uii;frte/efiefrt Een douaneleven uit de tweede helft van de …. De Start.pdf · 2019-12-02 · te...

4
74frtoffrt e 14 g Cregkem, --st ~~ Uitneembare katern ..r uii;frt e/efiefrt Een douaneleven uit de tweede helft van de twintigste eeuw Start De meeste ambtenaren, als ze al geen zoon of dochter waren van een ambtenaar die graag zijn werk deed en er thuis vol enthousiasme kon over spreken, zijn toevallig bij de Staat terecht gekomen. Dat was bij mij niet het geval. Men zou mij een douanier "uit roeping" kunnen noemen. Er was natuurlijk wel de invloed van de douaniers die bij ons thuis op logement kwamen. Zij brachten me in contact met de stiel. Ik verkoos een loopbaan bij de douane, alhoewel ik een studie voor industrieel ingenieur reeds twee jaar met succes tot een goed einde had gebracht. Midden 1958 moest er examen afgelegd worden in Brussel in de Rue Tivoli. Vanuit mijn polderdorp was het een hele trip naar Brussel, zodat er in de hoofdstad zelfs een taxi moest aan te pas komen om nog tijdig in de lokalen van de postcheck aan te komen voor het examen van technisch klerk der douane en accijnzen. Er waren heel wat deelnemers, hoewel men slechts 20 vacante betrekkingen in competitie gesteld had. Omdat het examen tijdig afgelopen was, profiteerde ik van de gelegenheid om een bezoek te brengen aan de wereldtentoonstelling die daar in die periode op de Heizel plaatvond. Ik was er al eens met de school geweest en richtte dus mijn schreden naar Oud- België, waar de ervaring mij geleerd had dat daar het meeste te beleven viel. Het duurde een paar maanden alvorens de uitslag in de bus viel. Positief, maar buiten de twintig die in juli 1959 in de Douaneschool van Kapellen mochten beginnen. Begin mei kreeg ik echter bericht dat ik in september 1959 toch zou opgroepen worden. Ik besloot maar direct de examens van het tweede jaar industrieel ingenieur te laten voor wat ze waren en een paar maandjes verlof in te lassen voordat ik definitief met het grote werk begon. Dat was echter zonder vader gerekend, die erop stond dat de kosten van dat jaar zouden renderen in een succesvol examen. De motivatie was ver zoek natuurlijk, maar uiteindelijk slaagde ik toch en dat kwam later nog van pas ook... Op maandag 3 september 1959 namen we geen risico met het openbaar vervoer en bracht vader mij met de wagen naar de Lange Violettenstraat in Gent, waar de Directie van Douane en Accijnzen gevestigd was. Met nog twee andere uitverkorenen - Julien Van Damme en Norbert Declercq, voor insiders - was ik behoorlijk onder de indruk van dat gebouw met zijn hoge plafonds en magistrale trap en nog meer van de Directeur die ons in zijn bureel voor de eedaflegging ontving. Wie kon toen denken dat hij eigenlijk jaren later één van mijn voorgangers zou zijn? Dat kwam toen natuurlijk nog bijlange niet in mijn koppeken op. Ik werd aangeduid om in Zelzate-Haven het eerste deel van mijn stage te lopen, want voor ons was er geen plaats in de Douaneschool. Het Kantoor was op de rechteroever van het kanaal Gent-Terneuzen gelegen en stond voor de in- en uitvoer van goederen bij vervoer over het kanaal. Mijnheer De Vos was daar de grote baas en hoewel hij slechts half de veertig was, leek mij dat toch al een vrij oude mijnheer Het kantoor was verdeeld in enerzijds een afdeling Kantoorwaarde documenten werden behandeld en de centen ontvangen en anderzijds jU-20D7

Transcript of uii;frte/efiefrt Een douaneleven uit de tweede helft van de …. De Start.pdf · 2019-12-02 · te...

Page 1: uii;frte/efiefrt Een douaneleven uit de tweede helft van de …. De Start.pdf · 2019-12-02 · te komen voor het examen van technisch klerk der douane en accijnzen. Er waren heel

74frtoffrte 14g Cregkem,

--st~~

Uitneembare katern

..ruii;frte/efiefrt

Een douanelevenuit de tweede helft van de twintigste eeuw

Start

De meeste ambtenaren, als ze al geen zoon of dochter waren

van een ambtenaar die graag zijn werk deed en er thuis vol

enthousiasme kon over spreken, zijn toevallig bij de Staat

terecht gekomen. Dat was bij mij niet het geval. Men zou mij

een douanier "uit roeping" kunnen noemen. Er was natuurlijk

wel de invloed van de douaniers die bij ons thuis op logement

kwamen. Zij brachten me in contact met de stiel. Ik verkoos

een loopbaan bij de douane, alhoewel ik een studie voor

industrieel ingenieur reeds twee jaar met succes tot een goed

einde had gebracht.

Midden 1958 moest er examen afgelegd worden in Brussel

in de Rue Tivoli. Vanuit mijn polderdorp was het een hele trip

naar Brussel, zodat er in de hoofdstad zelfs een taxi moest aan

te pas komen om nog tijdig in de lokalen van de postcheck aan

te komen voor het examen van technisch klerk der douane en

accijnzen. Er waren heel wat deelnemers, hoewel men slechts

20 vacante betrekkingen in competitie gesteld had. Omdat het

examen tijdig afgelopen was, profiteerde ik van de gelegenheid

om een bezoek te brengen aan de wereldtentoonstelling die

daar in die periode op de Heizel plaatvond. Ik was er al eens

met de school geweest en richtte dus mijn schreden naar Oud-

België, waar de ervaring mij geleerd had dat daar het meeste

te beleven viel.

Het duurde een paar maanden alvorens de uitslag in de bus

viel. Positief, maar buiten de twintig die in juli 1959 in de

Douaneschool van Kapellen mochten beginnen. Begin mei

kreeg ik echter bericht dat ik in september 1959 toch zou

opgroepen worden. Ik besloot maar direct de examens van het

tweede jaar industrieel ingenieur te laten voor wat ze waren en

een paar maandjes verlof in te lassen voordat ik definitief met

het grote werk begon.

Dat was echter zonder

vader gerekend, die erop

stond dat de kosten van

dat jaar zouden renderen

in een succesvol examen.

De motivatie was ver zoek

natuurlijk, maar uiteindelijk

slaagde ik toch en dat kwam

later nog van pas ook...

Op maandag 3 september 1959 namen we geen risico met het

openbaar vervoer en bracht vader mij met de wagen naar de

Lange Violettenstraat in Gent, waar de Directie van Douane en

Accijnzen gevestigd was. Met nog twee andere uitverkorenen

- Julien Van Damme en Norbert Declercq, voor insiders - was

ik behoorlijk onder de indruk van dat gebouw met zijn hoge

plafonds en magistrale trap en nog meer van de Directeur die

ons in zijn bureel voor de eedaflegging ontving. Wie kon toen

denken dat hij eigenlijk jaren later één van mijn voorgangers

zou zijn? Dat kwam toen natuurlijk nog bijlange niet in mijn

koppeken op.

Ik werd aangeduid om in Zelzate-Haven het eerste deel van

mijn stage te lopen, want voor ons was er geen plaats in de

Douaneschool. Het Kantoor was op de rechteroever van het

kanaal Gent-Terneuzen gelegen en stond voor de in- en uitvoer

van goederen bij vervoer over het kanaal. Mijnheer De Vos was

daar de grote baas en hoewel hij slechts half de veertig was,

leek mij dat toch al een vrij oude mijnheer Het kantoor was

verdeeld in enerzijds een afdeling Kantoorwaarde documenten

werden behandeld en de centen ontvangen en anderzijds

jU-20D7

Page 2: uii;frte/efiefrt Een douaneleven uit de tweede helft van de …. De Start.pdf · 2019-12-02 · te komen voor het examen van technisch klerk der douane en accijnzen. Er waren heel

...•ƒƒ•ƒ

Uitneembare katern

ge /even 1.

fh de Brigade met de

Verificateur die zorgden

voor de controle en waar,

zoals later bleek, ook

centen werden ontvangen

alhoewel dat niet helemaal

volgens de regels van de

kunst was.

Albert en Alidor waren de

collega's die mij de eerste

noten van den Tol moesten

leren zingen. Eerstgenoemde

was zo een beetje de chef

van de twee. Hij kon met zijn

pijp verrassend uit de hoek

komen en liet de jonge gasten, zonen van de verschillende

declaranten, niet veel ruimte om met hem de zot te houden.

Heel anders was het gesteld met Alidor. Een ingoede mens maar

ongelooflijk naïef. Dat was natuurlijk dankbaar voor de fils-à-

papa's die hem dikwijls de kast opjoegen. Zoals die keer dat er

een lichterwas met grint en ze Alidor een halve dag lieten zoeken

naar de grintzaag om de keien door te zagen voor controle.

Op een andere keer lieten ze hem zijn ganse documentatie

overeind halen om de tariefpost van luizenkammen, apenoten

of millimeterpapier te kennen. Alidor is jaren later ontvanger

geworden in Watervliet, een ambt dat hij combineerde met

zijn job als onderpastoor omdat hij het ondertussen in de

kerkelijke hiërarchie tot

diaken gebracht had.

Veel werk schoven ze mij

niet toe want anders

hadden ze wellicht zelf niet

genoeg overgehouden. Dit

gaf mij wel de gelegenheid

om mijn instructies "á jour"

te zetten zoals dat toen

heette. Bedoeld werd natuur-

lij k: het aanbrengen van de

nodige wijzigingen die het

gevolg waren van wettelijke

tussen toegekomen. Ze be-

of administratieve beslissingen.

Mijn instructies waren onder-4/aor Cuvrq e

g 74/ert- ,ilrfe2e14» .7 :. ' le 14g

sloegen niet meer dan twee stevige

kartons wat ongeveer 10 procent is van hetgeen ik op het

einde van mijn carrière te verhuizen kreeg. Ik moet wel zeggen

dat er toen meer werk aan was dan tegenwoordig, aan-

gezien enkel de wijzigingen medegedeeld werden. Je moest

die uitknippen en inplakken op de plaats waar de wijziging of

toevoeging thuishoorde. Daarnaast restte mij tijd genoeg om

mijn handigheid op de schrijfmachine te vervolmaken en een

aantal oude instructies die nog geldig bleken te zijn, over te

typen.

Eén van de eerste taken bij de Administratie was het bestellen

van kledij. Voor het uniform kwam de kleermaker ter plaatse

de maten opnemen en enkele maanden nadien kwam hij terug

voor de "eerste pas". Dan volgde de tweede pas en na verloop

van hoogstens vier maanden stond je in het kaki. Savelkoul,

zo heette de leverancier van de uniformen, was een zeer

gewaardeerd bedrijf dat enkel kwaliteit afleverde.

Wat de andere kledingstukken betrof, moest je zelf de gewenste

maten opgeven. Eén van de eerste stukken die ik ontving

was een stofjas. De jeugd kent dat niet meer maar in die tijd

droeg iedere kantoorbediende een stofjas. Dit om de veel

duurdere uniformstukken te sparen en ze van accidenten zoals

inktvlekken te behoeden. Onmiddellijk na aankomst, onder het

keurende oog van Alidor en Albert, diende het stuk aangepast.

De stofjas die ik aangemeten kreeg, was werkelijk een misbaksel

want alhoewel hij voor de rest nogal paste, stonden de zakken

veel te laag. ik moest mij bij manier van spreken op de knieën

zetten om in mijn zakken te kunnen tasten.Toch slaagde ik er

in mijn handen in die zakken te steken en haalde er een briefje

uit, geschreven door een klerk ergens in West-Vlaanderen.

Hij stuurde de "kiel" zoals ze een stofjas in West-Vlaanderen

noemden, terug als "misbaksel". Op het Kledingsfonds zullen ze

gedacht hebben: "Dan slaan we dat misbaksel maar in de nek

van die jonge snaak. Die durft wellicht niet weigeren." Verkeerd

gedacht natuurlijk want met de hulp van mijn twee collega's

kreeg de stofjas een "retourtje".

Buiten Kantoor was er ook de buitendienst met de Brigade en

de Verificatiedienst. Daar werd zeer geheimzinnig over gedaan

zodat mijn vraag om ook deze dienst te leren kennen op

formele gronden werd afgewezen. Ik was zogezegd aangeduid

voor stage op het Kantoor en dat diende letterlijk genomen.

Beetje bij beetje bleek echter dat de eigenlijke reden was dat

'1110°- lor

zware bas van achter zijn

e

12005-2001 K2

Page 3: uii;frte/efiefrt Een douaneleven uit de tweede helft van de …. De Start.pdf · 2019-12-02 · te komen voor het examen van technisch klerk der douane en accijnzen. Er waren heel

, ,De

e Vr:eze, /1-/Tdot Ouviy4/6ert

Uitneembare katern

,~,.ge/eveg

daar wat te "verdienen" viel en met hoe minder je dat moest

delen, hoe groter het eigen deel bleef, nietwaar? Zo was het

de gewoonte dat de schipper na gedane controle, aan de

ambtenaar enkele centen toeschoof. Sommigen beschouwden

dat zelfs als een verworven recht. Zo deed het verhaal de

ronde dat een schipperin die niets gaf nadat ze bij het afscheid

van de ambtenaren gezegd had dat de schipper ziek was,

als repliek kreeg: "En zijn portemonnee is ook ziek zeker?"

Niet netjes dus, meer nog later zou blijken dat men ook ging

frauderen. In samenspraak met een olieleverancier werden alle

schepen die de grens passeerden, gebunkerd. Dit wil zeggen

dat er papieren opgesteld werden als zou ieder schip dat

België verliet, in Zelzate een deel olie ingeslagen hebben, of dat

gebeurde of niet. De kruik gaat echter zo lang te water tot ze

breekt en ook hier is ze dus op een bepaald moment gebroken

met zware gevolgen voor degenen die zich tot het spel hadden

laten verleiden.

Na zes maanden Zelzate-port zat mijn stage

erop. Ik verkaste naar de overkant van het

kanaal Gent-Terneuzen naar het Kantoor

Zelzate-stuiver waar de in- en uitvoer van

en naar Nederland werd gecontroleerd

in geval van vervoer langs de baan. Het

Kantoor zou zijn naam te danken hebben

aan de herberg "De laatste stuiver". Het

uithangbord doelde er op dat men daar

zijn laatste stuivers kon inwisselen voor

Spaanse zilveren schellingen vooraleer

de Zuidelijke Nederlanden te betreden.

Op het Kantoor vond je buiten de zeer

serieuze Ontvanger twee rare snuiters:

M iel en Evarist.Miel was een zenuwachtige

doe-het-al die voortdurend zijn beklag

maakte over alles en nog wat. Een echte

pessimist die op alles zijn commentaar had maar voor de rest

een harde werker was. Ik moest hem regelmatig paaien met

mijn gevleugelde uitspraak: "Mie/eken, nie aan denken, we gaan

een pintje drinken." Dan was hij weer voor een tijdje goed,

maar de stemming was ongelooflijk labiel zeker wanneer zijn

duiven slecht gevlogen hadden. Evarist was een heel ander

type. Die vaagde vierkant zijn kl... sorry voeten aan de wereld.

Ik kan hem niet beter typeren dan met de woorden van de

Miel: "Moest ik de tijd hebben, hé. lk bond een koord rond den

Evarist zijnen hals en ik trok er mee rond als parochiestier".

Evarist was inderdaad niet vies van het vrouwelijke schoon

en moest dus regelmatig (vooral als de Ontvanger er niet was)

"kommiskes" (boodschappen) gaan doen. Hij is trouwens

hierdoor aan zijn einde gekomen want bij het oversteken van

de straat is hij omver gereden.

De zaak draaide dus op Miel en hij was tevreden dat hij iemand

had die hem een beetje kon helpen. Hier heb ik dus wel iets

geleerd.Van de Ontvanger kwam ik slechts bij mondjesmaat iets

te weten over de comptabiliteit en hij maakte dat zo ingewikkeld

dat je wel moest geloven dat je er beter met je fikken kon

afblijven.Als hij in verlof was, moest je dus enkel een paar"nihil"

-staten invullen: de fameuze rode en groene ponskaarten van

de kastoestand, de ontvangsten en de uitgaven.

Miel was dus een geweldige paniekzaaier en was alleen maar

opnieuw op de sporen te krijgen met een fris pintje bij onze

naaste gebuur: het café bij Gusta en Frans Vermoet. Die

verdiende ook een frankske bij als douaneagent, hoewel hij er

niet zoveel van kende maar dat

I

kom je nog genoeg tegen. Uit

hoofde van dit beroep stonden

daar over het algemeen een

, paar chauffeurs binnen en zo

was een cafébezoek voor ons

over het algemeen geen dure

aangelegenheid. Onvermijdelijk

li ep het van tijd uit de hand en

waren er meer douaniers in het

café dan op de baan of het kantoor

Daar hadden ze echter iets op

gevonden, want de achterblijver

beschikte over een toestelletje

dat ingedrukt werd op de Brigade

zodat de alarmbel overging in het

café bij een noodgeval: bijvoorbeeld

wanneer een baas zich aanmeldde.

Jerome was daar Brigadier Hij was niet uitgesproken streng,

alleen als het nodig was, maar er zaten ook nogal vedetten in

de Brigade zoals: Gust van het syndicaat, Beratjen en andere

Hertogskes. Ik herinner mij nog dat Berat graag op het kaske

speelde maar daar was natuurlijk meer te verliezen dan te

winnen. Op een dag kwam hij me vertellen dat hij dé truc

52.d-~7te,2886-200? K3

Page 4: uii;frte/efiefrt Een douaneleven uit de tweede helft van de …. De Start.pdf · 2019-12-02 · te komen voor het examen van technisch klerk der douane en accijnzen. Er waren heel

Uitneembare katern

" ruii;frte/evefrt t

gevonden had: hij had in een stuk van één frank een minuscuul

gaatje geboord, daar een zeer fijn touwtje door getrokken en

zo kon hij zijn frank recupereren. Wij mee naar 't café want dit

kon niet stuk. De frank daalde, de kast sloeg aan, Beratje trok

zijn frank terug en hij zat vast want blijkbaar had men dergelijke

trucs voorzien.

De schoonbroer van Gusta, de bazin van café "De Stuiver"

was ook bij de douane. Mijnheer Schoonaert, controleur in

Oostende, toentertijd wereldberoemd in Vlaanderen. Een vent

gelijk een boom.Toen ik jaren nadien zijn naam vernoemde in

Antwerpen, werd hij ook daar nog levendig herinnerd. Hij was

met twee kerels van hetzelfde kaliber met name Van Lishout

en Lindeman, in hetzelfde logement. Laatstgenoemde was een

authentieke Waal op de Vlaamse taalrol. Vooraan in de jaren

vijftig gebeurde veel in de Maritiem nog in de Franse taal en

heel wat chefs kwamen in die tijd van over de taalgrens (die er

toen nog niet was). Het gerucht deed in Antwerpen de ronde dat,

als zij met hun drieën ergens binnenkwamen, er gegarandeerd

niet meer met de douane gelachen werd!

Als meneer Schoonaert op bezoek kwam, werd er veronder-

steld dat je hem gezelschap ging houden. Dat gold zeker voor

iemand die nog aan het begin van zijn carrière stond. Die

zittingen gingen niet door aan de stoof maar in het café en

durfden nogal eens uitlopen. Gelukkig was er toen nog niet

zoveel politiecontrole op de weg. Wel moet ik zeggen dat ik

over het algemeen op tijd thuis was, uitzonderingen zoals de

kermis op De Stuiver daargelaten.

Op donderdag was er markt in Sas-van-Gent en daar trokken

heel wat bewoners van de grensdorpen op af met auto's en

fietsen, maar vooral met de bus. De roomboter was toen

heel wat goedkoper in Nederland en een bezoek aan de

Nederlandse markt bracht de morele verplichting mee om

een paar pakjes boter te "smokkelen". Al was het maar om

er bij vrienden en kennissen over te snoeven dat men had

gesmokkeld. De fietsers en automobilisten waagden het

meestal niet het Kantoor voorbij te rijden en sloegen een

straatje voor het Kantoor af naar "De Trompe", een wijk in

Zelzate. De Veldbrigades en de Motorbrigades kenden deze

ontsnappingsroute even goed en soms liepen de "smokkelaars"

daar dus in de val. De bus echter, die moest het Kantoor altijd

passeren.Van tijd tot tijd werd de volledige bus verplicht uit te

stappen en werd de visiteuse ingeschakeld voor de lijfscontrole

van de dames. De truc met de brandende stoof werd er

wel niet toegepast, maar terwijl de dames op hun visitatie

stonden te wachten, trachten velen zich van hun pakje(s) te

ontdoen en na gedane controle konden onder op en achter

de kasten ettelijke kilo's boter gerecupereerd worden. Je kan je

afvragen waarom die controles niet systematisch gebeurden.

Het antwoord is dat de douaniers niet als "hartvreters" wilden

doorgaan en ze wel de zon in het water konden laten schijnen

(sommigen althans). Langs de andere kant moesten ze er ook

voor zorgen dat dit gedoogbeleid niet escaleerde, want dan

kwamen er ongetwijfeld klachten van de Belgische handelaars.

Op een goede dag belde een boswachter dat hij in zijn bos

een verlaten camionette aangetroffen had. Het ging volgens

hem om een smokkelwagen die wellicht achtervolgd was en

geprobeerd had door het bos te ontsnappen. De chauffeur

had de auto echter vastgereden door onvoldoende kennis van

het terrein. Ik was toevallig aan de telefoon, liet me nauwkeurig

uitleggen waar de buit zich precies bevond en ik beloofde

dat we binnen de kortste tijd zouden komen. Miel, een paar

gewapende douaniers uit de Brigade en ikzelf begaven ons op

pad naar een stuk bos in Wachtebeke waar Emiel thuis was.

We troffen er inderdaad een volgeladen smokkelwagen aan,

maar die was blijkbaar in de voorgaande nacht beschoten. Zo

te schaften zat er wel een paar honderd kilo boter in. Er was

geen contactsleutel maar toen ik twee loshangende draadjes

met elkaar liet kennis maken, bromde het karretje tevreden. Na

wat trek- en duwwerk kregen we het vehikel op de baan en

onze triomftocht via enkele herbergen tussen Wachtebeke en

Zelzate kon beginnen. Nadien hebben we daar nog een mooi

premietje voor getrokken maar dat was ook wel nodig na ons

esbattementen.

Op het Kantoor hielp ik twee kornuiten bij de administratie

rond het innen van de provincietaksen. Het werd bijna mijn

hoofdbezigheid, die ik tot algemene tevredenheid tot een goed

einde bracht.Aan die provincietaks was een aanzienlijke premie

verbonden die de Ontvanger in principe met zijn medewerkers

moest delen. Die premie kwam echter maanden later toe en

de Ontvanger was bijgevolg mijn aandeel vergeten. Hel en

Evarist niet want op een goede zaterdagavond stonden ze bij

ons thuis met mijn aandeel in de winst. Eerlijke en heerlijke

kerels, die je niet zo vlug vergeet!

Ze IIef2t1L