Tilburg University Sociale zekerheid en de niet-standaard ... · Denk hierbij aan webdesigners,...
Transcript of Tilburg University Sociale zekerheid en de niet-standaard ... · Denk hierbij aan webdesigners,...
Tilburg University
Sociale zekerheid en de niet-standaard werkenden
Montebovi, Saskia
Published in:Nederlands Instituut voor Sociale Zekerheid
Publication date:2018
Link to publication
Citation for published version (APA):Montebovi, S. (2018). Sociale zekerheid en de niet-standaard werkenden: Hoe sociaal en hoe zeker.Unpublished. In Nederlands Instituut voor Sociale Zekerheid : Platformarbeid NISZ Nederlands Instituut voorSociale Zekerheid.
General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.
- Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research - You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain - You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal
Take down policyIf you believe that this document breaches copyright, please contact us providing details, and we will remove access to the work immediatelyand investigate your claim.
Download date: 27. Jul. 2018
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
1
Sociale zekerheid en de niet-standaard werkenden: hoe sociaal en
hoe zeker?1
Saskia Montebovi, Tilburg University
NISZ Studiemiddag – Platformeconomie – 19 april 2018, Den Haag
♯1. Nu platformarbeid alom aanwezig is in ons dagelijks leven en werken, kunnen we er niet
om heen om ook de arbeidsrechtelijke en socialezekerheidsrechtelijke aspecten ervan
grondig te bestuderen en aan te passen. Hoe en wanneer aanpassingen zullen gebeuren, is
nog niet duidelijk maar zeker is wel dat de positie van de platformwerker – of ruimer, de
niet-standaard werkende – op de agenda staat van wetenschappers, wetgevers en
beleidsmakers. Vandaag wil ik met u de sociale zekerheid van de niet-standaard werkenden
in Nederland bespreken. Uiteraard speelt deze kwestie ook in het buitenland en daarom
geef ik op het eind van mijn presentatie ook nog wat Europeesrechtelijke aspecten aan.
Laten we beginnen met de titel van mijn presentatie: hoe sociaal en hoe zeker? De eerste
vraag die dan op tafel ligt is: wat betekent sociaal? Daaraan gekoppelde vragen zijn: Wat is
sociaal genoeg? En wat is sociaal gewenst? Het antwoord op die vragen is niet zo eenvoudig.
Ook is het beantwoorden van die vragen niet voorbehouden aan één groep experts
bijvoorbeeld juristen. Het vraagt ook een inbreng van de politiek en de maatschappij en is
bovendien onderhevig aan de tijd.
Factoren als solidariteit, eigen verantwoordelijkheid, het groeiende individualisme,
vergrijzing, bestaanszekerheid, bescherming enz. spelen een essentiële rol in de discussie.
Ook is het belangrijk om ons te blijven realiseren dat wij hier in Nederland (en in West-
Europa) onze welvaartsstaat hebben opgebouwd, nog niet zo lang geleden, juist door
gezamenlijk enkele basiswaarden voorop te stellen. Die waarden, zoals de horizontale en
verticale solidariteit, bestaanszekerheid en bescherming, lijken aan belang in te boeten door
de platformeconomie en door de groeiende flexibilisering.
In Tilburg zijn we bezig met een onderzoeksproject, gesubsidieerd door het Gak, en dat is
specifiek gericht op de sociale zekerheidspositie van de niet-standaard werkenden.2 De
vorige spreker, Robert Knegt, gaf ons inzicht in hoeverre platformarbeid werkelijk een
nieuwe vorm van arbeid is als we het door de eeuwen heen bekijken. Arbeid is altijd
1 Dit is de uitgeschreven tekst van de mondelinge presentatie bij het NISZ (Nederlands Instituut voor Sociale
Zekerheid) op 19 april 2018 in Den Haag. Deelnemers aan de studiemiddag waren afkomstig van o.a. het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Ministerie van Economische Zaken, SER, CPB, Universiteiten,
CNV, VCP, FNV, GAK, Advocatenkantoor, platform Werkspot, TNO, VNO-NCW-MKB, NGSZ. 2 Zie ook de laatste slide bij deze presentatie voor meer informatie.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
2
georganiseerd geweest in verschillende vormen: als zelfstandige, in loondienst, in
dagloondienst, korte tijd contracten, seizoenscontracten, via markten (te vergelijken met
platformen?) … Maar regulering lijkt nu wel een probleem te zijn. Ook is het contrast met de
‘klassieke werknemer’ steeds groter aan het worden en lijkt de niet-standaard werknemer
het kind van de rekening te zijn.
♯2. Goed, waar hebben we het nu eigenlijk precies over als we spreken over de
platformwerker of de niet-standaard werkende? Dat laat ik u graag zien aan de hand van een
reeks krantenberichten uit het Fd, de Volkskrant en Trouw van 2017 en 2018. Het eerste
bericht gaat over de ‘Digitale nomaden’.3 Wie zijn dit? Het zijn (vaak jonge) mensen die niet
aan haard en huis gebonden zijn maar hun werk overal kunnen doen. Overal ter wereld. Het
enige wat deze mensen nodig hebben is goedkope wifi, goedkoop leven en andere
‘nomaden’. Denk hierbij aan webdesigners, schrijvers, creatieve beroepen, vertalers,
freelance journalisten, verhuurders/koopmannen die hun zaken puur digitaal regelen. Deze
digitale nomaden leven bijvoorbeeld 3 maanden in Noord-Thailand, trekken tijdens het
regenseizoen naar het Zuiden en zitten in de zomer graag in goedkope Europese steden.
Vaak leven en werken ze ook in groepen: samen een werkplek huren, samen een huis huren
en ondertussen ook genieten van zon, zee en strand. Geen 9-tot-5-baan, maar werken
wanneer en waar het het beste uitkomt. Wie wil dat nu niet? Deze digitale nomaden doen
het gewoon ook zo. Er is trouwens ook wel wat weerstand aan het ontstaan tegen deze
groepen van migranten die wel langere tijd in een land verblijven maar er weinig tot niets
bijdragen aan de samenleving en ook geen belasting betalen voor faciliteiten, voorzieningen
in de gemeenten, steden, plaatsen waar ze maanden verblijven en jaarlijks naar terugkeren
… Maar goed, waar wij vooral in geïnteresseerd zijn, is in hoe de sociale zekerheid van deze
digitale nomaden is opgebouwd. En of er al iets is opgebouwd? En in welk land dan? U
begrijpt dat nationaliteit voor deze mensen nauwelijks een rol speelt. Maar zijn of voelen ze
zich wel verbonden met een land om in geval van ‘nood’ naar terug te keren? Wat als deze
nieuwe werkende ernstig ziek wordt of een ongeval krijgt? Wil hij dan terug naar zijn
geboorteland? Of vaderland? Of land waar hij eerder al werkte? En heeft hij daar ooit iets
opgebouwd? Is daar een socialezekerheidsvangnet? Bouwt deze persoon nu ook ergens
pensioen op? Hoe dan? Waar geeft hij zijn inkomsten op? Kan dat gecontroleerd worden?
Hoeveel contributie voor sociale zekerheid zou de digitale nomade betalen en waar? En
misschien wel nergens? Of misschien wel op meerdere plaatsen? En waar kan hij ‘later’
terecht als hij zich wel wil settelen? Het zijn heel terechte vragen die voor de sociale
zekerheid enorm van belang zijn: niet alleen voor de persoon zelf maar uiteraard ook voor
de betaalbaarheid en duurzaamheid van het systeem.
3 Trouw, ‘Digitale nomaden: overal thuis’, 31 maart 2018.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
3
Een tweede bericht gaat over de familie Bellinga. Dit bericht kwam ik ook tegen in de krant
Trouw.4 Met verbazing heb ik dit artikel over deze vloggers gelezen. Het is een hele andere
wereld, een hele andere manier van leven en geld verdienen. Het gaat om een jong gezin
met 3 kleine kinderen waarvan de twee oudsten (3 en 5 jaar) ook al hun eigen YouTube-
kanaal hebben en vader en moeder werkelijk alles delen op hun familie-YouTube-kanaal.
Door de hele dag te vloggen hebben zij van hun hobby hun werk gemaakt. Trots vertellen ze:
‘Wij werken hier fulltime aan. Negentig procent van ons inkomen komt uit
reclameblokjes op YouTube over onze vlogs. En we krijgen soms spullen in ruil voor
gratis reclame op ons kanaal.’
Wel, bij dit soort berichten vraag ik mij dus heel erg af: wat doen zij met hun sociale
zekerheid en belastingen? Geven deze mensen inkomsten aan en al hun inkomsten? En wat
dan met bonnen, kortingskaarten, inkomsttickets, kleding, schoenen, uitstapjes die ze
ontvangen: is dat inkomen? Ja toch? Maar ook voor ons huidige socialezekerheidssysteem?
En wat als één van de ouders bijvoorbeeld uitvalt en niet meer kan meedraaien in de ‘vlogs’
en de YouTube-kanalen van de familie? Verwachten en krijgen zij dan ergens een
vervangingsinkomen?
Goed, laten we dan nu eens kijken naar wat zo vaak in het nieuws komt: de platformwerkers
van Deliveroo. Hoe zit het daar nu mee? Het volgende bericht van september 2017 heeft de
kop: ‘Bezorgers willen niet in vaste dienst’.5 Dat is wat Deliveroo beweert natuurlijk. En dan
hebben we ook het volgende bericht dat het tegendeel beweert. Dat bericht is van de
werkenden: ‘Werknemers bezorgservice Deliveroo voeren actie tegen
schijnzelfstandigheid’.6 Deze werkenden voerden op 1 januari 2018 actie door te ‘staken’/te
protesteren. Tot zover berichten over de ‘nieuwe’ categorie werkenden, die duidelijk een
ander werk- en leefpatroon hebben dan wat wij tot nu toe meestal verstaan onder werk.
Er is echter ook een klassieke groep ‘werkenden’ die toch met grote onzekerheid te maken
heeft. Ik doel hiermee op de ‘flexwerkers’. Uit volgend bericht blijkt dat deze categorie stijgt
en vooral ook stijgt onder een bepaalde groep mensen, namelijk de zogenaamd
laagopgeleiden. Dat is natuurlijk geen goede ontwikkeling. De vaste banen lijken dus meer
naar de hoogopgeleiden te gaan. De kop van dit CBS-bericht luidt als volgt:7
‘Aantal flexbanen stijgt sneller dan vaste contracten in 2017. Flexwerk groeide in
2017 harder dan vast, blijkt uit nieuwe CBS-cijfers. Er kwamen ook veel vaste banen
bij, maar die gingen voor 78% naar hogeropgeleiden.’
4 Trouw, ‘De Bellinga’s. Dit is pure emotie’, 31 maart 2018. 5 NOS, ‘Bezorgers willen niet in vaste dienst, zegt Deliveroo’, 14 september 2017 (zie ook ANP-berichtgeving 13
en 14 september in meerdere kranten), www.nos.nl. 6 Fd, ‘Werknemers bezorgservice Deliveroo voeren actie tegen “schijnzelfstandigheid”’, 1 januari 2018. 7 Fd, ‘Aantal flexbanen stijgt sneller dan vaste contracten in 2017’, 19 februari 2018.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
4
Het zesde bericht dat ik graag met u wil delen, gaat over de innerlijke kant van de flexmens.8
Dit bericht raakte me en ik roep u allen op om ook stil te staan bij de andere kant van de
flexwereld: het gaat niet alleen om beter en goedkoper voor de consument. Het gaat ook om
de werkende mens achter deze ‘race tegen de klok’ bij bestellingen en de ‘race-to-the-
bottom’ bij nog lagere prijzen voor veel producten en diensten. De flexibilisering ten top. U
ziet toch ook die opgejaagde man die bij u aan de deur belt met een pakje voor u of de
buren? Hij heeft geen tijd om langer dan 2 seconden te wachten tot de deur opengaat. Hij
moet voort. Snel. Naar de volgende klant. En hij krijgt als wederdienst in ieder geval niet veel
betaald. Wel, in dit artikel wijst de hoogleraar sociologie Sennett op het gevaar en de
negatieve kant van deze doorgeschoten flexibilisering. Wij zijn daar mentaal niet tegen
bestand. De stress van tijdelijke contracten is funest.9
Laten we nu weer heel concreet terug naar de Nederlandse situatie van de zzp’ers. In dit
zevende nieuwsbericht lezen we de volgende kop: ‘De overheid heeft niet veel aan de
zzp’er.10 In het bericht staat verder:
‘Een zzp’er kost het Rijk meer dan dat hij oplevert. Naar die conclusie neigt het
onlangs verschenen rapport van onderzoeksbureau SEO Economisch onderzoek.’
Van de grote groep zzp’ers in Nederland blijkt maar een heel klein deel (3%) door te groeien
tot een bedrijf met personeel. Veertig procent van de zzp’ers blijkt zo weinig te verdienen
dat ze geen belasting hoeven te betalen maar wel gebruik kunnen maken van allerlei fiscale
mogelijkheden en stimuli. De vraag is dus of we deze grote groep werkenden wel terecht als
ondernemers moeten zien of dat het niet eerder mensen zijn die niet voor een baas willen
werken en de oplossing daarvoor dan zoeken in het zzp’schap dat ze eigenlijk ook niet
kunnen waarmaken omdat ze te weinig inkomen genereren en dan wel willen terugvallen op
de staat met allerlei fiscale maatregelen. Dat verklaart de grote groei van de zzp’ers in
Nederland t.o.v. andere landen waar het fiscale regime veel minder gunstig is voor de kleine
zelfstandige.
En zo komen we bij het laatste nieuwsbericht in deze reeks. U heeft nu meer zicht gekregen
op de categorie ‘niet-standaard werkenden’. U ziet dat het om een gevarieerd gezelschap
gaat dat niet zo eenvoudig in één juridisch framework in te passen valt. Ook bevat de groep
zzp’ers in Nederland een groep van 1 miljoen mensen die vaak een onduidelijke, beperkte en
onzekere socialezekerheidspositie hebben. Voor hen moet onze minister Koolmees een
nieuwe regeling bedenken. Dat geeft deze krantenkop mooi aan:
‘Koolmees schiet besmette zzp-wet af, maar echte helderheid komt pas in 2020.’11
8 Volkskrant, socioloog Richard Sennett, ‘Voor de flexmens is het leven niet vol te houden’, 1 juli 2017. 9 Zie ook WRR-Verkenning nr.36: Voor de zekerheid. De toekomst van flexibel werkenden en de moderne
organisatie van arbeid, 7 februari 2017, WRR: Den Haag. 10 Trouw, ‘De overheid heeft niet veel aan de zzp’er, 10 juni 2017.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
5
En daarmee moeten we het nu doen. Wij kunnen met z’n allen wel meedenken en opties
aanreiken want er moet de komende maanden (anderhalf jaar) keihard gewerkt worden om
een nieuwe wettelijke regeling te vormen. Tot die tijd wordt de huidige impopulaire DBA-
wet niet gehandhaafd. Alleen in overduidelijke gevallen van misbruik, waarin partijen
‘opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laten voortbestaan’ kan de
belastingdienst de kwaadwillenden sanctioneren.
♯3. Ter oriëntering geef ik u ook nog enkele trends mee. Ten eerste, in Europa is een
stijgende EU-mobiliteit waarneembaar. Ongeveer 17 miljoen mensen werken en/of wonen in
een andere EU-staat. En ongeveer 1,5 miljoen mensen pendelen dagelijks heen en weer
tussen twee staten. Helaas moet ook vastgesteld worden dat het slecht gesteld is met de
informatie van deze mensen over hun rechten en plichten en over de overdracht van hun
opgebouwde rechten.12
Een tweede trend waar ik u op wil wijzen is de stijging van de groep niet-standaard
werkenden. Het is duidelijk: steeds meer mensen werken part time, tijdelijk of als
economisch afhankelijke zelfstandige. Deze drie vormen van niet-standaard werk zijn nog
steeds minder aanwezig dan de permanente, full time baan maar het belang neemt snel toe.
Overal in de OESO-landen maken deze drie atypische arbeidsrelaties al één derde uit van alle
arbeidsrelaties.
Nederland springt er soms ook bovenuit: zo werkt in Nederland de helft van de
beroepsbevolking in deeltijd!13 En de logische daaraan gekoppelde vraag is dan hoe het met
de sociale bescherming van deze groep werkenden gesteld is? Wat arbeidsrecht en sociale
zekerheid aangaat is het duidelijk dat deze takken minder bescherming bieden dan aan de
mensen met een vaste, onbepaalde tijd arbeidsovereenkomst.
♯4. Om de veranderende rechtspositie van de werkende wat scherper te tekenen, zou je ook
kunnen spreken van een evolutie van ‘de werknemer’ naar ‘de werkende’. We spreken meer
en meer van ‘werkenden’ op de arbeidsmarkt, niet zozeer meer van de ‘werknemer’ omdat
die categorie te beperkt is en de niet-standaard werkenden niet automatisch insluit. Als we
die wijziging op de arbeidsmarkt en in de rechtspositie in het kort zouden moeten
omschrijven, zou ik het als volgt formuleren. De ‘klassieke werknemer’ had/heeft meer
zekerheid, meer bescherming, meer duidelijkheid en meer recht. Daar tegenover staat de
‘nieuwe werkende’ (dit is zowel de platformwerker als de zzp’er als de atypische werkende)
en voor hem geldt het tegenovergestelde: minder zekerheid, minder bescherming, minder
11 Fd, ‘Koolmees schiet besmette zzp-wet af, maar echte helderheid komt pas in 2020’, 9 februari 2018. 12 EC Persbericht, 13 maart 2018, Commissie presenteert voorstellen voor een Europese Arbeidsautoriteit en
voor een bredere toegang tot sociale bescherming. 13 Eurostat.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
6
transparantie en minder recht. Uiteraard gelden er bij niet-standaard werk nog andere
factoren zoals de flexibiliteit, de grotere keuze of de lagere prijs voor de producten en
diensten; maar vanmiddag houden we het op de socialezekerheidspositie van de nieuwe
werkenden en die lijkt alleen maar minder te worden. De grote verliezer van dit hele
veranderingsproces lijkt de ‘nieuwe werkende’.
♯5. Samenvattend zou je kunnen zeggen dat voor een heleboel mensen in de samenleving of
op de arbeidsmarkt duidelijk is welk statuut zij hebben: ze zijn werknemer, of zelfstandige, of
niet-werkend, of student, of gepensioneerd, … Maar een groeiende groep mensen heeft
geen duidelijk statuut of zelfs geen statuut. Die (sociale) onzekerheid is niet gewenst en
moet geregeld worden. Meer inzicht en meer regulering is nodig voor betrokkenen maar
zeker ook voor de samenleving en de duurzaamheid van de socialezekerheidssystemen.
♯6. Om inhoudelijk in te gaan op de niet-standaard arbeidsrelaties, is het goed om de
standaard arbeidsrelatie nog eens te typeren. De standaard arbeidsrelatie bepaalt namelijk
het kader van onze discussie vanmiddag. Een goed vertrekpunt is hierbij de definitie van
Walton (2016). Een typische standaard arbeidsrelatie is:14
‘a stable, open-ended and direct arrangement between a dependent, full-time
employee and their unitary employer’
In dat artikel in het tijdschrift TRA hebben we het over interne en externe uitdagingen voor
de standaard arbeidsrelatie. Laten we beginnen met de interne ontwikkelingen (zie ♯7).
♯7. De interne uitdagingen situeren zich rond de drie klassieke elementen van een standaard
arbeidsrelatie: de gezagsverhouding, de arbeid en het loon. Op de slide is dat weergegeven
in een driehoeksfiguur met op elke punt van de driehoek een aantal kenmerken van elk van
de drie klassieke elementen. Dat ziet er dus uit als volgt.
Ten eerste, de gezagsverhouding: die vinden we terug in het element ‘de arbeidsrelatie’
zoals aan de top van de driehoek te zien is. Die arbeidsrelatie omvat o.a. de elementen:
- de persoonlijke ondergeschiktheid
- de economische ondergeschiktheid
- het bilateraal karakter
- de wederkerigheid van de verbintenissen 14 Cfr. artikel dat we vorig jaar in Tilburg schreven: Montebovi, Barrio en Schoukens, De sociale zekerheid en de
niet-standaard arbeidsrelaties: ontwikkelingen in Europa en Nederland, TRA 2017/82.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
7
- het salaris
- het werk bij de werkgever
Het is duidelijk dat niet alle elementen altijd (meer) aanwezig zijn, denk bijv. aan het ‘werk
bij de werkgever’. Dat element is in de loop der jaren al een heel stuk minder essentieel
geworden. We kennen allemaal mensen die vandaag de dag niet meer alle dagen op kantoor
of op de vestiging van de werkgever aanwezig hoeven te zijn voor hun werk. Denk aan
onszelf: wij kunnen bijna allemaal ook thuis werken of op een andere locatie. Maar ook
andere elementen zoals de ‘economische ondergeschiktheid’ zijn minder doorslaggevend
geworden. Mensen kunnen bij meerdere werkgevers tegelijk werken en zijn daardoor
minder afhankelijk van die ene werkgever.
Het tweede element, de arbeid: dat element vinden we terug in de omschrijving
‘arbeidsstabiliteit’ zoals in de linkerhoek van de driehoek te zien is. Arbeidsstabiliteit omvat
de factoren ‘onbepaalde tijd’ en ‘full time’. Zo is nog steeds de klassieke referentie: een full
time arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij één werkgever. Maar die referentie gaat
voor een steeds grotere groep werkenden niet meer op. Er zijn steeds meer afwijkingen van
dat klassieke referentiekader: part time werkenden, tijdelijke contractanten, gelijktijdige
parttime banen bij verschillende werkgevers, etc. De variatie is groot.
Het derde element van de klassieke arbeidsrelatie is het loon/het salaris. Dat element vinden
we terug in de omschrijving ‘inkomenszekerheid’ zoals in de rechterhoek van de driehoek te
zien is. In de klassieke arbeidsrelatie wordt onder inkomenszekerheid verstaan: een
voldoende hoog salaris om van te kunnen leven (bestaanszekerheid is gewaarborgd) en ook
de verwachting van de werkende om in geval van nood terug te kunnen vallen op sociale
bescherming.
Deze drie klassieke elementen – de arbeidsrelatie, de arbeidszekerheid, de
inkomenszekerheid – kunt u ook terugvinden in het TRA-artikel waarnaar ik zojuist verwees.
Daar zijn deze elementen nog verder uitgewerkt. Voor vanmiddag houd ik het bij deze korte
omschrijving.
♯8. Naast de interne uitdagingen/ontwikkelingen, zijn er ook de externe uitdagingen bij
standaard arbeidsrelaties. U ziet hier drie vormen van niet-standaard arbeidsrelaties: part
time werk, werk in een bepaalde tijd arbeidsovereenkomst en werk als zelfstandige. In deze
drie vormen van arbeid wordt duidelijk afgeweken van het klassieke patroon werknemer-
werkgever met onbepaalde tijd arbeidsovereenkomst. Eén of meerdere kenmerken van de
klassieke arbeidsrelatie ontbreekt/ontbreken in deze drie soorten arbeid. Maar – om het nog
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
8
complexer te maken – zien we dat er tegenwoordig een scala aan combinaties bestaat
binnen één werkend persoon. Dat kan tegelijk of achtereenvolgens zijn: bijvoorbeeld:
- iemand is part timer en daarnaast als zelfstandige werkzaam
- iemand is part timer en werkt van tijdelijk naar tijdelijk contract
- een freelancer werkt als zelfstandige, en soms ook tegelijk bij twee of drie
werkgevers in een kleine, tijdelijke baan.
In de cirkels die u op het scherm (de slide) ziet, staan ook andere vormen van afwijkende
arbeidsrelaties: uitzendwerk, stages, marginaal werk, crowd work, zzp’er enz. Dit is allemaal
niet-standaard werk. Soms is er bewust voor gekozen, en soms komen mensen onvrijwillig in
zulke niet-standaard relaties terecht. Ze worden er naar toe getrokken of geforceerd (take it
or leave it).
Wat in ieder geval belangrijk is om te onthouden voor het verhaal van vanmiddag: atypische
arbeid is geen recent fenomeen (zie ook het verhaal van R. Knegt hiervoor) maar het lijkt nu
wel in een groot contrast te staan met andere groepen werkenden die wel de bescherming
van de klassieke arbeidsrelatie genieten.
♯9. Waarom richten wij onze aandacht in feite nu op deze niet-standaard werkenden en hun
socialezekerheidsbescherming? Het gaat in de eerste plaats om de bescherming van de
werkenden zelf. Zij werken en verdienen daarom ook zekerheid en duidelijkheid over hun
rechtspositie. Maar het gaat in de tweede plaats ook om de betaalbaarheid en houdbaarheid
van ons socialezekerheidsstelsel. U ziet hier de koffertjes van de Miljoenennota.15 Aan de
linkerkant de inkomsten, aan de rechterkant de uitgaven. Wat valt op aan de kant van de
uitgaven? Kijkt u eens naar de twee grootste koffers: dat zijn? De zorg en de sociale
zekerheid/arbeidsmarkt. Dat zijn enorme bedragen die daarin omgaan: 75.5 miljard euro
voor de zorg en 78.5 miljard euro voor de sociale zekerheid/arbeidsmarkt. Dat betekent
eenvoudigweg dat als wij de zorg en de sociale zekerheid willen behouden zoals die nu
geregeld zijn (koffers rechts), dat moeten de inkomsten daarvoor ook gegarandeerd blijven
(koffers links). Er is geen reden om aan te nemen dat wij in de toekomst minder geld aan
zorg (willen) besteden en minder geld nodig hebben voor sociale zekerheid en arbeidsmarkt
gerelateerde onderwerpen.
Dus, wij moeten waken voor voldoende geldinstroom. Tot op heden gebeurde dat voor een
heel groot deel door de ‘premies werknemersverzekeringen’: het koffertje van bijna 60
miljard aan de linkerkant. Als dat koffertje steeds minder goed gevuld wordt omdat er
minder mensen werknemer zijn, dan moeten de uitgaven uiteraard door een ander potje
gespijsd worden. Of meer mensen moeten wél werknemer worden – of een gelijkaardige
positie – en dan van daaruit wel premies afdragen en in ruil daarvoor een betere
socialezekerheidspositie opbouwen. Die logica is niet moeilijk en moeten we aan iedereen
15 Zie Miljoenennota 2017.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
9
blijven uitleggen. Je kan niet ‘niet bijdragen’ en toch ‘inkomenszekerheid via uitkeringen’
verwachten. Dat begrijpen ook de studenten als wij hen deze spanning uitleggen. En dat
moeten ook alle werkenden en niet-werkenden zich realiseren.
Dat er atypische arbeidsrelaties zijn, is geen probleem. Daar hoeven we ons ook niet tegen
te verzetten of deze te negeren. Maar wat wel een probleem is, is de slechte en beperkte
inzichten die men heeft in de positie van de ‘atypische werkende’: hoeveel pensioen bouwt
hij op? Wat bij ziekte? Wat bij arbeidsongeschiktheid? Wat als er onvoldoende opdrachten
zijn en dus geen inkomen? Dat zijn vragen waarvoor de antwoorden moeten gezocht
worden. En een antwoord zoeken, kan alleen maar als het probleem helder is. Dat is iets
waar op dit moment veel mensen zich mee bezig houden, ook bij de overheid, ook bij de
SER.
♯10. Datgene wat wij hier nu vanmiddag bespreken en wat u in krantenberichten zowat
dagelijks tegenkomst – de uitbreiding van de atypische arbeidsrelaties – is geen Nederlands
fenomeen. Het is uiteraard een nationale en Europese ontwikkeling. En de oplossingen en
aanpassingen moeten daarom ook van die twee kanten komen.
Aan de ene kant: nationale stappen en oplossingen:
Er zijn landen die al stappen richting de formalisering van de rechtspositie van de niet-
standaard werkenden hebben gezet, maar daar ook al weer van terugkomen.
Voorbeeld 1: Italië. Daar was het gebruik van de aparte categorie van de para-subordinati té
groot; de specifieke regeling voor deze niet-standaard werkenden werd in feite misbruikt en
daarom ook afgeschaft. Voorbeeld 2: Spanje. Ook daar bestaat al langer een aparte
wettelijke regeling voor de mensen die zich als zelfstandigen op de arbeidsmarkt aanbieden
maar wel erg afhankelijk zijn van één cliënt (minimaal voor 75% van hun inkomen).16 Deze
aparte categorie is in Spanje helemaal geen succes. In september 2016 bleken slechts 10.250
mensen te zijn geregistreerd als TRADE.17 Toch zijn er in Spanje veel meer mensen werkzaam
als economisch afhankelijk zelfstandige. Zij zijn dus niet geregistreerd in de wettelijke
systemen maar blijken liever via het informele circuit hun geld te verdienen.
Naast deze landen waar geprobeerd is om de nieuwe werkenden in te laten stromen in een
nieuwe wettelijke categorie, zijn er ook landen die vanuit hun bestaande stelsels deze
evolutie beter lijken op te kunnen vangen. Denk hierbij aan de Nordic countries en ook
beetje aan Nederland (omwille van de AOW en de ZVW).18
16 In Spanje wordt deze categorie van economisch afhankelijke zelfstandigen aangeduid met het begrip TRADE,
trabajador autónomo económicamente dependiente. Zie art.11 van Wet 20/2007, 11 juli (zoek via Ley
20/2007). 17 Europa Press, 20 september 2016 (zoekterm: Europa Press, 20 september 2016, solo 10.250). 18 AOW: Algemene Ouderdomswet; ZVW: Zorgverzekeringswet.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
10
Aan de andere kant: Europese stappen en ontwikkelingen:
Voor platformwerkers zijn er natuurlijk geen fysieke grenzen. En ook andere categorieën
atypische werkenden combineren steeds makkelijker werk uit verschillende landen, al dan
niet tijdelijk en al dan niet in combinatie met een klassieke baan. Bovendien moet de EU-
mobiliteit ook bevorderd en ondersteund worden. Dus ook vanuit de EU horen stappen te
worden ondernomen, en dat gebeurt ook. Op het eind van mijn presentatie kom ik daar nog
op terug. In de Europese coördinatieverordeningen is er echter op dit moment nog niets
specifiek geregeld voor deze erg mobiele werkenden.
♯11. Aan welke oplossingsrichtingen kunnen we nu denken? Verschillende opties zijn
mogelijk. Op deze foto (slide) zien we twee bestaande takken (het werknemersstelsel en het
zelfstandigenstelsel) en daaruit groeit een derde tak. Deze tak kan los van de twee
bestaande stelsels verder groeien of heeft wel een link met het werknemersstelsel of een
link met het zelfstandigenstelsel.
♯12. Andere opties zijn echter ook mogelijk.
Optie A: drie gelijkwaardige stelsels, los van elkaar ontstaan en los van elkaar laten bestaan;
het werknemersstelsel, het zelfstandigenstelsel en het stelsel voor de atypische werkenden.
Landen die al ervaring hebben met deze inrichting van het sociale stelsel (soms voor de
sociale zekerheid, soms voor het arbeidsrecht, soms voor het fiscale stelsel): Duitsland,
Italië, Engeland, Spanje.
Optie B: meer dan drie gelijkwaardige stelsels, los van elkaar ontstaan en los van elkaar
bestaan: het werknemersstelsel, het zelfstandigenstelsel, een stelsel voor platformwerkers,
een stelsel voor mensen met marginale banen (weinig uren, laag inkomen), een stelsel voor
zzp’ers die sterk afhankelijk zijn van één opdrachtgever, ….
In ieder geval moet duidelijkheid en onderzoek komen:
- naar de contractuele status van de opdrachtnemers van de nieuwe vormen van
werk (crowd work, platformwerk, …) EN
- naar de verplichtingen van de bemiddelaars
En hierbij moet altijd aandacht zijn voor de mogelijkheden van deze werknemers voor het
onderhandelen over lonen / werktijden / arbeidsvoorwaarden / vakantiedagen / pensioenen
/ moederschapsrechten / vaderschapsverlof / ziektekostenverzekering door de werkgever of
opdrachtgever betaald / andere arbeidsrechten / ook bescherming van eigenaarschap van
geproduceerde intellectuele eigendom / et cetera.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
11
♯13. De context van de niet-standaard werkenden is nu wel voldoende geschetst,
veronderstel ik. Daarom wil ik met u nog eens terug naar de kern van de zaak: WAT is het
probleem precies? En daarna: WELKE mogelijke oplossingen liggen er (zie ♯14) ?
Eerst het PROBLEEM:
Wel, dat gaat om de betaalbaarheid / toekomst / duurzaamheid van de sociale zekerheid.
Kijkt u concreet naar de snelle veranderingen op de arbeidsmarkt in de laatste decennia.
Vroeger hadden we grofweg een gemêleerd en min of meer evenwichtig gezelschap van
werknemers, zelfstandigen, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden. Daarna kwamen er
steeds meer kleine zelfstandigen, meer gepensioneerden en soms ook meer
uitkeringsgerechtigden (meer WAO’ers en WIA’ers en in tijden van crisis meer werklozen) en
minder ‘klassieke/standaard werknemers’. Die trend zet zich door: die groep ‘klassieke
werknemers’ krimpt nog steeds, de groep gepensioneerden groeit maar ook de groepen
digitaal werkenden en erg flexibel werkenden nemen een belangrijke rol in op de
arbeidsmarkt.
En toch willen wij allen voldoende socialezekerheidsbescherming. Dat moet betaald worden
en ook geregeld in aangepaste systemen.
U ziet op het scherm (slide nr.13) verschillende elementen die gekoppeld zijn aan het
probleem. Zo is er in ieder geval in Nederland een enorme stijging van het aantal zzp’ers. En
hebben we ook te maken met schijnzelfstandigen. Daarnaast is er een stijging van het aantal
platformwerkers.
Het grote probleem bij de niet-standaard werkenden is dat de ‘kleine zzp’er’ niet
doorgroeit.19 De cijfers zijn ontluisterend: 40% van de zzp’ers verdient jaarlijks minder dan
€16.500 en hoeft dus geen belasting te betalen maar heeft wel de zelfstandigenaftrek. Die
belastingaftrek is voor hen zelfs misschien onmisbaar, aldus SEO. Grote vraag is of deze
mensen echte ondernemers willen en kunnen zijn? Moet het ondernemerschap via de
zelfstandigenaftrek worden gestimuleerd? Zo creëert Nederland vooral ondernemers aan de
onderkant van de markt en daar maakt de overheid zich zorgen over. Deze mensen ‘kopen’
hun vrijheid en willen niet onder een baas werken maar wat leveren ze op aan de economie,
aan Nederland? Want ook voor hen bestaat de zelfstandigenaftrek. Andere landen hebben
minder aantrekkelijke/riante fiscale regelingen.
In plaats van te denken aan een ‘probleem’, zoals wij nu ook doen, zijn er ook mensen die
anders redeneren. Volgens is er geen probleem voor ‘dé maatschappij’ omdat de niet-
standaard werkenden zelf kiezen voor hun werksituatie en daarom dus ook zelf
verantwoordelijk zijn voor hun eigen socialezekerheidspositie en – bescherming. Dat lijkt me
19 SEO-onderzoek 2017.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
12
een beetje kort door de bocht. Want we weten allemaal dat niet iedereen ten volle bewust
kiest voor het zzp’schap of het platformwerk, maar er soms door de omstandigheden en de
markt toe gedwongen wordt.
Een ander probleempunt is de factor ‘arbeid’ als basis voor de contributie. Want wat is
‘arbeid’ nu precies? Denk daarbij aan de familie Bellinga aan het begin van mijn verhaal. Zij
hebben/doen geen arbeid in de klassieke zin van het woord, maar ze hebben wel een
(prima) inkomen. Wat zou dan de basis voor contributies voor sociale zekerheid moeten zijn?
Niet meer alleen arbeid, maar wellicht moeten we dus ook kijken naar het ‘inkomen’ van
mensen en op grond daarvan premies vaststellen en laten afdragen.20
De gebrekkige socialezekerheidsbescherming van de niet-standaard werkenden ligt nu
vooral bij het pensioen en de langdurige arbeidsongeschiktheid. Voor het pensioen voorziet
de eerste pijler (de AOW) gelukkig wel in een basisvoorziening. Maar voor de mensen met
wisselende banen is er een probleem bij de tweede en derde pijler. De klusseneconomie is
namelijk nefast voor de opbouw in de tweede en derde pijler. Bovendien blijkt uit onderzoek
dat het sparen (derde pijler) wel gebeurt bij de zzp’ers maar alleen bij hen die een
voldoende tot hoog inkomen hebben.21 Dus het probleem van de beperkte bescherming en
pensioenopbouw ligt heel sterk bij de onderkant van de markt.
Een ander punt dat zeker het probleem sterk voedt, is de verschillende structuur, aanpak en
begripsbepaling van ‘arbeid’ in de stelsels voor sociale zekerheid (1), het arbeidsrecht (2) en
de fiscaliteit (3). Hier ligt voor een groot deel de oorzaak van het probleem, maar misschien
ligt daar ook juist de oplossing.
Die verschillende structuur, verschillende aanpak en ook verschillende begripsbepaling van
de ‘werknemer’ komt ook terug in binnen de takken van het sociaal recht. Zo maakt het
recente boek van ‘De werknemerachtige in het sociaal recht. Een verkenning’ ook duidelijk.22
In dit onderzoek is ‘de werknemerachtige’ vanuit verschillende hoeken bestudeerd: het
mededingingsrecht, het publieke arbeidsrecht, het pensioenrecht, het arbeidsovereen-
komstenrecht, … Een belangrijk inzicht, aldus de onderzoekers, is dat
‘de problemen van werknemerachtigen en hun oplossingen per rechtsgebied
verschillen. […]. Men kan dat als verwarrend en nodeloos complicerend betitelen,
maar men kan ook aanvaarden dat dit de werkelijkheid is: een patchworkdeken. Het
20 Zie ook TRA-artikel 2017/82. Zie ook M. Westerveld, ‘Sociale zekerheid’, in: J.H. Bennaars e.a. (red.), De
werknemerachtige in het sociaal recht. Een verkenning, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p.209. Westerveld
spreekt van een ‘toename van onverzekerde en daarmee niet-premieplichtige arbeid’. 21 Zie o.a. M. Kremer, ‘De verschillende gezichten van onzekerheid. Flexibel werkenden over werk, familie en
sociale zekerheid’ in: M. Kremer, R. Went en A. Knottnerus (red.), Voor de zekerheid. De toekomst van flexibel
werkenden en de moderne organisatie van arbeid, WRR; Den Haag 2017, p.112-115. Zie ook F. Dekker, Flexible
employment, risk and the welfare state (diss. Rotterdam), 2011. 22 J.H. Bennaars e.a. (red.), .), De werknemerachtige in het sociaal recht. Een verkenning, Deventer: Wolters
Kluwer 2018, ieder hoofdstuk en de conclusies p.220.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
13
voordeel daarvan is dat een oplossing op een deelgebied niet direct voor alles hoeft
te passen.’
Deze onderzoekers geven ons mee dat de wetgever, als dat al mogelijk zou zijn, het
probleem niet meteen in één keer hoeft op te lossen.
♯14. We hadden het net over het probleem, nu kijken we naar mogelijke OPLOSSINGEN.
Waar te beginnen?
Ik zou starten met het definiëren van de ‘sociale zekerheid’. Welke sociale risico’s precies
vinden wij, de maatschappij, dat getackeld moeten worden? Wat hoort in die sociale
zekerheid thuis, minimaal en maximaal? Zijn opties, gradaties mogelijk? Kiezen we voor de
platformwerker - of voor elke niet-standaardwerker – de positie van de werknemer of van
de zelfstandige? Of toch een eigen rechtsstelsel? Dat is een serieuze discussie waarover nog
heel wat gedebatteerd moet worden. Dat laat ik nu verder rusten omwille van de beperkte
tijd en ook het doel van deze middag.
Een tweede punt dat bij de oplossingen hoort te worden betrokken, is artikel 20 van de
Nederlandse grondwet. Zowel lid 1 als lid 2 bieden naar mijn mening goede
aanknopingspunten voor regulering van de rechtspositie van de niet-standaard werkenden.
Een juridisch vacuüm voor de niet-standaard werkende, en meer bepaald de
platformwerker, kunnen we ons niet veroorloven.
Een derde aanknopingspunt ligt misschien wel bij de bestaande wetgeving: het rariteiten-KB
met ook de fictieve dienstbetrekkingen, de gelijkstellingen en de uitbreidingen van de
persoonlijke werkingssfeer van de werknemersverzekeringen.
Een vierde punt van aandacht bij de oplossing(en) zit bij het leidende criterium voor de
hoogte van de sociale zekerheid en van de contributies. Wat is leidend: de inkomsten of de
arbeid? En wat als er een mix is van ondernemerschap en werknemerschap? En is een
platformwerker nu een werknemer of een ondernemer/entrepeneur? Robert Reich
(Amerikaans wetenschapper en oud-minister van Arbeid in de VS) stelt:23
‘als iemand meer dan de helft van zijn inkomsten of gewerkte uren uit één bron
haalt, dan moet die bron (persoon, bedrijf) verantwoordelijk zijn voor de
arbeidsrechtelijke bescherming en de sociale verzekeringen. Het is vreemd om in zo’n
situatie over die persoon als een zelfstandig ondernemer te spreken en niet als een
werknemer.’
23 R. Reich, Why the sharing economy is harming workers – and what must be done, 2015,
robertreich.org/post/134080559175. Zie ook C. Thomas, ‘De Ik-BV. Hoe digitaal delen werk verandert’, in: M.
Kremer, R. Went en A. Knottnerus (red.), Voor de zekerheid. De toekomst van flexibel werkenden en de
moderne organisatie van arbeid, WRR; Den Haag 2017, p.191-209.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
14
Een vijfde haakje om bij aan te knopen, wil ik nog wel eens grondig doordenken: het gaat om
de oude, afgeschafte AAW. Deze volksverzekering, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet,
voorzag in een universele regeling bij arbeidsongeschiktheid, los van de werknemersstatus.
De wet is ten onder gegaan aan zijn succes: té veel mensen maakten gebruik ervan en de
regeling was dus te duur om te blijven bestaan. Uiteraard begrijp ik dat we niet terug zullen
grijpen naar die regeling an sich, maar waarom niet de goede punten nog eens analyseren
en proberen in te passen in de huidige lacunes?
Een zesde aanknopingspunt leunt daar tegenaan: de Nordic countries. Hun systeem lijkt de
nieuwe hybride statussen makkelijker te kunnen absorberen dan ons systeem. Een
bestudering van die systemen, is daarom bijna een conditio sine qua non in onze discussie
en constructie van nieuwe regelingen voor de atypisch werkenden.
Een zevende mogelijke oplossingsrichting is de verdere uitwerking van de ‘theorie van de
arbeidsstatuutneutraliteit van de sociale zekerheid en de arbeidsstatuutspecifieke
toepassing’ zoals eerder door Schoukens is aangedragen.24 Dit houdt in dat we kunnen
uitgaan van neutrale basisbeginselen (iedereen bijvoorbeeld een pensioen of een
werkloosheidsuitkering) gecombineerd met de specifieke toepassing per categorie werkende
(een hoger of anders opgebouwd pensioen voor werknemers of een aparte vorm van
werkloosheid voor zelfstandigen). Die theorie willen we nu ook verder uitwerken in het
Tilburgse onderzoeksproject rondom de positie van de atypisch werkende.25
Voor de verschillende aanpak vanuit de verschillende rechtsgebieden, het achtste
aanknopingspunt, verwijs ik naar wat ik hierboven onder ♯13 al aangaf.26
Tot slot, nog een mogelijke oplossing kan vanuit de Europese hoek komen. Ook daar ligt de
casus van de platformwerker en de atypische werkende (en de schijnzelfstandige) op tafel en
wordt op allerlei manieren gezocht naar gepaste oplossingen, rekening houdend met de
subsidiariteitsregel voor Europa en de diversiteit in de lidstaten.
24 P. Schoukens, De sociale zekerheid van de zelfstandige en het Europese Gemeenschapsrecht: de impact van
het vrije verkeer van zelfstandigen, Leuven: Acco, 2000. 25 Tilburg University, Project ‘Grenzen aan atypische arbeid: flexwerk en zelfstandige arbeid getoetst aan
Europese beginselen van het socialezekerheidsrecht’, looptijd tot medio 2020, gefinancierd door het Instituut
Gak, uitgevoerd door A. Barrio en S. Montebovi o.l.v. Prof. P. Schoukens. 26 En zie daarvoor ook de conclusies in J.H. Bennaars e.a. (red.), .), De werknemerachtige in het sociaal recht.
Een verkenning, Deventer: Wolters Kluwer 2018.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
15
Zoals u ziet, laat ik nog meerdere aanknopingsmogelijkheden open. Niemand kan alles in één
keer overzien en ook niet vanuit één discipline. Daarom moeten we blijven communiceren
en ook openstaan voor alle oplossingen die aangedragen worden. Het onderwerp is
tenslotte erg complex.
♯15. Wat voor ons in het Tilburgse project, maar misschien ook voor velen onder u, een
kernelement is, is het bewaren en bewaken van de ‘social community’. Wat willen wij, hier in
Nederland en in Europa, in geen geval loslaten als minimale waarde? De solidariteit? Tussen
wie en met wie? Tegen welke prijs? En wat met de bescherming? Hoe hoog? In welke
varianten? Die waarden zijn de vertreknorm in de discussie en zijn leidend bij de verdere
discussie en ontwerpen.
♯16. Naast deze ‘abstracte’ begrippen van solidariteit en bescherming, wil ik ook de
aandacht vragen voor iets heel concreets: gepersonaliseerde informatie.
Naar mijn mening is de eerste stap in elke discussie: goede informatie. En in deze context
betekent dat informatie over welke rechten zijn opgebouwd, welke helemaal niet en welke
rechten meegenomen kunnen worden etc. Als mensen dat echt zouden weten, zouden zij
beter weloverwogen beslissingen kunnen nemen over ander werk, in andere vormen en
onder andere voorwaarden en evt. ook in een ander land. Algemene informatie over
Rechten en Plichten is meestal wel beschikbaar maar gepersonaliseerde informatie veel
minder.27
♯17. Tot nu toe hebben we het vooral over de situatie in Nederland gehad. Eerder in deze
presentatie heb ik aangegeven dat het Europeesrechtelijke aspect ook aan bod zou komen.
Dat wil ik nu even met u bekijken.
Er is inderdaad ook enige hulp/actie uit Europa.
De Europese Pijler van Sociale Rechten (2017) initieerde nogal wat (wetgevende)
initiatieven.28 Ik som er hier een paar op:
1) het voorstel tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit (2018): nodig
voor de goede werking van de arbeidsmarkt.
a. informatie voor migrerende burgers/bedrijven
27 Zie ook Voorstel voor een Aanbeveling van de Raad met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming
voor werknemers en zelfstandigen, 13 maart 2018, COM(2018) 132 final, p.4. 28 In de aanloop naar de Europese Pijler van Sociale Rechten werd benadrukt dat de toegang tot sociale
bescherming wordt gehinderd door de ‘grijze zones’ zoals ‘afhankelijke’ en ‘schijn’ zelfstandigheid. Zie EC,
Access to social protection for people working on non-standard contracts and as self-employed in Europe. A
study of national policies, 2017, p.10.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
16
b. betere samenwerking tussen EU-landen, eerlijke en efficiënte regels voor
mobiliteit
c. bemiddelende rol bij grensoverschrijdende conflicten
2) het voorstel Sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen (2018).
Dit is een aanbeveling, dus niet-bindend. Reden: er is wel actie vanuit de EU
nodig, maar er is nog geen politieke consensus over de precieze
betekenis/uitwerking van de bescherming.
a. hulp voor EU-landen om uiteindelijk alle werknemers en zelfstandigen
sociale bescherming te bieden, zeker zij die nu (deels) buiten de boot
vallen
3) het voorstel tot een Europees sociaalzekerheidsnummer (2018)
♯18. En ook wil ik u nog wijzen op een ander voorstel dat volgt vanuit die Europese Pijler van
Sociale Rechten: nl. een nieuwe richtlijn voor meer transparante en voorspelbare
arbeidsvoorwaarden in de hele EU. Dat voorstel is in december 2017 door de EC
goedgekeurd.
Marianne Thyssen, commissaris voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken, Vaardigheden en
Arbeidsmobiliteit, voegde daaraan toe:
"Met dit voorstel ondernemen we actie om de transparantie en de voorspelbaarheid
van de arbeidsvoorwaarden te verbeteren. De wereld van het werk verandert snel en
het aantal atypische banen en contracten neemt toe. Dit betekent dat steeds meer
mensen het risico lopen hun fundamentele rechten niet te kunnen uitoefenen, te
beginnen met het recht om kennis te nemen van de voorwaarden waaronder zij
werken. Meer transparantie en voorspelbaarheid komt zowel werknemers als
bedrijven ten goede."
De Commissie verwacht dat het voorstel 2 à 3 miljoen méér werknemers met een atypisch
contract bescherming zal bieden dan de huidige wetgeving.29
♯19. Voor de discussie in/met de zaal wil ik graag volgende stelling op tafel leggen:
‘Platformeconomie: zegen of gevaar voor Sociale Zekerheid?’, meer bepaald:
‘Platformeconomie is schadelijk voor werkenden, want opdrachtgevers (peers of
bedrijven) kunnen werk laten doen zonder daarbij verantwoordelijkheid te nemen
voor bijv. minimumloon, veilige arbeidsomstandigheden, sociale verzekeringen en
pensioenen’
Robert Reich (2017), politiek wetenschapper en oud-minister Arbeid in de VS
29 Persbericht EC, 21 december 2017.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
17
Reich heeft hier zeker een punt. En ook Thomas wijst op de spanning tussen
platformeconomie en fatsoenlijk inkomen30 : ‘Werk in de reguliere economie kent (namelijk
vaak, S. Montebovi) een minimumloon. Op de platformen kan in principe elke prijsafspraak
worden gemaakt. Het gevolg daarvan is een wedloop van digitale micro-entrepeneurs die
met elkaar concurreren op prijs.’
Reich (VS) en Thomas (NL) zeggen in feite: ‘de collectieve dimensie ontbreekt bij
platformeconomie en is wel aanwezig bij regulier werk’31.
In de Verkenning van de WRR (meer bepaald bij auteur C. Thomas) staat naar mijn idee de
clue van de hele platformeconomie kernachtig weergegeven als volgt 32 :
‘Zo bezien is de opkomst van de platformeconomie een ontwikkeling met twee
kanten. Aan de ene kant opent zij nieuwe mogelijkheden voor individuen om in hun
levensonderhoud te voorzien. Aan de andere kant wordt dit juist moeilijker omdat
online-verdiensten niet automatisch leiden tot een stabiel en regelmatig inkomen en
geen garanties bieden op uitkeringen, pensioenen, verlof en andere vormen van
sociale zekerheid.’
De klusseneconomie of de schnabbeleconomie heeft duidelijk een keerzijde: iedereen
probeert wat geld te verdienen. Men gaat van de ene kleine klus naar de andere. Er is
daarbij geen zekerheid over de toekomst, noch over het totaal aan klussen of inkomen.
♯20. Om af te sluiten: deze voorlaatste slide met twee foto’s. Op de ene foto staat een
afbeelding met ‘under construction’. Op de andere foto zien we een paar handen bezig met
een reeks potjes en zaadjes/plantjes. Met deze twee foto’s wil ik aan u allen meegeven dat
er nog volop werk aan de winkel is, maar dat we het ook niet moeten forceren en té snel een
oplossing naar voren moeten willen schuiven. Laten we alstublieft veel
planten/discuteren/opties op tafel leggen en kijken wat haalbaar en levensvastbaar is.
Daar hoort een grondige analyse van de eigen bestaande wetgeving bij maar ook een blik
over de grenzen (rechtsvergelijkend onderzoek), zoals aan het begin van dit verhaal al
aangegeven.
En in feite zou het dus ook gepast zijn om in te zetten op een volledige herziening van de
bestaande arbeidsrechtelijke, socialezekerheidsrechtelijke en fiscale benadering van arbeid
en nieuwe wijzen van inkomensvergaring. Hopelijk laat Minister Koolmees zich inspireren en
bijstaan door mensen van allerlei pluimage en houdt hij daarbij voor ogen dat in deze grote
moderniseringsoperatie vele elementen uit de nieuwe arbeidsmarkt samenkomen.
30 C. Thomas, ‘De Ik-BV. Hoe digitaal delen werk verandert’, in: M. Kremer, R. Went en A. Knottnerus (red.),
Voor de zekerheid. De toekomst van flexibel werkenden en de moderne organisatie van arbeid, WRR; Den Haag
2017, p.203. 31 Zie bij C. Thomas, p.203. 32 Zie C. Thomas, p.203.
S. Montebovi NISZ, Sociale zekerheid en niet-standaard werkenden 19 april 2018
18
♯21. En op deze laatste slide staat nog wat informatie over het onderzoeksproject aan
Tilburg University, bij de vakgroep Sociaal Recht en Sociale Politiek.
Onderzoeksproject: Grenzen aan atypische arbeid en de SZ
• Het project ‘Grenzen aan atypische arbeid: flexwerk en zelfstandige arbeid getoetst
aan Europese beginselen van het socialezekerheidsrecht’ loopt tot medio 2020 -
gefinancierd door Instituut Gak.
• Sociale zekerheidspositie van atypisch werkenden
• Landenvergelijking: Frankrijk, Spanje, VK, Duitsland en Nederland
• Grensoverschrijdende aspecten (EG-Verordening 883/2004)
Medewerkers, bij vakgroep Sociaal Recht en Sociale Politiek – Tilburg University
Alberto Barrio (promovendus), Saskia Montebovi (post doc), Paul Schoukens (hoogleraar)
Contactpersoon
• Paul Schoukens, [email protected]
• Saskia Montebovi, [email protected]
• https://www.tilburguniversity.edu/nl/over/schools/law/over-tilburg-law-
school/departementen/sociaalrecht/onderzoek/lopend-onderzoek/
Tilburg, april 2018, Saskia Montebovi
---------------------------------