Tijd voor keuzes - Wonen Vlaanderen · 2015. 12. 8. · Regeerakkoord en de Beleidsnota Wonen...

25
TIJD VOOR KEUZES Aanbevelingen van de Vlaamse Woonraad voor het Regeerakkoord en de Beleidsnota Wonen 2014-2019 Advies 2014/02 24 april 2014

Transcript of Tijd voor keuzes - Wonen Vlaanderen · 2015. 12. 8. · Regeerakkoord en de Beleidsnota Wonen...

  • Tijd voor keuzes

    Aanbevelingen van de Vlaamse Woonraad voor het Regeerakkoord en de Beleidsnota Wonen 2014-2019

    Advies 2014/0224 april 2014

  • VLAAMSE WOONRAAD

    Tijd voor keuzes

    Aanbevelingen van de Vlaamse Woonraad voor het Regeerakkoord en de Beleidsnota Wonen 2014-2019

    Advies 2014/0224 april 2014

  • Vlaamse Woonraad

    De Vlaamse Woonraad is de strategische adviesraad voor het beleidsveld wonen. De Vlaamse Woonraad brengt advies uit over de hoofdlijnen van het Vlaamse woonbeleid en draagt bij tot de visievorming erover. De Vlaamse Woonraad formuleert zijn adviezen en standpunten vanuit de dialoog met het maatschappelijk middenveld, onafhankelijke deskundigen en vertegenwoordigers van lokale besturen. Het bijeenbrengen van deze invalshoeken resulteert in overlegde en onderbouwde adviezen en standpunten. Vanuit deze unieke positie levert de Vlaamse Woonraad een constructieve bijdrage aan het woonbeleid in Vlaanderen.

    Koning Albert II-laan 19, bus 23, 1210 Brussel

    E-mail: [email protected]

    Website: www.vlaamsewoonraad.be

    Tel.: 02 553 10 39

    Verantwoordelijke uitgever:

    Pol Van Damme, Koning Albert II-laan 19, bus 23, 1210 Brussel

    Foto cover:

    David Van Vooren

    Depotnummer:

    D/2014/3241/149

  • Vlaamse Woonraad 3

    iNHoudsoPGAve

    Inleiding 5

    1. Het heden 6

    1. De toekomst 7

    1. Het beleid 9

    1. Tijd voor keuzes 10

    1.1. Uitgangspunt: Naar een omvattend beleid voor het recht op wonen 10

    1.2. Keuze 1: Een sociaal en maatgericht woonbeleid uitbouwen 12

    1.3. Keuze 2: Een aanbodbeleid als essentiële pijler van een sociaal en maatgericht beleid opzetten 13

    Keuze 3: Een omkadering voor een effectieve realisatie van het woonrecht uitwerken 14

    Keuze 4: Een volwaardig privaat huurbeleid voeren 15

    Keuze 5: Eigendomsverwerving gericht ondersteunen 17

    Keuze 6: Een ambitieus programma voor de verbetering van het woonpatrimonium opzetten 18

    Keuze 7: Een volwaardig stedelijk woonbeleid voeren 19

    Keuze 8: Bijkomende woningen ruimtelijk verantwoord inplannen 20

    Keuze 9: Een participatief en emancipatorisch woonbeleid ontwikkelen 21

    Keuze 10: Een planmatig en efficiënt woonbeleid voeren 22

  • 4

  • Tijd voor keuzesAanbevelingen van de Vlaamse Woonraad voor het Regeerakkoord en de Beleidsnota Wonen 2014-2019

    “Een ieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor

    de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder

    inbegrepen (…) huisvesting.”

    (Art. 25 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens)

    “Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. Daartoe

    waarborgen de wet of het decreet (…), rekening houdend met de

    overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten,

    waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Die rechten

    omvatten inzonderheid: (…) het recht op een behoorlijke huisvesting.”

    (Art. 23 Belgische Grondwet)

    “Iedereen heeft recht op menswaardig wonen. Daartoe moet de

    beschikking over een aangepaste woning, van goede kwaliteit, in

    een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met

    woonzekerheid worden bevorderd.”

    (Art. 3 Vlaamse Wooncode)

    Inleiding

    De Vlaamse Woonraad wenst een constructieve bijdrage te leveren aan het

    Vlaamse woonbeleid. De voorbije legislatuur heeft de Vlaamse Woonraad met

    diverse adviezen gepoogd hiertoe een steentje bij te dragen. Naast de adviezen

    op vraag van de Vlaamse Regering of het Vlaams Parlement bracht de Raad

    op geregelde tijdstippen eigen initiatiefadviezen uit. Deze initiatiefadviezen

    behandelen een specifieke thematiek of een actueel onderwerp. Hiermee

    wenst de Vlaamse Woonraad telkens een denkoefening te leveren die een

    stap kan zetten naar een meer optimaal Vlaams woonbeleid. De adviezen

    hebben tevens de ambitie bij te dragen aan de brede visievorming bij de

    actoren in het beleidsveld. De Vlaamse Woonraad meent dat deze adviezen

    hun actualiteitswaarde hebben behouden en inspirerend kunnen werken

    voor het Vlaamse woonbeleid in de volgende legislatuur. Met dit advies wenst

    de Vlaamse Woonraad kernachtig een aantal standpunten te hernemen als

    inspiratiebron voor het toekomstige woonbeleid. Vooraf worden context en

    uitdagingen geschetst om vervolgens een aantal fundamentele keuzes naar

    voor te schuiven.

    Vlaamse Woonraad 5

  • Het heden1

    Hoe is het om in Vlaanderen te wonen? Als we dit willen beschouwen, moeten

    we in eerste instantie naar de doelstellingen van het Vlaamse woonbeleid

    kijken, zoals kwaliteit, betaalbaarheid en woonzekerheid.

    Op vlak van woningkwaliteit viel de laatste decennia een sterke verbetering

    te noteren. Waar in 1981 nog 29% van alle woningen ‘klein comfort’

    mankeerde (water in de woning, een toilet met waterspoeling en een

    badkamer of douche), komen deze woningen vandaag nauwelijks nog voor. De

    kwaliteitsverbetering kan in belangrijke mate worden toegeschreven aan de

    verhoogde dynamiek op de secundaire markt. Waar vroeger het merendeel van

    de starters op de eigendomsmarkt een nieuwe woning bouwden, gingen ze

    de laatste decennia veel meer bestaande woningen aankopen. In de helft van

    de gevallen gaat een aankoop gepaard met een grondige verbouwing. Jaarlijks

    wisselen zo in Vlaanderen een 80.000 woningen van eigenaar, op een totale

    voorraad van 2,6 miljoen woningen.

    Internationaal vergelijkbare gegevens tonen dat de woningkwaliteit in

    Vlaanderen beter is dan gemiddeld in Europa. Toch leeft nog bijna een kwart

    (24%) van de Vlaamse bevolking in een huis met kwaliteitsproblemen aan

    het dak, de ramen, deuren en muren, zonder adequate verwarming, met een

    gebrek aan elementair comfort of met een gebrek aan ruimte. Dit aandeel is

    de laatste jaren weer gestegen, en ligt het hoogst bij huurders en huishoudens

    met een laag inkomen. Op de eigendomsmarkt zijn voornamelijk de oudere

    eigenaars gemiddeld minder goed af.

    Inzake betaalbaarheid stellen we vast dat 13% van de bevolking (330.000

    huishoudens) na betaling van de woonkosten een resterend inkomen heeft

    dat lager ligt dan wat nodig is om menswaardig te kunnen leven. Bij huurders

    is dit 30%, bij eigenaars 8%. Bij de laagste inkomensgroep (1ste deciel) heeft

    81% een onvoldoende resterend inkomen –wat ook duidt op een globaal

    inkomensprobleem.2

    De afgelopen 10 jaren namen de verschillen inzake betaalbaarheid tussen

    huurders en eigenaars duidelijk toe. Dit heeft niet zozeer te maken met de

    uitgaven voor wonen (afbetalingen namen zelfs meer toe dan de betaalde

    huur), maar met de evolutie van de inkomens: terwijl het inkomen van de

    huurders afnam, steeg dit van de afbetalende eigenaars.

    Volgens de definitie van betaalbaarheid die Eurostat hanteert3, woont 6% van

    de Vlaamse bevolking in een huishouden dat een betaalbaarheidsprobleem

    ondervindt, wat significant minder is dan het Europese gemiddelde van

    12%. Deze indicator geeft voor Vlaanderen nog meer uitgesproken verschillen

    tussen huurders en eigenaars: slechts 2% van de eigenaars heeft zo een

    betaalbaarheidsprobleem, tegenover 23% van de private huurders en 13% van

    de sociale huurders.

    Inzake woonzekerheid -hier opgevat als het kunnen blijven wonen in een

    woning- stellen we vast dat In 2012 in Vlaanderen 13.571 huurders bedreigd

    werden met uithuiszetting, 800 meer dan in 2011. Dit aantal neemt de laatste

    jaren toe. Voornaamste reden is dat heel wat mensen met een laag inkomen

    6

    (1) Winters, S. (2012). Historische kansen voor het Vlaamse woonbeleid. De Gids op Maatschappelijk Gebied, maart 2012, 26-33.

    (2) Heylen, K. & Winters, S. (2011). Hoe betaalbaar is wonen in Vlaanderen? In: Winters, S. (red) Is wonen in Vlaanderen betaalbaar? Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

    (3) Het aandeel van de bevolking dat in een huishouden leeft waar de totale woonkosten (incl. verwarming, elektriciteit, water enz.) meer dan 40% van het beschikbare inkomen bedragen.

  • er niet in slagen de huur te betalen. Daarnaast is er een gestage stijging van

    het aantal achterstallige hypothecaire kredieten, van 30.500 in 2012 tot 32.300

    in 2013 (resp. 1,1% en 1,2% van het totale aantal woonkredieten). Er is geen

    informatie voorhanden waaruit blijkt in welke mate deze procedures van

    uithuiszetting of betalingsachterstallen leiden tot een gedwongen vertrek uit of

    verkoop van de woning.

    Op de private huurmarkt komen de problemen van betaalbaarheid, kwaliteit

    en woonzekerheid verscherpt te samen. Vlaanderen telt 460.000 private

    huurwoningen, goed voor één vijfde van de totale woningmarkt. Naar

    schatting 180.000 private huurders met een laag inkomen betalen meer dan

    30% van hun inkomen aan huur en/of bewonen een weinig kwaliteitsvolle

    woning. Bovendien neemt het aantal private huurwoningen de laatste

    decennia stelselmatig af. Dit zorgt ervoor dat kandidaat-huurders steeds

    moeilijker een geschikte woning vinden, en dat minderwaardige woningen op

    de markt blijven.

    Concluderend kunnen we stellen dat de meeste Vlaamse huishouden globaal

    kwalitatief wonen en tevreden zijn met hun woonsituatie. Dit neemt echter

    niet weg dat voor heel wat huishoudens het recht op wonen behoorlijk

    problematisch is. Zo blijkt allereerst een scherpe en toenemende tegenstelling

    tussen de eigendomsmarkt en de huurmarkt, waarbij de problemen een

    stuk groter zijn op de huurmarkt. Binnen beide markten is er bovendien een

    duidelijke relatie tussen de sociaaleconomische situatie van de huishoudens en

    de omvang van de problemen. Wie een laag inkomen heeft, laaggeschoold is,

    alleenstaand is, alleenstaande ouder is of van een vervangingsinkomen leeft,

    heeft het een pak lastiger dan de doorsnee Vlaming.

    1 De toekomst4

    We stellen vandaag een aantal trends vast die zich de komende jaren (wellicht)

    nog verder zullen zetten. Welke zijn deze ontwikkelingen en welke invloed

    zullen zij uitoefenen op de wijze waarop we zullen of kunnen wonen? Welke

    zijn de implicaties voor het woonbeleid? De uitdagingen zijn samen te vatten

    in zes V’s.5

    De eerste is de verruiming van het woningbestand. Tegen 2030 zal de

    bevolking in het Vlaamse Gewest stijgen tot ongeveer 6,6 miljoen inwoners.

    Er komen op 20 jaar tijd dus ongeveer 375.000 of 6% inwoners bij. Deze

    bevolkingstoename is het sterkst in de (groot)steden. Verwacht wordt dat

    de gezinsverdunning zich verder zal manifesteren. Hierdoor zal het aantal

    huishoudens toenemen: van 2,58 miljoen in 2012 tot 2,91 miljoen in 2030 (+

    330.000 of 13%). Er is dus een blijvende behoefte aan bijkomende woningen.

    Dit kan zowel via de transformatie van bestaande gebouwen als via het

    ruimtelijk doordacht realiseren van nieuwbouwwoningen.

    De tweede is de vergroening van de bevolking. Vergroening doet zich vooral

    voor in de steden. De toename van jonge gezinnen in de steden vergt

    onder meer een andere woningtypologie. De nood aan grote woningen om

    Vlaamse Woonraad 7

    (4) Ryckewaert, M., De Decker, P., Winters, S., Vandekerckhove, B., Vastmans, F., Elsinga, M. & Heylen, K. (2012). Een woonmodel in transitie. Toekomstverkenning van het Vlaamse wonen. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Afdeling Woonbeleid (2011). Debatnota Woonbeleidsplan Vlaanderen. Brussel: Wonen-Vlaanderen.

    (5) Vrij naar: De Decker, P. (2014). Afbouw woonbonus: nu of nooit. Samenleving en Politiek. 21:1 (64-75).

  • 8

    kinderrijke gezinnen te kunnen opvangen neemt toe, een probleem dat zich

    laat voelen in de stedelijke private en sociale huurmarkt. Verder is de toename

    van de bevolking vooral voelbaar in de steden, terwijl de steden deze toename

    moeilijk kunnen opvangen. De afgelopen tien jaar zijn er in Antwerpen en Gent

    minder woningen vergund dan er huishoudens zijn bijgekomen. Dit plaatst

    bijkomende druk op de stedelijke woningmarkt, in het bijzonder in bepaalde

    deelmarkten zoals de private huurmarkt. Ook de bevolking van het Brussels

    Hoofdstedelijk Gewest groeit in een snel tempo aan. De kans is reëel dat dit

    tot een grotere migratie van Brussel naar Vlaanderen zal leiden (met voelbare

    effecten op de woningmarkt in Vlaanderen).

    De derde is de vergrijzing, wat vooral een buitenstedelijk fenomeen is. Tegen

    2030 verwachten we een sterke toename van de groep ouder dan 60 jaar: van

    1,10 miljoen in 2008 tot 1,58 miljoen in 2030 (+44%), met in het bijzonder een

    verhoging van het aantal 80-plussers (+63%, 472.000 in 2030). Indien een

    grote meerderheid van de ouderen zo lang mogelijk in de eigen woning blijft

    wonen, zal een groot aantal ruime en niet centraal gelegen gezinswoningen

    bewoond worden door kleine, oudere huishoudens, terwijl de vraag naar

    dergelijke woningen door gezinnen met kinderen zal blijven bestaan. De

    verhuisdynamiek van jonggepensioneerden zal in sterke mate bepalen in welke

    mate deze ‘mismatch’ zich zal manifesteren.

    Voor ouderen is ook de ligging van de woning ten opzichte van voorzieningen

    van groot belang, vooral wanneer op gevorderde leeftijd hun mobiliteit beperkt

    wordt. Het gaat dan zowel om hulp- en dienstverlening, als om basisdiensten

    zoals een bakker en een slager. Afgelegen wonen kan vooral een probleem

    worden op het platteland en in de verkavelingen buiten de stedelijke centra en

    dorpskernen, waar deze leeftijdsgroep sterk vertegenwoordigd is.

    Vier en vijf haken behoorlijk in mekaar: verkleuring en verarming. De

    (groot)steden oefenen een sterke aantrekkingskracht uit op sociaal zwakkere

    huishoudens, in het bijzonder migranten. Zeker voor de zwakste groepen

    vormen de stedelijke migrantengemeenschappen het belangrijkste milieu om

    de wooncarrière in het nieuwe thuisland aan te vatten. De migratie zal een

    ruime impact hebben op de stedelijke woningmarkt, de problematiek wordt

    vaak nog versterkt door de sociale uitsluiting en de armoede. Armoede, sociale

    uitsluiting en migratie stellen belangrijke uitdagingen op het vlak van het

    aanbod aan kwaliteitsvolle, betaalbare woningen in de steden.

    De zesde uitdaging staat voor vernieuwen, en dit op tal van vlakken.

    Duurzaamheid en energiezuinigheid zullen steeds meer aan belang winnen.

    In zeven op de tien woningen in Vlaanderen is er nog steeds ruimte voor

    energiebesparingen. Woningen met een gebrekkige basiskwaliteit vergen een

    grondige renovatie of zelfs sloop met wederopbouw. Dit globaal aanpakken

    vergt een nauwgezette planning die rekening houdt met de demografische

    ontwikkelingen. Hoewel de alleenstaande eengezinswoning nog steeds het

    dominante woonideaal is (en dit vermoedelijk ook nog enige tijd zal blijven),

    wordt een stijgende belangstelling verwacht voor nieuwe woonvormen, zoals

    diverse vormen van compacter en/of gemeenschappelijk wonen.

  • Vlaamse Woonraad 9

    1 Het beleidDe Vlaamse Wooncode vormt de hoeksteen van het Vlaamse woonbeleid.

    Het grondrecht op menswaardig wonen wordt erin geëxpliciteerd en verder

    ingevuld. De wooncode biedt een kader met verschillende instrumenten die de

    instanties moeten toelaten het recht op wonen te ondersteunen. Zo kunnen

    bv. inkomenszwakke huishoudens dankzij het sociaal huuraanbod betaalbaar

    wonen, of gelden specifieke maatregelen om een minimale woningkwaliteit

    op de private huurmarkt te waarborgen. Er kunnen evenwel kanttekeningen

    worden geplaatst bij een aantal (determinerende) keuzes die inherent aan het

    woonbeleid zijn verbonden.

    Vooreerst is er het decennialang volgehouden beleid om in te zetten op

    eigendomsverwerving. Op zich is een hoog percentage aan eigenaars een

    positief gegeven, maar met een onvermijdelijke keerzijde. Een dergelijk beleid

    heeft de woonwensen sterk beïnvloed: heel wat huishoudens beschouwen de

    grondgebonden (alleenstaande) gezinswoning (bij voorkeur buiten de stad)

    nog steeds als ideaaltypisch. De open ruimte komt mede hierdoor onder druk

    en het beleid botst op de grenzen van de mobiliteit en de energiezuinigheid.

    Bij gebrek aan een volwaardige beleid voor de huurwoningmarkt, werkt

    dit beleid de ‘residualisering’ van de private huurmarkt in de hand. Voor

    een aantal groepen is het vooropgestelde ideaal of woonmodel bovendien

    onbereikbaar en zijn alternatieven noodzakelijk.

    Een volgend kenmerk van het woonbeleid is de sterk individuele focus.

    Instrumenten en maatregelen zijn gericht op het verhelpen van de individuele

    woonnood. Een dergelijke keuze is legitiem, maar moet worden ingebed

    in een globale planmatige aanpak die eveneens gericht is op de oorzaken

    van woonproblemen. Het woonbeleid houdt bijgevolg te weinig rekening

    met de ruimere context, en sluit te weinig aan op andere beleidsvelden

    (welzijn, energie, ruimtelijke ordening …). Een globale en geïntegreerde

    aanpak is noodzakelijk, bijvoorbeeld om de opwaardering van het (stedelijk)

    woonpatrimonium te bewerkstelligen of om een beleid uit te tekenen dat

    het wonen in armoede kan bannen. Hierbij dient te worden gestreefd

    naar een optimaal evenwicht tussen maatregelen gericht op de individuele

    woonbehoeften enerzijds en maatregelen gericht op globale generieke doelen

    anderzijds.

    Een ander kenmerk betreft de keuze om het woonbeleid als een

    beleidsengagement te beschouwen waarbij een inspanningsverbintenis

    wordt geleverd. Dit impliceert dat de overheid niet rechtstreeks kan worden

    aangesproken op het resultaat van haar beleid. Dit houdt een zekere

    vrijblijvendheid in, en leidt ertoe dat het recht op wonen een relatief zwakke

    rechtsbescherming geniet. Deze benadering heeft onder meer tot gevolg

    dat huishoudens die hun woonrecht niet op eigen kracht kunnen realiseren

    weinig tot geen verweer kunnen inbrengen. Hierbij kan worden opgemerkt

    dat de gewestelijke overheid als verantwoordelijke voor de decretale

    invulling en uitwerking van het woonrecht een beroep doet op instanties

    en bestuursniveaus om dit op het terrein te laten realiseren. Echter, de

    gewestelijke overheid biedt hiertoe niet steeds de nodige steun en middelen

    om het woonrecht steeds en effectief te kunnen verzekeren.

  • 10

    Het huidige Vlaamse woonbeleid roept dan ook meerdere vragen op. Biedt

    het huidige woonbeleid een voldoende antwoord op de woonnoden van

    kwetsbare huishoudens? Volstaan de huidige instrumenten op het vlak van

    woningkwaliteit, renovatie en energiebesparing? Welk beleid willen we voeren

    op de private huurmarkt? Hoe voeren we een ruimtelijk doordacht woonbeleid?

    Welke is de rol van de diverse actoren? …

    De zesde staatshervorming - waarbij grote delen van de woonfiscaliteit en de

    private huurwetgeving worden geregionaliseerd met overdracht van bijhorende

    middelen - moet de Vlaamse overheid aanzetten tot een grondige reflectie over

    en een heroriëntatie van het woonbeleid. De overheveling van bevoegdheden

    biedt perspectieven op een fundamentele kentering. De Vlaamse Woonraad

    ziet de zesde staatshervorming dan ook als een kantelmoment voor het

    beleid en een unieke kans om een volwaardig, geïntegreerd woonbeleid uit

    te bouwen, wat noodzakelijk is om de huidige problemen en de toekomstige

    uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. De Vlaamse Woonraad wenst hierbij

    te wijzen op het dringend en noodzakelijk karakter van een dergelijk kenterend

    beleid, zo niet dreigen de problemen zich verder op te stapelen en komt het

    recht op wonen in het gedrang niet enkel voor de zwakste inkomensgroepen

    maar evenzeer voor de groepen daarboven. De ultieme toetssteen voor het

    beleid blijft immers de realisatie is van het recht op menswaardig wonen voor

    iedereen, zowel nu als voor de toekomst.

    De voorbije jaren formuleerde de Vlaamse Woonraad diverse adviezen voor een

    meer ‘duurzaam’ woonbeleid (in sociaal, ecologisch, economisch, ruimtelijk

    en bestuurlijk opzicht). In wat volgt distilleren we uit deze adviezen keuzes die

    richting kunnen geven aan het toekomstige Vlaamse woonbeleid.

    1 Tijd voor keuzes 1.2. uitgangspunt: Naar een omvattend beleid voor het recht op wonen

    Het recht op menswaardig wonen werd ruim twintig jaar geleden ingeschreven

    in de Belgische Grondwet en geëxpliciteerd in de Vlaamse Wooncode. Artikel

    3 van de Vlaamse Wooncode stelt dat iedereen recht heeft een kwaliteitsvolle,

    aangepaste en betaalbare woning in een behoorlijke woonomgeving. Het recht

    op wonen omvat eveneens het kunnen wonen met voldoende woonzekerheid

    en met voldoende toegang tot de woonmarkt.

    Met de verankering in de Grondwet en de Vlaamse Wooncode wordt

    aangegeven dat het recht op wonen een fundamentele levensbehoefte vervult.

    Wonen wordt als een noodzakelijke voorwaarde beschouwd om zich als mens

    volwaardig te kunnen ontplooien, en ‘de realisatie van het recht op wonen

    voor iedereen’ blijft dan ook de ultieme beleidsdoelstelling. De overheid

    engageert zich om het recht op wonen te ondersteunen en verleent bijzondere

    aandacht aan de meest behoeftige huishoudens.

  • Vlaamse Woonraad 11

    Het woonrecht op zich moet de prominente plaats kunnen verwerven die eigen

    is aan elk universeel erkend grondrecht. Dit vormt een principieel uitgangspunt

    en veronderstelt een andere beleidsbenadering. Een stelselmatig gewaarborgde

    invulling van het woonrecht moet worden nagestreefd en wordt onverkort

    beschouwd als overheidsverplichting (als ideaaltypisch referentiepunt geldt

    het ‘gewaarborgd woonrecht’). Het grondrecht op wonen verwerft op die

    manier een gelijkaardige (grondrechtelijke) status als het recht op medische

    bijstand of het recht op onderwijs. Omwille van de impact van deze keuze is

    het aangewezen een dergelijk beleid planmatig en geleidelijk uit te werken.

    (advies versterkt recht op wonen).

    De realisatie van het recht op wonen voor iedereen impliceert een mix van

    algemene maatregelen die onderverdeeld kunnen worden in vier clusters: (1)

    gerichte vormen van eigendomsondersteuning; (2) een versterkt ondersteunend

    beleid voor de private huurmarkt; (3) de ondersteuning van de sociale

    huurmarkt en (4) een globale opwaardering van het woonpatrimonium. Op

    basis van deze vier pijlers kan alvast een evenwichtig beleid worden uitgewerkt

    dat een antwoord biedt op de bestaande problemen en noden. (advies

    regionalisering woonbonus).

    Het Vlaams woonbeleid vergt evenzeer het stellen van prioriteiten en specifieke

    keuzes net omwille van het feit dat een aantal huishoudens of groepen extra

    problemen ondervinden op de woonmarkt. Een fundamentele kentering

    en heroriëntatie moet iedereen toelaten zijn of haar grondrecht op wonen

    effectief te kunnen realiseren. (advies private huurmarkt, advies huursubsidie).

    Daarnaast moet het woonbeleid evenzeer inspelen en anticiperen op de

    (toekomstige) uitdagingen en ontwikkelingen. Een generiek en planmatig

    beleid moet worden uitgebouwd om de (negatieve) impact van deze

    ontwikkelingen te beheersen. Vooral de demografische, ruimtelijke en

    stedelijke ontwikkelingen nopen tot een ‘geïntegreerde’ aanpak vanuit de

    verschillende beleidsdomeinen. (advies krijtlijnen duurzaam woonbeleid,

    advies ruimte en wonen).

    Om het recht op wonen te waarborgen moet bijgevolg een omvattend

    woonbeleid op diverse sporen worden ontwikkeld. Binnen het Vlaamse

    woonbeleid moet het begrip woonbehoeftigheid een centrale plaats innemen.

    Elk huishoudens wiens recht op wonen (de betaalbaarheid, de woonkwaliteit,

    de woonzekerheid of de toegang) in het gedrang is moet op bijzondere

    beleidsaandacht kunnen rekenen. In de meest precaire of ernstige gevallen

    moet een dergelijke aanpak vertaald worden naar een effectief resultaat en

    een gegarandeerde aanpak. Een maatgericht en categoriaal beleid is dan

    aangewezen en vormt bij uitstek het kenmerk van een beleid gericht op

    woonbehoeftigheid. Daarnaast dient het beleid zich preventief te richten op de

    huishoudens die dreigen in de nood te komen.

    Verder dient een ondersteunend en faciliterend beleid te worden ontwikkeld.

    Hier streeft het beleid doelstellingen na die het wonen of de woonmarkten

    globaal ten goede komen. Zo kunnen maatregelen erop gericht zijn een

    minimale bescherming te voorzien (bijvoorbeeld inzake toegang op de private

    woonmarkt) of het beleid streeft een meer algemene verbetering van de

    minimale woningkwaliteit na.

  • 12

    Tenslotte dient het woonbeleid zich te kunnen inschakelen in een

    geïntegreerde aanpak van generieke doelstellingen. De uitdagingen op vlak van

    demografie, ruimte, energie of stedelijke hernieuwing hebben onmiskenbaar

    een impact op wonen. Hier moet het woonbeleid rekening kunnen houden

    met de diverse objectieven vanuit de betrokken beleidsdomeinen, én vice

    versa. Een algemeen coherent beleid moet vanuit het gezamenlijke perspectief

    worden uitgetekend om de maatschappelijke uitdagingen te kunnen

    beheersen.

    Uiteindelijk beoogt een dergelijk omvattend model een duurzame invulling van

    het recht op wonen (hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks), en dit vereist

    scherpe keuzes die hierna worden weergegeven.

    1.3. keuze 1: een sociaal en maatgericht woonbeleid uitbouwen

    In een welvaartstaat is het onrechtvaardig en onrechtmatig dat sommigen

    wel en anderen niet in een fundamentele levensbehoefte kunnen voldoen.

    De kernopdracht van het Vlaamse woonbeleid is er dan ook in het bijzonder

    op gericht het recht op wonen te ondersteunen voor die huishoudens wiens

    recht (structureel) niet gerealiseerd kan worden op eigen kracht. Voor de

    Vlaamse Woonraad gaat dit in eerste instantie over de groep huishoudens

    die niet beschikken over een betaalbare of kwaliteitsvolle woning, en wiens

    woonsituatie zonder steun problematisch blijft.

    Woonbehoeftigheid is gelaagd en de overheid dient hiermee rekening te

    houden. Voor de onderkant van de woningmarkt is de ETHOS typologie

    richtinggevend om een maatgericht beleidsantwoord te geven. De Vlaamse

    Woonraad heeft in dit kader gepleit voor een versterkt recht op wonen waarbij

    het recht op wonen voor bepaalde categorieën stelselmatig meer effectief kan

    worden ingevuld, in een eerste fase voor dak- en thuislozen.

    Het vormt een overheidsverplichting om voortschrijdend het niveau van

    rechtsbescherming te verbeteren en een beleid te ontwikkelen gericht op het

    effectief invullen van het woonrecht. Het grondrecht op wonen vormt in die

    optiek niet langer een vrijblijvend engagement voor de overheid, maar een

    resultaatsgerichte verbintenis. Het beleid moet hiertoe de huidige ‘bijzondere

    aandacht voor de meest behoeftigen’ (cf. artikel 4 Vlaamse Wooncode)

    decretaal ombuigen tot een principiële garantie op een resultaatsgerichte

    aanpak voor de meest kwetsbare groepen.

    De Vlaamse Woonraad erkent dat de woonproblematiek op het terrein evenzeer

    te maken heeft met het (onvoldoende) uitgebouwd inkomens- en sociaal

    welvaartsbeleid. Een bijsturing op andere beleidsdomeinen is aangewezen,

    maar het ontbreken hieraan mag geen reden zijn om de woonproblematiek

    (aan de onderkant van woonmarkt) niet structureel aan te pakken. Extra

    inspanningen blijven noodzakelijk en hebben te maken met het uitbouwen

    van een welvaartstaat voor iedereen.

  • Vlaamse Woonraad 13

    Meer info

    Vlaamse Woonraad (2010) Huursubsidie voor kandidaat-huurders

    sociale huisvestingsmaatschappijen (Advies 2010/02).

    http://www.rwo.be/Portals/126/Vlaamse%20Woonraad/Microsoft%20

    Word%20-%20HS-%20eindvoorstel-besluitVDB.pdf

    Vlaamse Woonraad (2011) Wonen en Armoede. Aanbevelingen voor

    een woonbeleid gericht op het tegengaan van armoede en sociale

    uitsluiting (Advies 2011/04).

    http://www.rwo.be/Default.aspx?tabid=16099

    Vlaamse Woonraad (2013) Naar een versterkt recht op wonen?

    Aanbevelingen van de Vlaamse Woonraad en pleidooi voor een

    Vlaamse woonrechtcommissaris (Advies 2013/16).

    http://www.rwo.be/Default.aspx?TabID=16575

    1.3. keuze 2: een aanbodbeleid als essentiële pijler van een sociaal en maatgericht beleid opzetten

    Een gebrek aan kwalitatieve en betaalbare woningen laat zich vooral voelen

    in een bijkomende druk op de (private) huurmarkt en bij de meest kwetsbare

    huishoudens. Een beleid ter ondersteuning van de woonbehoeftigen moet

    dan ook kunnen worden ingebed in een aanbodbeleid waarbij voldoende

    kwalitatieve én betaalbare huurwoningen beschikbaar worden gesteld.

    De overheid moet bijgevolg resoluut kiezen voor een versterkt aanbodbeleid

    zowel op de sociale als op de private huurmarkt. De inspanningen moeten

    worden opgedreven om het contingent aan betaalbare en kwaliteitsvolle

    sociale huurwoningen te laten toenemen. Hier wordt de ambitie gesteld

    om op middellange termijn een voldoende contingent te realiseren dat

    theoretisch een buffer kan vormen voor de opvang van de armoede en

    de precaire woonsituaties. Dit houdt geen pleidooi in voor een sociaal

    huisvestingsbeleid geënt op een armenhuisvesting, wel een pleidooi voor een

    (volwaardig) marktaandeel dat een effectieve rol vervult op de woningmarkt.

    Een ruimer sociaal huuraanbod kan immers een antwoord bieden op de

    druk in de onderste segmenten van de woningmarkt. Mede door een gebrek

    aan substantiële beleidsinstrumenten gericht op de zwakste groepen en het

    beperkte aanbod blijft op korte termijn een selectieve afbakening van de

    doelgroep voor het sociaal huurpatrimonium vereist.

    Daarnaast - en even essentieel - moet op de private markt een stimulerend

    beleid worden ontwikkeld om het aandeel te behouden, én vooral het aandeel

    kwalitatieve en betaalbare huurwoningen te verruimen. De overheveling

    van de woninghuurwet en een heroriëntatie van het instrumentarium

  • 14

    kunnen hiertoe de nodige impulsen bieden Het stimulerend beleid op de

    private huurmarkt dient te zorgen voor voldoende garanties voor huurder én

    verhuurder.

    De aanbodverruiming creëert ruimte en marge om de verhoudingen tussen de

    deelmarkten bij te sturen in wenselijke richting. Deze discussie heeft uiteraard

    raakpunten met het debat over de mate van overheidstussenkomst, onder

    meer om het recht op wonen voor de zwakste huishoudens te ondersteunen.

    De Raad meent dat een toename van de gesubsidieerde huurmarkt

    noodzakelijk is, onder welke vorm dan ook, en cruciaal is om het recht op

    wonen te kunnen realiseren voor de zwakste inkomensgroepen.

    Meer info

    Vlaamse Woonraad (2010) Huursubsidie voor kandidaat-huurders

    sociale huisvestingsmaatschappijen (Advies 2010/02).

    http://www.rwo.be/Portals/126/Vlaamse%20Woonraad/Microsoft%20

    Word%20-%20HS-%20eindvoorstel-besluitVDB.pdf

    Vlaamse Woonraad (2013) Advies over de visienota en het

    doelstellingenkader voor het Woonbeleidsplan Vlaanderen (Advies

    2013/02). http://www.rwo.be/Default.aspx?TabID=16126

    Vlaamse Woonraad (2013) Advies over de wijziging van het Kaderbesluit

    Sociale Huur (Advies 2013/08).

    http://www.rwo.be/Default.aspx?TabID=16132

    Vlaamse Woonraad (2013) Naar een versterkt recht op wonen?

    Aanbevelingen van de Vlaamse Woonraad en pleidooi voor een

    Vlaamse woonrechtcommissaris (Advies 2013/16).

    http://www.rwo.be/Default.aspx?TabID=16575

    1.3. keuze 3: een omkadering voor een effectieve realisatie van het woonrecht uitwerken

    Het recht op wonen wordt dan wel in de interne rechtsorde opgenomen,

    maar biedt in de praktijk geen garantie op het effectief vervullen van

    het recht. Traditioneel beperkt de overheid zich tot het leveren van

    een inspanningsverbintenis waartegen het individu weinig tot geen

    verhaalmogelijkheid heeft. De Vlaamse Woonraad bepleit een kader dat

    waarborgen kan bieden voor een grotere effectiviteit van het grondrecht op

    wonen.

    In het versterkt recht op wonen en de resultaatsgerichte aanpak spelen

    de lokale woonactoren een cruciale rol. De woonactoren beoordelen ‘de

    woonsituatie’ op de menswaardigheid en kunnen hiertoe parameters

    hanteren die geïnspireerd zijn op de Ethos typologie. Bij toekenning van een

  • Vlaamse Woonraad 15

    versterkt recht op wonen wordt prioritair naar een oplossing gezocht door de

    woonactoren. De focus bij de woonactoren wordt hiermee meer systematisch

    georiënteerd op de urgente noden.

    De Vlaamse Woonraad pleit tevens voor de aanstelling van een

    Woonrechtcommissaris die een brugfunctie vervult tussen de praktijktoepassing

    van het versterkt recht op wonen en het beleid dat instaat voor de

    voortschrijdende invulling van het recht op wonen. De wooncommissaris

    formuleert voorstellen ten aanzien van het beleid, en rapporteert over de

    praktijktoepassing. De woonrechtcommissaris waakt over de toepassing van het

    versterkt recht op wonen en volgt de praktijk stelselmatig op. In dit kader kan

    de woonrechtcommissaris tevens een ombudsfunctie opnemen en buigt hij/zij

    zich over het aangemelde verweer.

    De finale verantwoordelijkheid voor een meer effectief woonrecht ligt

    echter bij de Vlaamse overheid die decretaal bevoegd is. Mede daarom is

    het aan te bevelen bij nieuw beleid (en waar mogelijk gekoppeld aan de

    armoedetoets) een grondrechttoets in te voeren waarbij wordt nagegaan of de

    overheidsverplichtingen worden vervuld (onder meer om een verdere invulling

    te geven aan het recht op wonen). In de omkadering van het recht op wonen

    spelen de lokale woonactoren een belangrijke rol. Hiertoe dienen de nodige

    middelen en instrumenten ter beschikking te worden gesteld.

    Meer info

    Vlaamse Woonraad (2013) Naar een versterkt recht op wonen?

    Aanbevelingen van de Vlaamse Woonraad en pleidooi voor een

    Vlaamse woonrechtcommissaris (Advies 2013/16).

    http://www.rwo.be/Default.aspx?TabID=16575

    1.3. keuze 4: een volwaardig privaat huurbeleid voeren

    Hoger werd gesteld dat de private huurmarkt met een verscherpte problematiek

    kampt. De Vlaamse Woonraad meent dat de cumul aan problemen

    noodzakelijkerwijs een cruciale en continue beleidsaandacht verdienen. De

    Vlaamse Woonraad pleit dan ook voor een doortastend beleid op de private

    huurmarkt. Dergelijk beleid is erop gericht de ondersteuning voor de huurder

    te verzekeren en het aanbod kwaliteitsvolle betaalbare huurwoningen uit te

    breiden. De overheveling van de private huurwetgeving vormt een belangrijke

    bijkomende troef om een dergelijk versterkt beleid te kunnen voeren.

    Een volwaardig privaat huurbeleid moet dan ook één van de speerpunten

    vormen van het Vlaamse woonbeleid in de volgende legislatuur. Hierbij moet

    een globaal beleid worden uitgewerkt waarbij betaalbaarheid, kwaliteit,

    woonzekerheid voor huurders en rendabiliteit voor verhuurders hand in hand

    kunnen gaan.

  • 16

    Een belangrijke doelstelling is het ondersteunen van het betaalbaar

    en kwaliteitsvol wonen bij huurders met een laag inkomen. De sociale

    huursector levert een belangrijke bijdrage tot deze doelstelling, en dient

    verder te worden versterkt (zie hoger aanbodbeleid). Vaststelling is echter

    dat de sociale huursector op korte termijn moeilijk of niet in staat is om

    een antwoord te bieden op de noden van een grote groep woonbehoeftige

    huishoudens op de private huurmarkt. Mede daarom meent de Vlaamse

    Woonraad dat een verruimd huursubsidiestelsel moet worden uitgebouwd.

    Volgens de Raad moet de toekenning van de huursubsidie worden gekoppeld

    aan voorwaarden (onder meer huurderskenmerken, woningkwaliteit en een

    redelijke huurprijs). Hierbij mag de huursubsidie geen onderdeel vormen van

    een verplicht voortraject naar de sociale huisvesting. De private huurmarkt

    moet worden beschouwd als een volwaardige deelmarkt die een noodzakelijke

    functie vervult. De woonbehoeftigheid moet als uitgangspunt voor de

    overheidsondersteuning gelden, ongeacht de deelmarkt.

    Individuele huurtoelagen leiden niet rechtstreeks (en zeker niet op korte

    termijn) tot een toename van het aantal betaalbare, kwaliteitsvolle

    huurwoningen. Een stimulerend aanbodbeleid is noodzakelijk om deze

    voorraad te verhogen (zie hoger). Naast het verder investeren in sociale

    woningbouw, dient aan private verhuurders die hun woning aan een redelijke

    huurprijs verhuren aan huishoudens met een laag inkomen een subsidie en/

    of fiscaal voordeel te worden toegekend. Op die manier wordt privaat verhuren

    opnieuw aantrekkelijk, worden nieuwe investeerders aangetrokken en komt

    er een verruimd en kwalitatief aanbod op de private huurmarkt. Via fiscale

    stimuli (bv. aangepaste successierechten) kan ook een verdere afkalving

    van de private huurmarkt worden vermeden. Bovendien dient een gunstig

    klimaat te worden gecreëerd voor investeringen in kwaliteitsverbetering en

    energiezuinigheid, met oog voor de belangen van huurders en verhuurders.

    De Vlaamse Woonraad meent dat bijzonder aandacht moet uitgaan naar

    ondersteuning en begeleiding op de private huurmarkt. Het aanbod van de

    sociale verhuurkantoren garandeert het woonrecht voor groepen die zwak

    staan en extra (woon)begeleiding vragen. Voor hen zijn er weinig tot geen

    alternatieven op de private huurmarkt. Dit aanbod moet worden verruimd.

    Meer info

    Vlaamse Woonraad (2010) Naar een beleid ter ondersteuning van de

    private huurwoningmarkt (Advies 2010/11).

    http://rwo.be/Default.aspx?tabid=16095

    Vlaamse Woonraad (2012) Advies over de erkennings- en

    subsidievoorwaarden van de sociale verhuurkantoren (Advies 2012/03).

    http://www.rwo.be/Default.aspx?tabid=16115

    Vlaamse Woonraad (2013) Advies over de harmonisatie van de

    Huursubsidie en de Huurpremie (Advies 2013/15).

    http://rwo.be/Default.aspx?TabID=16563

  • Vlaamse Woonraad 17

    1.3. keuze 5: eigendomsverwerving gericht ondersteunen

    Decennialang was (en nog steeds is) de eigendomsverwerving een belangrijke

    pijler van het woonbeleid. Diverse fiscale voordelen hebben tot doel het

    eigen woningbezit te stimuleren en de toegang tot de eigendomsmarkt te

    bevorderen. Een groot aandeel van de Vlaamse huishoudens is momenteel

    eigenaar van zijn woning. Het is niet geweten in hoeverre fiscale voordelen

    hierin een doorslaggevende rol hebben gespeeld. Alvast wordt aangehaald

    dat het hoog aandeel eigenaars evenzeer te maken heeft met de stijging

    van de levensstandaard en de lage rentevoeten van de laatste decennia.

    Daarnaast wijzen diverse auteurs ook op de neveneffecten, onder meer de

    ‘residualisering’ van de private huurmarkt.

    De Vlaamse Woonraad onderkent het belang van de eigen woning. Voor heel

    wat huishoudens blijft immers de eigen woning het ultieme wensbeeld. De

    Vlaamse Woonraad is ervan overtuigd dat binnen het Vlaamse woonbeleid

    de ondersteuning van de eigendomsverwerving een belangrijk onderdeel is.

    Echter, de Raad meent dat het huidige woonfiscaal instrumentarium meer

    efficiënt en rechtmatig kan worden uitgewerkt, en als beleidsinstrument

    maatgericht kan worden aangewend. Vanuit verder onderzoek naar het

    prijsopdrijvend effect en met het oog op een betere efficiëntie en differentiatie

    dringt een heroriëntatie van het bestaande woonfiscaal instrumentarium zich

    op. Dit moet evenwel omzichtig gebeuren om negatieve effecten te vermijden.

    De Vlaamse Woonraad pleit voor meer gerichte vormen van

    eigendomsondersteuning. Huishoudens met een beperkt inkomen hebben net

    de steun nodig om te kunnen verwerven (en de woning te kunnen behouden).

    Om meer gezinnen de mogelijkheid te bieden een eigen woning te verwerven

    kan een uitbreiding van het budget voor sociale leningen worden overwogen.

    Het rationeel omgaan met de overheidsmiddelen vergt alvast een meer

    doordachte aanwending. Verder moet worden nagegaan hoe de heroriëntatie

    van de woonfiscaliteit eveneens andere (generieke) beleidsobjectieven kan

    ondersteunen, onder meer op vlak van ruimtelijke ordening, stedenbeleid of

    duurzaamheid.

    De regionalisering van de fiscale uitgaven inzake huisvesting is volgens de

    Vlaamse Woonraad een uitgelezen kans om een meer doeltreffende, globale

    en efficiënte woonfiscaliteit te voeren, en de middelen optimaal te oriënteren

    op de problemen binnen het beleidsveld en de toekomstige uitdagingen. Dit

    veronderstelt de budgettaire allocatie van de middelen in het beleidsveld

    wonen.

    Meer info

    Vlaamse Woonraad (2012) Advies over de regionalisering van de

    woonbonus (Advies 2012/12).

    http://www.rwo.be/Default.aspx?TabID=16124

  • 18

    1.3. keuze 6: een ambitieus programma voor de verbetering van het woonpatrimonium opzetten

    Hoewel de woningkwaliteit er de voorbije decennia onmiskenbaar op is vooruit

    gegaan, blijft er een kern van slechte woningen in gebruik. Deze woningen

    vinden we in hoofdzaak terug op de private huurmarkt, en zitten vooral

    geconcentreerd in de steden. Maar ook bij woningen die al decennialang

    van dezelfde eigenaar zijn, is er vaak een kwaliteitsprobleem. Het gaat hier

    voornamelijk om ouderen die onvoldoende middelen hebben om hun woning

    grondig te renoveren en/of opzien tegen een grondige renovatie.

    De Vlaamse Woonraad meent dan ook dat een ambitieus plan voor de

    verbetering van de globale woningkwaliteit noodzakelijk is (hierbij moet

    tevens worden nagegaan of renovatie dan wel vernieuwbouw wenselijk is).

    De huidige beleidsinstrumenten zijn in hoofdzaak gericht op de verbetering

    van individuele woningen. De Raad vraagt een meer globale en planmatige

    verbetering van het woningbestand (bv. collectieve aanpak in 19de eeuwse

    stadswijken met een minderwaardige woningkwaliteit) op te zetten, én hiertoe

    eveneens de nodige middelen te mobiliseren.

    Vast staat dat het bestaande woonpatrimonium in sterke mate zal moeten

    worden getransformeerd. Dit zowel om een meer kwalitatief en duurzaam

    woonpatrimonium te realiseren, als om in te spelen op wijzigende

    woonbehoeften (o.a. meer gezinswoningen in de stad en kleinere woningen in

    buitengebied). De mogelijkheden tot reconversie van bestaande gebouwen (bv.

    grote eengezinswoningen of fabriekspanden) moeten maximaal worden benut.

    Tegelijkertijd is de isolatieprestatie van het Vlaamse woningbestand nog

    sterk voor verbetering vatbaar. Slecht de helft van de huizen beschikt over

    een geïsoleerd dak én dubbel glas én een energiezuinige ketel. Tellen we

    muurisolatie mee, dan blijft er nog in zeven op de tien woningen ruimte voor

    grote energiebesparingen. De verbetering van energieprestaties kan hierbij niet

    worden losgezien van de (verbeterde) woningkwaliteit.

    Dergelijke doelstellingen (energiezuinigheid, transformatie en opwaardering

    van het patrimonium) vergen grootschalige initiatieven en overstijgen het

    beleidsveld wonen. Hier is een gezamenlijke en planmatige aanpak vereist.

    Dit moet op een duurzame wijze gebeuren, wat eveneens een sociaal

    verantwoorde aanpak impliceert om te verhinderen dat de sociaal zwakkere

    huishoudens de dupe zijn van de maatregelen.

    Meer info

    Vlaamse Woonraad (2010) Naar een beleid ter ondersteuning van de

    private huurwoningmarkt (Advies 2010/11).

    http://rwo.be/Default.aspx?tabid=16095

  • Vlaamse Woonraad 19

    Vlaamse Woonraad (2011) Krijtlijnen voor een duurzaam woonbeleid.

    Aanbevelingen voorafgaand aan het woonbeleidsplan Vlaanderen

    (Advies 2011/06). http://www.rwo.be/Default.aspx?tabid=16101

    Vlaamse Woonraad (2013) Advies over de conceptnota betreffende het

    Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020 (Advies 2013/05).

    http://rwo.be/Default.aspx?TabID=16129

    1.3. keuze 7: een volwaardig stedelijk woonbeleid voeren

    Hoger werd gesteld dat de verarming, verkleuring en vergroening voornamelijk

    voelbaar zijn in de steden. Deze ontwikkelingen en de specificiteit van de

    stedelijke situatie (een sterk aanbod private huur, een gemiddeld zwakker

    sociaal economische profiel van de stedelijke bewoner, een relatief sterke druk

    op de woningmarkt) vergen een krachtig beleid. Mede daarom pleit de Vlaamse

    Woonraad om binnen het Vlaamse Woonbeleid het wonen in de stad extra

    aandacht te verlenen.

    Wonen is als functie voor de stad van doorslaggevend belang en dient in de

    uittekening van het stedenbeleid een centrale plaats in te nemen. De stad

    dient ruimte te beiden voor verschillende woonwensen en woonvormen. Een

    rendabele private en sociale huurmarkt moet er gedijen naast een voldoende

    (koop)aanbod. Een mix in het aanbod moet worden gerealiseerd om tegemoet

    te kunnen komen aan de diversiteit in bevolkingssamenstelling en de

    wijzigende noden.

    Hierbij staat het kwalitatief wonen in de stad voorop, met een voldoende en

    gediversifieerd woonaanbod en kwalitatieve voorzieningen in een aangename

    woonomgeving. De steden hebben hiertoe op zich het grootste potentieel en

    dit moet worden benut en uitgebouwd. De mogelijkheden inzake verdichting,

    transformatie, creatieve woningbouw moeten worden nagegaan. De globale

    opwaardering van de stad onder meer via stadsvernieuwing dient te worden

    ondersteund door de diverse bestuursniveaus.

    De steden dienen bovendien een belangrijk aandeel van de

    huishoudenstoename op te vangen. Hiervoor zijn globale taakstellingen

    op maat van de stad en gerichte keuzes binnen het eigen stedelijke beleid

    noodzakelijk. Een lange termijnvisie dient te worden ontwikkeld waarbij

    de ruimtelijke potenties in kaart worden gebracht (zie verder). Binnen het

    stedelijk weefsel moet een hogere densiteit met behoud (of versterking) van

    de kwaliteit van de woonomgeving worden nagestreefd. Bovendien zal het

    beleid sterker moeten inzetten op het keren van de mechanismen die leiden

    tot een systematische suburbanisatie en de sociaal economische verarming van

    de stedelijke bewoners. Dit vereist een globale visie en aanpak die niet enkel

    vanuit de steden kan worden opgezet.

  • 20

    Meer info

    Vlaamse Woonraad (2011) Krijtlijnen voor een duurzaam woonbeleid.

    Aanbevelingen voorafgaand aan het woonbeleidsplan Vlaanderen

    (Advies 2011/06). http://www.rwo.be/Default.aspx?tabid=16101

    Vlaamse Woonraad (2012) Advies ‘Ruimte en Wonen’. Aanbevelingen

    van de Vlaamse Woonraad (Advies 2012/11).

    http://www.rwo.be/Default.aspx?TabID=16123

    1.3. keuze 8: Bijkomende woningen ruimtelijk verantwoord inplannen

    Het ruimtelijk beeld in Vlaanderen is er één van woonlinten, verspreide

    bebouwing, vrijstaande gezinswoningen op ruim bemeten percelen in

    verkavelingen buiten de stad. Ondanks het ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

    is deze ruimtelijke versnippering de laatste decennia niet fundamenteel

    gewijzigd. Een ommezwaai in het beleid is noodzakelijk. De uitdagingen

    zijn talrijk: Hoe de ruimtelijke versnippering inperken? Hoe gaan we om met

    wijzigende vragen en noden ten gevolge van vergrijzing en gezinsverdunning?

    Hoe omgaan met de woon- en zorgbehoeften van ouderen? Hoe de stadsvlucht

    tegengaan? …

    Een verruiming van het woningaanbod is hoe dan ook noodzakelijk om

    het hoofd te kunnen bieden aan de toename van het aantal huishoudens

    (onder meer door de aangehaalde gezinsverdunning en de migratie). Dit

    lijkt moeilijk haalbaar zonder bijkomend ruimtebeslag, ook al moet worden

    geopteerd voor een maximale inzet van het bestaande patrimonium en

    een inbreidingsgerichte verdichting. Mede daarom moet het invullen van

    onbebouwde percelen op een doordachte en planmatige wijze gebeuren.

    Om de verruiming te kunnen opvangen zal bij prioriteit een kwaliteitsvol

    stedelijk woonbeleid worden ontwikkeld (zie hoger). In aanvulling op een

    stedelijk woonbeleid opteert de Raad voor een ordeningsmodel waarbij de

    ruimtelijke nederzettingsbeleid wordt geënt op openbare mobiliteitsassen en

    groeipolen. Dit houdt onder meer in dat de ruimtelijke ontwikkeling gekoppeld

    wordt aan gebieden waar voldoende voorzieningen en (economische) potenties

    aanwezig zijn. De bundeling van voorzieningen, wonen en werken is een

    belangrijk criterium naast uitgebouwde faciliteiten op vlak van mobiliteit en

    economie.

    Vernieuwende bouwconcepten kunnen zorgen voor een groter aantal

    woongelegenheden per hectare. Om dit te realiseren moet compact,

    aaneengeschakeld en met de nodige densiteit kunnen worden gebouwd.

    Grondgebonden woningen die compact aaneensluiten, energiezuinig worden

    uitgebouwd, met voldoende aandacht voor privacy kunnen dit waarmaken en

    vormen een alternatief voor de huidige woonvormen.

  • Vlaamse Woonraad 21

    Tevens moet specifieke aandacht uitgaan naar de mogelijkheden om bestaande

    wijken te transformeren en globaal de nederzettingsstructuur om te buigen tot

    een meer kwalitatieve, verdichte en energiezuinige structuren. In het bijzonder

    vormt het een uitdaging om de (ruime) verkavelingen van de voorbije decennia

    kwalitatief op te waarderen. Hierbij is extra aandacht nodig voor de woon- en

    zorgnood van de ouderen die vaak in dergelijke verkavelingen wonen, ver van

    de voor hen noodzakelijke voorzieningen.

    Meer info

    Vlaamse Woonraad (2012) Ruimte en Wonen. Aanbevelingen van de

    Vlaamse Woonraad (Advies 2012/11).

    http://rwo.be/Default.aspx?TabID=16123

    1.3. keuze 9: een participatief en emancipatorisch woonbeleid ontwikkelen

    Het recht op wonen geldt als een voorwaarde voor de maatschappelijke

    integratie, participatie en emancipatie. Het kunnen beschikken over een

    degelijke, kwalitatieve en betaalbare woning is van essentieel belang om

    andere (grond)rechten te kunnen realiseren. Het recht op wonen fungeert

    dan ook als een opstap naar andere rechten en voorkomt sociale uitsluiting of

    andere problemen. “Huisvestingsproblemen doen de armoedeproblemen nog

    toenemen. Slechte huisvesting is zowel gevolg als bron van verarming.”6

    De Vlaamse Woonraad pleit voor de toekenning van een gegarandeerd

    woonrecht, als noodzakelijke basis voor de maatschappelijke participatie en

    emancipatie (zie hoger). Maar er is meer, het woonbeleid moet de emancipatie

    en participatie van zwakkere huishoudens aan de samenleving (rechtstreeks)

    kunnen bevorderen.

    Initiatieven van bewonersparticipatie en empowerment moeten worden

    aangemoedigd en dienen aan te sluiten op de specifieke leefwereld van

    betrokken huishoudens. Voorbeelden hiervan zijn het ondersteunen van

    alternatieve woonvormen of bewonersgroepen (collectief) of het rekening

    houden met de draagkracht van gezinnen in armoede bij huurbegeleiding

    (individueel). Daarnaast dient blijvend te worden geïnvesteerd in kwalitatieve

    woonbegeleiding (dit vergt eveneens een geïntegreerd beleid tussen de

    beleidsvelden welzijn en wonen).

    Meer info

    Vlaamse Woonraad (2011) Wonen en Armoede. Aanbevelingen voor

    een woonbeleid gericht op het tegengaan van armoede en sociale

    uitsluiting (Advies 2011/04).

    http://www.rwo.be/Default.aspx?tabid=16099

    (6) Mignolet, D., Thys, P., Debuigne, B., Myncke, R., Vandekerckhove, B., Bernard, N. & Van Ruymbeke, M. (2006) Solidair wonen. Studie over de mogelijkheden voor de erkenning van het groepswonen voor mensen in een kwetsbare sociale toestand. Brussel, POD Maatschappelijke Integratie.

  • 22

    Vlaamse Woonraad (2011) Krijtlijnen voor een duurzaam woonbeleid.

    Aanbevelingen voorafgaand aan het woonbeleidsplan Vlaanderen

    (Advies 2011/06). http://www.rwo.be/Default.aspx?tabid=16101

    1.3. keuze 10: een planmatig en efficiënt woonbeleid voeren

    Het is voor de Vlaamse Woonraad duidelijk dat het verder zetten van het

    huidige beleid niet voldoende kan zijn om de huidige woonproblematiek en

    de (toekomstige) uitdagingen fundamenteel aan te pakken. Het uitwerken van

    een Vlaams Woonplan blijft noodzakelijk en moet vertrekken van een ‘sense of

    urgency’.

    De Vlaamse Woonraad bepleit daarom een lange termijnvisie en planmatige

    beleidsaanpak. Een dergelijke aanpak dient diverse legislaturen te

    overspannen. De cruciale uitgangspunten moeten worden geëxpliciteerd

    en overlegd, zoals de keuze voor een sociaal en maatgericht beleid, de

    beleidsbenadering met garantie op resultaatsgerichte aanpak, het realiseren

    van een gericht aanbodbeleid of de ambitie om het woonpatrimonium op te

    waarderen. Alle objectieven en de strategische keuzes moeten in het Vlaams

    Woonplan worden opgenomen (bv. aangaande het aanbodbeleid). De Vlaamse

    Woonraad is ervan overtuigd dat zonder overheidstussenkomst het recht op

    wonen voor de zwakste huishoudens niet of minder kan worden gerealiseerd.

    Het beleid moet bovendien de planmatige en geïntegreerde aanpak

    ontwikkelen in de samenhang met andere beleidsvelden. Een gezamenlijke

    aanpak moet worden vooropgesteld in functie van beleidsmaatregelen die een

    breder opzet vergen (bv. ruimtelijk of energiebeleid). De Vlaamse Woonraad

    blijft hier wel de sociale dimensie van een dergelijke aanpak benadrukken.

    Verder pleit de Vlaamse Woonraad voor een efficiënt en effectief woonbeleid.

    Het optimaliseren van het institutioneel kader binnen het Vlaams woonbeleid

    is hierbij van groot belang. Het bepaalt immers mede de mate van (rechts)

    bescherming (bv. op de private en sociale huurmarkt). Zonder institutioneel

    sterke omkadering is het vooropgesteld beleid -dat onder meer uitgaat van de

    effectieve realisatie van het recht op wonen- weinig haalbaar.

    Er is nood aan een evaluatie en optimalisering van de institutionele keuzes in

    het Vlaamse woonbeleid. Op welke niveau en op welke schaal dient het beleid

    concreet gestalte te krijgen? Welke institutionele partners en (samenwerkings)

    verbanden wenst men hierbij te hanteren? Zo is het voor het aanbodbeleid

    van belang de verhouding en/of de complementariteit tussen de private en

    publieke actoren te expliciteren. Welke rol kan men verwachten van de private

    actoren om mede het recht op wonen in te vullen en onder welke voorwaarden

    kan dit gebeuren? De overheid heeft hierbij op macroniveau een blijvende rol

    te vervullen om de tekorten in het vrije marktinitiatief op te vangen enerzijds,

    en globaal de randvoorwaarden te bewaken die het woonrecht moeten

    waarborgen anderzijds.

  • Vlaamse Woonraad 23

    Wat betreft de uitvoering van het woonbeleid kent de Vlaamse overheid de

    gemeenten een spilfunctie toe. De uittekening van het lokaal woonbeleid

    wordt aan de lokale woonactoren toevertrouwd onder regie van de gemeente.

    De Vlaamse Woonraad erkent de rol van de gemeente in het woonbeleid, maar

    wijst evenwel op een aantal knelpunten, onder meer inzake middelen en

    capaciteit. Ook kan worden gewezen op de noodzaak van een gezamenlijke

    aanpak van lokaal overstijgende woonproblemen. Het moet worden vermeld

    dat het niet altijd even duidelijk is welke verwachtingen aan de gemeenten

    worden gesteld.

    De Vlaamse Woonraad is van mening dat een degelijk woonbeleid slechts tot

    stand kan komen als er ruimte is voor een georganiseerde bovenlokale aanpak

    en als er op de diverse bestuursniveaus duidelijke doelstellingen worden

    geformuleerd. De Raad pleit voor resultaatsverbintenissen tussen de Vlaamse

    overheid en de lokale besturen, gekoppeld aan een transfer van middelen om

    deze te realiseren. Dit vergt een nieuwe verhouding tussen de bestuursniveaus,

    gestoeld op responsabilisering en resultaatgerichtheid, en met aandacht voor

    de diversiteit op het terrein.

    Tenslotte heeft Vlaamse Woonraad diverse malen gepleit voor een andere

    grondhouding bij de gewestelijke overheid zelf. Het beleid moet maximaal

    kunnen steunen op onderzoek en data (evidence-based beleid). Tevens moet

    de overheid het kader scheppen voor vernieuwing en binnen de regulering

    ruimte voorzien voor experimenten en groei van nieuwe initiatieven.

    Meer info

    Vlaamse Woonraad (2012) Krijtlijnen voor een duurzaam woonbeleid.

    Aanbevelingen van de Vlaamse Woonraad voorafgaand aan het

    Woonbeleidsplan Vlaanderen (Advies 2011/06).

    http://www.rwo.be/Default.aspx?tabid=16101

    Vlaamse Woonraad (2012) Advies over de regionalisering van de

    woonbonus (Advies 2012/12). http://rwo.be/Default.aspx?TabID=16124

    Vlaamse Woonraad (2012) Waarheen met het lokaal woonbeleid?

    Aanbevelingen van de Vlaamse Woonraad (Advies 2012/02).

    http://rwo.be/Default.aspx?tabid=16092

    Vlaamse Woonraad (2013) Advies over de visienota en het

    doelstellingenkader voor het Woonbeleidsplan Vlaanderen (Advies

    2013/02). http://www.rwo.be/Default.aspx?TabID=16126

    Vlaamse Woonraad (2013) Naar een versterkt recht op wonen?

    Aanbevelingen van de Vlaamse Woonraad en pleidooi voor een

    Vlaamse woonrechtcommissaris (Advies 2013/16).

    http://www.rwo.be/Default.aspx?TabID=16575