerard, 2004).
2.1.2.3 Diagnose
De diagnose van wonden aan de tong kan worden gemaakt door inspectie van de mondholte. In de
meeste gevallen wordt er gebruik gemaakt van een speculum. Bij sommige paarden is voorafgaande
sedatie vereist. Een lichtbron is geen overbodige luxe om de mondholte te inspecteren. De mondholte
wordt best eerst geflushed om voedsel, bloed en vuil te verwijderen en een betere inspectie van de
mondholte toe te laten. Wanneer men penetratie van een vreemd voorwerp verwacht, kan men ook
radiografische opnamen maken om metalische voorwerpen zichtbaar te maken. Ook echografie, ofwel
direct op de tong of transcutaan in de intermandibulaire ruimte behoren tot de mogelijkheden
(MacDonald, 1993; Gerard et al, 2004; Reed et al., 2004a; Greet, 2005).
2.1.2.4 Behandeling
Wanneer men te maken heeft met kleine en/of ondiepe wonden, kan men deze per secundam laten
helen. De behandeling bestaat uit het flushen van de laceratie enkele malen per dag of na het
voederen met een antiseptische vloeistof, fysiologische oplossing of water. Kortstondige toediening
van een niet-steroidale ontstekingsremmer (NSAID) kan aangewezen zijn in het kader van pijn
bestrijding. (Howard en Stashak, 1993; Gerard, 2004; Barber, 2005; Greet, 2005).
Diepe laceraties van de tong worden voornamelijk gezien in transversale richting ter hoogte van de
apex van de tong. Dit deel van de tong staat in direct contact met het bit en wordt vaker blootgesteld
aan de omgeving. De behandeling van zulke wonden kan gebeuren door per primam heling, per
secundam heling of in uitzonderlijke gevallen partiële glossectomie. Tijdens chirurgische ingrepen ter
hoogte van de tong is het aangewezen om het paard te sederen en de tong ongevoelig te maken door
lokale infiltratie anesthesie of om het paard onder volledige anesthesie te brengen indien de wonden
moeilijk te bereiken zijn (Gerard, 2004; Barber, 2005).
De per primam heling van de tong wordt aangeraden bij diepe laceraties van de tong. Er wordt
debridement uitgevoerd van de wonde om een verse wondrand te bekomen (Howard en Stashak,
1993; Barber, 2005). De tong wordt best in verschillende lagen gehecht om dode ruimte te voorkomen
(Howard en Stashak, 1993; Gerard, 2004; Barber, 2005). Dode ruimte kan zich opvullen met serum of
bloed en kan geïnfecteerd geraken (Howard en Stashak, 1993). Dode ruimte wordt hierdoor gezien
als een belangrijke factor in de slechte genezing van tongwonden (Barber, 2005). Om spanning op te
vangen worden verticale matrashechtingen geplaatst. Verzonken enkelvoudige hechtingen worden
gebruikt om dode ruimte verder te voorkomen en om appositie van de tongspieren te verkrijgen. De
mucosa wordt nadien gehecht met een simpele doorlopende hechting of een onderbroken vertikale
matrashechting (Howard en Stashak, 1993; Gerard, 2004; Barber, 2005) (fig. 3). Men moet opmerken
dat de kans op wond dehiscentie groot is ten gevolge van de hoge beweegelijkheid van de tong
(Gerard, 2004; Barber, 2005). Postoperatieve behandeling bestaat uit toediening van antibiotica en
NSAID´s. Bij voorkeur wordt er gemakkelijk kauwbaar en verteerbaar voedsel gevoederd (Howard en
Stashak, 1993).
Fig. 3: Hechten van een diepe laceratie van de tong (uit Howard en Stashak, 1993).
Partiële glossectomie wordt uitgevoerd indien de apex van de tong niet vitaal is en/of er minimale
verbinding is met de rest van de tong. De tong kan tot aan het frenulum geamputeerd worden en dit
zonder functieverlies (Howard en Stashak, 1993; Barber, 2005). De dorsale en ventrale mucosae van
de stomp worden aan elkaar gehecht met enkelvoudige hechtingen (Gerard, 2004; Barber, 2005). De
post operatieve behandeling is gelijk aan deze bij diepe laceraties (Howard en Stashak, 1993).
Per secundam heling van de tong kan verantwoord zijn bij minder erge of oudere lesies. Men moet er
op bedacht zijn dat de mogelijkheid bestaat dat het gevormde littekenweefsel zal lijden tot
functieverlies van de tong en tot moeilijkheden met het bit (Howard en Stashak, 1993; Barber, 2005).
De mondholte moet, zoals eerder vermeld, frequent geflushed worden (Gerard, 2004).
Een vreemd voorwerp wordt bij voorkeur verwijderd. Bij paarden met een klein linguaal abcess of
diffuse glossitis kan conservatieve behandeling geprobeerd worden. Hieronder verstaat men het
toedienen van antimicrobiële middelen en NSAID´s gedurende 2 tot 3 weken (Gerard, 2004; Greet,
2005).
2.1.3 Fracturen van de onderkaak en het tongbeen
2.1.3.1 Fracturen van de mandibula
Fracturen van de mandibula kunnen, naargelang hun lokalisatie, worden ingedeeld in vier
categorieën; fracturen ter hoogte van de incisivi, interdentale fracturen, fracturen ter hoogte van de
molaren en fracturen ter hoogte van de ramus van de mandibula (Ragle, 1993) (fig. 4).
Fig. 4: Indeling van fracturen van de mandibula. (uit Van Roy, 2009)
Fracturen van het rostrale deel van de mandibula worden veroorzaakt doordat de snijtanden vast
komen te zitten en er een avulsie fractuur wordt bekomen doordat het paard zijn onderkaak terugtrekt
(Ragle, 1993). Deze fracturen komen het meest voor en zijn daarenboven vaak ook open fracturen
(Blackford en Blackford, 1992; DeBowes 1996; Steenhaut, 1998). Meer distale fracturen zijn meestal
het gevolg van een stamp, een val of een afweerbeweging waarbij het paard zijn hoofd stoot (Ragle,
1993).
De meest voorkomende symptomen zijn malpositie van de snijtanden, ptyalisme, halithose en pijn bij
het opnemen van voedsel (Ragle, 1993; Knox et al., 2005). Bij bilaterale fracturen is er vaak protrusie
van de tong te zien (Blackford en Blackford, 1992, Knox et al., 2005; Mudge en Bramlage, 2007). Bij
caudaal gelegen fracturen zijn de klinische symptomen vaak beperkt tot zwelling van de weke
weefsels, kneuzing en laceraties (DeBowes, 1996; Knox et al., 2005). Hevige bloeding kan voorkomen
(Knox et al., 2005; Mudge en bramlage, 2007). Indien er schade wordt veroorzaakt aan zenuwen
kunnen er zich uitvalsverschijnselen voordoen (Mudge en Bramlage, 2007). Permanente paralyse van
de lippen of tong kunnen hierdoor veroorzaakt worden (Blackford en Blackford, 1992).
Een uitvoerige inspectie van de mondholte dient te worden uitgevoerd om schade aan de weke
weefsels en een open verbinding tussen de fractuur en de mondholte te bepalen. Radiografieën
worden best genomen om het verloop van de fractuur te kunnen beoordelen (Ragle, 1993; Knox et al,
2005; Mudge en Bramlage, 2007). Ook kan men met radiografie bepalen of het hyoïd apparaat en/of
het temporo-mandibulair gewricht betrokken zijn bij de fractuur (Ragle, 1993). Er worden zowel
laterolaterale als dorsoventrale opnames genomen (DeBowes, 1996; Steenhaut, 1998).
De behandeling van fracturen van de mandibula is verschillend naargelang de lokalisatie van de
fractuur. Fracturen ter hoogte van de incisivi worden vaak gefixeerd door middel van staaldraad. (fig.
5) Deze techniek wordt cerclage genoemd (Ragle, 1993; DeBowes 1996).
Fig. 5: Fixatie van een fractuur ter hoogte van de incisivi door middel van cerclage (uit Mudge en
Bramlage, 2007).
Fracturen van het interdentale deel van de mandibula worden bij voorkeur gefixeerd met staaldraad
gebruik makende van het tension band principe, of met behulp van een intra-orale brug van
methylmethacrylaat (Ragle, 1993) (fig.6).
Fig. 6: Fixatie van een interdentale fractuur volgens het tensionbandprincipe (uit Ragle, 1993).
A= Een staaldraad wordt volgens de nummering tussen de tanden gewoven, B= Door het aanspannen
van de staaldraad wordt de fractuur gefixeerd.
Fracturen ter hoogte van de molaren kunnen conservatief behandeld worden indien de fractuur
voldoende stabiel is. Conservatieve therapie omvat het voederen van zacht voeder, het dagelijks
uitwassen van de mondholte en een behandeling met NSAIDs. Indien men de fracturen toch
chirurgisch wenst te benaderen, kan men bij deze fracturen gebruik maken van platen en schroeven of
percutaan geplaatste pinnen in combinatie met uitwendige fixatie (Ragle, 1993) (fig. 7). Fracturen van
de ramus van de mandibula zijn vaak stabiel genoeg om conservatief te worden behandeld (Ragle,
1993).
Fig. 7: Fixatie van fracturen ter hoogte van de molaren (naar Ragle, 1993).
A= Techniek gebruik makende van platen en schroeven, B= Externe fixatie
2.1.3.2 Fracturen van de tongbeenderen
Fracturen van de tongbeenderen komen relatief weinig voor omdat ze goed beschermd worden door
de rami van de mandibula. Fracturen van de tongbeenderen kunnen wel voorkomen als complicatie bij
een fractuur van de ramus van de mandibula of bij overmatige tractie aan de tong. Symptomen zijn
onder andere protrusie van de tong, die zeer pijnlijk is bij manipulatie. Als beensplinters de
oropharyngeale mucosa penetreren kan er bloed aanwezig zijn in de mondholte, indien beensplinters
de luchtzakken doorboren kan er epistaxis aanwezig zijn. De diagnose gebeurt op basis van een
grondige inspectie van de mondholte, endoscopie, om eventuele schade aan de oropharyngeale
mucosa en de luchtzakken uit te sluiten, en radiografie (Ragle, 1993).
2.1.4 Verlamming van de tong
Verlamming van de tong kan zich uiten in onvoldoende tonus van de tongspieren en een
assymmetrische en abnormale positie van de tong (MacDonald, 1993). Trauma of een infectieus
ziekteproces kunnen aan de basis liggen van de verlammingsverschijnselen. De verschillende
oorzaken worden hier kort besproken.
2.1.4.1 Trauma van het perifeer en/of centraal zenuwstelsel
Wanneer de nervus hypoglossus, de kopzenuw die de tongspieren innerveert, beschadigd is
ingevolge een fractuur van de onderkaak, kunnen er zich verlammingsverschijnselen voordoen
(Mudge en Bramlage, 2007). Permanente paralyse van de tong kan hierdoor eveneens veroorzaakt
worden (Blackford en Blackford, 1992).
Ook traumatische hersenschade kan onder meer verlamming van de tong veroorzaken. Wanneer er
zich een trauma van de schedel voordoet, al dan niet met fractuur van de schedel, wordt de impact
van het trauma overgebracht naar de weke weefsels die zich intracraniaal bevinden (MacKay, 2004;
Reed et al., 2004c). De primaire schade omvat schade aan de bloedvaten, neuronale cellichamen,
axonen en glia-cellen. De impact van het trauma kan ook een massale depolarisatie van de neuronen
veroorzaken, waardoor bewusteloosheid, die meestal van voorbijgaande aard is, wordt veroorzaakt
(MacKay, 2004). Beschadiging van de bloedvaten kan leiden tot significante bloedingen die de
intracraniale druk verhogen (MacKay, 2004; Reed et al., 2004b).
De secundaire schade veroorzaakt door trauma van de schedel omvat de gevolgen van de primaire
schade. Door bloeding en mechanische schade worden ontstekingsmediatoren vrijgesteld. Dit kan
verdere hersenschade alsook het optreden van ontstekingsoedeem tot gevolg hebben, wat de
intracraniale druk nog verder kan opdrijven. Een gedaalde systemische bloeddruk, welke vaak
optreedt bij traumatische hersenschade, en een verhoogde intracraniale druk induceren weefsel-
ischemie. Dit leidt regelmatig tot apoptose en necrose van het hersenweefsel, waarbij necrose een
verdere onsteking van het omliggende weefel veroorzaakt (Mackay, 2004; Reed et al., 2004b).
De klinische tekenen van hersenschade zijn afhankelijk van welke regio van de hersenen aangetast
is. Zo onderscheidt men „forebrain syndrome‟, „midbrain syndrome‟, vestibular syndrome‟ en „hindbrain
syndrome‟. Verlamming van de tong valt onder de laatste categorie. Bij „hindbrain syndrome‟ zijn er
uitvalsverschijnselen mogelijk van verschillende kopzenuwen in associatie met mentale depressie,
ataxie en in erge gevallen ook een abnormaal ademhalingspatroon. Indien de nervus hypoglossus
aangetast is, treedt er dus verlamming van de tong op. Indien er verschillende delen van de hersenen
zijn aangetast spreekt men van „multifocal syndrome‟ (MacKay, 2004).
Voor de diagnose kan men gebruik maken van verschillende medische beeldvormingstechnieken. Met
RX kan men fracturen van de schedel, intracraniaal gas en bloed in de sinussen en in de luchtzakken
aantonen. Met CT worden cross-sectionele opnames gemaakt. Hiermede kan men focale
hersenschade en bloeding aantonen, alsook fracturen en bloed in het middenoor, de sinussen en de
luchtzakken. MRI is aangewezen om vroege infarcten en oedeem op te sporen (Ragle, 1993; MacKay,
2004; Reed et al., 2004b).
Levensbedreigende toestanden, zoals een verstopping van de luchtweg, worden eerst aangepakt.
Nadien volgt de behandeling, welke berust op het reduceren van hersen-oedeem, het verminderen
van de intracraniale druk en het voorkomen van secundaire hersenschade (Reed et al., 2004b). Het
hoofd wordt bij voorkeur iets hoger dan het lichaam geplaatst. Indien de intracraniale druk te hoog
wordt en er zich ernstig hersen-oedeem voordoet kan men hyperosmotische infuustherapie toepassen
of een 20% mannitol oplossing intra-veneus toedienen. Om secundaire hersenschade te voorkomen
wordt aangeraden om hyperthermie te vermijden en drastisch te behandelen indien dit zich voordoet.
Dit teneinde de schadelijke ontstekingsreacties te onderdrukken. Ook moet men adequate ventilatie
van de longen en zuurstofsaturatie van het bloed kunnen garanderen om hypoxie van het
hersenweefsel te voorkomen. Om toevallen te behandelen kan men gebruik maken van diazepam,
phenobarbital of pentobarbital (MacKay, 2004; Reed et al., 2004b).
2.1.4.2 Aandoeningen van de luchtzakken
De luchtzakken zijn caudoventrale diverticula van de buis van Eustachius. Elke luchtzak is opgedeeld
in een mediaal en een lateraal compartiment door het tongbeen. In de wand van de luchtzakken lopen
verschillende zenuwen; waaronder de VIIe, IXe, Xe en XIIe kopzenuwen, en verschillende bloedvaten,
waaronder de interne en externe arteria carotis en de maxillaire bloedvaten. Bij pathologieën van de
luchtzakken worden vaak ook stoornissen van deze zenuwen en bloedvaten geïnduceerd. Als de
nervus hypoglossus aangetast is, wordt verlamming van de tong waargenomen (Reed et al., 2004b).
Bij luchtzakmycosis worden er schimmel-plaques gevormd op de mucosa van de luchtzakken. Het
mediale compartiment is het vaakst aangetast. De integriteit van de luchtzakwand wordt aangetast en
er is dus ook reëel gevaar voor erosie van de neurale en vasculaire structuren die hier aanwezig zijn
(Reed et al., 2004b; Davis et al., 2007). Vaak wordt matige tot erge epistaxis en dysfagie opgemerkt.
Facialis paralyse en paralyse van de tong worden minder frequent opgemerkt (Davis et al., 2007).
De diagnose van luchtzakstoornissen wordt gesteld door middel van endoscopie. Bacteriologisch en
mycotisch onderzoek van de luchtzakinhoud zijn ook aangewezen. Voor de behandeling kan men
topische en systemische antimycotica toedienen. Indien er risico is voor ruptuur van een groot
bloedvat en subsequent een fatale bloeding, dienen de aangetaste bloedvaten chirurgisch
geoccludeerd of geligeerd te worden. De bloedvaten moeten proximaal en distaal geoccludeerd of
geligeerd worden om retrograde bloeding vanuit de cirkel van Willis te voorkomen (Reed et al., 2004b;
Rush, 2005; Davis et al., 2007).
2.1.4.3 Botulisme
Botulisme is een neuromusculaire aandoening. Door opname van het toxine dat geproduceerd wordt
door Clostridium botulinum wordt een acuut en fataal verlopende paralyse veroorzaakt. Het toxine
wordt vaak teruggevonden in rottende karkassen en rottend plantaardig materiaal. Het toxine
voorkomt de vrijstelling van acetylcholine ter hoogte van de motorische eindplaten en veroorzaakt zo
paralyse. Het klinisch beeld omvat verminderde tonus van de staart en tong, progressieve zwakheid,
moeilijkheden met kauwen en slikken en uiteindelijk ademhalingsparalyse en hartstilstand. De
diagnose kan worden gesteld door isolatie van het toxine op autopsie en door isolatie van het toxine
uit voeder, maar is vaak moeilijk. Vroege toediening van het antitoxine is effectief in het behandelen
van botulisme (Gyles, 2005; Wilkins, 2007).
2.1.4.4 Meningoencephalitis
Bacteriële meningitis, en de daarop volgende encephalitis, wordt meestal gezien bij septicemische
veulens. Bacteriën zoals Escherichia coli, Actinobacillus spp., Klebsiella spp., Streptococcus spp. en
Staphylococcus spp. werden reeds geïsoleerd. Bacteriële meningitis wordt slechts zelden gezien bij
oudere paarden (Long en Seino, 2007).
De gebruikelijke symptomen van meningitis zijn koorts, lethargie, anorexie, stijfheid van de nek en
hyperesthesie. Indien de infectie uitbreidt naar het hersenparenchym, kunnen veel verschillende
symptomen worden waargenomen zoals exitatie, hyperesthesie, zelf-mutilatie en compulsieve
beweging. Ataxie, intentie tremor en nystagmus indiceren aantasting van het cerebellum. Indien de
hersenstam aangetast is, kunnen depressie, ataxie en stoornissen van de kopzenuwen vastgesteld
worden. Paralyse van de nervus trigeminus en de nervus facialis worden het vaakst aangetroffen,
maar paralyse van de tong kan ook voorkomen. De klinische symptomen bij veulens kunnen minder
uitgesproken zijn omdat de meningoencephalitis vaak secundair is aan septicemie (Munana, 2005;
Long en Seino, 2007).
Analyse van het cerebrospinaal vocht is de betrouwbaarste methode om een diagnose te stellen. Een
verhoogd aantal witte bloedcellen, waarvan neutrofielen in de meerderheid zijn, de aanwezigheid van
bacterieën en gestegen eiwitwaarden kunnen de diagnose van meningoencephalitis bevestigen
(Munana, 2005; Long en Seino, 2007). CT en MRI kunnen ook gebruikt worden om neoplasie of
hersenabcessen uit te sluiten (Long en Seino, 2007).
De behandeling van bacteriële meningoencephalitis moet de eliminatie van pathogenen uit de
hersenen bevorderen en de vaak fatale gevolgen van de onstekingsreactie in de hersenen limiteren.
Antibiotica, naargelang de uitkomst van bacteriële cultuur of breedspectrum antibiotica, in combinatie
met hoge dosissen niet-steroïdale antiïnflamatoire geneesmiddelen en corticoïden worden meestal
gebruikt (Munana, 2005; Long en Seino, 2007).
2.1.4.5 Equine Encephalitis
Encephalitis of encephalomyelitis kan bij paarden door verschillende infectieuze agentia veroorzaakt
worden. Een virale infectie is het meest voorkomend, maar in Amerika kan een protozoaire infectie
ook voorkomen. De symptomen van de verschillende infectieuze agentia zijn afhankelijk van hun
pathogenese, maar allen veroorzaken encephalitis en centraal zenuwstelsel dysfunctie. In tabel 1
worden de verschillende encephalitiden weergegeven.
Tabel 1: Encephalitiden en de waargenomen symptomen ter hoogte van de tong
Diagnose kan gebeuren door virus-isolatie en identificatie, uit cerebrospinaal vocht of serum, of door
antilichaam titer analyse op gepaarde sera. De diagnose van Sarcocystis neurona kan gebeuren door
middel van een Western immunoblot. Bij paarden met neurologische symptomen waarbij men
Infectieuze Agentia Symptomen thv de tong
Eastern equine encephalitis, Western equine encephalitis -Gezwollen -Protrusie
West Nile virus -Verminderde tonus
Borna virus -Verminderde tonus -Verhoogde bewegelijkheid
Sarcocystis neurona (Equine protozoal myeloencephalitis) -Paralyse
specifieke antistoffen detecteert met een immunoblot is een infectie met Sarcocystis neurona zeer
waarschijnlijk.
Er is geen specifieke behandeling voor virale encephalitis. Een ondersteunende therapie, bestaande
uit vloeistoftherapie, anti-inflammatoire ontstekingsremmers en intensieve verzorging zijn
aangewezen. De behandeling van protozoaire myeloencephalopathie bestaat uit een behandeling met
anti-protozoaire middelen en eveneens een ondersteunende therapie (Dubey en Sellon, 2007; Garten
et al, 2007; Gibbs en Long, 2007; Long, 2007; Long en Seino, 2007; Long, 2005; MacKay, 2005;
Munana, 2005; White, 2005).
2.2 GEVOLG VAN HET BERIJDEN
In de rijkunst wordt het bewegen en het uit de mond laten hangen van de tong aanzien als een fout. In
de dressuurregels van de Fédération Equestre Internationale (F.E.I) staat duidelijk vermeld dat het
bewegen van de tong tijdens het berijden een teken is van zenuwachtigheid, spanning en verzet. Hier
dient rekening mee te worden gehouden bij het geven van scores voor elke beweging afzonderlijk en
voor de score voor submissie van het paard in het algemeen (Fédération Equestre Internationale,
2011). Hierbij dient opgemerkt te worden dat de aanhangers van de academische rijkunst in
toenemende mate kritiek uiten op de trainingsmethoden die aangewend worden in de moderne
dressuur. Volgens hen veroorzaakt de gebrekkige techniek van de hedendaagse ruiters, die volgens
de moderne dressuurprincipes rijden, de veelvoorkomende gedragsproblemen tijdens het berijden van
het paard (Henriquet en Henriquet, 1996; Karl, 2006; Heuschmann, 2007).
2.2.1 Etiologie
Het bit kan de oorzaak zijn van abnormale tongbeweging tijdens het berijden. Het gebruik van één of
twee bitten in de traditionele rijkunst kan aanzien worden als een zeer invasieve methode om controle
over het paard te bekomen (Cook, 1999; Cook, 2003). Het inadequaat gebruik van een bit veroorzaakt
vaak ongemak, pijn en trauma. Dit wekt bij paarden een weerzin op om te werken, en kan zich uiten in
gedragsafwijkingen tijdens het berijden en het niet aanvaarden van het bit (Cook, 1999). Aversie voor
het bit kan door het paard op verschillende manieren geuit worden, zoals door beweging van de tong,
door de tong over of achter het bit brengen en door het uitsteken van de tong (Cook, 1999; Cook,
2000; Cook, 2003). Deze effecten worden aanzien als uitingen van orale pijn (Cook 2003).
Er wordt ook gesuggereerd dat door het inbrengen van een bit, de parasympaticus geactiveerd wordt
en hierdoor gastro-intestinale reflexen worden uitgelokt. De kauwreflex, de productie van speeksel
alsook kaak-, lip- en tong-bewegingen kunnen worden opgemerkt (Cook, 1999). Tijdens het berijden
wordt ook het sympatische zenuwstelsel aangesproken. De simultane activatie van beide delen van
het autonome zenuwstelsel kunnen voor verwarring zorgen bij het paard, wat ongepast gedrag in de
hand kan werken (Cook, 1999).
Naast pijn en de activatie van het vegetatief zenuwstelsel, kan het bit ook protrusie van de tong
veroorzaken louter door plaatsgebrek in de mond. Het inbrengen van een bit veroorzaakt druk op en
depressie van de tong waardoor deze niet meer in de intermandibulaire ruimte past. Het bit in
combinatie met een strak aangetrokken neusriem kan hierdoor protrusie van de tong veroorzaken
(McLean en McGreevy, 2010).
Het rijden op zich kan ook aanleiding geven tot ongewenst gedrag van het paard tijdens het berijden.
De houding van het bereden paard wordt vaak dwangmatig bekomen. Een uitermate geschikt
voorbeeld is het "in de hand stellen". Vaak wordt er gebruik gemaakt van allerlei hulpmiddelen om
deze bepaalde positie van het hoofd en de hals te bekomen, dit terwijl het "in de hand stellen" eigenlijk
het resultaat zou moeten zijn van een graduele opbouw van kracht, souplesse en verzameling. Deze
coërcieve trainingsmethoden leiden vaak tot het uiten van gedragspatronen, waaronder abnormaal
oraal gedrag, die ongemak, stress, conflict of frustratie suggereren (Öderg en Bouissou,1999; Von
Borstel et al, 2009).
2.2.2 Behandeling
Zoals eerder vermeld, worden tongspelen en de protrusie van de tong aanzien als een ernstige fout
tijdens het rijden van een dressuurproef (Fédération Equestre Internationale, 2011). Tongspelen vormt
ook een reëel probleem in de ren- en drafsport (Cook, 1999). Het bewegen van de tong tijdens snel
werk geeft aanleiding tot verscheidene pathologische gevolgen. Dorsale verplaatsing van het zachte
gehemelte kan worden uitgelokt door beweging ter hoogte van de radix van de tong (Cook, 1999;
Cook, 2000). Ook het inslikken van overmatig geproduceerd speeksel, wat wordt uitgelokt door het bit,
kan predisponerend zijn voor dorsale verplaatsing van het zachte gehemelte (Dugdale en Greenwood,
1993; Cook, 1999; Parente et al., 2002). Doordat zowel de tong als de larynx verbonden zijn met het
hyoid apparaat, zal beweging van de tong ook beweging van de larynx veroorzaken. Bij inspanning
kan dit belemmerend zijn voor de ademhaling (Dugdale en Greenwood, 1993; Cook, 1999). Obstructie
van de luchtweg kan worden veroorzaakt wanneer de apex van de tong wordt opgetrokken tot achter
het bit (Cook, 1999; Cook, 2000).
Deze ernstige complicaties van tongspelen hebben tot gevolg gehad dat men al vlug routinematig op
zoek ging naar manieren om symptomatisch tongspelen te verhinderen (Cook, 1999). De praktijk van
het „tongbinden‟ wordt in de ren- en drafsport vaak gehanteerd (Cook, 1999; Barakzai et al., 2009). De
tong wordt hierbij vastgebonden om beweging ervan en de daaruitvolgende dorsale verplaatsing van
het zacht gehemelte te voorkomen. Hierdoor is er tevens een optimale ventilatie tijdens de ren
waardoor de prestatie van het paard positief wordt beïnvloed (Franklin et al, 2002; Bazakrai en Dixon,
2009) Verschillende materialen en modellen zijn verkrijgbaar (Spradling, 2008) (fig. 8).
Fig. 8: Tongue tie (uit Spradling, 2008).
Het resultaat van tongbinden is een betwistbaar onderwerp. Uit onderzoek is gebleken dat het
vastbinden van de tong bij sommige paarden dorsale verplaatsing van het gehemelte voorkwam maar
dat deze methode niet effectief was bij de meerderheid van de paarden (Franklin et al., 2002). Op CT
scans van de naso- en oropharynx, bij paarden waarbij de tong werd vastgebonden, kon niet worden
aangetoond dat de positie van het hyoid apparaat veranderde of dat de omvang van de naso- en oro-
pharynx beïnvloed werd. Er kon aldus niet met zekerheid worden vastgesteld dat het vastbinden van
de tong een verhoogde stabiliteit van de naso- en oropharynx tot gevolg zou hebben (Cornelisse et
al., 2001a) Ook kon geen verbeterde werking van de bovenste luchtwegen worden aangetoond bij
klinisch gezonde paarden (Cornelisse et al., 2001b). Het vastbinden van de tong weerhoudt het paard
om zijn tong op een natuurlijke wijze te bewegen, het te strak of te lang afbinden van de tong kan
resulteren in ischemie en kan interfereren met de vascularisatie van de tong (McLean en McGreevy,
2010).
Bepaalde bitten en accesoires kunnen gebruikt worden om het bewegen van de tong te verhinderen
en om te voorkomen dat het paard zijn tong over het bit plaatst (fig. 9, 10, 11).
Fig. 9: Bitten met metalen tonglepel (uit Muir en Sly, 2001).
Fig. 10: Rubberen tonglepel die aan het bit kan worden bevestigd (uit Muir en Sly, 2001).
Fig. 11: KK correctie bit (uit Muir en Sly, 2001).
Fig. 12: Australian cheeker (uit Muir en Sly, 2001).
De Australian cheeker is een rubberen accessoire dat wordt vastgehecht aan het hoofdstel en aan
beide zijden van het bit. Hierdoor wordt het bit verhoogd in de mond en kan het paard zijn tong niet
over het bit plaatsen.
Aangezien men er vanuit gaat dat het bit vaak de oorzaak is van het tongspelen tijdens het berijden
(Cook, 1999; Cook, 2000), kan men ook opteren om het paard te berijden met een bitloos hoofdstel
(Cook, 1999; Cook 2000; Cook, 2009). Er zijn verschillende bitloze hoofdstellen beschikbaar: de
meest gebruikte worden hieronder kort toegelicht.
Fig. 13: De Engelse hackamore (uit Muir en Sly, 2001).
De Engelse hackamore heeft een gewatteerde neusriem en metalen kaakstukken. Als men aan de
teugels trekt wordt er druk uitgeoefend op de neus, worden de kaken bijeen geklemd en wordt er een
hefboomeffect uitgeoefend. (Muir en Sly, 2001; Liekens, 2007)
Fig. 15: De bosal (uit Anonymous a, 2011)
A= neusriem, B= mecate
Fig. 16: Neusriem van de bosal (uit Casa Zia
Saddlery, 2011)
A= “hiel-knoop”
Fig. 14: De Duitse hackamore (uit Muir en Sly, 2001)
De Duitse hackamore heeft een met rubber overtrokken metalen neusriem. De kinriem bestaat vaak
uit een ketting. Doordat de kaakstukken langer zijn in vergelijking met de Engelse hackamore, wordt
een sterker hefboom effect gecreëerd.
A
A B A
De bosal omvat een uit runderhuid gevlochten neusriem en een mecate; een lange gevlochten teugel,
die wordt vastgemaakt aan de “hiel-knoop” van de neusriem. Deze optoming oefent druk uit op de
neus en wangen indien de teugels worden opgenomen. De bosal wordt vooral in het westernrijden
gebruikt (Muir en Sly, 2001; Liekens 2007).
Fig. 17: De side-pull (Anonymous b, 2011)
De side-pull bestaat uit een eenvoudig halster waarbij de teugels aan twee metalen ringen ter hoogte
van de wangen worden bevestigd. Indien men aan de teugels trekt, wordt er druk uitgeoefend op de
neus. Ook deze optoming wordt vaak gebruikt bij het westernrijden (Liekens, 2007).
De hiervoor besproken optomingen belemmeren op geen enkele manier de mond, maar indien ze
worden gebruikt op een inadequate manier, kunnen ze weldegelijk pijn en schade aanrichten (Muir en
Sly, 2001; Cook, 2005). Bij de hackamore veroorzaakt de kinriem of –ketting druk en mogelijks pijn ter
hoogte van de kin. De metalen kaakstukken veroorzaken ook druk ter hoogte van de kruin. De
uitgeoefende druk stijgt naargelang de lengte van de kaakstukken. Indien het aanmeten of het gebruik
van de hackamore niet correct wordt uitgevoerd, kunnen de neusgangen geblokkeerd worden. In
extreme gevallen kan het neusbeen gebroken worden (Cook, 2005). De bosal neusriem is met opzet
ruw om irritatie te veroorzaken aan de neus en kaak. De mecate veroorzaakt dan weer irritatie ter
hoogte van de nek (Cook, 2005). De side-pull kan uit verschillende materialen vervaardigd worden en
is verkrijgbaar in verschillende uitvoeringen. Hierdoor is de pijn die mogelijks kan veroorzaakt worden
zeer verschillend tussen de verschillende types van side pull (Cook, 2005). Ook zijn deze traditionele
bitloze optomingen ietwat gelimiteerd wanneer een fijne en precieze communicatie gewenst is tussen
paard en ruiter. Met de hackamore en bosal kan de snelheid van het paard goed gecontroleerd
worden maar het sturen is minder genuanceerd. Met een side-pull is het tegenovergestelde het geval
(Cook, 2005).
Fig. 18: De Dr. Cook bitless bridle (uit Cook, 2009).
Het Dr. Cook bitloos hoofdstel wordt omschreven als een “cross-under bitless bridle” (Cook, 1999;
Cook, 2000, Cook en Mills, 2009). Dit type hoofdstel brengt, volgens de ontwerpers, pijnloos druk aan
op de huid achter het oor als de teugels worden aangespannen. De “cross-under bitless bridle” reikt
een diervriendelijk, effectief en niet-invasief alternatief aan voor de optoming met bit en de bitloze
optoming (Cook, 1999; Cook, 2003). Deze optoming biedt een alomvattende communicatie tussen
paard en ruiter op gebied van sturen en snelheid. Het kan gebruikt worden door ruiters van alle
leeftijden en met verschillende niveaus van ervaring. Het paard moet niet worden aangeleerd om te
werken in de Dr. Cook bitless bridle (Cook, 2003; Cook, 2005). Uit een studie is gebleken dat paarden
verbeterd gedrag vertoonden en dat de communicatie tussen ruiter en paard vlotter verliep, wanneer
bereden in een dergelijk hoofdstel in tegenstelling tot het hoofdstel waarin ze gebruikelijk bereden
werden (Cook, 2009).
2.3 ORAAL STEREOTIEP GEDRAG
Tongspelen wordt omschreven als een milde, weinig voorkomende stalondeugd die meestal
uitgevoerd wordt wanneer het paard op stal staat, maar kan occasioneel ook gezien worden wanneer
het paard bereden wordt (Marsden, 2002; Marsden, 2008; McBride en Hemming, 2009). Tongspelen
wordt vaker vastgesteld bij koeien, waar het wordt beschreven als het repetitief zwengelen van de
tong buiten de mond of repetitief rollen van de tong in de mond (Sambraus, 1985). Bij runderen werd
aangetoond dat het tongspelen in grote mate afhankelijk is van het voederregime (Redbo et al., 1996).
2.3.1 Definitie oraal stereotiep gedrag
Stereotiep gedrag wordt gedefiniëerd als repetitief en invariabel gedrag zonder duidelijk doel en/of
functie (Mason, 1991a). Stereotypieën ontwikkelen zich vaak wanneer dieren geconfronteerd worden
met frustratie, stress of angst en restrictieve huisvesting (Mason, 1991a; Marsden, 2008). In de
moderne paardenhouderij wordt aan praktisch alle fysieke noden van het paard voldaan. Helaas
worden de psychologische en gedragsmatige noden van het paard vaak verwaarloosd. Hieruit kan
stereotiep gedrag ontstaan (Marsden, 2008). Na een bepaalde tijd kan het stereotiep gedrag
geïsoleerd geraken van de oorspronkelijke veroorzakende stimulus, en kan het dus ook onder andere
omstandigheden uitgevoerd worden (Mason, 1991a). Zo kan tongspelen oorspronkelijk ontwikkeld zijn
als een manier om te ontsnappen aan de druk van het bit op de tong wanneer het paard bereden
wordt, maar kan het nadien ook geobserveerd worden wanneer het dier op stal staat (Hausberger et
al., 2009) Stereotiep gedrag bevat vaak onderdelen van normaal gedrag zoals dit geobserveerd wordt
bij vrijlevende, gezonde dieren (Mason, 1991a; Marsden, 2002; Marsden, 2008). Het soort gedrag
waaruit de stereotypie is ontstaan kan een idee geven over welk aspect van de huisvesting of van de
omgang met het paard defficiënt is (Mason, 1991a).
2.3.2 Etiologie
Er zijn meerdere factoren die stereotiep gedrag kunnen uitlokken of het ontstaan ervan kunnen
bevorderen. Stereotypieën zijn vaak geassocieerd met een sub-optimale huisvesting of een foutieve
omgang met het dier. De onderliggende gelijkenissen tussen de verschillende oorzaken zijn frustratie,
waarbij een dier gemotiveerd is om een bepaald gedragspatroon uit te voeren maar hiervan wordt
verhinderd, stress, angst en een restrictieve omgeving (Mason, 1991a).
Het spenen van veulens in de moderne paardenhouderij brengt psychologische alsook physische en
nutritionele stress met zich mee. Binnen één maand na het spenen kunnen de ontwikkelingsfasen van
de meerderheid van stereotiepe gedragingen gezien worden (Waran et al., 2008). De methode van
spenen, de voeding van het gespeende veulen en de huisvesting van het gespeende veulen hebben
een aanzienlijke invloed op het ontwikkelen van stereotiep gedrag (Waters et al., 2002; Waran et al
2008).
Het dieet en voederregime van het paard spelen een kritieke rol in het ontstaan en het onderhouden
van abnormaal gedrag (Nicol, 1999) Een rantsoen laag aan ruwvoer leidt ertoe dat minder tijd
gespendeerd wordt aan het nuttigen van de dagelijkse hoeveelheid voeder. Dit is predisponerend voor
het ontwikkelen van stereotiep gedrag (McGreevy et al., 1995a; Nicol, 1999; Marsden, 2002; et al.,
2006; Marsden, 2008). Wanneer weinig ruwvoer wordt verstrekt aan paarden heeft dit als gevolg dat
de opname van vezels onvoldoende is. Er wordt gesuggereerd dat door de lage vullingsgraad van het
spijsverteringsstelsel het paard niet verzadigd is en het hierdoor continu gemotiveerd is om voedsel op
te nemen. Indien dit niet mogelijk is, resulteert dit in frustratie hetgeen opnieuw de ontwikkeling van
stereotiep gedrag in de hand werkt (McGreevy et al., 1995a; Nicol, 1999; Bergeron et al., 2006). Het
voederen van een relatieve of absolute overmaat aan krachtvoer kan de zuurtegraad in de maag en
de dikke darm verlagen en aanleiding geven tot visceraal ongemak. Oraal stereotiep gedrag kan
leiden tot een verhoogde speekselvloei die de overmaat aan zuur zal neutraliseren (Johnson et al.,
1998; Nicol, 1999; Nicol et al., 2002).
Bereden paarden worden vaak blootgesteld aan chronische stress tijdens hun trainingsessies
(Ödberg, 1987). Het langdurig gebruik van tegenstrijdige signalen door de ruiter maakt dat het paard
niet kan aanvoelen welke acties beloond of bestraft zullen worden waardoor het onzeker wordt en
gefrustreerd geraakt. Het trainen met behulp van negatieve bekrachtiging alsook het fysiek,
emotioneel en psychologisch beperken van het natuurlijk gedrag van het paard resulteert vaak in
frustratie en/of verzet (Hausberger er al., 2009). Het tongspelen tijdens het berijden kan mogelijks een
uiting zijn van verzet tegen de druk veroorzaakt door het bit op de kaaktakken en de tong (Hausberger
et al., 2009). Men kan stellen dat de stress veroorzaakt door het trainen van het paard dus belangrijk
is bij het ontstaan van stereotiep gedrag (Hausberger et al., 2009).
2.3.3 Implicaties
Stereotiep gedrag ontwikkelt zich vaak in omstandigheden waarbij aan één of meerdere aspecten van
het welzijn van de dieren niet wordt voldaan. Men kan dus zeggen dat, op het moment dat de
stereotypie zich ontwikkelde, het dier zich in een suboptimale omgeving bevond (Mason, 1991a;
Mason, 1991b; Marsden, 2002; Marsden, 2008). Het persisterend uitvoeren van het stereotiep gedrag
kan erop wijzen dat het welzijn van het dier nog steeds tekort schiet.
Ondanks het feit dat dat stereotiep gedrag wordt gedefinieerd als zonder doel en of functie zijnde
(Mason, 1991a), wordt er soms gesteld dat het een vorm van zelfbelonend gedrag is waarbij het dier
adaptief gedrag ontwikkelt als een manier om om te gaan met zijn defficiënte omgeving (Mason,
1991a; Marsden, 2008). Het is mogelijk dat het gedrag of het resultaat van het gedrag op zich
belonend is voor het dier. Ook kan de voorspelbare, repetitieve aard van het gedrag belonend zijn
(Mason, 1991a).
Bij het beschouwen van de aanwezigheid van stereotiep gedrag als welzijnsindicator moet men wel
enkele bedenkingen maken. Bij het ontwikkelen van stereotiep gedrag kan het uiteindelijk geïsoleerd
geraken van de oorspronkelijke uitlokkende factoren. Het tot uiting komen van zulk gedrag betekent
dus niet per sé dat het dier nog lijdt (Mason, 1991a; Mason, 1991b). Ook vertonen dieren een
individuele gevoeligheid voor het ontwikkelen van stereotiep gedrag. Dus het niet ontwikkelen van een
stereotypie betekent niet dat de huisvesting van het paard ideaal is (Mason, 1991b; Marsden, 2008).
2.3.4 Behandeling
De preventie van stereotiep gedrag is belangrijk want zodra stereotiep gedrag ontstaat is het moeilijk
tot onmogelijk om het ongedaan te maken. Het voorkomen van stress zowel in het vroege
levenstadium, bijvoorbeeld bij het spenen (Waters et al., 2002; Waran et al., 2008), als later zijn
cruciaal (McGreevy et al., 1995a; McBride en Hemmings, 2009).
De traditionele behandeling van stereotiep gedrag berust op het symptomatisch blokkeren van het
ongewenst gedrag. Door fysieke verhindering of het gebruik van aversieve conditionering geraakt het
paard echter steeds meer gefrustreerd. Dit soort behandeling is niet effectief, nefast voor het welzijn
van het dier, dieronvriendelijk en verergert vaak het probleem (Nicol, 1999; Marsden, 2002; Marsden,
2008).
Wijzigingen in het management en de huisvesting van het paard zijn vaak vereist. Een verbeterde
huisvesting moet ertoe bijdragen dat het paard zich in een kalme, frustratievrije omgeving bevindt
waar natuurlijk gedrag kan geuit worden. Full-time weidebeloop is ideaal maar helaas voor de meeste
eigenaars niet haalbaar. De tijd dat het dier spendeert aan het opnemen van voedsel zou idealiter
minimaal 12 tot 18 uur per dag bedragen (Marsden, 2002; Marsden, 2008). Er moet voldoende
ruwvoer beschikbaar zijn (Marsden, 2002; Marsden, 2008). Het ter beschikking stellen van
verschillende types ruwvoer weerspiegelt de natuurlijke voedselopname van paarden en zou
resulteren in minder gefrustreerde motivatie om voedsel op te nemen (Goodwin et al., 2002). Het
gebruik van stalspeelgoed dat een toename veroorzaakt in de tijd dat het paard bezig is met eten,
zouden een rol kunnen spelen in zowel preventie als behandeling van stalondeugden (Winskill et al.,
1996; Henderson en Waran, 2001). Uit een studie is gebleken dat het gebruik van een EquiballTM
, een
soort stalspeelgoed zoals hierboven beschreven, een significante verlaging van de hartslag
veroorzaakte bij paarden die stereotiep gedrag vertoonden. Hieruit kan men afleiden dat de EquiballTM
een kalmerend effect heeft, wat een paard met stereotiep gedrag ten goede kan komen (Normando et
al., 2004). Men mag met dit stalspeelgoed echter niet een verlenging beamen van de tijd nodig om
zeer smakelijk voeder, zoals krachtvoer, op te nemen. Dit kan resulteren in frustratie en kan het
probleem verergeren (Marsden, 2008). Gepelleteerd krachtvoer met dezelfde nutritionele waarde als
hooi is hiervoor ideaal (Winskill et al., 1996). Het sociaal contact met andere paarden wordt bij
voorkeur verhoogd door meer weidebeloop en door te kiezen voor stalontwerpen waarbij visueel
contact mogelijk is (Marsden, 2008).
Verder bestaat er ook nog de mogelijkheid van een medicinale behandeling. Er is slechts een
beperkte hoeveelheid informatie beschikbaar omtrent het effect van de verschillende geneesmiddelen
op stereotiep gedrag. De farmacologische aanpak is dus gebaseerd op toevalsbevindingen en de
extrapolatie van resultaten bij andere diersoorten. Opioïd antagonisten zijn enkel effectief bij
stereotypieën waarbij opioïden een premotivationele rol spelen. Verder kan men ook nog dopamine
antagonisten gebruiken, deze hebben effect op alle stereotypieën (Marsden, 2002; Marsden, 2008).
2.4 DISCUSSIE
Vooraleer men het probleem van tongspelen als een gedragsmatig probleem of als verzet tijdens het
berijden beschouwt, moet men eerst een pathologie van de tong en/of mondholte uitsluiten. Meestal
zijn de symptomen van deze pathologieën zo duidelijk dat deze vrij snel door de eigenaar of de
dierenarts kunnen worden bevestigd of uitgesloten. Over de symptomen, diagnose en behandeling
van de zeer uiteenlopende mogelijke oorzaken van pathologie ter hoogte van de tong bestaat een
zekere consensus onder de geraadpleegde literatuur. De individuele verschillen tussen de
verschillende bronnen zijn miniem.
Ondanks het feit dat veel paarden tongspelen op stal of wanneer zij bereden worden, is de
hoeveelheid beschikbare wetenschappelijke informatie met betrekking tot het onderwerp zeer beperkt.
Wel is er vrij uitgebreide literatuur beschikbaar over het tongspelen bij het rund, alsook over de
verschillende orale stereotypieën bij het paard, zoals kribbebijten en luchtzuigen. Hoewel dat veel van
de onderzochte literatuur betoogt dat er voor de meeste stalondeugden een gemeenschappelijke
fysiologische achtergrond bestaat, moet men natuurlijk voorzichtig zijn met het extrapoleren van zulke
gegevens.
Tongspelen wordt bestraft bij het rijden van een dressuurproef. Volgens de Fédération Equestre
Internationale wordt het aanzien als een teken van zenuwachtigheid, spanning en verzet. Dit
algemeen gegeven wordt al jaren zonder enige discussie geaccepteerd, terwijl er geen hard
wetenschappelijk bewijs voor is. Ook in de ren- en drafsport vormt het tongspelen een reeël probleem.
Het gebruik van allerlei accesoires en traditionele bitloze optomingen om het tongspelen tijdens het
berijden te voorkomen, kunnen het welzijn van het paard ernstig in het gedrang brengen. Natuurlijk
moet men ook de rijvaardigheid en rijstijl van de ruiter in consideratie nemen alvorens te concluderen
dat het paard pijn zou leiden of oncomfortabel zou zijn als gevolg van zulke optomingen.
Een recenter model van bitloze optoming, de “crossunder bitless bridle”, ontworpen door W.R. Cook,
zou een pijnloze oplossing bieden om ongewenste beweging van de tong tijdens het berijden tegen te
gaan. De enige literatuurbron die hieromtrent beschikbaar is, is het onderzoek uitgevoerd door Cook
en Mills (2009). De resultaten van dit onderzoek moeten sceptisch benaderd worden, niet alleen
omdat er sprake kan zijn van belangenvermenging, maar ook omdat de resultaten éénzijdig en
subjectief beoordeeld werden. Ook worden een aantal ongewenste gedragingen van het paard,
waaronder tongspelen, enkel toegeschreven als reactie op het bit. Natuurlijk zijn ook hier de
rijvaardigheid en rijstijl van de ruiter van cruciaal belang. In meer gevorderde dressuuroefeningen is
een "stang en trens" hoofdstel vaak vereist om een zeer scherpgestelde communicatie tussen ruiter
en paard te faciliteren. Indien men een paard met een dergelijk hoofdstel berijdt en uiterst lichte
teugelhulpen gebruikt, worden er geen tekenen van pijn waargenomen.
Het onderscheid tussen tongspelen als een aangeleerd gedragsmatig probleem en tongspelen als
stereotiep gedrag is in sommige gevallen moeilijk te maken. In de literatuur wordt tongspelen vermeld
als een stereotypie die relatief weinig prevalent is in vergelijking met kribbebijten en luchtzuigen. In de
overgrote meerderheid van de onderzoeken focust men zich op deze problemen. Tongspelen wordt
ook vernoemd als een milde stalondeugd. Kribbebijten en luchtzuigen zijn in vergelijking met
tongspelen ergelijker voor de eigenaar en kunnen schade berokkenen aan de omgeving alsook aan
de gezondheid van het paard. Men kan hieruit afleiden dat de andere orale stereotypieën bij het paard
als belangrijker worden aanschouwd en dat er daarom niet veel aandacht gaat naar het probleem van
tongspelen.
Het merendeel van de literatuur over stereotypieën is gebaseerd op cross-sectionele studies die de
prevalentie van stereotypieën onder bepaalde omstandigheden in kaart trachten te brengen en die de
riscico-factoren geassocieerd met stereotypieën trachten te onderzoeken. Dit soort onderzoek heeft in
het verleden bijgedragen tot belangrijke inzichten betreffende deze problematiek. Als bedenking bij
cross-sectionele studies dient te worden opgemerkt dat ze slechts een statische momentopname
aanbieden qua resultaat. Er is nood aan langdurige epidemiologische studies om het ontstaan van
stereotiep gedrag en om de diverse risico factoren die ermee verbonden zijn beter te kunnen
begrijpen. Met meer uitgebreide kennis hierover kan men doeltreffender werken aan preventie.
Het gebrek aan beschikbare informatie en wetenschappelijke literatuur heeft ertoe geleid dat deze
literatuurstudie grotendeels gebaseerd is op relatief algemene informatie. Naar de toekomst toe, is
verder onderzoek naar het ontstaan, de implicaties en de behandeling van tongspelen zeker
aangewezen.
3. LITERATUURLIJST
Anonymous a (2011). Western Bits.
Internetreferentie: http://www.horseforum.com/horse-tack-equipment/bit-information-curb-western-
type-bits-69588/ (geconsulteerd op 13 februari 2011)
Anonymous b (2011). Side pull.
Internetreferentie: http://www.animalhealthexpress.com/catalog/index.php?manufacturers_id=62
(geconsulteerd op 13 februari 2011)
Barone R. (1997). Bouche. In: Anatomie compare des mammifères domestiques, Tome 3,
Splanchnologie I. Vigot éditeurs, Paris, p. 49-65.
Barakzai S.Z., Finnegan C., Dixon P.M. Hillyer M.H., Boden L.A. (2009). Use of tongue ties in
thoroughbred racehorses in the United Kingdom, and its association with surgery for dorsal
displacement of the soft palate. Veterinary Record 165, 278-281.
Barber S.M. (2005). Management of neck and head injuries. The Veterinary Clinics of North America:
Equine Practice 21, 191-215.
Bennet D.G. (2005). Bits, Bridles and Accessories. In: Baker G.J. and Easley J. (Editors) Equine
Dentistry, 2nd
edition, Saunders, USA, p. 9-22.
Bergeron R., Badnel-Waters A.J., Lambton S., Mason G. (2006). Stereotypic Oral Behaviour in
Captive Ungulates: Foraging, Diet and Gastrointestinal Function. In: Mason G. and Rushen J. (Editors)
Stereotypical Animal Behaviour, CABI, Wallingford, p. 19-57.
Blackford J.T., Blackford L.A.W. (1992). Surgical treatment of selected musculoskeletal disorders of
the head. In: Equine Surgery, 1075-1093. Auer J.A. (Editor), Saunders, USA.
Budras K., Sack W.O., Röck S. (2009). Anatomy of the Horse, 5th edition, Schlütersche, Hannover, p.
32-51.
Casa Zia Saddlery. (2011). Rawhide core bosal.
Internetreferentie: http://www.casaziasaddlery.com/product336.html (geconsulteerd op 13 februari
2011)
Cook W.R. (1999). Pathofysiology of bit control. Journal of Equine Veterinary Science 19, 196-204.
Cook W.R. (2000). A solution to respiratory and other problems in the horse caused by the bit.
Pferdeheilkunde 16, 333.
Cook W.R. (2003). Bit induced pain. Pferdeheilkunde 19, 75-82.
Cook W.R. (2005). Traditional Bitless Bridles.
Internetreferentie: http://www.bitlessbridle.com/traditional_bitless_bridles.pdf (geconsulteerd op 13
februari 2011)
Cook W.R., Mills D.S. (2009). Preliminary study of jointed snaffle vs crossunder bitless bridles:
quantified comparison of behaviour in four horses. Equine Veterinary Journal 41, 827-830.
Cornelisse C.J., Rosenstein D.S., Derksen F.J., Holcombe S.J. (2001a). Computed tomographic study
of the effect of a tongue-tie on hyoid apparatus position and nasopharyngeal dimensions in
anesthetized horses. American Journal of Veterinary Research 62, 1865-1869.
Cornelisse C.J., Holcombe S.J., Derksen F.J, Berney C., Jackson C.A. (2001b). Effect of a tongue-tie
on upper airway mechanics in horses during excercise. American Journal of Veterinary Research 62,
775-778.
Davis E.G., Freeman D.E., Hardy J. (2007). Respiratory Infections. In: Sellon D.C. and Long M.T.
(Editors) Equine Infectious Disease, Saunders, USA, p. 13-19.
DeBowes R.M. (1996). Fractures of the mandible and maxilla. In: Equine Fracture Repair, Nixon A.J.
(Editor), Saunders, USA, p. 323-335.
Dubey J.P, Sellon D.C. (2007). Equine Protozoal Myeloencephalitis. In: Sellon D.C. and Long M.T.
(Editors) Equine Infectious Disease, Saunders, USA, p. 453-464.
Fédération Equestre Internationale. (2011). Rules for dressage events.
Internetreferentie:
http://www.horsesport.org/sites/default/files/file/DISCIPLINES/DRESSAGE/Rules/RULES_D
RESSAGE_2011_BLACK-VERSION_web.pdf (geconsulteerd op 12 februari 2011)
Franklin S.H., Naylor J.R.J., Lane J.G. (2002). The effect of a tongue-tie in horses with dorsal
displacement of the soft palate. Equine Veterinary Journal 34, 430-433.
Garten W., Grabner A., Herden C., Herzog S., Richt J.A. (2007). Borna Disease. In: Sellon D.C. and
Long M.T. (Editors) Equine Infectious Disease, Saunders, USA, p. 207-212.
Gerard M.P. (2004). Management of Tongue Injuries. Robinson N.E. and Sprayberry K.A. (Editors)
Current Therapy in Equine Medicine, 6th edition, Saunders, USA, p. 345-347.
Gibbs E.P.J, Long M.T (2007). Equine Alphaviruses. In: Sellon D.C. and Long M.T. (Editors) Equine
Infectious Disease, Saunders, USA, p. 191-197.
Goodwin D., Davidson H.P.B., Harris P. (2002). Foraging enrichements in stabled horses: effects on
behaviour and selection. Equine Veterinary Journal 34, 686-691.
Greet T.R.C (2005). The Management of Oral Trauma. In: Baker G.J. and Easley J. (Editors) Equine
Dentistry, 2nd
edition, Saunders, USA, p. 79-86.
Gyles C.L. (2005). Clostridial Diseases. In: Kahn C.M. (Editor) The Merck Veterinary Manual, 9th
edition, Merial, USA, p. 490-492.
Hausberger M., Gautier E., Biquand V., Lunel C., Jego P. (2009). Could work be a source of
behavioural disorders? A study in horses. PLOS ONE, volume 4, issue 10, article number e7625
Henderson J.V., Waran N.K. (2001). Reducing Equine Stereotypies using an Equiball. Animal
Wellfare, 10, 73-80.
Heuschmann G. (2007). Tug of war: classical versus “modern” dressage: why classical training works
and how incorrect “modern” riding negatively affects horses´ health. Trafalger Square Books, North
Pomfret.
Henriquet M., Henriquet C. (2004). Henriquet on dressage. Trafalger Square Books, North Pomfret.
Howard R.D., Stashak T.S. (1993). Reconstructive surgery of selected injuries to the head. The
Veterinary Clinics of North America: Equine Practice 9, 185-198.
Johnson K.G., Tyrrell J., Rowe J.B., Pethick D.W. (1998). Behavioural changes in stabled horses
given nontherapeutic levels of virginiamycin. Equine Veterinary Journal 30, 139-143
Karl P. (2006). Twisted truths of modern dressage: a search for a classical alternative. Cadmos,
Richmond.
Knox P.M., Crabill M.R., Honnas C.M. (2005). Mandibular and Maxillar Fracture Osteosynthesis. In:
Baker G.J. and Easley J. (Editors) Equine Dentistry, 2nd
edition, Saunders, USA, p. 313-323
König H.E., Liebich H.G. (2007). Digestive System. In: König H.E., Liebich H.G. (Editors) Veterinary
Anatomy of Domestic Mammals, 3rd edition, Schattauer, Stuttgard/ New York, p. 303-307.
Liekens A. (2007). Communicatie tussen paard en ruiter: het juiste bit voor uw paard. Thesis
Katholieke Hogeschool Kempen, Geel, p. 94-105.
Long M.T. (2005). West Nile Encephalomyelitis. In: Kahn C.M. (Editor) The Merck Veterinary Manual,
9th edition, Merial, USA, p. 1077-1081.
Long M.T. (2007). Flavivirus Infections. In: Sellon D.C. and Long M.T. (Editors) Equine Infectious
Disease, Saunders, USA, p. 198-206.
Long M.T, Seino K.K. (2007). Central Nervous System Infections. In: Sellon D.C. and Long M.T.
(Editors) Equine Infectious Disease, Saunders, USA, p. 53-54.
MacDonald M.H. (1993). Clinical Examination of the Equine Head. The Veterinary Clinics of North
America: Equine Practice 9, 25-48.
MacKay R.J., (2004). Brain Injuries after head trauma: pathophysiology, diagnosis and treatment. The
Veterinary Clinics of North America: Equine Practice 20, 199-216.
MacKay R. (2005). Equine Protozoal Encephalomyelitis. In: Kahn C.M. (Editor) The Merck Veterinary
Manual, 9th edition, Merial, USA, p. 1031-1032.
Marsden D. (2002). A new perspective on stereotypic behavior problems in horses. In Practice 24,
558-569.
Marsden M.D. (2008). Stereotypic and other behaviour problems. In: Furr M., Reed S. (Editors) Equine
Neurology, Blackwell Publishing, USA, p. 373-402.
Mason G.J. (1991a). Equine Stereotypies; a critical review. Animal Behaviour 41, 1015-1037.
Mason G.J. (1991b). Stereotypies and suffering. Behavioural Processes 25, 103-115.
McBride S., Hemmings A. (2009). A neurologic perspective of animal stereotypy. Journal of Equine
Veterinary Science 29, 10-16.
McGreevy P.D., Cripps P.J., French N.P., Green L.E., Nicol C.J. (1995a). Management factors
associated with stereotypic and redirected behaviour in the thoroughbred horse. Equine Veterinary
Journal 27, 86-91.
McLean A.N., McGreevy P.D. (2010). Horse training techniques that may defy the principles of
learning theory and compromise welfare. Journal of Veterinary Behavior 5, 187-195.
Mudge M.C., Bramlage L.R. (2007). Field Fracture Management. The Veterinary Clinics of North
America: Equine Practice 23, 117-133.
Muir S., Sly D. (2001). The complete horse and rider. Hermes House, Londen, p. 42-53.
Munana K. (2005). Encephalitis & Meningitis. In: Kahn C.M. (Editor) The Merck Veterinary Manual, 9th
edition, Merial, USA, p. 1027-1031.
Normando N., Meers L., Da Silva Marques J., Ödberg F.O., De Smet S. (2004). The short-term effect
of a foraging device, the EquiballTM
, on the heart rate of stereotyping and non stereotyping horses.
Proceedings of the 10th European Congress on Companion Animal Behavioural Medicine, Cremona,
2004. p. 95-96.
Nicol C. (1999). Understanding equine stereotypies. Equine Veterinary Journal 31, 20-25.
Nicol C., Davidson H.P.B., Harris P.A., Waters A.J., Wilson A.D. (2002) Study of crib biting and gastric
inflammation and ulceration in young horses. The Veterinary Record 151, 658-662.
Ödberg F.O. (1987). Chronic stress in riding horses. Equine Veterinary Journal 19, 268-269.
Ödberg F.O., Bouissou M.F. (1999). The development of equestrianism from the baroque period to the
present day and its consequences fot the welfare of horses. Equine Veterinary Journal 28, 26-30.
Parente E.J., Martin B.B., Tulleners E.P., Ross M.W. (2002). Dorsal displacement of the soft palate in
92 horses during high speed treadmill examination (1993-1998). Veterinary Surgery 31, 507-512.
Ragle C.A. (1993). Head trauma. The Veterinary Clinics of North America: Equine Practice 9, 171-183.
Redbo I., Emanuelson M., Lundberg K., Oredsson N. (1996). Feeding level and oral stereotypies in
dairy cows. Animal Science 62, 199-206.
Reed S.M., Bayly W.M., Sellon D.C. (2004a). Disorders of the Gastrointestinal System. In: Reed S.M.,
Bayly W.M., Sellon D.C. (Editors) Equine Internal Medicine, 2nd
edition, Saunders, USA, p. 847-853.
Reed S.M., Bayly W.M., Sellon D.C. (2004b). Disorders of the Neurologic System. In: Reed S.M.,
Bayly W.M., Sellon D.C. (Editors) Equine Internal Medicine, 2nd
edition, Saunders, USA, p. 572-577.
Reed S.M., Bayly W.M., Sellon D.C. (2004c). Disorders of the Respiratory System. In: Reed S.M.,
Bayly W.M., Sellon D.C. (Editors) Equine Internal Medicine, 2nd
edition, Saunders, USA, p.300-302.
Rush B. (2005). Respiratory Diseases of Horses. In: Kahn C.M. (Editor) The Merck Veterinary Manual,
9th edition, Merial, USA, p. 1221-1223.
Sambraus H.H. (1985). Mouth-based anomalous syndromes. In: Fraser A.F. (Editor) Ethology of Farm
Animals, Elsevier, Amsterdam, p. 391-422
Steenhaut M. (1998). De chirurgische behandeling van tandproblemen en kaakfracturen bij het paard.
Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift 67, 23-26
Spradling A. (2008). Horses and their tongues.
Internetreferentie: http://cs.bloodhorse.com/blogs/adamsturf/archive/2008/05/30/horses-and-their-
tongues-what-s-up-with-that.aspx (geconsulteerd op 12 februari 2011)
Von Borstel U.U., Duncan I.J.H, Shoveller A.K., Merkies K., Keeling L.J., Millman S.T. (2009). Impact
of riding in a coercively obtained Rollkur posture on welfare and fear of performance horses. Applied
Animal Behaviour Science 116, 228-236.
Van Roy E. (2009). Exacte Diagnose van Wonden ter Hoogte van het Hoofd bij Paarden.
Studieproject in het kader van de masterproef, Faculteit Diergeneeskunde, Gent, p. 1-14.
Waran N.K., Clarcke N., Farnworth M. (2008). The effect of weaning on the domestic horse (Equus
Caballus). Applied Animal Behaviour Science 110, 42-57.
Waters A.J., Nicol C.J., French N.P. (2002). Factors influencing the development of stereotypic and
redirected behaviours in young horses: findings of a four year prospective study. Equine Veterinary
Journal 34, 572-579.
White S. (2005). Equine Encephalomyelitis. In: Kahn C.M. (Editor) The Merck Veterinary Manual, 9th
edition, Merial, USA, p. 1027-1031.
Wilkins P.A. (2007). Botulism. In: Sellon D.C. and Long M.T. (Editors) Equine Infectious Disease,
Saunders, USA, p. 372-376.
Winskill L.C., Waran N.K., Young R.J. (1996). The effect of a foraging device on the behaviour of the
stabled horse. Applied Animal Behaviour Science 48, 25-35.
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT DIERGENEESKUNDE
Academiejaar 2010-2011
VERSLAG VAN DE DIERENARTSENSTAGE
door
Roxanne VAN DER AA
Stageverslag in het kader van de Masterproef
AUTEURSRECHT
De auteur geeft de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk
gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de
verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie. Het auteursrecht
beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en
neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde
studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren. De auteur is niet verantwoordelijk voor
de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn.
INHOUDSOPGAVE
1. Stage gezelschapsdieren……………………………………............................................. p.1
1.1. Logboek stage gezelschapsdieren…………………………………………………....... p.1
1.2. Casuïstiek gezelschapsdieren……………………………............................................. p.11
1.3. Analyse van structuur en management praktijk gezelschapsdieren ........................ p.13
2. Stage grote huisdieren…………………………………………. ........................................ p.15
2.1. Logboek stage grote huisdieren………………………….……….............………........... p.15
2.2. Casuïstiek grote huisdieren……………….……………….. .......................................... p.18
2.3. Analyse van structuur en management praktijk grote huisdieren .............................. p.20
3. Algemene reflectie……………………………………………………................……........... p.22
4. Literatuurlijst………………………………………………………………………….............. p.26
2
1. STAGE GEZELSCHAPSDIEREN
1.1 LOGBOEK STAGE GEZELSCHAPSDIEREN
Datum Uur Aard consultatie Opmerkingen
Donderdag 29/07/2010 7u30 -Operatie
-Sterilisatie drachtige kattin
8u30 -Operatie
-Wegname borstkliertumor + rechter
melklijst hond
9u30 -Operatie
-Castratie konijn
10u -Consultatie op afspraak
-Hond behandeld voor braken en diaree
10u30 -Consultatie op afspraak
-Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-CPV-
Lepto en pneumodog)
11u -Huisbezoek
-Vaccinatie kittens 8 weken (Nobivac
forcat)
-Huisbezoek
-Hond met chronische oorontsteking
(Mallasezia) - hierdoor oorhematoom
ontwikkeld, ingepland voor chirurgie
30/07
16u30 -Consultatie
-Euthanasie kitten
16u45 -Consultatie
-Vaccinatie puppy 9 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog)
17u -Consultatie
-Behandeling kaakabces cavia
17u15 -Consultatie
-Vaccinatie kat (Nobivac forcat)
17u30 -Consultatie
-Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-CPV-
Lepto en pneumodog) + nagels knippen
17u45 -Consultatie
-Vaccinatie konijn (Myxomatose en
Rabbit Hemorrhagic disease)
3
17u50 -Consultatie
-Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-CPV-
Lepto en pneumodog)
18u -Consultatie
-Onderzoek hoestende hond (Bronchitis)
18u15 -Consultatie
- Vaccinatie puppy 9 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog)
18u30 -Consultatie
-Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-CPV-
Lepto en pneumodog)
-Behandeling oorontsteking
18u40 -Consultatie
-Behandeling teenabces cavia
18u50 -Consultatie
-Vaccinatie puppy 12 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog)
19u -Consultatie
-Vaccinatie puppy 12 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog)
19u15 -Consultatie
-Onderzoek mankende hond (ontstoken
pootwonde)
19u30 -Consultatie
-Onderzoek brakende hond
Vrijdag 30/07/2010 7u30 -Operatie
-Wegname borstkliertumor + melklijst
links kat
8u30 -Operatie
-Drainage oorhematoom (hond met
chronische mallasezia oorinfectie 29/07)
9u30 -Consultatie op afspraak
-Onderzoek 2 kittens met diarree
10u -Consultatie op afspraak
-Onderzoek hond met diepe pyodermie
ter hoogte van rug
10u30 -Consultatie op afspraak
- Vaccinatie puppy 9 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog) +
chippen
4
11u -Consultatie op afspraak
-Onderzoek hond met rugpijn
11u20 -Consultatie op afspraak
- Vaccinatie puppy 9 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog) +
reinigen oren + knippen nagels
16u30 -Consultatie
-Vaccinatie puppy 9 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog)
17u -Consultatie
-Vaccinatie kat (Nobivac forcat)
17u15 -Consultatie
-Onderzoek hoestende puppy
(Bronchitis)
17u30 -Consultatie
-Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-CPV-
Lepto en pneumodog) + nagels knippen
17u45 -Consultatie
-Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-CPV-
Lepto en pneumodog) + onderzoek
cornea ulcer
18u -Consultatie
-Vaccinatie kitten 8 weken (Nobivac
forcat)
18u15 -Consultatie
-Onderzoek hond met overmatig
haarverlies (gewone rui)
18u20 -Consultatie
-Vaccinatie kat (Nobivac forcat)
18u30 -Consultatie
-Onderzoek hond met bloed in urine
(blaasontsteking)
18u45 -Consultatie
-Behandeling cavia met kaakabces
(29/06)
18u50 -Consultatie
-Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-CPV-
Lepto en pneumodog)
19u10 -Consultatie
5
-Onderzoek chronisch vermagerende kat
(palpeerbare niertumor links)
19u20 -Consultatie
-Kitten met conjunctivitis (niesziekte)
19u40 -Consultatie
-Onderzoek mankende hond
19u50 -Consultatie
-Onderzoek hond met overgevoelige
staart (kneuzing)
20u -Huisbezoek
-Controle teef die eerder op de dag
geworpen had en controle puppies
Zaterdag 31/07/2010 9u30 -Consultatie
-Euthanasie hond met prostaat kanker
9u40 -Consultatie
-Onderzoek kat met ontstoken
ovariohisterectomie wonde
10u -Consultatie
-Onderzoek hond met krabwonden en
jeuk (vlooien)
10u10 -Consultatie
-Verwijderen verband en hechtingen ter
hoogte van achterpoot
10u30 -Consultatie
-Onderzoek hond met broderie ter hoogte
van achterhand (ontstoken aaszakjes)
10u45 -Consultatie
-Onderzoek puppy met jeuk (vlooien)
11u -Consultatie
-Vaccinatie puppy 12 weken (Vangarm
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog)
11u30 -Consultatie
-Onderzoek hond met
ontstekingsknobbel ter hoogte van
schouder
Maandag 02/08/2010 9u30 -Consultatie
-Onderzoek hond met opgezette melklijst
(schijndracht)
9u45 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
-Antibioticum
behandeling (IM en
6
afgebroken nagel ter hoogte van het
nagelbed
PO)
10u -Consultatie
-Opvolgconsultatie van hond met
gestegen leverwaarden
-Aangepast dieet en
Silicur tabletten
werden aangeraden
10u30 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling puppy met
hoest (kennelhoest)
10u40 -Consultatie
-Onderzoek hond met bloedverlies uit de
bek na spelen met een tak
10u50 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
etterige otitis en uitstralingspijn naar hals
en kaak
11u15 -Consultatie
-Verwijderen teken hond
11u20 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
vettige seborrhea en bacteriële
pyodermie van de huid
11u40 -Consultatie
-Vaccinatie kitten 12 weken (Nobivac
forcat), vaccinatie rabiës, chippen
11u50 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling van oudere
hond met incontinentie (geriatrisch
probleem)
12u15 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling kat met
periodisch braken
12u30 -Consultatie
-Vaccinatie puppy 12 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog)
12u40 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
anorexie sinds enkele dagen, braken en
overmatige borborygmen
16u30 -Opvolgconsultatie
7
-Aanpassen medicatie voor hond met
hartfalen en last van oedeem
16u45 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
braken en diarree
17u -Consultatie
-Vaccinatie kitten 8 weken (Nobivac
forcat)
17u15 -Opvolgconsultatie
-Hond met anorexie en diaree was vorige
week behandeld voor lichte
gastrolintestinale ontsteking. Tot heden
geen verbetering dus bloedname ter
hoogte van Cephalica.
17u40 -Consultatie
-Sex bepaling en vaccinatie konijn
(Myxomatose en Rabbit Hemorrhagic
disease)
17u45 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
allergische huidreactie ter hoogte van
vulva
18u -Opvolgconsultatie
-Hond met epilepsie waarbij de
behandeling met Gardenal wordt
verdergezet.
18u15 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling van hond
met oorhematoom (traumatisch)
18u25 -Consultatie
-Vaccinatie kitten 12 weken (Nobivac
forcat)
18u35 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling van puppy
met aanhoudende diarree
18u45 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
afgebroken nagel
-Antibioticum
behandeling (IM en
PO)
19u -Consultatie
-Ledigen van anaalszakjes hond
8
19u15 -Consultatie
-Ledigen van anaalzakjes hond
19u20 -Consultatie
-Verwijderen teek hond
19u30 -Consultatie
-Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-CPV-
Lepto en pneumodog)
19u40 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling van
vechtwonden en behandeling van
ontstoken tarsaalschede hond
20u -Consultatie
-Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-CPV-
Lepto en pneumodog) en behandelen
oorontsteking hond
20u20 -Consultatie
-Vaccinatie kat (Nobivac forcat) en
ontworming kat
20u30 -Consultatie
-Onderzoek hond met chronisch moeilijke
ademhaling (astma)
20u45 -Consultatie
-Vaccinatie kat (Nobivac forcat)
Dinsdag 03/08/2010 9u30 -Consultatie
-Advies aan eigenaar overgeëxciteerde
hond
10u -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
overgevoeligheidsreactie ter hoogte van
kop en oren
10u20 -Consultatie
-Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-CPV-
Lepto en pneumodog) en behandelen
oorontsteking hond
10u30 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
ontstoken teen en tussenteenspleet
10u50 -Consultatie
-Bloedname v. cephalica hond met
persisterend braken
9
11u05 -Consultatie
-Verwijderen teek hond
11u20 -Consultatie
- Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-
CPV-Lepto en pneumodog)
11u30 -Consultatie
- Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-
CPV-Lepto en pneumodog) en nagels
knippen hond
11u40 -Consultatie
-Vaccinatie puppy 12 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog) en
behandeling oorontsteking
11u45 -Consultatie
-Vlooieninfestatie binnenhuis, hond werd
reeds behandeld. Stofzuigen en Boflo
spray wordt aangeraden.
12u -Bedrijfsbezoek
-Melkkoe met lebmaagdilatatie links.
-Koe werd omgerold
en sla olie werd
toegediend
16u30 -Consultatie
-Vaccinatie hond (Vanguard DA2Pi-CPV-
Lepto en pneumodog) en behandeling
oorontsteking hond
17u -Consultatie
-Knippen tanden en behandeling
oppervlakkige huidontsteking cavia
17u10 -Consultatie
-Ontwormen kat
17u20 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling moederloze
kitten van ongeveer 5 weken oud met
anorexie
-Kitten was
geconstipeerd door
wegvallen massage
abdomen door
moeder
17u30 -Consultatie
-Behandeling kip met purulente neusvloei
10
17u50 -Consultatie
-Vaccinatie puppy 12 weken(Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog),
verwijderen hechtingen van navelbreuk
operatie
18u20 -Consultatie
-Vaccinatie voor rabiës en chippen, hond
18u40 -Consultatie
-Euthanasie kat met aanhoudende
onzindelijkheid
19u10 -Consultatie
-Nagels knippen konijn
19u20 -Consultatie
-Vaccinatie puppy 12 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog)
-Korsten ter hoogte van elleboog en
sprong (schurft) behandeld met Advocate
19u30 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
geïnfecteerde teenwonde
19u50 -Consultatie
-Verwijderen teek hond
Donderdag 04/08/2010 16u30 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling ontstoken
tussenteenruimtes
16u45 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling mankende
hond (rechter kniegewricht is diffuus
opgezet)
17u -Consultatie
-Vaccinatie puppy 12 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog)
17u10 -Consultatie
-Vaccinatie kat (Nobivac forcat)
17u20 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling kat met
vlooieninfestatie
17u35 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
schijndracht
11
17u45 -Consultatie
-Vaccinatie puppy 12 weken (Vanguard
DA2Pi-CPV-Lepto en pneumodog)
18u -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
bronchitis en beginnende pneumonie
18u10 -Consultatie
-Vaccinatie rabiës hond
18u30 -Consultatie
-Openen en ledigen cyste ter hoogte van
onderzijde staart hond
18u40 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
vlooien allergie dermatitis
18u50 -Consultatie
-Verwijderen hechtingen navelbreuk
operatie
19u -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
ontstoken rechter achterpoot met plantair
hematoom
19u15 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
acute dermatitis ter hoogte van rechter
voorpoot (waarschijnlijk
seizoensgebonden overgevoeligheid)
19u30 -Consultatie
-Onderzoek en behandeling hond met
braken
12
1.2 CASUÏSTIEK GEZELSCHAPSDIEREN
De patiënt die ik wens te beschrijven is een Bull Terrier, vrouwelijk intact en 2 jaar oud. De hond
had een week in een hondenpension doorgebracht en bij thuiskomst merkte de eigenares op dat de
hond voortdurend jeuk had en zich vaak krabde en beet ter hoogte van de caudale rug, de flanken en
het caudoventrale abdomen. De hond was vorige zomer reeds behandeld voor vlooien.
Bij lichamelijk onderzoek waren ademhaling, pols, temperatuur, slijmvliezen en lymfeknopen
normaal. Bij nader onderzoek van de huid, kon men een diffuse papulo-crusteuze dermatitis ter
hoogte van het abdomen, de flanken en de caudale rug opmerken. Op sommige plekken was er
alopecie aanwezig, waarschijnlijk als gevolg van zelfmutilatie. Ter hoogte van de caudale rug was er
ook acute vochtige dermatitis aanwezig, gekenmerkt door zones van alopecie met uitvloei van sereus
vocht en korstvorming. Er werden geen ectoparasieten of feces hiervan gevonden.
Er werd door de dierenarts een waarschijnlijkheidsdiagnose vastgesteld van vlooienallergie-
dermatitis. Vlooienallergie dermatitis is een imuungemedieerde allergische reactie. Honden die
gesensibiliseerd zijn door bepaalde stoffen in het speeksel van de vlo, zullen bij hernieuwde
blootstelling reageren met een overgevoeligheidsreactie. Vlooienallergie dermatitis is één van de
meest voorkomende allergieën bij honden. De symptomen bestaan uit uitgesproken pruritus, likken
en bijten ter hoogte van karakteristieke plaatsen, namelijk de caudale rug, de staart de flanken en het
caudoventrale abdomen. Andere plaatsen kunnen ook voorkomen maar de frequentie van het
voorkomen is veel lager. Hierna ontstaat een papulaire tot papulocrusteuze dermatitis. Door het likken
en bijten kan ook alopecie ontstaan. Een vaak voorkomende secundaire complicatie van
vlooienallergie dermatitis is acute vochtige dermatitis, een vorm van oppervlakte pyodermie, waarbij
er een bijkomende bacteriële infectie van de huid ontstaat. Gebaseerd op de anamnese, waarbij de
hond waarschijnlijk in het pension in contact is gekomen met vlooien, en het feit dat de hond vroeger
reeds vlooien heeft gehad, in combinatie met de karakteristieke symptomen van hevige pruritus
gevolgd door specifieke huidletsels, kon de waarschijnlijkheidsdiagnose van vlooienallergie dermatitis
worden gesteld.
Op basis van een positieve respons op een intensieve vlooienbestrijding en behandeling van het
dier kan men de diagnose bevestigen. De behandeling van vlooienallergie dermatitis bestaat uit
behandeling van de hond en behandeling van de omgeving. Eerst zal ik de behandeling van de hond
bespreken. Desondanks dat er geen ectoparasieten gevonden werden tijdens het lichamelijk
onderzoek, werd gekozen om toch te behandelen met een anti-parasiticum om verdere allergische
reacties te voorkomen. De hond werd behandeld met Advocate ®
spot on oplossing voor middelgrote
honden (4-10 kg). Advocate ®
is een geneesmiddel dat werkt tegen bepaalde inwendige parasieten en
tegen uitwendige parasieten zoals vlooien, oormijt en schurft en dat op de huid wordt aangebracht.
Het middel bevat 10 % imidacloprid en 2,5 % moxidectine. Imidacloprid zal zich over het
huidoppervlak verspreiden terwijl de moxidectine door de huid geabsorbeerd wordt. Eén behandeling
voorkomt verdere vlooienbesmetting gedurende vier weken. Deze residuele werking is een groot
voordeel, omdat voor een hond met vlooienallergie dermatitis het contact met vlooien voortdurend
moet worden vermeden. De hond zal dus om de vier weken moeten worden behandeld met Advocate
® of een ander middel werkzaam tegen vlooien. De hond werd ook behandeld met Moderin
® 20
13
mg/ml. De posologie is 0,5 – 2 mg/kg lichaamsgewicht. Er werd gekozen voor een dosis van 0,8 ml
hetgeen diep intramusculair werd ingespoten. Moderin ®
is een glucocorticoïde waarvan het
werkzame bestanddeel methylprednizolone is. Het heeft een verwaarloosbare mineralocorticoïde
werking en een gemiddelde werkingsduur van 12 tot 36 uur. De indicatie voor het gebruik van een
corticoïde was in dit geval ontsteking- en jeukremming.
Zoals eerder aangehaald dient ook de omgeving behandeld te worden. Deze behandeling is
voornamelijk gericht op de bestrijding van de immature stadia en de eieren die in de omgeving
vertoeven. Er werd aangeraden om op regelmatige tijdstippen te stofzuigen. Dit verwijdert larven en
eieren en stimuleert het vrijkomen van de larven uit cocons, waardoor ze gevoelig zijn voor de
daaropvolgende chemische behandeling. Er werd aangeraden ruimtes waar de hond regelmatig
verblijft te sprayen met Boflo Fleeguard spray ®, dit is een insecticide spray tegen larven en
volwassen vlooien. De actieve stoffen zijn 0,04% Cyfluthrin en 0,05% pyriproxyfen.
14
1.3 ANALYSE VAN STRUCTUUR EN MANAGEMENT PRAKTIJK GEZELSCHAPSDIEREN
De praktijk is een éénmanspraktijk. De dierenarts werkt alleen maar krijgt bij de meeste
operaties alsook bij moeilijke patiënten tijdens consultaties hulp van familieleden. Tweemaal per week
worden de praktijkruimtes gepoetst door een externe werkkracht.
De praktijk werd 23 jaar geleden opgericht door de dierenarts. Eerst was het een gemengde
praktijk waarbij zowel kleine als grote huisdieren werden behandeld. Nu wordt er bijna uitsluitend
eerstelijnszorg verleend aan kleine huisdieren. De praktijk is in 23 jaar geleidelijk blijven doorgroeien
en heeft een zeer uitgebreid klantenbestand vergaard. De werkdruk ligt hierdoor ontzettend hoog.
Toch vind de dierenarts de éénmanspraktijk geschikter dan een groepspraktijk, waar meestal een
matigere werkdruk heerst, door het feit dat de dierenarts liever onafhankelijk is van anderen.
De praktijk richt zich voornamelijk op de eerstelijnszorg. Gasinhalatie anesthesie apparatuur
is niet aanwezig, de uitgevoerde operaties zijn dus beperkt tot kortdurende ingrepen. Er is geen echo
apparatuur of RX apparatuur aanwezig, voor beeldvorming worden patiënten doorverwezen. Door
bovenvermelde tekortkomingen wordt vaak doorverwezen naar dierenklinieken en andere beter
uitgeruste praktijken in de buurt. De meeste samenwerkingsverbanden worden aangegaan met
dierenkliniek Vandecan en dierenartsenpraktijk Assist.
De werkregeling volgt min of meer een wekelijks schema, maar ook veel werk valt buiten de
ingeplande uren. De operaties worden ´s morgens uitgevoerd, hierna volgen consultaties op afspraak
en huisbezoeken. In de namiddag zijn er opnieuw consultaties op afspraak en ´s avonds is er
spreekuur. Ook op zaterdag voormiddag is er spreekuur. Er is een regionale zondagregeling en de
praktijk heeft een wachtregeling met drie andere dierenartsen in de buurt. Dus één week op vier
weken is de dierenarts van wacht.
De dierenarts zorgt zelf voor de administratie. Er wordt gebruik gemaakt van het programma
VWIN/VMAC, dit is een volledig beheerprogramma voor de dierenartspraktijk. Dit administratieve
programma laat op eenvoudige wijze toe klanten- en patiëntenfiches evenals hun dossiers te
beheren. Over de financiële toestand valt niet te klagen. De praktijk ziet een regelmatige consultatie
van patiënten, waardoor een regelmatig inkomen gewaarborgd wordt. De rekeningen worden
voornamelijk contant betaald na afloop van de consultaties.
De praktijk heeft een website waarop inzichtelijke informatie wordt verschaft over zowel de
dierenarts, de praktijk en de mogelijke diensten. De dierenarts heeft ook klantenkaartjes. Hierbuiten
wordt slechts weinig aandacht besteed aan publiciteit of speciale aanbiedingen voor klanten. Er
zouden bijvoorbeeld onder meer vaccinatiedagen kunnen ingelast worden of infosessies over het
houden van honden en of katten.
De sterke punten van de praktijk zijn voornamelijk de vertrouwensrelatie van de dierenarts
met de klanten. Na 23 jaar praktijk op dezelfde locatie is de praktijk een vaste waarde geworden. Veel
klanten komen al ettelijke jaren met hun huisdieren naar de praktijk. In tegenstelling tot een
groepspraktijk is het ook altijd dezelfde dierenarts die de patiënten behandeld, wat door sommige
klanten toch als meerwaarde wordt gezien. De dierenarts is ook zeer bereikbaar en altijd bereid om
op huisbezoek te komen. Er zijn ook wel enkele nadelen. De praktijk heeft slechts een zeer minieme
uitrusting. Een investering in ietwat geavanceerder materiaal zou het mogelijk maken bepaalde
15
ingrepen of onderzoeken in de praktijk uit te voeren, waar veel patiënten nu moeten worden
doorgestuurd. De werkdruk is ontzettend hoog, wat zich ook uit tijdens de consultaties. Het
onderzoeken, behandelen en informeren van de klanten moet aan een zeer hoog tempo gebeuren. Ik
kan me inbeelden dat als de consultaties op een rustigere manier zouden gebeuren, dit alleen maar
de gemoedsrust van de dierenarts, de klanten en de patiënten ten goede zou komen. Ook de
communicatieve vaardigheden van de dierenarts zijn niet altijd even goed. Vaak laat hij de klanten
niet volledig uitspreken, hij is vaak ook nogal kort en soms iets te kordaat.
16
2. STAGE GROTE HUISDIEREN
2.1 LOGBOEK STAGE GROTE HUISDIEREN
Datum Uur Aard consultatie Opmerkingen
maandag 19/07/2010 9u Rectaal onderzoek + echografie merries
gestald op praktijk
-Drachtcontrole,
follikel controle,
spoelen/flushen van
de baarmoeder, KI
10u30 -Bedrijfsbezoek
-Rectaal onderzoek + echografie merries
-Controle van wonde ter hoogte van de
elleboog
-Drachtcontrole,
follikel controle,
spoelen/flushen van
de baarmoeder
12u -Particulier
- Rectaal onderzoek + echografie merrie
- Algemeen onderzoek veulen + inspuiten
anti-tetanos serum en langwerkend
antibioticum
-Drachtcontrole
14u -Bedrijfsbezoek
-Rectaal onderzoek + echografie merries
-Drachtcontrole,
follikel controle,
spoelen/flushen van
de baarmoeder
15u30 -Bedrijfsbezoek
-Rectaal onderzoek + echografie merries
-Caslick operatie
16u15 -Particulier
-Ontstoken oog
dinsdag 20/07/2010 9u -Rectaal onderzoek + echografie merries
gestald op praktijk
-Drachtcontrole,
follikel controle,
spoelen/flushen van
de baarmoeder, KI,
swabname van de
baarmoederwand +
inzetten cultuur en
antibiogram
10u30 -Particulier
- Algemeen onderzoek veulen + inspuiten
anti-tetanos serum en langwerkend
antibioticum
-Algemeen +rectaal onderzoek jaarling
-Impactiekoliek
behandeld met
Buscopan en
sondage met parafine
olie
17
met impactiekoliek
12u -Particulier
-Rectaal onderzoek + echografie merrie
14u -Particulier
-Mankheidsonderzoek
maandag 26/07 9u -Rectaal onderzoek + endoscopie
merries gestald op praktijk
-Drachtcontrole,
follikel controle,
spoelen/flushen van
de baarmoeder
10u30 -Bedrijfsbezoek
-Rectaal onderzoek + echografie merries
11u30 -Bedrijfsbezoek
-Verzorgen oogwonde waarbij oog
geperforeerd werd
12u -Bedrijfsbezoek
-Rectaal onderzoek + echografie merries
-Caslick operatie
14u -Bedrijfsbezoek
-Rectaal onderzoek + echografie merries
-Verband vervangen
15u30 -Particulier
-Rectaal onderzoek + echografie merries
16u30 -Particulier
-Vaccinatie influenza, tetanos, equine
herpes virus 1 & 4
dinsdag 27/07/2010 9u -Rectaal onderzoek + echografie merries
gestald op praktijk
-Drachtcontrole,
follikel controle,
spoelen/flushen van
de baarmoeder, KI,
swabname van de
baarmoederwand +
inzetten cultuur en
antibiogram
12u -Vaccinatiespuitjes optrekken , influenza,
tetanos, equine herpes virus 1 & 4
13u -Particulier
- Algemeen onderzoek veulen + inspuiten
anti-tetanos serum en langwerkend
antibioticum
14u -Bedrijfsbezoek
18
-Vaccinatie influenza, tetanos, equine
herpes virus 1 & 4
16u15 -Particulier
-Verzorgen wonde ter hoogte van pijp
17u -Bedrijfsbezoek
-Verzorgen oogwonde waarbij oog
geperforeerd werd (maandag 26/07)
-Oog gespoeld met
fysiologisch water,
daarna clinagel
ooggel aangebracht
-Ontstekingsremmer
(IV) en antibioticum
(IM)
17u30 -Bedrijfsbezoek
- Rectaal onderzoek + echografie +
spoelen merrie
woensdag 28/07 9u -Rectaal onderzoek + echografie merries
gestald op praktijk
-Drachtcontrole,
follikel controle,
spoelen/flushen van
de baarmoeder, KI,
swabname van de
baarmoederwand +
inzetten cultuur en
antibiogram
12u -Bedrijfsbezoek
- Rectaal onderzoek + echografie merries
14u -Embryotransfer op de praktijk
19
2.2 CASUÏSTIEK GROTE HUISDIEREN
Voor deze uitgewerkte casus zal ik de caslick operatie bespreken. De betrokken patiënt was
een 9 jarige BWP merrie die onder fertiliteitsbegeleiding stond. De vulva lippen van de merrie sloten
niet mooi. Deze conformationele afwijking had de merrie nog geen last van een infectie bezorgd maar
om bacteriële contaminatie of pneumovagina te voorkomen werd geopteerd om de caslick operatie uit
te voeren.
Vaak liggen anatomische afwijkingen aan de oorzaak van een aantal fertiliteitsproblemen. Zo
kan een diepliggende anus ervoor zorgen dat de vulva gecontamineerd worden met fecaal materiaal
telkens als de merrie defeceert. Deze bacteriële contaminatie kan ervoor zorgen dat er een
opklimmende infectie ontstaat. Subfertiliteit is vaak het gevolg indien er een vaginitis en/ of een
endometritis ontstaat. Ook kan de conformatie van de vulva afwijkend zijn, zoals in het geval van
deze patiënt. Afwijkingen ter hoogte van de vulva kunnen congenitaal zijn, maar in de meerderheid
van de gevallen is de defectieve conformatie van de vulva een verworven afwijking. Bij oudere,
magere merries alsook bij merries die al meerdere keren geveulend hebben, ziet men vaak dat de
vulva uitgerokken is en dat de lippen openstaan. In dit geval kan er lucht aangezogen worden in de
vagina, dit werkt irritatie van de mucosa in de hand wat ook kan resulteren in opklimmende infecties
met alle gevolgen die hierboven reeds vermeld werden.
De hierboven vermeldde oorzaken van subfertiliteit; een diepliggende anus al dan niet in
combinatie met een defectieve conformatie van de vulva, zijn indicaties voor het uitvoeren van een
Caslick operatie. Bij twijfel kan men ook nog de Caslick index bepalen, dit is de lengte van de vulva
vermenigvuldigd met de hoek van afhelling tussen de anus en de vulva. Een score minder dan 150
wordt aanvaard als normaal. Als algemene regel wordt ook gekeken naar de positie van de vulva
tegenover de pelvis. Als de vulva 4 of meer centimeter boven de pelvisbodem is gelegen, bestaat er
meer kans op contaminatie van de vulva door feces of lucht.
De Caslick operatie werd als volgt uitgevoerd. De merrie werd in de opvoelbox geplaatst om
de veiligheid van de dierenarts te garanderen. Er werd een staartbandage aangebracht rond de staart
van de merrie om contaminatie van het operatieveld te voorkomen. Ook werden de feces aanwezig in
het rectum verwijderd om de hierboven vermelde reden. Het perineum en de vulva werden met een
hibitane oplossing ingewreven. Hierna werden de vulva lippen geïnjecteerd met procaïne hcl 4% +
adrenaline, een lokaal anestheticum. Per vulva lip werd 10 cc lokaal anestheticum gebruikt. Het
uitzetten van de vulva lippen door het inbrengen van lokaal anestheticum vergemakkelijkt ook de rest
van de procedure. Er werd een stripje mucosa ter hoogte van de mucocutane overgang verwijderd
met een schaar, beginnende ter hoogte van de pelvis tot aan de dorsale commisura van de vulva
lippen. De open mucosa van de twee vulva lippen werden hierna gehecht met niet resorbeerbare
draag en onderbroken hechtingen. De gehechte wonde werd hierna afgewassen met hibitane
oplossing.
20
Een illustratieve voorstelling van de Caslick operatie vind men in de volgende figuur.
Fig. 1 De verschillende stappen in de Caslick operatie (uit Knottenbelt D.C. et al., 2003)
Een belangrijk gegeven dat moet worden meegedeeld aan de eigenaar indien een caslick
operatie wordt uitgevoerd is dat de hechting moet worden geopend vlak voor de partus. Indien dit niet
gebeurt resulteert dit vaak in het scheuren van de vulva en eventueel het inscheuren van het
perineum. Na de partus en het afdrijven van de nageboorte zal de merrie waarschijnlijk terug een
Caslick operatie moeten worden uitgevoerd.
21
2.2 ANALYSE VAN STRUCTUUR EN MANAGEMENT PRAKTIJK GROTE HUISDIEREN
De praktijk is een groepspraktijk bestaande uit twee dierenartsen. Eén dierenarts concentreert
zich meer op het werk in de praktijk. Dit omvat vooral de fertiliteitsbehandeling van merries die naar
de praktijk komen of op de praktijk gestald worden. De andere dierenarts is voornamelijk actief op de
buitenpraktijk, waarbij visites afgelegd worden voor klanten in de nabije omgeving. Haar taken
bestaan uit uiteenlopende zaken zoals: inenten, kreupelheidsonderzoek, wondbehandeling, opvolging
van merries tijdens het dekseizoen en onderzoek en behandeling van zieke paarden.
Verder bestaat het personeel nog uit een dierenverzorger en een administratief medewerker.
De dierenverzorger voedert de dieren, mest de stallen uit en zet de dieren overdag op de weide. Ook
onderhoudswerk zoals onderhoud van de weide en weideomheining, maaien van grasperken en
onderhoud van de stalgebouwen vallen onder de taken van de dierenverzorger. De administratie
wordt verzorgd door de administratieve medewerker. Dit houdt onder andere in: het versturen van
facturen en verwittigingen, indeling van de werkplanning en alle administratie in verband met de
apotheek.
De praktijk werd opgericht in 1997 in een naburig dorp. Het was toen al een groepspraktijk
bestaande uit vier dierenartsen. Door scheiding van belangen en familiale kwesties werd de praktijk
gesplitst en verhuisden twee dierenartsen naar een locatie in de nabije omgeving. Voor de toekomst
op de huidige locatie wordt gedacht aan het bijbouwen van nieuwe stallen en het uitbreiden van de
huidige gebouwen. Hierbij zal een ruimere plaats worden voorzien voor het echografisch onderzoek
van de merries. Er wordt ook een apart labo voorzien waar culturen van stalen kunnen worden
geincubeerd en waar sterilisatie van materiaal kan worden uitgevoerd alsook een ruimte waar een
spermabank kan worden aangelegd.
Er worden in de praktijk verschillende programma´s gebruikt die het management
vergemakkelijken. Het programma Winfakt wordt gebruikt voor de boekhouding, het kassabeheer en
de facturatie en opvolging hiervan. Er wordt ook een specifiek programma gebruikt voor de stoeterij
om gegevens van individuele merries te registreren; hieronder vallen uiteraard de contact gegevens
van de eigenaar en de verkozen hengst maar ook de opeenvolgende waarnemingen en
behandelingen. Dit programma is gebaseerd op het stoeterijprogramma dat gebruikt wordt in
Zangersheide en is speciaal voor de praktijk ontworpen. Verder worden er nog in een in Microsoft
Excel geschreven programma alle gegevens bijgehouden in verband met het beschikbare ingevroren
sperma op de praktijk en de hoeveelheid reeds gebruikt sperma. Deze informatie kan opgevraagd
worden per hengst maar ook per merrie.
Over de financiële toestand van de praktijk valt zeker niet te klagen. Er is een goed
uitgebouwd klantenbestand en de hoeveelheid werk is desondanks de huidige financiële crisis en het
splitsen van de praktijk zeker niet verminderd. Het feit dat er in de toekomst aan uitbreiding van de
praktijk wordt gedacht illustreert ook dat er voldoende winst wordt gemaakt om terug in de praktijk te
investeren. Zoals bij elke praktijk zijn er openstaande facturen, er worden twee herinneringen
gestuurd alvorens gerechtelijke actie te ondernemen.
Er zijn samenwerkingsverbanden met verschillende dierenartsen. Voor gevallen inzake
medische beeldvorming worden klanten doorverwezen naar dierenartspraktijk Frederik Bruyninx, voor
22
dringende chirurgie worden klanten doorverwezen naar de dierenartspraktijk Equitom. De eigenaars
van op de praktijk gestalde merries dienen op het stallingscontract in te vullen welke dierenarts
gecontacteerd moet worden indien de merrie het niet goed stelt.
De tijdsbesteding is nogal afhankelijk van het seizoen. Tijdens het veulenseizoen, dat
voornamelijk in het voorjaar en de zomer valt, zijn werkweken van 70-80 uur geen uitzondering. Het
werk op de praktijk vindt plaats in de voormiddag, de visites worden ´s middags en ´s avonds
ingepland. Tijdens de winter is het rustiger. Soms worden er ook nachtelijke visites uitgevoerd. Omdat
het werk over twee dierenartsen kan verdeeld worden valt de werkdruk redelijk mee. Desalniettemin
is het een praktijk met een groot klantenbestand en dit betekent lange werkdagen, inclusief
weekendwerk.
De sterke punten van de praktijk zijn onder andere de goede klantenrelaties. De klanten
worden correct benaderd en geïnformeerd en de patiënten worden met uitstekende kennis en kunde
behandeld. De klanten zijn tevreden over de service en zijn loyaal aan de praktijk. Het personeel van
de praktijk is betrouwbaar, werkwillig en te vertouwen. Er zijn zeer goede werkrelaties aanwezig, er
worden goede onderlinge afspraken gemaakt en er is een duidelijke werkverdeling en goede
communicatie binnen de praktijk. Onder minder sterke punten zou ik het gebrek aan bekendmaking of
publiciteit willen vermelden. De praktijk heeft geen website en geen klantenkaartjes. Hiermee zouden
nieuwe en bestaande klanten geïnformeerd kunnen worden over de praktijk en de diensten die
kunnen geleverd worden, alsook de contact gegevens van de praktijk.
23
3. ALGEMENE REFLECTIE
In deze algemene reflectie zal ik op een kritische manier mijn stages proberen te evalueren. In
zeer brede zin kan ik zeggen dat deze stages een zeer positieve ervaring zijn geweest. In eerste
instantie hebben mijn stages ervoor gezorgd dat ik een veel beter inzicht heb verworven in de
dagelijkse werking van een dierenartspraktijk. Door effectief de dierenarts te vergezellen bij zijn
consultaties en huisbezoeken heb ik een veel duidelijker beeld verkregen van de taken van de
eerstelijnsdierenarts, de dagindeling van het werk, en de manier waarop de klanten en patiënten op
een professionele en tevens vriendelijke manier worden behandeld. Een duidelijke taakverdeling en
een goede communicatie tussen de verschillende personeelsleden zijn nodig om een efficiënte
werking van de praktijk te garanderen. Er komt duidelijk heel wat meer kijken bij het management van
een praktijk dan enkel het diagnosticeren en behandelen van patiënten. Zo dienen onder andere de
boekhouding en financiële toestand van dichtbij in het oog worden gehouden, de apotheekvoorraad
moet op peil worden gehouden, het patiëntenbestand moet bijgehouden worden, de praktijkruimtes
moeten worden onderhouden, enz. Een routine dagindeling wordt vaak gehandhaafd waarbij er
natuurlijk nog wel voldoende flexibiliteit moet zijn om spoedgevallen of uitzonderlijke omstandigheden
op te vangen.
Ik heb zeer veel kennis opgedaan over routine onderzoeken, handelingen en behandelingen in de
eerstelijnsdiergeneeskunde. Voornamelijk het algemene onderzoek van patiënten, waarbij men dient
te verstaan: nemen van de pols, temperatuur en meten van de ademhalingsfrequentie, het palperen
van oppervlakkige lymfeknopen en het beoordelen van de mucosa, heb ik voldoende kunnen
oefenen. Ook palpatie van de inwendige organen, rectaal onderzoek van het paard, beluisteren van
het longveld en de borborygmen, bekijken van het oor met een otoscoop en bekijken van de cornea
en retina met een ofthalmoscoop heb ik kunnen uitvoeren. Tevens heb ik verscheidene keren
subcutane en intramusculaire injecties geplaatst, een veneuze bloedname ter hoogte van de v.
Cephalica uitgevoerd en nagels geknipt bij honden. Algemeen gezien ben ik relatief tevreden over
mijn eigen vaardigheden, maar natuurlijk ontbreekt er bij veel handelingen de vlotheid, de routine en
efficiëntie die verkregen wordt door routinehandelingen veelvuldig uit te voeren. Bepaalde technieken
zoals hechten, rectaal onderzoek, maagsondage en andere eerstelijnshandelingen dienen nog zeer
goed ingeoefend te worden. In de eerstelijnspraktijk komen er regelmatig patiënten op consultatie met
gelijke aandoeningen, kennis van deze frequent voorkomende aandoeningen helpen bij het stellen
van diagnoses. Na een week stage heb ik toch al een goede notie van deze aandoeningen doch
ontbreekt er nog een gedeelte kennis om met voldoende zekerheid correcte diagnoses te maken en
behandelingen in te stellen.
Door zowel een week stage te lopen op een kleine huisdierenpraktijk als een week op een grote
huisdierenpraktijk heb ik een grondig inzicht verworven in de twee types van werk. Hierbij wil ik graag
vermelden dat ik heb geprobeerd een open blik te houden, zodat ik mijn indruk van de werking van de
twee praktijken niet veralgemeen en extrapoleer naar de werking van andere praktijken. In grote lijnen
zal men veel gelijkenissen opmerken tussen respectievelijk eerstelijns kleine- en grote-
huisdierenpraktijken, maar er zijn evenveel individuele verschillen op menig aantal vlakken.
24
Eerst zal ik trachten de structuur en werking van de kleine huisdierenpraktijk te analyseren. Men
kan algemeen stellen dat de kleine huisdieren dierenarts voornamelijk in zijn praktijk werkt. Dit levert
als voordeel dat alle apparatuur en farmaca om de dieren te onderzoeken en te behandelen in één
plaats verzameld zijn en dat de dieren in een rustige, propere, afgesloten ruimte kunnen worden
onderzocht en behandeld. Bij een éénmanspraktijk, zoals in dit geval, is de praktijk vaak aan de
woning van de dierenarts gevestigd. Hierdoor wordt verplaatsingstijd vermeden en kan meer tijd
worden gespendeerd aan het werk zelf. De praktijkruimte is ingedeeld in een wachtruimte, een
praktijkruimte, eventueel een aparte ruimte waar de operaties worden uitgevoerd en een ruimte waar
de patiënten kunnen worden gehuisvest voor en na de operaties. Een goed ingerichte praktijk
garandeert de veiligheid en de gemoedsrust van de klanten en patiënten, gemak van onderhoud en
een efficiënt werkritme van de dierenarts. De dierenarts heeft een minimale uitrusting voorzien van
zijn praktijk. Gasinhalatie anesthesie apparatuur is niet aanwezig, er is ook geen echo- of RX-
apparatuur aanwezig. Hierdoor moeten veel patiënten worden doorverwezen. Omdat de financiële
situatie goed is zou ik overwegen eventueel te investeren in een betere uitrusting van de praktijk,
waardoor meer patiënten ter plekke kunnen worden verder geholpen.
De werkdag wordt ingedeeld in achtereenvolgens operaties in de voormiddag gevolgd door
consultaties op afspraak. In de namiddag worden er huisbezoeken uitgevoerd en de vrije consultatie
gebeurt ´s avonds. Consultaties na telefonische afspraak zijn voordelig voor klanten die dringend
willen komen met hun dier, of voor zeer agressieve of angstige dieren. Deze min of meer vaste
dagindeling zorgt ervoor dat het werk van de dierenarts met een zekere regelmaat en routine gebeurt
waardoor de werk-vrijetijdsbalans gemakkelijker geregeld wordt. Er is een vaste wachtregeling in
samenwerking met dierenartsen in de nabije omgeving. De dierenarts loopt één keer in de vier weken
wacht. Naar mijn oordeel is dit een realistisch en haalbaar schema. Vaak letten de klanten niet zo
nauw op de vaste uren voor consultaties waarbij er ´s avonds lang na de vaste uren wordt
doorgewerkt. Om dit op te lossen zou ik de klanten die te laat binnenkomen erop wijzen dat er vaste
uren zijn voor consultaties en dat ze zich aan deze voorziene uren dienen te houden. Indien er
bepaalde klanten persisterend later aankomen zou ik hen wacht- of nachttarief aanrekenen. Natuurlijk
kunnen deze maatregelen enkel worden getroffen in een praktijk met een goed uitgebouwd
klantenbestand. In een beginnende praktijk met een klein aantal patiënten dient men eerst nog
voldoende klanten te vergaren en het respect en vertrouwen te winnen van de klanten. Ook zou ik ´s
ochtends vaste uren voor consultaties vastleggen, omdat veel klanten het onnodig vinden om een
afspraak te maken en gewoon wachten tot de vrije consultatietijd ´s avonds.
De dierenarts verzorgt zelf alle administratieve taken, zoals de boekhouding, het aanvullen van
het patiëntenbestand en het bijhouden van de apotheek. Aangezien het een praktijk is met een zeer
groot aantal klanten, zorgt dit bijkomende administratieve werk voor een aanzienlijk hoge werkdruk.
Aangezien het een gevestigde praktijk is en de financiële toestand goed is, zou ik in deze situatie
overwegen om een boekhouder of administratief medewerker aan te nemen. Dit zou de werkdruk van
de dierenarts aanzienlijk verlichten.
De praktijk heeft een zeer omvangrijk klantenbestand en is na 23 jaar een gevestigde waarde in
de omgeving. De dierenarts-klanten relaties zijn goed. De klanten zijn over algemeen tevreden en
25
hebben respect voor en vertrouwen in de dierenarts. Naar mijn persoonlijke mening vind ik dat de
dierenarts soms iets te kort met de klanten is. Hij geeft een zeer strenge, korte indruk en gedraagt
zich soms neerbuigend tegenover zijn klanten. Ook geeft hij niet voldoende informatie aan de klanten
over de aard van de aandoening van de patiënt en de behandeling wordt onvoldoende uitgelegd of
toegelicht. Ik zou de klanten op een vriendelijke doch professionele manier proberen te benaderen en
ze voldoende te informeren omtrent de aandoening van hun dier. Door de klant in te lichten denk ik
dat er meer vertrouwen in de bekwaamheid van de dierenarts wordt geschept. Ook de behandeling
moet voldoende worden uitgelegd om zeker te zijn dat de farmaca op een juiste manier zullen worden
toegediend.
In de volgende paragrafen zal ik op kritische wijze de structuur en het functioneren van de grote
huisdieren praktijk te beoordelen. De praktijk waar ik stage heb gelopen bestaat uit twee dierenartsen
voor paarden. Eén van de dierenartsen legt zich toe op de buitenpraktijk waarbij visites naar klanten
worden afgelegd. Dit is wat men gebruikelijk verstaat onder het werk van een eerstelijns grote
huisdieren dierenarts. Alle nodige apparatuur, materiaal en farmaca worden gestockeerd in een
wagen waarmee de dierenarts dan de visites aflegt. De hoeveelheid ingrepen die op deze wijze
kunnen worden uitgevoerd zijn hierdoor beperkt. Meestal betreft het niet chirurgische ingrepen.
De andere dierenarts legt zich toe op fertiliteitbegeleiding bij fokmerries, dit gebeurt voornamelijk
op de praktijk zelf. De praktijk is gevestigd aan de woning van één van de dierenartsen en bestaat uit
een bureau, een stalgebouw waar een dertigtal paarden kunnen worden gehuisvest, weiland voor de
paarden, een aparte ruimte voorzien van een opvoelbox en een aparte laboruimte. De praktijk is
voldoende uitgerust, voornamelijk met het oog op de fertiliteitsbegeleiding voor merries. De opvoelbox
is speciaal ontworpen om de veiligheid van paard en dierenarts te garanderen. De praktijk beschikt
over verschillende echo systemen van zeer goede kwaliteit, waarvan ook één draagbaar echo
systeem dat meegenomen kan worden op visites. In de laboruimtes staan verschillende incubatoren
om bacterie- en schimmelculturen te kweken van vaginale en uterine stalen, alsook een licht- en
stereomicroscoop en een stikstof sperma container om diepvries sperma te bewaren. De gebouwen
en omliggende weides zijn in goede staat en worden goed onderhouden wat een nette en verzorgde
indruk nalaat.
Er is een duidelijke taakverdeling tussen de twee dierenartsen. Eén doet de visites, de andere
werkt op de praktijk. Er wordt ook op zaterdag en zondag gewerkt. De wachtdienst wordt afgewisseld
tussen de twee dierenartsen. Het werkritme is zeer onregelmatig en is voornamelijk afhankelijk van
het seizoen en de hoeveelheid ingeplande visites. Het voorjaar en de zomer zijn de drukste periodes,
met de geboorten van veulens en fertiliteitsbegeleiding van merries. Vaak worden er dan lange
werkdagen gewerkt. Er is dus geen routine dagindeling zoals bij de kleine huisdieren praktijk. Dit
maakt het moeilijker om een goede balans tussen werk en vrije tijd te houden. Als ik mij baseer op het
werkritme van de twee dierenartsen, moet ik zeggen dat beiden vrijwel al hun tijd spenderen aan het
uitoefenen van hun beroep. De administratie en het bijhouden van het patiëntenbestand wordt
verzorgd door een personeelslid dat zich hier voltijds mee bezighoudt. Dit verlicht enigszins wel de
werkdruk van de dierenartsen.
26
De klanten van de praktijk zijn vooral grote stoeterijen die begeleiding wensen voor verschillende
merries tijdens het dekseizoen. Hiernaast heeft de praktijk ook verschillende particuliere klanten die
voornamelijk bediend worden door de dierenarts die de visites verzorgd. De dierenarts-klant relaties
zijn zeer goed en vaak, in het geval van grote klanten, vrij zakelijk. De klanten zijn trouw aan hun
dierenarts en zijn tevreden over de dienstverlening.
Naar mijn mening functioneert deze praktijk zeer goed. De werkdruk ligt hoog, wat te verwachten
is in een gevestigde paarden dierenartspraktijk. Desondanks wordt een hoge kwaliteit aan zorg
aangeboden en is de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de dierenarts zeer goed. Beide
dierenartsen zijn erg tevreden over hun professionele leven, dit wordt weerspiegeld in de organisatie
en werking van de praktijk.
Deze stages hebben me geholpen om een gefundeerde en doordachte keuze te maken in
verband met het verder zetten van mijn studie. Het is mijn voornemen om mijn opleiding te
beëindigen met de afstudeerrichting paard. Hiermee volg ik mijn initiële intentie. Verschillende
vrouwelijke medestudenten kiezen voor gezelschapsdieren omdat er meer mogelijkheid bestaat om
het werk te combineren met een gezins- en privéleven. Ik geloof dat dit ook mogelijk moet zijn voor
een grote huisdieren dierenarts, het vergt enkel meer inspanning en organisatie om dit te
bewerkstelligen. Omdat studenten sinds enkele jaren overspoeld worden met negatieve informatie
met betrekking tot lage tewerkstellingskansen als net afgestudeerde dierenarts, vind ik het belangrijk
om me te kunnen onderscheiden van mijn medestudenten. Graag zou ik daarom na het afronden van
de derde master de kans krijgen om een internship te volgen aan de faculteit of in het buitenland. Ik
ben ervan overtuigd dat ik via een intership zeer veel praktische ervaring zal verwerven in een
ondersteunende en academische omgeving. Hierna zou ik graag een carrière uitbouwen als
dierenarts voor paarden, waarbij ik me vooral zou willen richten op kreupelheidsdiagnostiek en
behandeling en/of heelkundige ingrepen. Ik geef de voorkeur aan het werken in een groepspraktijk.
Een groepspraktijk biedt veel voordelen in verband met het aankopen van apparatuur, verdeling van
de werkdruk en natuurlijk de mogelijkheden tot verwerven en uitwisselen van advies en meningen van
de andere dierenartsen.
Ter afsluiting van dit stageverslag, wil ik graag benadrukken dat deze stages me enorm veel
hebben bijgebracht en dat ik nu met een positieve en vastbesloten ingesteldheid vooruitblik naar mijn
toekomst.
27
4. LITERATUURLIJST
Knottenbelt D.C., Le Blanc M., Lopate C., Pascoe R.R. (2003). Equine Stud Farm Medicine and
Surgery. Elsevier Science Limited, Edinburgh, p. 184-185