Tracébesluit PHS Viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid ... · Voor de aanleg van het project...

ProRail

Tracébesluit PHS Viersporigheid

Rijswijk – Delft Zuid/ Actualisatie

natuuronderzoek

ProRail

Tracébesluit PHS Viersporigheid

Rijswijk – Delft Zuid/ Actualisatie

natuuronderzoek

Railinfra Solutions/ /Benthem Crouwel

Leidseveer 4

Postbus 24088

3502 MB Utrecht

referentie projectcode status

RS-UT20160068v3 RIS432-26 Definitief 2.0

projectleider projectmanager datum

Mw. Drs. K. Zwerver mw. Ir. J. Geerling 27 oktober 2016

autorisatie naam paraaf

goedgekeurd mw. Ir. J. Geerling

Railinfra Solutions/Benthem Crouwel is een samenwerkingsverband voor

advieswerkzaamhedenin het kader van de ontwerp- en realisatiefase van het

ProRail-project -- Spoorzone Delft

INHOUDSOPGAVE blz.

1. INLEIDING 1

2. BEOORDELINGSKADER 2

2.1.1. Gebiedsbescherming 2

2.1.2. Soortbescherming (Flora en faunawet) 2

3. WETGEVING EN BELEID 3

3.1. Kaderstellend wetgeving en beleid 3

4. HUIDIGE SITUATIE EN AUTONOME ONTWIKKELING 5

4.1. Huidige situatie 5

4.1.1. Gebiedsbescherming 5

4.1.2. Soortbescherming 5

5. EFFECTBESCHRIJVING EN – BEOORDELING 11

5.1. Gebiedsbescherming 11

5.1.1. Natura 2000-gebieden 11

5.1.2. EHS (nu NNN) en milieubeschermingsgebieden 13

5.2. Soortbescherming 13

5.2.1. Aanlegfase 13

6. OPLOSSINGSRICHTINGEN ’T HAANTJE 15

7. MITIGERENDE EN COMPENSERENDE MAATREGELEN. 16

8. ONTHEFFINGEN EN VERGUNNINGEN 17

9. GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR 18

laatste bladzijde 18

BIJLAGEN aantal blz.

1 Berekening jaaremissie NOx aanlegfase samenvatting 1

Separate bijlage Resultaat Aerius Calculator 25

Railinfra Solutions/ Benthem Crouwel

RS-UT20160068v3 PHS- Rapport Natuur RIS432-26

1

1. INLEIDING Het ontwerp-tracébesluit en het MER voor het project ‘PHS Viersporigheid Rijswijk-Delft Zuid (PHS Delft)’ hebben in december 2015 en januari 2016 ter visie gelegen. Ten behoe-ve van de vaststelling van het tracébesluit is het eerder uitgevoerde natuuronderzoek waar nodig geactualiseerd. Dit betekent concreet dat de gegevens over het voorkomen van flora- en fauna en de informatie met betrekking tot stikstofdepositie geactualiseerd zijn. In dit memo wordt (alleen) ingegaan op de wijzigingen ten opzichte van het rapport MER Programma Hoogfrequent Spoorvervoer viersporigheid Rijkswijk-Delft Zuid – deelonder-zoek Ecologie RIS432-12/14-020.965 dat ter inzage heeft gelegen bij het ontwerp-tracébesluit. Voor een toelichting op de planwijzigingen en de aanleiding voor de update wordt verwe-zen naar het rapport Actualisatie milieueffecten. Conclusie ten behoeve van het MER en tracébesluit De actualisatie leidt niet tot wezenlijk andere conclusies. Het inwerking treden van het Pro-gramma Aanpak Stikstofdepositie is relevant voor de aanlegfase. In de gebruiksfase treedt namelijk geen toename van depositie op als gevolg van het project (ten opzichte van de autonome ontwikkeling). Het project is een zogenoemd ‘prioritair’ project in het PAS. Dat betekent dat er ‘ontwikkelruimte’ is gereserveerd. De emissie van NOx in de aanlegfase is voor drie Natura 2000-gebieden hoger dan 0,05 mol N/ha/jr. Uit de informele toets blijkt dat er voldoende ontwikkelruimte beschikbaar is. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft inmiddels ook een formele toets uitgevoerd waarin geconcludeerd is dat er geen ver-gunningplicht geldt maar wel een meldingsplicht. De melding is in oktober 2016 bij het mi-nisterie van Economische Zaken gedaan. Op 24 oktober 2016 heeft het ministerie van Economische Zaken per email bevestigd dat de melding geregistreerd en akkoord bevon-den is.



2

2. BEOORDELINGSKADER

2.1.1. Gebiedsbescherming Natura 2000 Voor het onderdeel stikstofdepositie is gebleken dat de aanlegfase maatgevend is. Er is in samenwerking met Prorail een overzicht gemaakt van de inzet van materieel in de aanleg-fase. EHS (nu NNN) De EHS heet tegenwoordig NNN, Natuurnetwerk Nederland. In het Natuurbeheerplan be-grenst en beschrijft de provincie de gebieden waar subsidiëring van beheer en ontwikkeling van natuur, agrarische natuur en landschapselementen plaats kan vinden en welke natuur- en landschapsdoelen hiermee worden behaald. In het MER is gebruik gemaakt van de natuurbeheertypen zoals opgenomen in het Natuur-beheerplan 2013. In deze rapportage is nagegaan of het Natuurbeheerplan 2016 (dat is vastgesteld in 2015) in het studiegebied zodanig gewijzigd is dat er een wijziging van de ef-fectbeschrijving op kan treden.

2.1.2. Soortbescherming (Flora en faunawet) De informatie van het deelrapport is aangevuld met resultaten van bureauonderzoek waar-bij de gegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) zijn opgevraagd (maart 2016) voor de periode augustus 2013 – maart 2016.



3

3. WETGEVING EN BELEID

3.1. Kaderstellend wetgeving en beleid Momenteel zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet en Boswet van kracht. Deze zullen ook van kracht zijn op het moment dat het tracébesluit wordt vastge-steld (2016). Per 1 januari 2017 zal de Wet natuurbescherming in werking treden waarin deze drie wetten opgaan. Natuurbeschermingswet 1998 Per 1 juli 2015 is het Programma Aanpak Stikstofdepositie, kortweg het PAS, in werking

getreden1 met daarbij ook de wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998. Sindsdien is

voorgeschreven dat met het programma Aerius Calculator bepaald wordt wat de toename van stikstofdepositie is als gevolg van het project. In het MER is er aangegeven dat in de gebruiksfase geen toename van stikstofdepositie zal plaatsvinden. Echter in de aanlegfase is wel extra emissie van NOx te verwachten. Deze fase is daarom maatgevend in het kader van het PAS. Het voorliggende project is opgenomen als ‘prioritair project’ in de Ministeriële Regeling bij het PAS. Een project is als prioritair project aangemerkt als het aantoonbaar van nationaal of provinciaal maatschappelijk belang is. Voor prioritaire projecten is ontwikkelruimte gere-serveerd. Deze ruimte wordt in het tracébesluit definitief toegedeeld (op grond van art 19km Nbw). Provinciaal en regionaal kader EHS/ NNN Waar het Natuurnetwerk Nederland ligt, staat in de Provinciale Structuurvisie. Welke na-tuurbeheertypen binnen het NN door de provincie worden gesubsidieerd staat in het pro-vinciale Natuurbeheerplan. Wat en wanneer de uitvoering gedacht is, staat in het provinci-aal MeerjarenProgramma. Het laatste document wordt jaarlijks geactualiseerd. De begren-zing van de NNN is in het studiegebied niet gewijzigd ten opzichte van het MER / ontwerp-tracébesluit (daar aanduiding EHS).

1 Op 15 december 2016 is de partiële herziening van het PAS in werking getreden.



4

Bron kaarten Provincie Zuid-Holland d.d. 23-3-2016 De ecologische verbindingszone (EVZ) Abtswoude, dwars op het spoort ten zuiden van Delft staat niet meer op de kaart. De spoorzone valt buiten de begrenzing van de EHS.



5

4. HUIDIGE SITUATIE EN AUTONOME ONTWIKKELING

4.1. Huidige situatie

4.1.1. Gebiedsbescherming Ten aanzien van de gebiedsbescherming is er geen wijziging ten opzichte van het rapport MER Programma Hoogfrequent Spoorvervoer viersporigheid Rijkswijk-Delft Zuid – deelon-derzoek Ecologie RIS432-12/14-020.965.

4.1.2. Soortbescherming In het MER zijn de gegevens tot en met juli 2013 opgenomen (zie kaart 1 rondom ’t Haantje en 2 Delft Zuid). Ter aanvulling van de gegevens zijn de gegevens van augustus 2013 tot en met 15 maart 2016 bij NDFF opgevraagd. Deze zijn weergegeven in kaarten 1b en 2b. Het plangebied is niet substantieel veranderd en er hebben zich ook geen (grootschalige) ingrepen plaatsgevonden met uitzondering van het project ‘Spoorzone Delft’ (in het plan-gebied). Het ‘spoordeel’ is afgerond en opgeleverd. De beschrijving in het deelrapport ecologie is ook nog actueel. Er zijn enkele aanvullingen op de waarnemingen die in het deelrapport ecologie zijn beschreven. Per soortgroep zijn in de periode (augustus 2013 tot en met 15 maart 2016) de waarnemingen in de databank opgenomen. Veel waarnemingen blijken niet relevant omdat ze te ver van het plangebied zijn gedaan. Deze soorten zijn wel op de kaarten opgenomen ter informatie. Planten brei-den zich over het algemeen niet snel uit dus de kans dat een soort in het plangebied voor gaat komen is beperkt. Zoogdieren en amfibieën zijn wel mobiel en kunnen daarom het plangebied ‘bezoeken’ (zie hoofdstuk 7 zorgplicht). In onderstaande tekst wordt alleen op die soorten ingegaan die relevant zijn voor het project. Soorten die wel op de kaart staan maar ver buiten het plangebied voorkomen én waarvan niet verwacht wordt dat ze op grond van hun leefwijze/biotopen in het plangebied voor kunnen komen, worden niet verder vermeld. Flora Er zijn enkele nieuwe soorten waargenomen, echter op locaties die ver van het werkterrein afliggen. Enige uitzondering is een exemplaar van de gewone of spindotterbloem (subsp onbekend). Dit is een tabel 2 soort. Deze is waargenomen aan de zuidzijde van het spoor, net ten noorden van de N470 (zie kaart 2b). Vogels De NDFF waarnemingen met betrekking tot vogels zijn niet op kaart opgenomen, omdat er in het bestand voornamelijk overvliegende exemplaren zijn opgenomen. Voor dit onderzoek zijn vooral nesten van belang. Er zijn geen nesten waargenomen van vogels die jaarrond het nest gebruiken of honkvast zijn. Zoogdieren In het deelgebied ’t Haantje is een hermelijn waargenomen in het Wilhelminapark (tabel 1 soort). Ook in Delft Zuid is twee maal een hermelijn waargenomen (mogelijk hetzelfde exemplaar). Tevens zijn enkele vliegende ruige dwergvleermuizen (tabel 3 soort) opgeno-men in de Database. Het gaat hier om foeragerende/ jagende exemplaren. Uit onderzoek



6

van Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland (2012) blijkt dat de ruige dwergvleermui-zen in het voor- en najaar aanwezig zijn. Door het jaar heen verblijven hier alleen mannetjes, ze overwinteren het liefst tussen ge-stapeld hout maar kiezen ook regelmatig voor gebouwen. Ze verblijven vooral in oude bo-men en nestkasten. De recreatiegebieden ten zuiden van Delft nemen in betekenis toe als verblijfplaats voor vleermuizen. Ze wisselen vaak van verblijfplaats. In het plangebied zijn dus geen vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen bekend en ook is hermelijn daar niet waargenomen. Vleermuizen foerageren wel in het plangebied. Vissen, amfibieën en reptielen en overige soorten Er zijn geen meldingen van beschermde soorten in de nabijheid van het spoor gedaan.



7



8



9



10



11

5. EFFECTBESCHRIJVING EN – BEOORDELING

5.1. Gebiedsbescherming

5.1.1. Natura 2000-gebieden Zoals in het deelrapport ecologie al is opgemerkt, zijn er geen werkzaamheden in Natura 2000 gebieden. Dat betekent dat er alleen externe effecten kunnen zijn. Stikstofdepositie Uit het MER blijkt dat er in de gebruiksfase geen toename van stikstofemissie is ten opzich-te van de huidige situatie. Er is dan ook geen toename van depositie. De aanlegfase is daarom maatgevend. Voor de bepaling van de stikstofdepositie is de NOx emissie die geëmitteerd wordt door de machines die ingezet worden bij de aanleg relevant. De inzet (tijdsduur en aantal) van de machines is bepaald door Railinfra Solutions. Het vermogen van de machines en de NOx emissiekentallen zijn bepaald door Royal HaskoningDHV. De verkregen gegevens zijn ge-controleerd en bevestigd door Prorail. Voor de aanleg van het project worden verschillende fases gedefinieerd. De in te zetten machines zijn per fase bepaald. In onderstaand overzicht zijn de in te zetten machines per fase weergegeven. Tabel 5.1: Overzicht in te zetten machines per fase

Fase Beschrijving Wanneer Benodigde machines

1 Grondwerk aanleg spoor 2020 3 Graafmachines 10 Vrachtwagenbewegingen per dag 2 Diesel aggregaten 1 Shovel

2 Bouw kunstwerken:

- Onderdoorgang Rijswijk

- Kunstwerken DSM

- Delft Zuid

2020-2021 2 Heistellingen (gedurende 4 maanden) 2 Diesel aggregaten 2 Mobiele kranen 1 Graafmachine 16 Vrachtwagenbewegingen per dag 1 Vrachtwagen permanent aanwe-zig 2 Shovels Klein materieel

3 Bouw kunstwerk:

- Brug Kerstanje Wetering

2021-2022 1 Heistelling (4 maanden) 1 Dieselaggregaat 1 Mobiele kraan 1 Graafmachine 8 Vrachtwagenbewegingen per dag 1 Vrachtwagen permanent aanwe-zig 1 Shovel



12

Klein materieel

4 Spoorbouw 2022 4 Kranen op lorries 2 Hoogwerkers bovenleiding 1 Diesellocomotief (4 maanden) 1 Stopmachine (20 dagen) 10 Vrachtwagenbewegingen per dag 1 Dieselaggregaat Klein materieel

In bijlage 1 staan de thermische vermogens, de bedrijfsduur en de NOx emissie weergege-ven. De vermogens van de machines zijn mede bepaald met behulp van het rapport ‘Emis-sies door niet voor de weg bestemde mobiele machines in het kader van internationale rapportering, TM Leuven en TNO, 1 juli 2005’. Voor de diesellocomotief en stopmachine is uitgegaan van een vermogen van 4.900 kW, hetgeen een zeer zware diesellocomotief be-treft. Hiermee kan worden verondersteld dat de hier beschreven situatie een worst-case si-tuatie betreft. Voor de NOx emissiefactor zijn de gegevens van Stage III a gebruikt (dieselmachines met vermogen 300 – 560 kW, bouwjaar 2006-2008 (4.0 g/kWh). Deze zijn beschreven in het TNO rapport ‘Emissiemodel Mobiel machines gebaseerd op machineverkoop in combinatie met brandstof Afzet (EMMA)’, uit 2009. De totale emissie (kg NOx) per fase staat in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 5.2: De totale emissie (kg NOx) per fase

Fase Beschrijving Emissie (kg NOx in aanlegfa-se)

1 Grondwerk aanleg spoor 9.882

2 Bouw kunstwerken:

- Onderdoorgang Rijswijk

- Kunstwerken DSM

- Delft Zuid

22.961

3 Bouw kunstwerk:

- Brug Kerstanje Wetering

15.509

4 Spoorbouw 17.660

TOTAAL 66.012

Met behulp van de Aerius calculator is de stikstofdepositie van de aanlegfase bepaald. De-ze is gemodelleerd als tijdelijk project. De emissie van de verschillende fases is gedeeld door het totaal aantal jaren voor de aanleg benodigd (3). In Aerius is aangegeven dat het project 3 jaar in beslag neemt. Op deze manier wordt de totale NOx emissie op de juiste wijze gemodelleerd.

Resultaten Uit de berekening blijkt dat in drie Natura 2000-gebieden een planbijdrage te verwachten is. De maximale planbijdrage is 0,09 mol N/ha/jr. In tabel 5.3 zijn de Natura 2000 gebieden opgenomen met de vermelding van de hoogste depositie binnen dat gebied. Het resultaat van de berekening is als separate bijlage toegevoegd (zodat de pdf weer in Aerius inge-voerd kan worden).



13

Uit een voorlopige toetsing1 blijkt dat voor alle drie de gebieden voldoende ontwikkelings-ruimte aanwezig is. Er zijn geen hexagonen waar de depositie hoger is dan de ontwikke-lingsruimte (kolom overschrijding). De informele toetsing is uitgevoerd door het bepalen van de ontwikkelingsruimte in Aerius Scenario op basis van een door Prorail aangeleverde GML (invoerbestand spoor).

Deze waarden zijn officieel door het ministerie van Infrastructuur en Milieu vergeleken met de met de gereserveerde ruimte voor het prioritaire project (conform de regeling program-matische aanpak stikstof). De conclusie van de toetsing is dat er geen vergunningplicht geldt maar wel een meldingsplicht. De melding is in oktober 2016 bij het ministerie van Economische Zaken gedaan. Zie separate bijlagen uit Aerius Register (Bijlage bij Besluit RTxGkz2gP4c2.pdf en Detailkaarten RTxGko2gP4c2.pdf). Op 24 oktober 2016 heeft het ministerie van Economische Zaken per email bevestigd dat de melding geregistreerd en akkoord bevonden is. In het MER was al geconcludeerd dat er geen toename van depositie tijdens de gebruiks-fase zal zijn. Deze conclusie blijft ongewijzigd. Tabel 5.3: hoogste depositie per Natura 2000-gebied

Natura 2000-gebied Hoogste depositie (mol/ha/jr)

Voorlopige toetsing ontwikkelingsruim-te Overschrijding (aantal hexago-nen)

Voldoende ontwik-kelingsruimte (aan-tal hexagonen)

Meijendel & Berkheide 0,09 0 2257

Westduinpark & Wapendal 0,09 0 233

Solleveld & Kappitelduinen 0,08 0 579

5.1.2. EHS (nu NNN) en milieubeschermingsgebieden

Er zijn geen specifieke wijzigingen die leiden tot een andere effectbeoordeling. Er zijn geen werkzaamheden in de EHS/ NNN.

5.2. Soortbescherming

5.2.1. Aanlegfase De actualisatie van de soorten aan de hand van de databank (NDFF) levert nagenoeg geen andere effecten op dan al beschreven in het MER.

1 Voorlopige toetsing van vergunningsfactoren bij de huidige depositieberekening. 2016-04-12 Aerius Scenario. Cal

cula tor geeft slechts indicatief aan of er voor uw initiatief ontwikkelingsruimte beschikbaar is. De huidige terugkop peling is van 11-12-2015 23:43. Aan deze indicatie kunnen geen rechten worden ontleend.



14

Het is mogelijk1 dat de standplaats van de gewone of spindotterbloem verdwijnt ten noor-den van de N470 aan de zuidzijde van de spoorlijn. Hier is een bouwzone gepland. Deze soort komt jaarlijks terug en kan zich ook uitzaaien. Bij de voorbereiding van de werkzaamheden zal er op gelet moeten worden en dienen eventueel planten verplaatst te worden naar de locatie van de nieuwe spoorsloot. De effecten en maatregelen die gelden voor gewone dwergvleermuis gelden ook voor ruige dwergvleermuis. Onderstaande tabel 5.4 vervangt tabel 5.1 uit het deelrapport ecologie. De dikgedrukte teksten zijn toegevoegd. Het volgende hoofdstuk gaat in op mitigerende maatregelen. Tabel 5.4. Effecten op beschermde en niet-beschermde soorten, indien geen mitige-

rende maatregelen worden genomen

soort/soortgroep

(tabel verwijst naar

tabellen Ffwet)

effect en overtreding van de Ffwet dat optreedt wanneer geen mitigerende maatregelen

worden genomen

vogels verstoring, vernietigen in gebruik zijnde nesten en doden of verwonden jongen, hierdoor worden

de verbodsbepalingen uit artikel 9, 11 en 12 overtreden. Voor vogels is hiervoor ontheffing ver-

eist. Effecten op jaarrond beschermde nesten zijn niet aan de orde.

Gewone en ruige

dwergvleermuis (ta-

bel 3)

verstoring foerageergebied door verlichting, hierdoor wordt mogelijk de verbodsbepaling uit artikel

11 overtreden. Voor vleermuizen is hiervoor ontheffing vereist. Effecten op verblijfplaatsen zijn

niet aan de orde.

grote kaardebol (ta-

bel1) en niet be-

schermde flora

gewone of spindot-

terbloem (tabel 2)

vernietigen vegetatie en standplaatsen, hierdoor wordt de verbodsbepaling uit artikel 8 overtre-

den. Hiervoor is geen ontheffing nodig omdat voor tabel 1 soorten een vrijstelling voor het over-

treden van de verbodsbepalingen geldt.

Ontheffing voor verplaatsen / uitsteken nodig.

egel, woelrat, konijn,

haas, mol, huisspits-

muis, hermelijn (tabel

1)

vernietigen holen en onopzettelijk doden of verwonden individuen, hierdoor worden de verbods-

bepalingen uit artikel 9, 11 en 12 overtreden. Hiervoor is geen ontheffing nodig omdat voor tabel

1 soorten een vrijstelling voor het overtreden van de verbodsbepalingen geldt.

middelste groene kik-

ker, bruine kikker,

gewone pad en kleine

watersalamander (ta-

bel 1) en niet be-

schermde vissoorten

(baars, stekel baars)

vernietigen voortplantingsplaatsen en onopzettelijk doden of verwonden individuen, hierdoor wor-

den de verbodsbepalingen uit artikel 9, 11 en 12 overtreden. Hiervoor is geen ontheffing nodig

omdat voor tabel 1 soorten een vrijstelling voor het overtreden van de verbodsbepalingen geldt.

1 Het detailniveau van de gegevens is niet zo groot dat precies beoordeeld kan worden of de eerder gevonden

standplaats overlapt met de bouwzone. Voor de zekerheid wordt ervan uitgegaan dat de soort binnen de TB grens

voorkomt.



15

6. OPLOSSINGSRICHTINGEN ’T HAANTJE Ten aanzien van de oplossingsrichtingen voor ‘t Haantje in Rijswijk is er geen wijziging ten opzichte van het rapport MER Programma Hoogfrequent Spoorvervoer viersporigheid Rijkswijk-Delft Zuid – deelonderzoek Ecologie RIS432-12/14-020.965.



16

7. MITIGERENDE EN COMPENSERENDE MAATREGELEN. De actualisatie van de gegevens leidt niet tot een andere effectbeoordeling. Een wijziging van de mitigerende maatregelen is alleen aan de orde voor gewone of spindotterbloem, een tabel 2 soort. Deze soort kan uitgestoken worden en worden verplaatst naar een loca-tie langs de nieuwe spoorsloot. Dit kan zonder ontheffing indien gewerkt wordt conform een goedgekeurde gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen waar dit soort werkzaamheden in benoemd staan. Voor de hermelijn1 zal (net als voor alle andere soorten) de zorgplicht in acht moeten wor-den genomen. In dit geval betekent het bij het werken zorgdragen voor vluchtmogelijkhe-den en eventuele locatie waar een holletje/verblijfplaats aanwezig kan zijn, controleren. Dit wordt ook voor andere soorten gedaan en is geen wijziging ten opzichte van het ontwerp-tracébesluit. De maatregelen zijn geborgd in artikel 16 Ecologische maatregelen van het tracébesluit

1. Om de effecten van de realisatie van de viersporigheid op de natuur te verminderen of te

compenseren worden de volgende mitigerende en compenserende maatregelen getroffen:

a. voor broedvogels wordt verstoring voorkomen door uitvoering van werkzaamheden buiten

het broedseizoen of door voorafgaand aan het broedseizoen het plangebied ongeschikt te

maken voor broedende vogels;

b. voor vleermuizen wordt verstoring van het foerageergebied voorkomen door het gebruik

van nachtelijke verlichting te beperken en uitstraling naar de omgeving te voorkomen;

c. voor gewone of spindotterbloem wordt aantasting voorkomen door uitsteken en verplaatsen

van de bloem middels een goedgekeurde gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen;

d. voor overige flora en fauna wordt voldaan aan de zorgplicht;

e. de in lid 1, 2, 3 en 4 genoemde schadebeperkende maatregelen ten aanzien van be-

schermde soorten uit de Flora- en faunawet worden in een projectspecifiek ecologisch werk-

protocol uitgewerkt dat bij de uitvoering wordt gebruikt.

2. Om de effecten van de realisatie op de natuur te compenseren, worden bomen die worden gekapt, voor oplevering van het project op nader te bepalen locaties gecompenseerd. Daartoe is een storting gedaan in een bomenfonds van de gemeente Rijswijk en de gemeente Delft.

1 Tabel 1 soort, geen ontheffing nodig.



17

8. ONTHEFFINGEN EN VERGUNNINGEN Uit het hiervoorgaande blijkt dat er alleen een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig is als er niet gewerkt wordt conform een goedgekeurde gedragscode voor ruimtelijke inrich-ting en de algemene zorgplicht in acht wordt genomen. Dat laatste is uitgangspunt in dit project. Een melding in het kader van het PAS is inmiddels gedaan (zie separate bijlagen uit Aerius Register (Bijlage bij Besluit RTxGkz2gP4c2.pdf en Detailkaarten RTxGko2gP4c2.pdf).



18

9. GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR Provincie Zuid-Holland 2015. Natuurbeheerplan 2016 TM Leuven en TNO, 1 juli 2005 ‘Emissies door niet voor de weg bestemde mobiele machi-nes in het kader van internationale rapportering TNO 2009 ‘Emissiemodel Mobiel machines gebaseerd op machineverkoop in combinatie met brandstof Afzet (EMMA)

Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland 2012 – Vleermuizen onderzoek gemeente Delft 2012 http://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/natuur-0/natuurbescherming/natuurbeheerplan2016/ https://mijn.rvo.nl/gedragscodes-overige-organisaties NDFF medio maart 2016 www.aerius.nl



19

Bijlage 1 Berekening jaaremissie NOx aanlegfase samenvatting.

Jaar

NOx emissie

(kg NOx/jr)

2020 25.959

2021 12.711

2022 27.342

TOTAAL AANLEG KUNSTWERKEN ‘Onderdoorgang Rijswijk’, ‘Kunstwerken DSM’,

‘Delft Zuid’

22.961 kg NOx Gedurende 1,5 jaar

In Aerius

ingevoerd #

jr

7.654 kg NOx Gedurende 1,5 jaar, per kunstwerk 3 2551

kg

NOx/jr

TOTAAL AANLEG GRONDWERK SPOOR

9.882 kg NOx Gedurende 1 jaar

TOTAAL AANLEG SPOORBOUW

17660 kg NOx Gedurende 9 maanden

TOTAAL SPOOR

27.542 kg NOx

Gedurende 1,75

jaar

3 9181

kg

NOx/jr

TOTAAL AANLEG KUNSTWERK Kerstanje Wete-

ring

15509 kg NOx Gedurende 1,5 jaar

3 5170

kg

NOx/jr

TOTALE NOx

EMISSIE

3 22004

kg

NOx/jr



20

Dit document is een bijlage bij hettoestemmingsbesluit als bedoeld in artikel19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Verdere toelichting over deze PDF kunt u vinden in een

bijbehorende leeswijzer. Deze leeswijzer en overige

documentatie is te raadplegen via: www.aerius.nl.

Bijlage bij besluit, Prioritair project

Kenmerken

Emissie

Depositie natuurgebieden

Depositie habitattypen

RTxGko2gP4c2 (19 mei 2016)

pagina 1/12

Contact Rechtspersoon Inrichtingslocatie

Prorail v. Leeuwenhoeksingel 41, 2611AC Delft

Activiteit Omschrijving AERIUS kenmerk Bevoegd gezag

Spooraanleg Delft Zuid-Rijswijk RTxGko2gP4c2 Ministerie van Infrastructuur enMilieu

Datum berekening Rekenjaar

19 mei 2016, 12:59 2020

Sector Deelsector Prioritair project

Mobiele werktuigen Bouw en Industrie Hoofdspoorwegen

Tijdelijk project, startjaar Duur in jaren

2020 3

Totale emissie Situatie 1

NOx 22,00 ton/j

NH3 -

DepositieHectare met

hoogste project-bijdrage (mol/ha/j)

Natuurgebied Provincie

Meijendel & Berkheide Zuid-Holland

Situatie 1

0,09

Toelichting NDEP aanlegfase spoor Delft Zuid - Rijkswijk

RTxGko2gP4c2 (19 mei 2016)Bijlage bij besluitPrioritair project

(toegekend)

Spooraanleg Delft Zuid-Rijswijk

Bijlage bij besluitPrioritair project

(toegekend)

pagina 2/12

LocatieSituatie 1

Emissie(per bron)

Situatie 1

Naam Kunstwerk Delft ZuidLocatie (X,Y) 84795, 445322NOx 2.551,00 kg/j

Voertuig Omschrijving Brandstofverbruik

(l/j)

Uitstoothoogte

(m)

Spreiding(m)

Warmteinhoud

(MW)

Stof Emissie

AFW Werktuigen aanlegkunstwerk

4,0 4,0 0,0 NOx 2.551,00kg/j


(toegekend)



(toegekend)

pagina 3/12

Naam Kunstwerken DSMLocatie (X,Y) 83209, 448769NOx 2.551,00 kg/j


(l/j)

Uitstoothoogte

(m)

Spreiding(m)

Warmteinhoud

(MW)

Stof Emissie

AFW Machines voor aanlegkunstwerk

4,0 4,0 0,0 NOx 2.551,00kg/j

Naam Kunstwerk onderdoorgangRijswijk

Locatie (X,Y) 81791, 450604NOx 2.551,00 kg/j


(l/j)

Uitstoothoogte

(m)

Spreiding(m)

Warmteinhoud

(MW)

Stof Emissie


4,0 4,0 0,0 NOx 2.551,00kg/j

Naam Kunstwerk Kerstanje WeteringLocatie (X,Y) 83377, 448532NOx 5.170,00 kg/j


(l/j)

Uitstoothoogte

(m)

Spreiding(m)

Warmteinhoud

(MW)

Stof Emissie


4,0 4,0 0,0 NOx 5.170,00kg/j


(toegekend)



(toegekend)

pagina 4/12

Naam Grondwerken en aanleg spoorLocatie (X,Y) 83672, 448121NOx 9.181,00 kg/j


(l/j)

Uitstoothoogte

(m)

Spreiding(m)

Warmteinhoud

(MW)

Stof Emissie

AFW Machines benodigdvoor grondwerken enaanleg spoor

4,0 4,0 0,0 NOx 9.181,00kg/j


(toegekend)



(toegekend)

pagina 5/12

Algemenedepositie-gegevens

PAS-gebieden

(rekenjaar 2020)

Natuurgebied Beschermingsregime Hoogsteachtergronddepositie

(mol/ha/j)

Hoogsteprojectbijdrage

(mol/ha/j)

OverschrijdingKDW

Meijendel & Berkheide Habitatrichtlijn,Beschermdnatuurgebied

1.947,20 0,09

Westduinpark &Wapendal

Habitatrichtlijn,Beschermdnatuurgebied

2.179,74 0,09

Solleveld &Kapittelduinen

Habitatrichtlijn,Beschermdnatuurgebied

1.971,32 0,08

Geen overschrijding*

Wel overschrijding

* Deze uitkomst wordt niet meegenomen in de toetsing aan de Nb-wet. Bijde toetsing aan de NB-wet gaat het om de relevante hexagonenwaarvoor ontwikkelingsruimte is gereserveerd.


(toegekend)



(toegekend)

pagina 6/12

Depositienatuur-

gebieden

Hoogste projectbijdrage(Meijendel & Berkheide)

Hoogste projectbijdrage pernatuurgebied

Habitatrichtlijn

Vogelrichtlijn

Beschermd natuurgebied

Habitatrichtlijn,Vogelrichtlijn

Habitatrichtlijn, Beschermdnatuurgebied

Vogelrichtlijn, Beschermdnatuurgebied

Habitatrichtlijn,Vogelrichtlijn, Beschermdnatuurgebied


(toegekend)



(toegekend)

pagina 7/12

Depositie PAS-gebieden

Natuurgebied Hoogstedepositie(mol/ha/j)

Overschrij-ding KDW

Ontwikkelings-ruimtebeschikbaar

Meijendel & Berkheide 0,09

Westduinpark & Wapendal 0,09

Solleveld & Kapittelduinen 0,08


Wel overschrijding

Ontwikkelingsruimte beschikbaar**

Geen ontwikkelingsruimte beschikbaar

Er is hier geen effect dat relevant is voor de uitgiftevan ontwikkelingsruimte, dus de berekende toenameis niet relevant voor de beoordeling


** Bij beoordeling van een vergunningaanvraag in het kader van de Nb-wetis vastgesteld of er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar is en ofdat significante verslechtering uitgesloten kan worden.


(toegekend)



(toegekend)

pagina 8/12

Depositie perhabitattype

Meijendel & Berkheide

Habitattype Hoogstedepositie(mol/ha/j)

Overschrij-ding KDW


ZGH2160 Duindoornstruwelen 0,09

H2180C Duinbossen (binnenduinrand) 0,09

H2160 Duindoornstruwelen 0,09

Lg12 Zoom, mantel en droog struweel van de duinen 0,09

H2130A Grijze duinen (kalkrijk) 0,09

H2130B Grijze duinen (kalkarm) 0,09

ZGH2130A Grijze duinen (kalkrijk) 0,09

H2180Ao Duinbossen (droog), overig 0,09

H2180Abe Duinbossen (droog), berken-eikenbos 0,09

H2180B Duinbossen (vochtig) 0,09

ZGH2180Ao Duinbossen (droog), overig 0,09

H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) 0,08

ZGH2180C Duinbossen (binnenduinrand) 0,08

ZGH2130B Grijze duinen (kalkarm) 0,08

ZGH2180B Duinbossen (vochtig) 0,08

ZGH2180Abe Duinbossen (droog), berken-eikenbos 0,08

H2120 Witte duinen 0,07


(toegekend)



(toegekend)

pagina 9/12


Overschrij-ding KDW


H2190Ae Vochtige duinvalleien (open water), (matig) eutrofevormen

0,06

H2190Aom Vochtige duinvalleien (open water), oligo- totmesotrofe vormen

>0,05

Westduinpark & Wapendal


Overschrij-ding KDW







H2150 Duinheiden met struikhei 0,08


H2120 Witte duinen 0,08


(toegekend)



(toegekend)

pagina 10/12

Solleveld & Kapittelduinen


Overschrij-ding KDW




H2150 Duinheiden met struikhei 0,07





H2120 Witte duinen >0,05


Wel overschrijding

Ontwikkelingsruimte beschikbaar**

Geen ontwikkelingsruimte beschikbaar

Er is hier geen effect dat relevant is voor de uitgiftevan ontwikkelingsruimte, dus de berekende toenameis niet relevant voor de beoordeling


** Bij beoordeling van een vergunningaanvraag in het kader van de Nb-wetis vastgesteld of er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar is en ofdat significante verslechtering uitgesloten kan worden.


(toegekend)



(toegekend)

pagina 11/12

Disclaimer De initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de projectinvoer en de aanvraag wordt getoetst door het bevoegdgezag. De eigenaar van AERIUS aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de inhoud van de door de gebruiker aangeboden informatie.AERIUS is een geregistreerd handelsmerk in Europa. Alle rechten die niet expliciet worden verleend, zijn voorbehouden.

Rekenbasis Deze berekening is tot stand gekomen op basis van:

AERIUS versie 2015.1_20160514_90ad58c36e

Database versie 2015.1_20160514_90ad58c36e

Voor meer informatie over de gebruikte methodiek en data zie:

https://www.aerius.nl/nl/factsheets/uitleg


(toegekend)



(toegekend)

pagina 12/12

Depositie Detailkaarten

Verdere toelichting over deze PDF kunt u vinden in een

bijbehorende leeswijzer. Deze leeswijzer en overige

documentatie is te raadplegen via: www.aerius.nl.

RTxGko2gP4c2 (19 mei 2016)

pagina 1/11

DepositieOverzicht van

beschikbaredetailkaarten

Depositie (mol/ha/j)

0.0 7.0 50.0

0.05 10.0 75.0

1.0 15.0 100.0

3.0 20.0 150.0

5.0 30.0

RTxGko2gP4c2 (19 mei 2016)Depositie DetailkaartenPrioritair project

(toegekend)


DepositieDetailkaarten

Prioritair project

pagina 2/11


(toegekend)



Prioritair project

pagina 3/11


(toegekend)



Prioritair project

pagina 4/11


(toegekend)



Prioritair project

pagina 5/11


(toegekend)



Prioritair project

pagina 6/11


(toegekend)



Prioritair project

pagina 7/11


(toegekend)



Prioritair project

pagina 8/11


(toegekend)



Prioritair project

pagina 9/11


(toegekend)



Prioritair project

pagina 10/11

Disclaimer Hoewel verstrekte gegevens kunnen dienen ter onderbouwing van een vergunningaanvraag, kunnen er geen rechten aan wordenverleend. De eigenaar van AERIUS aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de inhoud van de door de gebruiker aangebodeninformatie. AERIUS is een geregistreerd handelsmerk in Europa. Alle rechten die niet expliciet worden verleend, zijn voorbehouden.

Rekenbasis Deze berekening is tot stand gekomen op basis van:

AERIUS versie 2015.1_20160514_90ad58c36e

Database versie 2015.1_20160514_90ad58c36e

Voor meer informatie over de gebruikte methodiek en data zie:

https://www.aerius.nl/nl/factsheets/uitleg


(toegekend)



Prioritair project

pagina 11/11

Tracébesluit PHS Viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid ... · Voor de aanleg van het project...

Documents

Transcript of Tracébesluit PHS Viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid ... · Voor de aanleg van het project...