Trends in de hulpverlening

21

description

SPH, Hoge School Rotterdam, 2011

Transcript of Trends in de hulpverlening

Page 1: Trends in de hulpverlening
Page 2: Trends in de hulpverlening

ColofonTeksten

Hélène KleijnSamantha Lagarde Patty TonStefan de GraafAmber Rozenberg

Chantal Giese Anouschka LipDanielle van WingerdeRosalie de KlerkFemke van Leeuwen

Vormgeving

Robbie Stouten [email protected]

Page 3: Trends in de hulpverlening

Inhoud

Huiselijk geweld: Beleid wanneer elke minuut telt 3

We worden aan het lijntje gehouden 5

Should we drug naughty children? 7

Families bepalen het plan 9

‘t Is goed boeren bij... 11

Zorg wordt lopende band werk 14

Je bent niet alleen..! 16

Leven voor de seks 17

Bronnen 20

Page 4: Trends in de hulpverlening

‘Ieder huisje heeft zijn kruisje’; een potje flinke ruzie maken komt van tijd tot tijd in de beste gezinnen voor. Maar wat als deze ‘ruzies’ uitmonden in fysiek, seksueel of geestelijk geweld? Er wordt dan gesproken van huiselijk geweld. De hulpverlening krijgt veel-vuldig met dit onderwerp te maken, en ook in de media is er steeds meer aandacht voor deze tot de verbeelding sprekende vorm van geweldpleging. Maar welke ontwikkelingen zijn er nu precies te benoemen op dit gebied in de afgelopen jaren, en hoe verwachten deskundigen dat de situatie zich in de nabije toekomst verder zal ontwikke-len? wat is hiervan de invloed voor de hulpverlening in Nederland?

Huiselijk geweld. Een term die ons de afgelo-pen tijd steeds vaker heeft weten te bereiken. Tenminste, dat is het doel geweest. Wat zijn de ontwikkelingen op dit gebied geweest en wel-ke invloed heeft dit gehad? Huiselijk geweld staat letterlijk voor ‘geweld in de privésfeer, de huiselijke kring.’ 1 Dit geweld kan verschil-lende uitingsvormen hebben als slaan en schoppen, maar ook intimidatie, vernedering, sociale isolatie en aanranding of verkrachting. Huiselijk geweld manifesteert zich onder vol-wassenen of kinderen onderling maar kan ook tussen volwassenen en kinderen plaatsheb-ben, waarbij beiden kunnen worden gezien als pleger. Vrouwen zijn het vaakst slachtoffer. 2 Kindermishandeling, (ex-)partner geweld en eer-gerelateerd geweld zijn enkele vormen van huiselijk geweld die voorkomen. Huiselijk geweld is een geweldsvorm die wat betreft omvang het meest ver reikt binnen de Nederlandse samenleving. Het komt voor binnen verschillende klassen en culturen in de maatschappij en heeft grote gevolgen voor zowel welzijn en gezondheid, als ook op stra-frechtelijk gebied. De ketenaanpak, waaraan zowel hulpverlening als justitie en politie

deelnemen, wordt op dit moment gezien als wijze om dit verstrekkende probleem het hoofd te bieden.Over de totale omvang van het fenomeen huiselijk geweld is moeilijk een uitspraak te doen, daar er tot op heden een taboe rust op het onderwerp en veelal wordt gewerkt met digitale vragenlijsten, die de betrouwbaar-heid niet ten goede komen. Wel precies vast te stellen is het aantal dodelijke slachtoffers van huiselijk geweld, en deze lijst blijft oplopen. Dit aantal lag zowel in 2009 als in 2010 rond de 45 personen per jaar.3 De prognose is dat de komende jaren absoluut gezien het aantal slachtoffers als gevolg van verschillende factoren zal stijgen.

Het bewustzijn met betrekking tot dit onder-werp is echter vergroot; op televisie en in de vorm van posters op publieke plaatsen zijn oproepen te zien tot het melden van huiselijk geweld. Zelfs in gemeentehuizen worden op grote beeldschermen deze oproepen vertoond. Het onderwerp lijkt hierdoor steeds meer onder de aandacht te komen. Dit verschijnsel lijkt ook onder burgers steeds meer geaccep-

teerd te zijn. Het is hierbij verder opvallend dat steeds meer professionals afkomstig uit andere beroepsgroepen dan hulpverlening, politie of justitie een aandeel gaan krijgen in de signalering en melding van huiselijk geweld. Verwacht wordt dat deze trend zich zal gaan voortzetten.Volgens de Rotterdamse GGD-functionaris van der Zalm zal het besef van de negativiteit van huiselijk geweld de komende tijd verder gaan toenemen. Er zal om deze reden ook sneller worden ingegrepen wanneer er toch sprake is van geweld, waardoor de ontwik-kelingen een remmende werking hebben op de prevalentie en de schade. Volgens Cris-tophe, politiefunctionaris, zal na de periode van economische crisis ook een afname te zien zijn, als gevolg van de ketenaanpak die dan in effectiviteit zal toenemen en zich ook en vooral richt op vroege signalering en preventie. 4 Er zijn echter ook minder positieve geluiden te horen onder professionals. Corrie Arts, projectleider aanpak huiselijk geweld binnen de GGZ geeft aan te verwachten dat er een steeds grotere onvrede zal komen daar er een

Tekst door: Danielle van Wingerde

3 Huiselijk geweld: Beleid wanneer elke minuut telt

Page 5: Trends in de hulpverlening

toenemend aantal mensen in de maatschappij ‘niet mee kan komen’. Dit zou zich kunnen uiten in een uiteindelijke toename van onder meer sociaal isolement, agressie, en hiermee gepaard gaand huiselijk geweld, ondanks de toegenomen aandacht voor dit onderwerp. Ook wetenschapper Ghorashi kan zich hierin vinden, hij focust zich in deze vooral op de migrantengroep binnen de samenleving, aangezien de maatschappij een veeleisende positie inneemt in de richting van deze groep. ‘Mensen willen zich juist begrepen voelen, en de toegenomen aandacht voor het onder-werp maar het gebrek aan passende hulp, zou frustratie kunnen opwekken’ aldus de wetenschapper.Bovenstaande onderzoekers zijn allen van mening dat de mishandeling van ouderen zal toenemen in verband met de vergrijzing en door ontgroening zal het geweld jegens pubers afnemen. Opvallend is dat steeds meer kinderen de pleger van huiselijk geweld zullen gaan worden, daar hierover nu al vaker melding wordt gedaan dan enige tijd geleden het geval was. Het overheidsbeleid zal zich volgens de deskundigen komende tijd vooral richten op verbetering en aanpassing, een ingrijpende beleidswijziging behoort niet tot de verwachtingen.

De verwachting is dat in de zomer van 2011 de Wet Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling in werking treedt. Op dit moment wordt er al gewerkt met deze meldcode ter voorkoming van geweld en kin-dermishandeling, maar het is de bedoeling dat dit uiteindelijk bij wet verplicht zal worden gesteld. De meldcode voorziet in een stap-

penplan omtrent de signalering van huiselijk geweld of kindermishandeling, het vervolgens inwinnen van advies bij andere instellingen, het onderwerp bespreekbaar maken met de cliënt en vervolgens na afweging een melding doen of hulp inschakelen. De wet zal wanneer deze er komt, van toepassing zijn op ruim een miljoen professionals, waaronder veel hulpverleners. Hoewel veel deskundigen achter deze meldplicht staan, staan ook hier bepaalde betrokkenen negatief tegenover; zo zien zij als nadelen dat er meer dubieuze meldingen zullen komen en dat de drempel voor mensen groter wordt om bijvoorbeeld hun huisarts op hulpverlener in vertrouwen te nemen omtrent dit onderwerp. Ook staatssecretaris Veldhui-jzen (VWS) deelt deze mening. 5

De invloed die deze gehele ontwikkeling op de hulpverlening zal hebben lijkt nog moeilijk te voorspellen. Het lijkt erop dat hulpverle-nende instanties er een grote taak bij zullen gaan krijgen. Er moet gewerkt worden aan kwaliteitsverbetering en aan verdere profes-sionalisering. 6 Er zal hiervoor veel moeten worden geïnvesteerd om de ketenaanpak zo efficiënt mogelijk te laten functioneren. De hulpverlening zal bovendien gevarieerder moeten worden en een meer outreachend karakter krijgen.7 Ook preventieprogram-ma’s worden belangrijker. Wel kan worden gesteld dat gemeenten zelf steeds meer een uitvoerende rol zullen gaan spelen ter bestrijding van huiselijk geweld en meer gericht op het werkveld zullen zijn, hetgeen de hulpverlening enigszins zal ont-lasten. Er zal bovendien steeds sneller worden

ingegrepen. Anderzijds ligt dus in de lijn der verwachtingen dat door de toegenomen aandacht voor het onderwerp, mensen terughoudender worden om de stap naar de hulpverlening te maken.Mijns inziens is de toegenomen aandacht en het vooruitstrevende beleid omtrent de aanpak van huiselijk geweld een grote stap in de goede richting te noemen, weliswaar denk ik ook in termen van nadelen en ‘drama-tiseren’, maar dit voert voor dit artikel te ver. Wel vrees ik voor de uitwerking van de toegenomen aandacht, dat mensen hierdoor juist worden afgeschrikt en minder snel de hulpverlening inschakelen. Ik deel anderzijds de mening van de heer van der Zalm en geloof ook in een positieve uitwerking van de strijd tegen huiselijk geweld en de toegenomen (media) aandacht hiervoor. Ik kan mij echter ook vinden in de mening van de heer Ghorasi, met betrekking tot de groep migranten in de samenleving, die nu nog vaak een bijzondere groep vormen waarop een grote druk ligt. Hetzelfde geldt voor de mening van mevrouw Arts, betreffende de overige ‘lagere’ groepen binnen de samenleving. Zij zouden zich juist onbegrepen kunnen gaan voelen, wat de neiging tot geweld in huiselijke kring enkel zal kunnen versterken. Het is lastig om over dit onderwerp waterdichte uitspraken te doen of een gefundeerde mening te geven, daar het nog zo erg in ontwikkeling is. Het omvat vele aspecten die allen hun eigen voor- en nadelen zichtbaar maken. Wat betreft de hulpverlen-ing lijken er nog een omvangrijk aantal inves-teringen gedaan te kunnen worden, om vele toekomstige minuten voor te kunnen zijn..

1 http://www.nicis.nl/Wat_doen_wij/Verspreiding/Docbank/Vei-ligheid/Sociale_veiligheid/Huiselijk_geweld/Experts_onder-vraagd_over_trends_huiselijk_geweld

2 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/wat-huiselijk-geweld-is

3 http://www.huiselijkgeweld.nl/doc/kamerbrief_aware.pdf

4 Meintser, N. (2010).Wordt vervolgd: experts over trends en ontwikkelingen in huiselijk geweld.

5 http://www.vng.nl/eCache/DEF/1/03/679.html 10-02-2011

6Meintser, N. (2010).Wordt vervolgd: experts over trends en ontwikkelingen in huiselijk geweld.p. 64

7Meintser, N. (2010).Wordt vervolgd: experts over trends en ontwikkelingen in huiselijk geweld. p.40

Tekst door: Danielle van Wingerde

Huiselijk geweld: Beleid wanneer elke minuut telt 4

Page 6: Trends in de hulpverlening

Begin dit jaar stond de naam ‘Brandon’ op alle krantenkoppen. Deze 18-jarige jongen zat in een Nederlandse instelling voor verstand-elijk beperkten al drie jaar met een riem vastgeketend in zijn kamer en was daardoor al drie jaar niet in de buitenlucht geweest. Het personeel was zo bang voor zijn onvoorspelbare gedrag, dat ze dit als enige uitweg zagen. (nrc.nl, 19-01-2011 ) Het is goed dat er eindelijk aandacht is voor deze doelgroep en het beleid, maar er is nog een on-dergesneeuwde doelgroep: MCG-ers! Dwang- en drangmaatregelen zijn daar aan de orde van de dag, maar is dat altijd negatief? ’’

‘‘

Maatregelen voor dwang en drang worden uitgevoerd als: de gewen-ste gedragsverandering niet uit de cliënt zelf voort komt en het doel van de interventie buiten hem om is geformuleerd. Het doel van de interventie is (daardoor) heel vaak niet gelijk aan het doel van de persoon die de interventie ondergaat. MCG-ers zijn mensen met een meervoudige complexe handicap. Deze doelgroep is totaal afhankelijk van zijn/haar omgeving: de cliënten hebben hulp nodig bij de lichamelijke verzorging, beweging, activitei-ten en voeding. De cliënten kunnen niet spreken en zijn in de meeste gevallen niet in staat om hun behoeftes kenbaar te maken. Door deskundigen wordt er getwijfeld over het IQ van deze doelgroep. (V. de Kreek, 2010)

De praktijkEen eigen ervaring uit de beroepspraktijk: een jongen van zestien jaar met MCG biedt bij elke maaltijd weerstand als hij wordt gevoerd: hij doet zijn mond niet open, draait zijn hoofd weg, duwt de hulpverlener weg. Wat de oorzaak hiervan is, kan hij niet aangeven, maar het zou bijvoorbeeld door de zware epilepsiemedicijnen die hij dagelijks moet slikken, kunnen komen. De jongen heeft onderge-wicht, dus elke gram die hij binnenkrijgt, is meegenomen. Om eten bij hem binnen te krijgen moet de hulpverlener naast de jongen gaan staan en hem in zijn nek vasthouden of in zijn wangen knijpen.

Vaak als de hap eenmaal in zijn mond zit, komt hij er snel weer uit, dus houdt de hulpverlener de hand onder zijn kin en houdt de mond dicht. Voor de hulpverleners op de groep is dit inmiddels een routine geworden.

Tussen leven en doodDe opkomende trend in de gehandicaptenzorg is dat hulpverleners geen drangmaatregelen als deze mogen uitvoeren. Als een hulpver-lener ‘betrapt’ wordt tijdens het uitoefenen van een dwangmaatregel door een supervisor, krijgt deze een aantekening. Na twee of drie aantekeningen, betekent dit ontslag. Zo mag deze jongen niet meer vastgehouden worden tijdens het eten en mag bijvoorbeeld een ver-standelijk beperkte die door overmaat aan prikkels, compleet door het lint gaat, ook niet meer op de grond gelegd worden om rustig te worden. Hierdoor komt de veiligheid van de cliënten en hulpverleners in het gedrang. Als een mens geen voedsel binnenkrijgt, weet iedereen wat daar de gevolgen van zijn. Als een cliënt agressief wordt op de groep kan hij zichzelf, andere cliënten en de hulpverleners ernstig letsel toebrengen. Als zo’n cliënt niet meer vastgepakt mag worden, zijn de gevolgen niet meer te overzien. De hulpverleners van het logeerhuis waar de jongen uit het eerste voorbeeld maandelijks komt, weigeren het nu om hem te dwingen bij het eten, wat betekent dat hij daar niet

Tekst door: Rosalie de Klerk

We worden aan het lijntje gehouden

5

Page 7: Trends in de hulpverlening

Tekst door: Rosalie de Klerk

meer kan logeren. Dit houdt in dat de ouders niet meer ontlast kun-nen worden in de zware verzorging en dat de jongen ook niet meer naar een leuke plek kan gaan om te ontspannen. Volgens de wet mag er dwang uitgeoefend worden met eten en drinken als dit de enige manier is om de gezondheid van de cliënt te redden. Dit moet vastgelegd worden in het behandelplan en er moet eerst gekeken worden naar andere alternatieven (http://www.dwangindezorg.nl/, maart 2010)

Wat gebeurd er?Sommige cliënten met MCG zijn in staat om te lezen of klok te kijken, maar dit wordt alleen ontdekt als professionals hier ook daadwerkelijk tijd en aandacht aan besteden. Feit is wel dat deze mensen over het algemeen een enorme wilskracht laten zien. Door mimiek, geluiden en lichaamstaal, laten ze het duidelijk merken als ze het ergens niet mee eens zijn. (W.M.C. van Aalderen, 2010) Omdat de meeste cliënten niet in staat zijn om keuzes te maken en voor zichzelf belangrijke beslissingen te nemen of deze in ieder geval kenbaar te maken, beslissen de ouders, verzorgers en hulpverleners over wat goed zou zijn voor de cliënten.

Intern conflict Hulpverleners die in een drang- of dwangkader werken, kampen vaak met lastige conflicten die de effectiviteit van hun handelen beïnvloeden. In de eerste plaats in het dwangconflict: de cliënt verzet zich passief of actief tegen alles wat de professional aandraagt. Hulpverlening tegen wil en dank levert weerstand, frustratie en agressie op, en allerhande copingstrategieën, niet alleen bij de cliënt, maar ook bij de professional (A. van der Horst, 2008)

Blijven afwegenIk vind dat alle dwang- en drangmaatregelen die worden toegepast bekeken moeten worden en er moet afstemming gezocht worden met de ouders/verzorgers. Dwang moet nooit normaal worden! Als de jongen uit het voorbeeld elke dag gedwongen moet worden om te eten, moet dit elke dag genoteerd worden en moet er gezocht blijven worden naar oplossingen. Zo moet er beter gekeken worden naar ‘oorzaak en gevolg’. Vindt de jongen het eten niet lekker? Of is hij misselijk door de medicijnen die hij krijgt? Ik moet er zelf ook niet aan denken dat er eten bij me naar binnen gepropt wordt als ik me niet lekker voel. Aan de andere kant is het wel zo dat als we het hebben over leven en dood: mensen moeten eten en drinken, punt uit. Ik vind het onze taak om deze mensen te verzorgen en het juiste aan te bieden. Helaas komt dwang dan wel eens om de hoek kijken en ik denk dat dit niet uit te sluiten is. Belangrijk is wel dat de hulpverlener een extra zintuig heeft om de behoeftes te herkennen. Affiniteit met de doelgroep waar je mee werkt is heel belangrijk. Alleen dan kun je de motivatie blijven behouden om constant te zoeken naar verbetering in de omgang met de cliënt of het uitvoeren van de methodiek. Ik vind dat hulpver-leners vaak denken dat ze weten wat goed is voor de cliënt, terwijl ze eigenlijk meer vanuit gevoel spreken, dan vanuit onderzoek en feiten. Naar aanleiding van het schrijven van dit artikel, heb ik gemerkt dat er veel te weinig onderzoek gedaan wordt naar deze doelgroep. Er moet echt meer aandacht komen voor deze kwetsbare, maar boeiende doelgroep.

6

Page 8: Trends in de hulpverlening

Should we drug naughty

children?

De laatste jaren groeit het aantal diagnoses ADHD sterk zowel in Nederland als internationaal. Toen in de DSM-IV de criteria voor het stellen van de diagnose ADHD werd verruimd, resulteerde dit in een verdubbeling van het aantal diagnoses (Zembla, 2010). Ook het aantal kinderen dat medicatie krijgt voorgeschreven voor ADHD is sterk gestegen (NCRM, 2011). De vraagstelling luidt: Zijn kinderen geholpen bij de snelle toeschrijving van medicatie bij ADHD? In dit artikel zullen de verschillende theorieën over dit onderwerp worden beschreven.

Medicatie wordt door veel instellingen, psychiaters en psychologen als primaire behandeling voor ADHD gezien. Psychologe Laura Batstra die werkzaam was bij jeugdkliniek Accare, het universitair centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie in Groningen verklaarde; “Medicatie is in het centrum waar ik werkte in alle gevallen het ee-rste advies in de behandeling van ADHD. Pas als dat onvoldoende helpt, wordt oudertraining aangeboden.” (NCRM, 2011). Ook Edo Nieweg, jeugdpsychiater bij Lentis, het voormalige GGZ-Groningen schrijft geregeld ADHD-middelen voor. “Toen ik begon, twintig jaar geleden, deden we veel met spel-, gezins-en gedragstherapie”, meent Nieweg. “Nu schrijf ik veel meer medicatie voor.” Volgens Nieweg is er sprake van een zekere druk bij het voorschrijven van ADHD-medicatie (Trouw, 2010). “Er komen hier kinderen, omdat de school vindt dat de leerling voor te veel onrust zorgt. Ik kan dat goed begrijpen. Het valt niet mee voor een leerkracht als je iemand in de groep hebt die de boel voortdurend verstoort. Dan komt het voor dat ouders het advies krijgen om toch eens met de dokter te gaan praten over medicatie.” (Trouw, 2010).

De psychostimulantia die in de behandeling van ADHD het meest worden voorgeschreven zijn de middelen Ritalin en Concerta, deze middelen bevatten methylfenidaat, wat dezelfde werking heeft als amfetamine, een bekende drug (zoals speed en cocaïne). Het is niet verslavend bij oraal gebruik, maar let op: methylfenidaat bevat dezelfde receptor als cocaïne. Wanneer dat in hoge dosis wordt gespoten of gesnoven geeft dat een kick (Melod, 2010).

Tekst door: Chantal Lowiessen & Femke van Leeuwen

7

Page 9: Trends in de hulpverlening

Should we drug naughty

children?

Deze middelen vallen onder de Opiumwet en er is een lange lijst bijwerkingen bekend. Van deze middelen is nog niet aangetoond dat ze onschadelijk zijn voor het zenuwstelsel op de lange termijn (NCRM, 2011).

Men kan zichzelf de vraag stellen in hoeverre deze medicatie goed is voor het kind. Volgens Dr. Allen Frances, leider van de taskforce die de huidige versie van het psychiatrisch handboek DSM-IV tot stand bracht, nemen de middelen een aantal medische en psychia-trische risico’s met zich mee. “De psychia-trische risico’s zijn vooral slapeloosheid en hyperactiviteit. De medicijnen kunnen als drugs worden gebruikt. Ze kunnen mede leiden tot een angststoornis, depressie en psy-chose. Deze medicatie zou dus psychiatrische stoornissen kunnen veroorzaken. De belangri-jkste bijwerkingen zijn verlies van eetlust en hart- en vaatklachten.” (Zembla, 2010).

Toch wijst een omvangrijk onderzoek in de Verenigde Staten naar ADHD op het nut van medicatie boven psychosociale interventies (Pelham, ea. 1999). Het lijkt erop dat, vergele-ken met medicatie, psychosociale interventies een stuk minder effectief zijn (Van der Oord, ea. 2008). Er zijn omstandigheden die het ‘labelen’ van kinderen in de hand werken, zoals de Leerling Gebonden Financiering, die ook wel een Rugzakje wordt genoemd. Ook wordt de medicinale oplossing vergoed via de zorgverzekering wanneer een kind de ADHD-diagnose krijgt (NCRM, 2011).

Ook internationaal wordt er gewaarschuwd voor het gebruiken van medicatie bij ADHD.

De International Narcotics Control Board (INCB), een afdeling van de VN, heeft de laatste twee decennia herhaaldelijk gewaar-schuwd voor toenemend gebruik van psycho-stimulantia, in het bijzonder van methylfe-

nidaat. Denemarken en Finland ontving-en een ernstige waarschuwing tegen het onter-echt labelen van jongeren met de psychiatrische diagnose ADHD en de toename van medicatie. Diverse andere landen o.a. België, Noorwegen en Spanje ontvingen ook waarschu-

wingen op dit gebied (NCRM, 2011).Het Drug Effectiveness Review Project van Oregon State University publiceert in 2005 een studie waarin de effectiviteit van ADHD medicatie in twijfel wordt getrokken. Zij bekeken 2287 onderzoeken, waaronder vri-jwel elk onderzoek dat er ooit naar ADHD is gedaan, en publiceerden een rapport van 731 bladzijden. De conclusie was dat er weinig bewijs is dat de middelen die worden gebruikt om ADHD te behandelen, daadwerkelijk helpen, veilig zijn op lange termijn of helpen om de schoolprestaties te verbeteren (Marian, S. ed 2005).In een historisch rapport geeft het Com-ité voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties, de hoogste autoriteit in de wereld op het gebied van rechten voor kinderen, een waarschuwing af tegen het onterecht diagnosticeren van kinderen met de psychiatrische diagnose ADHD en het toedienen van ADHD medicatie. In de conclusies van rapporten betreffende naleving van de Conventie van de Verenigde Naties voor de Rechten van het Kind, door Australië, Finland en Denemarken, spreekt het Comité haar bezorgdheid uit over het “ten onrechte stellen van ADHD en Attention Deficit Disorder (ADD) diagnoses, waardoor psychostimulerende middelen te vaak worden voorgeschreven, ondanks het toenemende bewijs dat deze middelen schadelijke effecten

hebben.” (Committee on the Rights of the Child, 2005).

Gezien deze feiten kunnen wij ons oprecht bezorgd maken over de snelle toeschrijving van medicatie bij kinderen met het label ADHD. De medicatie blijkt enerzijds effectief te zijn voor kinderen met ADHD en neemt anderzijds risico’s met zich mee. Wij denken dat sommige kinderen met ADHD zeker ge-baat zijn bij medicatie, wij vinden wel dat de medicatie moet worden gegeven in het belang van het kind. Op dit moment wordt medicatie gebruikt als eerste advies van behandeling terwijl wij denken dat er meer naar het kind en de omgeving moet worden gekeken.

Tekst door: Chantal Lowiessen & Femke van Leeuwen

8

Page 10: Trends in de hulpverlening

De ‘best practice’ komt bij de Maori1 vandaan (Morris & Maxwell, n.d.). De Maori lossen al eeuwen lang hun problemen op met behulp van familie, iedereen die afstamt van dezelfde grootouders, de clan en stam. Justitiële processen van de Maori handelden naar de visie dat verantwoordelijkheid collectief is en dat niet alleen slachtoffers gevolgen ondervinden, maar ook de families. Op basis van deze eeuwen oude visie, is in 1989 de

‘Family Group Conference’ (FGC) in Nieuw-Zeeland ontstaan (Morris & Maxwell, 1998). Deze manier van hulpverlening is als ‘best practice’ in Nederland geïntroduceerd en begint momenteel steeds meer bekendheid te krijgen. In hoeverre komt de Eigen Kracht Conferentie (EKC) overeen met de FGC? en Wat is de invloed van de EKC op de hulpverlening? zijn vragen dit in dit artikel beantwoord worden.

Volgens Doolan (2003) speelt de FGC in Nieuw-Zeeland een grote rol bij dienstver-lening op het gebied van jeugdwelzijn en jeugdcriminaliteit. Gezinnen, families, sociale netwerken en stamverbanden worden aangemoedigd de primaire verantwoordeli-jkheid te nemen voor beslissingen over hun kinderen. Een rechtbank kan alleen een beslissing nemen wanneer het probleem niet in een FGC opgelost kan worden of wanneer er tijdens de FGC besloten is een beroep op de rechtbank te doen. De uitkomsten van een FGC worden formeel vastgelegd.In 2001 is de FGC naar Nederland gekomen in de vorm van Centrum voor Herstelgericht Werken, nu beter bekend als de Eigen Kracht Centrale (Eigen Kracht Centrale, n.d. a). De ‘Eigen Kracht Conferentie begint steeds meer in opkomst te komen. Burgers worden steeds meer gestimuleerd om zelf verantwoordeli-jkheid te nemen voor het oplossen van problemen en te bepalen welke profession-als zij daar bij nodig hebben (Eigen Kracht Centrale, n.d. b). De EKC speelt nog geen centrale rol - zoals in Nieuw-Zeeland - binnen de Nederlandse wetgeving. De Eigen Kracht Centrale werkt echter wel aan verankering in de wet- en regelgeving. De EKC zou hier prima in passen, in het overheidsbeleid zijn zelfredzaamheid en participatie van burg-ers belangrijke elementen. Daarnaast sluit

het prima aan bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De landelijke overheid stimuleert dan ook het onderbrengen van de EKC’s bij Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) (Eigen Kracht. Centrale, n.d. c). Misschien dat de EKC over een aantal jaren net als in Nieuw-Zeeland in de wet- en regelgeving opgenomen is. Van aanbod naar vraaggerichtDe EKC zorgt ervoor dat de hulpverlening van aanbodgericht naar vraaggericht gaat. De persoon waar het om gaan (voor het ge-mak noemen wij het de cliënt) en alle betrok-kenen maken een plan om aan het probleem te werken. Wanneer dit plan gemaakt wordt kan er al sprake zijn van hulpverlening, deze hulpverleners zullen dan ook aanwezig zijn tijdens de conferentie (Eigen Kracht Centrale, n.d. d). Ook kan het zijn dat een uitkomst in het plan een vorm van hulpver-lening is. Dit is in feite net zoals in Nieuw-Zeeland, hoewel daar de ‘Youth Court Judge’ uiteindelijk beslist of het plan goedgekeurd wordt. De FGC is daar dan ook een opgelegde methode om uiteindelijk tot een ‘hulpver-leningsplan’ te komen. In Nederland staat de EGC los van de wet waardoor de betrok-kenen zelf keuzes maken. Wanneer er een gezinsvoogd, reclasseerder, woningcorporator of curator betrokken is bij de EKC kan deze wel bodemeisen aan een plan. Bij huiselijk

geweld in een gezin kan dit bijvoorbeeld zijn dat de kinderen op een veilige plek moeten gaan wonen. De deelnemers kunnen tijdens de EKC zelf bepalen waar dat wordt (Eigen Kracht Centrale, n.d. e). De gang van zakenDe vormgeving van de EKC komt overeen met de vormgeving van de FGC. Het bestaat uit drie fases waaruit een plan voortkomt (de voorbereiding niet opgenomen) (Van Beek, 2003; Doolan, 2003):

1. Informatiefase: de cliënt, of een naaste legt de situatie uit. Wanneer hulpverleners of professionals betrokken zijn kunnen zij ook informatie verstrekken.

2. Besloten tijd voor de familie: de deelnem-ers maken een plan zonder de inmenging van professionals of de Eigen Kracht-coordinator.

3. Presentatie van het plan: het plan wordt aan iedereen gepresenteerd. In dit plan moet aan de bodemeisen voldaan zijn, ook moet veiligheid garant staan en moet het plan wettig zijn.

In Nieuw-Zeeland moet het plan zoals eerder genoemd dan nog goedgekeurd worden door de ‘Youth Court Judge’. Op weg naar de toekomstWanneer de EKC gehouden is wordt het

Tekst door: Chantal Giese & Anouschka Lip

9

Page 11: Trends in de hulpverlening

plan uitgevoerd. Na vier weken belt de Eigen Kracht-coördinator hoe het gaat. Zijn taak zit er nu op, de deelnemers moeten het verder zelf doen. In het plan staat dan ook beschreven wanneer wie bij elkaar komt, wat er gebeurd als het anders loopt dan verwacht en wanneer het plan geëvalueerd wordt. Soms wordt er een nieuwe Eigen Kracht-conferentie gehouden. Deze wordt meestal door de betrokkenen zelf geregeld aangezien ze weten hoe het moet (Eigen Kracht Centrale, n.d. e). Aangezien er in Nieuw-Zeeland een wet gekoppeld is aan de FGC, wordt het plan daar nauwlettend in de gaten gehouden. Wanneer het plan niet uitgevoerd wordt zoals af-gesproken, gaat de ‘Youth Court Judge’ met de familie praten om ze weer op het juiste spoor te brengen (Child, Youth and Family, n.d.). Invloed op de hulpverleningVolgens Mike Doolan (2009) zijn er binnen de hulpverlening systeemproblemen. Aan de ene kant staat het familiesysteem en aan de an-dere kant het hulpverleningssysteem. Profes-sionals doen volgens hun functieomschrijving en beleid hun werk, families handelen volgens hun eigen ideeën zonder aan regels vast te zitten. Bij een EKC komen beide systemen samen in een setting die tussen de gestructu-reerde hulpverleners en de flexibele families valt. Een informele bijkomt die volgens een aantal richtlijnen verloopt.

Daarnaast kaart Doolan (2009) de ver-strikking in de social work systemen aan. Families raken verstrikt in de hulpverlening waarbij de focus alleen lijkt te liggen op hun problemen en tekortkomingen. Zij zelf heb-ben weinig invloed op de aard, kwaliteit en omvang van de hulp. Tijdens de EKC hebben zij dit wel. Gezinnen maken het plan waarop de hulpverlening gebaseerd wordt. daarnaast kijken zij naar hun behoeften en kunnen te-kortkomingen en risico’s door deze behoeften aangepakt worden. Uit Nederlands onderzoek is gebleken dat Nederlandse en Nieuw-Zeelandse families op dezelfde manier reageren: wij kijken niet ver-der dan onze neus lang is! Wanneer wij een ge-zin instappen omdat wij vinden dat deze hulp nodig heeft. Kan de familie boos reageren. De meesten van ons zullen ze onmogelijk vinden om mee te werken. Maar wanneer een familie passief is, vinden wij dat ze niet geïnteresseerd zijn. Deze mensen zijn alleen maar bang dat alles van ze afgenomen wordt (Doolan, 2009). ConclusieDe Nederlandse EKC en de Nieuw-Zeelandse FGC komen sterk met elkaar overeen als het gaat om de aanpak. De doelgroep van de EKC lijkt wel groter dan die van de FGC. In Nederland kan vrijwel iedereen een EKC organiseren en in Nieuw-Zeeland gaat is het door de wet bepaald. Een ander groot verschil

zit hem nog in de inmenging van de wet. Hier hangt de EKC nog los van de wet, maar wie weet hoe het er over een aantal jaren uitziet. Voor de hulpverlening lijkt dit een mooie ba-sis te zijn. Familie en betrokkenen maken een plan waar mogelijk hulpverleners bij betrok-ken worden. Iedereen heeft zijn eigen taak, waardoor – in geval van meerdere hulpverlen-ers – de hulpverlening op elkaar afgestemd is. Ook kan een EKC de ogen van professionals openen. Zij worden tijdens de bijeenkomst uit hun werkomgeving gehaald en krijgen de behoeften en wensen van de familie te horen.

Het is altijd beter wanneer families het zelf doen dan dat wij het moeten doen!

Families bepalen het plan

Tekst door: Chantal Giese & Anouschka Lip

10

Page 12: Trends in de hulpverlening

‘t Is goed boeren bij...

Tekst door: Stefan de Graaf

11

Page 13: Trends in de hulpverlening

Al ruim 35 jaar bestaan er zorgboerderijen in Nederland. Inmiddels is het aantal tot boven de 1000 gegroeid volgens tellingen die afkomstig zijn van het Steunpunt Landbouw en Zorg. Een bezoek aan een drietal zorgboerderijen in Zuid Holland en onder-zoek in de literatuur lieten het succes van het fenomeen ‘de zorgboerderij’ zien, maar ook enkele aandachtspunten die zeker niet onbelangrijk zijn voor de toekomst.

De oprichting van zorgboerderij Gouda in 1974 luidde het begin in van de ‘nieuwe generatie’ zorgboerderijen in Nederland. Verenigde Zorgboeren (n.d.) geeft aan dat “de traditie van de combinatie ‘zorg en landbouw’ veel jonger is. Al van oudsher waren boerderijen een plek waar mensen ‘waarmee iets mis was’ welkom waren om mee te helpen”. Termaat (2010, p.53) geeft aan dat ook “veel kloosters eeuwenlang een belangrijke functie in het onderwijs en de zorg vervulden met zelfvoorzienende gemeen-schappen waarin land- en tuinbouw een natuurlijk onderdeel vormden van het dagelijks leven”. In wezen is de oprichting van zorgboerderij Gouda een doorstart van een nieuwe combinatie, waarin het werken in de landbouwsector wordt gecombineerd met het zorgdragen voor verschil-lende doelgroepen.

De zorg die wordt geboden op de zorgboerderij bestaat voornamelijk uit dagbesteding. Daarnaast zijn er ook zorgboerderijen die mogelijkheden bieden voor arbeidstoeleiding, arbeidsrehabilitatie en/of slaapplaatsen beschikbaar hebben. Daarbij is de doelgroep van de zorgboerderij heel breed. Volgens Hilhorst (2008, p.3) bestaat het overgrote gedeelte uit cliënten met een verstandelijke beperking, psychische hulpvraag, burn-out of autisme. Verder zijn er ook plaatsen voor cliënten uit jeugdzorg, ex-verslaafden, ex-gedetineerden, (dementerende) ouderen enzovoorts, wat Verenigde zorgboeren (n.d.) bevestigd. De geconstateerde gestage groei, de brede zorg en de nog uiteenlopendere doelgroep van de zorgbo-erderijen doet de vraag opkomen hoe er aansluiting wordt gevonden bij

elke cliënt. In het vervolg van dit artikel zal de doelgroep niet meer als ‘cliënten’, maar als ‘medewerkers’ worden aangeduid. Een uitleg hierover volgt nog.

Woensdag 16 maart 2011 stond in het teken van bezoeken aan achtereenvolgens familie Van der Laan van zorgboerderij ‘De Lekho-eve’, de heer Henk Ruiter van zorgboerderij ‘Aan de Hem’ en de heer R. Paul van zorgboerderij ‘Gouda’. Tijdens de bezoeken is geprobeerd om een beeld te schetsen over de zorg die de medewerkers ontvan-gen. De bevindingen hiervan worden vergeleken met de beschikbare literatuur.

De in 2004 opgerichte zorgboerderij ‘De Lekhoeve’ is een bestaand melkveebedrijf waarin de eigenaren plaats bieden voor enkele medewerkers om mee te helpen met de dagelijkse bezigheden op de boerderij. De gezette tijden voor deze dagelijkse bezigheden zorgen voor de structuur op de boerderij. Met de medewerkers worden voornamelijk doelen opgesteld m.b.t. het meewerken en meedraaien. ‘s Middags kan er tijd worden vrijgemaakt voor eigen invulling. De eigenaren van de boerderij bieden de benodigde zorg. In deze boer-derij is duidelijk merkbaar dat er rekening wordt gehouden met de mogelijkheden van de medewerkers. Daarbij blijft het daadwerkelijk werken belangrijk, aangezien de inkomsten mede vanuit de veeteelt moeten komen. Er is in die zin een dubbele reden voor de zorgboer-derij, die door Verenigde zorgboeren (n.d.) wordt omschreven als “de vermaatschappelijking van zorg en aan de andere kant de landbouw die op zoek is naar nieuwe mogelijkheden”.

Het tweede bezoek aan de eveneens in 2004 opgerichte zorgboerderij ‘Bij de Hem’ was een totaal andere beleving. Hier gaf een van de medewerkers een rondleiding en al snel werd duidelijk dat de ‘mens’ en de zorg het centrale uitgangspunt vormden voor deze zorgboer-

Tekst door: Stefan de Graaf

Het bestaat al sinds 1974. De laatste jaren is het aantal explosief gestegen. Verspreid over het gehele land zijn er meer dan 1000 geconstateerd. Dieren vinden het er prettig. Mensen zijn er hard aan het werk. Geld wordt er verdi-end. Zorg wordt er geboden. Het is een onderdeel van de ‘vermaatschappelijk-ing’ van de samenleving. Zelfs koningin Beatrix bracht een werkbezoek. Het gaat hier vanzelfsprekend over…..DE ZORGBOERDERIJ! De opkomst van de zorgboerderijen is een ware trend in Nederland, maar wat kan daaruit geleerd worden als het gaat over de beantwoording van de hulpvraag van de cliënt? Is het wel goed boeren of lachen de boeren met kiespijn?

12

Page 14: Trends in de hulpverlening

derij, die een christelijke identiteit heeft. Vanuit deze identiteit werd iedere medewerker benaderd vanuit hun talenten. Er was enorm veel geduld met elkaar, rust tijdens het werken en ook een grote diversiteit aan werkzaamheden. In de kantine hing een schema met daarop de werkzaamheden voor elke medewerker beschreven. De medewerkers waren tevens op de hoogte gesteld van het bezoek en wilden graag hun verhaal kwijt, waarvoor ze veel ruimte en tijd kregen.

Het geduld, de communicatie, echtheid en geborgenheid waren bij deze zorgboerderij duidelijk te merken. Termaat (2010, pp. 94 - 103) beschrijft dit overigens als de kwaliteiten van de zorgboerderij. Dit wordt aangevuld door Schaik (1997), Hassink (2006) en Hassink & Ketelaars (2003, p. 4) waarbij ze wijzen op “de bijdrage van het werk op zorgboerderijen aan de gezondheid van de medewerkers. Hieronder val-len de noodzakelijke en aansprekende werkzaamheden, het werken met planten en dieren, de structuur, de ruimte en variatie van de werkzaam-heden”. Daarnaast sluiten dieren zich aan bij het gezonde van de mens, aangezien ze de handicaps of gebreken van de cliënten niet ‘zien’. De bezochte boerderij in Gouda, bleek de allereerste van Nederland te zijn. Deze in 1974 opgerichte zorgboerderij is in tegenstelling tot de andere twee bezochte boerderijen onder een onderdeel van Gemiva SVG-groep. Deze boerderij is tevens de woonplek van de medewerkers. Dit geeft een hele andere sfeer. Het is de persoonlijke plek van de me-dewerkers. Zorgboerderij Gouda werkte voor het grootste deel letterlijk vanuit de behoeften en de mogelijkheden van de medewerker. Wanneer een medewerker graag kippen wilde houden, werden kippen gekocht. Was een medewerker goed in de moestuin, dan werd deze aangelegd. In de loop van de jaren is een dergelijke variëteit moeilijker te bewerkstel-ligen door de bezuinigingen, maar de activiteiten worden nog steeds aangesloten op de medewerker. Er is zelfs een enkele medewerker die vanaf de oprichting aanwezig is. Enige inkomsten worden verkregen uit de aanwezige landwinkel. De huidige aanpak in deze boerderij beschri-jft Termaat (2010, pp. 55 - 57) als het “zoveel mogelijk aansluiten bij wat de bewoners van huis uit gewend zijn”.

Het geldt overigens voor alle zorgboerderijen in Nederland dat er aan enkele wetten moet worden voldaan. Zo geeft AgriHolland (n.d.) aan dat de zorgboer rekening moet houden met het ruimtelijk beleid van de

overheid, het bestemmingsplan en de ARBO-wet. Zomaar een zorgbo-erdij beginnen zit er dus niet in als niet voldaan wordt aan de eisen van de overheid. Daarnaast bestaat er een keurmerk voor zorgboerderijen waardoor de kwaliteit gewaarborgd blijft. Dit keurmerk maakt de kwaliteit zichtbaar en meetbaar.

De bezoeken aan de verschillende zorgboerderijen brachten vele verschillende inzichten met zich mee. De overeenkomsten en verschil-len waren duidelijk zichtbaar. De verschillen hadden betrekking op de hoeveelheid medewerkers, het werk dat verricht moest worden en de aandacht voor zowel zorg als landbouw / veeteelt. De overeenkomsten kwamen het duidelijkste naar voren, ondanks de verschillende visies en settings van de zorgboerderijen. Er was namelijk bij alledrie duidelijke aandacht voor de medewerkers. De medewerkers worden als volwaardig beschouwd in het meewerken. Ook wordt er zorg op maat geboden, wat voor de specifieke medewerker van belang is. Gerichte en gemeende aandacht aan de medewerkers was overal aanwezig. Zowel in het wonen als het werken, in de dagbesteding als het arbeidstoeleiden stond de medewerker centraal en werd structuur vooral geboden door de gezette tijden die op boerderijen belangrijk zijn. Het melken van koeien, vo-eren en verzorgen van de dieren, rapen van eieren en het schoonmaken van de hokken zijn taken die op bepaalde tijden belangrijk zijn. Dit biedt structuur, orde en rust voor de begeleiders en de medewerkers.

Tot slot kan gezegd worden dat er veel verschillende zorgboerderijen bestaan, met veel verschillende uitgangspunten en werkzaamheden. De een werkt vanuit de christelijke identiteit, de ander stelt de vrijheid voorop en bij weer een andere zorgboederij zijn er slaapplaatsen aanwezig. Het draait echter om de zorg en de mensen. Om die reden zijn het geen cliënten, maar worden ze veel eerder als voltallig meegerekend en daarom hulpboeren en/of medewerkers genoemd, het zijn immers mensen net als wij. Deze menselijke zorg en het ingaan op de kwalitei-ten van de doelgroep is het kenmerk van de zorgboerderij, wat zorgt dat het een succes is. De medewerkers voelen zich waardevol en volwaardig meegerekend. Al moet er opgepast worden dat ook deze tak van zorg niet verkilt, maar dat de aandacht en tijd voor de medewerker altijd aanwezig zal zijn. ’t Is dus goed boeren op de zorgboerderij.

13

Page 15: Trends in de hulpverlening

14Zorg wordt lopende

band werkSinds de recessie een feit is in Nederland staat de zorg aardig op zijn kop. Het kabinet is sinds enige tijd begonnen aan het bezuinigen op de zorg. Dit betreft alle verschillende soorten zorg die er in Nederland bestaan. Denk onder andere aan kinderopvang, onderwijs, ouderenzorg en gehandicaptenzorg.

Krijgen de cliënten binnen de gehandicaptenzorg nog de aandacht die zij verdienen of zijn zij inmiddels een product in een fabriek?

Het onderzoek zal zich richten binnen de stichting IpsedeBruggen, waar een logeerhuis zich vestigt in Naaldwijk. Dit logeerhuis is enkel 3 weekenden in de maand open verzorgd daar meervoudig complex beperkte kinderen. Al deze werknemers hebben naast deze baan ook nog andere banen binnen IpsedeBruggen.

Dit logeerhuis heeft een aparte manier van zorg, ook wel kortdurend verblijf genoemd. Volgens AWBZ is de volgende omschrijving kortdurend verblijf;Kortdurend verblijf omvat logeren in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week, gepaard gaande met persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding voor een verzekerde met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening, beperk-ing of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap indien de verzekerde is aangewezen op permanent toezicht.(AWBZ, 2010)

De regelgeving is sinds januari 2011 veranderd. Zo zijn de regels van kortdurend verblijf een stuk strenger geworden. Deze manier van zorg is alleen toepasbaar indien de cliënt zorg moet krijgen gepaard met permanent toezicht én moet er sprake zijn van de noodzaak

van ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg biedt. Daarnaast heeft de cliënt geen recht op behandeling tijdens dit verblijf.

Aan hoeveel eisen moet je voldoen als cliënt? Hoe ziek of afhankelijk moet je zijn om goede zorg te krijgen? Na het onderzoek in volle gang is gaan deze vragend door het hoofd spoken. Als we kijken naar de cliënten in het logeerhuis, hebben zij permanente zorg nodig tijdens dit verblijf. Dit krijgen zij dan ook van de begeleiders die er aan het werk zijn. Maar wat als zij een fysiotherapeut nodig hebben tijdens dit verblijf?

Geen aanspraak op behandeling bij kortdurend verblijfDe nieuwe zorgaanspraak kort verblijf omvat logeren in een instel-ling gedurende maximaal drie etmalen per week, gepaard gaande met persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding. De cliënt heeft geen aanspraak op behandeling. Ook wanneer logeren (maximaal 3 etmalen per week) als overbruggingzorg wordt gegeven, is dit van toepassing. Indien behandeling als overbruggingzorg wordt geboden, is dit in de thuissituatie en niet tijdens het logeren.(Achmeazorgkantoor, 2011)

Bovenstaand bericht laat zien wat zij dus niet meer krijgen ze moeten dus wachten tot het weekend voorbij is. Voorheen was er een fysio-

Tekst door: Amber Rozenberg

Page 16: Trends in de hulpverlening

therapeut wat zelfs in het weekend bij een cliënt therapie kwam geven, sinds deze regelgeving is deze therapie alleen nog maar door de weeks haalbaar.

Wat ik hierboven beschreven heb zijn bronnen die vanuit de vernieu-wde regelgeving komen. Maar hoe werkt het nu in de praktijk? Om een beeld te kunnen krijgen van de praktijk, hebben verschillende medewerkers zich laten interviewen.

De eerste gesprekken vonden plaats met een nachtteam. Deze me-dewerkers zijn enkel in de nacht aan het werk, vaak betekend dit 6 nachten werken en 6 dagen/nachten vrij. Per nacht hebben zij per persoon 90 cliënten onder hun verantwoord-ing. Deze cliënten zijn vaak verspreid over het terrein. Ze wonen in ver-schillende woningen, de nachtdienst pendelt van de ene woning naar de andere. De cliënten moet zij verschonen, medicijnen toedienen en beschermen. Overdag ervaren de medewerkers een andere druk, omdat de cliënten dan veel meer verplichtingen hebben. Daarnaast werk je overdag wel met 2 of meerdere op de groep. Volgens het reglement van IpsedeBruggen moet overdag op een groep met meervoudig complex beperkte kinderen, één begeleider op drie kinderen staan. Aan deze regel houdt IpsedeBruggen zich nog steeds. (ipsedebruggen.nl, 2011)

Afgelopen week stond er in de volkrant het volgende; ‘We hebben geen blik verzorgers of verpleegkundigen dat we kunnen opentrekken. Je moet ze ook opleiden’,(Schipper, 2011)Hiermee laat minister van volksgezondheid weten dat het niet zo mak-kelijk is om goed en bekwaam personeel te vinden. Voorlopig zal de zorg het moeten doen met het personeel wat nu aan het werk is. Zorgen dat dit personeel bekwaam en opgeleid blijft is daarbij heel belangrijk.

Wat tijdens dit onderzoek duidelijk te merken is, is de liefde die tijdens het werk er van afstraalt zijn zoveel extra bezigheden die je hebt naast het gewone werk wat je doet. Je bent dus vaak in je ‘vrije’ tijd bezig aan verslagen, gesprekken, bezoekjes of “quality time”. Veel medewerk-ers maken nog even een verslag af, of komen in de vrije uren naar een bespreking. Natuurlijk moet je niet voor alles geld krijgen en is liefde enorm belangrijk in je werk. Maar het is duidelijk dat er teveel werk is voor te weinig mensen. Mocht er geld zijn voor een activiteit met de cliënten, kan je er op rekenen dat er geen tijd is om dit te doen. Wil je als locatie toch gebruik maken van het geld en een activiteit gaan doen dan zal dit “vrijwillig” gedaan moeten worden.

Nu ik aan het einde van mijn artikel ben beland kan ik wel een aantal conclusie voor mezelf trekken. Het is schandalig dat er bezuinigd wordt op de zorg, maar het feit blijft dat dit moet gebeuren. Op alles waar het kabinet op bezuinigd zullen we met zijn allen tegen zijn. Want we willen geen geld inleveren zeker niet als we daar de dupe van zijn. Toch kan ik met recht zeggen dat ik op veel begeleiders enorm trots ben! Er is weinig geld, tijd en ruimte om leuke dingen te doen, en vaak lijkt

15het lopende band werk omdat je voor 9 uur 10 cliënten gewassen en gestreken klaar moet hebben staan. Dit maakt het ook niet altijd leuk en dan vraag je jezelf zeker wel eens af, voor wie doe ik dit nou nog? Laat het antwoord hierop duidelijk zijn, we doen het voor de mensen die ons nodig hebben. Laten wij als goede hulpverleners/begeleiders er nou voor zorgen met alle liefde en toewijding die wij hebben dat onze cliënten geen product worden in een fabriek!

Page 17: Trends in de hulpverlening

16Luiers verschonen, melk geven en naar het consultatiebureau, dit zijn niet de bezigheden waar een gemiddelde tiener zich mee bezighoud maar het is wel de realiteit voor tienermoeders. Toch worden elk jaar ongeveer 2540 meisjes onder de 20 jaar moeder1. Een groot aantal van deze jonge meiden vormt een risicogroep met kans op maatschappeli-jke uitval. Voor deze meisjes wordt het leven steeds moeilijker want deze meisjes hebben door hun jong moeder zijn namelijk te maken met meerdere problemen op het gebied van onder meer wonen, scholing/werk, opvoeden, relaties en financiën. Een complex probleem dus, maar wat betekend dit voor de sph’er?

Gegeven is dat tienermoeders zelf ook nog pubers zijn en hierdoor dus voor een dubbele opgave staan. Zij moeten een goede balans zien te vinden tussen de zorg voor hun kind, het opbouwen van een zelfstandig leven in relatie met hun familie, de vader van het kind en zijn familie en ook nog aandacht hebben voor hun eigen ontwikkeling en behoeften2.

Het goede nieuws hier tegen over is dat het aantal tienerzwangerschappen sinds 2002 is afgenomen, nadat deze sinds begin jaren negentig zijn gestegen. In historisch opzicht zien we dus dat in de jaren negentig het aantal tienerzwangerschappen zijn gestegen omdat de aandacht voor de problematiek in deze tijd is verslapt3. Als reactie hierop heeft men maatregelen genomen om tieners bewust te maken van de risico’s van onbeschermde seks. Zo word er op scholen voorlichting ge-geven over seks. Ten tweede is het gebruik van condooms en andere voorbehoedsmiddelen toegenomen3. Er ontstond dus weer nieuwe aandacht voor de tienermoeders.

Met de opkomst van deze maatregelen is er ook aandacht gekomen voor de begeleiding

Tekst door: Samantha Lagarde

van tienermoeders. Het blijft immers een feit dat tienermoeders extra ondersteuning nodig hebben om mee te kunnen draaien in de maatschappij. Dit is dan ook het punt waar wij als sph’ers in aanraking komen met tienermoeders. Verschillende organisa-ties, waaronder het FIOM, een instelling voor hulpverlening bij zwangerschap en de opvoeding van het kind, ondersteunen tiener-moeders onder meer door het organiseren van laagdrempelige inloopvoorzieningen, waar bijvoorbeeld adviezen worden gegeven over de opvoeding, maar waar de jonge moeders

ook terecht kunnen voor hulp op het gebied van: huisvesting en geldzaken. Ook worden er cursussen gegeven, waardoor ze een grotere kans hebben op de arbeidsmarkt5.Als sph’er is de kans groter dat je te maken krijgt met tienermoeders die leven op een leefgroep. Je werkt dan met deze tienermoed-ers aan het ontwikkelen van praktische, sociale en opvoedkundige vaardigheden. Dit betekend dus dat jij als sph’er de tienermoed-ers helpt om mee te kunnen draaien in de maatschappij.Vooral ook in de grote steden lopen er ver-schillende “projecten”, die gericht zijn op de begeleiding van tienermoeders. Een voorbeeld

van een dergelijk project is expertise en informatiecentrum “Steady” voor zwangere meiden en jonge moeders van 12 tot 23 uit Rotterdam6. Deze stichting organiseert ‘lotgenotenprojecten’ waarvan het initiatief vaak ligt bij de jonge moeders zelf. Ook helpt deze stichting tienermoeders met diverse problemen, bijvoorbeeld op het gebied van financiën, werk, huisvesting en opleiding. Naast het geven van praktische hulp, zoals het inzamelen en verdelen van babykleding en het organiseren van oppasmogelijkheden, heeft de stichting zich ingezet om de hoogte van de uitkeringen voor tienermoeders in iedere gemeente gelijk te krijgen.

Maar wat betekend dit nu eigenlijk voor de tienermoeder zelf? Naar mijn idee laat Ned-erland zien dat de tienermoeder er niet alleen voor staat. Ze kunnen diverse vormen van hulpverlening ontvangen dit kan verschillen van een lotgenotenproject tot residentiële hulpverlening. Je krijgt als tienermoeder de hulpverlening om mee te kunnen draaien in de maatschappij. Uiteindelijk kan ik conclu-deren dat je er in Nederland als tienermoeder niet alleen voor staat!

Je bent niet alleen..!Opkomende aandacht en begeleiding van tienermoeders in Nederland.

‘Ik schrok met kapot. Ik kende toen een meisje dat een kindje had gekregen terwijl ze nog op school zat. Ik weet niet precies waar het mis is gegaan, nog steeds niet. Ik heb waarschijnlijk niet goed opge-let, eigenlijk was ik te jong om de verantwoordelijkheid van een seksleven op met te nemen. Laat staan die van een zwangerschap’

1Kohnstamm, R. (2009). Kleine ontwikkelingspsychologiePuber-jaren. Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum

2 Spinder, S (2007). Krachten en Kansen, initiatieven voor ver-nieuwing in zorg en welzijn. Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum

3 Garssen, J. (2005). Jonge moeders in statistisch perspectief. Historie, internationale aspecten, etnische achtergronden en toekomstverwachtingen. Amsterdam, Nederland: Uitgeverij SWP (2005). 4 Feldman, R. (2009). Ontwikkelingspsychologie, Pearson Educa-tion Benelux.

5 Stichting Ambulante Fiom (2011). Infoportaal tienermoeders. Verkregen op 12 maart 2011. Op http://www.fiom.nl/informa-tie_over_Fiom/1875354f/0/Fiom-organisatie.aspx

6 Stichting Arosa (2011). Project Steady. Verkregen op 14 maart 2011. Op http://www.arosa-zhz.nl/tienermoeders/

Page 18: Trends in de hulpverlening

17Leven voor de seks?Loverboyproblematiek in Nederland & in vergelijking met ander landen

In Nederland komt de term ‘loverboy’ steeds meer ter sprake binnen media. Het lijkt wel alsof hiermee de loverboyproblematiek in Nederland verergert en hier ook steeds meer aandacht aan wordt besteed. Maar hoe zit dit eigenlijk in andere landen? Komt in het buitenland ook deze zogenoemde loverboyproblematiek voor? Allereerst zullen wij een kort beeld schetsen van de loverboyprob-lematiek in Nederland. Hierna zal een vergelijking gemaakt worden met Bulgarije, (Zuid-) Amerika en Thailand

Nederland Wanneer we in Nederland spreken van het fenomeen ‘loverboy’, wordt hiermee een jongen bedoeld die op allerlei manieren een of meerdere meisjes probeert de prostitutie in te krijgen. Zijn doel is om hiermee zelf geld te verdienen. In eerste instantie doet de loverboy zich voor als vriendje, maar later zal hij het meisje zowel financieel als emotion-eel uitbuiten. Het is zeer moeilijk voor het meisje om uit dit circuit te komen. Het is aan de hulpverlening om deze problematiek te signaleren en de meisjes helpen om zich los te maken van de loverboy en de bijkomende problematiek.1

In Nederland wordt veel aandacht besteed aan de voorlichting van loverboyproblema-tiek aan jonge meisjes. Wanneer een meisje/vrouw slachtoffer is geworden van deze problematiek en in aanraking komt met de hupverlening, richt de hulp zich in eerste instantie op crisisopvang van het slachtoffer. Zij zal medische hulp, rechtshulp en psycho-sociale hulp krijgen.2

Aandacht voor de loverboyproblematiek wordt als zeer belangrijk beschouwd binnen de hulpverlening, aangezien het aantal slach-toffers nog steeds fors toeneemt. (Vermeulen, 2007)

BulgarijeIn Bulgarije wordt het begrip ‘loverboy’ niet gebruikt in de volksmond. Waar in Bulgarije wel over gesproken wordt, is het begrip ‘mensenhandel’, waar onder andere de seksuele uitbuiting van vrouwen onder valt.3

Deze laatstgenoemde definitie komt eigenlijk grotendeels overeen met de loverboyprob-lematiek die wij in Nederland kennen.

Vrouwen uit Bulgarije, die in het circuit van seksuele uitbuiting terecht komen, worden vaak verhandeld aan andere landen, met als voorbeelden België en Nederland.Vrouwen die in deze landen terecht komen, worden ook vaak gedwongen de prostitutie in te gaan. Dit probleem zien we terug bij de loverboyproblematiek in Nederland. De hulpverlening in Nederland dient zich dus te richten op het opsporen van mensenhandel en de slachtoffers hiervan te helpen. De plekken waar we de slachtoffers van seksuele uitbuiting terugvinden zijn vooral de grote steden. (Vermeulen, Herrewegen & Puyenbroeck, 2007)Twee jaar geleden, in 2009, is door media nog naar buiten gebracht dat een Bulgaarse man in Groningen is opgepakt omdat hij een vrouw acht jaar lang heeft gedwongen in de prostitutie te werken.4

De nationaliteit van de uitbuiter is in 60% van de gevallen gelijk aan de nationaliteit van het slachtoffer. Vooral in Bulgarije richten de uitbuiters zich op vrouwelijke personen uit hun eigen land. De meerderheid van de slachtoffers van sek-suele uitbuiting en smokkel beweren dat de reis- en werkomstandigheden niet

overeenkwamen met wat beloofd was. Deze meerderheid bedraagt een schrikbarend hoog percentage van 96%. Sommige van de slach-toffers worden zelfs verkocht. Er is hierbij vaak sprake van bedreiging, beperken van de bewegingsvrijheid constante controle en fysieke mishandeling naar het slachtoffer toe. (Vermeulen, Herrewegen & Puyenbroeck, 2007)De mentale en fysieke mishandeling kunnen de slachtoffers ernstig traumatiseren. De hulpverlening dient hierbij de aandacht te richten op het verleden van het slachtoffer en de verwerking van de traumatische gebeurt-enissen. Dit kan erg lastig zijn, omdat de taal van het slachtoffer vaak niet overeenkomt

met de taal van de hulpverlener. Dit is dus een groot aandachtspunt voor de hulpverlening. De reden waarom vrouwen uit Bulgarije in het circuit van seksuele uitbuiting en smok-keling terecht komen, is meestal omdat zij schulden open hebben staan. Degene waar zij de hoogste schulden bij open hebben staan is vaak de uitbuiter. (Vermeulen, Herrewegen & Puyenbroeck, 2007)De seksuele uitbuiting van de slachtoffers in Bulgarije kan dus grofweg gezien worden als schuldaflossing.

(Zuid-) Amerika In Amerika word het begrip ‘loverboy’ niet gebruikt, in vooral Zuid-Amerika is er wel sprake van een hoog percentage ‘sekswerk-ers’ dat naar Nederland komt om hier in de

‘’De meerderheid van de slachtoffers van seksuele uitbuiting en smokkel beweren dat de reis- en werkomstandigheden niet overeenkwamen met wat beloofd was.’’

Tekst door: Hélène Kleijn, Samantha Lagarde & Patty Ton

Page 19: Trends in de hulpverlening

18

seksindustrie te gaan werken. Voor deze sekswerkers zijn er verschillende redenen om naar Nederland te emigreren. Naast economische redenen spelen bij deze vrouwen ook politieke redenen een rol in deze beslissing. In het geval van bijvoor-beeld Colombiaanse immigranten gaat een situatie van werkeloosheid vaak samen met een politieke instabiliteit in het land van herkomst5. Tevens bied het vertrek naar een ander land de gelegenheid te ontsnappen aan de culturele regels van het land van herkomst. Een vergelijkend motief om in de prostitutie te gaan werken is eveneens te zien onder de ‘jotas’ in Mexico stad 6(Prieur, 1998). Deze vrouwelijke, homoseksuele sekswerk-ers geven aan dat het opdoen van seksuele ervaringen en het experimenteren met hun gevoelens zijn een van de redenen waarom zij met sekswerk zijn begonnen. Behalve dat sturen zij een deel van hun verdiende geld naar achtergebleven familieleden.

In vergelijking met de loverboy problematiek in Nederland zie je dat deze sekswerkers niet gedwongen zijn om in de seksindustrie te gaan werken, zoals te zien is bij de loverboy problematiek. Ze hebben er zelf bewust voor gekozen om naar Nederland te komen. Maar als de sekswerker wil gaan werken in Neder-land krijgt deze hier vaak te maken met vormen van misleiding, dwang en geweld. Hierdoor verdienen de pooiers zeer veel geld aan deze sekswerkers7 zoals in de loverboy problematiek terugkomt. De pooiers maken gebruik van het feit dat het merendeel van deze sekswerkers illegaal in Nederland verblijft, hier zetten ze de sekswerkers mee onder druk. Pooiers willen de buitenlandse sekswerkers ook zo veel mogelijk isoleren van de Nederlandse sekswerkers zodat ze zich zo min mogelijk gaan emanciperen en eisen stel-len aan de pooiers8. De sekswerksers die te maken krijgen met misleiding dwang en geweld kunnen terecht bij prostitutie maatschappelijk werk. De hulpverlening die zij bieden bestaat uit hulp bij praktische zaken, psychosociale hulp en resocialisatie wanneer de sekswerkers willen stoppen met het werk en hier problemen bij ervaren. Verder hebben zij ook support-groepen en maatjesprojecten9.

De sekswerkers vanuit Zuid-Amerika kiezen er dus zelf bewust voor om naar Nederland te komen en in de seksindustrie te gaan werken, maar zodra ze in Nederland willen gaan werken krijgen ze te maken met de prob-

lematieken zoals we in Nederland zien in de loverboyproblematiek (misleiding, dwang en drang etc.)

ThailandIn Thailand wordt tevens het begrip ‘Lover-boy’ niet gebruikt. In Thailand is er prostitut-ie, die zich voor hooguit 5 % richt op westerse sekstoeristen, maar voornamelijk is zij gericht tot de Aziaten en met voorkeur de rijke Thaise mannen zelf10.

Prostitutie in Thailand is al eeuwen oud. Hier zijn verschillende redenen voor.In Thailand komt dit onder andere door de Mia noi. Dit betekent dat een man een mind-ere tweede vrouw mag hebben.11

De rijke mannen kunnen het zich veroorloven om een Mia Noi te hebben, dit is al een eeu-wenlange traditie. Mannen willen hun familie en vrienden goed verzorgen en nemen daarom een ‘tweede vrouw’. Tevens kan het ook de lust van de man zijn. De mannen laten zien dat ze rijk zijn door een Mia Noi te hebben, waarmee hun status aanzienlijk zal stijgen.Als laatste speelt het Boeddhisme een grote rol binnen de prostitutie in Thailand. Het is voor een Thai erg belangrijk om een goede karma te hebben. Deze zorgt ervoor dat je zonder zonden naar je volgende leven gaat. Een goede karma kan je krijgen door goed voor je familie te zorgen, dit kan door middel van prostitutie. Deze zonden kunnen vergeven worden door een periode van je leven als non, in het klooster, door te brengen.12

‘’Pooiers willen de buitenlandse sekswerkers ook zo veel mogelijk isoleren van de Nederlandse sekswerkers zodat ze zich zo min mogelijk gaan emanciperen en eisen stellen aan de pooiers.’’

Tekst door: Hélène Kleijn, Samantha Lagarde & Patty Ton

Page 20: Trends in de hulpverlening

In Thailand zijn de inkomensverschillen aanzienlijk groot. Op het platteland wordt minder verdiend dan in de hoofdstad zelf. Er gaan veel meisjes/ vrouwen naar de stad toe om extra geld te verdienen. De meisjes gaan eerst in een fabriek werken om vervolgens te gaan serveren in bars. Uiteindelijk komen deze meisjes in karaoke gelegenheden terecht waar ze geheel in de prostitutie belanden.13

Op het platteland wordt er per gezin één meisje voorzien van het zwaarste werk. Dit is het mooiste meisje. Doordat zij niet hoeft te werken behoudt zij een mooie zachte huid. Dit meisje wordt getraind in massage en andere speciale technieken, in de hoop dat zij hierdoor goed geld kan verdienen in de stad. Het geld wat het meisje verdiend gaat naar haar ouders. Het meisje staat onder grote druk, omdat zij haar familie moet voorzien van luxegoederen. Het geld dat naar huis wordt gestuurd wordt soms gebruikt door vaderen broer voor de prostituees in het dorp. De familie zal ontkennen dat hun dochter een prostituee is. Hoe zij zoveel geld verdiend komt niet ter sprake, dit komt door de mentaliteit die Thailand heeft: ontkennen, vergeven en vergeten.14

In Thailand spreekt men niet over prostitutie. De hulpverlening richt zich er niet op, omdat de prostituees hun zonden kunnen vergeven om even als non te leven. Tevens wordt er door niemand over gesproken, dit omdat het hun mentaliteit is van ontkennen, vergeven en vergeten.

Tenslotte…Wat we terugzien in de vergelijking tussen de landen over het begrip ‘loverboy’, is dat er in de verschillende landen geheel uitlopende gedachten bestaan over dit onderwerp. Tevens zien we ook verscheidene vormen van loverboyproblematiek, welke in de andere landen onder een andere noemer worden uitgedrukt. In Nederland wordt het loverboyprobleem

19

aangepakt door de hulpverlening en wordt het als een grote problematiek gezien, ter-wijl in een land als Thailand deze vorm van prostitutie geaccepteerd wordt. In landen als Bulgarije en Zuid-Amerika gaan vrouwen zowel gedwongen als ongedwongen naar het buitenland om daar geld te verdienen. Zij kri-jgen echter ter plaatse vaak alsnog te maken met kenmerken van de loverboyproblematiek, zoals geweld en dwang. Wij zijn van mening dat de loverboyprob-lematiek als een maatschappelijk probleem gezien moet worden, omdat slachtoffers veel fysieke en psychische schade op kunnen lopen. De hulpverlening zal zich naar onze mening zowel bezig moeten houden met de Nederlandse als de buitenlandse slachtoffers hiervan in Nederland. Wij zijn zeker voorstanders van intensieve hulpverlening van slachtoffers van loverboys. Onlangs, dinsdag 1 maart 2011, is er door minister Ivo Opstelten (veiligheid en justitie) en staatssecretaris Marlies Veldhuizen van Zanten (welzijn) besloten het opvangproject ASJA te verlengen. Dit is een opvang voor meisjes tot 23 jaar die slachtoffers van lover-boys zijn.15

Wij kunnen echter niet beoordelen wat binnen een andere cultuur als normaal of abnormaal worden gezien. Wel vinden wij het erg jammer dat er in sommige landen weinig aandacht wordt besteed aan de, in onze ogen, problematiek van het verkopen van het menselijk lichaam.

‘’Er wordt door niemand over gesproken, dit om-dat het hun mentaliteit is van ontkennen, vergeven en vergeten.’’

1 Vermeulen, G. (2007), Betaalseksrecht: naar regulering of legaliser-ing van niet-problematische prostitutie? Apeldoorn: Maklu.

2 Vries, de S. (2010), Basismethodiek psychosociale hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum

3 Vermeulen, G., Herrewegen, van den E., Puyenbroeck, van L. (2007), mensenhandel in beeld: eerste kwantitatieve en kwalitatieve analyse van Belgische slachtofferdata. Antwerpen-Apeldoorn: Maklu.

4 NOS, Bulgaarse man opgepakt voor seksuele uitbuiting. Verkregen op 13 maart 2011 van http://nos.nl/artikel/84094-bulgaarse-man-opgepakt-voor-seksuele-uitbuiting.html

5 Janssen, M. (2007). Reizende sekswerkers: Latijns-Amerikaanse vrouwen in de Europese prostitutie. Apeldoorn, Nederland: Het Spinhuis.

6 Prieur, A. (1998). Mema’s house on transvenstites, queens, and machos. Chicago, America: The university of Chicago

7 Gijs, L. (2009). Seksuologie. Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum

8 Janssen, M. (2007). Reizende sekswerkers: Latijns-Amerikaanse vrouwen in de Europese prostitutie. Apeldoorn, Nederland: Het Spinhuis.

9 Humanitas Prostitutie Maatschappelijk werk. Humanitas Prosti-tutie Maatschappelijk werk Algemene informatie. Verkregen op:20 maart 2010 van http://www.humanitas-rotterdam.nl/tzmadi/pmw/algemeen/index.html

10 Ylstra, G. (1991). Prostitutie in Thailand. Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum

11 Steinfatt. M.T. (2002). Working at the bar: sex work and health com-munication in Thailand. Westport, America: Ablex publishing.

12 Hean, D’. B. (2008). Geld, seks, oorlog, karma: notities voor een boed-dhistische revolutie. Brussel, België: Kunchab.

13 Voogt, R.P.(2007). Onderhandelen in Zuidoost-Azië. Apeldoorn, Nederland: Het Spinhuis.

14 Beek, Van, S. & Höefer. (1992). Bangkok. Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum

15 De Telegraaf (2011) Opvang voor slachtoffer loverboys verlengd. Amsterdam: Telegraaf Media Nederland.

Page 21: Trends in de hulpverlening

20Bronnen

Huiselijk geweld: Beleid wanneer elke minuut telt

Families bepalen het plan

Should we drug naugthy children?

‘t is goed boeren bij..

Zorg wordt lopende band werk

Janssen, H. (2006), Geweld achter de voordeur: aanpak van huiselijk geweld

Meintser, N. (2010).Wordt vervolgd: experts over trends en ontwikkelingen in huiselijk geweld

http://www.bjzfriesland.nl/sjablonen/1/infotype/news/item/view.asp?objectID=609

http://www.huiselijkgeweld.nl/doc/kamerbrief_aware.pdf

http://www.huiselijkgeweld.nl/beleid/publicaties/trendrapport_wordt_vervolgd

http://www.nicis.nl/Wat_doen_wij/Verspreiding/Docbank/Veiligheid/Sociale_veiligheid/Huiselijk_geweld/Experts_ondervraagd_over_trends_huiselijk_geweld

http://shginfo.nl/

http://www.vng.nl/eCache/DEF/1/03/679.html - (10-02-2011)

Beek, f. Van (2003). ‘Eigen-kracht conferenties’ De eerste ervaringen in Nederland (deelrapport 1). Verkregen op 29 maart, 2011 van http://www.wespweb.nl/www/publicaties/docs/pub26.pdf.

Child, Youth and Family (n.d.). Family Group Conference. Verkregen op 29 maart, 2011 van http://www.cyf.govt.nz/youth-justice/family-group-conferences.html.

Doolan, M. (2003). Family Group Conferences …waarom het zo moeilijk is deze samenwerkingsmeth-ode in te voeren…. Verkregen op 29 maart, 2011 van http://www.perspectief.org/tienjaar/materiaal/FGC-samenwerkingsmethode_MD.pdf.

Doolan, M. (2009). Mike Doolan, University of Canterbury, Christchurch, Nieuw-Zeeland (30 min). Verkregen op 29 maart, 2011 van http://www.eigen-kracht.nl/nl/artikel/mike-doolan-university-of-canterbury-christchurch-nieuw-zeeland-30-min.

Eigen Kracht Centrale (n.d. a) Onze roots. Verkregen op 29 maart, 2011 van http://www.eigen-kracht.nl/nl/inhoud/onze-roots.

Eigen Kracht Centrale (n.d. b) Betrokkenheid van de overheid. Verkregen op 29 maart, 2011 van http://www.eigen-kracht.nl/nl/inhoud/betrokkenheid-van-de-overheid.

Eigen Kracht Centrale (n.d. c) Dichtbij de overheid. Verkregen op 29 maart, 2011 van http://www.eigen-kracht.nl/nl/inhoud/dichtbij-de-overheid.

Bouma, J. (2010). ADHD is geen ziekte. Trouw de Verdieping.

MTA Cooperative Group (1999). A 14-Month Randomized Clinical Trial of Treatment Strategies for Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder, Archives of Gen-eral Psychiatry, 56 (12), 1073-1086. (via http://www.nji.nl/nji/dossierdownloads/watwerkt_adhd.pdf)

Nietsch, H. (Regisseur). (2010). Zembla. De ADHD-hype [Film].

Oord, S. van der & Prins, P. (2007). Welke behandeling is effectief voor kinderen met ADHD? Medicatie en (cognitieve) gedragstherapie. Kind en Adolescent Praktijk, nummer 2 2007, 58-65.

Stichting Nederlands Comité voor de Rechten van de Mens (NCRM). (2011) ADHD in Nederland. Kinderen verdienen beter; een oproep voor een gezonde aanpak van de ADHD-epidemie.

Vogel, K. (2005). Report on the implementation of the Convention on the Rights of the Child by the Russian Federation. Geneva: committee on the rights of the child.

AgriHolland. (sd). Dossier verbrede landbouw. Opgeroepen op maart 2011, van Zorgboerderijen: http://www.agriholland.nl/dossiers/verbredelandbouw/zorgboerderij.html

Hassink, J. (2006). Gezond voor landbouw en groen. Assen: Van Gorcum.

Hassink, J., & Ketelaars, D. (2003, april 17). De bodem onder de zorgboerderij. Opgeroepen op maart 2011, van http://www.verbredelandbouw.info/uploads/doc-zorg/De%20bodem%20onder%20de%20zorgboerderij.pdf

Hilhorst, R. (2008, september). Marktperspectief zorgboerderijen in Nederland. Opgeroepen op maart 2011, van St. Green Valley: http://www.stichtinggreenvalley.nl/LinkClick.aspx?fileticket=fIjTvVAYBFU%3d&tabid=388

Schaik, J. v. (1997). Ontmoeting landbouw & zorg. Vorden: St. Omslag.

Termaat, G. (2010). De zorgboerderij. Zutphen: Roodbont Publishers.

Verenigde zorgboeren. (sd). Landbouw en zorg. Opgeroepen op maart 2011, van Hoe is het ontstaan: http://www.landbouwzorg.nl/index.php?pagid=53

Verenigde Zorgboeren. (sd). Landbouw en zorg. Opgeroepen op maart 2011, van Voor wie is het?: http://www.landbouwzorg.nl/index.php?pagid=54

Hermans, P.C (2011). Wijzigingen besluit zorgaanspraken AWBZ 2011. Amsterdam

Kingma, A.J (2011). Aanpassing zorgaanspraak verblijf en introductie aanspraak kort verblijf. Zwolle

Medewerkers van Logeerhof Naaldwijk IpsedeBruggen.

Schipper. E (2011).Volkskrant. Amsterdam

(2011). Iedereen is bijzonder IpsedeBruggen. Verkregen op 25,maart, 2011 van << http://www.ipsedebruggen.nl/templates/mercury.asp?page_id=1470>>.

Eigen Kracht Centrale (n.d. d) Betrokkenheid van professionals. Verkregen op 29 maart, 2011 van http://www.eigen-kracht.nl/nl/inhoud/betrokkenheid-van-professionals.

Eigen Kracht Centrale (n.d. e) Na de eigen Kracht-conferentie. Verkregen op 29 maar, 2011 van http://www.eigen-kracht.nl/nl/inhoud/na-de-eigen-kracht-conferentie.

Morris, A., & Maxwell, G. (1998). Restorative Justice in New Zealand: Family Group Conferences as a Case Study. Verkregen op 29 maart, 2011 van http://wcr.sonoma.edu/v1n1/morris.html.

Morris, A., & Maxwell, G. (n.d.). The New Zealand Model of Family Group Conferences. Verkregen op 19 maart, 2011 van http://aic.gov.au/documents/3/0/A/%7B30A6D276-284C-4070-B42F-5425AA0538A0%7Dch2.pdf.