Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in...

26
Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie 1 Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

Transcript of Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in...

Page 1: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

1

Thesisonderwerpen 2011-2012

Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

Page 2: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

2

INHOUD

Onderzoekslijn I: Persoonlijkheid & persoonlijkheidsstoornissen............................................ 5 1. Diffusion tensor Imaging van limbische processen in personen met een borderline

persoonlijkheidsstoornis ................................................................................................. 5 2. De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een

borderline persoonlijkheidsstoornis ............................................................................... 5 3. Onderzoek naar betrouwbaarheid en validiteit van het SIFFM in een ouderen

populatie ......................................................................................................................... 5 4. Validering van de PID-5................................................................................................... 5 5. Ontwikkeling van Validiteitsschalen voor de Nederlandstalige versie van de Personality

Adjective Checklist .......................................................................................................... 6 6. Autismespectrumstoornissen (ASS) bij ouderen: Is de HAP bruikbaar als screener voor

ASS?................................................................................................................................. 6 7. Young Schema Questionnaire (YSQ) en ouderen............................................................ 7 8. Screening van ouderen met persoonlijkheidspathologie op een klinisch geriatrische

afdeling in Nederland...................................................................................................... 7 9. PID-5 en ouderen in klinische settings............................................................................ 8 10. Persoonlijkheid en compulsief koopgedrag.................................................................... 8 11. Constructvaliditeit van de MMPI-2-RF............................................................................ 8 12. Assessment van persoonlijkheidsstoornissen met de MMPI-2-RF ................................. 8 13. Convergente en divergente validiteit van de MMPI-2-RF en de PID5 ............................ 9 14. Psychoanalyse ................................................................................................................. 9 15. Psychodynamische psychotherapie ................................................................................ 9 16. Relatie hersenen – psyche .............................................................................................. 9 17. Persoonlijkheidsstoornissen ........................................................................................... 9 18. MMPI-2 ........................................................................................................................... 9 19. EQ-i................................................................................................................................ 10

Onderzoekslijn II: (A)typische ontwikkeling & (speciale) opvoedingssituaties ........................11 1. Geweld op kinderen: analyse van de Vlaamse cijfergegevens ..................................... 11 2. Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang van cijfermateriaal

(national data collection; surveys; incidence studies;...) in functie van preventie en

aanpak van kindermishandeling ................................................................................... 11 3. Vervolgonderzoek bij nieuwe pleegzorgplaatsingen (breakdown) .............................. 11 4. Wanneer staan biologische ouders positief ten opzichte van een pleeggezinplaatsing

van hun kind?................................................................................................................ 11 5. De invloed van contact met en houding van biologische ouders op de

gedragsproblemen van pleegkinderen ......................................................................... 12 6. Hoe voeden pleegouders pleegkinderen met externaliserende gedragsproblemen op?

12 7. Pleegzorg: commitment van pleegouders: een exploratief onderzoek naar

determinanten en beïnvloedende factoren.................................................................. 12 8. Ouders bezoeken hun (pleegkinderen): ervaringen van pleegouders.......................... 12 9. Doelgroep van kortdurende thuisbegeleidingsdiensten: analyse van de instroom ..... 12 10. Intensieve kortdurende thuisbegeleiding: Analyse van interventietheorieën ............. 13 11. Attitudes van hulpverleners t.o.v. evidence-based practices. Wat houdt hen tegen? 13

Page 3: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

3

12. Attitudes van jongeren ten aanzien van zorg en straf .................................................. 13 13. Onderzoek naar de constructvaliditeit van de vragenlijst beoordeling

pleegzorgsituaties (VBPS).............................................................................................. 13 14. Effectiviteit van thuisbegeleiding uitgevoerd door de Cocon Oost-Vlaanderen : Een

dossieronderzoek.......................................................................................................... 13 15. Waarheen leidt begeleid zelfstandig wonen? Een dossieronderzoek bij de Co con

Oost-Vlaanderen ........................................................................................................... 13 16. Relatie tussen opvoedgedrag en kinderen met buikpijn die een pediater consuteren 13 17. Cognitieve sturing en emotieregulatie bij ADHD-kinderen .......................................... 13 18. Bipolaire stoornissen bij kinderen: cognitieve en emotionele determinanten ............ 14 19. Cognitief-emotionele schema’s in de zelf- en gezinsbeleving van kinderen ................ 14 20. Invloed van SES op angst en depressie bij mensen met mucoviscidose....................... 15 21. Verhoogd risico op angststoornissen en depressie bij ouders van kinderen en jongeren

met mucoviscidose........................................................................................................ 15 22. Genotmiddelengebruik en misbruik bij Vlaamse adolescenten: ESPAD 2003-

2011/VLASPAD 2007-2010............................................................................................ 16 23. Kwalitatief onderzoek naar de ervarings- en belevingswereld van kinderen en

jongeren in maatschappelijke situaties van armoede, migratie, sociale uitsluiting en

geweld........................................................................................................................... 17 24. Kwalitatief procesonderzoek in familie- en relatietherapie ......................................... 17 25. Observatieonderzoek naar de interactie tussen ouders en kinderen tijdens de eerste

levensjaren.................................................................................................................... 17

Onderzoekslijn III: Cognitieve ontwikkeling & leerproblemen................................................18 1. Opvolgingsonderzoek psychosociale ontwikkeling bij adolescenten met

leerstoornissen en ADHD .............................................................................................. 18 2. Voorspellen van conversie naar dementie bij Mild Cognitive Impairment patiënten:

Wat is de rol van depressieve symptomen? ................................................................. 18 3. Onderzoeksthema: Leesontwikkeling en dyslexie ........................................................ 19

a. Problemen met Hebb-learning als nieuwe verklaring voor ontwikkelingsdyslexie 19

b. Is woordfrequentie of contextuele diversiteit van woorden de belangrijkste

determinant van visuele woordherkenning? ......................................................... 19

c. Een kritische test van het dual-route model van woordherkenning door middel

van een state-trace analyse.................................................................................... 20

d. Een kritische test van de ‘phonological deficit’ hypothese ter verklaring van

dyslexie ................................................................................................................... 20

e. Een onderzoek naar het lengte-effect van dyslectische lezers .............................. 20

f. Een cross-linguïstisch onderzoek naar het ‘nonword reading deficit’ bij

Nederlandstalige en Engelstalige kinderen met dyslexie....................................... 20

g. Een onderzoek naar de relatie tussen fonologisch recoderen en orthografisch

leren bij dyslectische en normale lezers................................................................. 21

h. De rol van spellen als remediëring bij het orthografisch leren van dyslectische

lezers....................................................................................................................... 21

i. Speelt feedback-inconsistentie een cruciale rol bij het orthografisch leren in de

leesontwikkeling? ................................................................................................... 21

j. Wordt orthografisch leren gestimuleerd of belemmerd door de orthografische

densiteit van een taal (Nederlands vs. Engels)? ..................................................... 22

Page 4: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

4

4. Onderzoeksthema: Hoogsensitiviteit............................................................................ 22 a. Een vergelijkend onderzoek naar hoogsensitiviteit, overexcitabilities en

probleemgedrag bij als hoogbegaafd gediagnosticeerde intelligente jongeren en

niet gediagnosticeerde intelligente jongeren ......................................................... 22

b. Cognitieve verwerkingsstijl (bottom-up vs. top-down) bij hoogsensitieve kinderen

................................................................................................................................ 23

c. Affectieve verwerkingsstijl en copingmechanismen bij hoogsensitieve kinderen .. 23

5. Onderzoeksthema: Onderwijshervormingen................................................................ 23 a. Een onderzoek naar de perceptie van leerkrachten en leerlingen secundair

onderwijs over de nakende onderwijshervormingen ............................................ 23

Onderzoekslijn IV: Diagnostiek & behandeling in de gezondheidszorg ...................................24 1. Emotieregulatie als modererende variabele in de verwerking van een emotionele

gebeurtenis op de slaap................................................................................................ 24 2. Zijn veranderingen in slaapfysiologie in een dysthieme periode indicatief voor de

ontwikkeling van een latere depressie?........................................................................ 24 3. Emotieregulatie en de gevoeligheid voor momentane negatieve en positieve

stemmingen .................................................................................................................. 25 4. Emotieregulatie, welbevinden en glycemieniveau? ..................................................... 25 5. Emotie en sociale attributie bij patiënten met ventromediale prefrontale

hersenbeschadiging ...................................................................................................... 25 6. Emotieregulatie en “Knowing one’s affective preferences: Confusing assigned

preferences for one’s self- and others” ........................................................................ 25 7. Intrinsieke en extrinsieke motivatie en neuronale correlaten: fMRI............................ 25 8. Experiential bottom-up processing in zelfdefiniërende autobiografische herinneringen

................................................................................................................................ 26

Page 5: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

5

Onderzoekslijn I

Persoonlijkheid & persoonlijkheidsstoornissen

1. Diffusion tensor Imaging van limbische processen in personen met een borderline

persoonlijkheidsstoornis

Promotor: Prof. Dr. M. Vandekerckhove

Bijkomende informatie: Structurele integriteit van de hersenen en hersennetwerken zullen

worden onderzocht in personen met borderline persoonlijkheidsstoornis en worden vergeleken

met gezonde personen. DTI zal worden aangewend om functionele anisotropie (FA) als meting

van de integriteit van de witte stof, alsook de gemiddelde longitudinale en transversale diffusie

(mean diffusion: MD) te meten.

Contact: [email protected]

2. De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een

borderline persoonlijkheidsstoornis

Promotor: Prof. Dr. M. Vandekerckhove

Bijkomende informatie: Mentaliseren houdt in dat mensen het doen en laten van zichzelf en

anderen waarnemen en begrijpen in termen van gevoelens, gedachten, bedoelingen,

verlangens. Personen met een borderline persoonlijkheidsstoornis hebben vaak problemen met

mentalisatie. In deze studie gaan we na in welke mate positieve en negatieve emotionele

stemming een invloed heeft op de capaciteit tot mentalisatie.

Contact: [email protected]

3. Onderzoek naar betrouwbaarheid en validiteit van het SIFFM in een ouderen populatie

Promotor: Prof. Dr. Gina Rossi

Co-promotor: Dr. Bas van Alphen

Begeleider: Mercedes De Weerdt of andere doctoraatsstudent (later definitief te bepalen)

Bijkomende informatie:

Achtergrond: Clinici worden vaak geconfronteerd met een tekort aan valide instrumenten voor

het meten van persoonlijkheidaspecten in een ouderenpopulatie, wat een betrouwbare

assessment van persoonlijkheid op een latere leeftijd bemoeilijkt.

Doel: In deze studie wordt empirisch onderzocht of de betrouwbaarheid, validiteit en

factorstructuur van het SIFFM behouden blijft in een populatie ouderen

Methode: Er is reeds een data set van SIFFM (interview vijf factoren model) ter beschikking van

algemene populatie en aantal ouderen. Zelf worden nog interviews bij verzameld in algemene

populatie. (Ev. combinatie met bijkomende vragenlijsten)

Extra informatie: mogelijk als duo-thesis om zoveel mogelijk bijkomende interviews te kunnen

verzamelen.

Contact: [email protected]

4. Validering van de PID-5

Promotor: Prof. Dr. Gina Rossi

Co-promotor: Dr. B. van Alphen

Begeleider: Doctoraatsstudent wordt later bepaald, afhankelijk van specifieke keuze

Bijkomende informatie:

Page 6: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

6

Achtergrond: De PID-5 is ontwikkeld om de traits/dimensies van persoonlijkheidsstoornissen

voorgesteld voor DSM5 te meten.

Doel: Hier zijn verschillende opties/thesissen mogelijk: bv. convergente/divergente validiteit

nagaan van PID-5 met andere dimensionale modellen, zoals de DAPP-BQ van Livesley;

predictieve validiteit van de PID-5 en instrument voor disfunctie (bv. SIPP) naar

persoonlijkheidsstoornissen evalueren; differential item functioning van PID-5 bij ouderen etc.

Methode: afhankelijk van de keuze (meestal vragenlijstonderzoek).

Bijkomende informatie: ev. duo-thesis (voor aantal opties is reeds data beschikbaar, maar doel

is dat de student ook zelf data verzameld in algemene of klinische populatie naar gelang de

keuze van onderwerp).

Contact: [email protected]

5. Ontwikkeling van Validiteitsschalen voor de Nederlandstalige versie van de

Personality Adjective Checklist

Promotor: Prof. Dr. Gina Rossi

Begeleider: Later te bepalen

Bijkomende informatie:

Achtergrond: Onderzoek heeft aangetoond dat resultaten op zelfrapportage vragenlijsten

kunnen beïnvloed worden door responsstijlen

Doel: Schalen ontwikkelen om de responsstijl te meten bij het invullen van de PACL

Methode: Opzet volgen van uitwerking validiteitschalen in de Amerikaanse handleiding; data

verzamelen volgens instructies nodig per validiteitsschaal om bepaalde responsstijl te meten

Bijkomende informatie: interesse voor meer methodologische/statistische thesis (voorbeeld van

thesis naar validiteitsschalen: Evelyne Hennequin 2010-2011)

Contact: [email protected]

6. Autismespectrumstoornissen (ASS) bij ouderen: Is de HAP bruikbaar als screener voor

ASS?

Promotor: Prof. Dr. Gina Rossi (ev. co-promotor Dr. Bas van Alphen)

Begeleider: Dr. Bas van Alphen (ev. doctoraatsstudent)

Bijkomende informatie:

Achtergrond: Er zijn momenteel slechts vijf (inter)nationale publicaties voorhanden over ASS bij

ouderen. Dit zijn vier casestudies en een beschouwend artikel. Empirische gegevens ontbreken

over ASS bij ouderen. Zo zijn er geen specifieke screeningsinstrumenten,

zelfrapportagevragenlijsten of interviews beschikbaar die zijn gevalideerd voor ASS op latere

leeftijd. De Hetero-Anamnestische Persoonlijkheidsvragenlijst (HAP) is ontwikkeld voor het

meten van de premorbide persoonlijkheid bij ouderen. Niettemin bieden enkele schalen van de

HAP mogelijke aanknopingspunten voor de detectie van ASS bij 65-plussers.

Doel: Aan de hand van deze informantenvragenlijst (HAP) nagaan of deze ook geschikt is om te

screenen naar ASS in een ouderenpopulatie.

Methode: Opzet volgen die reeds uitgewerkt is in Nederland en dit uitvoeren in Belgische

zorginstellingen (klinische of poliklinische groep ouderen).

Extra informatie: Toegang tot een (poli)klinische setting waar een DSM classificatie

autismespectrumstoornis aanwezig is behoort tot de randvoorwaarden.

Contact: [email protected]

Page 7: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

7

7. Young Schema Questionnaire (YSQ) en ouderen

Promotor: Prof. Dr. Gina Rossi

Co-promotor: Dr. Bas van Alphen

Begeleider: Marjolein Legra

Bijkomende informatie:

Achtergrond: De schematheorie en -therapie van Young bieden binnen een volwassen populatie

tot vijftig jaar een bruikbaar theoretisch kader en een effectieve behandeling voor

persoonlijkheidsstoornissen. Ook het afgeleide assessment, zoals de Young Schema

Questionnaire (YSQ), voldoet aan voldoende psychometrische eisen bij genoemde jongere

volwassenen. Vooralsnog ontbreken echter publicaties over ouderen en schema's.

Doel: Op gestandaardiseerde wijze in kaart brengen van schema's bij ouderen door de

reconstructie van een betrouwbare en valide zelfrapportage- en informantversie van de

schemalijst voor ouderen in een (poli)klinische setting in Nederland (regio Bergen op Zoom).

Methode: Op basis van data van Rijkeboer (2008) werd een schemalijst voor ouderen

gereconstrueerd. Deze zelfrapportagevragenlijst van 80 items werd tevens bewerkt tot een

informantversie. De zelfrapportagelijst is momenteel ingevuld door 130 respondenten in de

leeftijd van 65 tot 84 jaar in een algemene populatie in Nederland. De informantversie werd

thans ingevuld door een partner of kind van de respondent (n=130). Betrouwbaarheid en

validiteit van de zelfrapportage- en informantlijst dienen gemeten te worden door respondent-

informant correlaties op item en schemaniveau, interne consistenties van de 16

schemadomeinen en een exploratieve factoranalyse bij in totaal 300 respondenten en

informanten behoren tot de einddoelen. Tevens zal nog de criteriumvaliditeit in kaart worden

gebracht in een (poli)klinische ouderenpopulatie.

Extra informatie: Bereidheid tot verzamelen data in Nederland en maken afspraken begeleider

in Nederland.

Contact: [email protected]

8. Screening van ouderen met persoonlijkheidspathologie op een klinisch geriatrische

afdeling in Nederland

Promotor: Prof. Dr. Gina Rossi

Co-promotor: Dr. Van Alphen

Begeleider: Dr. Van Alphen

Bijkomende informatie: De zogenaamde “transitions of care” vormen in de Verenigde Staten

een nieuw en belangrijk onderwerp. Dit betekent dat goed in kaart moet worden gebracht

welke specifieke zorg nodig is in de verschillende settings zoals, rusthuizen, verpleeghuizen,

psychiatrische ziekenhuizen of geriatrische afdelingen in een ziekenhuis. Recent verscheen de

eerste publicatie over de prevalentie van ouderen met een persoonlijkheidsstoornissen die

behandeld werden door klinische geriaters. Echter prevalentiecijfers in België en Nederland

ontbreken vooralsnog. Evenmin zijn er handvaten op welke manier met deze hoogcomplexe

groep ouderen om te gaan en welke toegespitste zorg in dezen nodig is. Doel: De detectie van

ouderen met persoonlijkheidsstoornissen binnen een poliklinische en/of opname-afdeling

Klinische Geriatrie in Nederlandse ziekenhuizen.Methode: Afname screening vragenlijsten zoals

Gerontologische Persoonlijkheidsstoornissen Schaal (GPS) en Hetero-Anamnestische

Persoonlijkheidsvragenlijst (HAP) en inventariseren welke mogelijke gevolgen de aanwezigheid

een persoonlijkheidsstoornis heeft voor genoemde “the transitions of care”.

Extra informatie: Bereidheid tot verzamelen data in Nederland en maken afspraken begeleider

in Nederland

Page 8: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

8

Contact: [email protected]

9. PID-5 en ouderen in klinische settings

Promotor: Prof. Dr. Gina Rossi

Co-promotor: Dr. Bas van Alphen

Begeleider: Dr. Bas van Alphen of begeleider bij Mondriaan

Bijkomende informatie:

Achtergrond: De PID-5 is ontwikkeld om de traits/dimensies van persoonlijkheidsstoornissen

voorgesteld voor DSM5 te meten.

Doel: studie naar de validiteit, betrouwbaarheid en afnamevriendelijkheid in een (poli)klinische

setting voor ouderen in Nederland en België.

Methode: Afname PID-5 (zelf-rapportage, informanten versie of aangepaste versie ouderen te

bepalen) bij ouderen in klinische setting.

Extra informatie: Bereidheid tot verzamelen data in Nederland en maken afspraken begeleider

in Nederland. Pluspunt: zelf toegang tot klinische setting voor ouderen in België.

Contact: [email protected]

10. Persoonlijkheid en compulsief koopgedrag

Promotor: Prof. Dr. Gina Rossi

Begeleider: Kalina Mikolajczak of Birgit Wauters (wordt later bepaald)

Bijkomende informatie:

Achtergrond: Studie naar persoonlijkheidskenmerken als mogelijke voorspellers/antecedenten

van compulsief koopgedrag.

Doel: Studie naar validiteit en betrouwbaarheid van persoonlijkheidsvragenlijsten in relatie tot

compulsief koopgedrag.

Methode: Wordt besproken nadat de student vanuit eigen interesse een meer specifieke keuze

heeft gemaakt.

Contact: [email protected]

11. Constructvaliditeit van de MMPI-2-RF

Promotor: Prof. Dr. Gina Rossi

Begeleider: Mercedes De Weerdt

Bijkomende informatie:

Achtergrond: Sinds kort is in de Verenigde Staten de nieuwe versie van de MMPI-2 uit nl. De

MMPI-2-RF. Vooraleer die in België kan gebruikt worden, dienen bijkomende studies omtrent

de validiteit en betrouwbaarheid van het instrument uitgevoerd te worden.

Doel: Replicatie Amerikaans onderzoek in een Vlaamse populatie.

Methode: Overeen te komen met de student. Mogelijkheid bestaat om gebruikt te maken van

bestaande data.

Contact: [email protected]

12. Assessment van persoonlijkheidsstoornissen met de MMPI-2-RF

Promotor: Prof. Dr. Gina Rossi

Begeleider: Mercedes De Weerdt

Bijkomende informatie:

Achtergrond en doel: Voor de MMPI werden door Morey et al. Personality Disorder (PD) scales

ontwikkeld die gebaseerd waren op de DSM III. Nadat in 1989 de MMPI-2 en vervolgens de

Page 9: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

9

DSM IV uitkwam, herwerkte Ben-Porath de bestaande PD schalen. Sinds kort is er in de

Verenigde Staten een geherstructureerde versie van de MMPI-2 uitgekomen, nl de MMPI-2-RF.

Het is nuttig om na te gaan of de bestaande PD schalen voor deze nieuwe versie kunnen

gebruikt worden en tevens te onderzoeken of overeenkomen met persoonlijkheidsstoornissen

zoals voorgesteld voor DSM5.

Methode: Afname van de MMPI-2 en bijkomende persoonlijkheidsvragenlijsten bij een klinische

populatie.

Extra informatie: Klinische stageplaats is gewenst

Contact: [email protected]

13. Convergente en divergente validiteit van de MMPI-2-RF en de PID5

Promotor: Prof. Dr. Gina Rossi

Begeleider: Mercedes De Weerdt

Bijkomende informatie:

Achtergrond en doel: Sinds kort is in de Verenigde Staten de nieuwe versie van de MMPI-2 uit

nl. De MMPI-2-RF waarbij de RC-schalen centraal staan. Een factoranalyse van deze RC-schalen

resulteerde in drie hogere orde constructen die emotionele, gedrags- en denkstoornissen

omschrijven. Bedoeling is om de convergente en divergente validiteit van de RC-schalen en de

hogere orde constructen na te gaan in relatie tot de PID-5. Deze PID-5 werd ontwikkeld om de

traits/dimensies van persoonlijkheidsstoornissen voorgesteld voor DSM5 te meten.

Methode: Afname MMPI-2 en PID5 (zelf-rapportage) in klinische setting.

Bijkomende informatie: Klinische stageplaats gewenst.

Contact: [email protected]

14. Psychoanalyse

Promotor: Prof. Dr. Jan Derksen

Contact: [email protected]

website: www.jjlderksen.com

15. Psychodynamische psychotherapie

Promotor: Prof. Dr. Jan Derksen

Contact: [email protected]

website: www.jjlderksen.com

16. Relatie hersenen – psyche

Promotor: Prof. Dr. Jan Derksen

Contact: [email protected]

website: www.jjlderksen.com

17. Persoonlijkheidsstoornissen

Promotor: Prof. Dr. Jan Derksen

Contact: [email protected]

website: www.jjlderksen.com

18. MMPI-2

Promotor: Prof. Dr. Jan Derksen

Page 10: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

10

Contact: [email protected]

website: www.jjlderksen.com

19. EQ-i

Promotor: Prof. Dr. Jan Derksen

Contact: [email protected]

website: www.jjlderksen.com

Page 11: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

11

Onderzoekslijn II

(A)typische ontwikkeling & (speciale) opvoedingssituaties

1. Geweld op kinderen: analyse van de Vlaamse cijfergegevens

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Begeleider: Bert Van Puyenbroeck

Contact: [email protected]

2. Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang van cijfermateriaal

(national data collection; surveys; incidence studies;...) in functie van preventie en

aanpak van kindermishandeling

Promotor: Prof. Dr. Gerrit Loots

Begeleider: Bert Van Puyenbroeck

Bijkomende informatie: Vaak zit er onder de ratio om 'kwantitatief onderzoek' op te zetten een

specifiek discours in termen van 'cijfers nodig voor goed bestuur en beleid', 'cijfers ter

ondersteuning van preventiecampagnes', enz ... Maar vraag stelt zich welke verschillende

'discoursen' er onderliggend spelen.

opzet van de thesis:

- literatuur lezing & discoursanalyse van recente internationale en nationale cijferrapporten,

surveys, studies,...

- interviews met enkele beleidsverantwoordelijken op verschillende niveaus: werkveld,

werkgeversverenigingen, vlaamse overheid, onderzoekers, relevante 'stakehoders' op Europees

niveau ,... en discoursanalyse ervan.

Contact: [email protected]

3. Vervolgonderzoek bij nieuwe pleegzorgplaatsingen (breakdown)

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Begeleider: Frank Van Holen

Contact: [email protected]

4. Wanneer staan biologische ouders positief ten opzichte van een pleeggezinplaatsing

van hun kind?

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Begeleider: Femke Vanschoonlandt

Bijkomende informatie: Wanneer ouders de opvoeding van hun kind niet meer aankunnen, kan

beslist worden tot een uithuisplaatsing van het kind. Een uithuisplaatsing is echter een

ingrijpende gebeurtenis, waar ouders niet altijd mee akkoord gaan. Het doel van deze thesis is

om na te gaan hoe Vlaamse biologische ouders staan ten opzichte van een pleeggezinplaatsing

van hun kind en welke factoren samen hangen met een positieve houding van de ouders. Voor

deze thesis kan gebruik gemaakt worden van data die verzameld zijn in het kader van het

project ‘Pleegouders Versterken in Opvoeden’ (PVO).

Contact: [email protected]

Page 12: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

12

5. De invloed van contact met en houding van biologische ouders op de

gedragsproblemen van pleegkinderen

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Begeleider: Femke Vanschoonlandt

Bijkomende informatie: Nationaal en internationaal onderzoek tonen een verhoogde

prevalentie van gedragsproblemen bij pleegkinderen. Er wordt dan ook veel onderzoek gedaan

naar factoren die geassocieerd zijn met de mate van gedragsproblemen. De meeste

onderzoeken focussen hierbij echter op kenmerken van het kind en de pleegouders/het

pleeggezin. De invloed van contact met en houding van biologische ouders is veel minder

onderzocht. Het doel van deze thesis is dan ook een exploratie van de associatie tussen

gedragsproblemen van pleegkinderen enerzijds en houding van biologische ouders,

bezoekregeling met biologische ouders en kwaliteit van relatie tussen biologische ouders en

pleegouders anderzijds. Voor deze thesis kan gebruik gemaakt worden van data die verzameld

zijn in het kader van het project ‘Pleegouders Versterken in Opvoeden’ (PVO).

Contact: [email protected]

6. Hoe voeden pleegouders pleegkinderen met externaliserende gedragsproblemen op?

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Begeleider: Femke Vanschoonlandt

Bijkomende informatie: Pleegkinderen vertonen vaak gedragsproblemen. Gedragsproblemen

van een pleegkind vormen een belangrijke risicofactor voor het voortijdig negatief beëindigen

van de pleegzorgsituaties. Bij pleegouders die wel volhouden kunnen de gedragsproblemen

leiden tot verhoogde opvoedingsstress en minder effectief opvoeden. Het doel van deze thesis

is om het opvoedgedrag van pleegmoeders van pleegkinderen met externaliserende

gedragsproblemen in kaart te brengen en dit te vergelijkingen met normgegevens. Voor deze

thesis kan gebruik gemaakt worden van data die verzameld zijn in het kader van het project

‘Pleegouders Versterken in Opvoeden’ (PVO).

Contact: [email protected]

7. Pleegzorg: commitment van pleegouders: een exploratief onderzoek naar

determinanten en beïnvloedende factoren

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Begeleider: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Het onderzoek houdt in dat met het gestructureerd interview van Dozier & lindheim (2006) een

aantal pleegouders worden bevraagd omtrent hun commitment. Dit interview moet wel nog

worden vertaald naar het nederlands.

Contact: [email protected]

8. Ouders bezoeken hun (pleegkinderen): ervaringen van pleegouders

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Begeleider: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Contact: [email protected]

9. Doelgroep van kortdurende thuisbegeleidingsdiensten: analyse van de instroom

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Begeleider: T. Stroobants

Page 13: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

13

Contact: [email protected]

10. Intensieve kortdurende thuisbegeleiding: Analyse van interventietheorieën

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Begeleider: T. Stroobants

Contact: [email protected]

11. Attitudes van hulpverleners t.o.v. evidence-based practices. Wat houdt hen tegen?

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Begeleider: T. Stroobants

Contact: [email protected]

12. Attitudes van jongeren ten aanzien van zorg en straf

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Begeleider: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Contact: [email protected]

13. Onderzoek naar de constructvaliditeit van de vragenlijst beoordeling

pleegzorgsituaties (VBPS)

Promotor: Prof. Dr. Vanderfaeillie

Begeleider: Skrållan De Maeyer

Bijkomende informatie: In dit onderzoek wensen we de constructvaliditeit van de vragenlijst

beoordeling pleegzorgsituaties (VBPS) na te gaan. Matching-resultaten verkregen met de VBPS

en met het matchinginstrument van Strijker (pleegzorgtypologieën) worden met elkaar

vergeleken.

Contact: [email protected]

14. Effectiviteit van thuisbegeleiding uitgevoerd door de Cocon Oost-Vlaanderen : Een

dossieronderzoek

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Contact: [email protected]

15. Waarheen leidt begeleid zelfstandig wonen? Een dossieronderzoek bij de Co con

Oost-Vlaanderen

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Contact: [email protected]

16. Relatie tussen opvoedgedrag en kinderen met buikpijn die een pediater

consuteren

Promotor: Prof. Dr. Johan Vanderfaeillie

Contact: [email protected]

17. Cognitieve sturing en emotieregulatie bij ADHD-kinderen

Promotor: Prof. Dr. Smadar Celestin-Westreich

Begeleider: Prof. Dr. Smadar Celestin-Westreich

Page 14: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

14

Onderzoekskader: Cognitieve sturing en emotionele regulatie bij kinderen in typische en

atypische ontwikkelingstrajecten vanuit het FACE©

-model (Faciliteren van de Afstemming van

Cognities en Emoties). Zie ook website.

Bijkomende informatie: Verstoringen in de executieve functies van kinderen met ADHD zijn

veelvuldig onderzocht. Meer recent staan ook verstoringen in de emotionele regulatie bij deze

kinderen in de aandacht (zie ook abstract op website). In dit vervolg onderzoek bestudeer je hoe

deelaspecten van het emotie regulatie proces verlopen bij kinderen met ADHD (en evt.

comorbide stoornissen) en welke impact dit heeft op hun persoonlijke en gezinsfunctioneren.

Klinische populatie, bij voorkeur te combineren met stage plaats.

Contact: [email protected]

http://homepages.vub.ac.be/~scelesti/index.htm

18. Bipolaire stoornissen bij kinderen: cognitieve en emotionele determinanten

Promotor: Prof. Dr. Smadar Celestin-Westreich

Begeleider: Prof. Dr. Smadar Celestin-Westreich

Onderzoekskader: Cognitieve sturing en emotionele regulatie bij kinderen in typische en

atypische ontwikkelingstrajecten vanuit het FACE©

-model (Faciliteren van de Afstemming van

Cognities en Emoties). Zie ook website.

Bijkomende informatie:

Bipolaire Stoornissen worden pas recent onderkend in kinderen. In dit onderzoek evalueer je de

prevalentie van BS bij jongeren en risico- dan wel veerkrachtbronnen op individueel en

gezinsgebied. Gezien de levenslange impact van BS en de geassocieerde ontwikkelingsrisico’s

(gedragsproblemen, zelfmoord, middelenmisbruik…) bevat dit onderzoek belangrijke implicaties

voor preventie en behandeling.

Klinische populatie, bij voorkeur te combineren met stage plaats.

Bovendien blijkt dat kinderen met ADHD en comorbide vroegtijdige Bipolaire Stoornissen een

bijzondere risicogroep te vormen. Vaak maken bijvoorbeeld zelfmoordideeën en agressieve

uitbarstingen al op jonge leeftijd deel uit van de kind- en gezinservaringen in deze populatie.

Daarom ligt in dit onderzoek extra focus op het onderkennen van zulke comorbiditeit en de

implicaties hiervan voor de klinische begeleiding.

Klinische populatie, bij voorkeur te combineren met stage plaats.

Contact: [email protected]

http://homepages.vub.ac.be/~scelesti/index.htm

19. Cognitief-emotionele schema’s in de zelf- en gezinsbeleving van kinderen

Promotor: Prof. Dr. Smadar Celestin-Westreich

Begeleider: Prof. Dr. Smadar Celestin-Westreich

Onderzoekskader: Cognitieve sturing en emotionele regulatie bij kinderen in typische en

atypische ontwikkelingstrajecten vanuit het FACE©

-model (Faciliteren van de Afstemming van

Cognities en Emoties). Zie ook website.

Bijkomende informatie: Hoewel emotieregulatie een belangrijke ontwikkelingsvaardigheid

vormt, is het nog relatief weinig onderzocht bij kinderen van lagere schoolleeftijd. Reden hiertoe

is o.a. de schaarste aan gevalideerde instrumenten die aangepast zijn aan het

ontwikkelingsniveau van het kind.

In dit onderzoeksluik bestudeer je op leeftijdsadequate manier de cognitief-emotionele

schema’s die typisch ontwikkelende kinderen erop nahouden over zichzelf en hun gezin, evenals

Page 15: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

15

het verband hiervan met hun emotieregulatie vaardigheden. Dit onderzoeksluik omvat

deelstudies bij Nederlandstalige en Franstalige zes- tot twaalfjarige kinderen.

Schoolpopulatie, kan losstaan van stage plaats.

Twee(meer)taligheid meerwaarde, in Brusselse context.

Contact: [email protected]

http://homepages.vub.ac.be/~scelesti/index.htm

20. Invloed van SES op angst en depressie bij mensen met mucoviscidose

Promotor: Prof. Dr. Caroline Andries

Co-promotor: Prof. Dr. Anne Malfroot (UZ Brussel)

Begeleider: Patrick Lambrecht

Bijkomende informatie:

Situering: Uit voornamelijk Amerikaanse studies blijkt de symptomen van angst en depressie

relatief vaak voorkomen bij mensen met mucoviscidose. Angststoornissen en depressie als

comorbide stoornis bij deze patiënten is vaak onderkend en wordt nauwelijks gerapporteerd. De

veronderstelling hierbij is dat de aanwezigheid van angststoornissen en depressie een negatieve

impact heeft de behandeling (lagere therapietrouw, meer risicovol genotmiddelengebruik, …).

Het doel van de huidige studie is bij zo’n 840 jongeren, volwassenen met mucoviscidose en

ouders van kinderen en jongeren met mucoviscidose na te gaan wat in welke mate de socio-

economische status van het gezin de prevalentie van angst en depressie beïnvloedt. Naast het

cross-sectioneel onderzoek dat doorging in 2010 werd gedurende één jaar een aantal medische

parameters verzameld. Door het mee opnemen van verschillende sociodemografische gegevens

zullen verschillende benadering voor de SES nagegaan kunnen worden .

Inzichten in de samenhang tussen SES, angst en depressie en de gezondheidstoestand van deze

patiënt, moet resulteren in een betere begeleiding en hulpverlening van deze patiënten,

hetgeen zich dient te vertalen in betere gezondheidsuitkomsten.

De studenten moet vertrouwd zijn met kwantitatief onderzoek. Er dient samengewerkt te

worden met de Belgische vereniging voor de Strijd tegen Mucoviscidose (BVSM), kortweg muco-

vereniging en de psychologen van de Belgische mucoviscidose referentiecentra. De onderzoeker

kan mee ingeschakeld worden voor het verzamelen van de medische follow-up gegevens of het

verder op punt stellen van een databestand.

Voorwaarde: Interesse in de thematiek chronische aandoening en psychische stoornissen +

ervaring met univariate en multivariate statistische toetsen.

Toekenningsprocedure: Studenten dienen hun interesse gemotiveerd kenbaar te maken (tav:

[email protected]). Op basis van de motivatie zal een gesprek met de student

gepland worden.

Contact: Studenten die meer informatie wensen, nemen contact op met Patrick Lambrecht

([email protected]).

21. Verhoogd risico op angststoornissen en depressie bij ouders van kinderen en jongeren

met mucoviscidose

Promotor: Prof. Dr. Caroline Andries

Co-promotor: Prof. Dr. Anne Malfroot (UZ Brussel)

Begeleider: Patrick Lambrecht

Bijkomende informatie: De aanwezigheid van chronische ziekten bij kinderen en jongeren leidt

tot een verhoogd risico van psychische aandoeningen bij hun ouders. We willen nagaan of de

bevindingen van voornamelijk Amerikaanse studies dat de symptomen van angst en depressie

Page 16: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

16

relatief vaak voorkomen bij de ouders van kinderen en jongeren met mucoviscidose ook voor

België geldt. Angst en depressie als comorbide stoornis bij deze patiënten is vaak onderkend en

wordt nauwelijks gerapporteerd.

Het doel van de huidige studie is bij een grote representatieve steekproef (N = 300) van de

ouders van kinderen en jongeren met mucoviscidose die begeleid worden door de Belgische

referentiecentra mucoviscidose na te gaan wat de nationale prevalentie is van angst en

depressie. Bovendien wil het onderzoek nagaan welk het verband is tussen de symptomen van

angst en depressie en een aantal sociodemografische en ziektegerelateerde variabelen.

Wanneer een verhoogd risico op depressie of angst bij de ouders wordt gevonden, zal het effect

op de gezondheidsresultaten van de minderjarige patiënten cross-sectioneel en over een

periode van één jaar worden bestudeerd. De cross-sectionele bevraging vond plaats in de

periode maart – oktober 2010, waarbij een aantal medische gegevens gedurende één jaar

verzameld zullen worden.

De studenten moet vertrouwd zijn met kwantitatief onderzoek. Kennis van de Franse taal is een

meerwaarde. Er dient samengewerkt te worden met de Belgische vereniging voor de Strijd

tegen Mucoviscidose (BVSM), kortweg muco-vereniging en de psychologen van de Belgische

mucoviscidose referentiecentra.

Voorwaarde: Interesse in de thematiek chronische aandoening en psychische stoornissen +

ervaring met univariate en multivariate statistische toetsen.

Toekenningsprocedure: Studenten dienen hun interesse gemotiveerd kenbaar te maken (tav:

[email protected]). Op basis van de motivatie zal een gesprek met de student

gepland worden.

Contact: Studenten die meer informatie wensen, nemen contact op met Patrick Lambrecht

([email protected]).

22. Genotmiddelengebruik en misbruik bij Vlaamse adolescenten: ESPAD 2003-

2011/VLASPAD 2007-2010

Promotor: Prof. Dr. Caroline Andries

Begeleider: Patrick Lambrecht

Bijkomende informatie: (onderzoek staat op voor max. 3 studenten)

Situering: Sedert 2003 treedt de vakgroep Klinische en Levenslooppsychologie van de Vrije

Universiteit Brussel op als de Belgische coördinator aan het European School Survey Project on

Alcohol and other Drugs (ESPAD). Het ESPAD-project wordt gecoördineerd door de Swedish

Council for Information on Alcohol and Other Drugs (CAN), in samenwerking met de Council of

Europe (Pompidou Group). In 2007 werden bij 105.000 jongeren geboren in 1991 uit 35

Europese landen bevraagd naar hun consumptie van legale en illegale genotmiddelen. In het

Vlaamse onderzoek wordt specifiek ingegaan op het misbruik van alcohol, de aanwezigheid van

een verhoogd risico op angst en depressie en het voorkomen van suiciditeit.

Het onderzoek dat om de 4 jaar plaatsvindt, wordt herhaald in 2010-2011 bij 7.500 Vlaamse

jongeren waarvan zo’n 1.500 15-16 jarigen aan het internationale cross-cultureel ESPAD-

onderzoek ’11 deelnemen. Een representatief staal van de Vlaamse reguliere secundaire

onderwijspopulatie wordt getrokken waardoor een beeld van het genotmiddelengebruik van de

vroege en midden (schoolgaande) adolescenten kan verkregen worden. Het vergelijken van

deze onderzoeksgegevens met de resultaten uit 2003 en 2007 laat toe om zowel nationale

(2007-2010) als internationale (2003-2007-2011) trends te distilleren.

Gelijktijdig met dit cross-sectioneel onderzoek zullen een aantal methodologische issues mee

onderzocht worden. Op schoolniveau zal van de getrokken steekproef bij de deelnemende

Page 17: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

17

scholen en scholen die niet wensen deel te nemen aan het onderzoek een bevraging inzake hun

preventieve activiteiten plaats vinden. Onderzoek hiernaar laat toe om na te gaan of de non-

participerende scholen verschillen van de deelnemende scholen op het vlak van

preventieactiviteiten, onderwijspopulatie of schoolomgevingskarakteristieken.

Gezien het onderzoek kadert in een internationaal onderzoek is het bevragingsinstrument reeds

vastgelegd. Het onderzoek dient zicht te baseren op de bestaande Vlaamse en internationale

databases 2003, 2007, 2011 en het Vlaamse onderzoek in 2007 en 2010. De student-onderzoeker krijgt de mogelijkheid om na een literatuurstudie een aantal

onderzoekshypotheses naar voor te schuiven waarna het databestand met de nodige variabelen

(van desnoods de gewenste Europese landen) worden bezorgd. De student werkt mee aan

bepaalde onderdelen van het onderzoeksproces (afhandeling lopend onderzoek of

voorbereiding VLASPAD 2014- ESPAD 2015).

Mogelijke onderzoekstopic (3 studenten):

1) Problematisch alcoholgebruik en alcoholmisbruik bij vroege en middenadolescenten (1

student)

2) Trends in problematisch genotmiddelengebruik (Europese of Vlaamse jongeren

3) Genotmiddelengebruik bij Vlaamse jongeren van het secundair onderwijs: houding van

jongeren tov het regelgevende kader inzake genotmiddelengebruik. (1 student)

Voorwaarde: Interesse in de thematiek adolescentie en genotmiddelengebruik + ervaring met

univariate en multivariate statistische toetsen.

Toekenningsprocedure: Studenten dienen hun interesse gemotiveerd kenbaar te maken. Op

basis van de motivatie zal een gesprek met de student gepland worden.

Informatie over ESPAD - internationaal: http://www.espad.org/ of http://www.vlaspad.be.

Contact: Studenten die meer informatie wensen, nemen contact op met Patrick Lambrecht

([email protected]).

23. Kwalitatief onderzoek naar de ervarings- en belevingswereld van kinderen en jongeren

in maatschappelijke situaties van armoede, migratie, sociale uitsluiting en geweld

Promotor: Prof. Dr. Gerrit Loots

Contact: [email protected]

24. Kwalitatief procesonderzoek in familie- en relatietherapie

Promotor: Prof. Dr. Gerrit Loots

Contact: [email protected]

25. Observatieonderzoek naar de interactie tussen ouders en kinderen tijdens de eerste

levensjaren

Promotor: Prof. Dr. Gerrit Loots

Contact: [email protected]

Page 18: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

18

Onderzoekslijn III

Cognitieve ontwikkeling & leerproblemen

1. Opvolgingsonderzoek psychosociale ontwikkeling bij adolescenten met leerstoornissen

en ADHD

Promotor: Prof. Dr. Caroline Andries

Co-promotor: Els Mampaey

Bijkomende informatie:

Aantal studenten: max. 3.

De Zinnenaanvullijst Curium (ZALC) is een empirisch ontwikkeld instrument (Westenberg e.a.,

2000), gestoeld op de ‘ego-development theory’ van Jane Loevinger. Het maakt op een

betrouwbare manier een beoordeling van de psychosociale ontwikkeling van kinderen,

adolescenten en jong-volwassenen (8 tot 25 jaar).

In dit onderzoek is het de bedoeling om de evolutie na te gaan in de psychosociale ontwikkeling

bij adolescenten met leerstoornissen, AD(H)D of autisme. In de voorbije jaren werd de ZALC

afgenomen bij adolescenten tussen 11 en 18 jaar met een leerstoornis, AD(H)D of autisme. Het

is de bedoeling om deze adolescenten voor de tweede maal te onderzoeken om de evolutie in

het psychosociale ontwikkelingsniveau in kaart te brengen. De proefpersonen zijn gekend en

worden samen met de promotor/begeleider gecontacteerd om aan het onderzoek deel te

nemen. De thesisstudent is bereid om indien nodig ook naar de personen thuis te gaan om de

test af te nemen.

Contact: [email protected]; [email protected]

2. Voorspellen van conversie naar dementie bij Mild Cognitive Impairment patiënten:

Wat is de rol van depressieve symptomen?

Promotor: Prof. Dr. Eva Dierckx

Begeleider: Eva Dierckx

Bijkomende informatie: Rekening houdend met de vergrijzing van de bevolking en wetend dat

een dementie van het Alzheimertype (DAT) één van de meest voorkomende ziekten is op

oudere leeftijd, is het evident dat de detectie en behandeling van een DAT zeer belangrijke

actieterreinen binnen de psychogeriatrie betreffen.

Voor het verstrekken van een adequate behandeling voor een DAT, zowel op psychologisch als

op farmacologische vlak, is een vroegtijdige en accurate detectie van primordiaal belang. De

huidige acethylcholinesterase-inhibitoren, die aangewend worden voor syptoomstabilisering bij

een DAT, zijn immers het meest effectief gebleken in het beginstadium van de ziekte.

Tot op heden blijft het echter moeilijk om een correcte differentiële diagnose te stellen tussen

een DAT enerzijds en een depressie anderzijds; dit omwille van de overlappende cognitieve en

affectieve symptomen. Bestaande psychodiagnostische instrumenten blijken daarenboven

ontoereikend te zijn voor een vroegtijdige differentiële diagnose tussen beide aandoeningen.

Daarnaast wordt er ook steeds meer en meer aandacht geschonken aan de zogenaamde “Mild

Cognitive Impairment” (MCI). MCI wordt aanzien als een overgang tussen goedaardige

ouderdomsvergeetachtigheid en dementie, waarbij de aanwezige cognitieve symptomen nog

niet ernstig genoeg zijn om van een dementie te spreken, maar anderzijds té ernstig zijn om nog

als “normaal” beschouwd te worden. Hoewel MCI vaak aanzien wordt als een fase die

voorafgaat aan dementie, is gebleken dat niet alle MCI patiënten een dementie zullen

Page 19: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

19

ontwikkelen. Sommigen converteren en zijn in feite preklinische Alzheimerpatiënten, terwijl de

cognitieve symptomen bij anderen stabiel blijven of zelfs verbeteren. In het licht van een

vroegtijdige detectie van een DAT, is het bijgevolg zeer belangrijk dat de zogenaamde

preklinische DAT patiënten binnen de heterogene groep van MCI patiënten kunnen herkend

worden.

Samenvattend kunnen we stellen dat voor een accurate, vroegtijdige detectie van een DAT de

differentiatie tussen een DAT en een depressie zeer belangrijk is. Daarnaast vormt ook het

detecteren van een DAT in haar preklinisch stadium een belangrijke uitdaging binnen het

onderzoeksveld.

In deze studie ligt de focus op de specifieke relatie tussen depressieve symptomen en dementie.

Contact: [email protected]

3. Onderzoeksthema: Leesontwikkeling en dyslexie

Promotor: Prof. Dr. Wim Van den Broeck

Algemene informatie:

Al de aangeboden thesisonderwerpen sluiten direct aan bij mijn onderzoekslijnen. Dit impliceert

dat ik veel belang hecht aan de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek. De verzamelde

onderzoeksdata zullen bijna altijd gebruikt worden om te verwerken in internationale

publicaties. De student kan telkens rekenen op een intensieve begeleiding van de verschillende

fasen van het onderzoek.

Begeleiding: Deze onderwerpen worden gezamenlijk begeleid door de promotor en door Eva

Staels (assistent en doctoraatsstudent).

Contact: [email protected]

Thesisonderwerpen:

a. Problemen met Hebb-learning als nieuwe verklaring voor ontwikkelingsdyslexie

In een recent verschenen artikel komen Smalec, Loncke, Page, & Duyck (2011) met een nieuwe

verklaringstheorie van dyslexie. Volgens deze auteurs ligt er aan de basis van dyslexie een

fundamenteel tekort in het onthouden van seriële orde informatie. Dit probleem zou niet

specifiek zijn voor verbale informatie, maar is ook aanwezig bij het onthouden van visuospatiale

orde-informatie. Smalec e.a. gebruikten het Hebb-learning paradigma om dit te onderzoeken bij

jongvolwassen dyslectische lezers. In dit thesisonderzoek willen we deze verrassende bevinding

repliceren door het onderzoek over te doen bij dezelfde populatie, maar deze keer met extra

controles voor de aandachtsfuncties.

b. Is woordfrequentie of contextuele diversiteit van woorden de belangrijkste

determinant van visuele woordherkenning?

Woordfrequentie wordt in de onderzoeksliteratuur over leesprocessen traditioneel beschouwd

als de meest robuuste factor voor het verklaren van verschillen in de vaardigheid om woorden

te lezen. Volgens Adelman, Brown, & Quesada (2006) is echter niet woordfrequentie de cruciale

factor, maar wel contextuele diversiteit: de hoeveelheid verschillende contexten waarin een

woord voorkomt. Welke van beide factoren het belangrijkst is, is niet alleen van theoretisch

belang, maar heeft ook een grote praktische relevantie, nl. bij het leren lezen. Moeten woorden

gewoon vaak worden aangeboden, of moeten ze vooral in verschillende passages voorkomen?

Vandaar dat we in dit experimenteel onderzoek willen nagaan welke van beide factoren er echt

toe doet in het leesleerproces van kinderen.

Page 20: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

20

c. Een kritische test van het dual-route model van woordherkenning door middel van

een state-trace analyse

Het dual-route model van woordherkenning bij lezen is nog altijd één van de meest belangrijke

modellen ter verklaring van de leesvaardigheid (cf. Coltheart et al., 2001). Het model is in functie

van nieuwe bevindingen verschillende keren aangepast, maar uiteindelijk blijft de

basisarchitectuur van het model, nl. een nonlexicale en een lexicale route, overeind. Niettemin

hebben verscheidene onderzoekers steeds vragen gehad bij het centrale idee van twee in

principe onafhankelijke verwerkingskanalen. De effecten van allerlei experimentele

manipulaties konden tot nu toe ingepast worden in het dual-route model. De vraag is echter of

het model stand kan houden na een toets via een state-trace analyse. Dit is een methode die

nog weinig gebruikt wordt in het cognitief psychologische onderzoek, maar die veel beter in

staat is om het aantal achterliggende dimensies dat ten grondslag ligt aan leesprestaties na te

gaan. Kortom, deze techniek laat een kritische toets toe van het dual-route model.

d. Een kritische test van de ‘phonological deficit’ hypothese ter verklaring van

dyslexie

De meest dominante verklaringshypothese voor dyslexie is de fonologische defecthypothese.

Deze stelt dat aan het zwakke lezen van dyslectische lezers een stoornis ten grondslag ligt in het

verwerken van de klankstructuur van woorden. Ook al is er heel wat empirisch onderzoek dat

deze hypothese ondersteunt, toch blijft er twijfel aangezien de richting van de causaliteit nooit

overtuigend werd aangetoond (cf. Castles & Coltheart, 2004). Bovendien werd recent één van

de empirische steunpilaren van deze hypothese onderuit gehaald. Uit onderzoek bleek immers

dat het nonword reading deficit van dyslectici, een specifiek probleem met het lezen van

pseudowoorden, berust op een methodologisch artefact (Van den Broeck, Geudens, & van den

Bos, 2010), en dat op grond van een meer adequate methode (via state trace analyse) er geen

nonword reading deficit optrad (Van den Broeck & Geudens, 2011). Omdat state trace analyse

in feite een verbeterde matching techniek is, kan deze methode ook gebruikt worden als een

kritische test van de fonologische defecthypothese. De techniek laat immers toe om dyslectische

lezers adequaat te matchen met normale lezers van dezelfde leeftijd en dan na te gaan of de

fonologische verwerking van woorden verschillend is.

e. Een onderzoek naar het lengte-effect van dyslectische lezers

Het lengte-effect houdt in dat naarmate woorden langer zijn deze moeizamer gelezen worden.

Dit lijkt vanzelfsprekend, maar dat geldt niet voor woorden die sterk automatisch worden

gelezen: deze worden parallel verwerkt. Dyslectische lezers blijken uit onderzoek een sterker

lengte-effect te vertonen in vergelijking met normale lezers (Martens & de Jong, 2006; Marinus

& de Jong, 2010). De vraag is echter of dit grotere lengte-effect van dyslectici nog aanwezig is

indien gecontroleerd wordt voor hun leesvaardigheid. Een state-trace design is in staat om deze

vraag adequaat te beantwoorden. De techniek laat immers toe om dyslectische lezers adequaat

te matchen met normale lezers van dezelfde leeftijd en dan na te gaan of het lengte-effect

groter is of niet.

f. Een cross-linguïstisch onderzoek naar het ‘nonword reading deficit’ bij

Nederlandstalige en Engelstalige kinderen met dyslexie

Het nonword reading deficit houdt in dat dyslectische lezers een specifiek probleem zouden

hebben met het lezen van pseudowoorden. Van den Broeck, Geudens, & van den Bos (2010)

hebben echter aangetoond dat deze bevinding berust op een methodologisch artefact. Op

grond van een meer adequate methode (via state trace analyse) constateerden ze dat er geen

Page 21: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

21

nonword reading deficit optrad (Van den Broeck & Geudens, 2011). Deze bevinding had echter

betrekking op het lezen in het Nederlands, een transparante orthografie. De vraag is nu of deze

bevinding ook gerepliceerd kan worden in het Engels, een inconsistentie orthografie. State trace

analyse laat toe om Nederlandstalige en Engelstalige dyslectische lezers te matchen op hun

woordleesvaardigheid met zowel Nederlandstalige als Engelstalige normale lezers van dezelfde

leeftijd, en dan na te gaan of ze verschillen in hun vaardigheid om pseudowoorden te lezen.

g. Een onderzoek naar de relatie tussen fonologisch recoderen en orthografisch leren

bij dyslectische en normale lezers

Volgens de self-teaching hypothese van Share (1995) doen kinderen door het fonologisch

ontsleutelen van woorden(fonologisch decoderen), zonder hulp van een leraar, heel wat kennis

op over de specifieke schrijfwijze van een woord. Dit opslaan van gedetailleerde orthografische

kennis is cruciaal voor het snel kunnen lezen van woorden, zonder daarbij gehinderd te worden

door de activatie van woorden die sterk gelijken op het aangeboden woord. Volgens Share

hangt dit kunnen opslaan van woordspecifieke orthografische kennis sterk samen met de

vaardigheid van fonologisch decoderen. Momenteel is er een debat gaande in welke mate het

orthografische leren van dyslectische lezers inderdaad samenhangt met het fonologische

decoderen, of dat er een specifiek defect zou bestaan in ofwel het decoderen, ofwel het

orthografische leren (Staels & Van den Broeck, 2011). In dit onderzoek willen we deze

verschillende hypothesen tegen elkaar toetsen, gebruik makend van het self-teaching

paradigma.

h. De rol van spellen als remediëring bij het orthografisch leren van dyslectische

lezers

Volgens de self-teaching hypothese van Share (1995) doen kinderen door het fonologisch

ontsleutelen van woorden(fonologisch decoderen), zonder hulp van een leraar, heel wat kennis

op over de specifieke schrijfwijze van een woord. Dit opslaan van gedetailleerde orthografische

kennis is cruciaal voor het snel kunnen lezen van woorden, zonder daarbij gehinderd te worden

door de activatie van woorden die sterk gelijken op het aangeboden woord. Uit recent

onderzoek is gebleken dat het spellen van woorden nog een sterker effect heeft op

orthografisch leren dan fonologisch coderen omdat bij het spellen de lezer verplicht is elke letter

en ook de volgorde van de letters zeer aandachtig te bekijken. Daardoor zou de opslag van de

woordspecifieke orthografische informatie nog beter zijn. Dit impliceert voor de praktijk dat

spellen heel bevorderlijk is voor het leren lezen. De vraag waarop we in dit onderzoek een

antwoord zoeken, is of dyslectische lezers misschien beter geholpen worden in hun leesproces

(vooral het orthografisch leren) indien ze de woorden ook altijd moeten spellen.

i. Speelt feedback-inconsistentie een cruciale rol bij het orthografisch leren in de

leesontwikkeling?

Volgens de self-teaching hypothese van Share (1995) doen kinderen door het fonologisch

ontsleutelen van woorden(fonologisch decoderen), zonder hulp van een leraar, heel wat kennis

op over de specifieke schrijfwijze van een woord. Dit opslaan van gedetailleerde orthografische

kennis is cruciaal voor het snel kunnen lezen van woorden, zonder daarbij gehinderd te worden

door de activatie van woorden die sterk gelijken op het aangeboden woord. De huidige

theorieën van orthografisch leren gaan ervan uit dat fonologische informatie hel sterk

verbonden is met orthografische informatie op alle niveaus van het woord (letter, lettercluster,

rijm, etc.). Toch kunnen de meeste theorieën deze verwevenheid niet goed verklaren omdat ze

geen feedback-loop voorzien van het fonologische naar het orthografische niveau (McKague,

Page 22: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

22

2005). McKague (2005, 2008) kon aantonen dat feedback wel een belangrijke rol speelt bij het

orthografische leren, wat vooral zichtbaar is bij feedback-inconsistente woorden (bijv. paard is

feedback inconsistent omdat /t/ in paard op twee verschillende manieren kan geschreven

worden. In dit onderzoek gaan we na of het orthografische leren sterker is voor feedback

inconsistente woorden vs. feedback consistente woorden, en dit zowel bij normale lezers als bij

zwakke lezers.

j. Wordt orthografisch leren gestimuleerd of belemmerd door de orthografische

densiteit van een taal (Nederlands vs. Engels)?

Orthografisch leren is het opslaan in het geheugen van woordspecifieke letterpatronen.

Daardoor kunnen we woorden zeer snel lezen en ook onderscheiden van woorden die slechts in

één letter verschillen van het aangeboden woord. Tot nog toe werd in de literatuur altijd

aangenomen dat het Engels vanwege zijn grafeem-foneem inconsistentie meer aanzet tot het

verwerken van grotere orthografische eenheden (bijv. het rijm) en tot het eerder opslaan van

woordspecifieke orthografische kennis (Ziegler & Goswami, 2005). De consistente grafeem-

foneem relaties in een transparante orthografie, zoals het Nederlands, zou echter aanleiding

geven tot het langer blijven fonologisch decoderen. Sinds kort is er een echter een alternatieve

hypothese geformuleerd (Marinus, 2011) die stelt dat de grotere orthografisch densiteit van

woorden in een transparante orthografie (woorden gelijken in het algemeen sterker op elkaar in

het Nederlands dan woorden in het Engels) juist zou leiden tot het eerder en sterker letten op

woordspecifieke orthografische informatie (anders kunnen woorden niet goed uit elkaar

worden gehouden). In dit onderzoek willen we deze beide hypothesen ten opzichte van elkaar

toetsen door middel van een experimenteel proefopzet.

4. Onderzoeksthema: Hoogsensitiviteit

Promotor: Prof. Dr. Wim Van den Broeck

Algemene informatie:

Al de aangeboden thesisonderwerpen sluiten direct aan bij mijn onderzoekslijnen. Dit impliceert

dat ik veel belang hecht aan de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek. De verzamelde

onderzoeksdata zullen bijna altijd gebruikt worden om te verwerken in internationale

publicaties. De student kan telkens rekenen op een intensieve begeleiding van de verschillende

fasen van het onderzoek.

Begeleiding: Deze onderwerpen worden gezamenlijk begeleid door de promotor en door Sven

Cooremans (doctoraatsstudent).

Contact: [email protected]

Thesisonderwerpen:

a. Een vergelijkend onderzoek naar hoogsensitiviteit, overexcitabilities en

probleemgedrag bij als hoogbegaafd gediagnosticeerde intelligente jongeren en

niet gediagnosticeerde intelligente jongeren

Hoogsensitiviteit is in het onderwijs een modieus thema. Helaas is er nog erg weinig

wetenschappelijk onderzoek naar dit onderwerp. Ook het begrip “overexcitabilities” van

Dabrowski geniet enige aandacht, hoewel de relatie tussen beide begrippen meestal niet gelegd

wordt. In ons eigen onderzoek hebben we al heel wat kennis vergaard over de psychometrische

aspecten van de diagnostische instrumenten die gebruikt worden om deze concepten te meten,

en ook over de samenhang van beide concepten. De samenhang met hoogbegaafdheid is tot

nog toe echter summier onderzocht. In dit onderzoek willen we in de eerste plaats nagaan of als

hoogbegaafd gediagnosticeerde jongeren hoger scoren op hoogsensitiviteit en de

Page 23: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

23

overexcitabilities in vergelijking met niet gediagnosticeerde intelligente jongeren. Verder willen

we ook een vergelijking maken tussen het probleemgedrag (angstproblematiek, eenzaamheid,

slaapproblemen, etc.) van beide groepen.

b. Cognitieve verwerkingsstijl (bottom-up vs. top-down) bij hoogsensitieve kinderen

Hoogsensitiviteit is in het onderwijs een modieus thema. Helaas is er nog erg weinig

wetenschappelijk onderzoek naar dit onderwerp. Het onderzoek dat er naar verricht is (Aaron &

Aaron, 1997; Jagiellowicz et al., 2010) geeft aan dat hoogsensitieve mensen vooral gekenmerkt

worden door een ‘diepe’ wijze van verwerken. In dit onderzoek willen we nagaan of deze diepe

verwerkingsstijl ook aantoonbaar is bij cognitieve taken. Meer in het bijzonder zullen we

onderzoeken of deze diepte van verwerking overeenstemt met het bekende concept van

“bottom-up” verwerking.

c. Affectieve verwerkingsstijl en copingmechanismen bij hoogsensitieve kinderen

Hoogsensitiviteit is in het onderwijs een modieus thema. Helaas is er nog erg weinig

wetenschappelijk onderzoek naar dit onderwerp. Het onderzoek dat er naar verricht is (Aaron &

Aaron, 1997; Jagiellowicz et al., 2010) geeft aan dat hoogsensitieve mensen vooral gekenmerkt

worden door een ‘diepe’ wijze van verwerken. Empirisch onderzoek naar de affectieve en

emotionele verwerking van hoogsensitieve mensen is nog erg schaars. In dit onderzoek gaan we

na of hoogsensitieve kinderen anders omgaan met emotionele en affectief geladen informatie

dan niet hoogsensitieve kinderen.

5. Onderzoeksthema: Onderwijshervormingen

Promotor: Prof. Dr. Wim Van den Broeck

Algemene informatie:

Al de aangeboden thesisonderwerpen sluiten direct aan bij mijn onderzoekslijnen. Dit impliceert

dat ik veel belang hecht aan de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek. De verzamelde

onderzoeksdata zullen bijna altijd gebruikt worden om te verwerken in internationale

publicaties. De student kan telkens rekenen op een intensieve begeleiding van de verschillende

fasen van het onderzoek.

Contact: [email protected]

Thesisonderwerp:

a. Een onderzoek naar de perceptie van leerkrachten en leerlingen secundair

onderwijs over de nakende onderwijshervormingen

In de onderwijswereld is er heel wat te doen over de door de onderwijsminister aangekondigde

hervormingen in het secundair onderwijs. In dit onderzoek gaan we door middel van een

vragenlijst na in welke mate leerkrachten en leerlingen uit het secundair onderwijs kennis

hebben van deze hervormingen en wat hun houding is t.o.v. deze hervormingen.

Page 24: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

24

Onderzoekslijn IV

Diagnostiek & behandeling in de gezondheidszorg

1. Emotieregulatie als modererende variabele in de verwerking van een emotionele

gebeurtenis op de slaap

Promotor: Prof. Dr. M. Vandekerckhove

Bijkomende informatie: Onderzoek bevestigt de eigen ervaring over de impact van cognitieve en

emotionele activiteit zoals negatieve stress en piekeren op de slaap (Harvey, 2005; Thomsen et

al., 2003; Vandekerckhove & Cluydts, 2010; Vandekerckhove et al., 2011). Emotionele stress

blijkt bijvoorbeeld de slaaplatentie, de slaapduur en het voorkomen van arousals gedurende de

slaap als een marker van slaaponderbreking te verhogen en de Rem-slaap te beïnvloeden

(Halasz et al., 2004). De vraag die we ons stellen of de effecten op de slaap van negatieve stress,

ook te zien is na de beleving van een positief emotionele gebeurtenis en hoe de verschillen

tussen positieve en negatieve stress op de slaap eruit ziet, met emotieregulatie als mogelijks

modererende factor hierbij. Vanzelfsprekend is het namelijk hierbij niet enkel de emotioneel

stresserende gebeurtenis die de slaapfysiologie beïnvloedt in acht te nemen, maar ook de

coping van het individu met deze gebeurtenis. Copingmechanismen zoals de specifieke wijze van

emotieregulatie zijn bepalend in het bewaren en herstellen van een emotioneel evenwicht.

Ondanks een lange geschiedenis van onderzoek naar de verschillende mechanismen die de slaap

reguleren, is de relatie tussen emotie, emotieregulatie en slaap nog steeds een te ontginnen

onderzoeksdomein. Het doel van deze studie is meer inzicht te verwerven in de effecten van

emotionele stress op de slaap alsook de modererende invloed van de emotieregulatiewijze na te

gaan op de verwerking en het herstel van een pijnlijke gebeurtenis op de slaap. Dit is de eerste

studie die de effecten van positieve emotie op de slaap nagaat.

Contact: [email protected]

2. Zijn veranderingen in slaapfysiologie in een dysthieme periode indicatief voor de

ontwikkeling van een latere depressie?

Promotor: Prof. Dr. M. Vandekerckhove

Bijkomende informatie: Onderzoeksbevindingen tonen ernstige veranderingen in de

slaaparchitectuur van personen met een depressieve stoornis of een bipolaire affectieve

stoornis. Slaapstoornissen zijn centraal in depressie (90%) dikwijls resulterend in insomnia of

zelfs hypersomnia (Gruber, et al., 2009). Ook een vermindering van Slow Wave Sleep,

verminderde latentie tot Rapid Eye Movement (REM) -slaap, REM- slaap en abnormaliteiten in

de timing van de REM/non-REM slaapfasen zijn voorbeelden van veranderingen in de slaap in

personen met depressie. Enkel zijn deze studies steeds doorgevoerd in een gevorderde staat

van depressie of ‘end stage’ (Leibenluft, & Suppes, 1999, Bauer, et al., 2006). Het doel van deze

studie is om een meer gedetailleerde beschrijvende studie uit te voeren mbt. belangrijke

slaapparameters in slaap in subjecten met een dysthieme episode. Deze verschillende

slaapparameters worden gerelateerd aan de klinische status en de levenskwaliteit van personen

met een dysthieme episode als mogelijk begin van een depressieve stoornis. Dit onderzoek is

bijzonder belangrijk in de predictie van de ontwikkeling van een depressie en de behandeling

ervan.

Contact: [email protected]

Page 25: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

25

3. Emotieregulatie en de gevoeligheid voor momentane negatieve en positieve

stemmingen

Promotor: Prof. Dr. M. Vandekerckhove

Bijkomende informatie: Het doel van de studie is om vanuit een ecologische setting in een

prospectieve sample studie, te onderzoeken in welke mate de wijze waarop negatieve en

positieve gebeurtenissen verwerkt worden en hoe de typische emotieregulatiestijl hierin een rol

speelt in het ontstaan van stemmingen. Op elk meetmoment, willen we de context van de

actuele situatie, de interacties en activiteiten, alsook de emotionele beleving/stemming, de

specifieke wijze van emotieregulatie en psychofysiologisch geassocieerde variabelen nagaan.

Contact: [email protected]

4. Emotieregulatie, welbevinden en glycemieniveau?

Promotor: Prof. Dr. M. Vandekerckhove

Bijkomende informatie: Het doel van deze studie is om te onderzoeken wat de invloed is van

getrainde emotieregulatiemodi (experientieel- versus cognitief analytisch) op het herstel van

een experimenteel geïnduceerde negatieve emotionele stress, welbevinden en de

glycemiespiegel in gezonde personen zowel als in patiënten met diabetes.

Contact: [email protected]

5. Emotie en sociale attributie bij patiënten met ventromediale prefrontale hersenbeschadiging

Promotor: Prof. Dr. M. Vandekerckhove

Bijkomende informatie: Ondanks het bestaande onderzoek mbt. de neuronale correlaten van

emotie en emotieregulatie en het belang van de ventromediale prefrontale cortex hierbij, is het

onderzoek naar de rol van emotieverwerking, de verwerking van sociale informatie en

emotieregulatie bij patiënten met ventromediale hersenbeschadiging erg schaars. Het doel van

deze studie is,- complementair aan het bestaande fMRI-onderzoek,- nl. het verder onderzoeken

van de rol van de ventromediale prefrontale cortex in de verwerking van emotioneel sociale

informatie, zoals de herkenning van emotionele gezichtsuitdrukkingen.

Contact: [email protected]

6. Emotieregulatie en “Knowing one’s affective preferences: Confusing assigned

preferences for one’s self- and others”

Promotor: Prof. Dr. M. Vandekerckhove

Bijkomende informatie: Het doel van de studie is onderzoek te doen naar de factoren die de

mate waarin individuen handelen tegen de eigen interesses en affectieve voorkeuren in

bepalen. We vermoeden hierbij dat dit niet zozeer te wijten aan een gebrek aan wilskracht,

maar kan verklaard worden door de moeilijkheid tot de affectieve beleving van zelf-gerelateerde

affectieve informatie, zoals de eigen voorkeuren.

Contact: [email protected]

7. Intrinsieke en extrinsieke motivatie en neuronale correlaten: fMRI

Promotor: Prof. Dr. M. Vandekerckhove

Bijkomende informatie: In deze studie willen we de neuronale correlaten onderzoeken van

extrinsieke- in vergelijking met intrinsieke gemotiveerde verwerkingstaken.

Contact: [email protected]

Page 26: Thesisonderwerpen KLEP 2011-2012 · De invloed van emotie op het vermogen tot mentalisatie in personen met een ... Discoursanalyse van het internationaal pleidooi over het belang

Thesisonderwerpen 2011-2012 Vakgroep klinische en levenslooppsychologie

26

8. Experiential bottom-up processing in zelfdefiniërende autobiografische herinneringen

Promotor: Prof. Dr. M. Vandekerckhove

Bijkomende informatie: De wijze waar zelfgerelateerde emotionele of autobiografische

herinneringen afgeroepen worden, hangt af van verschillende variabelen zoals

persoonsvariabelen, situationele variabelen alsook de wijze waarop subjecten negatieve

herinneringen afroepen. De vraag die we ons in deze studie stellen is hoe verschillende foci van

aandacht: bottom-up versus top-down, de afroep en de voorstelling van emotioneel-

zelfreferentiële gebeurtenissen beïnvloedt in haar episodische als semantische aspecten. Kort

samengevat verwachten we dat een reactivatie van emotionele gebeurtenissen vanuit deze

verwerkingsmodi de activatie faciliteert binnen de neuronale correlaten van autobiografische

herinnering van grotere netwerken van van partieel gesegregeerde limbische en corticale

neuronale systemen (cf. Tranel, Damasio, & Damasio, 1997).

Contact: [email protected]