THEMA 1: EMBRYOLOGIE - IFMSA-NL | Tentamens GNK · clavicula? Vraag 24 In welk vakje bevindt zich...

16

Transcript of THEMA 1: EMBRYOLOGIE - IFMSA-NL | Tentamens GNK · clavicula? Vraag 24 In welk vakje bevindt zich...

THEMA 1: EMBRYOLOGIE

Antwoordopties:

Gegeven is een tekening van transversale doorsneden van de bovenbuik die vier stadia in de ontwikkeling weergeeft. In de figuur zijn de structuren aangegeven met letters, en deze letters zijn de antwoordopties van dit thema.

Instructie:

Beantwoord de volgende vragen met behulp van de letters uit de bovenstaande figuur. Het getal tussen haakjes geeft het maximaal aantal toegestane antwoorden weer.

Vraag 1 Welke mesenteriën ontstaan uit het ventrale mesenterium? (2)

Vraag 2 Welke letters wijzen naar bloedvaten? (2)

Vraag 3 Tussen welke twee structuren vormt zich het lig. splenorenale? (2)

Vraag 4 Het foramen omentale ligt het dichtste bij de structuur, aangeduid

(1) met de letter. ..

Vraag 5 In welke twee mesenteriën ontstaat de pancreas? (2)

Vraag 6 Tussen welke twee structuren bevindt zich het omenturn majus? (2)

l

THEMA 2: HET BEKKEN

Antwoordopties:

A a. temaralis N m. gluteus medius

B a. glutea inferior 0 m. levator ani

c a. glutea superior p m. obturatorius internus

D a. iliaca interna Q n. temeralis

E a. pudenda interna R n. gluteus intener

F a. testicularis s n. gluteus supenor

G arcus tendineus T n. ischiadicus

H diafragma uregenitale u n. obturatorius

incisura ischiadica minor V n pudendus

J incisura ischiadica major w ramus ischiopubicus

K lineaarcuata x ramus superior ossis pubis

L m. iliopsoas y sacrum

M m. piriformis z tuber ischiad1cum

Instructie: Beantwoord de onderstaande vragen met behulp van bovenstaande antwoordopties. Het getal tussen haakjes geeft het maximaal aantal toegestane antwoorden aan.

Vraag 7 Aan welke structuur is het grootste gedeelte van het

(1) diafragma uregenitale vastgehecht?

Vraag 8 Welke structuren zijn onderdelen van de linea terminalis? (3)

Vraag 9 Tussen welke twee botonderdelen sluiten aan op de spina (2) ischiadica?

Vraag 10 Welke structuren lopen door het foramen infrapirifome? (5)

THEMA 3: BUIKWAND

Antwoordopties:

Hieronder ziet u een opengewerkte afbeelding van de buikwand. Er zijn structuren aangegeven met de letters A t/m N. Deze letters zijn de antwoordopties van dit thema.

Instructie: Beantwoord de onderstaande vragen met behulp van de letters in de tekening. Het getal tussen haakjes geeft het maximaal aantal toegestane antwoorden aan.

Vraag 11 Welke structuren vormen boven de navel de voorste laag

(2) van de rectusschede?

Vraag 12 Het ligamenturn inguinale ontstaat uit de aponeurose van

(1) een spier. Welke spier is dit?

Vraag 13 De m. eremaster is een voortzetting van een spier. Welke

(1) spier is dit?

Vraag 14 Onder de linea arcuata lopen dorsaal van de a. epigastrica

(2) twee lagen. Welke lagen zijn dit?

Vraag 15 Welke letters staan bij spieren die NIETtot de buikspieren

(2) behoren?

Vraag 16 Na training van een bepaalde spier ontstaat er een

(1) 'sixpack'. Met welke letter wordt deze spier aangegeven?

THEMA 4: LIESKANAAL

Antwoordopties:

A a. epigastrica interior m. obliquus externus abdominis

B a. temoralis J m. obliquus internus abdominis

c a. testicularis K m. transversus abdominis

D ductus deterens L n. temeralis -

E lig. inguinale M n. pudendus

F lig. teres uteri N v. temeralis

G m. eremaster 0 v. iliaca externa

H m. iliopsoas p v. testicularis

Instructie:

Beantwoord de onderstaande vragen met behulp van de bovenstaande antwoordopties. Het getal tussen haakjes geeft het maximaal aantal toegestane antwoorden aan.

Vraag 17 Welke structuren lopen door het mannelijk lieskanaal? (4)

Vraag 18 Welke structuren dragen het meeste bij aan de vorming

(3) van het lieskanaal?

Vraag 19 Welke structuren lopen door de lacuna musculorum? (2)

Vraag 20 Welke structuren lopen door de lacuna vasorum? (2)

THEMA 5: PROJECTIES

Antwoordopties: Hieronder is de ventrale rompwand van een man afgebeeld. Er is een raster met antwoordopties A tlm Y overheen geprojecteerd.

Instructie: Beantwoord de onderstaande vragen met behulp van de letters in de tekening. Het getal tussen haakjes geeft het maximaal aantal toegestane antwoorden aan.

Vraag 21 In welke twee vakjes is de tricuspidalisklep het beste te

(2) ausculteren?

Vraag 22 In welk vakje bevindt zich de linker longtop het meest

(1) waarschijnlijk?

Vraag 23 In welk vakje bevindt zich het midden van de rechter

(1) clavicula?

Vraag 24 In welk vakje bevindt zich de projectie van de aorta bifurcatie

(1) het meest waarschijnlijk?

Vraag 25 In welke vakjes bevindt zich de projectie van colon

(3) descendens het meest waarschijnlijk?

Vraag 26 In welke vakjes bevindt zich de projectie van het caecum het

(2) meest waarschijnlijk?

Vraag 27 In welk vakje bevindt zich de projectie van de anulus externus

(1) van het linker lieskanaal zich het meest waarschijnlijk?

THEMA 6: BEELDVORMING

Patiënt is een vrouw van 56 jaar. Op de hierna volgende doorsneden uit een CT-onderzoek van de thorax zijn GEEN afwijkingen zichtbaar. De afbeeldingen zijn transversale doorsneden van craniaal naar caudaal.

Antwoord opties:

A a. carotis dextra M rechter atrium

B a. carotis sinistra N rechter hoofdbronchus

c a. subciavia dextra 0 rechter ventrikel

D a. subciavia sinistr p scapula

E aorta ascendens Q sternum

F aorta boog R trachea

G aorta descendens, thoracaal deel s truncus brachiocephalicus

H aorta descendens, abdominaal deel T truncus pulmonalis

I linker atrium u v. azygos

J linker hoofdbronchus V v. brachiocephalica

K linker ventrikel w v. cava inferior

L oesophagus x v. cava superior

Instructie:

Beantwoord de onderstaande vragen met behulp van de bovenstaande àntwoordopties. Het getal tussen haakjes geeft het maximaal aantal toegestane antwoorden aan.

Vraag 28

Vraag 29

Vraag 30

Welke structuren zijn zichtbaar in de rechthoek op afbeelding 1?

Welke structuren zijn zichtbaar in de rechthoek op afbeelding 2?

Welke structuren zijn zichtbaar in de rechthoek op afbeelding 3?

(8)

(8)

(5)

Afbeelding 1.

Afbeelding 2.

Afbeelding 3.

THEMA 7: LONG EN LONGHILUS

Antwoordopties:

A a. bronchialis L mm. intereestales interni

8 a. pulmonalis M mm. intereestales intimi

c a. thoracica interna N pleura visceralis

D a. thoracica lateralis 0 pleura parietalis

E a. thoracodorsalis p pulmo dexter

F bronchus principalis a pulmo sinister

G costae (ribben) R recessus costomediastinalis

H !obus inferior s recessus costodiaphragmaticus

I !obus medius T v. bronchialis

J !obus superior u v. pulmonalis

K mm. intereestales externi V v. thoracica interna

Instructie:

Beantwoord de onderstaande vragen met behulp van de bovenstaande antwoordopties. Het getal tussen haakjes geeft het maximaal aantal toegestane antwoorden aan.

Vraag 31 Welke 2 longkwabben worden van elkaar gescheiden door de

(2) fissura horizontalis?

Vraag 32 Wat zijn de 3 grootste structuren in beide long hili? (3)

Vraag 33 Welke arterie verzorgt de bloedvoorziening van de long zelf? (1)

Vraag 34 Welke structuur ligt het meest craniodorsaal in de rechter

(1) longhilus?

Vraag 35 Welke structuur ligt het meest ventracaudaal in de linker longhilus? (1)

Vraag 36 Tussen welke structuren bevindt zich lucht als er sprake is van een

(2) klaplong?

Als iemand zich verslikt bij het eten van pinda's, kan er een pinda in Vraag 37 de longen terecht komen. In welke long zal de pinda zich naar alle (1)

waarschijnlijkheid bevinden?

THEMA 8: BEKKENBODEM

Antwoordopties:

A anus M os ischii

B arcus tendineus N os sacrum

c blaas 0 prostaat

D lig. sacrospinale p ra mus superior ossis pubis

E lig. sacrotuberale Q rectum

F linea arcuata R symphysis pubis

G m. iliocoggygeus s tuber ischiadicum

H m. obturatorius internus T ureter

I m. piriformis u urethra

J m. pubocoggygeus V vagina

K m. puborectalis - w vas deferens

L m. sphincter ani externus -

Instructie: Beantwoord de onderstaande vragen met behulp van de bovenstaande antwoordopties. Het getal tussen haakjes geeft het maximaal aantal toegestane antwoorden aan.

Vraag 38 Welke spieren maken onderdeel uit van de m. levator ani? (3)

Vraag 39 Welke structuren maken deel uit van de aanhechtingslijn van

(3) het diafragma pelvis?

Vraag 40 Welke structuren vormen de begrenzing van de hiatus

(3) levatorius (levatorenpoort)?

Vraag 41 Welke structuren vormen openingen in het diafragma

(2) urogenitale?

Vraag 42 Welke structuren liggen in het perineale gebied? (5)

THEMA 9: EEN KLINISCHE CASUS

Een patiënt wordt het ziekenhuis binnengebracht na een vechtpartij in een snackbar. Hij heeft een steekverwonding rechts in de oksel; het gevolg van het niet willen betalen van zijn patatje oorlog. Hij is er slecht aan toe en zijn kleren zijn doordrenkt met bloed. De dienstdoende dokter constateert dat het mes de thorax is binnengedrongen. Er is sprake van een klaplong (pneumothorax).

Antwoordopties:

A aorta ascendens L n.vagus

B aorta descendens M nn. intereestales

c a. epigastrica superior dextra N oesophagus

D a. pulmonalis dextra 0 onderkwab

E a. thoracica interna dextra p pericard

F bovenkwab Q pleura parietalis

G fissura horizontalis R pleura visceralis

H intercostaalspieren s rechter ventrikel

I linker ventrikel T v. azygos

J middenkwab u v. hemiazygos

K n. phrenicus dextra

Instructie: Beantwoord de onderstaande vragen met behulp van de bovenstaande opties. Het getal tussen haakjes geeft het maximaal aantal toegestane antwoorden aan.

Vraag 43

Vraag 44

Welke structuren zijn op grond van de informatie hierboven met grote zekerheid geraakt?

De arts besluit een thoraxdrainage te verrichten. Hij heeft dit nog niet vaak gedaan en kiest een verkeerde plaats: de 39

intercostaalruimte 1 à 2 cm rechts naast het sternum. Nadat hij

(4)

(1)

Vraag 45 een gaatje voor de drain in de thoraxwand heeft gemaakt (1) begint het hard te bloeden. Welk bloedvat is naar alle waarschijnlijkheid geraakt bij het maken van het gaatje voor de drain?

THEMA 10: DE THORAXFOTO

Antwoordopties:

Hieronder ziet u een röntgenfoto van een patiënt met een klaplong. Er is een raster met de antwoordopties A tlm Y overheen getekend.

Instructie: Beantwoord de onderstaande vragen met behulp van de letters in de tekening. Het getal tussen haakjes geeft het maximaal aantal toegestane antwoorden aan.

Vraag 46 vakje bevindt zich het grootste gedeelte van de (1)

?

Vraag 47 (1)

Vraag 48 worden delen van de rechter 4" rib

(4)

Vraag 49 In welke vakjes bevindt zich het grootste gedeelte van de linker

(3) 9" rib?

Vraag 50 In welke vakjes is de klaplong van de patiënt het meest duidelijk? (2)

zich de contouren van de atria het Vraag 51

meest (3)

Vraag 52 In welke vakjes verloopt de linker hoofdbronchus? (2)

Antwoordsleutel herhaaltoets

vraag: 01: DF

vraag: 02: JG

vraag: 03: IH

vraag: 04: D

vraag: 05: BD

vraag: 06: CH

vraag: 07: W

vraag: 08: KXY

vraag: 09: IJ

vraag: 10: BERTV

vraag: 11: BF

vraag: 12: B

vraag: 13: F

vraag: 14: JE

vraag: 15: CN

vraag: 16: L

vraag: 17: CDGP

vraag: 18: EIJ

vraag: 19: HL

vraag: 20: BN

vraag: 21: GI

vraag: 22: D

vraag: 23: A

vraag: 24: W

vraag: 25: OTY

vraag: 26: UV

vraag: 27: X

vraag: 28: BDLQRSVX

vraag: 29: EGJNLTUX

vraag: 30: GKLMW

vraag: 31: IJ

vraag: 32: BFU

vraag: 33: A

vraag: 34: F

vraag: 35: U

vraag: 36: NO

vraag: 37: P

vraag: 38: GJK

vraag: 39: BDN

vraag: 40: AKR

vraag: 41: UV

vraag: 42: AHLUV

vraag: 43: HOQR

vraag: 44: T

vraag: 45: E

vraag: 46: H

vraag: 47: S

vraag: 48: FGKL

vraag: 49: STY

vraag: 50: MN

vraag: 51: QLM

vraag: 52: HM