Thema’s Maatschappijleer voor VMBO...Politiek H3 Stromingen in de politiek * 1. - Liberalisme....

23
Thema’s Maatschappijleer voor VMBO KGT Werkboek 2018-2019 ANTWOORDENBOEK VOOR LEERLINGEN Politiek

Transcript of Thema’s Maatschappijleer voor VMBO...Politiek H3 Stromingen in de politiek * 1. - Liberalisme....

Thema’s Maatschappijleer voor VMBO

KGT

Werkboek 2018-2019

ANTWOORDENBOEK VOOR LEERLINGEN

Politiek

Inleiding Dit is het antwoordenboek voor leerlingen behorende bij het werkboek Thema’s Maatschappijleer voor VMBO 2018 – 2019 KGT-niveau. Dit antwoordenboek heeft de volgende uitgangspunten:

• Het is bedoeld om in de klas uit te delen, zodat leerlingen zelf hun antwoorden kunnen nakijken.

• De antwoorden zijn -in vergelijking met de Docentenhandleiding I- ontdaan van alle opmerkingen, uitleg, toelichtingen en illustraties. Het is zo gemaakt dat de leerling zo snel mogelijk kan zien of zijn antwoord juist is.

• Vragen en opdrachten waarin wordt gevraagd naar een mening van de leerling, of waarin leerlingen iets moeten beschrijven uit hun eigen situatie, krijgen als standaardantwoord ‘Eigen uitwerking leerling’.

• Er is naar gestreefd de antwoorden per hoofdstuk op één A4-tje te laten passen.

Deze uitgave is uitdrukkelijk alleen bedoeld voor intern gebruik op uw school.

Politiek H1 Wat is politiek? 1. Eigen uitwerking leerling. 2. Eigen uitwerking leerling. 3. Voorbeelduitwerking:

Een ambtenaar is iemand die werkt voor de overheid. Voorbeelden zijn: een administratief medewerker op het gemeentehuis, een econoom op een ministerie, een politieagent, een ICT’er bij de Belastingdienst, een leraar.

4. a. Eigen uitwerking leerling. b. Eigen uitwerking leerling. 5. De minister van Economische Zaken moet kiezen tussen wel of geen gaswinning uit Groningen.

Beide keuzes hebben voor- en nadelen. Wel gas winnen betekent onveiligheid voor burgers, maar veel inkomsten voor Nederland. Geen gas winnen betekent veiligheid voor burgers, maar geen inkomsten voor Nederland. Dan moeten de belastingen omhoog of er moet bezuinigd worden.

6 Aboutaleb is: -- een burgemeester -- hij de stad Rotterdam bestuurt. Willem-Alexander is: -- iemand van de regering -- hij zijn handtekening zet onder alle wetten.

Steenhuizen is: -- een journalist -- in het NOS Journaal politiek nieuws aan bod komt. Wilders is: -- een Tweede Kamerlid -- hij leider is van de PVV.

7 A Voorbeeldantwoorden:

Alleen in het belang van Groningen, want voor de Groningers neemt de veiligheid toe, maar Nederland als geheel loopt miljarden mis. Het is een zaak van algemeen belang, want het gaat heel veel mensen aan. Het is een zaak van algemeen belang, want je kan een hele provincie niet in de steek laten.

B Door het stoppen met de gaswinning gaan de inkomsten van de overheid omlaag.

Politiek Waaraan besteden we het belastinggeld? 10 A,B,C,D,E Eigen uitwerking leerling. Voorbeelduitwerking:

A Ik ga bezuinigen op: 1. Hulp aan arme landen (of B) 100 miljoen minder 2. Meer autowegen (of H) 500 miljoen minder 3. Hogere uitkeringen (of D) 1 miljard minder

Ik geef extra geld aan: 1. Betere scholen (of A) 100 miljoen meer 2. Uitbreiding openbaar vervoer (of J) 500 miljoen meer 3. Betere ziekenhuizen (of I) 1 miljard meer

B Voorbeeldantwoord:

Ik bezuinig op meer autowegen (of H), omdat er dan geen natuur verloren gaat. Bovendien leiden meer auto’s tot meer luchtvervuiling.

* C Voorbeeldantwoord: Automobilisten zullen het niet eens zijn met deze bezuiniging, want die krijgen te maken met meer files.

D Voorbeeldantwoord: Ik geef extra geld aan betere ziekenhuizen (of I), omdat gezondheid het allerbelangrijkste is. Mensen die ziek zijn hebben daarom recht op de beste verzorging.

* E Voorbeeldantwoord: Artsen en verpleegkundigen zullen heel blij zijn met het extra geld, want zij kunnen hun werk beter doen. En natuurlijk zieke mensen, want zij krijgen een betere behandeling.

Politiek H2 Op wie ga jij stemmen? 1. ACTIEF / PASSIEF kiesrecht betekent het recht om je verkiesbaar te stellen.

ACTIEF / PASSIEF kiesrecht betekent dat je het recht hebt om te mogen stemmen. 2. a. Als je gekozen wordt voor het Nationaal Jeugddebat, lijkt dat op ACTIEF / PASSIEF

KIESRECHT, omdat je je verkiesbaar stelt. b. Eigen uitwerking leerling.

3. a. Voorbeeldantwoord:

Een lijsttrekker legt de standpunten van zijn/haar partij uit en probeert het vertrouwen van de kiezers te winnen.

* b. Er is nooit één partij die alle stemmen krijgt. Na de verkiezingen moeten de regeringspartijen samenwerken. Dat lukt alleen als de politici van die partijen wat toegeven op hun beloftes.

4. LINKSE / RECHTSE partijen willen een actieve overheid, omdat zij vinden dat de overheid moet

opkomen voor de zwakkeren in de samenleving. 5. Een RECHTSE partij zoals de PVV wil hogere straffen, strenge gevangenissen en taakstraffen

afschaffen. Een LINKSE partij zoals de PVDA hecht meer waarde aan het voorkomen van misdaad en het helpen van ex-gevangenen zodat ze niet nog eens de fout in gaan.

* 6. a. Een compromis is een afspraak waarbij alle partijen een beetje toegeven.

b. Eigen uitwerking leerling. 7 De juiste volgorde: 2 -- 5 -- 3 -- 1 -- 4 -- 6 8 A De VVD.

B GroenLinks (+10 zetels), D66 (+7 zetels) en het CDA (+6 zetels). C De partij die het meest verloor was de PvdA. D De regering wordt gevormd door ---. E Zij hebben samen --- vertegenwoordigers in de Tweede Kamer. Dit is --- meerderheid, want

samen hebben ze --- zetels. F De regering die wij nu hebben is vooral ---. Eigen uitwerking leerling.

9 Uitspraak 1 -- Links Uitspraak 2 -- Rechts Uitspraak 3 -- Links Uitspraak 4 -- Links Uitspraak 5 -- Rechts Uitspraak 6 -- Links

Uitspraak 1 is LINKS omdat de overheid dan opkomt voor mensen in arme landen. Uitspraak 2 is RECHTS omdat rechts vindt dat de overheid zich niet te veel moet bemoeien met inkomens van mensen.

10 Eigen uitwerking leerling.

11 RECHTS, want uit zijn uitspraken blijkt dat hij voorstander is van een kleine en passieve overheid.

12 1. FvD (k) 2. PvdD (i) 3. CDA (e) 4. SP (z) 5. PVV (e) 6. D66 (n) 7. CDA (i) 8. SGP (s) 9. GroenLinks (l) 10. VVD (e) 11. ChristenUnie (u) 12. VVD (k) 13. DENK (!)

De spreuk is: kiezen is leuk! 13 Eigen uitwerking leerling.

Politiek H3 Stromingen in de politiek

* 1. - Liberalisme. -Sociaal-democratie. -Christen-democratie.

* 2. Voorbeeldantwoord: Economische vrijheid: bedrijven mogen maken en verkopen wat zij willen. Het belangrijkste doel daarbij is: winst maken. Persoonlijke vrijheid: vrouwen mogen zelf bepalen of ze voor een abortus kiezen. Belangrijk daarbij is dat er zo min mogelijk regels zijn die deze keuze in de weg staan.

* 3. Arme mensen kunnen zich buitengesloten voelen waardoor onrust in de samenleving kan

ontstaan. Of: Daardoor lijkt het alsof alleen rijke mensen belangrijk zijn en arme mensen het zelf maar moeten uitzoeken.

* 4. Klaver heeft het over solidariteit met mensen die het wat minder hebben en over gelijke

kansen. Dat zijn uitgangspunten van de sociaal-democratische partijen.

* 5. a. De partij vindt dat mensen eerst voor elkaar moeten zorgen. De overheid moet alleen ingrijpen als er geen andere manier is.

b. Voorbeelden van normen zijn: je inzetten als mantelzorger, vrijwilligerswerk doen in buurthuizen, activiteiten voor ouderen verzorgen, enzovoort.

* 6. Het CDA en GroenLinks willen beide dat we zorgvuldig met de aarde omgaan.

* 7. De PVV en de VVD zijn LIBERALE partijen, daarom hebben ze beide het woord vrijheid in hun

naam.

* 8. De christen-democratie is tegen euthanasie. Christen-democraten vinden dat mensen niet mogen beslissen over leven en dood. Dat is een taak van God. Het liberalisme is vóór euthanasie. Liberalen zijn voor persoonlijke vrijheid. Dus ook de vrijheid om over je eigen lichaam/leven/dood te beslissen.

* 9

Sociaal-democratie Christen-democratie Liberalisme 1. actieve overheid 1. CDA 1. vrijheid 2. PvdA 2. zorgen voor elkaar 2. rechts 3. gelijkwaardigheid 3. ChristenUnie 3. D66 4. GroenLinks 4. naastenliefde 4. passieve overheid 5. links 5. SGP 5. zelf beslissen over je

leven 6. SP 6. politieke midden 6. VVD

* 10 A Omdat Asscher tegen belastingverlaging voor bedrijven is en het geld liever besteedt aan onderwijs. B Dijkhoff hoort bij de liberale stroming, omdat hij voor economische vrijheid is. C Voorbeeldantwoorden: AFSCHAFFEN, want: deze maatregel is alléén goed voor buitenlandse bedrijven en daarmee investeer je niet in Nederland. NIET AFSCHAFFEN, want het is goed voor buitenlandse bedrijven en die besluiten dan

sneller om naar Nederland te komen (en dat zorgt voor meer werkgelegenheid).

* 11 1. C; 2. L; 3. S; 4. L; 5. C; 6. L

* 12 Eigen uitwerking leerling.

* 13 Eigen uitwerking leerling.

Politiek H4 De parlementaire democratie 1. De verkiezingen zijn vrij betekent dat je zelf beslist op wie je stemt.

De verkiezingen zijn geheim betekent dat niemand weet op wie je gestemd hebt. 2. Voorbeeldantwoord:

Iemand wordt betaald om op een bepaalde partij te stemmen en moet daarvan als bewijs een ‘stemfie’ maken: dan zijn de verkiezingen niet vrij.

3. Omdat het parlement de meeste macht heeft en het volk de leden van het parlement kiest.

* 4. Voorbeeldantwoord: Nederland is een rechtsstaat omdat het een grondwet heeft die de burgers grondrechten garandeert.

* 5. Door de grondwet zijn burgers beschermd tegen te veel macht van de overheid.

6. a. De machtenscheiding heet de trias politica.

b. Het doel van de trias politica is dat de macht gespreid wordt en dus niet bij één groep of één persoon terechtkomt.

* 7. Het bericht geeft aan dat Nederland een rechtsstaat is: burgers mogen protesteren en proberen

de politiek te beïnvloeden. Of: Het bericht geeft aan dat er sprake is van een trias politica: de minister van Onderwijs voert het beleid uit, maar de Tweede Kamer beslist over veranderingen van dat beleid.

8. Eigen uitwerking leerling. 9 A Eigen uitwerking leerling.

B Voorbeeldantwoorden: - Ik vind dat 16- en 17-jarigen WEL stemrecht moeten krijgen, omdat zij dan kunnen

meebeslissen over hun eigen belangen. - Ik vind dat 16- en 17-jarigen NIET stemrecht moeten krijgen, omdat veel jongeren

weinig interesse in de politiek hebben. Ze weten er ook weinig van. 10 De vier zinnen zijn allemaal juist. 11 Je kunt de politiek beïnvloeden door:

handtekeningen te verzamelen; media-aandacht te zoeken; te lobbyen bij politici; lid te worden van een politieke partij;je spreekrecht tijdens een vergadering van politici te gebruiken; lid te worden van een actiegroep; een burgerinitiatief te starten; een politieke partij op te richten.

12 A Ja, want veel mensen maken zich er druk om (honderden meldingen), er zijn verschillende

meningen over de oplossing (bijvoeren of niet), er is media-aandacht en de politiek bemoeit zich ermee.

B Eigen uitwerking leerling.

13 A-B Eigen uitwerking leerling. C De middelen:

- Media-aandacht zoeken. Aanhouding op Facebook zetten, interview met RTV Midden, het Kamerdebat volgen.

- Bellen of e-mailen met politici.

Mailtje naar de wethouder en afspraak met hem, Kamerleden bellen en twitteren. D De informatiefunctie (wat gebeurt er in de stad: rellen en avondklok) en de controle- of

waakhondfunctie (het werk van politici volgen en controleren). E-F Eigen uitwerking leerling.

Politiek H5 Wie bestuurt Nederland? 1. Juiste zinnen: De koning zit wel in de regering, maar niet in het kabinet. 2. a. De MINISTER-PRESIDENT want hij is de leider van het kabinet.

b. De KONING want hij heeft maar weinig taken en hij mag zich niet bemoeien met politieke kwesties.

3. Eigen uitwerking leerling. 4. Voorbeeldantwoorden:

- De minister van Justitie en Veiligheid. Hij gaat over het inzetten van de politie. - De minister van Defensie. Die kan het leger inzetten om de terroristen uit te schakelen. - De minister van Binnenlandse Zaken. Hij is de baas van de Algemene Inlichtingen- en

Veiligheidsdienst (AIVD) die terroristen in de gaten houdt. - De minister-president. Hij geeft leiding aan het kabinet.

5 a. D66, GroenLinks en de SP.

b. Ministers worden bij hun werk ondersteund door staatssecretarissen en ambtenaren. 6. Voorbeeldantwoord:

In een regeerakkoord staat welke plannen de regering heeft voor de komende jaren. 7. Overeenkomst: in beide staan de plannen van de regering voor het volgende jaar.

Verschil: de troonrede is een opsomming van verschillende maatregelen en plannen, de miljoenennota is een financieel overzicht met vooral cijfers.

8. a. De taak: een handtekening zetten onder alle wetten.

* b. Het is eigenlijk ondemocratisch dat we een koning als staatshoofd hebben, omdat de bevolking niet kan kiezen wie de koning(in) wordt.

9 A De totale inkomsten in 2018 zijn: 285 miljard euro

De totale uitgaven in 2018 zijn: 277 miljard euro Conclusie: de Nederlandse regering geeft in 2018 MINDER geld uit dan ze binnenkrijgt. Nederland heeft dus een BEGROTINGSOVERSCHORT.

B Voorbeeldantwoorden: - Directe belastingen: loon- en inkomstenbelasting (bijbaantje). - Indirecte belastingen: btw (alle consumentenartikelen) en accijnzen. - Premie volksverzekeringen: worden ingehouden op het loon, bijvoorbeeld AOW

(bijbaantje). C De overheid kan de uitgaven verlagen door te bezuinigen of de belastingen verhogen zodat

er meer inkomsten komen. 10 Voorbeelden van een goed antwoord:

Nee, want de koning heeft vrijwel geen macht. Nee, want de koning mag zich niet bemoeien met politieke kwesties. Nee, want de vraag of ze een uitkering krijgen wordt beslist door het kabinet en de Tweede Kamer, niet door de koning.

11

Politiek Cartoons 12 Voorbeelduitwerking:

A De tekening gaat over minister-president Rutte die samen met andere partijen (afgebeeld op de knotsen) aan een nieuwe regeringsperiode begint.

B De tekenaar wil zeggen dat het een bijna onmogelijke taak is. Of: dat het een instabiele regering is. Of: dat het balanceren op een dun draadje is. Of: dat de kans op (het) vallen (van het kabinet) groot is. Of: dat Rutte alle regeringspartijen tevreden moet houden en dat dat bijna onmogelijk is.

C Ik vind dat de tekenaar gelijk heeft. Het is heel moeilijk om een regering te vormen met vier verschillende partijen, dus de kans op vallen is groot.

13 Voorbeelduitwerking:

A De tekening gaat over: de zorg in verpleeghuizen. De bewoners zijn ongelukkig. Op een rooster staat dat ze maar eens per week verzorgd worden. Uit het nieuwsbericht op de tv blijkt dat de overheid bezuinigt op de zorg.

B De tekenaar wil zeggen dat: de bezuinigingen in de zorg te ver gaan. Hij overdrijft om zijn punt te maken.

C Ik vind: dat de tekenaar ongelijk heeft. Het is niet zo dat mensen maar eens in de week kunnen tandenpoetsen. Om de zorg betaalbaar te houden moet er bezuinigd worden.

14 Eigen uitwerking leerling. 15 Eigen uitwerking leerling.

Politiek H6 Het parlement 1. Eigen uitwerking leerling. 2. Kamerleden worden door de bevolking gekozen om namens hen beslissingen te nemen. 3. Drie verschillen zijn:

- De Eerste Kamer heeft 75 leden, de Tweede Kamer 150 leden. - De leden van de Eerste Kamer zijn indirect gekozen, de leden van de Tweede Kamer direct

door de bevolking. - De Tweede Kamer heeft wel het recht van amendement, de Eerste Kamer niet.

4. Juiste zinnen: Ministers maken de meeste wetsvoorstellen; Kamerleden stemmen over wetsvoorstellen; De Eerste en Tweede Kamer samen heten het parlement; Kamerleden zijn nooit tegelijk minister.

* 5. De regeringscoalitie bestaat uit ---. De leiders van deze partijen zijn ---.

* 6. Een regeringspartij wordt een oppositiepartij als ze na de verkiezingen niet langer deel uitmaakt

van de regeringscoalitie.

* 7. 1. Stemrecht. 2. Recht van amendement. 3. Recht van initiatief.

* 8. Dit is een voorbeeld van het VRAGENRECHT, omdat het Kamerlid een vraag stelt aan de minister.

9 Eigen uitwerking leerling. 10 1. Tweede Kamerlid 2. Koning; Minister 3. Minister 4. Koning; Minister 5. Minister; Tweede Kamerlid 6. Minister 7. Tweede Kamerlid 8. Koning 9. Minister; Tweede Kamerlid 10. Minister; Tweede Kamerlid 11 Juiste volgorde: b; f; d; a; g; c; e 12 Voorbeeldantwoorden:

Ministers hoort er niet bij, omdat die niet tot het parlement behoren, de andere drie wel. Of: Ministers hoort er niet bij, omdat die niet direct of indirect worden gekozen, de andere drie wel.

13 A (Mede)wetgeving en controleren van de ministers.

B Voorbeeldantwoorden: Argument voor controlerende taak: Kamerleden hebben veel rechten om de regering te controleren. Ministers kunnen eigenlijk maar weinig doen als het parlement het niet goed vindt.

Argument voor wetgevende taak: Alle wetsvoorstellen moeten door zowel de Eerste als de Tweede Kamer worden

goedgekeurd. Er kan dus niets gebeuren zonder dat de Kamerleden het hebben goedgekeurd. Dat geeft hen veel macht.

C Dan zou namelijk de minister zijn eigen werk moeten controleren en dat is niet democratisch.

* 14 Coalitie h. Alle regeringspartijen samen. Debat c. Is vaak een gevolg van een interpellatieverzoek. Regering f. Debatteert met de Tweede Kamer over wetsvoorstellen. Tweede Kamer

d. Heeft het recht van amendement.

Parlement a. De gekozen landelijke volksvertegenwoordigers. Troonrede e. Overzicht van de plannen van de regering voor het volgende jaar. Wetsvoorstel b. Plan om een maatschappelijk probleem op te lossen. Oppositie g. De partijen in de Tweede Kamer die niet in de regering zitten.

15 A Het vragenrecht en het motierecht.

B SP, want hij komt op voor de ‘gewone’ fans omdat hij wil dat de overheid iets doet aan het doorverkopen van kaartjes voor een veel hogere prijs.

C Eigen uitwerking leerling.

* 16 A 1. stemrecht; 2. recht van amendement; 3. vragenrecht; 4. recht van initiatief; 5. recht van interpellatie; 6. motierecht

B Voorbeeldantwoord: 6. Een Kamerlid dient een motie in waarin ze de regering vraagt te bekijken of een aantal

wegen in aanmerking komt voor investeringen van het Rijk. 17

Politiek H7 Gemeente en provincie 1. Nederland heeft 12 provincies en 390 gemeenten.

Eigen uitwerking leerling. 2. Voorbeeldantwoorden:

Rijbewijs aanvragen; Verklaring omtrent het gedrag (VOG) aanvragen; Paspoort/identiteitskaart regelen; Verhuizing doorgeven; Huwelijk aanvragen; Aanvragen van een (ver)bouwvergunning.

3. Wie wordt gekozen: de gemeenteraad 4. a. Met de Tweede Kamer.

b. Met de minister-president. 5. Eigen uitwerking leerling.

* 6. Gedeputeerde Staten kun je vergelijken met het kabinet.

Provinciale Staten kun je vergelijken met de Tweede Kamer. De commissaris van de koning kun je vergelijken met de minister-president.

* 7. a. Voorbeeldantwoorden:

- Het plannen van gebieden voor wonen, industrie en recreatie. - Aanleg en onderhoud van wegen tussen steden en dorpen.

b. Omdat het goedkoper is en de gemeente dichter bij de inwoners staat dan het Rijk. 8 Foto 1: Friesland; Foto 2: Zeeland; Foto 3: Noord-Brabant; Foto 4: Drenthe 9 A t/m F: Eigen uitwerking leerling. 10 A Het controleren van het college van B en W en het stemmen over belangrijke besluiten.

B Voorbeeldantwoorden: Argumenten voor: - Lokale partijen weten het best wat er in een gemeente moet gebeuren. - Een lokale partij kan zich helemaal concentreren op de eigen gemeente en hoeft zich

minder met landelijke kwesties bezig te houden. Argument tegen: - Een lokale partij is klein en kan zich niet goed organiseren, dat kan een landelijke partij

veel beter.

11

* 12

13 a. Zij hebben een controlerende taak.

GEMEENTERAADSLEDEN / EERSTE KAMER b. Zij voeren beleid uit.

AMBTENAREN / COMMISSARIS VAN DE KONING / MINISTERS c. Zij worden direct gekozen door de bevolking.

GEMEENTERAADSLEDEN d. Zij kiezen de leden van de Eerste Kamer.

LEDEN VAN DE PROVINCIALE STATEN

Politiek Samenvatting Hoofdstuk 1 In de politiek gaat het om keuzes maken. Politici nemen de besluiten over alle dingen die van algemeen belang zijn, zoals het onderwijs en de aanleg van snelwegen. Al deze maatregelen en taken kosten geld. De overheid krijgt dat geld van burgers en bedrijven die belasting betalen. De overheid kan ook minder geld uitgeven, dat noemen we bezuinigen. In Nederland kiezen wij de politici. Je noemt dit indirecte democratie. Bij directe democratie, zoals bij een referendum, neemt de bevolking de besluiten. Hoofdstuk 2 In ons land mag iedere Nederlander ouder dan 18 jaar stemmen bij de verkiezingen. Je noemt dit actief kiesrecht. Als je wilt dat mensen op jou stemmen, maak je gebruik van het passieve kiesrecht. Politieke partijen kun je onderverdelen in: • linkse politieke partijen, zoals de PvdA en de SP (of GroenLinks).

Zij willen dat de overheid actief optreedt om de positie van de zwakkeren te verbeteren. • middenpartijen, zoals het CDA en de ChristenUnie (of D66). Zij willen dat mensen goed voor

elkaar zorgen. Alleen als het echt nodig is, helpt de overheid een handje. • rechtse partijen, zoals de VVD, de SGP en de PVV willen dat de overheid ervoor zorgt dat

mensen in vrijheid kunnen doen wat ze willen. * In Nederland heeft nog nooit een partij de meerderheid van de stemmen gehaald. Daarom zitten er in

de regering meer partijen. Hoofdstuk 3

* In ons land zijn drie politieke stromingen: • liberalen, zoals die van de VVD vinden vrijheid belangrijk, zodat burgers en bedrijven kunnen

doen wat ze willen. • sociaal-democraten zoals van de PvdA, GroenLinks en de SP, benadrukken

gelijkwaardigheid. • christen-democraten, zoals het CDA de SGP, en de ChristenUnie, vinden naastenliefde een

belangrijke waarde. 50Plus, de PVV en de PvdD passen niet goed bij een bepaalde politieke stroming.

Hoofdstuk 4 Aan verkiezingen mag iedereen vanaf 18 jaar meedoen. Het zijn vrije en geheime verkiezingen omdat je zelf mag kiezen op wie je stemt en je stem geheim blijft. Om alles goed te laten verlopen in een democratie, zijn de rechten van mensen opgeschreven in de grondwet. Hierin staan ook de rechten en plichten van de overheid. Een voorbeeld is de verdeling van de macht in drie delen, de trias politica. Daarom noem je Nederland een rechtsstaat. Politici moeten weten wat de burgers belangrijk vinden. Pas dan kan de democratie echt goed werken. Er zijn allerlei manieren om de politiek te beïnvloeden, zoals handtekeningen verzamelen, media-aandacht zoeken, demonstreren, lid worden van een actiegroep, enzovoort.

Hoofdstuk 5 Nederland wordt bestuurd door de regering, die bestaat uit de koning en de ministers. Ons staatshoofd heeft weinig macht maar zet wel een handtekening onder nieuwe wetten. De ministers hebben meer macht. Zij hebben twee taken: wetten voorbereiden en wetten uitvoeren. Samen met de staatssecretarissen vormen de ministers het kabinet. Als het kabinet begint met regeren maakt het haar plannen bekend in het regeerakkoord. De plannen voor het volgende jaar staan in de troonrede, die de koning voorleest, en in de miljoenennota, die de minister van Financiën aan de Tweede Kamer aanbiedt. Hoofdstuk 6 De Tweede Kamer (150 leden) vormt samen met de Eerste Kamer (75 leden) het parlement. Hun taken zijn: stemmen over wetsvoorstellen en het controleren van de ministers.

* Om hun controlerende taak uit te oefenen hebben de Kamerleden onder andere het vragenrecht, het recht van interpellatie en het motierecht. Om hun wetgevende taak uit te oefenen hebben Kamerleden het stemrecht, het recht van amendement en het recht van initiatief. Politieke partijen die samen de regering vormen noem je de coalitie. Partijen die het niet eens zijn met het beleid van de regering, noem je de oppositie. Hoofdstuk 7 De gemeente wordt bestuurd door de gemeenteraad, die stemt over belangrijke besluiten en het college van B en W controleert. De burgemeester, die wordt benoemd door de regering, en de wethouders, een soort ministers, voeren deze besluiten uit en regelen de dagelijkse zaken.

* In de provincie nemen de Provinciale Staten de belangrijke besluiten. Ook kiezen zij de leden van de Eerste Kamer. De commissaris van de koning vormt samen met de Gedeputeerde Staten het dagelijks bestuur.

Politiek Begrippenlijst Politiek is het maken van keuzes en het nemen van beslissingen over hoe een land, een provincie of een gemeente bestuurd moet worden. Ambtenaren zijn personen die werken voor de overheid. De overheid bestaat uit alle politici en ambtenaren samen. Algemeen belang wil zeggen dat bepaalde dingen voor heel veel mensen belangrijk zijn. Belastinggeld wordt gebruikt voor salarissen van ambtenaren, maar ook zaken als de zorg en de bouw van scholen en huizen. Bezuinigingen zijn er wanneer de overheid ergens minder geld aan uitgeeft. Een directe democratie is een land, waar het volk invloed heeft op politieke besluiten. Een indirecte democratie is een land, waar volksvertegenwoordigers namens ons beslissingen nemen. Een referendum is een volksstemming over een belangrijk onderwerp. Actief kiesrecht is het recht om te mogen stemmen. Passief kiesrecht is het recht om je verkiesbaar te stellen. Een lijsttrekker is de belangrijkste man of vrouw van een politieke partij in verkiezingstijd. Politiek links wil dat de overheid het verschil tussen arm en rijk verkleint. Politiek rechts wil dat de overheid zich zo min mogelijk met de burgers bemoeit. Het politieke midden wil dat de overheid alleen helpt als het echt niet anders kan.

* Een compromis is een afspraak waarbij alle partijen een beetje toegeven.

* Een politieke stroming is een verzameling ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het beste met elkaar kunnen samenleven.

* Het liberalisme wil vrijheid om te leven zoals jij wilt.

* De sociaal-democratie wil gelijkwaardigheid. Als mensen solidair zijn met elkaar, kan geld, macht en kennis eerlijk worden verdeeld.

* De christen-democratie wil naastenliefde en samenwerking weer belangrijk maken. Als mensen goed voor elkaar zorgen gaat het beter met ons land. Een vrije verkiezing betekent dat je mag stemmen op wie je wilt. Een geheime verkiezing betekent dat niemand weet op wie je hebt gestemd.

We noemen Nederland een parlementaire democratie omdat het parlement de hoogste macht heeft. Mensenrechten zijn hetzelfde als grondrechten. De trias politica is de scheiding der machten. De regering bestaat uit het dagelijks bestuur van ons land. In het regeerakkoord staan zaken die de regering de komende jaren wil bereiken. In het kabinet zitten de ministers en staatssecretarissen. De troonrede is het plan van de regering voor het komende jaar. De miljoenennota is een overzicht van alle uitgaven en inkomsten die de regering voor dat jaar verwacht. Het parlement bestaat uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

* Stemrecht is dat Kamerleden wetsvoorstellen kunnen goedkeuren of afkeuren.

* Het recht van amendement is dat Kamerleden delen van wetsvoorstellen kunnen veranderen.

* Het recht van initiatief is dat Kamerleden zelf wetsvoorstellen mogen maken en die aan de Kamer mogen voorleggen.

* Vragenrecht betekent dat Kamerleden mondeling of per brief vragen mogen stellen aan ministers of staatssecretarissen en zij die vraag moeten beantwoorden.

* Het motierecht is het recht van de Kamer om een uitspraak (motie) te doen waarin zij haar mening over iets geeft of een minister vraagt iets te doen.

* Het recht van interpellatie is dat Kamerleden een minister ter verantwoording mogen roepen.

* Enquêterecht is dat Kamerleden een groot onderzoek mogen uitvoeren als ze denken dat de regering grote fouten heeft gemaakt in een bepaalde kwestie.

* Een coalitie is de partijen die samen de regering vormen.

* De oppositie zijn de partijen die niet in de regering zitten. B en W betekent (het college van) burgemeester en wethouders. De gemeenteraad heeft twee taken: • stemmen over belangrijke besluiten. • het controleren van het college van B en W.

* Het provinciebestuur bestaat uit: de commissaris van de koning, Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten.