U G A 2013-2014 D - Ghent University Library · 2014. 12. 17. · Gent, Borgerhoff & Lamberigts,...

111
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteitstraat 4, BE-9000 Gent www.law.ugent.be FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID UNIVERSITEIT GENT ACADEMIEJAAR 2013-2014 DE GESPLITSTE AANKOOP: GOEDE OUDE OF GOEDE TOEKOMSTIGE TIJDEN? Masterproef van de opleiding ‘Master NotariaatIngediend door Daphné Barroo (studentennummer 00801937) Promoter: Erik Van Tricht Commissaris: Annelies Wylleman

Transcript of U G A 2013-2014 D - Ghent University Library · 2014. 12. 17. · Gent, Borgerhoff & Lamberigts,...

  • Faculteit Rechtsgeleerdheid

    Universiteitstraat 4, BE-9000 Gent www.law.ugent.be

    FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID

    UNIVERSITEIT GENT

    ACADEMIEJAAR 2013-2014

    DE GESPLITSTE AANKOOP:

    GOEDE OUDE OF

    GOEDE TOEKOMSTIGE TIJDEN?

    Masterproef

    van de opleiding

    ‘Master Notariaat’

    Ingediend door

    Daphné Barroo (studentennummer 00801937)

    Promoter: Erik Van Tricht

    Commissaris: Annelies Wylleman

  • 2

    Le désir d’échapper à l’impôt est normal.

    Gothot.

  • 3

    Woord Vooraf

    Zoals vele andere studenten beëindigde ik vorig academiejaar mijn opleiding tot Master in de

    Rechten om dit academiejaar te starten aan de opleiding tot Master in het Notariaat. Hiervoor

    heb ik deze masterproef geschreven, toegespitst op ‘de gesplitste aankoop’, vaak voorkomend

    in combinatie met een voorafgaande schenking.

    Gedurende de rechtenopleiding kwam deze techniek in de meest uiteenlopende cursussen ter

    sprake, denk maar aan onder andere de fiscale procedure, registratierechten, successierechten

    en familiale vermogensplanning. Het is dan ook een onderwerp dat vele aspecten omvat. Ik

    heb mij reeds lange tijd willen verdiepen in deze constructie en ben dan ook blij met de kans

    die ik van mijn promotor Professor Erik Van Tricht heb gekregen. Dankzij deze masterproef

    is mijn interesse in het onderwerp nog meer toegenomen.

    Vooraleer ik mij verdiep in mijn onderwerp, wil ik eerst en vooral een aantal mensen

    bedanken die bijgedragen hebben tot de realisatie van deze masterproef.

    Graag zou ik Professor Erik Van Tricht bedanken omdat hij mij de kans gegeven heeft om mij

    te kunnen verdiepen in dit onderwerp. Hij heeft me steeds de goede tips aangereikt en verder

    geholpen indien dit nodig was. Verder wil ik mijn vader bedanken, die steevast achter mij

    stond wanneer het nodig was en me telkens opnieuw de moed gaf om door te bijten. Hij heeft

    het mogelijk gemaakt dat ik kon studeren aan de universiteit die ik wilde en heeft nooit aan

    mij getwijfeld. Vervolgens wil ik mijn goede vriendin Els Beghein enorm bedanken voor de

    vele nuttige tips en het inhoudelijk en vormelijk nalezen van deze tekst. En tot slot wil ik mijn

    vriend niet vergeten te bedanken die voor de nodige afleiding heeft gezorgd, mij heeft

    bijgestaan en ervoor gezorgd heeft dat de laatste loodjes net iets minder zwaar wogen.

  • 4

    Inhoudstafel

    Woord Vooraf ........................................................................................................................... 3

    Inhoudstafel .............................................................................................................................. 4

    Lijst met voorkomende afkortingen ....................................................................................... 8

    Inleiding .................................................................................................................................... 9

    Deel 1 Situering ................................................................................................................. 13

    Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen ................................................................................ 13

    §1 Vruchtgebruik en gesplitste aankoop ..................................................................... 13

    §2 De fiscale ontleding van de gesplitste aankoop ...................................................... 14

    Gesplitste betaling ................................................................................................ 14

    Registratierechten bij de aankoop ........................................................................ 14

    Directe belastingen na de aankoop ....................................................................... 16

    Successierechten bij overlijden ............................................................................ 17

    Hoofdstuk 2 Leidraden bij de keuze voor een bepaalde techniek .............................. 17

    §1 Vrije keuze van de minst belaste weg ...................................................................... 17

    §2 De oude antirechtsmisbruikbepaling ...................................................................... 18

    Wat zei het oude artikel? ...................................................................................... 19

    Korte verdere analyse ........................................................................................... 19

  • 5

    Deel 2 De gesplitste aankoop: ‘het welles-nietes’-spel voor gevorderden .................... 21

    Hoofdstuk 1 Situering van art. 9 W.Succ. .................................................................... 21

    §1 Toepassingsvoorwaarden ........................................................................................ 22

    §2 Vermoeden iuris tantum .......................................................................................... 22

    §3 Fiscale fictieve gelijkstelling met legaat ................................................................. 23

    Hoofdstuk 2 Optimaliseren aan de hand van de voorafgaande schenking van de

    ouders aan de kinderen? .................................................................................................... 24

    §1 Standpunt tot 10 juli 2002: altijd bedekte bevoordeling in het kader van art. 9

    W.Succ. ........................................................................................................................... 24

    §2 Administratieve beslissing 10 juli 2002: geen bedekte bevoordeling in het kader

    van art. 9 W.Succ. indien schenking voorafgaat aan moment van verkrijging ............ 25

    §3 Administratieve beslissing 13 december 2007: geen bedekte bevoordeling in het

    kader van art. 9 W.Succ. indien schenking voorafgaat aan moment van betaling ...... 26

    §4 Standpunt van de fiscus 19 juli 2012: fiscaal misbruik in het kader van de nieuwe

    antimisbruikbepaling ....................................................................................................... 26

    Een vernieuwde antimisbruikbepaling naar Europees model .............................. 26

    Wat zegt het nieuwe artikel? ................................................................................ 27

    Korte verdere analyse ........................................................................................... 28

    Vragenschema ...................................................................................................... 32

    De eerste circulaire van 4 mei 2012 ..................................................................... 33

    De tweede circulaire van 19 juli 2012 .................................................................. 33

    §5 Circulaire 10 april 2013: geen fiscaal misbruik ..................................................... 34

    §6 Administratieve beslissing 19 april 2013: altijd bedekte bevoordeling in het kader

    van art. 9 W.Succ. ........................................................................................................... 34

    §7 Administratieve beslissing 18 juli 2013: altijd bedekte bevoordeling in het kader

    van art. 9 W. Succ. tenzij registratierecht of ontbreken van eenheid van opzet ........... 38

  • 6

    Groen licht: onderwerping aan de heffing van het registratierecht voor

    schenkingen .................................................................................................................. 39

    Groen licht: vrije beschikking over de gelden door de begunstigde van de

    schenking ...................................................................................................................... 40

    Welke tolerantie verdient de voorkeur? ............................................................... 40

    §8 Bijsturen van art. 9 W.Succ. .................................................................................. 42

    Hoofdstuk 3 Optimaliseren aan de hand van een tijdelijk vruchtgebruik? .............. 43

    Hoofdstuk 4 Optimaliseren aan de hand van een omgekeerd vruchtgebruik? ......... 44

    Hoofdstuk 5 Conclusie: groen licht of niet?.................................................................. 44

    Hoofdstuk 6 Alternatieven voor de gesplitste aankoop ............................................... 47

    §1 Oplossingen betreffende de techniek ...................................................................... 47

    §2 Oplossing betreffende het zakelijk recht ................................................................. 48

    §3 Oplossingen betreffende de oorsprong van de geldmiddelen ................................ 48

    Deel 3 Impact op de notariële praktijk ........................................................................... 49

    Besluit ...................................................................................................................................... 52

    Bibliografie ............................................................................................................................. 55

    Hoofdstuk 1 Wetgeving .................................................................................................. 55

    §1 Wetten ...................................................................................................................... 55

    §2 Koninklijke besluiten ............................................................................................... 56

  • 7

    §3 Parlementaire voorbereiding en circulaires ........................................................... 56

    §4 Andere ...................................................................................................................... 58

    Hoofdstuk 2 Rechtspraak ............................................................................................... 59

    Hoofdstuk 3 Rechtsleer ................................................................................................... 60

    §1 Boeken .................................................................................................................... 60

    §2 Bijdragen in tijdschriften en internetbronnen ...................................................... 65

    Hoofdstuk 4 Andere ........................................................................................................ 76

    Bijlagen ................................................................................................................................... 78

    Bijlage 1 Een schematische vergelijking tussen de oude en de nieuwe

    antimisbruikbepaling ......................................................................................................... 78

    Bijlage 2 Een schematisch overzicht van het fiscaal landschap: verleden, heden

    en een mogelijk toekomstbeeld .......................................................................................... 79

    Hoe het ooit geweest is .................................................................................................... 79

    Het nieuwe landschap onder invloed van de nieuwe antimisbruikbepaling ................. 79

    Hoe het misschien ooit wordt .......................................................................................... 80

    Bijlage 3 Een schematisch overzicht van de witte en zwarte lijst na de

    antimisbruikcirculaire van 10 april 2013 ......................................................................... 80

    Bijlage 4 De antimisbruikbepaling nr. 4/2012 ........................................................ 82

    Bijlage 5 De antimisbruikbepaling nr. 8/2012 ........................................................ 96

    Bijlage 6 De antimisbruikbepaling nr. 5/2013 ...................................................... 101

    Bijlage 7 Administratieve beslissing van 19 april 2013 ....................................... 106

    Bijlage 8 Administratieve beslissing van 18 juli 2013 .......................................... 108

    Zaakregister .......................................................................................................................... 110

  • 8

    Lijst met voorkomende afkortingen

    Burgerlijk Wetboek ...................................................................................................... BW

    Dienst voor Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken .......................................... DVB

    Wetboek der Registratierechten .............................................................................. W.Reg.

    Wetboek der Successierechten .............................................................................. W.Succ.

    Wetboek van de Inkomstenbelastingen ....................................................................... WIB

  • 9

    Inleiding

    1. Beleggen in vastgoed blijft een waardevolle investering in tijden waarin het verkrijgen

    van spaarrente op een laag pitje staat.1 Bij vastgoedtransacties houden burgers evenwel

    rekening met de verschillende registratietarieven en de verdere organisatie van hun

    vermogen.2 Een belangrijk onderdeel van deze vermogensplanning is de estate planning, die

    sinds geruime tijd “in” is, meer dan ooit zijn mensen bezig met erfenissen en

    successieplanning.3 De publieke opinie stelt zich alsmaar toleranter op ten aanzien van

    planningstechnieken, met als gevolg dat adviesbureaus als paddenstoelen uit de grond

    schieten. Hiernaast wordt ook de notaris geconfronteerd met cliënten die een goede regeling

    willen uitwerken. Vele soorten vragen dienen zich hierbij aan. De notaris of estate planner

    moet zijn cliënt adviseren over alle civiele en fiscale aspecten, vaak nadenkend over de

    uitwerking van nieuwe technieken of aanwending van bestaande technieken waarbij men wel

    eens durft te botsen tegen de grenzen van de eigen creativiteit.4 Degelijke en betrouwbare

    estate planning vereist dan ook kennis en competenties op gevorderd niveau om op

    verantwoorde wijze de complexiteit van de vermogensplanning te beheersen, rekening

    houdend met de gezins- en vermogenssituatie, de persoonlijke, familiale en

    vermogensrechtelijke behoeftes, de inpassing ervan binnen wettelijke structuren en de fiscale

    optimalisatie van dit geheel.5

    2. De fiscale optimalisatie is vaak doorslaggevend om voor de een of andere

    rechtshandeling te kiezen. Op zich is dit geen probleem en veel vermogensplanningen krijgen

    groen licht. Ook de Dienst voor Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken (hierna: DVB)

    heeft estate planning altijd als een normale verrichting van het beheer van het privévermogen

    beschouwd.6 De brutale opmerking dat successierechten slechts een belasting voor

    dommeriken is, voor diegenen die tijdens hun leven nagelaten hebben om een goeie fiscale

    1 O.a. X., “Beleggen in vastgoed?”, Het Nieuwsblad, Notarissen weekend 19-20 april 2014, 32; G. DE NEEF en C.

    KEMPENEERS, Structurering van vastgoed: uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2014, 5. 2 Art. 45 Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, 30 november 1939, BS 1 december 1939

    (hierna: W.Reg.); A. WYLLEMAN, “Hoe fiscaal kleurt het zakenrecht?” in I. CLAEYS (ed.), De kleuren van het

    recht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 95. 3 O.a. N. BOLLEN, “Testament wordt deel van het leven”, 2013, http://netto.tijd.be/geld_en_gezin/

    erfenis/Testament_wordt_deel_van_het_leven.9415476-1770.art (consultatie 20 oktober 2013); P. GALLASZ,

    “Testamenten boomen”, De Morgen, 16 april 2014, 3. 4 F. BUYSSENS, “Op zoek naar duidelijkheid”, T.E.P. 2010, afl. 1, 3.

    5 H. CASMAN, “Het interuniversitair postgraduaat estate planning”, T.E.P. 2010, afl. 3, 123.

    6 E. VAN DE VELDE, “Enkele topics van estate planning door de fiscale bril van de Rulingdienst”, T.E.P. 2011,

    afl. 3, 133-136.

  • 10

    constructie op te zetten7 spreekt hierbij boekdelen. Brutaal inderdaad. We mogen niet

    vergeten dat (vaak oudere) mensen niet opgezadeld moeten worden met een onprettig en

    onterecht gevoel dat ze niet goed bezig zijn omdat ze niet aan vermogensplanning doen.8 Niet

    iedereen is even overtuigd om alvast een deel van zijn vermogen aan de volgende generatie

    door te geven.9 Verscheidene opmerkingen zoals dat het beter is om nu reeds alles te regelen,

    dat het fiscaal goedkoper is, of nog ‘dat de zuur verdiende centjes voor zoveel procent naar de

    belastingen zullen gaan’ kunnen ervoor zorgen dat estate planning opgedrongen wordt. De

    notaris dient dan ook toe te zien dat de cliënt uit vrije wil langskomt en dient rekening te

    houden met de mogelijke zwakheid van een (eventueel oudere) persoon.10

    3. Het tarief van het successierecht is afhankelijk van de omvang van de nalatenschap;

    hoe groter een vermogen hoe hoger de tarieven.11

    In het kader van vermogensplanning komen

    de vruchtgebruikconstructies meer en meer voor wegens zijn economische, fiscale en

    burgerrechtelijke gevolgen. Aan de hand hiervan kan de blote eigendom van belangrijke

    vermogensbestanddelen reeds overgaan naar de volgende generatie aan schenkingsrechten

    berekend op de waarde van de volle eigendom van het vermogensbestanddeel. Mijn

    masterproef treft een specifieke toepassing hiervan, namelijk de gesplitste aankoop, de koop

    waarbij de ene partij het vruchtgebruik koopt terwijl de andere partij zich beperkt tot de koop

    van de blote eigendom. Tot voor kort werd dit enthousiast toegepast, voornamelijk in de

    verhouding tussen ouders en kinderen. Om de kinderen het spreekwoordelijke duwtje in de

    rug te geven, werd de gesplitste aankoop in de praktijk vaak vooraf gegaan door een

    schenking van de nodige geldmiddelen van de ouders aan de kinderen (infra). Bij het

    overlijden van de ouders dooft het vruchtgebruik uit en komt het onroerend goed toe aan de

    kinderen zonder betaling van successierechten. Het kan dan ook interessant zijn om gesplitst

    aan te kopen om het onroerend erfdeel te beperken en alzo een fiscale besparing te bekomen.

    Evenwel heeft art. 9 W.Succ. de fiscus steeds een stok achter de deur gegeven om dergelijke

    constructies alsnog te belasten. Deze bepaling creëert een fiscale fictie en introduceert het

    7 M. MAUS, Iedereen doet het! Belastingontduiking in België. De trucs, de cijfers, het bedrog van hoog tot laag,

    Gent, Borgerhoff & Lamberigts, 2012, 146. 8 H. CASMAN, “Hoed u voor captatie en suggestie”, T.E.P. 2012, afl. 4, 235-236.

    9 Ibid.

    10 Bijvoorbeeld met behulp van de gids voor betere interactie met oudere personen opgesteld door de Koning

    Boudewijnstichting in samenwerking met de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat en met het

    Koninklijk Verbond van de Vrede- en Politierechters: X. SERON, “Juristen en oudere personen met cognitieve

    moeilijkheden. Naar een betere interactie”, KBS 2011, 1-64, http://www.kbs-frb.be/uploadedFiles/KBS-

    FRB/05)_Pictures,_documents_and_external_sites/09)_Publications/Juristen%20en%20oudere%20personen_NL

    .pdf (consultatie 24 april 2014). 11

    Art. 48 Wetboek der Successierechten, 31 maart 1936, BS 7 april 1936 (hierna: W.Succ.).

  • 11

    vermoeden van bedekte bevoordeling. De kinderen worden bij het overlijden van de ouders

    geacht de volle eigendom te erven en betalen hierop successierechten. De mogelijke

    ontsnapping hieraan gebeurt met het leveren van het bewijs dat er geen sprake is van een

    bedekte bevoordeling (infra).

    4. Los van art. 9 W.Succ. liep de administratie veel inkomsten mis door de inefficiëntie

    van de oude antimisbruikbepaling. Onvermijdbaar in het kader van de jacht op fiscale fraude

    werd deze antimisbruikbepaling herschreven zowel in het Wetboek van

    Inkomstenbelastingen12

    , het W.Reg. als in het W.Succ.13

    Het toelaatbare wordt gekaderd aan

    de hand van de zogenaamde white en black list, maar de rechtshandelingen die op geen van

    beide lijsten voorkomen, zijn noch ipso facto veilig noch ipso facto verdacht.14

    Veel

    commotie ontstond rond de nieuwe antimisbruikbepaling, maar de overdreven panieksfeer

    rond deze recente hervorming was evenwel niet nodig.15

    Aan de meeste planningstechnieken

    werden geen drastische wijzigingen aangebracht en de fiscale slinger waarover professor

    Maus in zijn lessen sprak, gaat dan ook weer volop één kant uit.16

    Boven de fiscale

    optimalisatietechniek van de gesplitste aankoop met voorafgaande schenking hingen evenwel

    serieuze donderwolken. De alom gebruikte techniek werd nogal bruut een halt toegeroepen

    door de techniek automatisch als fiscaal misbruik te kwalificeren. Hieromtrent deden de

    wisselende standpunten van de fiscus geen goed aan de duidelijkheid en rechtszekerheid.

    5. In deze masterproef zal ik de gesplitste aankoop onderzoeken, hoe het geweest is en

    waar we naartoe geëvolueerd zijn. Ik maak een analyse van de nieuwe antimisbruikbepaling,

    de invloed van de zwarte en witte lijst wordt bekeken alsmede wordt dieper ingegaan op de

    gesplitste aankoop met voorafgaande schenking in één van de verschillende “tinten grijs”17

    .

    Kan de gesplitste aankoop nog door de beugel en zo ja, in welke mate? Gaan we opnieuw

    betere tijden tegemoet? Kan de gesplitste aankoop weer in de running geraken? Want mensen

    zullen zich altijd laten verleiden door de minst belaste weg om zo min mogelijk successie- en

    registratierechten te betalen, om wat tijdens het leven opgebouwd werd zo goedkoop mogelijk

    12

    Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, 10 april 1992, BS 30 juli 1992 (hierna: WIB). 13

    M. MAUS, Iedereen doet het! Belastingontduiking in België. De trucs, de cijfers, het bedrog van hoog tot laag,

    Gent, Borgerhoff & Lamberigts, 2012, 98. 14

    O.a. V.-A. DE BRAUWERE en G. DE FOY, “Abus fiscal en ingénierie patrimoniale: le tigre de papier”,

    Rec.gén.enr.not. 2012, 302. 15

    A. CULOT, “La mesure «anti-abus»: ne cédons pas à la panique!”, Rec.gén.enr.not. 2012, afl. 7, 278. 16

    M. MAUS, Vak de fiscale procedure (Plichtvak ManaMa Fiscaliteit – Keuzevak Master Rechten). 17

    L. WEYTS, “Over wit en zwart en vele tinten grijs: de antimisbruikbepaling bij registratie- en

    successierechten”, T.Not. 2013, afl. 7, 384.

    http://jurisquare.be/nl/journal/rgen/2012-7/%5beditorial%5d-la-mesure-%C2%ABanti-abus%C2%BB-ne-cedons-pas-a-la-panique/index.html

  • 12

    aan de volgende generatie door te geven.18

    De vraag hierbij is dan ook of de beslissing van 18

    juli 201319

    de laatste zal zijn (infra). Deze vraag is ook relevant in het kader van de

    adviesplicht van de notaris, die des te meer mee speelt bij vastgoedtransacties omdat vastgoed

    tot de core business van het notariaat behoort.20

    De notaris dient steeds op de hoogte te zijn

    van de laatste stand van zaken, hij moet immers zijn cliënt inlichten over de fiscale

    consequenties van de rechtshandeling en behoeden voor bediscussieerbare constructies die

    problemen kunnen opleveren met de fiscus. De uitspraak dat het werk van de notaris frequent

    lijkt als koorddansen op een flinterdun touw21

    zegt hierbij meteen alles.

    6. De gesplitste aankoop die ik in mijn masterproef bespreek, beperkt zich tot de

    gesplitste aankoop in vruchtgebruik en blote eigendom van een onroerend goed in de

    familiaalrechtelijke context. Hierbij wordt de vennootschapsrechtelijke context en de

    gesplitste aankoop met behulp van de erfpachtovereenkomst buiten beschouwing gelaten,

    eveneens de gesplitste aankoop van een roerend goed. De discussies omtrent de schending

    van het legaliteitsbeginsel en de eventuele bevoegdheidsoverschrijding worden slechts kort

    aangehaald. De focus wordt gelegd op de fiscale veranderingen, de nieuwe

    antimisbruikbepaling en de gevolgen van de daarop volgende administratieve beslissingen.

    7. In deel 1 wordt het onderwerp gesitueerd en wordt een blik geworpen op de vrije

    keuze van de minst belaste weg, beïnvloed door de oude antimisbruikbepaling. Deel 2 spitst

    toe op de gesplitste aankoop waarbij het ‘welles-nietes’-spel van de fiscus inzake de

    voorafgaande schenking verduidelijkt wordt. Hiervoor onderzoek ik de reeds uitvoerig

    besproken nieuwe antimisbruikbepaling, dit logischerwijze aan de hand van de gepubliceerde

    circulaires. Vervolgens wordt de optimalisering aan de hand van een tijdelijk of omgekeerd

    vruchtgebruik bekeken. Hierna worden een aantal alternatieven uit de doeken gedaan waarbij

    het risico van kwalificatie als fiscaal misbruik niet (of minder) voor handen is. Deel 3 gaat

    dieper in op de rol van de notaris bij dit alles. Tot slot kan u in mijn laatste deel een algemene

    conclusie vinden, gevolgd door mijn bibliografie, bijlagen en register.

    18

    P. GALLASZ, “Testamenten boomen”, De Morgen, 16 april 2014, 3. 19

    Beslissing nr. E.E./98.937 van 18 juli 2013, “Tegenbewijs. Voorafgaande schenking van de nodige

    geldmiddelen aan de toekomstige blote eigenaar. Bewijs”, rep.RJ, nr. S9/06-07 (zie bijlage 8). 20

    Art. 12, §4 Organieke Wet op het Notariaat van 16 maart 1803, BS 16 maart 1803 juncto art. 9 Deontologische

    Code van het Notariaat 22 juni 2004, goedgekeurd bij K.B. van 21 september 2005, BS 3 november 2005; F.

    BUYSSENS en A.-L. VERBEKE (eds), Notariële actualiteit 2012-2013. Rechtspersoon – Vastgoed – Fiscaliteit –

    Familie, Antwerpen, Intersentia, 2013, 142-143. 21

    L. WEYTS, “Over wit en zwart en vele tinten grijs: de antimisbruikbepaling bij registratie- en

    successierechten”, T.Not. 2013, afl. 7, 384.

  • 13

    Deel 1 Situering

    Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen

    §1 Vruchtgebruik en gesplitste aankoop

    8. Ons Burgerlijk Wetboek omschrijft een vruchtgebruik als het recht om van een zaak

    waarvan een ander de eigendom heeft het genot te hebben zoals de eigenaar zelf, maar onder

    de verplichting om de zaak zelf ook in stand te houden.22

    De vruchtgebruiker mag met andere

    woorden het goed gebruiken alsof hij de eigenaar ervan is. De eigendomsrechten worden

    opgesplitst in enerzijds vruchtgebruik en anderzijds blote eigendom. Het interessante in het

    kader van familiale vermogensplanning situeert zich bij de beëindiging van het vruchtgebruik.

    Door de dood van de vruchtgebruiker of het verstrijken van de termijn, wast het vruchtgebruik

    aan bij de blote eigendom waardoor in hoofde van de blote eigenaar sprake wordt van een

    volle eigendom zonder dat deze registratie- of successierechten hierop verschuldigd is.

    Natuurlijk heeft de vruchtgebruiker de mogelijkheid om reeds tijdens de looptijd van het

    vruchtgebruik aan zijn vruchtgebruik te verzaken, doch wanneer de fiscale administratie vindt

    dat een begiftigingsinzicht, een animus donandi, voor handen is, worden schenkingsrechten

    gegeven op deze overdracht.23

    9. In het kader van de vermogensplanning is het verhaal van de gesplitste aankoop

    ondertussen wel al gekend, want wat onroerend goed betreft, is deze techniek de voordeligste

    manier om aan successieplanning te doen. De gesplitste aankoop is gangbaar voor de aankoop

    van een tweede verblijf maar kan gebruikt worden bij elke aanschaf van onroerend goed. Bij

    dergelijke gesplitste aankoop kopen de ouders bij de aankoop van een nieuw onroerend goed

    het vruchtgebruik en hun kinderen de blote eigendom. De ouders kunnen gedurende hun leven

    het goed benutten naar goeddunken: ze kunnen er wonen of het verhuren. In hun verhouding

    ontstaat er geen onverdeeldheid waardoor de kinderen niet naar de rechtbank kunnen stappen

    om uit de situatie van de gesplitste aankoop te stappen. Indien ze dit wensen, blijven de

    ouders dus levenslang de controle behouden, mede doordat het mogelijk is om een aanwas

    van vruchtgebruik tussen hen te bedingen (wat tevens aan te raden is). Het volledige

    22

    Art. 578 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). 23

    D. MICHIELS, “Actuele ontwikkelingen inzake vruchtgebruik, erfpacht en opstal”, Not.Fisc.M. 2006, afl. 7,

    196-197; A. WYLLEMAN, “Hoe fiscaal kleurt het zakenrecht?” in I. CLAEYS (ed.), De kleuren van het recht,

    Antwerpen, Intersentia, 2012, 102.

  • 14

    vruchtgebruik blijft dan toebehoren aan de langstlevende van hen, pas bij diens overlijden

    wast het vruchtgebruik aan bij het deel van de kinderen zonder daarop successierechten

    verschuldigd te zijn. Art. 9 W.Succ. vormt evenwel een risico (infra).

    §2 De fiscale ontleding van de gesplitste aankoop

    Gesplitste betaling

    10. Omwille van het vermoeden van bedekte bevoordeling in art. 9 W.Succ. is het bij de

    techniek van de gesplitste aankoop vereist dat elk zijn deel correct betaalt. Het is bovendien

    logisch, maar noodzakelijk, dat de kinderen de blote eigendom betalen en de ouders het

    vruchtgebruik. Bijna altijd wordt ook een voorschot gevraagd wanneer het compromis

    ondertekend wordt, dat bij deze techniek ook gesplitst betaald moet worden in dezelfde

    prijsverhouding vruchtgebruik – blote eigendom. Indien de kinderen hiervoor niet meteen de

    benodigde geldmiddelen beschikbaar hebben, bestaat de oplossing erin dat de ouders het

    voorschot volledig betalen maar dat in het compromis duidelijk vermeld wordt dat het

    voorschot aangerekend zal worden op het prijsaandeel van de vruchtgebruiker. Bij de

    volledige betaling bij het verlijden van de notariële akte wordt zo tot de juiste verhouding

    gekomen. Wanneer het vruchtgebruik te hoog gewaardeerd wordt en de blote eigenaars, de

    kinderen, weinig moeten betalen voor de blote eigendom, dreigen er problemen met de fiscus.

    Registratierechten bij de aankoop

    11. Investeringen in vastgoed kunnen niet verborgen worden voor de administratie. Voor

    elke vastgoedtransactie is immers een notariële akte vereist en zijn registratierechten

    verschuldigd naar aanleiding van de registratie ervan.24

    De registratierechten worden

    berekend op de verkoopwaarde van de volle eigendom, namelijk de bedongen prijs

    vermeerderd met de lasten. Dit is derhalve ook zo bij de gesplitste aankoop, maar een correcte

    gesplitste aankoop staat of valt weliswaar met de juiste waardering van het vruchtgebruik. In

    ons W.Reg. wordt vermeld hoe deze verkoopwaarde vastgelegd wordt wanneer de

    overeenkomst op het vruchtgebruik van een onroerend goed slaat. Eens de waarde van het

    vruchtgebruik vaststaat, kent men ook de waarde van de blote eigendom, namelijk de waarde

    van de volle eigendom verminderd met de waarde van het vruchtgebruik.25

    24

    Art. 19, 2° juncto art. 45 e.v. W.Reg.. 25

    E. ADRIAENS, “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van

    vruchtgebruik”, T.E.P. 2013, afl. 2, 54.

  • 15

    12. De jaarlijkse opbrengst of, bij ontstentenis daarvan, de huurwaarde van het goed moet

    vermenigvuldigd worden met het getal dat in het W.Reg. opgegeven is, afhankelijk van de

    leeftijd van de persoon op wiens hoofd het vruchtgebruik gevestigd is op datum van de akte,

    in casu de ouders.26

    Als beide ouders niet dezelfde leeftijd hebben, wordt voor de berekening

    van de jongste leeftijd van de twee uitgegaan. Hoe ouder de ouders, hoe duurder de blote

    eigendom van de kinderen. Indien we niet te maken hebben met een levenslang vruchtgebruik

    is de verkoopwaarde vertegenwoordigd door de som verkregen door het kapitaliseren ad 4%

    van de jaarlijkse opbrengst, rekening houdend met de duur van het vruchtgebruik, zonder dat

    deze waarde de verkoopwaarde van een levenslang vruchtgebruik mag overschrijden.

    Bovendien mag in geen geval aan het vruchtgebruik een hogere waarde dan vier vijfden van

    de verkoopwaarde van de volle eigendom worden toegewezen.27

    Evenwel leidt deze

    waarderingsmethode van het W.Reg. eerder tot een lage waardering.

    13. Het staat de partijen niettemin vrij om ook andere, of meer up-to-date tabellen te

    hanteren. De notaris kan met zijn cliënt nagaan welke tabel het beste uitkomt, de waardering

    van het vruchtgebruik is dus niet ‘neutraal’. Zo kan de verhouding tussen de waarde van het

    vruchtgebruik en die van de blote eigendom vastgesteld worden volgens de burgerrechtelijke

    regels aan de hand van sterftetabellen, onder andere die van Ledoux, Taymans en Grégoire, e-

    notariaat of de klassieke tabellen te vinden in het W.Succ..28

    In dit laatste geval wordt het

    vruchtgebruik forfaitair geraamd op 4% van de waarde van het goed in volle eigendom,

    vermenigvuldigd met een bepaalde coëfficiënt afhankelijk van de leeftijd van de

    vruchtgebruiker. Alhoewel deze methode wat verouderd is, zorgt het er wel voor dat de

    waarde van het vruchtgebruik niet overschat wordt waardoor discussies met de fiscus in de

    kiem gesmoord kunnen worden.

    14. Bij de heffing van het registratierecht moet nagegaan worden of er al dan niet van een

    gunstregeling genoten kan worden zoals de aankoop van bescheiden woningen en kleine

    landeigendommen of het abattement.29

    In het eerste geval hebben we in het Vlaams Gewest

    een verlaagd tarief van 5% die van toepassing kan zijn op de koper van de blote eigendom. De

    koper van het vruchtgebruik daarentegen zal hierbij aan het gewone tarief belast worden. Bij

    26

    Art. 47 W.Reg.. 27

    Ibid. 28

    Vergelijk tables Ledoux 2014, http://www.tafelsschryvers.be/sites/default/files/tables2014/8Conversion

    UsufructMonthlyNL.pdf (consultatie 21 maart 2014); Art. 21 W.Succ.; E. ADRIAENS, “Proeve van een wettelijke

    waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik”, T.E.P. 2013, afl. 2, 54-56. 29

    Art. 53 e.v. W.Reg..

  • 16

    het abattement wordt de heffingsgrondslag verminderd, maar deze gunstmaatregel zal minder

    van toepassing zijn aangezien zowel de blote eigenaar als de vruchtgebruiker zijn

    hoofdverblijfplaats moet vestigen in het gesplitst aangekocht onroerend goed.

    Directe belastingen na de aankoop

    15. Na de aankoop zullen zowel de ouders als de kinderen niet meteen nadelen

    ondervinden. Niettemin moet rekening gehouden worden met de fiscale woonbonus in hoofde

    van de kinderen, ook wel de ‘aftrek voor enige woning’ genaamd. De woonbonus werd in

    2005 gelanceerd en heeft als doel de hypothecaire lening voor de aankoop of verbouwing van

    een woning fiscaal aantrekkelijker te maken. Bijna alle kosten verbonden aan de hypothecaire

    lening kunnen worden afgetrokken, de kapitaalaflossingen, interesten en premies van de

    schuldsaldoverzekering, weliswaar met een maximale fiscale aftrek van 2770 euro per

    persoon gedurende de eerste tien jaar en 2080 euro per persoon vanaf het elfde jaar.30

    Jaarlijks

    kan dit dus een aanzienlijke impact hebben op de belastingsafrekening.

    16. De woonbonus is echter enkel van toepassing op het ‘eerste’ huis door het principe

    van de ‘enige en eigen woning’.31

    De beoordeling hiervan gebeurt op 31 december van het

    jaar waarin de hypothecaire lening afgesloten werd.32

    Het is irrelevant of de woning later

    verkocht wordt of dat men later een andere woning verkrijgt. Wanneer de kinderen pas na de

    gesplitste aankoop hun lening afsluiten, kunnen ze dus geen gebruik meer maken van de

    woonbonus aangezien ze reeds eigenaar zijn van een onroerend goed. Dit betekent een fiscaal

    verlies want, aangezien het bedrag aftrekbaar is van de hoogste belastingsschijf, kan de

    woonbonus gemakkelijk een netto-voordeel opleveren van 50% of meer.33

    Men wacht dus

    beter met de aankoop van de blote eigendom in het kader van een gesplitste aankoop tot na de

    aankoop van de eigen woning. Ik wil hier evenwel benadrukken dat bij dit verlies van

    belastingaftrek niet zomaar mag voorbij gegaan worden aan de grote besparing aan

    successierechten die via de gesplitste aankoop bereikt kan worden, waardoor de eerste

    belastingbesparing mogelijk niet opweegt tegenover de successierechtenbesparing.

    30

    X., “Woonbonus”, EenLening 2013, http://eenlening.be/hypothecaire-lening/woonbonus.html (consultatie 26

    april 2014). 31

    Art. 104, 9° juncto art. 115, §2 WIB. 32

    Art. 115, §1, 1° WIB. 33

    X., “Woonbonus”, EenLening 2013, http://eenlening.be/hypothecaire-lening/woonbonus.html (consultatie 26

    april 2014).

  • 17

    Successierechten bij overlijden

    17. Indien de gesplitste aankoop correct uitgevoerd werd, worden de kinderen volle

    eigenaar van het onroerend goed zonder ook maar één euro registratie- of successierechten te

    betalen. Als de ouders overlijden, zal het vruchtgebruik uitdoven en automatisch overgaan op

    de kinderen. Het vruchtgebruik maakt dan geen deel uit van de nalatenschap. Dit kan in

    Vlaanderen een besparing aan successierechten opleveren tot soms wel 27%. Indien een

    beding van aanwas ten gunste van de langstlevende voorzien werd, geeft de aanwas van dit

    vruchtgebruik bij het overlijden van de eerststervende geen aanleiding tot de heffing van

    successierecht, noch van het evenredig registratierecht.

    Hoofdstuk 2 Leidraden bij de keuze voor een bepaalde techniek

    §1 Vrije keuze van de minst belaste weg

    18. De rechtspraak en rechtsleer huldigt sinds lang het principe dat de Belgische fiscale

    wet strikt geïnterpreteerd dient te worden. De belastingheffing wordt beschouwd als een

    aantasting van de privé-eigendom van het individu, zo werd destijds uitdrukkelijk door het

    Hof van Cassatie beslist dat de strikte interpretatie als beginsel geldt voor alle bepalingen die

    de vrijheid van de personen en zaken beperken, weliswaar genuanceerd dat aan de fiscale wet

    een ruime betekenis wordt gegeven indien dit de bedoeling van de wetgever is geweest.34

    Bovendien werd door onze grondwetgever bepaald dat geen belastingen, en alles die

    essentieel is voor de heffing ervan, ingevoerd kunnen worden dan door een wet.35

    19. Sinds het Brepolsarrest wordt in België de theorie van de wetsontduiking verworpen

    en wordt het principe aangehouden dat de belastingplichtige die over verschillende

    mogelijkheden beschikt om zijn doel te bereiken de keuze heeft om de minst belaste weg te

    bewandelen, dit op voorwaarde dat er geen wettelijke norm wordt overtreden en alle

    rechtsgevolgen van de gekozen rechtshandeling aanvaard worden.36

    Deze vrije keuze is

    gegrond op het grondwettelijk fiscaal legaliteitsbeginsel en de burgerrechtelijke vrijheid om te

    34

    S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht, Antwerpen, Fiscoloog books Biblo,

    2013, 21-22. 35

    Art. 170, §1 GW; S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht, Antwerpen, Fiscoloog

    books Biblo, 2013, 15. 36

    Cass. 6 juni 1961, Pas. 1082; F. VERRUE, “Anti-misbruikbepalingen tegenover de keuze voor de minst belaste

    weg”, 1-2, http://www.vub.ac.be/iPAVUB/Postgraduaten/Resources/Werkfiche_Antimisbruikbepalingen_

    Fr%E9d%E9ric_Verrue.pdf (consultatie 27 maart 2014); S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het

    Belgisch fiscaal recht, Antwerpen, Fiscoloog books Biblo, 2013, 21.

  • 18

    contracteren.37

    Dertig jaar later werd daaraan toegevoegd dat er geen sprake is van een

    verboden simulatie ook al worden de handelingen enkel en alleen verricht om belastingsdruk

    te vermijden.38

    Belastingsontwijking is toegestaan zelfs al wordt de constructie louter en

    alleen om fiscale redenen gesteld, er wordt immers geen fiscale wetsbepaling geschonden. De

    belastingplichtige ontwijkt enkel maar een bepaalde belasting door het niet of wel stellen van

    een bepaalde rechtshandeling waardoor hij in een toestand terechtkomt die zeer dicht in de

    buurt komt van de ontweken rechtsbepaling maar die hem wel een lagere belastbare basis

    oplevert. Mogelijk aanvaardt de fiscus het niet, maar het is niet administratief of

    strafrechtelijk sanctioneerbaar.39

    Was deze vrije keuze werkelijk te ruim? Was het ingrijpen

    van de administratie naast voorzienbaar, ook terecht?

    §2 De oude antirechtsmisbruikbepaling40

    20. In de laatste decennia heeft de administratie meerdere pogingen ondernomen om te

    vermijden dat de minst belaste weg al teveel bewandeld zou worden. Maar zowel de

    simulatieleer, de leer van de wetsontduiking als de theorie van de economische werkelijkheid

    werden door de rechtspraak en rechtsleer niet aanvaard.41

    In 1993 probeerde de wetgever dit

    probleem van de administratie te verhelpen aan de hand van een eerste algemene

    antirechtsmisbruikbepaling in het WIB. Vanaf 1 juli 1995 gold deze bepaling ook in de

    registratie- en successierechten maar bleef ze er dode letter. Enkel rechtshandelingen in de

    economische sfeer werden immers geviseerd. Situaties met louter privatieve belangen bleven

    buiten schot en werden bijgevolg niet aan de antirechtsmisbruikbepaling getoetst.42

    De

    37

    Art. 170 GW; F. VERRUE, “Anti-misbruikbepalingen tegenover de keuze voor de minst belaste weg”, 1,

    http://www.vub.ac.be/iPAVUB/Postgraduaten/Resources/Werkfiche_Antimisbruikbepalingen_Fr%E9d%E9ric_

    Verrue.pdf (consultatie 27 maart 2014); V.-A. DE BRAUWERE en G. DE FOY, “Abus fiscal en ingénierie

    patrimoniale: le tigre de papier”, Rec.gén.enr.not. 2012, 299; L. WEYTS, “Over wit en zwart en vele tinten grijs:

    de antimisbruikbepaling bij registratie- en successierechten”, T.Not. 2013, afl. 7, 386. 38

    Cass. 22 maart 1990, J.D.F. 1990, 110; S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht,

    Antwerpen, Fiscoloog books Biblo, 2013, 28-30; A. ANTHONISSEN en L. DEBROE, “Belastingontwijking en

    belastingfraude”, TFR 2009, 111. 39

    F. VERRUE, “Anti-misbruikbepalingen tegenover de keuze voor de minst belaste weg”, 1,

    http://www.vub.ac.be/iPAVUB/Postgraduaten/Resources/Werkfiche_Antimisbruikbepalingen_Fr%E9d%E9ric_

    Verrue.pdf (consultatie 27 maart 2014). 40

    Ontwerp van wet houdende fiscale en financiële bepalingen 11 juni 1993, Verslag, Parl.St. Senaat 1992/1993,

    nr. 762-2, 3; Wet van 22 juli 1993 houdende fiscale en financiële bepalingen, BS 24 juli 1993; Art. 344, §1 WIB

    92; Art. 18, §2 W.Reg.; Art. 106 W.Succ.. 41

    F. VERRUE, “Anti-misbruikbepalingen tegenover de keuze voor de minst belaste weg”, 2-3,

    http://www.vub.ac.be/iPAVUB/Postgraduaten/Resources/Werkfiche_Antimisbruikbepalingen_Fr%E9d%E9ric_

    Verrue.pdf (consultatie 27 maart 2014). 42

    Vr. en Antw. Kamer 1995/1996, 24 mei 1996 (Vr. nr. 441 F. DUFOUR, “Registratie- en successierechten. –

    Antirechtsmisbruikregel. - Toepassingsgebied”); J. VAN DYCK, “Nieuwe, meer ‘volwassen’ algemene

    antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1284, 3; L. WEYTS, “Over wit en zwart en vele tinten grijs: de

  • 19

    antirechtsmisbruikbepaling in de registratie- en successierechten verloor dan ook elk nut

    waardoor de minst belaste weg er volop gekozen kon worden.

    Wat zei het oude artikel?

    21. De bepaling schreef voor dat aan de administratie van de belasting over de

    toegevoegde waarde, registratie en domeinen niet kan worden tegengeworpen, de juridische

    kwalificatie door de partijen gegeven aan een akte alsook aan afzonderlijke akten die een

    zelfde verrichting tot stand brengen, wanneer de administratie door vermoedens of door

    andere bewijsmiddelen vaststelt dat die kwalificatie tot doel heeft de belasting te ontwijken,

    tenzij de belastingplichtige bewijst dat die kwalificatie aan rechtmatige financiële of

    economische behoeften beantwoordt.

    Korte verdere analyse

    22. De fiscus kon bepaalde juridische constructies verwerpen door te bewijzen dat deze

    enkel en alleen bedoeld waren om aan belasting te ontsnappen. De belastingplichtige kon op

    zijn beurt het tegenbewijs leveren door aan te tonen dat zijn keuze verantwoord was door

    rechtmatige financiële of economische behoeften. Wanneer hij hier niet in slaagde, kon de

    administratie overgaan tot herkwalificatie en de rechtshandeling vervolgens belasten.43

    Bij de

    niet-tegenstelbaarheid van de juridische kwalificatie van de rechtshandeling lag evenwel de

    achillespees van het hele systeem. De nieuwe kwalificatie moest soortgelijke niet-fiscale

    gevolgen hebben waardoor de fiscus gebonden was door de essentiële elementen en

    rechtsgevolgen van de door de partijen gestelde rechtshandeling.44

    De herkwalificatie kon dan

    ook slechts bijkomstige en niet relevante rechtsgevolgen betreffen.45

    Ook was het praktisch

    antimisbruikbepaling bij registratie- en successierechten”, T.Not. 2013, afl. 7, 384; L. DE BROE, “Artikel 344, §1:

    van waterpistooltje tot bazooka?”, Fisc.Act. Februari 2012, nr. 5, 3; N. GEELHAND, “Antimisbruikbepaling in

    successierechten in strijd met de wet?”, Fisc.Act. Februari 2012, nr. 17, 2. 43

    J. WASTYN, “De nieuwe antimisbruikbepaling: “En attendant le ministre des Finances””, 3 juli 2012, 4,

    http://www.finplanvzw.be/finplan/De%20nieuwe%20antimisbruikbepaling%20En%20attendant%20le%20minis

    tre%20des%20Finances%2003%2007%202012.pdf (consultatie 24 februari 2014); L. DE BROE en J. BOSSUYT,

    “Interpretatie en toepassing van de algemene antimisbruikbepalingen in de inkomstenbelasting, registratie- en

    successierechten”, AFT 2012, afl. 11, 4. 44

    O.a. Cass. 24 november 2004, Fisc.Act. 2004, 41; Cass. 11 december 2008, TRV 2009, 311; Cass. 10 juni

    2010, FJF 2011, afl. 1, 87; S. VAN CROMBRUGGE, “Fraus legis of wetsontduiking in het Belgisch fiscaal recht

    anno 2012”, TRV 2012, 537; R. WILLEMS, en K. DE MEUE, “Herkwalificatie moet juridische realiteit

    respecteren”, Fisc.Act. 2005, afl. 33, 1 en 3; J. VAN DYCK, “Nieuwe, meer ‘volwassen’ algemene

    antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1284, 4. 45

    Zoals de partijen, het voorwerp, het tijdstip en de prijs; Circulaire nr. 4/2012 van 4 mei 2012, “Anti-

    misbruikbepaling”, BS 14 mei 2012; J. WASTYN, “De nieuwe antimisbruikbepaling: “En attendant le ministre des

    Finances””, 3 juli 2012, 5, http://www.finplanvzw.be/finplan /De%20nieuwe%20antimisbruikbepaling%20En%

    20attendant%20le%20ministre%20des%20Finances%2003%2007%202012.pdf (consultatie 24 februari 2014); J.

    VAN DYCK, “Nieuwe, meer ‘volwassen’ algemene antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1284, 4.

  • 20

    onmogelijk om tot gelijksoortige rechtsgevolgen te komen indien de verrichting met één akte

    tot stand was gekomen. Ook de rechter mag een juridisch werkelijk verrichte handeling niet

    zomaar terzijde schuiven om te vervangen door een zwaarder belaste rechtshandeling.46

    Vaak

    slaagde de fiscus niet in de herkwalificatie waardoor de bepaling als een papieren tijger

    afgedaan werd.47

    23. Wat mede de inefficiëntie van de antimisbruikbepaling in de hand werkte, was de

    bewijslastverdeling. De fiscus moest belastingontwijking aantonen maar vanaf dat de

    belastingplichtige rechtmatige financiële of economische behoeften kon bewijzen, kon de

    herkwalificatie niet meer plaatsvinden. Wanneer de redelijkheid voor handen was, kon de

    administratie immers niet oordelen over de opportuniteit of doelmatigheid van de keuze van

    de belastingplichtige.48

    Bijgevolg werd de administratie hierdoor gehinderd. Zij moest het

    moeilijke bewijzen waarna de belastingplichtige dit al bij al gemakkelijk kon weerleggen.

    24. Het logisch gevolg was dan ook dat de wetgever ingreep en de bestaande algemene

    antimisbruikbepaling herschreef (infra).

    46

    S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht, Antwerpen, Fiscoloog books Biblo,

    2013, 28. 47

    A. VAN ZANTBEEK, “Antimisbruik en onroerend goed: rien ne va plus?”, TBO 2012, afl. 6, 307. 48

    J. WASTYN, “De nieuwe antimisbruikbepaling: “En attendant le ministre des Finances””, 3 juli 2012, 4-5,

    http://www.finplanvzw.be/finplan/De%20nieuwe%20antimisbruikbepaling%20En%20attendant%20le%20minis

    tre%20des%20Finances%2003%2007%202012.pdf (consultatie 24 februari 2014).

  • 21

    Deel 2 De gesplitste aankoop: ‘het welles-nietes’-spel voor gevorderden

    Hoofdstuk 1 Situering van art. 9 W.Succ.

    25. Art. 9 W.Succ. is een fictiebepaling betreffende een vermoeden van kosteloze

    verrichting waarbij roerende of onroerende goederen, verkregen ten bezwarenden titel voor

    het vruchtgebruik door de overledene en voor de blote eigendom door een derde […] voor de

    heffing van het uit hoofde van de nalatenschap van de overledene eisbaar successierecht en

    recht van overgang bij overlijden, geacht in volle eigendom in deze nalatenschap voorhanden

    te zijn en door de derde als legaat te zijn verkregen, tenzij bewezen wordt dat de verkrijging

    of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is. Wanneer

    goederen ten bezwarende titel worden verkregen door een vruchtgebruiker en een blote

    eigenaar die zijn erfgenaam is, geldt met andere woorden bij het overlijden van de

    vruchtgebruiker het weerlegbaar vermoeden dat deze verkrijging een bedekte bevoordeling is

    in hoofde van de blote eigenaar. Vanuit fiscaalrechtelijk oogpunt wordt zijn aankoop van de

    blote eigendom volledig genegeerd en wordt als het ware vermoed dat de blote eigenaar zijn

    deel niet zelf betaalde maar de vruchtgebruiker dit in zijn plaats deed.49

    Alzo wordt het

    betrokken goed geacht zich in volle eigendom in de nalatenschap van de vruchtgebruiker te

    bevinden. De overdracht wordt hierbij fictief gelijkgesteld met een legaat waarop de blote

    eigenaar successierecht verschuldigd is.

    26. Het huwelijksvermogensstelsel van zowel de overledene als de erfgenaam heeft geen

    invloed bij de toepassing van art. 9 W.Succ., van belang is enkel wie partij is in de akte van

    verkrijging. Indien de overledene één echtgenoot is, vindt art. 9 W.Succ. enkel in zijn

    nalatenschap plaats voor het ganse bedrag. Indien beide echtgenoten bij de akte van

    verkrijging betrokken waren, treedt art. 9 W.Succ. in ieders nalatenschap telkens voor de helft

    op. Dezelfde redenering vindt plaats met betrekking tot de erfgenaam. Indien één echtgenoot

    als blote eigenaar in de akte vermeld is, treedt deze alleen als bijzonder legataris op en betaalt

    hij het successierecht. Indien evenwel beide echtgenoten als blote eigenaars aangemerkt

    worden, zijn ze beiden als bijzonder legataris gehouden elk voor de helft.50

    49

    Art. 9 W.Suc; L. WEYTS, “Over wit en zwart en vele tinten grijs: de antimisbruikbepaling bij registratie- en

    successierechten”, T.Not. 2013, afl. 7, 390; A. WYLLEMAN, “Hoe fiscaal kleurt het zakenrecht?” in I. CLAEYS

    (ed.), De kleuren van het recht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 102; K. JANSSENS, “Gesplitste aankoop met

    schenking kan niet door de beugel, zegt fiscus”, Fisc.Act. 2013, afl. 16, 1. 50

    L. WEYTS, Grondige studie van het registratie- en successierecht, Leuven, Acco, 1995, 261 p, 221.

  • 22

    §1 Toepassingsvoorwaarden

    27. Het vermoeden van legaat blijft bestaan ongeacht de datum van de verrichting of de

    ligging van het onroerend goed. Art. 9 W.Succ. kan evenwel maar volledig uitwerking krijgen

    indien aan alle toepassingsvoorwaarden voldaan is. Eerst en vooral moet het de verwerving

    van roerende of onroerende goederen ten bezwarende titel uitmaken. Hierdoor valt zowel de

    gesplitste schenking, de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik als de gesplitste

    verwerving door erfenis uit de boot. Vervolgens betreft het de gelijktijdige verwerving van

    vruchtgebruik en blote eigendom. Het spreekt voor zich dat art. 9 W.Succ. wel toepassing

    vindt op de geveinsde opsplitsing in afzonderlijke akten louter om aan de voorwaarde van

    gelijktijdige verwerving te ontsnappen. Andere levenslange rechten, denk aan het recht van

    gebruik en bewoning, vallen niet onder het toepassingsgebied van art. 9 W.Succ..

    28. Ook de hoedanigheid van de medecontractant moet onder de loep genomen worden.

    De blote eigenaar moet de vruchtgebruiker overleven, wat nogal evident is om als bijzonder

    legataris te worden beschouwd, en dient tot één van de volgende categorieën te behoren,

    namelijk erfgenamen (ongeacht of ze tot de nalatenschap komen of ervan uitgesloten zijn door

    uiterste wilsbeschikking, contractuele erfstelling of verwerping); legatarissen of begiftigden

    (ongeacht of ze het in hun voordeel gemaakt legaat of contractuele erfstelling aanvaarden); en

    tussenpersonen met name de ouders, kinderen en afstammelingen, de echtgenoot of wettelijk

    samenwonende partner van de erfgenamen, legatarissen of begiftigden, en de personen van

    wie de erfgenaam, legataris of begiftigde van de erflater zelf een vermoedelijke erfgenaam

    is.51

    Dit wordt pas beoordeeld op het moment van het overlijden van de erflater waardoor het

    mogelijk is dat een persoon uit de hiervoor opgesomde categorieën ‘plots’ onder toepassing

    van art. 9 W.Succ. terechtkomt, alsook de omgekeerde situatie kan zich voordoen.

    §2 Vermoeden iuris tantum

    29. Het vermoeden in art. 9 W.Succ. is een vermoeden iuris tantum en bijgevolg

    weerlegbaar. De blote eigenaar heeft hiervoor de ruimste bewijsmogelijkheid gekregen en kan

    aan de hand van alle middelen van het gemeen recht, getuigen en vermoedens inbegrepen, de

    eed uitgezonderd, aantonen dat de overeenkomst in zijn hoofde geen bedekte bevoordeling

    51

    Art. 14 juncto art. 33 W.Succ.; Art. 911 juncto 1100 BW.

  • 23

    uitmaakt. Vanouds kon dan ook aan de toepassing van art. 9 W.Succ. ontsnapt worden door

    cumulatief aan te tonen dat de blote eigenaar over voldoende geldmiddelen beschikte om de

    blote eigendom te financieren, deze geldmiddelen hier effectief voor aangewend heeft en er

    een correcte prijs voor betaalde, namelijk de marktconforme prijs in overeenstemming met de

    werkelijke waarde van het vruchtgebruik en de blote eigendom (supra). Indien hieraan

    voldaan was, was er geen sprake van een bedekte bevoordeling. Eigen middelen zijn gelden

    die de blote eigenaar zelf heeft gespaard, geërfd of middels schenking heeft verkregen. Dit

    onderstreept het belang om allerhande documenten te bewaren, denk aan bankuittreksels en

    lening- of kredietdocumenten, en om eventueel een kopie van dergelijke stukken aan de akte

    van de gesplitste aankoop aan te hechten of ter bewaring aan de notaris te overhandigen.52

    §3 Fiscale fictieve gelijkstelling met legaat

    30. Wanneer aan alle toepassingsvoorwaarden van art. 9 W.Succ. voldaan is en de blote

    eigenaar slaagt er niet in om het tegenbewijs te leveren, worden de goederen geacht voor de

    volle eigendom aanwezig te zijn in het actief van de nalatenschap van de vruchtgebruiker en

    worden ze alzo belast in hoofde van de blote eigenaar. Het toepassingsveld van de

    successierechten wordt derhalve uitgebreid, hoewel er geen overdracht is door en ingevolge

    overlijden. De goederen moeten dus voor hun geheelheid volle eigendom aangegeven worden.

    31. Het goed wordt geschat naar zijn staat en waarde in volle eigendom op datum van het

    overlijden, waardoor de hoegrootheid van de bevoordeling toeneemt naarmate de waarde-

    vermeerdering sinds de verkrijging van het goed. In de mate het vruchtgebruik evenwel

    effectief genoten werd, is de overeenkomst oprecht en is er geen sprake van bedekte

    bevoordeling waardoor dit op evenredige wijze in mindering gebracht mag worden van de

    belastbare grondslag.53

    Dit kan gestaafd worden door bijvoorbeeld een huurcontract op naam

    van de vruchtgebruiker voor te leggen of aan te tonen dat hij er is blijven wonen. Het bij de

    verkrijging betaald registratierecht kan niet van het te betalen successierecht afgetrokken

    worden omdat vermoed wordt dat de blote eigenaar hier ook bevoordeeld werd. Het zou

    onlogisch zijn, in het verlengde van het vermoeden dat de vruchtgebruiker de volledige

    koopsom betaalde, te redeneren dat de blote eigenaar het registratierecht zou betaald hebben.

    52

    T. DEGRYSE, “Gesplitste aankoop: recent standpunt van de Administratie m.b.t. voorafgaande schenking”,

    TBO 2008, 64. 53

    Art. 12 W.Succ..

  • 24

    Hoofdstuk 2 Optimaliseren aan de hand van de voorafgaande schenking van de ouders

    aan de kinderen?

    32. Op een bepaald moment bereikt men een zekere leeftijd waarbij de uitbreiding van het

    vermogen niet langer voordelig is gelet op de hoegrootheid van de nalatenschap en de daarop

    verschuldigde successierechten. De techniek van de gesplitste aankoop is hierbij één van de

    meest populaire en efficiënte oplossingen om successierechten op onroerende goederen te

    vermijden maar werd steeds met argusogen door de fiscus bekeken. Nochtans kan men het de

    belastingplichtige niet kwalijk nemen zijn toevlucht te zoeken tot dergelijke techniek. Het

    fiscale voordeel van de automatische aanwas van het vruchtgebruik bij de blote eigendom na

    overlijden van de vruchtgebruiker kan immers niet naar de achtergrond verbannen worden.

    Men moest enkel oppassen om niet in het vaarwater van art. 9 W.Succ. terecht te komen.

    Zodoende diende men ervoor te zorgen dat de blote eigenaar het tegenbewijs inzake de

    bedekte bevoordeling kon leveren (supra).

    33. Het probleem is evenwel dat wanneer ouders zo’n gesplitste aankoop willen doen, hun

    kinderen vaak nog jong zijn en nog niet over de nodige financiële middelen beschikken om te

    kunnen investeren in de blote eigendom van het tweede verblijf van hun ouders. Immers,

    wanneer de ouders over extra geldmiddelen beschikken voor een tweede aankoop, hebben ze

    reeds ‘een heel leven’ kunnen sparen. De kinderen daarentegen starten vaak nog maar met het

    leven waardoor de aankoop of verbouwing van een eigen woning vaak voorrang krijgt. Om

    dit probleem te verhelpen, gebeurde het in de praktijk dat de ouders voor de gesplitste

    aankoop aan hun kinderen de nodige gelden schonken om de blote eigendom van het

    onroerend goed te kunnen betalen en tevens zo aan het toepassingsgebied van art. 9 W.Succ.

    ontsnapten. Deze manier nam een enorme vlucht, wat de fiscus frustreerde. Het was logisch

    dat ze dergelijke gratuite overgang niet met lede ogen wilde blijven aanzien en er probeerde

    een stokje voor te steken. Wisselende fiscale standpunten werden ingenomen betreffende de

    aanvaarding van dergelijke voorafgaande schenking als tegenbewijs.

    §1 Standpunt tot 10 juli 2002: altijd bedekte bevoordeling in het kader van art. 9

    W.Succ.

    34. Aanvankelijk aanvaardde de administratie de voorafgaande schenking niet omdat deze

    schenking een andere bevoordeling uitmaakt en alzo niet gebruikt kan worden om de bedekte

  • 25

    bevoordeling van art. 9 W.Succ. te weerleggen. Er werd geen onderscheid gemaakt

    naargelang het tijdstip van schenking of de al dan niet registratie ervan, waardoor gewoonweg

    elke schenking voorafgaand aan de gesplitste aankoop geviseerd werd. Dit standpunt werd

    voorwerp van uitvoerige kritiek. De administratie voegde als het ware een extra voorwaarde

    toe aan het tegenbewijs terwijl een fictiebepaling als fiscale uitzonderingsbepaling strikt

    geïnterpreteerd dient te worden.54

    Bovendien blijkt duidelijk uit de rechtspraak van het Hof

    van Cassatie dat de schenking van gelden betrekking blijft hebben op de gelden zelf en niet op

    de onroerende goederen die met deze gelden eventueel zouden aangekocht zijn. De fiscus

    ging een brug te ver door de bedoeling van art. 9 W.Succ. te negeren, namelijk het vestigen

    van een vermoeden van bevoordeling dat vatbaar is voor tegenbewijs.

    §2 Administratieve beslissing 10 juli 2002: geen bedekte bevoordeling in het kader van

    art. 9 W.Succ. indien schenking voorafgaat aan moment van verkrijging55

    35. In 2002 milderde de administratie haar standpunt door de voorafgaande schenking

    uitdrukkelijk als tegenbewijs te aanvaarden. De blote eigenaar mag voortaan de gelden

    geschonken door de vruchtgebruiker gebruiken voor de aankoop van de blote eigendom

    wanneer deze schenking de verkrijging van het onroerend goed voorafgaat.56

    Voor de

    administratie is de verkrijging evenwel het ogenblik waarop de verbintenis tot aankoop

    ontstaat, met name reeds vanaf de ondertekening van de onderhandse akte. Indien dus

    voorafgaand aan de notariële akte een compromis werd gesloten, moet volgens de fiscus de

    schenking ook het compromis voorafgaan.

    36. De schenking tussen de onderhandse en authentieke akte werd dus niet als tegenbewijs

    aanvaard omdat dit net zou aantonen dat het kind niet over de nodige geldmiddelen zou

    beschikken en, volgens de fiscus, bedekt bevoordeeld werd. Nochtans wordt ook in deze

    situatie nergens een schenking vermomd, integendeel, de vruchtgebruiker en de blote eigenaar

    hebben niet de intentie om de schenking te ‘bedekken’. Er wordt open kaart gespeeld en

    generlei is er sprake van een verborgen situatie, wat nu toch net de zaak is die art. 9 W.Succ.

    wil aankaarten. Alzo was dit standpunt eveneens voorwerp van kritiek.

    54

    E. SPRUYT, “ “En Eva zeide: “Ik heb met des Heren hulp een man verkregen” (boek Genesis 4.1.)” … Omtrent

    “gesplitst” kopen na een schenking, luchtbelasting in het W.Succ. (art. 9) en de “weledelgestrenge” fiscus die tot

    inkeer komt”, Notariaat 2008, afl. 5, 4. 55

    Adm.Besl. 10 juli 2002, Rec.gén.enr.not. 2004/2, nr. 25418, 84. 56

    Vr. en Antw. Kamer 2005/2006, 14 februari 2006 (Vr. nr. 1143 L. VAN BIESEN, “Gesplitste aankoop –

    Schenking vooraf”).

  • 26

    §3 Administratieve beslissing 13 december 2007: geen bedekte bevoordeling in het

    kader van art. 9 W.Succ. indien schenking voorafgaat aan moment van betaling57

    37. Na kritiek kwam de fiscus eind 2007 op haar standpunt terug en aanvaardde van nu af

    aan elke voorafgaande schenking als tegenbewijs, ongeacht of de schenking de onderhandse

    dan wel de authentieke verkoopakte voorafging en al dan niet geregistreerd werd.58

    Doorslaggevend in de beoordeling was voortaan het moment van betaling, dit is het ogenblik

    waarop de notariële akte verleden wordt. De schenking die gelijktijdig met de betaling

    plaatsvindt, kan dan ook niet als tegenbewijs gelden in het kader van art. 9 W.Succ.. De

    notaris vermeldt de gesplitste prijs in de akte waaruit blijkt dat elkeen zijn deel van de prijs

    betaald heeft en vraagt aan de partijen om de betalingsbewijzen goed bij te houden (supra).

    Voor 1 juni 2012 had de fiscus dus helemaal geen problemen met de voorafgaande schenking

    van de nodige geldmiddelen. Om het gewenst resultaat te verkrijgen, volstond het om de

    aankoop goed voor te bereiden en de nodige bewijsstukken op te stellen. De strijdbijl van de

    fiscus leek begraven: indien de gelden bij de betaling eigen zijn, vindt art. 9 W.Succ.

    bijgevolg geen toepassing, in het tegenovergestelde geval wordt het onroerend goed geacht in

    de nalatenschap te zitten met alle fiscale gevolgen van dien.

    §4 Standpunt van de fiscus 19 juli 2012: fiscaal misbruik in het kader van de nieuwe

    antimisbruikbepaling

    Een vernieuwde antimisbruikbepaling naar Europees model

    38. De strijd tegen belastingontwijking krijgt ondertussen vorm op zowel internationaal

    als Europees niveau. De Europese Commissie heeft reeds als doel vooropgesteld om tot een

    uniforme antimisbruikbepaling in de Europese Unie te komen en in een aantal arresten heeft

    het Europees Hof van Justitie de grenzen afgebakend in welke mate de Europese lidstaten

    gerechtigd zijn om volstrekt kunstmatige constructies een halt toe te roepen.59

    In het

    57

    Beslissing nr. E.E./101.855 van 13 december 2007, “Tegenbewijs. Ogenblik waarop de toekomstige blote

    eigenaar over de nodige geldmiddelen moet beschikken. Bewijs”, rep.RJ, nr. S9/06-05. 58

    E. SPRUYT, “Vermogensplanning: Gesplitste koop (art. 9 W.Succ.): (alweer) nieuw standpunt van fiscale

    administratie”, 2013, http://berquinnotarissenbe.webhosting.be/public/pdf/nieuwsbrief_nl/2013_11_NL_

    FINAL_art1.pdf (consultatie 27 maart 2014). 59

    Aanbeveling van de Commissie van 6 december 2012 over agressieve fiscale planning (2012/772/EU), Pb.L.

    12 december 2012, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2012:338:0041:0043:NL:PDF

    (consultatie 17 april 2014); M. DELANOTE, “De aansprakelijkheid van de fiscale adviseur”, XLe Postuniversitaire

    Cyclus Willy Delva 2013-2014, slide 15 (niet gepubliceerd); O.a. HvJ Halifax 21 februari 2006, arrest nr. C-255/02, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/ LexUriServ.do?uri=CELEX:62002CJ0255:NL:PDF (consultatie 17

    april 2014).; HvJ Cadbury Schweppes 12 september 2006, arrest nr. C-196/04,

  • 27

    regeerakkoord Di Rupo van 1 december 2011 werd door de reeds vermelde tegenwind van de

    fiscus een streng optreden tegen fiscale fraude en misbruik beoogd. Het invoeren van onze

    nieuwe antimisbruikbepaling was duidelijk Europees geïnspireerd. Men wilde zowel in het

    WIB, het W.Reg. als in het W.Succ. een antimisbruikbepaling gebaseerd op het

    Europeesrechtelijke concept van misbruik, waarbij de fiscale administratie zou kunnen

    herkwalificeren zonder identieke of gelijkaardige rechtsgevolgen aan te tonen, zonder de

    reeds bestaande inefficiënties en die toepasbaar is in de privésfeer.60

    Op 29 mei 2012 was het

    zover en keurde het parlement de artikelen 167 tot en met 169 van de Programmawet goed.61

    39. Vanaf 1 juni 2012 is de nieuwe antimisbruikbepaling van toepassing op de

    rechtshandelingen of het geheel van rechtshandelingen die eenzelfde verrichting tot stand

    brengen. Wanneer verschillende rechtshandelingen plaats hebben gevonden, moeten alle

    rechtshandelingen gesteld zijn na 1 juni 2012 opdat de nieuwe antimisbruikbepaling toegepast

    kan worden.62

    Terwijl de antimisbruikbepaling voordien bijna geen toepassing vond, geldt

    voortaan als basisregel dat elke vorm van fiscale optimalisatie als fiscaal misbruik kán

    beschouwd worden. De nieuwe antimisbruikbepaling is weliswaar algemeen geschreven maar

    het gebruik van algemene normen, aangevuld door rechtspraak, rechtsleer en administratieve

    beslissingen, is in ons rechtssysteem gangbare praktijk,. Moeilijk kan voor elk geval apart een

    specifieke antimisbruikbepaling voorzien worden. Specifieke antimisbruikbepalingen zijn

    doorgaans wel effectief om misbruik te stoppen maar bevatten telkenmale nieuwe

    aangrijpingspunten om nog onbekende ontwijkingsmogelijkheden uit te proberen.63

    Wat zegt het nieuwe artikel?

    40. Voortaan kan aan de administratie niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling

    noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot strand brengt, wanneer

    http://curia.europa.eu/juris/celex.jsf?celex=62004CJ0196&lang1= nl&type=TXT&ancre= (consultatie 17 april

    2014); M. DELANOTE, “De aansprakelijkheid van de fiscaal adviseur voor de ontwijkingsintentie van zijn cliënt”,

    XLe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2013-2014, 2014, 3. 60

    Wetsontwerp van Programmawet, Parl.St. Kamer 2011-12, nr. 2081/1, 113; L. DE BROE, “Artikel 344, §1: van

    waterpistooltje tot bazooka?”, Fisc.Act. Februari 2012, nr. 5, 1; J. VAN DYCK, “Nieuwe, meer ‘volwassen’

    algemene antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1284, 3. 61

    Programmawet 29 maart 2012, BS 6 april 2012. 62

    Circulaire nr. 4/2012 van 4 mei 2012, “Anti-misbruikbepaling”, BS 14 mei 2012; Vr. en Antw. Kamer

    2012/2013, 8 november 2012 (Vr. nr. 0101 C. DEVLIES, “Het tijdstip van de inwerkingtreding van de

    antimisbruikbepaling in registratie- en successierechten”); Vr. en Antw. Kamer 2012/2013, 8 november 2012

    (Vr. nr. 0102 C. DEVLIES, “Belastingheffing ingeval van fiscaal misbruik volgens de antimisbruikbepaling in

    registratie- en successierechten”); J. VAN DYCK, “Nieuwe antimisbruikbepaling: vanaf wanneer bij een

    ‘geheel’?”, Fiscoloog 2013, afl. 1337, 8. 63

    T. JANSEN en A. GONZALES, De fiscale maatregelen van Di Rupo: het volledige overzicht. Deel 2, Mechelen,

    Kluwer, 2013, 18.

  • 28

    de administratie door vermoedens of door andere in artikel 185 bedoelde bewijsmiddelen en

    aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

    Rechtsfeiten blijven buiten schot.64

    Een geheel van rechtshandelingen moet opgevat worden

    als een reeks handelingen die van meet af aan bedoeld zijn om tot een ondeelbare keten te

    behoren, doch niet per se vallend binnen hetzelfde aanslagjaar.65

    41. Er wordt van fiscaal misbruik uitgegaan wanneer de belastingschuldige door middel

    van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen een

    verrichting tot stand brengt waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een

    bepaling van dit Wetboek of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het

    toepassingsgebied van die bepaling plaatst. Hetzelfde geldt voor de verrichting waarbij

    aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van dit

    Wetboek of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in

    strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit

    voordeel tot doel heeft.66

    Er is dus sprake van fiscaal misbruik wanneer twee voorwaarden

    cumulatief vervuld zijn (infra). Wanneer de fiscus misbruik vaststelt en de

    antimisbruikbepaling wil toepassen, moet degelijk gemotiveerd worden welke wetsartikelen

    er gefrustreerd zijn en waarom.67

    De belastingplichtige heeft hierop de mogelijkheid om te

    bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door

    andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van registratierechten (infra).

    Korte verdere analyse

    42. Het probleem van de ‘gelijkaardige juridische gevolgen’ is met de nieuwe

    antimisbruikbepaling niet langer aan de orde. Dit is een belangrijke verruiming van het

    toepassingsgebied in vergelijking met de oude antimisbruikbepaling (zie bijlage 1). De

    juridische kwalificatie door de partijen gegeven aan een akte, alsook aan een afzonderlijke

    akte die eenzelfde verrichting tot stand brengt, kan niet aan de administratie worden

    tegengeworpen wanneer ze aan de hand van objectieve omstandigheden vaststelt dat die

    kwalificatie tot doel heeft de rechten te ontwijken, zonder dat een rechtshandeling in de plaats

    64

    A. VAN ZANTBEEK, “Antimisbruik circulaire nr. 8/2012. Bedreiging of opportuniteit in estate planning-land?”,

    T.E.P. 2012, afl. 5, 295. 65

    Circulaire nr. 4/2012 van 4 mei 2012, “Anti-misbruikbepaling”, BS 14 mei 2012; H. VERSTRAETE, “De nieuwe

    antimisbruikbepaling in fiscale zaken”, TAA 2012, 13; J. VAN DYCK, “Nieuwe, meer ‘volwassen’ algemene

    antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1284, 4. 66

    Art. 18, §2 eerste en tweede lid W.Reg.. 67

    K. JANSSENS en R. WILLEMS, “Antimisbruik in registratie- en successierechten niet retroactief”, Fisc.Act.

    2013, afl. 33, 3.

  • 29

    moet worden gesteld. Dit kan met behulp van alle bewijsmiddelen van het gemeen recht,

    uitgezonderd de eed.68

    Meer dan waarschijnlijk zal het misbruik door de fiscus aangetoond

    worden aan de hand van vermoedens.

    43. De minst belaste weg kan nog steeds ingeslagen worden zolang er maar geen sprake is

    van fiscaal misbruik.69

    De nieuwe antimisbruikbepaling omschrijft uitdrukkelijk wat

    hieronder begrepen moet worden, rekening houdend met het principe van de wetsontduiking.

    Er worden twee verrichtingen geviseerd, namelijk het stellen van een rechtshandeling of een

    geheel ervan die de belastingplichtige in een toestand plaatst strijdig met de doelstellingen van

    de fiscale wet of één van zijn uitvoeringsbesluiten door zich buiten of binnen de letter van een

    belastingvermeerderende of -verminderende bepaling te plaatsen of wringen waardoor de

    doelstelling van de wetsbepaling in kwestie gefrustreerd wordt.70

    Belastingontwijking op zich

    is dus nog geen fiscaal misbruik, er is maar sprake van fiscaal misbruik indien de keuze voor

    de minst belaste weg in strijd is met de bedoeling van de wet. Bovendien moet het fiscaal

    misbruik zich situeren binnen het wetboek zelf, zo kan een rechtshandeling die een besparing

    oplevert op het niveau van de registratierechten enkel fiscaal misbruik zijn wanneer hierbij

    voorbij wordt gegaan aan de doelstelling van een bepaling van het W.Reg..71

    44. De doelstelling van een fiscale bepaling is als het ware een sleutelelement die de

    belastingplichtige wil overschrijden of kwaadwillig wil gebruiken. Het doel van de wetgeving

    moet gekend zijn opdat het misbruikt kan worden en wordt gevonden in de voorbereidende

    werken, de wetsgeschiedenis of uit het systeem van de wet via normale interpretatieregels.72

    Wanneer de bepaling duidelijk is, mag ze niet geïnterpreteerd worden en lijkt er geen ruimte

    68

    J. VAN DYCK, “Nieuwe, meer ‘volwassen’ algemene antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1284, 4; J.

    VAN DYCK, “Ontwerp Programmawet. Aanpassing bedrijfswagen is geen ‘optie’. De algemene

    antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1288, 9. 69

    J. VAN DYCK, “Ontwerp Programmawet. Aanpassing bedrijfswagen is geen ‘optie’. De algemene

    antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1288, 9. 70

    S. VAN CROMBRUGGE, “Fraus legis of wetsontduiking in het Belgisch fiscaal recht anno 2012”, TRV 2012,

    537; L. DE BROE en J. BOSSUYT, “Interpretatie en toepassing van de algemene antimisbruikbepalingen in de

    inkomstenbelasting, registratie- en successierechten”, AFT 2012, afl. 11, 7; J. VAN DYCK, “Nieuwe, meer

    ‘volwassen’ algemene antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1284, 4-5; M. DELANOTE, “De

    aansprakelijkheid van de fiscaal adviseur voor de ontwijkingsintentie van zijn cliënt”, XLe Postuniversitaire

    Cyclus Willy Delva 2013-2014, 2014, 2-3. 71

    L. VAN DER REYSEN, P. VAN RYCKEGHEM en L. VOSSEN, 20 fiscale klassiekers getoetst aan de nieuwe

    antimisbruikbepaling. Welke fiscale optimalisatie krijgt nog groen licht?, Leuven, Indicator, 2012, 8. 72

    T. CALLEBAUT, N. DE BECKER, L. DE CONINCK, W. DEFOOR, M. DERYCKE, J. ENGELEN, P. FAES, L. KELL, S.

    SABLON, P. SOETE, E. STROOBANT, J. THILMANY, O. VAN BAELEN, M. VAN KEIRSBILCK, en S. VERTOMMEN, “De

    (nieuwe) algemene antimisbruikbepaling”, Fisc.Koer. 2013, afl. 1-2-3, 114; J. VAN DYCK, “Nieuwe, meer

    ‘volwassen’ algemene antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1284, 5-6; L. KETELS, “De nieuwe algemene

    anti-misbruikbepaling vanuit de praktijk bekeken”, Fisc.Act. 2012, afl. 28, 17-18.

  • 30

    te bestaan voor de toepassing van de algemene antimisbruikbepaling.73

    De doelstelling komt

    dan ook pas ter sprake wanneer de tekstuele interpretatie niet toelaat om de tekst van de wet te

    begrijpen. De strijdigheid met het doel moet begrepen worden in het licht van een volstrekt

    kunstmatige constructie, namelijk wanneer de verrichting niet de economische doelstellingen

    onderliggend aan de fiscale wetgeving nastreeft of geen verband houdt met de economische

    werkelijkheid, of niet aan commerciële of financiële marktvoorwaarden plaatsvindt.74

    45. Fiscaal misbruik bestaat uit een objectief en een subjectief element.75 De

    bewijslastverdeling is duidelijk. De fiscus moet bewijzen dat er sprake is van fiscaal misbruik,

    maar alhoewel dit uit twee componenten bestaat, is het kennelijk niet de plicht van de fiscus

    om het subjectieve element aan te tonen. Het bewijs van de administratie beperkt zich tot de

    objectieve component, namelijk het bewijs van belastingontwijking en strijdigheid met de

    doelstelling van de fiscale bepaling. Er moet aangegeven worden welke fiscale bepaling er

    misbruikt is en wat de doelstellingen ervan zijn, zonder er zich van af te kunnen maken door

    te verwijzen naar de algemene doelstelling van de belastingwetten, geld in het laatje brengen

    voor de overheid, want dan zou elke belastingbesparing fiscaal misbruik zijn.76

    De subjectieve

    component komt bijgevolg pas aan bod bij het leveren van het tegenbewijs door de

    belastingplichtige. Dit is in zekere mate logisch, indien de fiscus zou moeten aantonen dat de

    verrichting ‘enkel’ plaats heeft gevonden om belastingen te ontwijken, zou ze het negatieve

    bewijs moeten leveren dat de belastingplichtige geen niet-fiscale motieven heeft.77

    46. De bal ligt als het ware eerst in het kamp van de fiscale administratie. Indien ze het

    objectief element van het fiscaal misbruik niet kan aantonen, kan de antimisbruikbepaling

    simpelweg niet toegepast worden. Wanneer de cliënt geconfronteerd wordt met het bericht dat

    zijn fiscale toestand gewijzigd wordt op grond van de antimisbruikbepaling, moet de notaris

    dan ook eerst en vooral nagaan of de fiscus het objectief element van het fiscaal misbruik

    73

    J. VAN DYCK, “Bewijsmiddelen. Algemene antimisbruikbepaling: niet bij duidelijke wettekst”, Fiscoloog

    2012, afl. 1295, 6-7. 74

    Ontwerp van programmawet (I) 24 februari 2012, Parl.St. Kamer 2011/2012, nr. 2081/001, 113-114;

    Circulaire nr. 4/2012 van 4 mei 2012, “Anti-misbruikbepaling”, BS 14 mei 2012. 75

    Ibid.; H. VERSTRAETE, “De nieuwe antimisbruikbepaling in fiscale zaken”, TAA 2012, 13; T. CALLEBAUT, N.

    DE BECKER, L. DE CONINCK, W. DEFOOR, M. DERYCKE, J. ENGELEN, P. FAES, L. KELL, S. SABLON, P. SOETE, E.

    STROOBANT, J. THILMANY, O. VAN BAELEN, M. VAN KEIRSBILCK, en S. VERTOMMEN, “De (nieuwe) algemene

    antimisbruikbepaling”, Fisc.Koer. 2013, afl. 1-2-3, 113-115. 76

    Circulaire nr. 4/2012 van 4 mei 2012, “Anti-misbruikbepaling”, BS 14 mei 2012; L. VAN DER REYSEN, P. VAN

    RYCKEGHEM en L. VOSSEN, 20 fiscale klassiekers getoetst aan de nieuwe antimisbruikbepaling. Welke fiscale

    optimalisatie krijgt nog groen licht?, Leuven, Indicator, 2012, 13. 77

    L. KETELS, “De nieuwe algemene anti-misbruikbepaling vanuit de praktijk bekeken”, Fisc.Act. 2012, afl. 28,

    17.

  • 31

    bewezen heeft. De fiscus moet geval per geval in concreto beoordelen, wat aanleiding kan

    geven tot discussie.78

    Algemeen worden volgende toestanden geviseerd: de rechtshandelingen

    waarbij de belastingplichtige naar een zuiver fiscaal voordeel streeft; de rechtshandelingen

    waarbij de niet-fiscale motieven in niets specifiek zijn voor de betrokken verrichting maar

    integendeel zo algemeen zijn dat ze noodzakelijkerwijs aanwezig zijn bij elke verrichting van

    hetzelfde type; en de rechtshandelingen waarbij de niet-fiscale motieven weliswaar specifiek

    zijn voor de betrokken verrichting maar een dermate beperkt belang hebben dat een redelijk

    persoon de verrichting niet zou realiseren omwille van dit niet-fiscaal motief.79

    47. Nadat de fiscus het objectieve element heeft bewezen, komt het aan de

    belastingplichtige toe om het subjectieve element te weerleggen. De belastingplichtige moet

    zijn niet-fiscale motieven leveren of aantonen dat er geen schending is van het W.Reg. met

    alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, uitgezonderd de eed.80

    Vaak zijn dezelfde wensen,

    bedoelingen en motieven aanwezig bij de keuze voor een welbepaalde planningstechniek. Het

    tegenbewijs is ruim en derhalve niet beperkt tot motieven van rechtmatige economische en

    financiële behoeften. Het omvat alle niet-fiscale motieven, die niet beslissend moeten zijn,

    maar die wel de keuze voor die welbepaalde rechtshandeling rechtvaardigen en niet evident,

    algemeen of onbeduidend zijn. Elk motief, hoe gering ook, dat niet inherent verbonden is aan

    de gestelde rechtshandeling, vormt op grond van het adagium in dubio contra fiscum een

    geldig tegenbewijs. Indien de belastingplichtige er niet in slaagt om andere motieven te

    bewijzen dan de fiscale motieven zal de akte onweerlegbaar zijn en is belasting verschuldigd

    alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden. De sanctie is mild in de zin dat er geen boete

    wordt opgelegd. De ontweken wetsbepaling wordt ‘enkel’ toegepast, de belastbare grondslag

    78

    A. WYLLEMAN, “Hoe fiscaal kleurt het zakenrecht?” in I. CLAEYS (ed.), De kleuren van het recht, Antwerpen,

    Intersentia, 2012, 105; L. DE BROE, “Het ‘doel van de wetgever’ in de nieuwe algemene

    antimisbruikbepalingen”, TFR 2012, 743; L. WEYTS, “Over wit en zwart en vele tinten grijs: de

    antimisbruikbepaling bij registratie- en successierechten”, T.Not. 2013, afl. 7, 385; H. VERSTRAETE, “De nieuwe

    antimisbruikbepaling in fiscale zaken”, TAA 2012, 17; J. VAN DYCK, “Nieuwe, meer ‘volwassen’ algemene

    antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1284, 5; J. VAN DYCK, “Ontwerp Programmawet. Aanpassing

    bedrijfswagen is geen ‘optie’. De algemene antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1288, 9. 79

    J. VAN DYCK, “Nieuwe, meer ‘volwassen’ algemene antimisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, afl. 1284, 6; T.

    CALLEBAUT, N. DE BECKER, L. DE CONINCK, W. DEFOOR, M. DERYCKE, J. ENGELEN, P. FAES, L. KELL, S.

    SABLON, P. SOETE, E. STROOBANT, J. THILMANY, O. VAN BAELEN, M. VAN KEIRSBILCK, en S. VERTOMMEN, “De

    (nieuwe) algemene antimisbruikbepaling”, Fisc.Koer. 2013, afl. 1-2-3, 116. 80

    L. DE BROE en J. BOSSUYT, “Interpretatie en toepassing van de algemene antimisbruikbepalingen in de

    inkomstenbelasting, registratie- en successierechten”, AFT 2012, afl. 11, 10; M. DELBOO, G. DEKNUDT en E.

    DHAENE, “Successieplanning en de nieuwe antimisbruikbepaling” in L. MAES, H. DE CNIJF en L. DE BROECK,

    Fiscaal praktijkboek indirecte belastingen 2012-2013, Mechelen, Kluwer, 2013, 171; J. WASTYN, “De nieuwe

    antimisbruikbepaling: “En attendant le ministre des Finances””, 3 juli 2012, 8,

    http://www.finplanvzw.be/finplan/De%20nieuwe%20antimisbruikbepaling%20En%20attendant%20le%20minis

    tre%20des%20Finances%2003%2007%202012.pdf (consultatie 24 februari 2014).

  • 32

    en belastingberekening worden als het ware hersteld, waardoor de verrichting onderworpen

    wordt aan de belastingheffing overeenkomstig het doel van de wet. De doelstellingen van de

    wet zijn dus niet enkel van belang voor het bewijs van het objectieve element maar ook bij de

    belastingheffing.81

    De rechten die eventueel reeds betaald werden, worden afgetrokken.

    Vragenschema

    Volgend schema kan als leidraad dienen om uit te maken of een bepaalde rechtshandeling al

    dan niet fiscaal misbruik zal uitmaken.82

    Vraag 1 Heeft de belastingplichtige een rechtshandeling (of een

    geheel van rechtshandelingen) gesteld?

    JA

    NEE →

    Geen fiscaal

    misbruik

    Vraag 2 Heeft de belastingplichtige met deze rechtshandeling

    (of het geheel ervan) zich geplaatst in strijd met de

    doelstellingen van een fiscale bepaling:

    - hetzij buiten het toepassingsgebied van het W.Reg.

    of W.Succ. om een belasting te vermijden?

    - hetzij binnen het toepassingsgebied van het W.Reg.

    of W.Succ. om een vrijstelling of belastingvoordeel

    te genieten?

    JA

    NEE →

    Geen fiscaal

    misbruik

    Vraag 3 Heeft de belastingplichtige deze rechtshandeling

    gesteld in strijd met de doelstelling van de fiscale

    bepaling?

    JA

    NEE →

    Geen fiscaal

    misbruik

    Vraag 4 Zijn er niet-fiscale motieven bij de gestelde

    rechtshandeling?

    JA

    Geen fiscaal misbruik

    NEE →

    Sanctie:

    fiscaal

    misbruik

    81

    F. VANDEN HEEDE, “Wat betekent de vernieuwde antimisbruikbepaling voor uw praktijk?”, Pacioli BIBF

    2012, afl. 349, 5. 82

    J. RUYSSEVELDT, Fiscaal compendium - Successierecht