TOERTOCHT DELTALAND (ca 214 km) · Het zuidwestelijke zeekleigebied omvat twee landschapstypen:...

4
© www.fjreedijk.nl/motorgeografie © TOERTOCHT DELTALAND (ca 214 km) Deze route is uitgezet in het zeekleilandschap van Zuidwest-Nederland. De route loopt over de Zeeuwse eilanden, waarbij uiteraard ook aandacht wordt besteed aan de Deltawerken. Het zuidwestelijke zeekleigebied omvat twee landschapstypen: oudere zeekleipolders (oudland) en recente zeekleipolders (nieuwland). Het oudland bestaat uit een afwisseling van hogere kreekruggen en lagere poelgronden. Overstromingen hebben een fundamentele rol gespeeld bij de vorming van het. Tijdens vloed zocht het zeewater zijn weg over het land via kronkelende getijdenkreken en prielen. Bij vloed nam het water sedimentdeeltjes mee, die bij eb achterbleven op het land. Op de bodem van de kreekgeulen zelf bezonken de zwaardere zandkorrels. Waar het zeewater uitvloeide over grotere oppervlakken (platen) en de stroomsnelheid dus afnam, bezonken de lichtere kleideeltjes. Door ontwatering is er omkering van het reliëf opgetreden (reliëfinversie). De zandige kreek- opvullingen klinken niet in en vormen nu kreekruggen in het landschap. De vroeger hoger gelegen platen met een laag zware klei op veen klinken wel in en vormen nu laaggelegen komvormige poelgronden. Het nieuwland bestaat uit opwassen en aanwassen. Wanneer een zandplaat te midden van stromend water voldoende hoog was opgeslibd en bedijkt werd, sprak men van een opwas. Wanneer tegen bestaand en bedijkt land een strook grond droogviel die werd bedijkt, dan was sprake van een aanwas. De toertocht begint en eindigt bij Restaurant Grevelingen, op de plaats waar de Philipsdam (N257) aansluit op de Grevelingendam (N59). Op het routekaartje zijn 22 rode cijfers aangebracht van bezienswaardigheden en wetenswaardigheden. Middels gele vijfhoekjes zijn er iedere 10 km afstandsmarkeringen geplaatst. Bezienswaardigheden en wetenswaardigheden 1 Deltaplan 2 Dreischor: een (kerk)ringdorp 3 Dreischor: vlasschuren 4 Monumentenstad Zierikzee 5 Flaauwershaven 6 Inlagen en karrevelden 7 De Plompe Toren 8 Schurvelingen en elzenmeten 9 Burgh-Haamstede 10 Oosterscheldekering 11 Vliedbergen 12 Oudland 13 Middelburg 14 Nieuwland 15 Welen of wielen 16 Yerseke Moer 17 Yerseke, ooit het Zeeuwse Klondike 18 De Stad Tholen 19 Meestoven 20 Sint Annaland: een (ring)voorstraatdorp 21 Oosterschelde 22 Stelbergen In dit pdf-routebestand zijn uitsluitend de zes vetgedrukte landschap-specifieke bezienswaardigheden en wetenswaardigheden opgenomen. Voor de overige bezienswaardigheden en wetenswaardigheden zal het boek ‘HET NEDERLANDSE LANDSCHAP VANAF DE MOTOR OF VANUIT DE AUTO’ moeten worden geraadpleegd.

Transcript of TOERTOCHT DELTALAND (ca 214 km) · Het zuidwestelijke zeekleigebied omvat twee landschapstypen:...

© www.fjreedijk.nl/motorgeografie ©

TOERTOCHT DELTALAND (ca 214 km)Deze route is uitgezet in het zeekleilandschap van Zuidwest-Nederland. De route loopt over de Zeeuwse eilanden,waarbij uiteraard ook aandacht wordt besteed aan de Deltawerken.Het zuidwestelijke zeekleigebied omvat twee landschapstypen: oudere zeekleipolders (oudland) en recentezeekleipolders (nieuwland).Het oudland bestaat uit een afwisseling van hogere kreekruggen en lagere poelgronden.Overstromingen hebben een fundamentele rol gespeeld bij de vorming van het. Tijdens vloed zocht het zeewaterzijn weg over het land via kronkelende getijdenkreken en prielen. Bij vloed nam het water sedimentdeeltjes mee,die bij eb achterbleven op het land. Op de bodem van de kreekgeulen zelf bezonken de zwaardere zandkorrels.Waar het zeewater uitvloeide over grotere oppervlakken (platen) en de stroomsnelheid dus afnam, bezonken delichtere kleideeltjes. Door ontwatering is er omkering van het reliëf opgetreden (reliëfinversie). De zandige kreek-opvullingen klinken niet in en vormen nu kreekruggen in het landschap. De vroeger hoger gelegen platen met eenlaag zware klei op veen klinken wel in en vormen nu laaggelegen komvormige poelgronden.Het nieuwland bestaat uit opwassen en aanwassen. Wanneer een zandplaat te midden van stromend watervoldoende hoog was opgeslibd en bedijkt werd, sprak men van een opwas. Wanneer tegen bestaand en bedijktland een strook grond droogviel die werd bedijkt, dan was sprake van een aanwas.

De toertocht begint en eindigt bij Restaurant Grevelingen, op de plaats waar de Philipsdam (N257) aansluit op deGrevelingendam (N59).Op het routekaartje zijn 22 rode cijfers aangebracht van bezienswaardigheden en wetenswaardigheden.Middels gele vijfhoekjes zijn er iedere 10 km afstandsmarkeringen geplaatst.

Bezienswaardigheden en wetenswaardigheden

1 Deltaplan2 Dreischor: een (kerk)ringdorp

3 Dreischor: vlasschuren 4 Monumentenstad Zierikzee 5 Flaauwershaven6 Inlagen en karrevelden

7 De Plompe Toren 8 Schurvelingen en elzenmeten 9 Burgh-Haamstede10 Oosterscheldekering11 Vliedbergen

12 Oudland13 Middelburg14 Nieuwland15 Welen of wielen16 Yerseke Moer17 Yerseke, ooit het Zeeuwse Klondike18 De Stad Tholen19 Meestoven20 Sint Annaland: een (ring)voorstraatdorp21 Oosterschelde22 Stelbergen

In dit pdf-routebestand zijn uitsluitend de zes vetgedrukte landschap-specifieke bezienswaardigheden enwetenswaardigheden opgenomen. Voor de overige bezienswaardigheden en wetenswaardigheden zal het boek‘HET NEDERLANDSE LANDSCHAP VANAF DE MOTOR OF VANUIT DE AUTO’ moeten worden geraadpleegd.

© www.fjreedijk.nl/motorgeografie ©

2 DREISCHOR, VOORBEELD VAN EEN (KERK)RINGDORP

Een voor de Zeeuwse- en Zuidhollandse eilandenkenmerkend dorpstype is het (kerk)ringdorp.Een (kerk)ringdorp bestaat uit een ring van bebou-wing rondom een centraal punt, waarop vaak eenkerk staat met eromheen een cirkelvormig kerkhof.De oorspronkelijk in veel dorpen aanwezige grachtrond het kerkhof is vrijwel overal gedempt.De geschiedenis van Dreischor gaat terug naar eenver verleden. Op de onbedijkte schorren weiddenherders hun schapen. De schorren van Dreischor zijnomstreeks het jaar 1100 ingepolderd.Het eiland Dreischor overstroomde tijdens de SintAagtenvloed (14 december 1287). Na verloop van tijdwerd Dreischor opnieuw ingepolderd en in deze jongevruchtbare polder vestigden zich boeren, die hunhuizen en schuren op een kreekrug (Weststraat)bouwden.Kort na de herbedijking werd ook een kerkjegebouwd, dat geleidelijk werd vergroot tot de twee-schepige hallenkerk (Sint-Adriaanskerk) van nu.

(KERK)RINGDORP DREISCHOR(LUCHTOPNAME GOOGLE EARTH)

6 INLAGEN EN KARREVELDEN

Een dijkval ontstaat als een getijgeul te dicht langs de kust gaat lopen en deze ondermijnt. Op een gegevenmoment is de onderwateroever zo steil geworden dat deze met dijk en al in de geul wegglijdt. Om tevoorkomen dat bij een dijkdoorbraak of een dijkval een groot stuk achterland zou overstromen, zijn opgevaarlijke plekken achter de zeedijk inlaagdijken als reservedijken aangelegd.Het gebied tussen de oorspronkelijke zeedijk en de reservedijk noemen we een inlaag. Doordat de voor denieuwe dijk benodigde grond doorgaans uit de inlaag werd gehaald, ligt het maaiveld laag en is de invloed vanzout kwelwater groot. De inlagen zijn vaak drassig en ongeschikt voor landbouw, daardoor bleven ze ook in hetverleden vaak braak liggen. Sommige inlagen werden gebruikt als boezem voor het lozen van overtollig wateruit de aanliggende polders. Andere waren in gebruik als hooiland.De uit de inlaag gegraven grond waarmee de inlaagdijk werd gebouwd, werd ‘uitgekard’. Deze karrevelden zijnnu nog te herkennen aan lange stroken grond (om met de karren overheen te rijden) afgewisseld met langeuitgegraven stroken.Lag er een dorp tussen de oude zeedijk en nieuwe inlaagdijk dan werd dit veelal opgegeven. De huizen werdenplank voor plank en steen voor steen afgebroken: Zeeuwen zijn zuinig en bouwmateriaal was schaars. Vaakbrak de oude zeedijk inderdaad door en ging er weer land verloren.

De Koudekerksche Inlaagpolder is eeuwen geledenontstaan nadat achter de toenmalige zeedijk eeninlaagdijk als reservedijk is aangelegd. Dit land zounormaal gesproken ten prooi zijn gevallen aan dezee, maar uitgerekend híer is het oude cultuur-landschap nog haarfijn zichtbaar gebleven.Doordat getijgeulen niet verder naar de kust op-schoven, kon de inlaagpolder tot op de dag vanvandaag blijven bestaan. De bebouwing was ver-dwenen, maar de boeren konden de laaggelegen,natte karrevelden blijven gebruiken als hooiland.In de Koudekerksche Inlaagpolder versterken cultuur-historie (eeuwenlang menselijk geploeter) en natuur(brakwatergebied met unieke flora en fauna) elkaar.

KOUDEKERKSCHE INLAAGPOLDER

© www.fjreedijk.nl/motorgeografie ©

12 OUDLAND: DE OUDERE ZEEKLEIPOLDERS

De oudere zeekleipolders van Walcheren wordengekenmerkt door een karakteristiek patroon van laaggelegen poelgronden en hoger gelegen kreekruggen.Kort na het begin van de jaartelling overstroomde dezee het gebied en werden kreken uitgesneden in hetveen en de kleilaag eronder. Vlak langs de krekenwerd zand afgezet en wat verderop klei. De krekenslibden geleidelijk dicht met zand.Met de bedijking en een verbeterde afwatering vanWalcheren wilde men zich na de stormvloed van1134 beschermen tegen overstromingen en kon menmeer landbouwgrond in cultuur brengen. Doorontwatering is er omkering van het reliëf opgetreden(reliëfinversie). De zandige kreekopvullingen klinkenniet in en vormen nu kreekruggen in het landschap.De vroeger hoger gelegen platen met een laag zwareklei op veen klinken wel in en vormen nu laaggelegenkomvormige poelgronden.Op de zandige, kronkelige en vooral hoge en dusdroge kreekruggen ging men wonen en werdenwegen aangelegd. De lager gelegen poelgrondenwerden in gebruik genomen als grasland.Bijna alle dorpen op Walcheren die buiten de kust-strook zijn ontstaan, liggen op een kreekrug.

14 NIEUWLAND: DE RECENTE ZEEKLEIPOLDERS

De recente zeekleipolders bestaan uit een afwisseling van opwassen en aanwassen.In 1631 vond de bedijking plaats van een tussen Walcheren en Zuid-Beveland gelegen opwas. Een opwas iseen zandplaat die te midden van stromend water voldoende hoog is opgeslibd voor bedijking. Het werd de SintJooslandpolder. De nieuwe polder werd op rationele en planmatige wijze ingericht ten behoeve van deakkerbouw. Te midden van grote en rechthoekige kavels verrees verspreid door het gebied een achttal boerde-rijen. In het westen ontwierp men een nederzetting (Oudedorp).De schorren die daarna als aanwas (in het noordwesten tegen de polder) droogvielen, werden in 1644 door destad Middelburg bedijkt. Een aanwas is een tegen bestaand en bedijkt land drooggevallen strook grond diewordt bedijkt. Het werd de Middelburgse Polder waarin het dorp Nieuwland werd geprojecteerd. Ook hierbouwde men de boerderijen niet in het dorp, maar verspreid in de polder. Waarschijnlijk was de nabijheid vandit Nieuwland er de oorzaak van dat het oudere Oudedorp zich nooit tot volwaardig kerkdorp heeft ontwikkeld.

ONTSTAAN VAN NIEUWLAND TUSSEN HET OUDLAND VAN WALCHEREN EN ZUID-BEVELAND(KAARTFRAGMENT ZEELAND OMSTREEKS 1300)

In 1816 worden de twee gemeenten Nieuwland en Sint Joosland samengevoegd tot de nieuwe gemeenteNieuw- en Sint Joosland, al bestond de laatste gemeente slechts uit een klein straatje (het nog altijd bestaandegehucht Oudedorp) en enkele boerderijen.In 1966 wordt de gemeente Nieuw- en Sint Joosland aan Middelburg toegevoegd.

© www.fjreedijk.nl/motorgeografie ©

16 YERSEKE MOER

Vanaf de kreekruggen lopen (vaak doodlopende)zijwegen de lage poelgebieden in. Ze wordenzoekwegen of wegelingen genoemd. Deze wegenworden beschouwd als ontsluitingswegen van depoelgebieden met als doel het aanwezige veen daarweg te halen.Veen was hier veel meer dan alleen brandstof. Hetveen bevatte immers zout en zout was vroeger goudwaard. Dankzij het zout bedierf het voedsel niet meer!

DE ZOEKWEG BIJ YERSEKEIn de oudlandpolders in Zuidwest-Nederland is op grote schaal zout gewonnen uit veen. Deze wijze vanzoutwinning wordt moernering of darinkdelverij genoemd. Er werd gemoerneerd per blok of op lange stroken.Deze vormen van zoutwinning heten blokmoernering of strokenmoernering.Het aanwezige veen werd gedurende overstromingen door de zee met kleilagen afgedekt en is tijdens datproces met zout water doordrenkt geraakt. Het zouthoudende veen wordt ‘darink’ (ook wel derrie of moer)genoemd. Darink vormde de grondstof voor de veenzoutproductie die vooral in de 13e - 15e eeuw op groteschaal plaatsvond in het zuidwestelijk zeekleigebied. Het weggegraven veen werd gedroogd, nog enkele malenmet zeewater overgoten en gedroogd, tot het verzadigd was van zout. Daarna werd het zoute veen verbrand inzoutketen en werd het zout uit de as gewonnen.De zoutwinning had grote landschappelijke gevolgen. Door het weggraven van de zoute veenlagen daalde hetmaaiveld waardoor de natuurlijke lozing van overtollig oppervlaktewater in toenemende mate werd bemoeilijkt.De zee werd als het ware uitgenodigd om verder het land binnen te dringen. Tal van overstromingsrampenwaren dan ook het gevolg van zoutwinning. De situatie werd nog nadeliger beïnvloed door de vaakongecoördineerde werkwijze die men zich aanvankelijk veroorloofde. In het wilde weg groef men kuilen om hetzouthoudende veen onder een door de zee afgezette laag klei weg te graven. De klei werd ‘even opzij gegooid'en na het moerneren heel slordig weer teruggegooid. Deze wijze van moernering heeft het Yerseke Moer zijnhollebollig uiterlijk gegeven. Later werd de moernering aan regels gebonden. De historischelandschapsstructuur is in het Yerseke Moer nog grotendeels bewaard gebleven. Dit bepaalt in belangrijke matede aanwezige natuurwaarden.

21 NATIONAAL PARK OOSTERSCHELDE

De huidige Oosterschelde is het resultaat van de eeuwenoude strijd tussen mens en zee. Het inpolderen vanschorgebieden en weer prijs moeten geven van eerder gewonnen land wisselden elkaar doorlopend af. Hetnatuurgebied Nationaal Park Oosterschelde staat via de Oosterscheldekering in open verbinding met deNoordzee. Daardoor is het 2x per dag eb en vloed. Het zoute water van de Oosterschelde stroomt in heteeuwig ritme van het getij op en af. Bij eb vallen de slikken en platen droog. Bij vloed keert het water terug enlopen drooggevallen slikken en platen weer onder.Een slik is een stuk buitendijks onbegroeid land dat bijelke vloed overstroomt. Als een slik als een eilandhelemaal door water omgeven is, dan noemen we heteen plaat.Pas als een slik hoog genoeg is opgeslibd, komen deeerste planten. Zo kan langzamerhand een schor(gors of kwelder) ontstaan. Een schor is eenbuitendijks met planten begroeid gebied waar kron-kelende kreekjes doorheen lopen. Met hoogwaterlopen deze kreekjes vol met water. Bij laagwaterstaan ze droog. Alleen bij extreem hoog wateroverstroomt het schor. Planten op het schor moetendus wel bestand zijn tegen zout water. SCHORREN EN SLIKKEN

slik

schor