[Title will be auto-generated]

16
Adel en ridderschap in Gelderland ~ tien eeuwen geschiedenis adelsgeschiedenis 12

description

http://www.wbooks.com/media/custom/upload/File-1377772292.pdf

Transcript of [Title will be auto-generated]

Page 1: [Title will be auto-generated]

Adel en ridderschap

in Gelderland~

tien eeuwen geschiedenis

Adel en ridderschap in Gelderland

tien eeu

wen

gesch

ieden

is

Al eeuwen wordt de provincie Gelderland met haar vele buitens geassocieerd met adel. Op verzoek van de Ridderschap van Gelderland beschreven dertien auteurs de Gelderse adelsgeschiedenis vanaf de tiende eeuw tot nu.

Die geschiedenis begint in de Noormannentijd met een van de eerste Gelderse edelen, Everhard Saxo, uit het geslacht van de graven van Hamaland. Vele eeuwen later, op 17 april 1621, stierf de katholieke Gelderse edelman Jacob Mom door beulshanden op een Haags schavot. Pas vanaf 1814 mochten de katholieke adellijke geslachten hun rol in het Gelderse politieke leven weer opeisen. Sinds 1813/1815 is er wet- en regelgeving die bepaalt wie tot de adel behoort. De Hoge Raad van Adel houdt daarop toezicht.

De adel speelde zeker tot midden twintigste eeuw een grote rol in het openbaar bestuur. Daarna leek het alsof adel iets van het verleden was. Dat is echter allerminst waar. De meeste buitenplaatsen zijn in ‘adellijke han-den’ en de Gelderse Ridderschap houdt zich intensief bezig met het cultuurhistorisch erfgoed in Gelderland.

adelsgeschiedenis 12

Page 2: [Title will be auto-generated]

adelsgeschiedenis xii

De reeks Adelsgeschiedenis wordt uitgegeven onder auspiciën van de Stichting Werkgroep Adelsgeschiedenis (www.adelsgeschiedenis.nl).

De uitgave van Adel en ridderschap in Gelderland – tien eeuwen geschiedenis kwam mede tot stand dankzij financiële steun van

Stichting Fonds A.H. Martens van Sevenhoven

Stichting Hackfort Fonds

Page 3: [Title will be auto-generated]

Adel en ridderschap in Gelderland~

tien eeuwen geschiedenis

jaap dronkersconrad gietman

léon van der hoevenevert de jonge

frank keverling buismanyme kuiper

frans k.m. van nispen tot pannerdenaart (g.a.) noordzij

coen o.a. schimmelpenninck van der oijevincent c. sleebemarc v.t. tenten

gerard h.a. vennerjohanna maria van winter

Onder redactie vancoen o.a. schimmelpenninck van der oije

frank keverling buismanmarc v.t. tentenfred j.w. van kan

Eindredactie ingrid d. jacobs

Beeldredactiewanita t. resida

cécile j.m. schulte-van werschtineke seebach

Page 4: [Title will be auto-generated]

Groepsfoto van de Ridderschap van Gelder-

land op IJsselvliedt te Wezep op 20 september

2008. Centraal op de foto mr Otto baron

van Verschuer en zijn vrouw jonkvrouw

C. Th. van Sminia. Baron Van Verschuer

nam tijdens deze bijeenkomst afscheid als

voorzitter.

Page 5: [Title will be auto-generated]
Page 6: [Title will be auto-generated]

Verklaring van de Kwartieren van Hendrina

van Arnhem, vrijvrouw van Spaen (1625-

1671), eerste vrouw van Alexander des H.R.

Rijksvrijheer van Spaen (1619-1692) ten

behoeve van de opzwering van hun zoon

Friedrich Wilhelm (1667-1735) in de

Ridderschap van Veluwe (1711).

Page 7: [Title will be auto-generated]

Voorwoord 9 bestuur van de ridderschap van gelderlandTen geleide 11 redactie

1 Adel en ridderschap in Gelre, tiende tot dertiende eeuw 13 johanna maria van winter2 De late middeleeuwen: ridderschap, vorst en territorium 29 aart (g.a.) noordzij3 Adel en ridderschap in transitie: van landsheerlijke naar soevereine stand, 1543-1621 53 frank keverling buisman4 Naar een overheersende stand 97 léon van der hoeven5 De drie kwartierlijke ridderschappen als deel van de soevereine Staten van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, 1621-1795 135 evert de jonge en marc v.t. tenten6 Katholieke adel in een protestants gewest, 1621-1795 177 conrad gietman7 De ridderschap van het Overkwartier, circa 1540-1795 211 gerard h.a. venner8 Van gewest naar vaderland: adel en ridderschap, 1780-1850 227 coen o.a. schimmelpenninck van der oije9 Tussen regeringsmacht en dorpscultuur: de adel in de negentiende en twintigste eeuw 271 vincent c. sleebe10 Van Politiek Orgaan tot ‘Zedelyck Ligchaam’, 1850-2012 299 frans k.m. van nispen tot pannerden en jaap dronkers11 Herinneringscultuur 317 yme kuiper

Bijlagen 328 frans k.m. van nispen tot pannerdenAfkortingen en verkort weergegeven titels 329Illustratieverantwoording 333Noten 336Bronnen en literatuur 360Persoonsnamenregister 373Over de auteurs en de redactie 382Colofon 384

Inhoud

Page 8: [Title will be auto-generated]

adel en ridderschap in gelderland 8

Kaart van het hertogdom Gelre en graafschap

Zutphen eind zeventiende eeuw, door

N. Visscher.

Page 9: [Title will be auto-generated]

9 voorwoord

gende directeuren van het Archief. Wat nu voorligt, is hetgeen wij destijds voor ogen hadden, uitdrukkelijk met dank aan de auteurs.

Een woord van grote waardering is op zijn plaats jegens de leden van de redactie, die zich eerst over de opzet en later over de ingekomen bijdragen hebben gebogen. Een team van drie beeldredacteuren heeft veel werk verzet. De afbeeldingen, liefst niet al te bekend, werden niet als verstrooiende plaat-jes gezien, maar als een wezenlijk onderdeel van het boek, gelijkwaardig aan de tekst. De eindredacteur tenslotte heeft wondermooi werk verricht door eenheid in het geheel te bren-gen, voorstellen aan de auteurs te doen tot verbetering, en het Nederlands waar nodig, nog vloeiender te maken.

Het bestuur heeft besloten geen lijst op te nemen van leden van de Ridderschap. Een ledenlijst is in 18752 gepubliceerd. Omdat in het artikel van de secretaris-thesaurier de ledenlijst wel aan een analyse is onderworpen, is deze voor wetenschap-pelijke doeleinden bij hem als houder van het copyright beschikbaar.

Het bestuur is bijzonder gelukkig met het resultaat en hoopt dat dit boek een welkome aanvulling is op de geschiedenis van Gelderland en daarmee op die van Nederland.

april 2013

het bestuur van de ridderschap van gelderland,c.o.a. schimmelpenninck van der oije, voorzitterb.j.m. van voorst tot voorst, ondervoorzitterf.k.m. van nispen tot pannerden, secretaris-thesaurier

De stad Amsterdam ontving in augustus 1659 Amalia van Solms met haar dochters Louise Henriëtte en Henriëtte Catherine en hun echtgenoten. Echtgenoot en vader prins Frederik Hendrik was al in 1647 overleden. Tijdens het bezoek van de Oranjes trokken ‘staatcywagens’ met personificaties door de stad. Achter de voorste wagen, die was gewijd aan de Eendracht, volgde de wagen van Gelderland. Dit gewest ging als voormalig hertogdom voorop, Holland en de andere gewesten sloten aan. In een houtsnede met de zestien wagens, staat onder de Gelderse wagen:

‘Is achter met stroomgoden versiert. Gelderlant laat zich op dese voortrijden: sij heeft Nimmegen, Arnhem, Zutphen, Diane en jachtnimfen bij sich.Het aadlijk Gelderlandt is stout in oorlogstochten.De zeege wordt niet dan door dapperheidt bevochten.’ 1

Al eeuwen wordt Gelderland ook buiten zijn grenzen – zelfs in Amsterdam – geassocieerd met adel. In de historiografie geldt voor de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden voor de westelijke provincies ‘republiek van burgers’ en voor de oostelijke gewesten ‘republiek van adel’.

Voor het bestuur van de Ridderschap van Gelderland was er na een aanvankelijk beperkte opzet, behoefte aan een weten-schappelijke studie over adel en ridderschap in dit gewest vanaf de middeleeuwen tot heden. Die studie moest niet tot de geschiedenis van de ridderschap(pen) beperkt blijven. De leden van de Ridderschap stemden enthousiast met het voorstel in. Het Gelders Archief verklaarde zich bereid de werkzaamheden te coördineren. Het bestuur kijkt dan ook met groot genoegen terug op de samenwerking met de opvol-

Voorwoord

Page 10: [Title will be auto-generated]

adel en ridderschap in gelderland 10

nog een zeldzaamheid. In 2000 verscheen van de hand van A.J. Men-sema, Js. Mooiweer en J.C. Streng De Ridderschap van Overijssel. Le Métier du Noble, terwijl in 2008 Limburg volgde met het door Lou Heynens geschreven Adel in ‘Limburg’, of De Limburgse adel: geschiedenis en repertorium, 1590-1990. Al eerder in 2001 (en herdrukt in 2009) schreef A. Janse Ridderschap in Holland. Portret van een adellijke elite in de late middeleeuwen en in 2010 publiceerde A. van Steensel Edelen in Zeeland: macht, rijkdom en status in een laatmiddeleeuwse samenleving.

Voor Gelderland is tot het verschijnen van dit handboek geen totaal-studie geschreven. Dat wil niet zeggen dat de geschiedenis van adel en ridderschap terra incognita was, integendeel. Vanaf het midden van de negentiende eeuw zagen belangrijke en belangwekkende algemene en detailstudies het licht. Pionier op dit gebied was zonder twijfel W.J. baron d’Ablaing van Giessenburg met drie werken over de kwartierlijke ridderschappen: De ridderschap van Veluwe, of Geschiedenis der Veluw-sche jonkers (1859), Bannerheeren en de Ridderschap van Zutphen van den aanvang der beroerten in de XVIe eeuw tot het jaar 1795 (1877/1885) en Rid-derschap van het kwartier van Nijmegen; namen en stamdeelen van de sedert 1587 verschenen edelen (1899). Dit laatste werk verscheen postuum en was door P.A.N.S. van Meurs voorzien van een geschiedkundig overzicht.

Daarna zijn vooral in de tweede helft van de twintigste eeuw belang-rijke werken verschenen, daaronder is de dissertatie van prof. dr. jonkvrouwe J.M. van Winter, Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen twee delen (Arnhem, 1962). Sinds eind jaren tachtig is in het algemeen de belangstelling voor adelsgeschiedenis toegenomen. Deze tendens is ook terug te zien in allerlei kleinere publicaties, bijvoor-beeld artikelen in de Bijdragen en Mededelingen Gelre en in de oprichting in 1993 van de Werkgroep Adelsgeschiedenis (thans Stichting Werk-groep Adelsgeschiedenis), die het Jaarboek Virtus en monografieën in de Reeks Adelsgeschiedenis uitgeeft.

VerantwoordingUitgangspunt bij de opzet van dit boek was dat de auteurs zich zoveel mogelijk zouden baseren op bestaande literatuur en gedrukte bron-nen. Hoewel dat niet de bedoeling was, is in sommige gevallen nader archiefonderzoek toch onvermijdelijk gebleken; de enorm toegeno-men beschikbaarheid van archiefbronnen op het internet vereenvou-digde dat archiefonderzoek echter wel.

Ondanks het feit dat er bij de opzet van het boek met chronologisch-thematische hoofdstukken gepoogd is aan de Gelderse adel en rid-derschappen in al zijn facetten door de tijd heen aandacht te besteden,

Het idee om daadwerkelijk werk te gaan maken van een boek over de Gelderse ridderschap is al bijna een decennium oud. Op initiatief van drs. Coen O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije (toen nog) vice-voorzitter van de Ridderschap van Gelderland, werd begin 2005 een klein voorbereidingscomité gevormd, waarvan de toenmalige directeur van het Gelders Archief, prof.dr. Frank Keverling Buisman, en drs. Marc V.T. Tenten, auteur en onderzoeker, deel uitmaakten. Aanvankelijk gingen hun gedachten nog uit naar een publicatie over de Ridderschap van Gelderland als zedelijk lichaam in de negentiende en twintigste eeuw, maar al snel werd dit pad verlaten om het onder-werp in een veel breder perspectief te plaatsen: de adel en ridderschap in Gelderland als geheel, vanaf het ontstaan ervan in de elfde/twaalfde eeuw tot in de vroege een-en-twintigste eeuw.

Na een eerste inhoudelijke opzet door Marc Tenten, is uiteindelijk in het voorjaar van 2008 een definitief plan gevormd. Het voorbe-reidingscomité werd tot redactie en versterkt met dr. Fred J.W. van Kan, sinds eind 2006 de nieuwe directeur van het Gelders Archief. In een latere fase werden drs. Wanita T. Resida, Tineke Seebach en drs. Cécile J.M. Schulte-van Wersch als beeldredacteuren aangetrokken. De Ridderschap van Gelderland fungeerde als opdrachtgever, terwijl het Gelders Archief als ‘aannemer’ van het project ging optreden, en de noodzakelijke organisatorische en logistieke ondersteuning leverde.

Inhoudelijk werd gekozen voor een chronologisch-thematische opzet, met een indeling in een elftal hoofdstukken, waaraan ook direct al de namen van de beoogde auteurs gekoppeld konden worden. Vanaf 2008 is intensief aan Adel en ridderschap in Gelderland geschreven. Het plan om de boekpresentatie in de nieuwe behuizing van het Gelders Archief te laten plaatsvinden leefde al lang. Nu kunnen we zeggen dat de pre-sentatie er ook daadwerkelijk gaat plaatshebben: in de week waarin het nieuwe gebouw officieel wordt geopend, op 21 september 2013.

AdelsgeschiedenisSinds ruwweg de laatste drie decennia mag adelsgeschiedenis zich in de belangstelling van een ruimer publiek verheugen. Dat vertaalt zich in een groter aantal publicaties op dit gebied. Toch zijn handboeken over geschiedenis van adel en/of ridderschap op provinciaal niveau

Ten geleide

Page 11: [Title will be auto-generated]

11 ten geleide

Een groep die in Gelderland weinig voorkwam, is de briefadel. Wel waren er families waarvan de status onduidelijk was, maar die een adellijke levensstijl voerden en daardoor tot de niet-riddermatige adel gerekend werden.

Tot slot nog de hoge adel, waaronder de bannerheren van Bergh, Bronckhorst, Bahr en Wisch. Zij speelden tot het eind van de zestiende eeuw een rol van betekenis, maar verdwenen daarna al snel uit beeld.

In het kielzog van de Bataafse Omwenteling van 1795 werd de adel zo niet officieel dan toch officieus afgeschaft. Eind 1813 was het leed geleden en werd het adelsbeleid, zoals gezegd, in wet- en regelgeving vastgelegd.

DankwoordEen project als het onderhavige kan niet gerealiseerd worden zonder de steun van velen. Een groot woord van dank verdient in ieder geval de Ridderschap van Gelderland zelf, die met een genereus (financieel) gebaar deze publicatie mogelijk heeft gemaakt. Zonder die steun was het vermoedelijk bij mooie plannen gebleven. Ook de auteurs zijn dank verschuldigd: nogal wat onder hen hebben hun bijdrage na (of naast) hun eigenlijke werkzaamheden tot stand gebracht, en sommigen heb-ben behoorlijk geduld moeten oefenen, daar er soms een flinke periode lag tussen het indienen van hun kopij en deze uiteindelijke publicatie. Dank ook aan de beeldredactie, Tineke Seebach, Cécile Schulte-van Wersch en Wanita Resida, die erin geslaagd zijn tientallen aanspre-kende illustraties bijeen te brengen, waaronder ook flink wat onbekend materiaal. Ook drs. Ingrid D. Jacobs, die als eindredacteur werd aange-trokken, heeft haar inhoudelijke en coördinerende werkzaamheden tot volle tevredenheid uitgevoerd, en moet in onze dank worden betrokken.

Het Gelders Archief heeft haar organiserende rol met verve vervuld. Vooral May Scheepers verdient daarvoor een pluim. Wij zijn het bestuur van de Werkgroep adelsgeschiedenis erkentelijk voor het feit dat het deze publicatie een plek gaf in de Reeks Adelsgeschiedenis. Ten slotte: de redactie zelf. De vier redactieleden hebben de ingezonden bijdragen allemaal zeer zorgvuldig gelezen en beoordeeld. Nu dragen wij ons boek over aan de lezers.

pasen 2013coen o.a. schimmelpenninck van der oijefrank keverling buismanmarc v.t. tentenfred j.w. van kan

is het niet zo dat met deze publicatie alles uitputtend is behandeld. Verschillende auteurs geven in hun bijdrage aan dat nader onderzoek nog nodig is. Wij hopen dat dit boek inderdaad uitdaagt tot nieuw onderzoek en verrassende publicaties.

Bovendien is de focus van het boek nogal gericht op de Nederkwar-tieren, zeker vanaf de zeventiende eeuw. De riddermatigen in het Overkwartier (van Roermond) worden in de hoofdstukken tot het eind van de zestiende eeuw natuurlijk meebesproken, maar aan hun positie nadien is in een apart hoofdstuk aandacht geschonken.

TerminologieDit handboek behandelt de geschiedenis van adel en ridderschap in Gelderland. De vraag is echter wie daartoe behoorden? In een aantal hoofdstukken zullen auteurs daar ieder op hun manier antwoord op geven. Toch is het goed daar nu al wat duidelijkheid over te verschaf-fen. Eenvoudig gesteld is de Gelderse adel het geheel van edelen in Gel-derland en is de ridderschap een deelverzameling daarvan, bestaande uit diegenen die gerekend worden tot de ridderschap. In tijd en plaats veranderde de samenstelling van hoofd- en deelverzameling.

Sinds 1813/1815 is het door wet- en regelgeving duidelijk wie tot de adel behoort. Een hoog college van staat, de Hoge Raad van Adel houdt hierop toezicht. Voordien was die duidelijkheid er absoluut niet. Zo bestond de adel in Gelderland ten tijde van het Ancien Régime uit een verzameling subgroepen. De belangrijkste daarvan was de ridderma-tige adel. Deze groep was voor het grootste deel voortgekomen uit de middeleeuwse krijgerselite, maar ze ontwikkelde zich vanaf de zes-tiende eeuw steeds meer tot een bestuurlijke stand. Een edelman werd geacht riddermatig te zijn wanneer hij als zodanig door zijn stands-genoten, ook wel jonkers genoemd, werd erkend. Deze erkenning was van groot belang want het kon hem, mits hij aan de vereisten voor toelating voldeed, toegang tot de ridderschap verschaffen en daarmee tot lucratieve bestuurlijke posities.

Een andere belangrijke subgroep is de stadsadel. Deze adel nam al eeu-wen deel aan stedelijke regeringen, waarbij sommige families (nog) wel als riddermatig en andere niet als zodanig werden beschouwd. Na 1621 kwamen de katholiek gebleven edelen in een enigszins vergelijk-bare positie te verkeren. Zij werden vanaf dat jaar op grond van hun geloof uitgesloten van deelname aan de regering op kwartierlijk en gewestelijk niveau. Lidmaatschap van de ridderschappen viel daarmee voor hen weg. Toch werden ook deze families nog als riddermatig beschouwd.

Page 12: [Title will be auto-generated]

adel en ridderschap in gelderland 12

Page 13: [Title will be auto-generated]

adel en ridderschap in gelre, tiende tot dertiende eeuw13

Adel en ridderschap in Gelre, tiende tot dertiende eeuw

~johanna maria van winter

Koningsvrijen en ministerialen

In de geschiedenis van wat later Gelderland zou gaan heten, was het ontstaan van de ridderschap een betrekkelijk laat verschijnsel. Hoewel er sedert onheuglijke tijden militaire ex-pedities in dit gebied hebben plaatsgevonden, speelden daar-bij oorspronkelijk geen ridders en knapen de hoofdrol maar militaire aanvoerders van adellijke status en aan hen onderge-schikte soldaten, in het Latijn milites. Deze soldaten kwamen vermoedelijk uit allerlei rangen van de bevolking, zowel vrijen als minder-vrijen (liten). Bij de vrije soldaten moeten we niet in de eerste plaats denken aan volvrije boeren, maar aan boeren van de categorie der zogenaamde ‘koningsvrijen’ of homines franci. Juist in het Gelderse rivierengebied komen we hen tegen, waar zij in de achtste eeuw, de tijd van Karel Martel en Pepijn de Korte, dus de voorgangers van Karel de Grote, moeten zijn neergezet om dit grensgebied zowel agrarisch te

ontginnen als militair te beschermen tegen de toen nog hei-dense Friezen. Zij kwamen vermoedelijk uit zuidelijker stre-ken en golden als vrije mensen binnen het Frankische Rijk, hoewel hun vrijheid bedreigd werd door inheemse boeren van allerlei rang en stand die jaloers waren op hun voorrechten. In de tijd van Karel de Grote moest daarom hun weergeld, dat wil zeggen de boete die betaald moest worden voor het doden van zo iemand, worden verhoogd ten opzichte van het weergeld van de lagere standen. Juist deze extra rechtsbescherming die zij kregen van de kant van de rijksoverheid, wijst erop dat zij geen edelen waren: een edelman moest zichzelf kun-nen beschermen. In het Frankische recht bestond er dan ook geen apart weergeld voor een edelman; hij stond min of meer boven de wet.

Daarnaast kwamen er ook onvrijen in beeld als mogelijke sol-daten, waarbij niet gedacht moet worden aan de hofhorigen uit de domeinen, die immers aan de grond waren gebonden. Wel ontwikkelde zich binnen de onvrije domeinbevolking een bovenlaag met meer bewegingsvrijheid, die der ministerialen. In de loop van de twaalfde eeuw krijgen we hen in het vizier in drie dienende functies: als garnizoen van de adellijke burch-ten, als beheerders of meiers van adellijke domeinen, en als personeel van de grafelijke hofhouding. Deze functies boden de bekwaamsten onder hen grote kansen voor stijging op de

De met goud gekroonde klimmende leeuw

op het wapen van Bergh staat bekend als de

klimmende leeuw van Cyprus en verwijst met

de elf gouden bezanten (Byzantijnse munten)

op de schildzoom naar de mogelijk Armeense

afkomst van de stamvader van Bergh,

Constantijn van Melegarde (begin twaalfde

eeuw). Hekpost bij de ingang van Huis Bergh,

’s-Heerenberg.

Page 14: [Title will be auto-generated]

adel en ridderschap in gelderland 14

maatschappelijke ladder, juist door het dienstbare karakter ervan. We moeten daarbij wel bedenken dat zij leefden in een tijd van kerkelijke dominantie, waarbij als ideaal aan de gelovigen werd voorgehouden dat niet heersen maar dienen

de christelijke norm was. De ministerialen waren dienaren van hun heer, maar wel met eigen verantwoordelijkheid. Zij gingen ook de kern vormen van de zich ontwikkelende ridder-schap. Pas later sloten de edelen zich daarbij aan.

‘Geldria’, kaart uit 1593 door Gerard de Jode.

Page 15: [Title will be auto-generated]

adel en ridderschap in gelre, tiende tot dertiende eeuw15

Politieke achtergrond Een van de eerste edelen die we in dit gebied tegenkomen, is Everhard Saxo uit het geslacht van de graven van Hama-land. We leven dan in de Noormannentijd, als Vikingen met hun schepen de grote rivieren opvaren en de aangrenzende kerken plunderen. Het rijk van Karel de Grote is sinds 843, bij het verdrag van Verdun, verdeeld tussen zijn drie klein-zoons: Karel de Kale in het westen, Lotharius in het midden en Lodewijk de Duitser in het oosten. Lotharius sterft al in 855 en wordt opgevolgd door zijn drie zoons, van wie Lotharius II het noordelijkste stuk krijgt, dat naar hem ‘Lotharingen’ gaat heten. Ook een groot deel van het huidige Nederland valt daarbinnen, inclusief een deel van het Middennederlandse rivierengebied. De westelijke grens wordt gevormd door de Schelde tot aan haar mond, maar waar de oostelijke grens dan precies loopt, is onduidelijk. Na de dood van Lotharius II in 869 verdelen zijn ooms Karel en Lodewijk zijn deel bij het verdrag van Meerssen (870), maar lang houdt deze verdeling niet stand, want reeds in 880 – bij het verdrag van Ribémont – wordt de grens van Verdun tussen het Westfrankische en het Middenrijk hersteld en vervalt de grens met het Oostfranki-sche Rijk: heel Lotharingen komt formeel bij het oosten. Het latere Gelderland hoort daar dan ook bij.

Bij al deze delingsverdragen en bijbehorende strubbelingen waren de Frankische heersers slecht toegerust voor effectieve afweer van de Vikingen. Soms namen zij hen zelfs in dienst en benoemden hen tot graven of hertogen van bedreigde gebieden in ruil voor hun bekering tot het christendom. Zij kregen dan de opdracht om hun ambtsgebied te beschermen tegen de aanvallen van hun landgenoten. Op die manier had Lotharius I in 850 Dorestad en andere graafschappen (onbe-kend welke precies) aan de Deense aanvoerder Rorik over-gedragen, maar na de dood van Lotharius in 855 was Rorik weer naar Denemarken teruggegaan. In 882 kwam er echter opnieuw een Noorman in de noordelijke landen aan de macht, Godfried de Deen, tot hertog van Frisia aangesteld door keizer Karel de Dikke van het Oostfrankische Rijk. Een van Godfrieds tegenstanders was de reeds genoemde Everhard Saxo, die bij een Vikingenaanval gevangen was genomen en met een hoog losgeld door zijn moeder Evesa vrijgekocht.

Deze Everhard leende zich dan ook voor een wraakoefening door Godfried de Deen bij Spijk in de Overbetuwe in 885 te doden tijdens een onderhoud waartoe deze namens de keizer was uitgenodigd. Het was een valstrik waar Godfried intrapte, in een schaakspel van intriges en contra-intriges, maar dit incident bleef op zijn beurt niet ongewroken. In 898 werd Everhard Saxo zelf namelijk vermoord door Waldger, zoon van de Westfriese graaf Gerulf, die een trouwe aanhanger en raadgever van Godfried de Deen was geweest.1

De sage van de Gelderse drakenstrijd, vooral

in de vijftiende eeuw vastgelegd, vertelt de

oorsprong van het hertogdom Gelre. Het ver-

haal speelt zich af in 878, ten tijde van keizer

Karel de Kale. Wichard en Lupold, zonen van

Wichard van Pont, zouden een draak hebben

verslagen die in zijn doodstrijd de woorden

‘Gelre’, ‘Gelre’ uitstootte. Op de plaats van

de strijd is volgens de overlevering het eerste

kasteel van Gelre gebouwd. Tekening door

Alexander Ver Huell (1822-1897) als illustra-

tie bij een gedicht van A.C.W. Staring van den

Wildenborch (1767-1840).

Page 16: [Title will be auto-generated]

adel en ridderschap in gelderland 384

[email protected]

i.s.m. Gelders Archief, [email protected]

Onder redactie vanCoen O.A. Schimmelpenninck van der OijeFrank Keverling BuismanMarc V.T. TentenFred J.W. van Kan

TekstJaap DronkersConrad GietmanLéon van der HoevenEvert de JongeFrank Keverling BuismanYme KuiperFrans K.M. van Nispen tot PannerdenAart (G.A.) NoordzijCoen O.A. Schimmelpenninck van der OijeVincent C. SleebeMarc V.T. TentenGerard H.A. VennerJohanna Maria van Winter

Colofon

Eindredactie Ingrid D. Jacobs

BeeldredactieWanita T. ResidaCécile J.M. Schulte-van WerschTineke Seebach

VormgevingLori Lenssinck / Voorheen De Toekomst, Wageningen

Adel en ridderschap in Gelderland– tien eeuwen geschiedenis verschijnt als twaalfde deel in de reeks Adelsgeschiedenis.

© 2013 WBOOKS / Gelders Archief / de auteursAlle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe-stand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amster-dam. © c/o Pictoright Amsterdam 2013.

ISBN 978 90 663 0595 3 NUR 693