Tussenevaluatie nazorg Nijmeegse veelplegers

45
Nazorg veelplegers Een tussentijdse evaluatie Onderzoek & Statistiek 5 maart 2008

Transcript of Tussenevaluatie nazorg Nijmeegse veelplegers

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

Onderzoek & Statistiek

5 maart 2008

Nazorg veelplegers

Samenvatting

3

Inhoudsopgave

1 Samenvatting 5

1.1 Wat is de nazorg veelplegers? 5 1.2 Waar gaat de evaluatie over? 5 1.3 Wat is uit de evaluatie gekomen? 6

1.3.1 Positief 7 1.3.2 Knelpunten 7 1.3.3 Hoe verder? 8

2 Inleiding 10

2.1 Achtergrond 10 2.2 Aanleiding voor het onderzoek 10

3 Werkwijze nazorg veelplegers 13

3.1 Inleiding 13 3.2 De groep veelplegers 13

3.2.1 Differentiatie 13 3.2.2 Prioriteitvolgorde 15

3.3 Zorgarrangement 16 3.4 Het casusoverleg nazorg 17 3.5 Concluderend: ketengericht werken als kern van de nazorgaanpak 18 3.6 Concrete doelstellingen 19

4 Probleemstelling 20

4.1 Inleiding 20 4.2 Probleemstelling en onderzoeksvragen 20

5 Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie 22

5.1 Inleiding 22 5.2 Samenvattend algemeen beeld: wat is er gedaan, welke knelpunten zijn er, hoe

moet er verder gegaan worden? 22 5.3 Selectie van cliënten en totstandkoming van cliëntprofielen 24

5.3.1 Het verzamelen van informatie duurt lang 25 5.3.2 Samenwerking met penitentiaire instellingen niet optimaal 26 5.3.3 Spanning tussen wat de veelpleger wil en wat de deskundigen vinden 27 5.3.4 Kortom: 25 profielen gemaakt, maar toch nog knelpunten 27

5.4 Ontwikkeling van het casusoverleg nazorg 27 5.4.1 Overleg van deskundige mensen 28 5.4.2 Het proces van aanvullende informatie verzamelen 28

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

4

5.4.3 Knelpunten 30 5.5 Doelgroep 31 5.6 Uitvoering 32

5.6.1 Identiteitspapieren en uitkering: goed geregeld 34 5.6.2 Leemtes in de zorgketen op andere gebieden 34 5.6.3 Andere uitvoeringsaspecten 35

5.7 Oordelen over de gang van zaken tot nu toe 36 5.7.1 Tussen realisme en pessimisme 36 5.7.2 Een juiste maar fragiele aanpak? 36 5.7.3 Over de invulling van de gemeentelijke ketenregie 37 5.7.4 Doelen bijstellen? 38

5.8 Tussentijds ondernomen acties 38 5.9 Hoe verder? 41 5.10 Conclusies 42

Nazorg veelplegers

Samenvatting

5

1 Samenvatting

1.1 Wat is de nazorg veelplegers?

Veelplegers zijn personen die bij herhaling delicten plegen. Ze doen dat veelal omdat ze

verslaafd aan alcohol en/of drugs zijn. Om in hun middelengebruik te kunnen voorzien

hebben ze veel geld nodig. Dat geld wordt verkregen via diefstal en woninginbraak. Het

gros van de veelplegers kampt met psychiatrische of psychosociale problemen.

Veelplegers zijn verantwoordelijk voor een substantieel deel van de dagelijkse

criminaliteit. De overheid voert beleid om het fenomeen terug te dringen. Kern van dat

beleid zijn drie elementen:

-repressie, dat wil zeggen snelle aanhouding en lik op stuk-beleid;

-aangepaste detentie, dat wil zeggen straf met behandeling;

-nazorg, dat wil zeggen hulp bij resocialisatie.

In Nijmegen zijn er ruim vierhonderd personen die men op de een of andere wijze als

veelpleger kan beschouwen. Plusminus een vierde deel hiervan is zeer actief. Vooral

deze groep heeft prioriteit in de zojuist genoemde aanpak die de overheid voor ogen

staat.

In het kader van het Grotestedenbeleid heeft de gemeente Nijmegen de taak op zich

genomen om de nazorg van veelplegers te regisseren. Daartoe is voor de jaren 2007 en

2008 een werkwijze ontwikkeld, bestaande uit een multidisciplinaire en ketengerichte

aanpak. De bedoeling is dat veelplegers die vrijkomen worden geholpen met hun

resocialisatie. Een tweewekelijks overleg - waarbij naast de gemeente betrokken zijn:

reclassering, verslavingszorg, Meldpunt Bijzondere Zorg en unit Bijzondere

Doelgroepen van de gemeentelijke afdeling Werk & Inkomen - buigt zich over

individuele casussen van veelplegers, met als doel te komen tot nazorgovereenkomsten.

Een nazorgovereenkomst is een contract waarbij de veelpleger op allerlei gebieden zorg

krijgt en in ruil daarvoor afziet van crimineel gedrag.

1.2 Waar gaat de evaluatie over?

De werkwijze nazorg veelplegers is voorlopig voor twee jaar ontwikkeld. De vraag is of

het gaat om een adequate aanpak die perspectief voor de toekomst heeft. Voor de hele

periode van twee jaar is aanvankelijk als doel gesteld om per jaar met veertig

veelplegers een overeenkomst te sluiten. Men beschouwt een overeenkomst als

geslaagd als de betrokkene gedurende twee jaar niet recidiveert.

De huidige tussentijdse evaluatie gaat er niet over of het tot nu toe gelukt is om

veertig geslaagde nazorgovereenkomsten te realiseren De vraag nu is of de gekozen

werkwijze - met nadruk op een multidisciplinaire en ketengerichte aanpak - voldoet.

Geredeneerd vanuit het doel om het fenomeen veelplegers een halt toe te roepen en de

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

6

betrokkenen te ondersteunen bij hun resocialisatie: is de gekozen werkwijze haal- en houdbaar, wat gaat goed, waar zijn er knelpunten?

Deze vraag is voorgelegd aan de deelnemers van het casusoverleg. Naast de informatie

die uit deze gesprekken is gekomen is ook gebruik gemaakt van gegevens uit de

afzonderlijke casussen (van de in het tweewekelijkse overleg besproken veelplegers).

Cruciaal bij de onderzochte werkwijze is de ketengerichte aanpak. Deze aanduiding refereert aan een aantal logisch op elkaar volgende stappen in de totstandkoming van

nazorgtrajecten voor veelplegers. Allereerst wordt er een selectie gemaakt van

personen die voor de aanpak van nazorg benaderd worden. Vervolgens worden

cliëntprofielen van de betrokkenen gemaakt. In deze profielen staat een

persoonsbeschrijving maar ook al een richting voor mogelijke nazorg. Ze worden

besproken in het tweewekelijkse casusoverleg. Volgend op dat overleg hebben we te

maken met de concrete uitvoering van de nazorg. Bij die uitvoering zijn in ieder geval

de volgende voorzieningen cruciaal:

-identiteitspapieren,

-regeling van schulden,

-huisvesting,

-psychosociale begeleiding,

-dagbesteding.

De hamvraag bij de evaluatie is dus of deze werkwijze adequaat functioneert voor wat

betreft het bieden van nazorg aan veelplegers.

1.3 Wat is uit de evaluatie gekomen?

Het eerste jaar (2007) van de nazorg veelplegers in Nijmegen is primair een proefjaar

geweest. De werkwijze - samenwerking tussen veel verschillende instellingen, afspraken

op individueel casusniveau - is tot ontwikkeling gekomen. Centraal hierbij heeft gestaan

het periodieke nazorgoverleg, gemiddeld is dit twee keer per maand bij elkaar

gekomen. In dit overleg zijn profielen van voor de nazorg in aanmerking komende

veelplegers behandeld en zijn trajecten voor deze mensen vastgesteld.

In het eerste jaar is het nog niet gelukt om overeenkomsten c.q. zorgcontracten af te

sluiten. Niettemin hebben de inspanningen geleid tot restscenario’s en acties die van

betekenis (kunnen) zijn om recidive tegen te gaan. Anders dan in een zorgcontract

wordt in een zogeheten restscenario wel nazorg geregeld maar is er geen sprake van

een verplichtend kader om het recidiveren onmiddellijk af te straffen (bijvoorbeeld

door de nazorg stop te zetten).1

1 Inmiddels zijn, na afronding van de evaluatie, recent de eerste overeenkomsten tot stand gekomen en is er reëel uitzicht op nog enkele.

Nazorg veelplegers

Samenvatting

7

Ondanks de beperkte aantallen gerealiseerde trajecten oordelen de deelnemers aan

het nazorgoverleg positief over de gekozen werkwijze. Wél constateren ze knelpunten

op uitvoeringsniveau. Het helder krijgen van deze knelpunten is op zich een positief

resultaat, immers men weet nu beter dan voorheen waar het aan schort. De oplossing

van de knelpunten is cruciaal voor succes van de nazorgaanpak op langere termijn.

1.3.1 Positief

De deelnemers aan het casusoverleg nazorg zijn van mening dat het tweewekelijks

vergaderen over individuele casussen zinvol is. De totstandkoming van de

cliëntprofielen en de ontwikkeling van het casusoverleg zijn naar behoren verlopen. De

inzet is hoog en de betrokkenen oordelen positief over elkaars deskundigheid. Na een

jaar intensief overleg met elkaar is de eenheid over de werkwijze verdiept en is boven

tafel gekomen welke elementen cruciaal zijn om de nazorg van veelplegers effectief te

regelen. Juist dit besef - weten wat mogelijk is en waar de inzet nog steviger moet -

geeft aan dat de nazorgaanpak qua proces goed op de rails zit.

Meer in detail kan worden gemeld dat het bij alle casussen die voorbij zijn gekomen

gelukt is om een geldig paspoort evenals een uitkering te regelen. Bij de unit Bijzondere

Doelgroepen (van Werk & Inkomen) is er nu sprake van één loket voor veelplegers,

waardoor de afhandeling van de aanvraag voor een uitkering soepel en snel verloopt.

Vanuit deze unit is een zogeheten schakelfunctionaris gaan functioneren. Deze

onderhoudt contact met penitentiaire inrichtingen van waaruit op korte termijn

veelplegers richting Nijmegen komen. Verder worden de inrichtingen op de hoogte

gesteld van de lokale sociale kaart. Er is een boekje - Buitenwijzer geheten - waarin vermeld staat waar de veelpleger voor welke hulp kan aankloppen.

1.3.2 Knelpunten

Ten aanzien van de processen in de nazorgketen - selectie, cliëntprofielen,

casusoverleg en uitvoering - zijn op een drietal niveaus knelpunten gesignaleerd.

In de selectie van veelplegers die in aanmerking komen voor een nazorgaanbod heeft

het casusoverleg aan de zwaarste gevallen (zeer actieve volwassen veelplegers)

prioriteit gegeven. Dat is gebeurd vanuit het perspectief van overlastbestrijding. Maar

die zwaarste gevallen zijn in de praktijk personen gebleken die uitermate grillig en

onvoorspelbaar reageren in de zorgketen en waarvoor het heel moeilijk is om een

passend aanbod aan voorzieningen te realiseren. Aan het begin van die keten verloopt

het maken van profielen van deze mensen moeizaam. Aan het eind, in de uitvoering, is

juist het organiseren van adequate zorg (voor de moeilijkste gevallen) problematisch.

De totstandkoming van cliëntprofielen verloopt moeizamer dan verwacht. Het

belangrijkste probleem hierbij betreft het verzamelen van adequate informatie over

de doelgroep. De informatie die op voorhand beschikbaar is, is doorgaans niet

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

8

voldoende. Vervolgens moet vanuit het casusoverleg2 gezorgd worden voor aanvullende

informatie. Daartoe zijn vaak meerdere gesprekken met de cliënten nodig en moeten

instanties benaderd worden die kennis hebben over het justitiële en/of zorgverleden

van de betrokkenen. Vooraf was geschat dat men gemiddeld per casusoverleg vier

profielen zou kunnen behandelen. Dat is niet gehaald.

In de uitvoering is men aangelopen tegen complexe leemtes in de (na)zorg voor

veelplegers. Door het vaak ontbreken van op maat gesneden voorzieningen blijkt het in

de praktijk moeilijk te zijn om voorzieningen die nodig zijn ook daadwerkelijk voor

elkaar te krijgen. De belangrijkste leemtes in de zorg zijn de volgende:

• Het is moeilijk gebleken om huisvesting voor ex-gedetineerde veelplegers

te regelen. Aangezien de betrokkenen hun middelengebruik continueren

worden ze meestal geweigerd door de reguliere opvang voor dak- en

thuislozen (waar gebruik niet is toegestaan). Zelfstandig wonen is alleen

mogelijk onder voorwaarde van intensieve persoonlijke begeleiding. Er zijn

twee opties ontwikkeld: de tijdelijke inzet van woningen buiten de

reguliere verhuur om en op individuele maat van de veelpleger toegesneden

begeleid wonen. Maar tot op heden is het niet gelukt om een van beide

voorzieningen voor veelplegers te realiseren.

• Daarnaast kan er onvoldoende budgetbeheer - teneinde iets te doen aan

de problematische schulden - aan veelplegers geboden worden. Vrijwel alle

betrokkenen hebben veel schulden. Het grootste deel daarvan betreft

zogeheten justitieschulden. Een substantieel deel van die schulden (de

schadevergoedingen die aan gedupeerden betaald moeten worden) kan

niet opgeschort worden, waardoor budgetbeheer, als het er is, niet altijd

het gewenste effect sorteert.

• Tot slot zijn er ook met betrekking tot psychiatrische/psychosociale

hulpverlening en voor voorzieningen op het gebied van dagbesteding grote

problemen om veelplegers geplaatst te krijgen. Soms zijn er wachtlijsten

en dat is bijzonder knellend, aangezien veelplegers op korte termijn hulp

nodig hebben. Soms is specifieke, op persoonlijke maat gesneden hulp

gewoon niet aanwezig.

1.3.3 Hoe verder?

De evaluatie betreft een tussenstand. De deelnemers binnen het casusoverleg nazorg

vinden het zinvol om ondanks de gegeven knelpunten door te gaan met de werkwijze.

Maar dan moeten er wel concrete verbeteringen in de uitvoering gerealiseerd worden.

2 Concreet is dit de taak van het Meldpunt Bijzondere Zorg.

4 ISD staat voor: Inrichting voor Stelselmatige Daders. Hier zijn in de

afgelopen jaren veelplegers gedetineerd geweest, waarbij hun

strafuitzitting gepaard ging met intensieve persoonlijke behandeling.

Binnen het nazorgoverleg bestaat de verwachting dat nazorg voor ISD-ers

beter te regelen valt - juist omdat ze al qua zorg begeleid zijn - dan bij

veelplegers die een dergelijk traject niet doorlopen hebben.

Nazorg veelplegers

Samenvatting

9

Een algemeen punt betreft mogelijke verwachtingen die vooraf gewekt zijn. Een aantal

partners - denk aan reclassering en verslavingszorg - was al eerder met veelplegers in

de weer. In de huidige aanpak doet de gemeente mee. Dat schiep de verwachting dat de

op zich al langer bestaande zorgleemtes nu beter aangepakt zouden kunnen worden. Dat

die leemtes er toch nog zijn, werkt teleurstelling in de hand. De gemeente geeft echter

aan dat het juist belangrijk is dat die leemtes nu gefundeerd aangegeven kunnen

worden. Juist die onderbouwing schept een basis om na het proefjaar 2007 in de

komende periode gericht aan te sturen op het daadwerkelijk aanpakken van de

geconstateerde knelpunten.

Een ander punt is dat met de komst van de eerste Nijmeegse ISD-ers4 (vanaf voorjaar

2008) het perspectief op succes wat groter zou kunnen zijn, gezien de aanpak die deze

groep tijdens detentie gehad heeft.

Met betrekking tot het tweede jaar zijn mogelijke aanpassingen op de volgende punten

voorgesteld:

• een andere selectie, waardoor ook minder zware gevallen in beeld komen;

• aanpassing van de doelstellingen, waardoor ook restscenario’s en kleine stappen

nadrukkelijker meetellen als resultaat;5

• structureel overleg vooraf om met betere cliëntprofielen voor de dag te komen;

• het laten meedoen van de GGZ aan het casusoverleg nazorg;

• gebruik maken van de gereserveerde gelden voor extra casemanagement;

• ten aanzien van de uitvoering zorginstanties via convenanten tot

zorgverplichtingen overhalen.

5 Inmiddels is, na afronding van de evaluatie, de doelstelling voor 2008

bijgesteld tot 20 overeenkomsten en 20 restscenario’s.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

10

2 Inleiding

2.1 Achtergrond

Veelplegers zijn personen die vaak in contact met justitie komen, als gevolg van het

gegeven dat zij zich bij herhaling schuldig maken aan het plegen van delicten. In veel

gevallen gaat het daarbij om auto-inbraak, (brom)fietsdiefstal, winkeldiefstal en

woninginbraak, waarbij de daders uiteindelijk geld willen om hun verslaving - bijna alle

veelplegers gebruiken veel drugs en/of alcohol - te bekostigen. De samenleving

ondervindt veel last hiervan. Men noemt veelplegers ook wel draaideurcriminelen, om

aan te duiden dat ze zich in een cyclus van probleemgedrag bevinden: vroeg of laat

worden ze opgepakt, waarna ze een tijdje in detentie verdwijnen om daarna weer

opnieuw te beginnen met het plegen van delicten.

Zoals impliciet al gezegd is: vanuit overlastoptiek zijn veelplegers verantwoordelijk voor

een groot deel van de criminaliteit die burgers dagelijks ervaren. Maar vanuit een andere

invalshoek geredeneerd gaat het om personen die in meerdere opzichten

zorgbehoevend zijn.6 Uit de literatuur is bekend dat de overgrote meerderheid van

veelplegers te kampen heeft met psychiatrische stoornissen, zwakbegaafd is en niet

zonder drugs of alcohol kan leven. Daarbij komt dat ze vaak enorm veel schulden

hebben en geen vaste woon- of verblijfplaats.

Om iets te doen tegen de aangeduide negatieve cyclus voert de overheid een

veelplegerbeleid waarbij verschillende perspectieven tegelijkertijd ontwikkeld worden.

Allereerst via repressie, waarmee het de bedoeling is om de betrokkenen zo snel

mogelijk op te pakken en achter slot en grendel te stoppen. Vervolgens via aangepaste

detentie, waarmee de opgelegde gevangenisstraf gepaard gaat met verschillende

trajecten op het gebied van hulpverlening en zorg. Zo is in 2004 de Inrichting voor

Stelselmatige Daders (ISD) in het leven geroepen. Hiermee kunnen veelplegers langer,

tot maximaal twee jaar, vast gehouden worden, maar wordt hun detentie in- en

aangevuld met gedragstherapie. Tenslotte via nazorg, waarmee geprobeerd wordt de

inmiddels ex-gedetineerde veelplegers te laten resocialiseren in de samenleving. Het

ultieme doel van nazorgbeleid is dat de veelpleger een overeenkomst tekent, waarmee

hij in ruil voor voorzieningen op allerlei gebied afziet van recidivegedrag en zich aan de

overeenkomst houdt.

Onderhavige evaluatie richt zich op het aspect nazorg in Nijmegen.

2.2 Aanleiding voor het onderzoek

In het kader van het Grotestedenbeleid heeft de gemeente Nijmegen de verplichting op

zich genomen om regisseur te zijn van het lokale nazorgbeleid (voor veelplegers). Dat

houdt in dat de gemeente verantwoordelijk is om een aanpak te ontwikkelen voor de

veelplegers die na hun detentie weer in het Nijmeegse verblijven, met als doel de

betrokkenen te ondersteunen bij hun resocialisatie. Daartoe zijn afspraken gemaakt met

instellingen die al langer met de doelgroep in de weer zijn, zoals reclassering en

6 Dit blijkt uit alle tot nu toe bekende studies over veelplegers (in

Nederland).

Nazorg veelplegers

Inleiding

11

verslavingszorg. Die afspraken hebben geresulteerd in een multidisciplinaire aanpak van

de nazorg.7

Er is een zogeheten nazorgoverleg opgezet, met als vaste deelnemers: het vangnetteam

van Iriszorg, de verslavingsreclassering, de algemene reclassering, de unit Bijzondere

Doelgroepen van Werk & Inkomen, het Meldpunt Bijzondere Zorg en de gemeente (in de

persoon van ketenregisseur).8 Vanaf begin 2007 komt dit overleg eens in de veertien

dagen bij elkaar. Per vergadering staat een aantal casussen van veelplegers op de

agenda, met daarbij een profiel van de persoon in kwestie en een mogelijke richting

voor een succesvol resocialisatietraject. De bedoeling is om uiteindelijk te komen tot

een concreet nazorgaanbod per veelpleger, waardoor deze bereid is om een

overeenkomst te tekenen die hem hulp op tal van terreinen biedt in ruil voor non-

recidive.

De werkwijze nazorg veelplegers in Nijmegen is in principe voor twee jaar vastgesteld.

Eind 2008 moet blijken of de aanpak succesvol is (geweest). College en Raad hebben

besloten tot een evaluatie in twee fasen: na het eerste jaar de werkwijze, na het

tweede jaar het effect. Onderhavig rapport bevat de eerste evaluatie. Deze tussentijdse

evaluatie sluit ook aan bij de wensen van de gemeentelijke regisseur. Deze heeft bij de

aanvang van de nazorgaanpak aangegeven een dergelijke evaluatie te willen om greep

te krijgen op het proces zoals het zich in een jaar tijd voltrokken heeft. Gaat alles naar

wens? Zijn er knelpunten? Kan men op de ingeslagen weg doorgaan? Of moet de

aanpak bijgesteld worden, teneinde over een jaar als succesvol betiteld te kunnen

worden?

De gemeentelijke onderzoeksafdeling Onderzoek & Statistiek is belast met het uitvoeren

van de evaluatie. Voor deze tussentijdse evaluatie hebben we gebruik kunnen maken

van vergaderverslagen en cliëntprofielen (zoals ze in het nazorgoverleg besproken zijn).

Verder zijn er met alle deelnemers van het nazorgoverleg gesprekken gevoerd. De

resultaten van het onderzoek zullen in hoofdstuk 5 aan bod komen. In hoofdstuk 3

wordt de werkwijze nazorg veelplegers als zodanig beschreven, om helder te krijgen

wat eigenlijk de inzet is van het Nijmeegse nazorgbeleid, terwijl in hoofdstuk 4 de

probleemstelling (met de bijbehorende onderzoeksvragen) aan de orde komt.

7 In het volgende hoofdstuk komen de voornaamste elementen van de aanpak

uitvoerig aan bod. Voor een volledige omschrijving zie de nota Werkwijze

nazorg veelplegers Nijmegen (november 2006), behandeld in de Raad en de

daarop aansluitende brochure (2007). 8 De instellingen die de vaste samenstelling van het nazorgoverleg vormen

waren eerder natuurlijk ook al met het bieden van nazorg aan veelplegers

bezig, alleen doen ze het nu meer onderling samenhangend en met de

gemeente (die eerder geen partner was) erbij.

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers

13

3 Werkwijze nazorg veelplegers

3.1 Inleiding

Het is een maatschappelijk belang dat veelplegers resocialiseren. De gedachte bij de in

Nijmegen ontwikkelde nazorgaanpak is dat effectieve resocialisatie alleen kans van

slagen heeft wanneer die aanpak integraal en multidisciplinair van opzet is. Om

veelplegers hieraan te laten meedoen, met als doel dat ze na hun detentie niet meer

recidiveren, is een moeilijke zaak. We hebben vermeld dat het bij de doelgroep om

zorgbehoevende personen, met complexe problemen op verschillende terreinen, gaat.

Dat stelt hoge eisen aan trajecten die tot doel hebben om hun resocialisatie te

bevorderen. Wanneer crimineel gedrag zoiets als een way of life is - onder andere als

gevolg van psychische problemen of om verslaving te betalen - moet men als het ware

veel te bieden hebben, willen de betrokkenen bereid zijn een positieve en

maatschappelijk aanvaardbare wending aan hun leven te geven.9 Toch is dat de

uiteindelijke doelstelling van het nazorgbeleid in Nijmegen: uit detentie komende

veelplegers helpen met hun resocialisatie in de lokale samenleving.

Men kan zich voorstellen dat het bij een nazorgaanpak zeer nauw komt. Als veelplegers

personen zijn die om meerdere redenen ‘afhankelijk’ zijn van crimineel gedrag, zal een

werkwijze die hen van dat gedrag wil afhouden op al die mogelijke redenen een

alternatief moeten bieden. Inzet is dus een multidisciplinaire aanpak, waarbij een keten

van voorzieningen gerealiseerd kan worden. Wat dat concreet inhoudt komt in dit

hoofdstuk aan de orde. Als we stellen dat het zeer nauw komt bij een nazorgaanpak,

bedoelen we dat alle schakels in de zorgketen in elkaar moeten passen. Als iets

ontbreekt of niet goed is kan dat bevorderend werken voor recidivegedrag.

Achtereenvolgens komt in dit hoofdstuk aan de orde: een nadere afbakening van de

groep veelplegers (paragraaf 3.2), de inhoud van zorgarrangementen (paragraaf 3.3),

het casusoverleg nazorg (paragraaf 3.4), het perspectief ketengericht werken

(paragraaf 3.5) en welke concrete doelen gesteld zijn (paragraaf 3.6).

3.2 De groep veelplegers

3.2.1 Differentiatie

De totale groep veelplegers in Nijmegen wordt in vier subcategorieën onderverdeeld. De

eerste 3 categorieën veelplegers worden landelijk onderscheiden, de definities zijn ook

landelijk. De 4e categorie is Nijmeegs.

• De zeer actieve volwassen veelplegers. Dit zijn personen van 18 jaar en ouder

die over een periode van vijf jaar (waarvan het peiljaar het laatste jaar vormt)

meer dan 10 processen verbaal tegen zich zagen opgemaakt (waarvan

tenminste één in het peiljaar).

9 In veel gevallen zal het de vraag zijn of de betrokkenen erin slagen bij

zichzelf motivatie en mogelijkheden te ontwikkelen opdat een dergelijke

wending realiteit kan worden.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

14

• De overige volwassen veelplegers. Dit zijn personen van 18 jaar en ouder die in

hun hele criminele verleden meer dan 10 processen verbaal tegen zich zagen

opgemaakt (waarvan tenminste één in het peiljaar).

• De jeugdige veelplegers. Dit zijn jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 17

jaar die in hun gehele criminele verleden meer dan vijf processen verbaal tegen

zich zagen opgemaakt (waarvan tenminste één in het peiljaar).

• Ernstige overlastgevers. Dit is een groep die op zich niet voldoet aan een van de

subgroepen veelplegers, maar die wel in de stad regelmatig voor overlast zorgt.

Deze groep is als zodanig binnen de nazorgaanpak benoemd.

Het is niet mogelijk om bij elke subcategorie exact aan te geven om hoeveel personen

het in Nijmegen gaat.10 Een globale aanduiding kan echter wel gegeven worden: circa

150 zeer actieve volwassen veelplegers, circa 220 overige volwassen veelplegers, circa

20 jeugdige veelplegers en circa 45 ernstige overlastgevers.11 In totaal gaat het dus om

ruim 400 personen die potentieel tot de doelgroep behoren.

De schade die deze groep toebrengt aan de (Nijmeegse) samenleving is zeer groot. Een

schatting op basis van enerzijds het aantal zeer actieve volwassen veelplegers dat

gemiddeld vrij is en anderzijds het dagelijks benodigde geld om aan de behoefte aan

drugs te voldoen komt uit op een jaarlijkse buit aan gestolen goederen van ongeveer 15

miljoen euro. Daarbij komt nog de materiële schade aan gebouwen, auto’s etc., de

immateriële schade bij slachtoffers en de maatschappelijke schade door inzet van

politie, openbaar ministerie, verzekeringmaatschappijen, hulpverleners, gemeente etc.

Dit betreft dan nog alleen de groep zeer actieve volwassen veelplegers. Ook de gewone

veelplegers en jeugdige veelplegers leveren grote schade op.

Of er qua persoonlijke problematiek substantiële verschillen zitten tussen zeer actieve

en overige volwassen veelplegers valt moeilijk te zeggen. Een hoger aantal delicten

hoeft niet per se te betekenen dat er sprake is van een zwaardere persoonlijke

problematiek. In principe is een zeer groot deel van de volwassen veelplegers behept

met een meervoudige persoonlijke problematiek. In de al vermelde brochure over de

Nijmeegse nazorgaanpak12 wordt uitgegaan van de volgende omschrijving:

• 80% is verslaafd aan harddrugs, alcohol en/of gokken;

• 30% is dubbel gediagnosticeerd (als gevolg van een verslaving in combinatie

met een psychiatrische stoornis);

• 15% is zwakbegaafd;

• 30% heeft na detentie geen eigen woonruimte.

10 Onder andere komt dat omdat veelplegers die langer dan een jaar in

detentie zitten ineens niet meer als (zeer) actieve veelplegers gelden en

dus van de desbetreffende lijsten geschrapt worden, aangezien ze geen kans

hadden om delicten te plegen. Terwijl het in werkelijkheid natuurlijk nog

steeds om (potentiële) veelplegers gaat. 11 Deze aantallen zijn overgenomen uit een beschrijving van de werkprocessen

door het Meldpunt Bijzondere Zorg (oktober 2007). Het Meldpunt Bijzondere

Zorg is binnen de Nijmeegse nazorgaanpak verantwoordelijk voor het

opstellen van zogeheten cliëntprofielen. Deze profielen vormen de basis

voor de besprekingen in het nazorgoverleg en daarop volgende activiteiten. 12 Zie Werkwijze nazorg veelplegers Nijmegen.

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers

15

M.b.t. de verschillende soorten veelplegers bestaan afgezien van het nu in het leven

geroepen casusoverleg nazorg specifieke casusoverleggen. Er is een casusoverleg (zeer

actieve) meerderjarige veelplegers, gericht op de te ondernemen acties na aanhouding.

Er is een justitieel casusoverleg minderjarige veelplegers, gericht op de bespreking van

risicojongeren. En is er een casusoverleg ernstig overlastgevende personen, gericht op

het volgen van een geselecteerde lijst van achttien personen. Al deze overleggen

vloeien voort uit het gegeven dat de aanpak van veelplegers één van de vijf

speerpunten uit het lokale Integrale Veiligheidsbeleid is. De drie zojuist genoemde

gremia zijn primair repressief van opzet: wat moet er gebeuren met iemand die wordt

aangehouden? Voor veelplegers zijn er twee gewenste opties: iemand krijgt een

langdurige detentie in een ISD (Inrichting voor Stelselmatige Daders), waarbij straf en

zorg gecombineerd worden; of aan iemand wordt een drangtraject opgelegd, waarbij de

strafrechter bepaalt dat na de detentie behandeling van een persoonlijke problematiek

wordt afgedwongen. Het casusoverleg nazorg is anders van opzet, namelijk gericht op

het zoeken van zorg voor de veelplegers die op vrije voeten gekomen zijn. Ideaal zou

natuurlijk zijn wanneer de repressieve kant aansluit bij de socialisatiekant. Hierbij kan

men bijvoorbeeld denken aan de overgang van ISD naar nazorg: als iemand uit de ISD

komt heeft hij al een zorgtraject doorlopen en is dan wellicht (beter) toegerust om aan

een nazorgtraject, in vrijheid, deel te nemen.

3.2.2 Prioriteitvolgorde

Niet alle veelplegers kunnen voor een nazorgaanpak benaderd worden. Er zijn

prioriteiten gesteld, waarbij de prioriteitsvolgorde een Nijmeegse keuze is uitgezonderd

prioriteit 1 voor de ISD-ers, welke landelijk is bepaald.

De prioriteitvolgorde is als volgt:

1. Zogeheten ISD-gevallen die in de extramurale fase komen. We hebben in

hoofdstuk 2 gezien dat de ISD (Inrichting voor Stelselmatige Daders) bedoeld is

om de detentie van veelplegers - indien de betrokkenen daar zelf toe bereid zijn

- te koppelen aan een hulp- en zorgaanbod. Welnu, al deze mensen moeten,

wanneer zij op vrije voeten komen, met voorrang benaderd worden voor de

lokale nazorgaanpak.13

2. De zeer actieve volwassen veelplegers die over twee maanden uit hun detentie

vrijkomen.

3. Jeugdige veelplegers die over twee maanden uit hun detentie vrijkomen.

4. Een geselecteerde groep - 18 van de 45 - ernstige overlastgevers.

5. De overige zeer actieve veelplegers.

6. De overige jeugdige veelplegers.

7. De overige volwassen veelplegers.

8. De overige ernstige overlastgevers.

In de brochure Werkwijze nazorg veelplegers Nijmegen wordt bij elke onderscheiden

groep een inschatting gemaakt van de getalsmatige grootte ervan.14 Dat levert het

volgende beeld op:

13 Deze prioritering is maakt onderdeel uit van de afspraken in het kader

van het Grotestedenbeleid. 14 Alleen voor de ISD-ers kon niet aangegeven worden om hoeveel mensen het

gaat.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

16

over twee maanden vrijkomende zeer actieve volwassen vp’s 25

over twee maanden vrijkomende jeugdige veelplegers 5

over twee maanden vrijkomende groep ernstig overlastgevenden 20

overige zeer actieve volwassen veelplegers 75

overige jeugdige veelplegers 10

overige volwassen veelplegers 250

overige ernstig overlastgevenden 25

Illustratie 1: Nijmeegse veelplegers, aantallen naar soort

Zoals gezegd komt de prioritering enerzijds voort uit een landelijke afspraak, namelijk in

het geval van de ISD-ers. Anderzijds is het voor wat betreft de overige categorieën een

Nijmeegse keuze welke is ingegeven door de verwachte en/of veronderstelde ernst van

de overlast die aan een bepaalde subcategorie kleeft. Met als perspectief

overlastbestrijding krijgen zeer actieve veelplegers voorrang boven minder ernstige

gevallen.

3.3 Zorgarrangement

De resocialisatie van uit detentie komende veelplegers is van verschillende factoren

afhankelijk. Aan de ene kant gaat het om motivatie en vermogen bij de betrokkenen

zelf. Aan de andere kant zijn er diverse voorzieningen in het geding, waarbij het een en

ander geregeld moet worden. In de Nijmeegse nazorgaanpak onderscheidt men een

elftal van dergelijke zorgaspecten:

1. identiteitsbewijs;

2. inkomen, uitkering, verzekering;

3. schulden;

4. huisvesting;

5. lichamelijke hulp;

6. psychosociale hulp;

7. psychiatrische hulp;

8. opleidingsbehoefte;

9. dagbesteding;

10. werk;

11. casemanagement.

In principe wordt bij de veelplegers die geprioriteerd zijn voor een nazorgaanbod

nagegaan op welke van de bovenstaande zorgaspecten zij een beroep willen doen. Wat

is hun huidige situatie? Welke zijn hun wensen? Welke acties zijn nodig om de

gewenste situatie te bereiken? Wie moet (wanneer) in actie komen? De gedachte is dat

succesvolle resocialisatie alleen mogelijk is, afgezien natuurlijk van de inzet van de

veelplegers zelf, wanneer er sprake is van een goed hulpaanbod op die terreinen waar

dat nodig is. Van de elf zojuist genoemde zorgaspecten worden als het meest cruciaal

beschouwd: het hebben van de juiste identiteitspapieren, het ergens kunnen wonen,

het zien te regelen van de schulden en het verkrijgen van hulp voor psychiatrische en/of

psychosociale problemen.

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers

17

De veelplegers die binnen afzienbare tijd vrijkomen worden benaderd met de vraag of zij

in aanmerking willen komen voor een zorgarrangement15. Als het werkelijk tot een

dergelijk arrangement komt (en de veelpleger zich bereid verklaart een overeenkomst te

ondertekenen) is er sprake van een deal: de veelpleger belooft niet te recidiveren, in ruil

daarvoor krijgt hij de noodzakelijk geachte voorzieningen.16 Deze deal kan alleen slagen

wanneer aan de volgende voorwaarden voldaan is:

-de veelpleger is in voldoende mate gemotiveerd en ook feitelijk in staat om te

resocialiseren,

-het zorgarrangement is sluitend17, en

-er zijn sancties als stok achter de deur18.

3.4 Het casusoverleg nazorg

In het voorafgaande is de doelgroep nader gespecificeerd: er zijn verschillende soorten

veelplegers, een aantal van hen komt met prioriteit in aanmerking voor een

zorgarrangement. Vervolgens hebben we gezien dat een zorgovereenkomst een soort

deal is, waarbij aan de veelpleger hulp bij zijn resocialisatie wordt geboden in ruil voor

non-recidive gedrag. Het hele traject - te beginnen met gesprekken in de gevangenis,

mogelijk eindigend met een overeenkomst - wordt geleid door het zogeheten

casusoverleg nazorg. Dit overleg komt eens in de veertien dagen bij elkaar en heeft als

core business: het bespreken van individuele casussen (veelplegers), met als doel na te

gaan of iemand in aanmerking komt voor een zorgarrangement/-overeenkomst en als

dat het geval is buigt men zich ook over de vraag hoe die overeenkomst daadwerkelijk

uitgevoerd moet worden.

Het casusoverleg nazorg bestaat steeds uit een aantal vaste kernleden, aangevuld met

partners die eenmalig, in verband met specifieke aspecten die aan een bepaalde casus

kleven, aanschuiven. In (en rond) het overleg zijn de volgende schakels cruciaal:

• De gemeentelijke rol. Als ketenregisseur is de gemeente voorzitter en secretaris

van het overleg.19 Per kwartaal zorgt de gemeente voor een lijst van

veelplegers die binnenkort vrijkomen.

15 Het gaat hierbij om veelplegers die over twee maanden vrijkomen, maar dat

kan ook eerder of later zijn. De prioriteit ligt bij degenen die over twee

maanden vrij komen. Het aspect van de twee maanden heeft als achtergrond

dat er tijd nodig is om tot een overeenkomst te komen. Bij het ontwikkelen

van de werkwijze dacht men tenminste twee maanden nodig te hebben.

Inmiddels is het inzicht dat dit eerder drie maanden is. 16 Een dergelijke overeenkomst beslaat in principe twee jaar, maar kan

langer duren wanneer bijvoorbeeld een bepaalde zorgvoorziening langer dan

de termijn van twee jaar duurt. 17 Dat wil zeggen dat het aansluit bij de wensen van de betrokkene, zo

compleet mogelijk is, onderling samenhangend is, op het gewenste moment

gegarandeerd beschikbaar is, aansluit op eerdere hulpprogramma’s tijdens

de detentie e.d. 18 In principe zijn er twee soorten sancties, voor het geval iemand toch

recidiveert. Op hulpverleningsgebied kan bijvoorbeeld een bepaalde

behandeling komen te vervallen. Op repressief gebied kan iemand

onmiddellijk worden voorgedragen voor (her)opname in een Inrichting voor

Stelselmatige Daders. 19 In 2007 was de gemeentelijke ketenregisseur werkzaam bij de Directie Wijk

& Stad. Vanaf 2008 zal deze persoon alleen nog als adviseur voor een

gering aantal uren per week aan het nazorgtraject verbonden blijven. De

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

18

• De inzet van het Meldpunt Bijzondere Zorg. Deze bij de GGD werkzame

instantie zorgt voor de totstandkoming van cliëntprofielen. Dat wil zeggen dat

men zoveel mogelijk relevante informatie over een bepaalde veelpleger

verzamelt en die koppelt aan een advies ten aanzien van een mogelijke

nazorgaanpak. Elk cliëntprofiel - inclusief het advies voor aan te bieden zorg -

wordt besproken in het casusoverleg.

• Deskundigheid, naast die van de al genoemde partners, wordt in het

casusoverleg ingebracht door medewerkers van maatschappelijke opvang,

verslavingszorg, reclassering en de unit Bijzondere Doelgroepen (van Werk &

Inkomen). Het casusoverleg nazorg buigt zich over de ingebrachte

cliëntprofielen en gaat na welke acties ondernomen moeten worden om te

komen tot zorgovereenkomsten.

• Uitvoering is gekoppeld aan casemanagement. “Casemanagement is een vast

onderdeel van elke overeenkomst. Cliënten met meervoudige complexe

problemen zijn aangewezen op meerdere hulpverleners. Dan is het zaak dat alle

afzonderlijke zorg- en dienstverlening die de cliënt ontvangt tijdens de

hulpverleningsfase voortdurend op elkaar wordt afgestemd. Een belangrijke

taak van de casemanager is het onderhouden van contacten met de cliënt en

met de andere hulpverleners. Aard en intensiteit van casemanagement zijn

maatwerk, maar er zijn minimumeisen geformuleerd. Wie het casemanagement

verzorgt is afhankelijk van de specifieke situatie. Bij voorkeur is dat een

instelling die voordien (voor een beperkter hulpaanbod) al casemanagement

verzorgde. Was er voorheen geen casemanagement aanwezig, dan dient de

instelling met de meest betekenisvolle relatie met de veelpleger of de instelling

die de grootste bijdrage levert in het hulparrangement, het casemanagement op

zich te nemen. Voor de financiering van extra casemanagement heeft de

gemeente een jaarlijks budget beschikbaar.”20

• De gemeentelijke regierol houdt in laatste instantie ook in: het bewaken van de

interdisciplinaire gang van zaken, de zorg voor goede contacten met justitiële

inrichtingen en het bewaken van de daadwerkelijk afgesloten overeenkomsten.

3.5 Concluderend: ketengericht werken als kern van de nazorgaanpak

Uit het voorafgaande blijkt dat het succes van de nazorgaanpak voor veelplegers staat

of valt met de mate waarin daadwerkelijk ketengericht wordt gewerkt. In dit verband

verwijst de term ketengericht zowel naar de samenhang tussen verschillende disciplines

en uitvoeringspraktijken, alsook naar de richting van die samenhang: alle betrokken

partners moeten uiteindelijk hetzelfde nastreven. Die aanpak is precair, omdat de

complexe en problematische uitgangspositie van de doelgroep met zich meebrengt dat

zelfs een kleine onevenwichtigheid, op een bepaalde plek binnen de keten, tot gevolg

kan hebben dat het beoogde doel niet gehaald wordt.

De werkwijze is in zeven stappen aangegeven:

nieuwe ketenregisseur is werkzaam bij de afdeling Veiligheid van de

Directie Concern. 20 Uit de brochure Werkwijze nazorg veelplegers Nijmegen. Voor alle

duidelijkheid: casemananagers maken geen deel uit van het casusoverleg

nazorg, maar ze zijn wel cruciaal bij de uitvoering van

zorgarrangementen/-overeenkomsten.

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers

19

1. Selectie veelplegers (conform prioriteitenbepaling).

2. Opstellen cliëntprofielen (verzamelen en analyseren van relevante gegevens).

3. Bespreking profielen in casusoverleg nazorg.

4. Opstellen van zorgarrangementen/-overeenkomsten (inclusief voorwaarden en

sancties).

5. Voorleggen overeenkomsten aan veelplegers.

6. Ondertekening van de overeenkomsten.

7. Uitvoering en bewaking.

Uitgaande van de veelpleger: hem21 moet een samenhangend zorgaanbod gedaan

worden, waarbij de benodigde voorzieningen tegelijkertijd aanwezig zijn; de zorg moet

aansluiten bij al eerdere hulpverleningstrajecten én de betrokken instanties dienen

adequaat samen te werken. In wezen is vooral het functioneren van deze keten

onderwerp van de onderhavige tussentijdse evaluatie.

3.6 Concrete doelstellingen

De algemene doelstelling: nazorg bieden opdat de veelplegers kunnen resocialiseren, is

vertaald in een aantal concrete ( en dus meetbare) (sub)doelstellingen. Daarbij gaat het

om de volgende nagestreefde zaken:

• In de hele projectperiode (2007 en 2008) wordt met 80 veelplegers (40 per

jaar) een nazorgovereenkomst gesloten. Bij de helft van deze overeenkomsten

moet er sprake zijn van succes. In deze is succes als volgt gedefinieerd: geen

recidive gedurende de twee jaar dat de overeenkomst loopt, of langer wanneer

de overeenkomst meer tijd in beslag neemt.

• Voor de veelplegers die naar de mening van het casusoverleg niet of

onvoldoende te motiveren zijn of die niet akkoord gaan met een mogelijke

overeenkomst, zijn er zogeheten restscenario’s. Ook hiermee beoogt men per

jaar veertig veelplegers te bereiken. Bij restscenario’s is er sprake van een lager

ambitieniveau. Allereerst gaat het om het voortzetten van bestaande contacten

met de veelpleger. Vervolgens om het onderling uitwisselen van informatie

over veranderingen in de situatie van de betrokkene.

• Per casusoverleg nazorg worden gemiddeld vier casussen besproken.

21 Voor alle duidelijkheid: als we over veelplegers spreken hebben we het in

verreweg de meeste gevallen over personen van het mannelijk geslacht;

vandaar dat we niet steeds zij of haar aan de mannelijke bewoordingen

toevoegen.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

20

4 Probleemstelling

4.1 Inleiding

In de hoofdstukken 2 en 3 is de nazorgaanpak voor veelplegers neergezet als een

ketengerichte benadering. Voor het welslagen van de beoogde resocialisatie (van

veelplegers) is het daadwerkelijke functioneren van de keten een noodzakelijke

voorwaarde. Passen alle onderdelen in elkaar? Sluiten ze aan bij de wensen en

vermogens van de veelplegers? Werken alle partners binnen de nazorgketen goed met

elkaar samen? De aanpak loopt twee jaar, in 2007 en 2008. In welke mate aan het

eind van de projectperiode de gestelde doelen - per jaar 40 overeenkomsten (waarvan

de helft geslaagd), 40 restscenario’s, 4 casussen per bespreking in het nazorgoverleg -

gehaald worden, is nu nog niet aan de orde. Op dit moment gaat het om een

tussentijdse evaluatie. Deze richt zich op de proceskanten van de aanpak.

4.2 Probleemstelling en onderzoeksvragen

Nijmegen heeft een bepaalde werkwijze voor de nazorg van veelplegers

ontwikkeld. Het is de bedoeling om met deze methodiek twee jaar te

experimenteren. De vraag die nu, halverwege de projectperiode, gesteld kan

worden is: geredeneerd vanuit de nazorg van veelplegers op de langere

termijn, is de gekozen werkwijze haal- en houdbaar? Wat gaat goed en is dus

een succesfactor? Wat gaat niet goed en moet dus bijgesteld worden?

De praktische onderzoeksvragen hebben betrekking op het functioneren van en de

ervaringen binnen de nazorgketen. De werkwijze die in Nijmegen tot ontwikkeling is

gekomen wordt ketengericht genoemd, dat wil zeggen dat het om een samenhangend

aanbod van voorzieningen gaat, waarbij de betrokken partners eensgezind doelgericht

denken en handelen. Het doel is ondersteuning bieden aan de resocialisatie van ex-

gedetineerde veelplegers. De middelen om dat doel te realiseren betreffen verschillende

opeenvolgende acties, die als schakels in een keten opgevat kunnen worden. Twee

maanden voorafgaand aan het moment dat de detentie van een Nijmeegse veelpleger

ophoudt komt het nazorgoverleg in actie. Vanaf dan functioneert de nazorgketen,

althans voor de betreffende persoon, om na verloop van tijd te eindigen in de vorm van

een succesvol afgesloten zorgovereenkomst. Globaal kunnen we de volgende fasen in

de keten onderscheiden:

-selectie van en contactlegging met de cliënten,

-totstandkoming van de cliëntprofielen,

-bespreking en aanvulling van de profielen in het casusoverleg,

-uitvoering van zorgarrangementen/-overeenkomsten.

Vanuit deze fasering komen we tot de volgende zes clusters van onderzoeksvragen:

1. Hoe worden cliënten geselecteerd? Hoe komen de cliëntprofielen tot stand?

Welke knelpunten zijn er?

2. Hoe verlopen de besprekingen in het tweewekelijkse casusoverleg nazorg? Hoe

gaat de behandeling van de cliëntprofielen? In hoeverre zijn de profielen

toereikend en is aanvullende informatie en nieuwe agendering nodig?

Nazorg veelplegers

Probleemstelling

21

3. Wat kan er gezegd worden over de doelgroep? Zijn de geselecteerde

veelplegers in voldoende mate te motiveren voor de gekozen aanpak?

4. Hoe staat het met de uitvoering van zorgarrangementen/-overeenkomsten? Wat

is er precies gedaan? Kunnen de noodzakelijke voorzieningen gerealiseerd

worden? Komt het daadwerkelijk tot het afsluiten van contracten? Zijn er

knelpunten in de uitvoering? Zo ja, welke?

5. Hoe oordelen de verschillende ketenpartners over de werkwijze en de tot nu toe

bereikte resultaten?

6. Hoe oordelen de verschillende ketenpartners over de voortgang van het

nazorgtraject? Welke aanbevelingen heeft men met betrekking tot deze

voortgang?

Deze vragen zijn in de maanden november en december van 2007 aan de permanente

leden van het casusoverleg nazorg voorgelegd.22 Voor het onderzoek kon tevens

gebruik gemaakt worden van schriftelijk materiaal vanuit het casusoverleg:

cliëntprofielen, notulen en afsprakenlijsten.

22 Er is gesproken met Ad Kusters (unit Bijzondere Doelgroepen van Werk &

Inkomen); Wim van Breukelen (Iriszorg); Jet Jans (Vangnetteam); Monique

Daalderop en Arvid Polman (Meldpunt Bijzondere Zorg); Jan Arts en Hennie

van der Vrande (gemeente Nijmegen); Peter Brandwacht (voorheen gemeente

Nijmegen, nu reclassering); Frits van Osdorp en Marijke Verhoeven

(reclassering).

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

22

5 Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse

evaluatie

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de onderzoeksresultaten aan de orde. Daarbij volgen we qua

volgorde de zes onderzoeksvragen die in hoofdstuk 4 genoemd zijn. Wat kan er gezegd

worden over:

-de selectie van cliënten en de totstandkoming van cliëntprofielen (paragraaf 5.3),

-de ontwikkeling van het casusoverleg nazorg (paragraaf 5.4),

-de doelgroep (paragraaf 5.5),

-de uitvoering (paragraaf 5.6),

-oordelen over de gang van zaken (paragraaf 5.7),

-hoe er verder gegaan moet worden (paragraaf 5.9).

De onderzoeksresultaten op deze zes punten worden voorafgegaan door een

samenvattend algemeen beeld (paragraaf 5.2), waardoor voor de lezer vooraf inzicht

ontstaat in het verloop van het proces als geheel.

Verder is er nog sprake van een tussenperspectief: in de paragraaf oordelen over de

gang van zaken komt apart (in paragraaf 5.8) aan de orde welke acties vanuit het

nazorgoverleg - op basis van tussentijdse interne evaluaties - ondernomen zijn, met als

doel aandacht voor bepaalde aspecten te vragen of verbeteringen te realiseren.

Tenslotte zal in paragraaf 5.10 een aantal conclusies getrokken worden.

5.2 Samenvattend algemeen beeld: wat is er gedaan, welke knelpunten zijn er, hoe

moet er verder gegaan worden?

In 2007 is het casusoverleg nazorg veelplegers in totaal 20 keer bij elkaar gekomen.

Daarbij zijn in totaal 25 verschillende casussen besproken. Dat is minder dat bij het

begin van het overleg werd gedacht. Toen ging men uit van gemiddeld vier

verschillende casussen per overleg. Deze discrepantie heeft met een aantal knelpunten

te maken. De totstandkoming van cliëntprofielen, aan de hand waarvan de

casusoverleggen gestructureerd zijn, blijkt langer dan aanvankelijk gedacht te duren.

Het kost moeite de noodzakelijke informatie bij elkaar te krijgen. Als profielen eenmaal

in het casusoverleg besproken worden, moeten ze vaak nog verschillende keren

aangevuld worden, waardoor de looptijd per profiel extra lang wordt.

De 25 casussen die in 2007 aan de orde zijn geweest betreffen op één uitzondering na

allemaal zeer actieve volwassen veelplegers. Op basis van de door alle betrokkenen

vastgestelde en door College en Raad overgenomen prioriteitsstelling heeft men hier

bewust voor gekozen: eerst de moeilijkste groep (met de meeste delicten en de meest

complexe persoonlijke achtergrondsituatie). Maar daarmee heeft men ook impliciet

gekozen voor problemen in de uitvoering; immers juist bij de moeilijkste groep blijkt het

extra tijd te kosten om profielen te maken en te completeren. Een bijkomend probleem

betreft de complexiteit van de groep zeer actieve volwassen veelplegers. Het blijkt te

gaan om mensen die verslaafd (aan drugs en/of alcohol) zijn, die verschillende

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

23

psychiatrische en/of psychosociale aandoeningen hebben, geen vaste woon- of

verblijfplaats bezitten en bovendien gebukt gaan onder grote schulden.23 Als zodanig is

het bedenken van nazorg voor deze personen al een grote opgave. Daar komt nog

bovenop dat de betrokkenen gepokt en gemazeld zijn in verschillende vormen van

detentie en hulpverlening, met als gevolg dat een aantal van hen argwanend reageert

vanuit de gedachte: weer een traject.

Over de motivatie van de veelplegers, om actief mee te werken aan een nazorgtraject,

kan gezegd worden dat deze onvoorspelbaar en grillig is. Als ze het gevoel hebben dat

een dergelijk traject concreet iets kan opleveren - bijvoorbeeld in de sfeer van

huisvesting of begeleiding bij schuldsanering - zijn ze geneigd mee te werken.

Daarentegen weigeren ze vaak akkoord te gaan met een diagnostisch onderzoek, omdat

ze, in hun eigen woorden weergegeven: niet voor gek verklaard willen worden. Daarbij

komt dat ze veel voorzieningen op zich al kunnen krijgen, zonder het verplichtende

kader van een met sancties omgeven nazorgaanpak.

Rond de casussen die in het nazorgoverleg behandeld zijn heeft men verschillende

acties uitgevoerd. In alle gevallen is het gelukt om identiteitsbewijzen en/of uitkeringen

te regelen. Maar daar moet bij verteld worden dat de betrokkenen vaak al een

identiteitsbewijs hadden en een uitkering in slechts de helft van de gevallen geregeld

hoefde te woorden, aangezien de uitkering in de andere helft van de gevallen elders al

geregeld was. Uitgezette of geplande acties op alle andere terreinen blijken tegen

bestaande en vooralsnog niet oplosbare leemtes in de hulpverlening aan te lopen.

• Hoewel het in een aantal gevallen gelukt is om huisvesting voor een ex-

gedetineerde veelpleger te regelen, blijkt het heel moeilijk te zijn om voor de

hele groep adequate huisvesting te organiseren. In verband met verslaving en

psychiatrische problemen kunnen de betrokkenen meestal alleen in het kader

van intensieve begeleiding ergens wonen. Vooralsnog is deze optie geen

realiteit geworden. Een kleiner deel had een huisvestingsbehoefte waarvoor de

voorziening op zich wel bestaat maar niet beschikbaar is op het moment dat

het nodig is om de veelpleger te verleiden tot een overeenkomst. Van iets dat

pas over 3 maanden beschikbaar is gaat geen verleiding uit.

• Specifiek voor de al genoemde psychiatrische en psychosociale aandoeningen

zijn langdurige hulpverleningsprogramma’s noodzakelijk. Deze zijn echter

nauwelijks van de grond gekomen. De hulp die het casusoverleg nodig acht

blijkt er niet te zijn of is gekoppeld aan wachtlijsten, waardoor die hulp er niet

is op het moment waneer de noodzaak zich actueel voordoet.

• In een aantal gevallen zijn veelplegers geplaatst in een

schuldhulpverleningstraject bij Iriszorg, maar voor de meeste is het niet

mogelijk gebleken om hulpverlening op te zetten in verband met hun

torenhoge schulden. Dit heeft mede te maken met het feit dat veelplegers

overwegend zogeheten justitieschulden24 hebben. Met dit soort schulden is

23 Het is moeilijk om een gemiddelde voor de schulden te berekenen,

aangezien een aantal veelplegers niet weet of kan aangeven om welke

bedragen het precies gaat. Maar in de meeste gevallen belopen de schulden

meer dan 20 à 30.000 euro, terwijl ze in enkele gevallen zelfs meer dan

100.000 euro bedragen. 24 Dit zijn schulden in verband met eerdere strafrechtelijk opgelegde

boetes. Denk aan boetes als gevolg van verkeers- en economische delicten.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

24

het vrijwel onmogelijk om terecht te komen in een programma van de reguliere

schuldhulpverlening.

De combinatie van complexe doelgroep en leemtes in cruciale domeinen van de

potentiële nazorg maakt dat er tot op heden nog geen nazorgovereenkomst gesloten is

met een van de behandelde veelplegers. Alle acties hebben plaatsgevonden onder de

noemer van restscenario’s. Dit zet het nazorgoverleg onder druk. Hoewel de

kerngroepleden zonder meer spreken van een zinvol overleg - ‘deskundige mensen’,

‘zinvolle discussies’ e.d. - en ook van mening zijn dat de gekozen methodiek - te weten:

een ketengerichte aanpak - op zich juist is, voelt men wel de noodzaak om nu eindelijk

eens met een succesvolle overeenkomst - nazorg in ruil voor non-recidive gedrag - voor

de dag te komen. Vooral de leemtes in de hulpverlening baren zorgen, temeer omdat

men bij de aanvang van de werkwijze de verwachting had dat men de groep

veelplegers binnen die hulpverlening als prioritaire groep zou kunnen agenderen.

De geconstateerde lacunes zijn sinds de zomervakantie van 2007 diverse keren door

het casusoverleg nazorg intern besproken en ook naar buiten gebracht. Tevens zijn er

door het overleg verschillende aanpassingen en/of veranderingen voorgesteld om tijdens

het tweede projectjaar slagvaardiger en succesvoller te kunnen opereren.

In de nu volgende paragrafen zullen we meer systematisch en uitputtend op een rijtje

zetten hoe de werkwijze nazorg veelplegers zich in Nijmegen in 2007 ontwikkeld heeft

en welke knelpunten daarbij zijn opgetreden. Globaal hebben die knelpunten betrekking

op twee kanten van het proces: aan de ene kant de ontwikkeling en bespreking van

cliëntprofielen, aan de andere kant de uitvoering van in die profielen voorgestelde

hulpverlening. In beide kanten heeft men bovendien te maken met een onvoorspelbare

en grillige veelplegerdoelgroep.

5.3 Selectie van cliënten en totstandkoming van cliëntprofielen

Een cliëntprofiel is een beschrijving van en over een bepaalde veelpleger, aan de hand

van een standaardformulier, waarmee de deelnemers aan het casusoverleg nazorg een

inkijk geboden wordt in relevante achtergronden van de persoon in kwestie. Tevens is

het profiel een voorstel met betrekking tot het organiseren van de noodzakelijk geachte

(na)zorg.

Bij de totstandkoming van cliëntprofielen is sprake van een aantal logisch op elkaar

volgende stappen:

-Uit de elk kwartaal vernieuwde lijst veelplegers van de gemeente - die op basis van

politiecijfers tot stand komt - blijkt welke personen over twee maanden vrijkomen en

dus potentieel prioritaire doelgroep zijn voor het nazorgoverleg.

-Het Meldpunt Bijzondere Zorg maakt een selectie van de binnenkort te agenderen

veelplegers. Vervolgens gaat men aan de slag om de noodzakelijk geachte gegevens

over de personen in kwestie te verzamelen. Er wordt een bezoek bij de nog

gedetineerde veelpleger afgelegd, om na te gaan wat deze te bieden heeft aan wensen

en motieven. Verder worden gegevens gehaald uit dossiers, voor zover die beschikbaar

zijn, en kijkt men of de geselecteerden al in beeld zijn bij lokale

hulpverleningsinstanties.25

25 Met andere woorden: niet alle veelplegers die op de gemeentelijke lijst

voorkomen worden voor het nazorgtraject benaderd. Op basis van de

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

25

-Als het Meldpunt Bijzondere Zorg over genoeg informatie beschikt, wordt een

cliëntprofiel opgesteld. Hierin staat alle noodzakelijk geachte informatie, tevens wordt

een richting aangegeven met betrekking tot het nazorgtraject.

Elk cliëntprofiel is opgebouwd via informatie op een dertiental punten: actuele situatie,

algemene typering (soort veelpleger, motivatie, hulpbehoefte, zorggeschiedenis en

justitieel kader), GBA-gegevens, inkomen en verzekeringen, schuldensituatie,

huisvesting, lichamelijke klachten, psychosociale typering, psychiatrische problematiek,

opleidingsbehoefte, dagbesteding, werk en tenslotte de invulling van casemanagement.

Als er acties op bepaalde punten voorgesteld worden, gaat men steeds vijf stappen na:

wat is de actuele situatie, welke situatie wordt gewenst, welke actie moet ondernomen

worden, wie moet dat doen en wanneer moet dat gedaan worden?

Aldus zijn in 2007 in totaal 25 cliëntprofielen door het Meldpunt Bijzondere Zorg

gemaakt en op de agenda van het casusoverleg nazorg gezet.26 Van deze profielen zijn

er 7 één keer, 4 twee keer, 7 drie keer en 4 vier keer besproken. Men kan nog 6

profielen hierbij optellen: namelijk alle pilotcasussen uit 2006.

Het aantal verschillende profielen is minder dan aanvankelijk als doel (gemiddeld vier

casussen per overleg) werd gesteld. Aan de deelnemers van het casusoverleg is dit

probleem voorgelegd, met daarbij de vraag: welke knelpunten doen zich voor bij de

totstandkoming van de cliëntprofielen?

5.3.1 Het verzamelen van informatie duurt lang

Het Meldpunt Bijzondere Zorg geeft aan dat het moeilijk is om op basis van de lijst die

de gemeente levert vast te stellen bij welke veelplegers een nazorgtraject meer en bij

welke minder kans zal maken. “Op basis van de lijst kan niet meteen aangegeven

worden wie er geschikt is voor een verder traject. Je moet gaan praten met een hoop

mensen om het verhaal dat je in je hoofd hebt kloppend te maken.” (gesprek met

medewerkers Meldpunt in het kader van het evaluatierapport)

Op zich is dat niet het probleem, want het is juist de taak van het Meldpunt om dat

verder uit te zoeken. Maar vervolgens blijkt de informatie die men vindt in de dossiers

van justitie - de zogeheten basisdocumenten - zo summier van opzet te zijn, dat

aanvullend onderzoek steeds nodig is. De basisdocumenten bevatten eigenlijk vooral

oppervlakkige informatie, terwijl het Meldpunt Bijzondere Zorg - immers bezig om een

gedetailleerd profiel te maken - behoefte heeft om het verhaal achter een paar

oppervlakkige algemene gegevens te (re)construeren. Dat kost dus tijd, omdat flink

geïnvesteerd moet worden in het consulteren van verschillende bronnen die informatie

over de desbetreffende veelpleger kunnen aanleveren.

allereerst beschikbare informatie maakt het Meldpunt Bijzondere Zorg een

voorselectie op basis van de vastgestelde prioriteitenvolgorde. 26 Hoewel bij de prioritering is bepaald dat ISD-ers voorrang krijgen bij

degenen die in aanmerking komen voor een nazorgtraject, zijn er tot op

heden geen ISD-ers bij degenen waar een cliëntprofiel van gemaakt is. Dat

komt omdat alle “Nijmeegse’ ISD-ers in 2007 mog gedetineerd zaten. Dat

betekent dat de gemaakte cliëntprofielen op één uitzondering na

uitsluitend betrekking hebben op zeer actieve volwassen veelplegers die

binnen twee maanden of langer vrijkomen.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

26

Een bijkomend probleem hierbij is dat de gemeente een dossieropbouw kent - zie de

eerder genoemde dertien punten - die niet helemaal overeenkomt met de opbouw van

dossiers zoals die bij het meldpunt gebruikelijk is. In de praktijk is het niet altijd

eenvoudig gebleken om te ‘schakelen’.

Een ander bijkomend probleem is geweest een vrij lang doorwerkend verschil van

inzicht rond privacyaspecten. Om de cliëntprofielen te completeren heeft het Meldpunt

Bijzondere Zorg onder andere gegevens nodig van Iriszorg, om te kunnen achterhalen of

de cliënten daar bekend zijn, bijvoorbeeld in verband met hun zorgverleden. Maar

Iriszorg wilde gedurende een bepaalde periode niet meewerken aan deze

informatiestroom, omdat men moeite had/heeft met het gegeven dat bij Meldpunt

Bijzondere Zorg ook medewerkers die niet alleen met veelplegers werken toegang tot

de betreffende gegevens hebben. Na verloop van tijd is het verschil van inzicht

bijgelegd en is Iriszorg cliëntgegevens aan het meldpunt gaan verstrekken, echter

vanuit de toezegging dat er binnen afzienbare tijd een convenant privacy komt. Een

dergelijk convenant is nu in de maak.

5.3.2 Samenwerking met penitentiaire instellingen niet optimaal

Het is niet altijd eenvoudig geweest om met gedetineerde veelplegers in contact te

treden. Het Meldpunt Bijzondere Zorg wordt door de penitentiaire instellingen niet

gerekend tot degenen die vanzelf beroepshalve toegang hebben tot de doelgroep.

Daarom gaat er steeds tijd zitten in het aanvragen van die toegang.

Binnen de penitentiaire instellingen zijn zogeheten MMD-ers (medewerkers

maatschappelijke dienstverlening) actief met het voorbereiden van veelplegers op een

succesvolle terugkeer in de samenleving. De samenwerking met de MMD-ers is goed,

maar in de praktijk blijkt het niet gemakkelijk te zijn om het werk van de MMD-ers af te

stemmen met dat van de nazorg in Nijmegen. In de praktijk blijkt het intramurale traject

(hulp en zorg binnen de detentie) nog steeds niet goed aan te sluiten bij de extramurale

zorg vanaf het moment dat de veelplegers op vrije voeten zijn. De Nijmeegse

(schakel)functionaris die binnen het casusoverleg de unit Bijzondere Doelgroepen

vertegenwoordigt - klaagt erover dat nog teveel veelplegers zoals hij het formuleert:

hier op de stoep gedropt worden, zonder dat er sprake is van het in elkaar laten

overlopen van hulp tijdens detentie en hulp tijdens nazorg.

Een bijzonder, te verwachten afstemmingsprobleem tussen detentie en nazorg betreft

de ISD-ers. Tot op heden zijn er in Nijmegen nog geen ISD-ers in het nazorgtraject

beland. Dat komt omdat zij tot op heden hun detentie nog niet hebben mogen verlaten.

De eerste Nijmeegse ISD-ers die vrijkomen staan voor maart 2008 op de rol van het

casusoverleg nazorg. Het afstemmingsprobleem kan hem hierin zitten, dat we heel

moeilijk informatie kunnen krijgen hoe ze erbij lopen op het moment dat ze terugkomen,

dus waar een nazorgtraject op moet inhaken. Ook kan het zijn dat de betrokkenen op

het laatste moment besluiten om helemaal niet naar Nijmegen terug te keren. Die

overweging kan het gevolg zijn van een succesvolle therapie in detentie, met als direct

resultaat dat men liever in een andere stad gaat wonen, om niet temidden van oude

vrienden en bekenden in Nijmegen weer snel op het verkeerde pad te komen.

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

27

5.3.3 Spanning tussen wat de veelpleger wil en wat de deskundigen vinden

Bij de totstandkoming van bijna alle cliëntprofielen openbaart zich een spanning tussen

de wensen en zelfpercepties van veelplegers enerzijds en wat deskundigen haalbaar

achten anderzijds. De veelplegers hebben meestal een optimistischer kijk op hun

toekomst dan de hulpverleners. Vaak geven ze aan dat ze nu echt van plan zijn om hun

leven een positieve wending te geven. Of zeggen ze dat ze nu eindelijk vrij van

middelengebruik zijn. Etc.27 Vanuit die perceptie willen ze dat de gemeente - in casu het

nazorgoverleg - een baan of een huis regelt. En dan komt het wel goed, is de volgende

gedachte. Maar deskundige hulpverleners weten dat een dergelijk optimisme

allesbehalve reëel is.

Deze spanning komt in de totstandkoming van de cliëntprofielen tot uiting, omdat niet

altijd duidelijk is waar precies de objectieve beperkingen van de betreffende veelplegers

liggen. Algemene Reclassering heeft aangegeven meer informatie te willen over delict-

en recidivegedrag in het verleden, om beter te kunnen oordelen waar de risico’s precies

liggen. Iriszorg is van mening dat er diepgaander diagnostisch onderzoek moet

plaatsvinden, om in beeld te krijgen welke criminogene factoren in het geding zijn, op

welke leefgebieden en in welke context. In dit verband hebben trouwens meer

deelnemers van het casusoverleg nazorg tijdens de interviews aangegeven dat

veelplegers vaak niet goed gediagnosticeerd zijn. Vooral hun psychiatrische stoornissen

zouden niet altijd goed in beeld zijn.

5.3.4 Kortom: 25 profielen gemaakt, maar toch nog knelpunten

Het Meldpunt Bijzondere Zorg is erin geslaagd om in 2007 van 25 vrijkomende

veelplegers een profiel te maken (inclusief een traject voor nazorg) en dat aan te bieden

voor bespreking in het tweewekelijkse nazorgoverleg. Rond de totstandkoming van

deze cliëntprofielen zijn de volgende knelpunten geconstateerd:

• De basisinformatie die via lijsten en documenten bekend is, is te summier.

• Daardoor kost het relatief veel tijd om de profielen (via aanvullend onderzoek)

compleet of zoals iemand zei: panklaar te maken.

• De samenwerking met penitentiaire instellingen is nog niet optimaal, waardoor

zich problemen voordoen in de overgang van detentie naar nazorg.

• Sommige nazorgoverlegdeelnemers missen informatie over strafrechtelijke

en/of psychiatrische aspecten.

5.4 Ontwikkeling van het casusoverleg nazorg

Het casusoverleg nazorg is in 2007 twintig keer bij elkaar gekomen. Steeds in de vaste

samenstelling van de kerngroep (zie eerder), daarbij aangevuld met gemiddeld twee

‘externe’ partners per vergadering. Deze partners worden uitgenodigd wanneer een

bepaalde casus, die op de agenda staat, specifieke toelichting behoeft. Core business

van het casusoverleg betreft het bespreken van de door het Meldpunt Bijzondere Zorg

aangeleverde cliëntprofielen. In 2007 zijn 25 van dergelijke profielen voorbij gekomen.

Gebleken is dat de profielen tijdens de eerste keer bespreking in het overleg nog niet

(helemaal) compleet zijn. Daardoor komen ze later een tweede, derde en soms zelfs

vierde keer terug. In de tussentijd zijn acties uitgezet om de informatie die ontbreekt

27 Dit blijkt bijvoorbeeld uit de cliëntprofielen.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

28

aan te vullen. Bijvoorbeeld ontbreekt tijdens de eerste bespreking noodzakelijk geachte

informatie over het verleden van de cliënt. Of is onduidelijk wat er precies en door wie

gedaan moet worden om nazorg daadwerkelijk te regelen.

De kerngroepleden van het nazorgoverleg oordelen zonder meer positief over de

deskundigheid van de aanwezigen, maar men constateert ook een aantal knelpunten.

5.4.1 Overleg van deskundige mensen

Gebleken is dat de formule om ter zake deskundige mensen tweewekelijks te laten

spreken over individuele casussen van veelplegers zinvol is. De partners oordelen over

elkaar als zijnde door de wol geverfde deskundigen. Men beschouwt elkaar als

analytisch sterk. In wezen is er vrijwel altijd eenheid rond de duiding van een bepaalde

casus. Op zich is dat begrijpelijk, aangezien de kerngroep van het nazorgoverleg bestaat

uit mensen die al geruime tijd beroepshalve met veelplegers aan de slag zijn. Dit laat

onverlet dat het aanvullen en completeren van de cliëntprofielen meer tijd dan verwacht

in beslag neemt.

5.4.2 Het proces van aanvullende informatie verzamelen

Hieronder geven we een indruk te geven van welke acties ondernomen zijn om de

verschillende cliëntprofielen te completeren.

Het casusoverleg heeft ook de taak gekregen om leemten in voorzieningenaanbod,

beperkende regelgeving, etc. te signaleren en daarover vragen te stellen. Deze signalen

worden op het bordje gelegd van beleidsmakers. In de praktijk wil het casusoverleg dan

natuurlijk horen of er wat mee gedaan wordt en hoe het ermee staat. In het overzicht

staan hebben we ook voorbeelden opgenomen van dergelijke uitgevoerde acties en

gestelde vragen.

Rond huisvesting

• Bij een aantal casussen blijkt dat na een bepaalde detentieperiode iemand zijn

woning, voor zover hij die had, kwijtraakt, als gevolg van het niet betalen van

de huur. Het casusoverleg vraagt zich af of de huur tijdens de gevangenisstraf

kan worden doorbetaald. Deze vraag wordt uitgezet.

• In de richting van woningbouwcorporaties wordt de vraag gesteld welke

mogelijkheden er zijn woningen buiten de reguliere verhuur om tijdelijk te

gebruiken voor de huisvesting van veelplegers. Het blijkt dat de corporaties

slechts in beperkte mate mogelijkheden zien; ze zijn vooral huiverig voor een

situatie waarin de veelpleger voor overlast zorgt en vervolgens de persoon in

kwestie, immers onder huurbescherming vallend, wellicht niet onmiddellijk

verwijderd kan worden.28

• Vanaf mei doet zich rond diverse casussen de noodzaak voor om begeleid

wonen met de mogelijkheid van middelengebruik te realiseren. Maar in

werkelijkheid blijkt dit moeilijk te realiseren. Aldus wordt aan de gemeente - in

casu: Directie Inwoners - dit signaal afgegeven en om een oplossing gevraagd.

28 Op zich zijn de corporaties wel bereid om veelplegers te huisvesten, maar

dan moet er duidelijk sprake zijn van woonbegeleiding. Als die begeleiding

er niet is, wordt het risico als te groot ingeschat.

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

29

• Een medewerker van de NUNN (nachtopvang voor dak- en thuislozen) wordt

uitgenodigd om een keer te komen vertellen over de mogelijkheden die er voor

de opvang van veelplegers zijn.

Rond werk en inkomen

• Een bepaalde cliënt geeft aan na zijn detentie in de beveiliging te willen werken.

Vervolgens vraagt het casusoverleg zich af of een ex-gedetineerde überhaupt

wel een baan in de beveiliging kan krijgen? Na het inwinnen van informatie blijkt

dat dit niet mogelijk is.

• Men vraagt zich als zodanig af welke mogelijkheden er zijn om gemeentelijke re-

integratiegelden te gebruiken ten behoeve van Nijmeegse gedetineerden, die na

hun detentie zeker naar Nijmegen terugkeren. Het blijkt dat dit niet kan, omdat

degenen die langer dan zes maanden in detentie verblijven automatisch worden

uitgeschreven en vervolgens qua re-integratie vallen onder de middelen die

justitie heeft.

• Een aantal veelplegers wil een eigen bedrijf beginnen. Kan dat? Zijn er

cursussen waar men aan kan deelnemen? Er blijkt inderdaad een bepaalde

cursus te zijn. Men redeneert: als iemand de cursus volgt is de kans groot dat

hij in ieder geval een deel van zijn tijd van de straat af is en dan dus niet kan

recidiveren. Aldus heeft het overleg besloten om in een beperkt aantal gevallen

de bedoelde cursus aan te bieden.

• Bij vrijwel alle veelplegers is sprake van torenhoge schulden. Een groot deel van

die schulden betreft zogeheten justitieschulden; deze staan deelname aan

schuldhulpverlening in de weg. Zijn er geen mogelijkheden om de aflossing van

justitieschulden een tijdje op te schorten? Met deze vraag heeft het

casusoverleg het CJIB (Centraal Juridisch Incasso Bureau) benaderd. Het CJIB

bleek bereid voorlichting te geven en wekte bovendien de indruk dat er wel

mogelijkheden zijn.29 Vooralsnog oordeelt het casusoverleg niet zo positief over

deze opening.

Anders

• Praten met een familielid van de veelpleger, om een beter beeld van de persoon

te krijgen.

• Bij een tandarts nagaan welke mogelijkheden er zijn om het gebit van iemand te

saneren.

• Aan justitiële verslavingszorg vragen wat ze precies te bieden hebben aan

vrijkomende veelplegers.

• Een MMD-er uitnodigen om meer zicht te krijgen op de ISD-ers die wellicht in de

loop van 2008 naar Nijmegen komen.

Het blijkt dat de meeste acties die ondernomen zijn betrekking hebben op de organisatie

van zorgaspecten. In een paar gevallen betreft het het vergaren van aanvullende

informatie over een bepaalde veelpleger.

29 Bijvoorbeeld: opschorting terugbetaling boetes met drie jaar, maar wel

met de toezegging dat uiteindelijk het hele bedrag hoe dan ook

terugbetaald wordt.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

30

5.4.3 Knelpunten

Ondanks de op hoofdzaken positieve oordeelsvorming over het functioneren van het

nazorgoverleg is er sprake van een aantal knelpunten:

• Het uitnodigen van ‘externe’ partners blijkt elke keer weer een flinke logistieke

investering te zijn. Meestal worden ze gevraagd naar aanleiding van een

bepaalde casus, die zo snel mogelijk weer op de agenda komt. Het is dan

passen en meten, omdat iemand niet vanzelf ruimte in zijn of haar agenda

vindt. In het geval iemand niet kan, zijn er twee opties: de casus de volgende

keer toch bespreken, maar zonder de nieuwe partner, of de casus uitstellen tot

het moment dat de betrokkene wél kan aanschuiven.

• Vooral algemene reclassering, maar ook andere kerngroepleden hebben

aangegeven dat de casusbesprekingen doorgaans erg lang duren; althans in

totaal, omdat de meeste casussen een of meerdere keren terugkomen. Omdat

het cliëntprofiel de eerste keer nog niet compleet is, gaat men er die keer

globaal doorheen. Vaak zijn de echte knelpunten niet duidelijk en is aanvullend

onderzoek nodig. Met als gevolg dat een profiel zich lang in de tijd kan

uitrekken. Daarbij komt dat bij een volgende behandeling, door de wijze van

profielbeschrijving, niet steeds duidelijk is waar precies de nieuwe informatie zit

en de lezer gedwongen is om weer het hele profiel door te nemen.

• Mensen van Iriszorg hebben aangegeven dat er toch wel een spanning zit

tussen de vaste kerngroepleden en de ‘aanschuivers’. Ook de gasten buigen

zich over een totaal profiel, maar is dat wel nodig? Ze krijgen wellicht een

negatief beeld van een bepaalde persoon, zonder dat ze helemaal snappen om

welke complexe achtergronden en problemen het gaat. Iriszorg vraagt zich ook

af of in de cliëntprofielen meteen, de eerste keer dat ze besproken worden, al

een richting voor een mogelijk nazorgtraject opgenomen moet worden. Zou het

niet beter zijn om eerst alle beschikbare informatie te bespreken, om zich pas

daarna te buigen over de nazorg? De gemeentelijke ketenregisseur zegt dat

bewust niet voor deze mogelijkheid is gekozen, omdat dan de tijd die nodig is

om een casus af te ronden nog meer dan nu het geval is op het overleg gaat

drukken.

• De mogelijkheid is geopperd om ook iemand van de GGZ (geestelijke

gezondheidszorg) permanent te laten meedoen aan het nazorgoverleg. Dit in

verband met het feit dat bij vrijwel alle casussen psychiatrische en/of

psychosociale problemen een belangrijke rol spelen.

Ook al wordt de deskundigheid van degenen die structureel aan het casusoverleg

deelnemen alom geroemd en is er waardering op zich voor de methodiek waarmee de

cliëntprofielen tot stand komen, dan nog is de bespreking van die profielen tot nu toe

niet alleen bevredigend geweest. De meeste profielen zijn een of meerdere keren

opnieuw op de agenda gezet, vanwege onduidelijkheden qua informatievoorziening.

Wanneer vervolgens weliswaar bepaalde onduidelijkheden weggenomen worden -

bijvoorbeeld als er plotseling zekerheid is over het op huisvestingsgebied niet

meewerken van de corporaties - maar dit niet leidt tot het feitelijk gerealiseerd krijgen

van zorg, dreigt het casusoverleg in een vicieuze cirkel te komen. Het completeren van

cliëntprofielen is geen doel op zich, maar als uit de zorgrichting (die in de profielen

wordt aangegeven) blijkt dat de uitvoering hoe dan ook stagneert, is het denkbaar dat

de deelnemers aan het casusoverleg enigszins gedemotiveerd raken.

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

31

5.5 Doelgroep

Een aantal keren is al aan de orde gekomen dat in 2007 25 veelplegers met hun

cliëntprofiel besproken zijn in het casusoverleg nazorg. Deze 25 behoren op één na

allemaal tot de doelgroep zeer actieve volwassen veelplegers. Die ene uitzondering is

een zeer actieve jeugdige veelpleger. Deze selectie, die vooraf bepaald is door een

duidelijke prioriteitenvolgorde - eerst de vrijkomende ISD-ers en de zeer actieve

volwassen veelplegers!30 - maakt dat de behandelde casussen personen betreffen met

een zeer complexe achtergrond en problematiek. Eerder al bleek dat het juist rond deze

groep moeite kost om adequate profielen te maken. Later zal blijken dat ook de

uitvoering van nazorg rond deze groep extra gecompliceerd is. In deze paragraag kijken

we kort naar de belangrijkste kenmerken van de tot nu toe geselecteerde groep

veelplegers. De beschrijving is ontleend aan de cliëntprofielen.

De gemiddelde leeftijd bedraagt 36 jaar. Circa 60 à 65% van de veelplegers is tussen

30 en 40 jaar oud, eentje is ouder dan 50 en eentje jonger dan 20. Drie hebben een

niet-westerse allochtone herkomst - een Antilliaan, een Marokkaan en een Somaliër - en

slechts één veelpleger is een vrouw.

Een globale omschrijving

• Er is sprake van een ‘indrukwekkend’ detentie- en hulpverleningsverleden. De

zeer actieve veelplegers hebben al verschillende jaren van hun leven achter

tralies doorgebracht. De meeste van hen zijn ook al lang in beeld bij de

hulpverlening (verslavingszorg en hulpverlening op psychosociaal of

psychiatrisch terrein).

• In alle gevallen is er sprake van stoornissen op persoonlijk niveau. In het ergste

geval kan het gaan om een zware psychiatrische aandoening. In minder ernstige

vorm komen we border line, ADHD en/of een antisociale

persoonlijkheidsstructuur tegen. Doorgaans is er sprake van herkomst uit

problematische gezinnen. In principe zijn alle geselecteerde veelplegers

verslaafd aan alcohol en/of drugs.

• In nogal wat gevallen zijn veelplegers zowel verslaafd als in min of meerdere

mate zwakbegaafd of zwakzinnig. De hulpverleningswereld is niet ingericht op

deze combinatie

• De groep staat in principe ambivalent of huiverig tegenover (nieuwe)

hulpverlening. Aan de ene kant heeft men naar eigen zeggen slechte ervaringen

in het verleden opgedaan, in casu: is er weinig succes geboekt met betrekking

tot gedragsverandering. Aan de andere kant is een grote groep nu van mening

dat men zelf wel op het goede pad kan belanden. De een zegt geen drugs of

alcohol meer te gebruiken, terwijl een ander aangeeft echt van plan te zijn leven

te beteren.

• Op enkele uitzonderingen na31 zijn de zeer actieve veelplegers dak- of thuisloos.

Maar vanwege hun middelengebruik kunnen zij in principe geen gebruik maken

van de reguliere nachtopvang, omdat daar middelengebruik verboden is. Een

ander probleem is dat veel reguliere opvanginstellingen slechte ervaringen met

veelplegers in het verleden gehad hebben - denk aan agressief gedrag -

30 De eerste ISD-ers komen pas in de loop van 2008 vrij.

31 Het betreft dan bijvoorbeeld personen die bij een familielid of kennis

(tijdelijk) onderdak weten te vinden.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

32

waardoor zij niet staan te springen om de groep onderdak te bieden. Dak- en

thuisloosheid betekent ook het hebben van een beperkt sociaal netwerk danwel

een netwerk dat alleen bestaat uit mensen die in dezelfde omstandigheden

bivakkeren.

• De groep is (vaak extreem) laag opgeleid. Het grootste deel kan alleen

terugkijken op een niet geheel afgemaakte lts-opleiding. Als er sprake is van

werkervaring betreft het vaak bezigheden als sloopwerk, asbestverwijdering en

steigerbouw. Sommige zeer actieve veelplegers zijn zwakbegaafd. Het

gemiddelde IQ is laag.

• Er is sprake van enorme schulden. Meestal weten de betrokkenen zelf niet

hoeveel schulden ze hebben, maar in principe zou voor elke veelpleger

schuldhulpverlening geregeld moeten worden. Aangezien veel informatie op dit

gebied ontbreekt of niet correct is, is het niet mogelijk een gemiddelde van alle

schulden te presenteren. In vrijwel alle gevallen gaat het minimaal om 20 à

30.000 euro. Bij zeker één Nijmeegse veelpleger bedraagt de schuld zelfs meer

dan 100.000 euro.

Bij een van de gesprekken gaf een van de kerngroepleden van het nazorgoverleg de

volgende globale typering: “Het is een uiterst lastige groep. De kwestie veelplegers

betreft een weerbarstige materie. Van de tien zijn er negen verslaafd. Vaak zijn ze

afkomstig uit gezinnen waar die verslaving gemeengoed was. Ze hebben eigenlijk niets

om op terug te vallen. Geen psychisch houvast. Vaak zijn ze ook verkeerd

gediagnosticeerd. Deels ook omdat ze zelf continu elk psychologisch onderzoek

dwarsbomen. Ze willen niet voor gek verklaard worden. Maar de stoornissen zijn

doorgaans zeer ernstig, waardoor sommige rijp voor tbs zijn. Voor deze mensen zijn

drugs vaak een medicijn om lichamelijke en psychische pijnen te verzachten of te

maskeren. Hoewel ze een laag intelligentieniveau hebben, zijn ze echter vaak wel sluw

en berekenend als het gaat om het realiseren van hun eigen belang of genot.”

Volgens het Meldpunt Bijzondere Zorg zijn zeker 250 van de in totaal 400 potentiële

nazorgcliënten in Nijmegen zwaar complex. Dat houdt in dat in ieder geval voor deze

mensen effectieve hulp alleen geboden kan worden wanneer er een aanbod is dat die

hele complexiteit kan tackelen.

5.6 Uitvoering

Uit de omschrijving van de geselecteerde veelplegers (zie paragraaf 5.5) blijkt dat de

dertig behandelde casussen ‘zware’ gevallen betreffen. Dat betekent dat het aanbod

aan nazorg in al deze gevallen een keten van veel verschillende voorzieningen moet zijn.

Aangezien het daarbij vooral gaat om de onderlinge samenhang en ook daadwerkelijke

aanwezigheid van die voorzieningen is de uitvoering al per definitie complex en precair.

Daarbij komt dat veelplegers op zich niet echt warmlopen voor activiteiten in de sfeer

van hulpverlening. Het minste of geringste probleem kan daarom aanleiding zijn voor

het mislukken van een in gang gezet traject.

Tot nu toe, in de loop van 2007, heeft het casusoverleg nazorg in Nijmegen in de sfeer

van uitvoering een aantal zaken opgeleverd, m.n. dat de behandeling van de 25

casussen de samenwerking en het vertrouwen tussen partijen heeft verbeterd.

Daarnaast heeft het veel inzicht en ervaringen opgeleverd, met als resultaat o.a.

adviezen over wat ontbreekt op zorggebied. Qua uitvoeringsresultaat heeft het

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

33

nazorgtraject er toe bijgedragen dat voor een groot deel van de betreffende 25

veelplegers een restscenario geldt waarin op zijn minst sprake is van enige begeleiding

en controle. Wat nog niet is bereikt is het afsluiten van daadwerkelijke

overeenkomsten. Met niemand is het gelukt om tot een overeenkomst - dus: nazorg in

de context van non-recidive gedrag - te komen. In deze paragraaf kijken we daarom

vooral naar de knelpunten in de uitvoering, waarbij het in de uitvoering van 2007 dus

louter gaat om restscenario’s.

Zoals gezegd zijn veelplegers personen die op weg naar hun resocialisatie op

verschillende terreinen hulp nodig hebben. Hieronder een overzicht met de meest

cruciale aspecten in de uitvoering. In de volgende paragrafen lichten we deze aspecten

verder toe.

• identiteitspapieren, omdat zonder deze documenten de toegang tot

verschillende voorzieningen geblokkeerd is;

• een uitkering (om in levensonderhoud te kunnen voorzien), hetzij te verkrijgen

via continuering van een al bestaande regeling, hetzij door een nieuwe

voorziening aan te vragen;

• huisvesting, om ervoor te zorgen dat men niet op straat gaat zwerven en weer

snel in de verleiding komt delicten te plegen;

• het begin van een regeling voor de torenhoge schulden, gekoppeld aan een

vorm van schuldhulpverlening;

• therapie om begeleid te worden in het verlichten van psychiatrische en

psychosociale problemen;

• (op de een of andere wijze) een vorm van dagbesteding.

Voorafgaande aan de bespreking van de knelpunten in de uitvoering en voor alle

duidelijkheid de volgende toelichting m.b.t. het verschil tussen zorgovereenkomsten en

restscenario’s.

Hoofddoelstelling van het nazorgproject is het creëren van een zorgarrangement en het

sluiten van een zorgovereenkomst. Een arrangement is een samenhangend stelstel van

nazorgvoorzieningen. Een overeenkomst is er wanneer een veelpleger akkoord gaat met

het aanbod van die voorzieningen en als ruil daarvoor verklaart niet te recidiveren. De

overeenkomst wordt middels een handtekening bekrachtigd. De overeenkomst wordt

als succesvol betiteld wanneer gedurende de looptijd van het project - in principe twee

jaar, soms langer - inderdaad geen recidive heeft plaatsgevonden. Wordt er wél

gerecidiveerd, dan kunnen sancties ingezet worden. Bepaalde voordelen op

hulpverleningsgebied kunnen dan wegvallen, maar in het ergste geval kan de hele

overeenkomst nietig verklaard worden of wordt de veelpleger (opnieuw) voorgedragen

voor opname in een ISD (Inrichting voor Stelselmatige Daders).

Als het niet lukt om met iemand een zorgovereenkomst af te sluiten kan er gekozen

worden voor een zogeheten restscenario. Dit is een stelsel van afspraken die

verschillende hulpverleningsinstanties met elkaar maken ten behoeve van een bepaalde

casus. Het betreft dus eigenlijk die zaken die men in ieder geval voor de veelplegers,

ook zonder overeenkomst, kan regelen, zonder dat er echter een non-recidive

verplichting tegenover staat, maar die wel bijdragen aan het verkleinen van de kans om

te recidiveren. Als zodanig is een restscenario weliswaar minder dan een

overeenkomst, maar tegelijk ook een nastrevenswaardig alternatief.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

34

5.6.1 Identiteitspapieren en uitkering: goed geregeld

In alle 25 behandelde casussen zijn identiteitspapieren en een uitkering geregeld. Daar

moet bij verteld worden dat er in veel gevallen geen actie ondernomen hoeft te worden,

omdat de betrokkene al in bezit was van een geldig paspoort of een geldige

identiteitskaart, danwel al een uitkering had lopen via een andere instantie (bijvoorbeeld

WAO of WAJONG). Bij ongeveer de helft van de behandelde casussen is binnen de

gemeente Nijmegen een bijstandsuitkering geregeld, via de unit Bijzondere Doelgroepen

van Werk & Inkomen. Dit werk is soepel verlopen. Dat komt vooral omdat sinds het

casusoverleg nazorg één loket bij Bijzondere Doelgroepen voor veelplegers gerealiseerd

is. Voorheen waren er meerdere loketten. Nu is één persoon duidelijk verantwoordelijk

voor veelplegers en in die hoedanigheid tevens vraagbaak voor derden.

5.6.2 Leemtes in de zorgketen op andere gebieden

Met betrekking tot vier andere cruciale nazorgaspecten - huisvesting, regeling voor

schulden, therapie en dagbesteding - zijn er zodanige leemtes in de hulpverlening

gebleken dat adequate nazorg, in de zin van zorgarrangementen/-overeenkomsten

vooralsnog niet van de grond is gekomen.

• Huisvesting is alleen al daarom cruciaal omdat het nazorgoverleg redeneert: als

een (potentiële) veelpleger een dak boven zijn hoofd heeft, dan heeft hij iets te

verliezen en is dan minder geneigd terug te vallen in crimineel gedrag. Maar: in

de praktijk is huisvesting eigenlijk alleen te realiseren als aan twee voorwaarden

voldaan is. Het moet mogelijk blijven om, zij het soms in beperkte mate, ‘te

gebruiken’, aangezien helemaal stoppen met middelen voor de meeste

veelplegers geen haalbare optie is; plus moet er sprake zijn van persoonlijke

begeleiding. Daarom heeft het nazorgoverleg steeds twee mogelijkheden

bekeken: de tijdelijke inzet van woningen buiten de reguliere verhuur om en op

individuele maat van veelplegers toegesneden begeleid wonen. Beide

mogelijkheden zijn nog geen werkelijkheid geworden. Woningbouwcorporaties

zijn alleen dan bereid om woningen voor veelplegers in te zetten als er sprake is

van woonbegeleiding. Ze vrezen overlast, ze willen absoluut geen confrontatie

met buurtbewoners en zijn bang dat veelplegers, indien ze voor overlast zorgen,

moeilijk uit hun huis gezet kunnen worden.

• Schulden vormen voor vrijgekomen veelplegers een groot struikelblok. In

belangrijke mate betreft het zogeheten justitieschulden. Deze moeten in ieder

geval in hun geheel terugbetaald worden, verder blijkt opschorting vrijwel

onmogelijk.32 Aangezien veelplegers doorgaans totaal geen notie hebben over

de hoogte van hun schuld en daarbij nooit geleerd hebben hoe men adequaat en

verantwoord met geld om moet gaan, is schuldhulpverlening in combinatie met

budgetbeheer dringend geboden. Maar: in de praktijk moeilijk te realiseren.

Reguliere instellingen op dit gebied hebben wachtlijsten en zijn niet geneigd om

prioriteit aan veelplegers toe te kennen. Bovendien gaan alle potentiële

schuldregelingen steeds uit van een vermindering van de totale schuld en

daarbij opschorting van afbetaling, maar dat blijkt nu net bij justitieschulden

onmogelijk te zijn. Circa tien personen zijn ondergebracht bij budgetbeheer van

32 Alleen boetes kunnen een tijdje opgeschort worden, maar boetes maken

slechts een klein deel uit van alle justitieschulden.

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

35

Iriszorg. Deze mensen krijgen leefgeld - nadat vaste lasten door de instelling

betaald zijn - dat men met een alleen daarvoor bestemd pasje op een aparte

rekening kan afhalen.

• De zorg op de gebieden psychiatrische/psychosociale hulp en dagbesteding

stagneert in verband met wachtlijsten bij instellingen en het slechte profiel van

veelplegers. Er is in de omgeving van Nijmegen een aantal mogelijkheden om

veelplegers te plaatsen - denk aan: RIBW (Regionale Instelling Beschermde

Woonvormen), IMC (Intramuraal Motivatie Centrum)33 en Kairos (een poli- en

dagkliniek voor ambulante forensische psychische hulp) - maar in de praktijk

komt het niet of nauwelijks van de grond. De volgende complicaties doen zich

voor:

-er zijn wachtlijsten,

-specifieke hulp voor veelplegers is er gewoon niet,

-veelplegers passen niet in groepstherapieën, en

-instellingen hebben slechte ervaringen met veelplegers.

Het eerder al geformuleerde dilemma doet zich voor: wanneer bepaalde schakels in de

nazorgketen niet (optimaal) werken, kan dat, mede in verband met de complexe en

grillige positie van de veelplegers zelf, funeste gevolgen hebben. Omdat er diverse

leemtes in de nazorgketen blijken te zijn, lukt het niet om daadwerkelijk tot

zorgarrangementen/-overeenkomsten te komen. Daarom zijn er in de praktijk van de

nazorgaanpak (in 2007) alleen nog maar restscenario’s tot stand gekomen.

5.6.3 Andere uitvoeringsaspecten

De leemtes in de zorg, gepaard gaande met de grillige instelling van de veelplegers,

zorgen ervoor dat de nazorgaanpak tot op heden anders verloopt dan de bedoeling was.

Men kan de argumenten die wat dat betreft naar voren zijn gekomen nog aanvullen met

de volgende kanttekeningen:

• Tussen veelplegers die een zorgovereenkomst ondertekenen en de rest gaapt

een gat, wat betreft het hanteren van een stok achter de deur. In het geval van

een ondertekende zorgovereenkomst kunnen sancties ingezet en als stok achter

de deur gebruikt worden. Maar bij de overigen (en dat zijn ze vooralsnog dus

allemaal) kan men alleen dwingend te werk gaan - bijvoorbeeld iemand een

bepaalde voorziening onthouden als hij niet meewerkt aan een overeenkomst -

als er sprake is van een juridisch kader, in casu justitieel toezicht. Dat is het

geval als de rechter dat bij het uitspreken van de strafmaat oplegt. Maar in

vrijwel alle Nijmeegse gevallen ontbreekt een dergelijk kader. Het casusoverleg

nazorg heeft een verzoek gedaan aan justitie om te bekijken of niet in meer

gevallen justitieel toezicht kan worden opgelegd bij veelplegers.

• Kennelijk is er een paradox wat betreft de opzet van het casusoverleg - nazorg

bieden - enerzijds en het feitelijke uitvoeren van nazorgaspecten anderzijds. Er

worden profielen geconstrueerd die aangeven waar de hulp voor een bepaalde

veelpleger uit moet bestaan, maar vervolgens blijkt die hulp praktisch niet

geboden te kunnen worden. Dit doet verlangen naar (bindende) convenanten.

Immers hiermee zouden uitvoerende partners gebonden kunnen worden aan het

33 In het IMC worden drugsverslaafden, die nog te weinig eigen motivatie (om

af te kicken) hebben, geholpen bij het leren leven zonder middelengebruik.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

36

uitvoeren van gemaakte afspraken. Vooral de vertegenwoordigers die vanuit

Iriszorg aan het casusoverleg deelnemen, verbazen zich over het ontbreken van

convenanten. Maar volgens de gemeentelijke ketenregisseur zijn die er niet

omdat een jaar geleden, bij het begin van de nazorgaanpak in Nijmegen, er bij

de instellingen nog geen enkele bereidheid was om zich vooraf te binden, bijv.

door het geven van hogere prioriteit aan de behandeling van veelplegers

(omzeilen van wachtlijsten). Ook was nog helemaal niet duidelijk was om welke

afspraken het zou moeten gaan. Die bereidheid is nog steeds niet zichtbaar,

maar wel is er nu meer duidelijkheid om wat voor soort afspraken het kan gaan

en kan dus toegewerkt worden naar convenanten.

• Tot op heden is er geen extra casemanagement ingezet. Van de veelplegers die

in het casusoverleg aan de orde zijn geweest heeft circa de helft al een

casemanager. Er was 100.000 euro gereserveerd voor extra inzet op dit gebied,

maar er is uitsluitend gebruik gemaakt van de bestaande casemanagers en

casemanagers die via instanties die veel met de veelplegers te maken hebben

worden geleverd. Alleen: sinds eind 2007 begint het qua tijdsinvestering

enigszins te knellen en wordt eraan gedacht om het geld voor extra

casamanagement toch te gaan gebruiken.

5.7 Oordelen over de gang van zaken tot nu toe

Voor de vaste deelnemers aan het nazorgoverleg is het uitblijven van overeenkomsten

frustrerend. Immers: waartoe houdt men een zorgketen in stand, als er alleen

restscenario’s ontstaan en er geen ondertekende zorgovereenkomsten afgesloten

kunnen worden. Is dat voldoende resultaat? Het perspectief van ketengericht werken

staat of valt met de gezamenlijke oriëntatie van de ketenpartners. Die is er, maar staat

door het uitblijven van overeenkomsten enigszins onder druk. Op zich is men van

mening dat het casusoverleg nazorg gecontinueerd moet worden, maar dan moet er

wel iets veranderen. Op papier ziet de ketengerichte methodiek er goed uit, maar in de

praktijk van de uitvoering zijn er duidelijke haperingen.

5.7.1 Tussen realisme en pessimisme

Over de hele linie wordt de inzet van de ketenpartners - althans op het niveau van het

tweewekelijkse nazorgoverleg - geprezen. Het feit dat men elke twee weken acte de

présence geeft en dat er elke keer deskundig en analytisch sterk vergaderd wordt over

de ingebrachte casussen stemt tot tevredenheid. Qua algemene oriëntatie looft men de

aanpak, omdat serieus geprobeerd wordt om van betekenis te zijn voor de resocialisatie

van ex-gedetineerde veelplegers. Realistisch is om te erkennen dat de uitgezette

methodiek goed is, maar nog in de kinderschoenen staat en dus nog in ontwikkeling is.

De basis is er in ieder geval. Maar pessimistisch stemt dat er qua einddoel een te gering

rendement is. Zoals iemand tijdens het onderzoek stelde: “je kunt geen keten in stand

houden zonder resultaat in de sfeer van effecten.”

5.7.2 Een juiste maar fragiele aanpak?

Vooral degenen die al langer met veelplegers in de weer zijn - Iriszorg, Meldpunt

Bijzondere Zorg, maar ook algemene reclassering - vragen zich af wat precies de

meerwaarde van het casusoverleg nazorg is. Immers ook zonder dit overleg wordt van

alles voor veelplegers gedaan. Om praktische zaken, zoals een uitkering en een

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

37

paspoort, geregeld te krijgen hebben veelplegers op zich geen casusoverleg nazorg

nodig. En juist de zaken die altijd al een probleem vormden - schuldhulpverlening,

huisvesting en psychosociale begeleiding - zijn nu nog steeds een struikelblok. Toen

men ging aanschuiven bij het nazorgoveleg deed men dat in de verwachting dat nu

eindelijk de aloude problemen bij de aanpak van veelplegers niet alleen zouden worden

gesignaleerd, maar ook zouden kunnen worden opgelost. Maar dat is dus niet het

geval. Eerder overlegde men ook al met elkaar, op casusniveau - maar zonder de

gemeente erbij - nu is er sprake van gemeentelijke ketenregie. Men krijgt meer inzicht in

de materie, via restscenario’s wordt vindt er in ieder geval enige begeleiding van

veelplegers plaats, maar men krijgt de echt benodigde hulp nog steeds niet voor elkaar.

Hoe zit dat?

Het antwoord van de gemeente, althans van de ketenregisseur, luidt dat het bij de

nazorgaanpak weliswaar om een juiste aanpak gaat, maar om een aanpak die uiterst

fragiel is. Er hoeft maar iets te ontbreken en de keten werkt niet. Maar het gaat om een

aanpak in ontwikkeling. Juist die ontwikkeling is ook zo bedoeld: om met vallen en

opstaan na te gaan waar precies de knelpunten in de hulpverlening zitten. Een jaar

geleden was niet exact bekend waar die knelpunten precies zitten en wat men precies

van instellingen moet vragen, nu weten we dat wel en dus kunnen we verder...om de

hobbels uit de weg te ruimen. “Op basis van de ervaringen van het afgelopen jaar”, zo

stelt de ketenregisseur, “kunnen we nu onderbouwd aangeven wat nodig is om een

succesvolle nazorgaanpak te voltooien.”

Een ander punt betreft de integrale aanpak. Voorheen bestond er ook multidisciplinair

overleg. Ook de huidige participanten in het project vinden dat dat veel te vrijblijvend

was. Partijen hielden zich niet aan afspraken en er was niemand die het gezag of de

invloed had de anderen daarop aan te spreken. Die rol verwachtte men van de

gemeente. De meerwaarde wordt nu wel gevoeld (zie ook de volgende paragraaf), al

blijft het een tegenvaller dat het nog niet heeft geleid tot zorgovereenkomsten.

5.7.3 Over de invulling van de gemeentelijke ketenregie

Anders dan in de eerdere situatie - toen er geen structureel nazorgoverleg was - is nu

de gemeente als partij direct betrokken bij de nazorg van veelplegers en daarbovenop,

als ketenregisseur, aanjager van het hele proces. De belangrijkste

verantwoordelijkheden binnen de gemeentelijke regie zijn: zorgen dat het casusoverleg

elke twee weken bij elkaar komt, zorgen voor de totstandkoming van de cliëntprofielen

- zoals bekend is dit uitbesteed aan het Meldpunt Bijzondere Zorg - en bewaken van de

ketengerichte en multidisciplinaire aanpak.

Als zodanig zijn de ketenpartners van mening dat de invulling van de gemeentelijke

ketenregie als positief gezien moet worden. De nazorgaanpak is vanuit een heldere

methodiekontwikkeling van de grond gekomen. Zoals een van de partners treffend zei:

“het huis staat, nu de inrichting en de bewoners nog.”

Toch zijn er twee knelpunten rond de gemeentelijke ketenregie gesignaleerd:

• Door de deelname van de gemeente aan de nazorg (voor veelplegers) is de

verwachting ontstaan dat al langer bestaande problemen - in casu: het

ontbreken van effectieve (na)zorg - opgelost zullen worden. Het zal duidelijk zijn

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

38

dat ook de gemeente er vooralsnog niet in geslaagd is om de leemtes in de

zorgketen aan te pakken. Hoewel die leemtes nu wel met argumenten omkleed

benoemd kunnen worden.

• Zeker in het eerste half jaar van het casusoverleg, vinden de deelnemers, is de

rol van de gemeentelijke ketenregisseur tamelijk dominant geweest. Daardoor

voelde men zich soms geremd om kritiek en twijfels te uiten. Na de

zomervakantie is er echter meer ruimte gekomen voor evaluatieve en kritische

invalshoeken. In deze ruimte moet men de (in paragraaf 5.8. te behandelen)

tussentijds ondernomen acties plaatsen.

5.7.4 Doelen bijstellen?

Breed gedragen wordt de vraag of het wel juist is om de gehanteerde prioriteitstelling

vast te houden. Weliswaar valt er veel te zeggen voor het eerst behandelen van de

meest ernstige gevallen - de zeer actieve volwassen veelplegers - want die zorgen voor

de meeste overlast, maar met deze mensen valt succes moeilijk te bereiken. En dat is

ook een frustratie die een negatieve psychologische rol speelt: als succes uitblijft,

wordt het steeds moeilijker om in de projectformule als zodanig te blijven geloven. De

gedachte is dat er minder ernstige veelplegers zijn, voor wie gemakkelijker hulp te

vinden is en met wie het mogelijk moet zijn om tot nazorgovereenkomsten te komen.

De minder ernstige gevallen zijn ook wel verslaafd of kampen met een psychosociaal

probleem, maar met een beetje begeleiding kunnen ze ergens zelfstandig wonen en dan

is er in ieder geval een begin van een succesvol resocialisatietraject. Tegelijkertijd blijft

dan natuurlijk wel de vraag liggen: kan er überhaupt nazorg voor de zeer actieve

volwassen veelplegers georganiseerd worden?

5.8 Tussentijds ondernomen acties

Voor de zomervakantie werd in het casusoverleg nazorg al regelmatig de vraag gesteld

“hoe zijn we bezig”? Dat gebeurde steeds op het einde van een overleg. Soms iets

langer, meestal kort. Dat was ook nadrukkelijk onderdeel van de overeengekomen

werkwijze. Het bespreken van de problemen zoals die tot nu toe in deze rapportage

benoemd zijn maakt sinds de zomervakantie integraal deel uit van het casusoverleg.

Met andere woorden: de deelnemers hebben (zelf)kritisch naar de gang van zaken

gekeken en er is actie ondernomen om bepaalde knelpunten te signaleren of aan te

pakken. Daarbij kunnen we de volgende momenten onderscheiden:34

Met de benen op tafel-overleg (11 september)

Tijdens dit overleg wordt er voor het eerst uitvoerig stilgestaan bij de tegenvallende

resultaten. De volgende aandachtspunten zijn naar voren gekomen:

• Door de selectie tot de meest ernstige gevallen te beperken, is het nog niet

gelukt om daadwerkelijk met iemand een overeenkomst af te sluiten. Tevens

houdt de selectie in dat men veel tijd kwijt is per casus.

• Er is een groot verschil tussen wat de cliënten willen en wat de professionele

hulpverleners mogelijk achten. Het maximale zit er meestal niet in. Van daaruit

de vraag: “gaan we alleen voor het volledige arrangement of laten we ook

34 In de beschrijving van de ondernomen acties komen veel punten terug die

ook al in de voorafgaande paragrafen benoemd zijn.

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

39

kleine stapjes meetellen?” En de opmerking: “We moeten wellicht eerder

concluderen dat de ideale of optimale aanpak niet haalbaar is en genoegen

nemen met praktisch haalbare doelstellingen.”

• Er zijn vele leemtes in de keten van nazorgvoorzieningen. Noodzakelijk geachte

voorzieningen zijn er niet, denk bijvoorbeeld aan specifieke huisvesting.

Veelplegers vormen nog steeds geen prioritaire doelgroep bij veel

maatschappelijke instellingen.

Informatiebrief voor de raad (13 november)

De gemeentelijke ketenregisseur informeert in oktober B&W en raad tussentijds over de

stand van zaken, met daarbij veel nadruk op knelpunten:

• Het aantal behandelde casussen blijft achter bij de ambitie. Het kost veel tijd

om de casussen voor te bereiden. Met de cliënten moeten vaak meerdere

gesprekken gevoerd worden. Aanvankelijk werd gedacht meteen met een

traject te kunnen beginnen, maar dat blijkt nooit het geval te zijn. Het duurt

lang om de profielen te completeren. Het is een flinke logistieke investering om

externe deelnemers bij het overleg te betrekken.

• Er is gestart met de moeilijkste doelgroep. Bij deze groep is de motivatie voor

een nazorgarrangement/-overeenkomst grillig en laag, mede als gevolg van

gepercipieerde negatieve ervaringen in het verleden. Daardoor zijn er tot op

heden nog geen overeenkomsten gesloten en is er alleen sprake van

restscenario’s. De ervaring leert dat veelplegers tijdens hun detentie wel

aangeven gemotiveerd voor een nazorgtraject te zijn, maar als ze eenmaal vrij

zijn verslapt die motivatie. Vervolgens heeft men nauwelijks middelen die als

stok achter de deur gebruikt kunnen worden. De meeste veelplegers zijn

eigenlijk alleen via een drang- en dwangtraject over te halen, maar dat kan

alleen als er sprake is van een justitieel kader35 en dat is nu juist bij het gros

van de veelplegers afwezig.

• Bepaalde voorzieningen (huisvesting, een oplossing voor de justitieschulden)

zijn er niet. Voor andere voorzieningen (budgetbegeleiding, psychosociale hulp,

woonbegeleiding bestaan wachtlijsten.

• Positief is wel dat een aantal praktische zaken soepel geregeld wordt. Denk

aan het verschaffen van identiteitsbewijzen, hervatten van uitkeringen en (in

enkele gevallen) plaatsen bij budgetbeheer. Verder is de zogeheten Buitenwijzer

gerealiseerd. Dit is een aan MMD-ers verstrekte soort sociale kaart, waarmee

de naar Nijmegen komende veelplegers kunnen zien bij welke instanties ze

terecht kunnen voor hulp36. Ook is de schakelfunctionaris - die gaat

bemiddelen tussen MMD-ers en lokale voorzieningen - is actief geworden.

35 Hiervan is sprake als de rechter bij de strafoplegging duidelijke

voorwaarden verbindt aan de invrijheidsstelling, bijvoorbeeld inschakeling

van reclasseringswerkzaamheden, waardoor er een verplichtend kader is om

iemand op vast te pinnen. 36 De Buitenwijzer is er niet primair voor de veelplegeraanpak. De

Buitenwijzer is bedoeld voor de veel grotere groep ex-gedetineerden en

wordt bekostigd m.b.v provinciaal geld. Hetzelfde geldt voor de

schakelfunctionaris. Dit instrument is in feite gericht op de groep

gedetineerden die buiten de veelplegeraanpak valt.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

40

Nazorgoverleg (20 november)

Tijdens dit reguliere nazorgoverleg komt spontaan een discussie van de grond, waarin

de deelnemers vragen stellen bij de meerwaarde van de aanpak. Uit dit overleg zijn de

volgende punten naar voren gekomen:

• Bij herhaling is gedurende het nazorgoverleg geconstateerd dat huisvesting en

justitieschulden belangrijke knelpunten zijn. Daardoor zijn er nauwelijks

mogelijkheden om overeenkomsten te sluiten. De deelnemers ervaren dit als een

teleurstelling en als een desillusie die niet strookt met de serieuze inzet van het

overleg.

• De vraag is of voorafgaande aan het nazorgoverleg teveel verwachtingen

gewekt zijn. Een aantal kerngroepleden oppert namelijk dat men aan het begin

echt dacht dat nu eindelijk een aantal voorzieningen voor veelplegers

gerealiseerd zouden gaan worden. De gemeentelijke ketenregisseur geeft echter

aan dat nooit toezeggingen op dit gebied gedaan zijn. Sterker: vooraf is

aangegeven dat het casusoverleg nazorg niet mag treden in de

prioriteitenbepaling van de instellingen.

• Er moet een convenant komen, waarbij instellingen vooraf aangeven welke

middelen zij gaan inzetten. Ideaal zou zijn wanneer men op voorhand een aantal

plaatsen of een bepaalde hoeveelheid capaciteit reserveert.

• Het blijft zinvol door te gaan, maar de ambities moeten bijgesteld worden. Er

wordt voor gepleit om geen casussen meer op te pakken waarbij al op voorhand

vaststaat dat ze toch niets kunnen worden.

Overleg in verband met de tijdelijke inzet van woningen buiten de reguliere verhuur om

(november)

Er wordt gedacht aan zo’n tien, over de stad verspreide panden, om veelplegers tijdelijk

te huisvesten. Hierover is er overleg met woningstichting Portaal. Onder voorwaarden -

met name met betrekking tot strakke begeleiding - wil de corporatie de beoogde inzet

van deze woningen in overweging nemen. Zo moeten de veelplegers uitgebreid

gescreend worden. En als ze blijken geschikt te zijn, moeten de huurvoorwaarden

worden aangepast, om ze snel uit ‘hun’ woning te kunnen verwijderen, wanneer ze

over de schreef gaan. De zaak is nog niet tot een bevredigende oplossing gekomen.

Brandbrief naar DIW (Directie Inwoners)

De urgentie van huisvesting met intensieve begeleiding bij het wonen wordt bij de

Directie Inwoners onder de aandacht gebracht, omdat deze gemeentelijke directie het

initiatief moet nemen om een dergelijke voorziening te realiseren. In een brief vraagt het

nazorgoverleg zich af of de urgentie wel in voldoende mate duidelijk is bij DIW.

Benadrukt wordt dat:

-de bedoelde voorziening er nog niet is,

-voor voorzieningen die er wel zijn wachtlijsten bestaan, en

-corporaties alleen bereid zijn om woningen voor veelplegers ter beschikking te stellen

als er sprake is van woonbegeleiding.

Daarom, zo staat in de brandbrief, kan de belangrijkste component van de

nazorgovereenkomsten, namelijk huisvesting, niet geregeld worden en staat aldus de

toekomst van de Nijmeegse nazorgaanpak onder druk.

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

41

Brief aan arrondissementaal justitieel beraad (14 december)

Wederom worden de knelpunten benoemd: ontbreken van woonruimte, lange

wachtlijsten bij instellingen en de problematiek van justitieschulden. Verder wordt

gewezen op het probleem van de jeugdige veelplegers. Een aantal van deze mensen

groeit namelijk zeer snel, nadat de leeftijd van achttien jaar bereikt is, dóór tot de groep

zeer actieve volwassen veelplegers.

Aandachtspunten Meldpunt Bijzondere Zorg (oktober)

Apart van het nazorgoverleg heeft het meldpunt aandacht gevraagd voor een aantal

knelpunten:

• het feit dat de gemeente andere intakeformulieren gebruikt dan de

standaardformulieren die bij het meldpunt gebruikt worden,

• het gegeven dat de te raadplegen bronnen en documentatie over veelplegers

weinig informatie bevat,

• dat het moeite kost om de noodzakelijke gegevens bij elkaar te sprokkelen, en

• dat het meldpunt officieel geen toegang heeft tot de gevangenissen.

Men pleit voor het vasthouden van het structurele overleg tussen het meldpunt en de

gemeentelijke ketenregisseur. Voorafgaande aan elk casusoverleg is er tenminste

eenmaal en soms tweemaal een dergelijk overleg geweest. Welke casussen zijn

bespreekbaar? Welke nieuwe casussen pakken we op? Dit overleg zou nog sterker

ingezet kunnen worden om aan het begin van de nazorgaanpak tot een zo goed

mogelijke selectie van onder handen te nemen veelplegers te komen. Tevens wil men

tweewekelijks met de justitiële verslavingszorg overleggen om de lijst met veelplegers

te screenen. Verder wil men vaker geïnformeerd worden over de verdere ontwikkeling

van veelplegers van wie men de casussen heeft voorbereid.

5.9 Hoe verder?

De lijn in het voorafgaande was: op zich is de ontwikkelde nazorgaanpak in Nijmegen

de moeite waard, maar er zijn cruciale knelpunten. Voor een deel komen die voort uit

het gegeven dat de groep veelplegers, waar prioritair voor gekozen is, een zodanig

moeilijke groep is dat effectieve nazorg in ieder geval moeilijk zal zijn. Voor een ander

deel zijn er bepaalde voorzieningen - vooral in de sfeer van schuldhulpverlening,

huisvesting en psychosociale begeleiding - niet, niet op tijd of niet op maat (van de

veelplegers). Daardoor komt de essentie van de ketenaanpak in het geding: als de

nazorg niet geregeld kan worden, praktisch, zit men in dezelfde situatie als de situatie

zoals die er was vóór de start van het project.

Met andere woorden: doorgaan? Ja, zeggen alle deelnemers van het casusoverleg,

maar met duidelijke aanpassingen. Anders heeft het geen zin. Welke zijn die

aanpassingen?

1. Aanpassing van de prioriteitstelling. Hoewel het in het kader van

overlastreductie logisch is om de meest actieve volwassen veelplegers het eerst

te polsen voor een nazorgaanpak, is het zinvol om ook minder ernstige gevallen

aan het begin mee te nemen. Hierbij wordt vooral gedacht aan de jeugdige

veelplegers, aangezien zij, naar verwachting, eerder te winnen zullen zijn voor

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

42

succesvolle resocialisatie. In de wandelgangen wordt over rising stars

gesproken: de jongeren die zich, als men niet tijdig ingrijpt, met stip richting

zeer actieve volwassen veelplegers dreigen te ontwikkelen.

2. Aanpassing van de doelstellingen. Nu is eigenlijk pas van een geslaagde nazorg

sprake als er een overeenkomst ligt en gedurende lange tijd geen recidive

gepleegd wordt. Dat is, zeker voor de tot nu behandelde personen, een zeer

hooggegrepen doelstelling. Er wordt alom voor gepleit om ook restscenario’s en

kleinere stappen mee te nemen in de te behalen mogelijke successen. Denk

aan: het nakomen van gemaakte afspraken, het steeds tijdig verschijnen bij een

consult, etc.

3. Daadwerkelijk aanpakken van de leemtes in de zorg. Cruciaal zijn adequate

voorzieningen met betrekking tot huisvesting, schuldhulpverlening en

psychiatrische/psychosociale therapie. Als deze voorzieningen er niet komen,

kan de nazorgaanpak nooit lukken. De knelpunten zijn nu duidelijk en kunnen

goed onderbouwd worden. Het effect zou moeten zijn dat de daadwerkelijke

bereidheid vanuit de diverse instellingen om extra mee te werken aan

gezamenlijke oplossingen groter wordt dan tot nu toe. Op die basis zou het

mogelijk moeten zijn om convenanten met instellingen te sluiten, waarbij vooraf

aantallen plaatsen en/of voorzieningen voor veelplegers gegarandeerd worden.

Tevens is er dan een basis om partners verplichtend te wijzen op hun bijdrage

aan de nazorg van veelplegers.

4. Verbetering van de informatievoorziening. Om de totstandkoming van

cliëntprofielen te versnellen en te verbeteren is een aantal aanpassingen nodig

in de informatievoorziening: uniforme formulieren, gerichte informatie per

dossier en periodiek structureel overleg om de lijsten met veelplegers steeds

actueel te kunnen screenen en na te gaan welke selectie opportuun is.

5. Meer gebruik maken van casemanagement. Tot nu toe is alleen gebruik

gemaakt van bestaande, al langer aan veelplegers gekoppelde casemanagers.

Van nieuwe casemanagers of de uitbreiding van de inzet van bestaande

casemanagers is vooralsnog geen gebruik gemaakt. De ruimte om extra

casemanagement in te zetten bestaat nog steeds. Door verschillende

deelnemers van het casusoverleg nazorg is geopperd om het casemanagement

nu nadrukkelijker in te gaan zetten, onder andere gericht op het coördineren en

monitoren van de uitvoering (van overeenkomsten en restscenario’s). Dat zou

niet alleen de uitvoering ten goede komen, maar ook de bespreking in het

casusoverleg van de wijze waarop de verschillende casussen zich ontwikkelen.

6. Structureel de GGZ betrekken bij het casusoverleg. Aangezien vrijwel alle

veelplegers (ook) te kampen hebben met psychiatrische aandoeningen is de

deskundigheid van de GGZ (Geestelijke Gezondheids Zorg) gewenst om meer

greep te krijgen op de persoonlijke achtergronden van de betrokkenen.

7. Het openbaar Ministerie zou moeten bijdragen aan een steviger juridisch kader

tijdens de nazorg. Bijvoorbeeld zou dat kunnen gebeuren door bij veroordelingen

extra bepalingen in de vonnissen te laten opnemen.

5.10 Conclusies

In de probleemstelling (zie hoofdstuk 4) is gesteld dat het bij deze tussentijdse evaluatie

primair gaat om de proceskenmerken van de werkwijze nazorg veelplegers (in

Nijmegen). Is het gericht op continuïteit van die werkwijze opportuun om ermee door te

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

43

gaan. Is de gekozen werkwijze haal- en houdbaar? Wat zijn de positieve aspecten?

Waar bevinden zich knelpunten?

Vanuit die probleemstelling is een zestal onderzoeksvragen gesteld rond de volgende

thema’s:

• cliëntenprofielen,

• casusoverleg nazorg,

• doelgroep,

• uitvoering,

• beoordeling, en

• voortgang.

Profielen en overleg

Uit de tussentijdse evaluatie komt naar voren dat de totstandkoming van cliëntprofielen

en de ontwikkeling van het casusoverleg nazorg naar behoren verlopen is. Dat wil

zeggen: de inzet van de ketenpartners is hoog en men heeft waardering voor elkaars

deskundigheid. Wat dat betreft zijn de ketenpartners tevreden. Knelpunten worden

ervaren rond de informatiestromen die nodig zijn om de profielen te completeren -

basisgegevens zijn summier, waardoor extra onderzoek gedaan moet worden - en als

gevolg van logistieke inspanningen die nodig zijn om externe partners bij het

casusoverleg te betrekken. Vooraf, bij de start van het casusoverleg nazorg, was

geschat om circa vier casussen per vergadering te kunnen behandelen. Dat aantal is bij

lange na niet gehaald. De gemeentelijke ketenregisseur verwacht dat het aantal per

keer behandelde casussen kan oplopen wanneer gekozen wordt voor de ontwikkeling

van profielen die minder zware gevallen betreffen.

Doelgroep en uitvoering

De combinatie doelgroep en uitvoering blijkt vooralsnog een groot probleem te zijn. Er is

gekozen om eerst de zwaarste gevallen (zeer actieve volwassen veelplegers) in

behandeling te nemen. Maar met die mensen is succesvolle nazorg - resocialisatie in

combinatie met non-recidive - zeer moeilijk. De persoonlijke problematiek is meestal

enorme complex en een groot deel blijft ondanks alle interventies gebruiken.

Dit heeft veel consequenties voor het vinden van oplossingen. In de uitvoeringspraktijk

blijkt het hulpaanbod ontoereikend. Cruciale voorzieningen voor veelplegers - zoals

schuldhulpverlening, huisvesting en psychosociale ondersteuning - zijn er niet of niet op

maat. De doelstelling van de werkwijze nazorg veelplegers is om per jaar met veertig

veelplegers tot een nazorgovereenkomst te komen, met daarbij een succespercentage

van 50; maar tot op heden zijn er nog geen overeenkomsten tot stand gekomen. Op dit

moment is men binnen het casusoverleg positief gestemd over de mogelijkheid dat er

binnenkort wél een aantal overeenkomsten gesloten kunnen worden, aangezien de

eerste ISD-ers dan richting Nijmegen komen. Onduidelijk is echter of deze mensen in

Nijmegen willen komen wonen of liever naar een andere stad gaan, waar ze geen oude

bekenden tegenkomen.

Beoordeling en voortgang

De vaste deelnemers aan het narzorgoverleg beoordelen de werkwijze met zowel plus-

als minpunten en koppelen duidelijke voorwaarden aan de voortgang. De methodiek

wordt op zich als positief gezien, de partners zijn in de ogen van eenieder deskundig.

Nazorg veelplegers

Een tussentijdse evaluatie

44

Maar het ontbreken van resultaten - althans resultaten in de sfeer van de

hoofddoelstellingen - drukt op de voortgang. Daarom is voorgesteld om de prioriteiten

aan te passen - waardoor ook veelplegers met meer kans van slagen aan bod komen -

en convenanten te sluiten rond de uitvoering.

Overeenkomsten met andere steden

De nazorgaanpak is ook in andere steden ontwikkeld en toegepast. Daarbij is er overal

sprake van een periodiek overleg en een coördinerende regierol. Uit een aantal

evaluaties37 blijkt dat de knelpunten die zich in Nijmegen voordoen overeenkomen met

die in andere steden. Steeds zien we een onder spanning staande uitvoeringspraktijk,

als gevolg van de uitermate complexe achtergrondproblemen bij de veelplegers en het

ontbreken van adequate hulp op maat. Uit de vergelijkende studie van ‘Intraval’ blijkt

dat de belangrijkste knelpunten in de uitvoering zijn: trage ontwikkeling van geschikte

dossiers, ontbreken van gepaste huisvesting, aanwezigheid van problematische

schulden en ontbreken van goede psychiatrische/psychosociale hulpverlening.

Een treffende situatieschets rond de problematiek van een (ex-)veelpleger kwamen we

tegen in Vrij Nederland van 25 januari jl. Het betreft een aangrijpend persoonlijk verhaal

over vallen en opstaan bij de resocialisatie van iemand (een ISD-er) die vroeger 250

euro per dag nodig had om zijn verslaving te kunnen betalen. Uit het verhaal wordt

duidelijk hoe nauw allerlei aspecten met elkaar verbonden zijn. Een dagje vrijheid,

zonder begeleiding, kan aanleiding zijn om weer met het gebruik van middelen te

beginnen. Een al dan niet beloofde voorziening die er niet is, kan leiden tot een

cumulatie van frustratiegevoelens. Etc.

Vragen

In het voorafgaande is meermaals gebleken dat de nazorgaanpak fragiel is. Het

ontbreken of niet helemaal optimaal functioneren van een schakel in de keten kan grote

gevolgen hebben voor de gang van zaken. Dat geldt ook voor de voortgang van het

casusoverleg nazorg. Er zijn verschillende knelpunten genoemd, maar er zijn ook

mogelijke oplossingen voor die knelpunten voorgesteld. In welke mate die opties reëel

zijn moet blijken. Wat dat betreft een aantal vragen:

• De gedachte is dat de druk die nu op het casusoverleg ligt, in verband met het

maken en completeren van cliëntprofielen voor de zeer actieve veelplegers,

enigszins kan worden weggenomen wanneer minder zware gevallen besproken

worden. Waar is die verwachting precies op gebaseerd? Immers ook de ‘minder

zware gevallen’ zijn over het algemeen nog altijd veelplegers die én verslaafd én

psychiatrisch gediagnosticeerd zijn. Dat ze minder delicten gepleegd hebben,

zegt op zich nog niets over de ernst van hun persoonlijke situatie. Het in

behandeling nemen van jeugdige veelplegers lijkt een optie, maar aangezien er

daar maar weinig van zijn (zie de cijfers in paragraaf 3.2), zal de positieve

uitwerking hiervan (op het gehele proces) naar verwachting gering zijn. Een

bijkomende vraag bij de mogelijke prioriteitverlegging is natuurlijk: welke

37 Bijv. Lokale aanpak zeer actieve veelplegers in nazorgtraject van

Intraval (december 2006) en De Haagse veelplegersaanpak doorgelicht van

Advies- en Onderzoeksgroep Beke (2007).

Nazorg veelplegers

Werkwijze nazorg veelplegers; een tussentijdse evaluatie

45

consequenties heeft het een en ander voor de noodzaak om toch vooral ook de

zeer actieve volwassen veelplegers in een nazorgtraject te houden of krijgen?

• Een andere mogelijke verlichting betreft de komst van de eerste ISD-ers. Deze

groep lijkt perspectief te bieden, aangezien de betrokkenen gedurende hun

verlengde detentie al gerichte hulp ontvangen hebben en voorbereid zijn op hun

resocialisatie in het Nijmeegse. Toch is het de vraag of men zonder meer mag

aannemen dat de nazorg voor ISD-ers gemakkelijker te regelen is dan die voor

andere (zeer actieve) veelplegers. In de reeds aangehaalde rapportage die Vrij

Nederland onlangs aan een ISD-er wijdde wordt vermeld dat circa 80 à 90%

van de ISD-ers na hun vrijlating recidiveert. Een ander punt is dat het nog

helemaal niet zeker is dat de ISD-ers ook daadwerkelijk naar Nijmegen komen.

• Op welke wijze kan het maken, completeren en monitoren van de cliëntprofielen

effectiever geschieden? Naast de aanpak van de zojuist genoemde knelpunten -

rond de zwaarte van de doelgroep - valt wellicht winst te halen uit een

effectievere werkwijze. Op de een of andere manier gaat nu veel tijd verloren

met het steeds weer opnieuw doornemen van vaak lange profielen. De

deelnemers aan het casusoverleg nazorg hebben voorgesteld om ook in dit

verband casemanagement in te zetten. Een casemanager zou dan na de eerste

bespreking van een cliëntprofiel de taak krijgen om de verdere gang van zaken -

nalopen van afspraken evenals het monitoren van ontwikkelingen op

cliëntniveau - op zich te nemen. Hij of zij moet in dat geval na verloop van tijd

gericht terugrapporteren in het overleg.

• Hoe kunnen de cruciale knelpunten in de uitvoering - rond schuldhulpverlening,

huisvesting en psychiatrische/psychosociale zorg - getackeld worden? Er is

melding gemaakt van kleine, minimale bewegingen op de genoemde terreinen.

Maar is het reëel te verwachten dat in de loop van 2008 nieuwe mogelijkheden

ontstaan? En als die mogelijkheden zich aandienen, kunnen dan concrete

afspraken met betrokken instellingen gemaakt worden? Is het mogelijk

convenanten af te sluiten, opdat afspraken afgedwongen kunnen worden?