Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of...

10
Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de IGV.

Transcript of Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of...

Page 1: Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd,

Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de IGV.

Page 2: Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd,

PIETER W ALBEECK. 103

wordt bij D•. De Roo II, 543 gesproken van de knevelarijen van \V. in Che­ribon "en nog veel meer die van den Ed. I-l'. Rose cum uxore" (over wie zie sub Nic. Engelhard). Toch werd \V. ingevolge S. R. l 6 lv!ei 1806 als Regee­ringscommissaris derwaarts gezonden om te trachten op vredelievende wijze den opstand te beëindigen, maar Van Braam verklaart (T. N. L 1863, Il, 149) dat zijne komst den reeds bedarenden opstand opnieuw deed uitbarsten, waarna cle Regeer. hem verving door Nic. Engelhard. Van dezen laatste was VV. volgens een brief van Siberg dd. 2 Oct. ( 805 een groot vijand. Engelhard spaart hem dan ook niet in zijn bij R. 24 Dec. 1806 behandeld rapport over Cheribon, doch volgens Siberg "regeerde'' ,,v. den G.-G. \Viese "geheel"; elders noemt bij hem diens "broederlijken vriend"; bij den ondertrouw van Wiese met de weduwe Van Overstraten 2 l\faart 1805 was niemand getuige dan 't echtpaar \Valbceck, wat kwalijk overeenkomt met Van Braam's in 1807 gedane verze­kering dat W. tot de oppositie tegen \Viese behoorde. Beiden schijnen zij volgens S. R. 1 Aug. 1805 den voorganger van Nic. Engelhard in het Javaasch Gouvernement, Van Reede tot de Parkcler, tegen wien door Engelhard "veele onteerende beschuldigingen" waren ingebracht, zeer na te hebben gestaan.

Volgens H. 30 Nov. 1803 behoorden aan 'vV. de landen Tjinere aan de Krokot en Pondoklaboe; volgens B. R. 15 Nov. 1803 ook het daaraan gren­zende Simplicitas.

PrETER HERBERTUS VAN LAWICK VAN PABST

toegevoegd aan den Gecommitteerde

24 Dec. 1801 - 15 Febr. 1805.

Adjunct-Gecommitteerde over den Inlander

15 Febr. 1805 - 10 Jan. 1806.

VVaarncmenc\ Gecommitteerde over de Bovenlanden

10 Jan. 1806- 22 Mei 1807.

Resident (Prefect) van Cheribon

20 Jan. 1808 ~ 3 Oct. 1808.

Prefect (Landdrost) der Cheribonsche Preanger-Regentsch.

3 Oct. 1808 - 9 Zomerm. 1810.

Werd volgens eigen opgave (ook bij Vorsterman van Oijen o. L Il, 204) geboren te Geldermalsen 5 Nov. 1780 (volgens eigen opgave was hij op 1 Nov. 1811 at 32 jaar) uit Nicolaas Karel van Lawick, Heer van Ravestein, (,,zich noemende baron van Lawick" zegt het Genealogisch Overzicht van het geslacht van Lawick, door P. van Lawick van Pabst, 's Gravenb. 1893) en Maria barones van Reede van Oudtshoorn. Deze vader behoorde, zegt de heer W. Wijnaendts van Resandt, tot een oud riddermatig geslacht van de Betuwe;

Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de IGV.

Page 3: Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd,

104 PIETER IlERI3ERTUS VA~ LAWICK VAN PABST.

een tak hiervan stierf in de mannelijke linie uit, doch plantte zich in de vrou­welijke linie voort als Van Lawick van PabsL door het huwelijk in 1738 van cene Van Lawick met Johan Anton ,·an Pabst. Een ]\[r. Adr. Albert van La wiek van Pabst overleed blijkens het ~aarnbock in 1774 aan de Kaap als Oppcrk. en Fiscaal; een Franciscus Emilius van L van P. (volgens \V. v. R. afstam­meling van genoemden joh. Ant. van P.) lrouwde 1792 op Cci\on (Navorschcr 1903 pag. 578) en wordt R. '!.7 Jan. 1795 vermeld als onlangs van Ccilon te Bat. gekomen als Sous-lieutenam der artillerie, en thans vrrzoekend om te repa­triecren. K 25 Sept. 1795 leest men dat op Ceilon de Cadet-bombardi~r Paul Emilius van L van P. tot Luitenant der artillerie is bevorderd; in 1 SOi vinden wij (Doeff o. l. pag. 89, 253) een Kapitein Van Pabst voor zijn pleizier op De­cima "tot herstel zijner gezondheid".

Tot den tak Van L. van P. behoorde Pchter onze Gecomm. niet. Zijn vader was, zegt \V. v. R., geb. te Paliacate. kwam in 1766 in :-.Jcdcrl. en ging in 1 7Q5 naar de Kaap. Onze Pieter Herbertus ging (volgens eene in ·s Lands Archief berustende antobiographie dd. 30 Aug. 1830) reeds in 1789 naar lndiö, maar heet, volgens eene lijst van ingezetenen, eerst 13 Nov. 1793 op Java te zijn gekomen, en zegt zelf l Xov. 1811 dat hij 19 jaar in indi~ is. Hij werd, zijnde Cadet ter zee in 's Lands dienst, bij R. 19 Juli ! 796 in Camp'. dienst aangenomen als Cadet bij de dragonderlijfwacht met traktement van wacht­meester. l\!Iisschien had hij. na in aanraking gekomen te zijn met een der Van L. van Pabst's, diens dubbelen naam aangenomen, op dezelfde wijze als wij elders bespeuren bij Steitz de \Vilde Hij erlangt R. Z 1 Oct. 1 796 "de gage van wagtmeester volgens het reglement"; wordt bij R. 8 Dec. 1 797 gechan­geerd tot Assistent om dienst te doen op Java's ~oordoostkust. waar hij voor zijn pleizier vertoeft, vennoedelijk bij den Gouverneur Joh. Fred. baron van Reede tot de Parkeler, van wien hij een neef was, en dien Dirk van Hogen­dorp (Mémoires p. 103) beschrijft als ,.l'hommc Ie plus immoral et Ic plus cor~ rompu gui cxistàt au service de la Compagnie". Toen de Cornrn.-Gcn. Nccler­burgh .zijne reis derwaarts deed, was Lawick nog aldaar, vergezelde hem naar den Oosthoek en op een reisje naar het zuiderstrand (Journaal der Reize van l\I'. S. C. Nederburgh, door \:Vardenaar en Du Puy, Amstcrd. 1804, p. 18 en 44). Hij schijnt N. ook naar Batavia te zijn gevolgd, althans bij R. 5 Oct. 1 798 werd hij op verzoek weder gechangeerd tot Cadet-wachtmeester bij de dragonderlijfwacht, om bij R. 30 Mei 1801 opnieuw op verzoek te worden veranderd tot Boekhouder "ten einde op het Gencraalc- Visite Comptoir dienst te doen", men zou thans zeggen: tot Commies bij de Rekenkamer. Reeds bij R. 1 1 Sept. i 801 alweder op verzoek gechangeerd tot Ordinair Klerk ter Ge­nerale Secretarie op 20 Rd•. per maand. Deze herhaalde veranderingen op ver­zoek bewijzen voldoende dat hij nogal ongestadig was en invloedrijke relaties had. Bij R. 24 Dec. 1801 bevorderd rot provisioneel Onderkoopman en toe­gevoegd aan den Gecommitteerde tot en over de Zaken van den inlander Pieter Engelhard, speciaal om onder diens leiding het tDf'zicht in de Roven­landen uit te o.é!fcnen. Bij R. 28 Dec. 1801 wordt hem als "middel van be-

Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de IGV.

Page 4: Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd,

PIETER HERBERTUS \'AN LAWTCK VAN PABST, 105

staan" en ter aanmoediging toegelegd een bedrag van drie stuiver per pikol koffie, hetgeen berekend wordt per jaar 4000 Rd~. te zullen bedragen. Bij R. 23 Dec. 1803 wordt ter bepaling van zijn traktement een gemiddelde oogst van 60.000 pikol aangenomen, zood at hij voortaan 3 7 50 Rd'. zou genieten. [lij had het zelfvertrouwen, nog verhooging van salaris aan te vragen, wat bij R. 14 Jan. 1803 wordt afgeslagen. Bij missive van 4 Juli 1803 bevestigde het Opperbest. zijne bevordering tot Onderk. Tn het begin van dil jaar was hij door zijn chef speciaal belast "met het op. en toczigt over de gccombi• neerdc regentsch. Sumadaug en Praccamoentjang." Bij R. 15 Febr. 1805 werd hij, op het gunstig rapport van P. Engelhard, bevorderd tot Koopman• provisioneel met den titel van ~\.djunct.Gccomm. tot en over de Zaken van den Inl. (de bevolking noemde hem ,.Komrnissaris Kctjil'') en werd hem een daggeld toegelegd van 5 Rd·. zilver voor den duur zijner inspectiereizen in de Regentschappen. Zeer spoedig echter daarna brak de twist tusschen hen beiden uit, waarvan de gevolgen in Engelhard's personalia zijn uiteengezet. lk noteer hier nog, dat Siberg in een brief van 2 Oct. 1 805 de hulp, die L. vond bij \Vicsc en \Valbecck, daaraan toeschreef, dat deze laatste bij de red• dering der nalatenschap van Van Roede tot de Parkcler {over!. 11 Sept. 1802 als Raad Ord.) onregelmatigheden had gepleegd, waarvan L. op de hoogte was gekomen. Den 17 Dcc. 1805 werd, naar aanleiding der zaak Engclhard, bepaald dat L "ter tegcngang van verdere misstappen" van eenc instructie zou worden voorzien, die hierbeneden opgenomen is als Bijl. 43. Bij R. 1 0 Jan. 1806 werd hij benoemd tot \Vaarncmend Gccomm. over de Boven!. "onder de directe ordres van den lleer Gouverneur-Generaal,'' doch "met inhaesic van de hem gegeven last om aan de benoemde Commissie tot een generaale opneem der Bovenl. de inlichtingen te geven die door dcselve van hem sullen worden gcrequireerd", hetgeen later (R. 11 Nov. 1 806) ver• scherpt werd tot eene verklaring dat hij aan die Commissie "ondergeschikt'' was. Hij behield zijn vorig salaris; later is hem, bij R . 7 April 1807, wegens zijne "buitengewone werkzaamheid en ijver" een douceur toegelegd van 7000 Rel•. papier. Kort na die benoeming (zie S. R. 25 Febr. 1806} schreef L uit Oandoeng dat zich op de grenzen van Sormedang en Cheribon eenc groote bende ontevredenen had gevormd, waarop de G.-G. hem cene kleine afdeeling gewapende oppassers en militairen zond; spoedig daarna, S. R. 7 :Maart 1806, werd versterking gezonden en met deze bestreed L. de opstariclelingen ook i1, het Cheribonsche, S. R . .3 April 1806 Volgens Van Polanen (brief dd. 28 April l 806 bij De Jonge Xlll, 268) maakte .L. zich hierbij "weder ten hoogste ver• dienstclijk", maar tot zijn ongeluk: ,,In de verlegenheid waarin men zich be­vond, is men in den beginne der onlusten wel bedacht geweest om de oorzaken daarvan te ontdekken, dan toen men bevond dat de Uccr Rose (de Resldcnt)

daarin op het sterkst gecompromitteerd was, is de ongelukkige Lawick, dien men met het onderzoek gechargeerd had, in ongenade gevallen" enz. Van die ongenade blijkt intusschen niets uit de reso\utiên van dat jaar. Volgens het interessante rapport van \V. C. van Braam (T. N. 1. 1863, Il, 149} was L. met

Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de IGV.

Page 5: Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd,

106 PIETER HERBE.RTUS VAN LAWICK VAN PABST.

een brief van den G.-G. aan de hoofden van don opstand naar Karangsamboeng gezonden; de indruk dezer zending was zeer gunstig, doch toen de opstande­lingen vernamen dat de vroegere Resident \Valbeeck als Rcgeeringscommis­saris zou komen, werd alles weder bedorven. Geheel anders oordeelt echter Van Riemsdijk in B. R. 2 l\laart 1807, namelijk dat L. in 1806 door "het verbranden van so vccle campongs, die immers toen ter tijd nog aan den op­stand geen deel hadden, en verdere kwalijke directie ... de saaken eer verergert als verbetC'rt" had, terwijl volgens hem de Regent van Socmedang het ontstaan van het oproer verklaarde uit het uitwijken van "een groot aantal door zijne (d. i: Lawick's) mishandeling uit het Sumadangsche en Praccamoentjangse naar de Cheribonsche landen". Tntusschen ziet men dat de Regeer. eerst op L.'s raad bij S. R. 16 :Mei 1 806 besloot, de aanleiding tot den opstand te onderzoeken en den weg van onderhandeling in te slaan. ln 1807 had L. herhaalde onaangenaamheden met de Commissarissen over de Regentsch., welke klachten over hem inbrachten (R. 5 en 15 11ei 1807), waarop L. antwoordde (R. 22 Mei 1807) dat de Commissie hem als haren dienaar beschouwde, zich het bestuur over de Rcgcntsch. aanmatigde en bij den G.-G. bad weten te bewerken dat bij dit jaar niet persoonlijk de Bovenlanden mocht bezoeken, terwijl toch alle verantwoordelijkheid op hem alleen bleef drukken, ondanks dat bij stel­selmatig van de verrichtingen der Commissie onkundig werd gelaten en zijn prestige ondermijnd werd. Hij verklaarde dat "ofschoon hij broodgebrek zoude hebben bijaldien hij de dienst, waarin hij gesteld was, moest nederleggen," hij niet langer "de speelbal wilde zijn van twee cabaalen" en verzocht zijn ontslag. De zwakke Wiesc verklaarde L.'s grieven "de attentie dezer Regering onwaardig," deelde ter vergadering mede dat hij op aandrang der Commissie toch reeds van plan was geweest L. tot ontslag voor te dragen, en hiertoe wordt dan ook bij evengemelde resol. besloten, met nadere bepaling dat de acte, waarbij de Commissie was ingesteld, op den naam der drie fungeerende leden dier Com­missie in de "voornaamste negorijen" zou worden gepubliceerd, zoodat, ofschoon \Vardenaar tot L 's opvolger werd benoemd, de Commissie naar 't schijnt alle macht kreeg, temeer daar R. 10 Maart 1 807, verbiedende dat L. naar de Bo­,·enl. zou gaan, in algemeene bewoordingen was vervat, zoodat ook \Vardenaar daardoor gebonden was. Gelukkig voor L. werd zijne geldelijke verantwoording (de betreffende stukken waren bij R. 12 Juni 1807 in handen van de Commissie over de Regentsch. gesteld) in orde bevonden, R. 17 Juli 1807. Nu wordt het R. 16 Juni 1807 door hem gedane verzoek om te mogen repatriecren bij R. 21 Juli 1807 toegestaan. Inmiddels begon de wind weer uit een anderen hoek te waaien. Reeds 11 Sept. 1807 nam de G.-G Lawick in bescherming tegen zekere klachten der Regenten, en verbood aan de Commissie, meer dergelijke klachten tegen hem aan te nemen; R. 24 Nov. 1807 wordt een request be­handeld, waarin L. verklaart dat voor hem de redenen tot repatrieering "door tusschcnkomende omstandigheden zijn komen te cesseren" en verzoekt, weer in dienst te worden aangenomen; dit wordt toegestaan, en hij treedt weer o_p als Onderkoopman op 40 gulden, met titel en rang van Koopman. Zeer curieus

Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de IGV.

Page 6: Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd,

PIETER HERBERTUS VA.J.'I' LAWlCK VAN PABST. 107

is het, dat een brief van Siberg dd. 2-+ Oct. 1807, dus een maand eerder, vermeldt dat de ontslagen L. met twee anderen tot eene Commissie was vcrccnigd ter bevordering van de veiligheid der Bovenlanden, en uit een an• der archiefstuk ontwaart men, dat die Commissie al van 19 Aug. dateerde. Reeds 3 dagen na zijne officieelc herstelling wordt L. bij R. 27 Nov. 1807 met E. von Harten in commis:;îe gesteld om onderzoek naar den stand der rijst• en koffie­cultuur in Cheribon te doen op een traktement van 500 Rd•. per maand; hel fraaiste is, dat uit de cle\ibcratîön blijkt dat deze Commissie in 't bizonder gericht was tegen de administratie der vorige Residenten \Va\beeck en Rose, waarvan de eerste hem als President der Commissie over de Regcntscb. zoo in den weg had gezeten. De diepte der intrigues in dien ellendigen tijd zal men waarschijnlijk nooit geheel peilen.

Geen drie weken na Daendels' aankomst werd de fungeerende Resident van Cheribon overgeplaatst en L. dc-n 20 Jan. 1808 in diens plaats benoemd, ook omdat Nicolaus Engelharcl, met wien L. te Samarang over de Cherib. aan­gelegenheden was wezen confereeren, hem ten volle vertrouwde, zegt het besluit, evenals ook de brief van Daende\s bij N. Engelhard, Overzigt p. 358 en D'. De Koo I, 40; tevens wordt hij bev0Stigd als Koopman, terwij l 26 J an. de Commissie, ingesteld bij R. 27 ~ov. 1807, werd opgeheven.

Bij een bes\. van Daendels, geïnsereerd in R. 3 Oct. 1808, werd L. benoemd tol Prefect over de Cherib. Preanger-Regentsch. (Soekapoera, Lim­bangan, Galoeh) op een traktement van 6 000 Rd'. zilver per jaar en 12 st. per pikol koffie. 1 lïj was destijds Jan~ niet vermogend: R.. 26 Jan. 1 808 vermeldt zijn "bekend finantieel onvennogen" om alles over te nemen wat volgens us.:1.nce tot de betrekking va11 Resid. van Cher. behoorde. Hij is dan ook in de Gedwongen Lcening van 2 Oct. l 8U8 niet aangeslagen. Bovendien werd zijn traktement zeer slecht uitbetaald: den 5 Aug. 1809 klaagt hij aan Daendels dat hij dientengevolge nu al achttien maanden "op een anders beurs'' geleefd heeft en nu geen crediet meer kan krijgen; Proc. 5 Jan. 1813 verzoekt hij om de uitbetaling van groote sommen, die hij nog steeds had te vorderen als gewezen Resident van Cheribon. l let is dan ook een raadsel waar hij de 7000 Sp. matten vandaan kreeg, waarvoor hij in 181 0 land kocht in de om­streken van Samarang, alwaar Daendels domeingronden onder den hamer bracht. In den Engelschcn tijd kocht hij Kalikondang in die buurt (Tijclschr. Nijverh. en Landb. XXII, 515); perceel I en 2 van den toenmaligen Samarang'schen landverkoop kocht hij voor 3400 en 8000 Sp. dollars, en in 1814 werd 't land Goemoe\ak voor 1 ~ op zijn naam gezet. Xa zijn overlijden bracbten zijne landen 3 ton op (T. N. L 1850, J, 87). Bij een besluit, geïnsereerd in R. 9 Zomerm. 1810, werd hij benoemd tot lid van 't College van administratie der houtbos­schen te Rembang, welke betrekking bij nog ult 0

• Sept. 181 1 bekleedde. Vol­gens zijne autobiog-raphic was hij Landdrost van Rembang van Juni !810 tot in 181 2. In 1811 maakk hij deel uit van eene Commissie tot opneming der afgestane Vorstenlanden (P. XVI, 54) en deed in Sept. van dat jaar zijn uiterste best om Janssens van uit Rembang met hulptroepen te steunen. Proc. -1- Jan.

Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de IGV.

Page 7: Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd,

108 PIETER HERBERTUS VAN LAW1CK VAN PABST.

1812 wordt hij vermeld als Landdrost van Rembang; wordt als zoodanig ver­vangen Proc. 18 Xov. 1812. Den 13 Jan. van dat jaar was hij benoemd als een der vier leden van de Commissie, welke de invoering van een ander belas­tingstelsel zou voorbereiden door het verzamelen van de noodigc gegevens (Levyssoh11 :.,.Jorman, Britsche heerschappij, p. 123 noot 1). Deze Commissie richtte zich bij een schrijven dd. Soerabaja 9 Febr. 1812 tot Raffles met het voorstel dat aan elk harer leden een gedeelte van Java ter onderzoek zou worden aangewezen, en wel aan L. de streek van Tegal tot de Bataviasche Regentsch., hetgeen goedgekeurd is. In 1 81 2 en' 13 maakte hij deel uit van de Commissie tot voorbereiding van den verkoop van land in de Preanger en Krawang (Van Rees p. 131); hij schijnt gedurende dat laatste jaar een tijd buiten dienst geweest te zijn, althans in ecne lijst van alle ambtenare11, geïn­sereerd in Proc. 28 :0.Ici 1813, komt zijn naam niet voor en ult". Juni 1813 heet hij burger te R.cmbang. Blijkens eene mededeeling in de Java Gov. Ga­zette van 28 Sept. 1813 werd hij door Rafflcs op eene reis door Oost-Java benoemd tot Salt-Agcnt in the Samarang division, en wel, blijkens Proc. 1 7 Sept 1 813, den 24 Aug op 300 Sp. dollars; als zoodanig komt hij voor Proc. 8 en JO Juni 1814 met een salaris van 600 gulden. ;',!acquoid (chef van den zoutdienst) prijst in 1814 en 1 8 ! 5 zijn ij ver als agent ten zeerste. Proc. 11 Maart 1816 wordt hij benoemd tot Assistant Resident te Samarang. Proc. 15 :\[aart 1 816 heet hij "Assistant Resident in the Revenue Departrnent" (den 13 Febr 1816 had hij die betrekking aanvaard) en werkzaam bij de Landelijke inkomsten. Volgens v. L's autobiographie had Raffles hem de interesten van af 1811 uitbetaald op het kapitaal van / -1-5.000 dat de Incl. Regeer. hem nog schuldig was; toen het Opperbestuur dit echter afkeurde, vermeerderde Raffles zijne betrekkingen (Zoutagent, Collector of Land Revcnue, ,.\ss. Res. Samarang) en liet hij hem het volle salaris van al die drie genieten, ofschoon hij maar recht had op een gedeelte. Al die drie betrekkingen bekleedde hij nog bij de teruggave der ko­lonie in 1 816. De nieuwe Resid. ontsloeg hem in Sept. 181 ó als Ass. Res. Commissarissen-Generaal belastten hem in 1816 met de overneming der resi­dentie Soerabaja (Uaek, Het herstel van het Nederl. gezag p. 98); hij is daarna een korten tijd Resident van Soerabaja geweest {Van Deventer, Het Neclerl. gezag p. 209; Levyssohn ;'-forrnan p. 207) en diende een "hoogst leerzaam en naauwkeurig" verslag in over die residemie (Van Deventer, Landelijk Stelsel, I, 372). Den 12 Nov. 1817 w~rd hij benoemd tot Inspecteur-Generaal der Lan­delijke inkomsten (Hoek u. s. pag. 265; Mijer, Kronijk van Ned.-lndië 1, 82 zegt dat deze benoeming geschiedde bij besluit van 5 Dec. t 81 7, wat onjuist is; zie Batav. Cour. 22 Nov. 1817). In 1819 (Batav. Courant no. 3; waar ik hier deze courant citeer volg ik de lijst van Residenten in Bijdr. 1860 p. 123 c. v.) werd hij Resicl. van Batavia en bleef dit tot 1820 (Bat. Cour. no. 32); in ! 819 maakte hij ook deel uit van de Commissie tot onderzoek der wecler­zijdschc rechten en verplichtingen van den Staa.t, de particuliere landeigena­ren en hunne opgezetenen (Faes in Tijdschr. voor Nïjvcrh. XlIX, 239), en in 1820 werd hij benoemd in ecne Commissie tot bijwoning der rcgeeringsaan-

Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de IGV.

Page 8: Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd,

PIETER HERBERTUS VAN LAWICK VAN PABST, 109

treding van den nieuwen Soesoehoenan (Mijer u. s. pag. 190). In Aug. 1820

(Bat Cour. 1 2 Aug.} werd hij benoemd tot Directeur der houtbosschen, wat hij in 1822 nog was (Lcttres de Java p. 53). Zijne benoeming tot Ridder van den Neder\. Leeuw staat in Bat. Cour. 13 Jan. 1821. In 1823 (Bat. Cour. no. 2) werd hij Resident van Rembang, wat hij bleef tot 1827 (Bat. Cour. no. 2); werd toen verplaatst naar Djokja. Hier, zegt een anonymus in T. N. I. 1851, II, 97, had "de heer baron van L. van P. het geluk den pangeran aclipatie Notto Prodjo in onderwerping te brengen"; dezen werden echccr, naar 't schijnt, door Van L. beloften gedaan die de Rcgcering niet nakwam; hij werd datzelfde jaar (Bat. Cour. no. 76) overgeplaatst naar Samarang. Volgens de autobiogra­phie werd hij reeds 1 0 Mei l 828 ontslagen op een wachtgeld van / 500, doch 6 Nov. '28 benoemd tot Civiel Gezaghebber in Bagelen met rang en trakte­ment van ResiJent. In 1829 was hij een der Commissarissen tot invoering van het Europ. bestuur in de afgestane Yorstenl. als Civiel Gezaghebber van Hagelen \Van den Bosch, Verslag enz. in Bijdr. 1864 p . .395; T. B. G. VII, 260), \Vcrcl datzelfde jaar (Jav. Cour. no. 50) benoemd tot Resident van Be­z.oeki en Banjoewangi, welk ambt hij nog in 1829 neerlegde (Jav. Cour. no. 79) op een wachtgeld van / 700. In 1830 was hij te Solo (~1ahuijs, Uerinnc­ringen p. 164-); in 1831 werd hij benoemd tot Commissaris voor de Invoering van hel landelijk stelsel en cl(' regeling van het inl. bestuur in ck• nieuwe resiclentiën Banjocmas, Bagclen, ,\ladiocn en Kediri. De autobiographie van 1830 zegt dat hij herhaaldelijk "in aanmerking gekomen'' is voor Raad van lndië en dit zeker zou zijn geworden, als het alleen van De Koek had afge­hangen. Volgens \'an der Kemp (Zoutrnidde\ p 98) bleef bij, toen in 1832 van de nieuw verworven \'orstenl. afzonderlijke ge\vesten werden gevormd en zijn besturend commissariaat ophield, als "Kommissaris-inspecteur over de overgcnome11 Vorstenl." invloed uitoefenen op den gang van zaken aldaar. Volgens het Genealogisch Overzicht verliet bij 's Lands dienst in 1834. Hij overleed J l\.laart 1846 te Samarang

In 1811 was hij te Rem bang gC'huwd met Lambertina Florentina Persijn, bij welke hij vier zoons en twee dochters gewon; de weduwe overleed te Samarang 24 Dcc. 1846 (\:V. v. R.). llij schijnt echter ook diverse onechte voorkinderen te hebben gehad (LJoopboek 15 April 1804, 28 Juni 1807).

Van L. was een der ijverigste en talentvolste mannen die v66r den Engelschen tijd in de Preanger hebben gewerkt. Van Polanen, zelf een zeer bekwaam man, noemt hem reeds in April 1806 (De Jonge xm, 268) ,.volkomen met het Cheribonscbe district zoowel als met de Preanger Regentschappen bekend, de :Maleische en Javaansche talen kundig en gewoon aan de zeden en het caracter der Javanen," hetgeen echter overdreven is, omdat Van L. des­tijds onmogelijk veel van Cheribon weten kon. Over zijne heftigheid en ruwheid werd zeer door de Preanger*Regenten geklaagd. Zijn vijand Siberg spreekt er* gens van het "nors en brusk caracler mitsgaders dobbelzugt van hem Lawik," maar de "braave" Siberg is in lof noch blaam betrouwbaar. De Commissie Ihalman c. s. klaagde destijds over zijne eigenzinnigheid in zaken waarvan hij

Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de IGV.

Page 9: Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd,

110 PIBTER HERBER.TUS VAN LAWICK VAN PABST.

geen verstand had. Gaat men v. L.'s beantwoording na der vraagpunten van 1808 (waarover elders), dan blijkt hij zich niet te houden aan 't verstrekken van inlichtingen doch allerlei plannen te opperen, soms van vrij verre strekking. Zijne ongestadigheid is uit zijne carrière genoeg merkbaar. Zijne eigenaardige ver­dienste is, dat hij de eerste hoofd:tmbtenaar is geweest die in de cultures zijn voor­naamsten werkkring zocht. Oen 12 Sept. 1808 spreekt hij van "mijn gelicfkooscle arbeid, de cultuure", tegenover "de• zee van bezigheden en schrijfwerk (als Prt'(rct van Chaib.) daar mijne ambitie niet voldaan word." Naar aanleiding van eene kwestie tusschcn hem en de Engclsche Prijsagenten, door wie hij werd beschuldigd zich Gouvemements-hout te hebben t0C'geeigend, werd Proc. 16 i\fci 181 2 verklaard: .,On the whole the Board {df' R.tgcainl{) considering the high and irreproachab\e character, heretofore maintaincd by :,.,[' ?abst, and all the circum­stances which may tend to exonerate him from the charges, a.re of opinion, that he acted with an indiscretion and personal consideration, to be regretted in an officer of his rank and character, but in passing this judgement they consider that rhe cir­cumstanccs of the occasion do not predude the present Government of Java from t·ntl'rtaining an equally good opinion of the talcnts, charactcr and worth of l\l'. Pabst, while acting under the established rcgulations of the British Government", waarbij in aanmerking moet karnen, dat R.affles zelf met de Prijsagenten overhoop lag en bovendien destijds zeer geneigd was. de I Iollandsche ambte­naren meer te begunstigen dan zij verdienden. \'an L.'s houding in de zaak van De \Vilde (zie diens personalia) pleit niet sterk voor zijne goede trouw. Karakteristieken van hem door Neder\. ambtenaren vindt men in de Brieven van en aan Mr. It. J. van de Graaff, 181 ó - 1 826, uitgegeven door P. H. van der Kemp, Verb. 8. G. Lll (een werk dat ik steeds heb geciteerd als "Van de Graaff," ook waar Van der Kemp aan het woord is). Van de Graaft noemt hem (ib. ll, ! 7) ,,een zeer ongemakkelijk, rusteloos mcnsch, die zijne eigene ideeën opvolgt en opdringt en met de gehecle wereld overhoop ligt" Later (ib. p. 187) schrijft hij aan Elour over v. L's "ijver tot herscheppingen die hem eigen is en dien ik Uwer Excellentie niet behoef te beschrijven"; deze ijver ging tot onbesuisdheid. Nic. Engelhard spreekt in 1822 (ib. 1, 22), denkelijk in ver­band met v. L's houding in zake Sockaboemi, van zijne inconsequentie "indien hij zich slechts verdienstelijk daardoor kan maken bij het Gouvernement''. De Koek oordeelt in 1829 (ibid.) ,,dat hij zooveel laagheid aan den dag gelegd heeft dat het schande is" (wel.licht in verband met eene intrigue die hij dat jaar had met eene Djokjasche Raden AjoeJ. Dit was (..'Cbter een twintig jaar na den tijd dien ik heb behandeld en waarin van die la.:1.gheid niets blijkt, terwijl de auto­biograpbie talrijke brieven citeert, waarin De Koek zich zeer gunstig uitlaat over zijn optreden en zijne "meesterlijke· wijze van omgaan met den Inlan­der. Nic. Engelhard schrijft 19 Aug. 1830 dat Lawick zeer gelieerd was met Muntinghe, die "zonder Lawick van Pabst niet werken konde". Baud noemt hem 8 Sept. 1827 een "warhoofd", niet geschikt om "de Regenten te winnen·· en in nood "wat al te zeer bedacht op lijfsbehoud''. Een even onpartijdig als phlcg• matiek en sluw opmerker was de Inlander die de geschiedenis van het Vorstenhuis

Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de IGV.

Page 10: Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische … · 2020. 2. 16. · Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd,

PIETER HERBERTUS VAN LAWICK VAN PABST. 111

van :Madoera beschreef en van v. L., zooals hij zich in Juni 1827 vertoonde, het volgende portret gaf (T. B G. XXU, 288): ,,Resident van La wiek van Pabst, die in de pasangraban van Gowok vertoefde, zat daar niet in gezelschap van anderen maar liep geheel alleen heen on weder achter de pasangrahan. Hij had geheel andere manieren dan de meeste [[ollanders. Soms was het of hij schrikte, en dan hield hij zijn hoofd vast of sloeg zich op de borst. Nu eens zag hij naar boven naar de lucht, en dan eens sloeg bij zijne oogen ter aarde. Als men hem zoo zag, geleek hij wel krankzinnig te zijn, maar hij was het werkelijk niet. Dat was zoo zijn manier van doen als hij over iets peinsde. Zijn lichaams­gestalte was groot, breed, stevig en sterk. Men zou op t oog van hem niet zeggen, dat hij een scherp verstand had, en toch zou men inderdaad onder Residenten bezwaarlijk iemand vinden, die Residflnt van Lawick van Pabst in kunde evenaarde."

Wat die kunde aangaat, veel geleerdheid kan hij nooit hebben opge­daan. Proc. 25 Jan. 1816 vindt men een allerzotstcn officieclen Engelschen brief van hem, waarin, om iets te noemen, het voornaamwoord diC vertaald wordt met titer. Andere brieven waaronder in de Proc. zijn naam staat, zijn echter in redelijk goed Engelsch, maar 1n een schrijven va11 20 April 1813 spreekt hij van zijne "onkunde'' in die taal, waardoor hij wordt belet een brief der Regeer. te begrijpen. Dat hij in 1812 geen Javaansch kon lezen blijkt elders; hij sprak het wel, maar op ~apoleon's verjaardag in 18\ 1 houdt hij te Rem bang een speech in hel l\Ialcisch, die door den Djaksa wordt vertaald in het Jav.

Een zegelafdruk van hem, 1808, vertoont, naar 't schijnt, in pLc1ats van een wapen maçonnieke symbolen.

JACOB PAULUS HAR.ENDS

\Va.arnemend Gecommitteerde over de Benedenlanden

11 Febr. 1806 - 25 Juli 1806.

Werd volgens het Stamboek van 181 1 geboren te Batavia 26 Sept. 1762;

de doop staa.t ingeschreven op 29 Sept. 1762; volgens W, v. R. was hij de zoon van Barend Barends van l\[alakka (een Bataviaasch burger) en Eva Johanna van Hcmert van Batavia.

Den 4 Febr. 1774 in dienst aangenomen als Soldaat aan de pen op 9 gulden; 3 Juni 1777 Jong-assistent op 16 gL; 13 Aug. 1779 als zoodanig overgeplaatst naar Padang; 1 Sept. 1780 Absoluut-assistent op 24 gl. In Aug. 1781 als krijgsgevangene naar Benkoclen gevoerd, keerde hij in Nov. 1783 naar Bat. terug en werd Boekhouder in de pakhuizen bezijden de Waterpoort; 8 Aug. 1786 Gezworen Klerk bij de Bank-Courant en Bank van Leening; 23 Maart 1790 Negotie-overdrager met titel en rang van Onderkoopman; 24 Sept. 1 790 Boekhouder, Secretaris en Pandbewaarder der B.-Courant en B. van Leening. In die qualiteit rezen er tegen hem klachten over "ontdekte fourbe-

Uitgave van of bewerkt door de Indische Genealogische Vereniging (IGV). Deze mogen niet worden verveelvoudigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de IGV.