130 - IFMSA-NL | Tentamens GNK · 2020. 5. 1. · 130.000 2. Op \Velke \vijze is het aantal...

25
I I I I t ( 1\(..: vastgesteld? l. 70.000 2. 100 .000 3. 130.000 2. Op \Velke \vijze is het aantal sterftegevallen aan kanker in Nederland het best t 1 ? kan het beste met: e e ver agen · Dat @ Primaire preventiemaatregelen 2. \ froegdiagnostiek/screening 3. Voor \Velke van onderstaande vonnen van kanker is de 1 0-jaarsoverleving het laagst? Dat betreft: . Borstkanker ........... \_3 . Colonkanker 3. Prostaatkanker 4. Het percentage patiënten met prostaatkanker dat binnen 5 jaar na het stellen van de diagnose hieraan overlijdt is ongeveer: 15 % 2. 35o/o 5. Er is een belangrijke reden om immunochemische FOBT-test voor screening op dannkanker in de al emene populatie te verkiezen boven coloscopie. Deze reden is gelegen in de betere: 1) Uitvoerbaarheid van de screening 2. Sensitiviteit van de screeningstest 3. voorspellende waarde van een positieve testuitslag 6. Bij deoncogenese spelen diverse processen een rol. Voor het ontstaan van ongeremde tumorgroei is één van onderstaande processen vooral verantwoordelijk. Dat is: (!i angiogenese -1 apoptoseremming "2, 3. migratie 4. activerende mutatie van een suppressorgen 7. Bij een anuscarcinoom komen hematogene metastasen voor. In welk orgaan komen deze door aans het eerst voor? Dat is in de: 1. lever urineblaas longen 4. wervelkolom

Transcript of 130 - IFMSA-NL | Tentamens GNK · 2020. 5. 1. · 130.000 2. Op \Velke \vijze is het aantal...

  • • • • • I

    I

    I

    I

    t

    ( 1\(..:

    vastgesteld? l. 70.000 2. 100.000 3. 130.000

    2. Op \Velke \vijze is het aantal sterftegevallen aan kanker in Nederland het best t 1 ? kan het beste met: e e ver agen · Dat

    @ i~ ~ Primaire preventiemaatregelen 2. \ froegdiagnostiek/screening

    3. Voor \Velke van onderstaande vonnen van kanker is de 1 0-jaarsoverleving het laagst? Dat

    betreft: . Borstkanker ...........

    \_3. Colonkanker 3. Prostaatkanker

    4. Het percentage patiënten met prostaatkanker dat binnen 5 jaar na het stellen van de diagnose

    hieraan overlijdt is ongeveer:

    ~~ 1. 15% 2. 35o/o

    5. Er is een belangrijke reden om immunochemische FOBT-test voor screening op dannkanker in de al emene populatie te verkiezen boven coloscopie. Deze reden is gelegen in de betere:

    1) Uitvoerbaarheid van de screening 2. Sensitiviteit van de screeningstest 3. voorspellende waarde van een positieve testuitslag

    6. Bij deoncogenese spelen diverse processen een rol. Voor het ontstaan van ongeremde tumorgroei is één van onderstaande processen vooral verantwoordelijk. Dat is:

    (!i angiogenese -1 (2~ apoptoseremming

    "2, 3. migratie 4. activerende mutatie van een suppressorgen

    7. Bij een anuscarcinoom komen hematogene metastasen voor. In welk orgaan komen deze

    door aans het eerst voor? Dat is in de:

    1. lever urineblaas longen

    4. wervelkolom

  • 8. Knudson s ' 'in o hit ' hvnoth h d · d - J r ese ou t In at er veranderingen op beide aJlelen van een en

    1. betde oncogenen 10

    -· een oncogen en een suppressorgen 3 .. beide suppre sorgenen

    4. reeds geinactiveerde suppressorgenen

    aJigne geZ\vellen \Vorden patholoog-anatomisch onderzocht. Daaruit is gebleken dat deze eZ\ ellen:

    niet ongestructureerd groeien

    . uitsluitend uit maligne cellen bestaan ......

    auv overleg met de patholoog anatoom is belangrijk om tot een goede diagnose te komen. Bij \ elke an de onderstaande gevallen is dit overleg nog het meest van belang? Dat is bij een tumor:

    I. in de mamma 2. in de long 3. van onbekende origine

    ll. en onderscheidt prognostische en predictieve factoren in de oncologie. Welke van onderstaande kenmerken behoort zowel tot de prognostische als de predictieve factoren in de

    oncologie? . acL

  • ituati ;s et arcm -embryonaal anttgeen ( EA) ge chikt voor gebruik in de volgende ..J._ l . In de diagn tiek bij een patl ·nt met rectaal bloedverlies

    Be rdeJ n an de prognose na chirurgie er ening op R bij a ymptomatische personen

    1-. mputer ton1 lgmfie (CT) en Positron-en1issie tomografie (PET) zijn beeldvormende te hoieken gebruikt in d diagnostiek van kanker. Wat is juist?

    1. T heeft een lage anatomische resolutie en PET heeft een hoge contrast resolutie - · CT heeft een hoge contrast resolutie en PET heeft een hoge anatomische resolutie 3. CT heeft een hoge anaton1ische resolutie en PET heeft een lage contrast resolutie

    CT heeft een hoge anatornische resolutie en PET heeft een hoge contrast resolutie

    16. Een patiënt met een longcarcinoom in de rechter longtop wordt gestadieerd met een FDG-PET en een CT -scan. De PET -scan laat sterk verhoog_de_metabole actiY.iteitzien in de tumor in de rechter onderk' ab en sterk verhoogdemetabole activiteitineenlymfklier io.de recbteJ:. longhilus bij een nonnaai beeld van het mediastinum. De CT -scan laat een lymfklier met een kortste diameter van 0 5 cm zien in de rechter longhilus en een lymfKlier met een kortste diameter van 1 2 cm subcarinaal (boven de 1,0 cm wordt vergroot genoemd). Wat is het meest waarschijnlijk?

    1. De lymfklier in de rechter longhilus is een metastase, de lymfklier subcarinaal niet. 2. De lymfklier in de rechter longhilus is geen metastase, de lymfklier subcarinaal wel. 3. Geen van deze lymfklieren zijn metastasen, immers longkanker geeft zelden

    ly•nfklim metastasen. 4. Beide lymfklieren zijn metastasen.

    •• met een colorectaalcarcinoomjn de voorgeschiedenis worden met een MRI 3 . Resectie van de leveaanetastasen wordt overwogen. Alvorens tot

    over te wordt een FDG-PET gemaakt. De belangrijkste reden hiervoor is, om te

    1. Of de levermetastasen resectabel zijn. \ ... .. 3

    Of er nog meer levermetastasen zijn . Of er elders in bet lichaam metastasen zijn.

    4. Of er na de resectie voldoende leverfunctie overblijft.

    18. pati&lt met een klassiek Hodgkin lymfoom wordt behand~ld ~et 6 kuren a 2 kuren laat de FDG-PET geen verhoogde activiteit meer zten m de bekende

    Wat betekent dit? Alle tumorcellen zijn dood. •. De tumor goed op de chemotherapie, maar er kan nog rest tumor zun. De tumor reageert met op de chemotherapie.

  • J.

    • • • •

    I

    l . Tumorzoekende moleculen die radioa ·tie, e tral· , .... :~:: tb · IDg rugeven kiUnnen \VOrd b ik erap1e. Een be ~end orbeeid h · . b h >;;. ..... en ge ru ct voor . . I en an IS e andelmg van schildklierkanker . . J dide. \\elk aspe ti bij een dergelijke behandeling het belan""·kst? met radto-acttef

    1 0 d . ~~'.1 . · at patlënt een goede nierfun tie heeft.

    - · Dat er \ e I 'an de radioa tie\ e stof in de tumor komt. 3. Dat de patiënt geen afstandn1etastasen heeft.

    . Dat er \ eel meer van de radioactieve stof in de tumor komt dan in de ~rezonde \\eef-els. ...

    - 0. diotberapie i een van de behandelmogelijkheden van kanker. Bij onge,·eer \\elk percenta~re \ an patiënten maak~ radiotherapie onderdeel uit van de behandeling? --

    l. ... -oo

    - · - 0 - ~ ) \)

    _ ). Ioniserende straling oetènt negatieve inY!oed uit op cellen. Het therapeutische effect ,-an deze

    sualing op maligne cellen" ordt met name bepaald door de schade die \vordt toegebracht aan: ~ L het D. }\ -· het RJ l}\ 3. de celmembraan

    . de mitrocbondiën

    --· Een be_ualinszsbehandeling "·ordt in Yeel kleine dagelijkse porties tfracties Yerdeeld. Het .... belangrijkste doel daanran is:

    I. Repopulatie van tumorcellen tegen te gaan

    ~ Cellulair herstel van gezonde 'veefsels maximaal uit te nutten 3. Cellulair herstel van tumorcellen te beperken

    _3. Radiotherapie kan onderdeel uitmaken van een curatie' e behandeling. De behandelduur in ge' al van een curatieve bestraling is meestal:

    1. minder dan _ à 3 \Ve~en

    -· 5 à ï \\eken

    . "'. vol2t n1eestal radiotherapie. Het 24. a een uterusex1i:tpatie voor een endometn~car~l~oom ::: bel~jkste doel van ra~i~therapi~ in deze Sltuane ts

    l. een 'aginaal recidtef voorkomen ~ m. deren 'an de kans op metastasen op atstand 2. ve..,11r:nn

    d eratie voor een mammacarcinoom: 2 5. Besb aling na een borstsparen. e o~

    1 Verbetert de overlevmg oiet ..; - h re~ultaat · · f ff t het cosmeu::,C ~

    J Geeft een emstig negatie e ec op . . , n eede tumor in dezelfde b rst -· Vennindert de kans op een lokaal rectdtet en een 3. -

  • 26. Is er een erschil tussen erfeliike en c.am·~· . k k . :J li hiaire an er en ZOJ~ ' , t. d" .

    l. er is geen , erschil. ..., ~a •s tt verschil?

    . bij erfelijke kanker is de genetische oorzaak bekend b" . .c. ~ ·t· . k . ~c;: ... b .. rfi r·k . IJ laffit 181Te anker ntet

    • IJ e e IJ "e kanker IS er een duidelijk familie verhaal b .. f: .1. . k . . . minder duidelijk. IJ amt tatre anker ts d1t

    . bij familiair kanker kan ook sporadische kanker voorkomen bij erfelijke kanker niet.

    -1. Bij erfelijke mm:~ van kanker treedt soms incomplete penetrantie op. Dit komt omdat: 1. Er om tiJdens het leven geen son1atische mutatie optreedt in het gezonde allel. ..... . Het mee tal tun1orsuppressor genen betreft die nog restactiviteit bezitten . .J.. Er eerst een chromosoomtranslocatie moet optreden voordat het proces op gang kan

    komen.

    . 1iet iedereen in de familie drager is van de kiembaan mutatie(s).

    _8. Indien er sprake is van een erfelijke vonn van darmkanker, dan \Vordt aan naaste familieleden

    oor elegd:

    ~ Dat zij zich kunnen laten onderzoeken op een erfelijke aanleg voor dannkanker.

    2. Dat zij effectieve preventieve maatregelen kunnen nemen om darmkanker te

    voorkómen.

    3. Dat onderzoek naar darmkanker via ontlasting niet voldoende is.

    Dat alternatieven 1 t/m 3 waar zijn .

    29. Voor de diagnose Lynch syndroom (HNPCC) wordt vaak gebruik gemaakt van het aantonen

    an D A-repair eiwitten in tumorweefseL Dit wordt gedaan omdat deze ehvitten in nonnaai

    dannweefsel: 1. niet worden aangetroffen en in tumorweefsel \vel na een tweede (somatische) mutatie

    in een van de DNA-repair genen. . . 2. wel worden aangetroffen en in tumorweefsel niet na een t\veede (somatische) mutatie

    in een van de DNA-repair genen.

    30. Jn hoeveel procent van de patiënten met borstkanker komt deze aandoening voor in een

    erfeli"ke vonn? Dat is bij: 1 5-10% van de patiënten. ~

    2. 10-20% van de patiënten.

    3. 20-30o/o van de patiënten.

    4. 30-40% van de patiënten.

  • 31. Welk team v n peciali ten i doorgaan rnatntnaca~cin orn? b trokken bij de diagnostiek van het

    2.

    1. Pathol g, l~adiotheraJ> ut M d. I -.~ > · ' e 1sc 1 oncoloog. 2. I atholo g, Radioloog hirurg.

    . Rad~oloog, Rad~otherapeut, Medisch oncoloog. 4. RadJol g l{adl therapeut, 'hirurg

    1k f ·· t . I c pa Jen e 1 1ct ntec t vcrdacht voor de diagn< ,se n1anunacarcinoorn?

    I . 56 jaar, bij ~ volkingsondcrzoek naar mammacarcinoom een afWijking gevonden, \Yaarvoor ZIJ \VOrdt doorverwezen, geen afwijking palpabel, fatni)je-anamncse hlanco.

    2. 35 j~~r, nooit eerder afwijkingen of kluchten, nu een vast elastische zwelling te voelen, fanuhe-anarnnese: zus 40 jaar cervixcarcÜloOnJ.

    41 jaar, beeld van horst ontsteking, zwcll ing te voelen in de borst vol klierweefsel, grenzen niet duidelijk, familie-anan1ncse: neef 45 jaar rnarnmacarcinoorn.

    32 jaar, bruinig tepel vocht, rond knobbel~jc naast de tepelhof: familic-ananu1ese: orna 70 jaar rnamrnacarcinoo1n en tante 65 jaar rnamrnacarcinoorn.

    33. Bij een 46-jarige vrouw vindt u een suspecte zwelling van ongeveer 3 c·m craniolatcraal in de rechter mamma en een vergrote lytnfklier in de rechter oksel. De "fNM classificatie is hjer T2Nl Mx. Wat betekentdeN 1 in deze classificatie?

    1. De tumor is groter dan 2 cm 2. Er is een afstandsrnetastase 3. Er is een metastase in een okseJkl i er

    34. Wat is de behandeling van keuze bij DCJS ( duetaal carcinorna in situ) in de rnarntna over een

    gebied van 2 cm? 1 ~ Lumpectomie na draad lokalisatie, geen sentineJ node, geen radiotherapie. 2. l..~umpectornie na draadJokaJisatie, n1ct sentineJ node, geen nH.Iiothcra~ie. . 3. Lumpectomie na draadlokalisat.ic, rnet sentineJ node, WéJarna wel radtothcrap•~·

    J..~umpectomie na draadJokalisatie, geen senfinel uodc, waarna wel radjo1herap1e.

    35. Wa eer kan géén betrouwbare scntinel node proccdure worden verricht?

    V Bij een tumor> 1'2. . . 2. Na een lumpectomie (rnammasparcnde hchandeling) in de voorgcsclucdcrus.

    3. Indien bij echografie geen JymfkJicr kan worden aangetoond.

    4. Jn alle genoemde situaties.

  • 36. Bij de curatieve chirurgische behandel· h mg van et co · .

    1 • erapeuttsc 1 e behandeling: ~!1 • voor de Ingreep

    2. na de ingreep

    3 8. Na totale mesorectal excisie (!'ME) treden bepaalde complicaties minder vaak op ten opzichte van niet-TME-chirurgie.

    6) 1. sexuele functiestoornis 2.. \vondinfectie

    ~5' 1-39. Ee~ dubbel~ops stoma heeft één duidelijk voordeel ten opzichte van een eindstandig stoma

    l. je kunt bet middels een lokale procedure opheffen 2. er treden minder parastomale hernia's op

    40. De gemiddelde 5-jaars overleving van een optimaal behandelde 60-jarige patiënt met een

    pT3NlMO coloncarcinoom bedraagt

    1. 30% 2. 50% 3. 70%

    41. Het Lynch syndroom (HNPCC) is gevolg van een: defect van e.en mismatch repair gen

    2. mutatie in het APC-gen

    42. Indien e-en coloJïectaalcarcinoom metastaseert dan is de voorkeurslokalisatie van de metastasen:

    1. het meest fre-quent de lever 2. bet meest frequent de longen 3. ongeveer even frequent de lever en de longen

    > ~ ···~·>~' - ::'-~ -- -

  • , 43. Opioïden worden veelvuldig gebruikt. d . . geb · m e palhafleve settin B · · van een snehverkend opioïd aan e\v ? . . g. IJ \velke problematiek is het

    1. doorbraakpijn g ezen. Dat IS Jn geval van:

    neuropathische pijn 3. obstipatie

    4. palliatieve sedatie

    4 · Palliatieve sedatie en euthan · · · b 1 · . . . as te ZIJD es Jssmgen rond het levenseinde p Ui . -. . I. biJZonder me-disch handelen · a atleve sedatte 1s: -· levensverkortend

    1 3. meldingsplichtig verlichten van lijden

    5. ' olgens de WHO-definitie is palliatieve zorg gericht op het: l. geven van ziektegerichte behandeling 2. uitsteUen van overlijden 3. versnellen van overlijden

    4. verbeteren van de k\valiteit van leven

    46. De Lastmeter is een screeningsinstrument voor patiënten met kanker. Dit instrument geeft bij een score > 5 een indicatie voor:

    ... - 1. ernstige lichamelijke klachten 2. ernstige psychische klachten ~ klinisch verhoogde distr,ess

    47. Uitstel ~an de diagnose kanker kan verschillende oorzaken hebben. Als er veel tijd zit tussen het moment dat de patiënt symptomen als ernstig interpreteert en het moment dat hij naar de dokter gaa~ dan is er sprake van

    1. appraisal de lay

    2. behaviaral delay 3. cognitive delay

    4. symptom delay

    48. Welk van de onderstaande typen lymfoom presenteert zich meestal in een vergevorderd stadium (stadium UI of IV)? 1. agressief B-cell lymfoom 2 .. folliculair non-Hodgkin lymfoom

    3. Hodgkin lymfoom

  • 49. ~tuximab is een monoclonale antistof ericht te mgezet bij de behandeling van: g gen het CD20 antigeen. Daarom wordt het

    I. Acute myeloïde leukemie

    2. Aggressief B-cel lyn1foon1 3 · AgressiefT-cel lyn1foon1

    50. Er bestaan verschillende typen M-proteïne. HetM-prot .. b .. h . . meestal van het type: eme IJ et multipel myeloom IS

    1. lgA )... . Jg ,f ~ '-

    lgG """"

    51. Bij p ' · vera is het erytrocytenvolume verhoogd. De aangewezen behandeling is: 1. chetatie therapie 2. periodiek flebotomie te verrichten 3. periodiek plasmatransfusie te geven

    :2. De grootste kans op een ernstige transfusiereactie is aanwezig wanneer men erytroc)ten van bloed oep:

    J. A negatief geeft aan iemand met bloedgroep 0 positief 2. A negatief geeft aan iemand met bloedgroep AB positief 3. 0 negatief geeft aan iemand met bloedgroep AB positief

    53. De B-symptomen die gezien worden bij maligne lymfomen zijn:

    _1. Koorts, jeuk, infecties 2: Koorts, gewichtsverlies, nachtzweten 3. Koorts, gewichtsverlies, infecties

    54. Na stamceltransplantatie is er sprake van een afunctionele tnilt. De patiënt moet derhalve

    gewezen worden op: 1. Verhoogde bloedingneiging 2. Verhoogde kans op virale infecties

    Verhoogde kans op bepaalde bacteriële infecties

    . d ffi t tunlor-immunosun,eillance? 55. Welk van onderstaande cytok1nes heeft een remmen e ec op

    1. IFN-gamma 2. a-12 3. TGF-beta

  • 56. Er is onderzoek \erricht d naar e Vlaaa of ' I .

    hebben op de CD8- T -celrespons teae mye Ol.d-derived suppressor' -ceUen een effec•

    ,., L

    d. :::,en tumorannaen Hi . . "" Ie Jïes ns: e- en. erurt Is 2ebleken d 1 d ~ a eze cellen op l. Een remmend effect hebben -· Een stimulerend effect hebben

    Q. Geen effect hebben

    Sï. Bij monoklonale antilichamen die voor behandelincr van d' r • . ,_ ''orden 2ebruil~ aak - . o n erse ne~ïten~ " raaronder kanker ..

    . . - m ct men onderscheid tussen gehumaniseeiïde en niet gehumaniseerde antilichamen. Het voordeel \ an de gehumaniseerde antilichamen is dat:

    ~ De ~tilich~~en~pecifieker zijn en daardoor minder snel zullen kruisréa~eren -· Er romder nstco IS op vo11ning van antilichamen tegen het antilichaam ....

    58. \foor een effectieve cellulaire immunotherapie tegen melanoom is het noodzakelijk dat de

    tumorcellen naast een tumor geassocieerd ehvitten ook andere eh,~itten tot expressie bren~en Geef aan \ve&e. ....

    HL~~ klasse I

    -. In..~~ klasse II 3~ CD20 4. \'EGF receptor

    59. Wat zijn de nadelen van monoklonalen gericht tegen CTL.:\.4: een immuunresponse-remmend

    molekuul. ...-..,

    j) Onvoldoende respons tegen infecties 0 De kans op het ontstaan van autoimmuunreacties

    60. De adoptieve immunotherapie van kanker is een behandeling \Vaarbij cellen van de patiënt zelf worden vetrnenigvuldigd in het laboratorium en vervolgens \Veer toegediend \Vorden aan de

    patiënt. Deze adoptieve T cel-therapie betreft: l. Dendritische cellen, NK cellen, CD8 T -cellen

    2. CD4 T helper-cellen, Monocyten, Monoclanalen 3. CD4 & CD8 T-cellen, Dendritische cellen

    wva.Uc." 61. De effectiviteit van dendritische- celvaccinatie is het beste te voorspeHen door:

    1. de afname van de tumonnassa

    - 2...:;/ specifieke anti tumorT-cellen in het bloed V specifieke anti tumor T -cellen in een DTH reactie

  • 62. Dendritische cellen beschikk . . en over een eigenscha d' k genoemd. Dat betekent dat ze opg . p te oo wel 'cross-presentatie' wordt

    ' enomen antigeen kun 1. alleen in_HLA klasse I moleculen nen presenteren:

    2. alleen in HLA-klasse II moleculen . ZO\Yel in_HLA -klasse I en in HLA kl II - asse moleculen.

    63. Bij de beeldvonnende diagnostiek van het mamm . k acarctnoom unnen ve h'll d . \Vorden gebruikt MRI h ft b · · Ik rsc 1 en e teehoteken

    . . . ee IJ e e vrouw de voorkeur. Deze stelling is: 1. JUISt 2. onjuist

    64 .. Een patiënte gebruikt sinds enkele weken adjuvant letrozol. Zij belt u in verband met kl ht B

    .. lk ac en. IJ \Ve 'e van onderstaande bijwerkingen volstaat het om haar gerust te stellen?

    1. Acuut ontstane dyspneu 2. Pijnlijke gewrichten

    65. Adjuvante behandeling met trastuzumab (HerceptinR) vennindert de kans op terugkeer van

    mammacarcinoom. Trastuzumab is alleen zinvol 1. bij goed gedifferentieerde tumoren

    als er her-2 expressie op de tumor aanwezig is

    als er oestrogeenreceptor op de tumor aanwezig is

    66. Een 53-jarige patiënte wordt verdacht van een naar de long en lever gemetastaseerd mammacarcinoom en ondergaat een leverbiopt Bij pathologisch onderzoek wordt een invasief duetaalcarcinoom gevonden. Wat is het belangrijkste gegeven om vast te kunnen stellen of

    palliatieve bonnonale therapie voor deze patiënte zinvol kan zijn? Dat betreft de:

    1. Grootte van de primaire tumor 2. Her2 status van de tumor

    0 Oestrogeenreceptorstatus van de tumor

    67. Een 60 jarige patiënte heeft een ovariumcarcinoom met maligne ascites en beiderzijds

    longmetastasen. Kan deze patiënte curatief worden behandeld?: 1. ja, met operatie en chemotherapie is er kans op genezing 2. nee, er is uitsluitend nog palliatieve therapie mogelijk

    ,

    68. Bij een patiënt constateert de oncoloog een verlaagd aantalleukocyten na chemotherapie. De

    oncoloog instrueert de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen in geval van:

    1. Bloeduitstortingen 2. Koorts 3. Kortademigheid

  • 69. De kans op sporadische borstkanker bij vrou . . De kans op het optreden van sporad· h b wen IS met_ voor elke leeftijdscategorie gelijk.

    1. neemt to tsc e orstkanker an het verdere leven: e naannate een vrouw ouder wordt

    2. neemt na het 70e levensjaar af

    \{((VQ.llel\

    70. De incidentie van het mammacarcinoom in de Westerse wereld stijgt. De aanwezi heid geslachtshornlonen speelt hierin een rol. Er bestaat een grotere kans o h t kr.. g van

    . .. P e IJgen van een mammacarcmoom biJ:

    1. Late menarche en/ofvroege menopause

    2. Vroege menarche en/ of late menopause

    3. Zwangerschap op jongere leeftijd

    71. Oestrogenen hebben agonistische eigenschappen op verschillende weefsels. De werking van anti-oestrogenen zoals tamoxifen is

    1. Agonistische op borstklier- en endometriumweefsel

    2. Antagonistische op borstklier- en op endometriumweefsel

    Antagonistische op borstklier, agonistische op endometriumweefsel

    72. Klassieke chemotherapeutica (cytostatica) hebben een aangrijpingspunt in de cel. Naast DNA is een ander belangrijk aangrijpingspunt:

    :.LJ microtubulaire structuur 2. kernmembraan

    73. Cytostatica worden ingedeeld op grond van hun werkingsmechanisme. De werking van de alkylerende stoffen berust op

    --~ aangaan van een verbinding met DNA waardoor venninderde synthese van DNA 2. bevorderen de stabiliteit van microtubuli

    Qj verstoring van de verdubbeling van DNA door veroorzaken van breuken in DNA 4. verstoren de synthese of functie van nucleïnezuren

    74. Chemotherapie veroorzaakt beenmerg suppressie. Ter voorkoming van infecties tijdens chemotherapie kan na een kuur chemotherapie de volgende stof worden toegediend:

    1. Erytropoiètine 2. G-CSF

    Interferon-alfa

    5

  • 1. Het aant~l . ederlanders dat op dit moment in leven is en ooit gediagnosticeerd is met

    kanker hgt 10 de ofde van grootte van:

    l. 100.000 tot 200.000

    2. 500.000 tot 600.000

    3. 900.000 tot 1 miljoen

    2. Jaarlijks sterven in ederland meer personen aan longkanker dan aan borstkanker.

    1. Juist 2. Onjuist

    3. De gemiddelde overlevingsduur en de 5-j aars overlevingskans zijn beide valide maten om

    de prognose van patiënten met een maligne aandoening weer te geven. Deze uitspraak is:

    l. Juist

    :J Onjuist

    4. Vrouwen van 45-49 jaar zijn uitgesloten van screening naar borstkanker. De reden daarvoor

    is gelegen in de beperkte l. Borstkankerprevalentie in die leeftijdsgroep

    ;Z. \\'inst in levensvenvachting in die leeftijdsgroep Scfeeningstesteigenschappen in die leeftijdsgroep

    5. De belangrijkste oorzaak van hetjaarlijkse hoge aantal nieuwe diagnoses kanker in

    Tederland is: l. Genetische predispositie

    2. Roken r~ Veroudering

    6. Bij microscopisch onderzoek van een maligne tumor hebben tumorcellen

    1. allemaal dezelfde morfologie '2/ een wisselende differentiatiegraad

    Achteraf gezien kan vastgesteld worden dat er een bepaalde periode is verlopen vanafhet 1 · 11

    d d · agnose darmkanker. De eerste optreden van symptomen tot aan het ste en van e

    1

    gemiddelde duur van deze periode beDraagt ongeveer:

    1. 3 maanden 2. 6 maanden 3. 1 jaar

  • 8. Bij \velke pati(;}nt is de kans op c nonderliggende n1alignit~it als verkla · - d kl 1 . . .. . . .. ' nng van e ac 1ten het gro t t? De pattent heeft vele Jaren fltnk gerookt. I ~ patiënt klaagt over chronische hoesten en:

    pijn bij adeJnhaling ge\vichtsverlies

    3. koorts

    9. eralogische tun1onnarkers zijn producten nfkotnstig van een hnnor. l'lij ovariutncarcinoon1 •

    i het CA-125 geschikt voor gebruik in de volgende situatie: 1. In de diagnostiek bij een patiënte 1net buikklachten 2. Beoordelen van het effect van de ingestelde therapie

    . creening op ovaritllllcarcinoonl bij asy1nptornat i se he personen

    10. Klacht~en van patienten tnet kanker berusten sotns op parancoplastische syndrotnen. Een paraneoplastisch syndroon1 kan verklaard worden door:

    1. lokale effecten van de tutnor 2. producten die de tutnor uitscheidt

    11. Na een operatie en/ of bestraling is de anatomie vaak verstoord. Dit kan een probleem zijn bij detectie van recidiel/persisterende ziekte in dat gebied. Welke techniek heen hier het

    1ninst last van? 1. Cl"' (con1putertornografic)-scan

    (!) FDG-PET 3. Palpatie bij lichatnelijk onderzoek 4. MRl (Magnetic Resonance Jmaging)

    1 2. Welk van onderstaande dia gnosti se he onderzoeken hee ll,g~en Plaats in de stad iërin g van een patiënt met de verdenking op coloncarcinoom?

    (1 1 colonoscopie dubbelcontrast röntgenonderzoek van het colon MR1 (Magnetic Rcsonance ln1aging) van de buik

    X-thorax

  • 13. Bij een patiënt met een klein mammareinoom links die bij rch r·k d .. echo \ an de linker o el geen oor •erda . ~ amhe IJ on erzoek en biJ

    aak d . . ad wordt gebruik gem rt 'an e enttne node techniek. Hierbij ~orden radioactief cremaal't ~ . . b 11 . die gemakkelijk d r het 1. mfatische S) steem ~"Ullnen ' orden afo:voerd) ~ake~\\b~-~ do etJes

    · d link bo · · e "' IJ e tumor ~~ e .. er. . rs~ geinJecteerd. T:' ee uur na deze injectie is er in de linker oksel l lymfklier dte radtoa tl\ 1teit be\ at. Deze kher \\ ordt operatief venvijderd \\' lk b - · · ·

    I De d. . .. . . .. .. e e C\\ enng IS \vaar?

    .. ra t a t1 atett 1n de \ envtJderde lymfklier zeQt niets ove d d d · .. • • := r e aar van e lymfklier. Er 1 Ie hts 1 l)mfkhennetastase. deze IS nu ven,rijderd. Er is zeker 1 l)mfkliet 1netastase maar er kunnen er meer ziJ. n d h d · · · . .. . . : aarom a er eigenliJk een 'olledtge o " elkherdtssectte moeten plaats\ inden. -

    4. De radi a ti' iteit in de lvmfklier kan ook veroorzaiklt ziJ·n door e~ d d" . • "n goe aar 12:e ontsteking. '""'

    1 . oor een grote operatie bij een maligniteit die verhoogd metabolisme vertoont \Yordt soms een FDG-PET gemaak1:. \\.at is de belangrij~"le reden daan;oor?

    1. Om lymlkliet tnetastasen uit te sluiten.

    - · Om afstandmetastasen uit te sluiten . .._., . Om de lokale resectabiliteit van de tumor te beoordelen. . On1 te be.oordelen of de patiënt geen infectie heeft die voor postoperatieve

    C'Ümplicaties zou b..-unnen zor~en . .....

    15. Bij een GIST gastra-intestinale stromale tumor) \vordt behandeling met imatinib 1 een tyrosine kinaseremmer) gestart. Op de PET -sc~n voor start Yan deze behandeling \varen meerdere GIST -lesies met een duidelijk verhoogd metabolisme te zien. T\vee \\·eken na start \an de behandelin~ laat een nieu\ve FDG-PET scan Q:een verhcof!d metabolisme meer zien

    '-- ...... ......

    in de GIST -lesies. \\-elke be,vering hierover is juist? 1. Alle tumorcellen zijn dood. - · De tumor reageert goed op de therapie: maar is niet dood.

    3.. De tumor reageert niet op de therapie.

    16. Een c.arcinoid is een tumor die vaak octreotidereceptoren tot expressie brengt. De meest

    oorkomende.typen octreotidere.ceptoren kunnen worden afgebeeld met een . . •·octreotidescan··. Bij een patiënt die geopereerd werd vam~ege een ileus laat de hJstologte bij toeval een carcinoid tumor zien. Om te bepalen of er metastasen zijn wordt er postoperatief een ·octreotide scan·· gemaakt. Deze is nmmaal. Welke bewering is_iuist?

    Er zijn geen metastasen. Er zijn geen macroscopische metastasen. maar microscopische metastasen k'11nnen

    uiteraa~d niet \\orden uitgesloten. . . d d .. . . d ·mmunohistocheiiDe laat zten at e Er ZIJD geen macroscopische metastaSen. mtts eI tumor de betreffende octreotidereceptoren tot expressie brengt. . .

    4. Een post-operatieve scan heeft alleen zin als er ook een pre-operatieve scan 15

    dJe laat . .. . h b .. d bn11·kcte tracermolecuul opneemt.

    z1en dat de pnmaue tumor et IJ e scan ge

  • 17. ls onderdeel van een borstsparende behandeling vindt vaak bestraling van de b t 1 D b"" ors p aats aar lJ moet er op gelet "orden dat er vooral geen te hoge dosis stra11·11g dt ·

    18.

    door: wor ontvangen

    1. contralaterale borst 2 hart

    ~ oksel

    .t~ ratie\ e bestraling na een borsta~putatie maakt onderdeel uit van de behandeling bij patiënten met een T3N2MO n1an1macarc1noom. De belangrijkste reden hiervoor is

    1. Dat n~ postoperatieve bestraling afgezien kan worden van adjuvant chemotherapie ® Vet nnnderen van de kans op een locoregionaal recidief

    Verruinderde kans op lymfoedeem

    19. In een tumor is vaak sprake van hypoxie.

    Hypoxie maakt een tumor:

    l. gevoeliger voor bestraling 2. niet meer of minder gevoelig voor bestraling

    -'. minder gevoelig voor bestraling

    20. Brachytherapie is: I. Een combinatie van chemotherapie en bestraling

    2. Een combinatie van targeted therapy en bestraling Î Het gebruik van radioactieve isotopen voor de behandeling van kanker

    21. Het moment waarop acute effecten van bestraling optreden, hangt af van de:

    (!) "Tumover" snelheid van het betrokken weefsel 2. duur van de bestratingsbehandeling in weken

    3. energie van de fotonen waarmee bestraald wordt

    repopulatiecapaciteit van het betrokken weefsel

    22. Radiotherapie op botmetastasen van een mammacarcinoom is een vorm van

    1. Curatieve radiotherapie (2. Palliatieve radiotherapie

    23. Kiembaanmutaties in genen betrokken bij erfelijke vormen van kanker hebben op cellulair

    niveau meestal een recessief karakter. Toch spreekt men van een dominant

    overervingpatroon omdat: l. Het meestal mutaties in proto-oncogenen betreft.

    GJ Een kiembaanmutatie in één allel al een verhoogde kans -~p kank~r geeft. 3. Het meestal DNA-repair genen betreft en die muteren vnJwel altiJd.

    4. Er meestal twee mutaties tegelijk worden overgeërfd.

  • 24. Het cumulatieflevenslang fantiliair risico van iemand op darmkanker is 30% is. Dit betekent dat de kans dat iemand:

    De konlende 10 jaar dam1kanker krijgt 30o/o is. In de familie dam1kanker krijgt 30% is. Dood gaat aan dannkanker 30% is.

    In zijnihaar leven dannkanker krijgt maxitnaal 30% is.

    -5. Welke factoren zijn voor een positieve familie anamnese bij een erfelijke vonn van kanker 'an belang?

    1. Hetzelfde type kanker komt voor bij meerdere patiënten binnen de familie, kanker

    komt voor op een relatief jonge leeftijd bij (een van) de patiënt( en), en er bestaat een eerstegraads venvantschap tussen tenminste twee van de patiënten.

    2. Voor een positieve familie anamnese is chromosomen en/ofDNA onderzoek een vereiste.

    3. Hetzelfde type kanker komt voor in meerdere generaties; daarbij wordt geen generatie overgeslagen.

    4. De frequentie van het voorkomen van het type kanker, want bij frequent voorkomende

    kankertypen biedt een familie anamnese geen extra infonnatie.

    26. Welk materiaal wordt gebruikt voor erfelijkheidsonderzoek bij darmkanker?

    1. DNA uit bloedcellen. 2. DNA uit darmkankercellen.

    3. Stamboomgegevens. @) DNA uit bloedcellen of darmkankercellen en stamboom gegevens.

    27. B .. patiënten met dannkanker die verdacht zijn voor Lynch s~d~oom~CC) ~~rdt: 1. Eerst de danntumor onderzocht op microsatelliet instabthtett en, mdten posttlef,

    mutatie onderzoek in DNA repair genen. 2. Eerst de danntumor onderzocht op mutaties in DNA repair genen en, indien

    afwijkend, de danntumor op microsatelliet instabiliteit. . . .. 3. Eerst nonnaai weefsel onderzocht op microsatelliet instabiliteit en, tndten postttef,

    mutatie onderzoek in DNA repair genen. . . 4. Eerst een nonnaai weefsel onderzocht op mutaties in DNA repair genen en, tndten

    positief, microsatelliet onderzoek.

    · h b · · d chirurg Het behandelplan 28. De meeste patiënten met mammaereinoom presenteren ztc IJ e ·

    J_ 3

    voor een patiënte wordt bepaald door

    ~ Chirurg alleen. (i Chirurg + Medisch oncoloog + Radiotherapeut.

    Chirurg + Medisch oncoloog + Radiotherapeut + Patholoog. . . 3 · . t + p tholoog + Radtol oog. (9 Chirurg+ Medisch oncoloog+ Radtotherapeu a

  • 29. W lke patiêntc is het m est verdacht voor de diagnose mammacarcinoom'?

    1. 35 jaar bruinig tcp lvocht, rond knobbeltje naast de tepelhof: familie-anamnese: oma 68 jaar marnrnacar inoorn en tante 57 jaar nuJn1111acnrcinoon1.

    3 8 jaar, nooit c rder afwijk i ngcn of k I acht en, nu t:cn vast cl a st i se he zwe 11 in g t c voelen, fantili -anan1n se: zus 4 jaar cervi ·cnrcinoon1.

    ~

    (1} 39 jaar, be ld van b rstontsteking, zwelling te voelen in de horst vol klierweefsel, gr nzen niet duidelijk, Hunilic~anan1ncsc: neef 42 jaar n1an1n1ttcarcinoorn.

    . 54 jaar, bii bevolking onderzoek een afwijking gevonden, waarvoor zij wordt doorverwez n geen af\vijking palpabel, fan1ilie-anan1ncse blanco.

    30. Bij een 57-jarige vrou\v vindt u een suspecte zwelling van ongeveer 5-6 crn caudolateranl in de linker mamma en een vcrgrote lymfklier in de linker oksel. Er is hier derhalve sprake van een T3 tun1or. Wat is op basis van deze g'~gcvcns de N en M stad icring hier?

    . NOMO 2. NOM ·

    NIMO NIMx

    31. W t is de behandeling van keuze bij DCJS in de n1a1ntna over een gebied van 4 can? Lurnpecto1nie na draadlokalisatic~ geen sentinel nodt.'l geen radiotherapie. Lurnpecton1ie na draad1oka1isatie, tnct sentinel node, gct~n radiotherapie. AbJatio, geen sentine.J node, geen radiotherapie. Ablatio, n1et sentinel node, geen radiotherapjc.

    • •

    32. Wanneer n1oet bij een patiënte Jnct een n1anJn1acarcinoon1 een okselklierdissectie verricht worden?

    . Als er een ablatio wordt verricht -2. Als de patiënte eerder bestraald is op de oksel

    Bij een positieve scntincl node

    33. Bij een patient n1ct een tnar •n UIUlOI.. in het .. cuecun1 wordt vrij\vcJ altijd een bemicoJecton1ie vcn·icht. J)c reden hi(jrvoor is gelegen in:

    1. Bereiken van vrije resectievlakken ~- De vaatvoorziening van het colon

    Venninderdc kans op stenose van de dannuaad

  • 4. a he~ ~leggen \an e n primaire ana tornoseter hoogte van het rectum kunnen diverse comphcatJe . ptreden \\~aronder naadlekkage. Dit is de reden voor het aanleggen van een dubbell p Jle torna. D1t 't:rnlindert voonuuneJijk: ..

    ..,........1. De kan op naadlekkage 2. De ge olg n an naadlekkage

    5. Het col re taal carcino rn in Nederland zal in de kornende jaren in incidentie toenen1en. Een \ an de belangrijk te r den en hiervoor is:

    I .. an ang be\ olking onderzoek • • • ergrJJZlng

    3. ding ge\voonten

    6. I door een ob truerende rectunlturnor een colonoscopic niet geheel kan worden uitge\ oerd i de meest aange\vezen volgende stap in het diagnostisch proces:

    I. MRl kleine bekken

    -· Echo bo enbuik CT -colonografie

    37. Bij een electieve hemicolectomie links wordt nagenoeg altijd: 1. de milt gereserceerd

    2. het colon descendens ver\vijderd

    3. een tijdelijk colosto1na aangelegd

    38. In de terminale fase (de laatste één tot twee weken voor het overlijden) kornt een dclicr vaak voor. In de praktijk is een van de belangrijkste predisponerende factoren voor het deJier: I. geslacht

    2. koorts 3. leeftijd

    . roken

    39. In de palliatieve fase Jnaken artsen gebruik van scenario's. Welk scenario is typerend voor een patiënt n1et kanker?

    z l. langdurige progressieve vennindering van functioneren 2. geleidelijke achteruitgang gepaard gaande n1ct episodes van acute vc rsJc~htcring

    G) korte periode van duidelijk verval tot aan het overlijden

  • I

    I.

    ,l(i~'"'t t ,iu•nl"''''''lh·,u"·in 1n~du~ l"'lU'tun t\, n I~ lll'"''""kli ·nn "l ~tns "ll l U ··u' itnl ~' J.tri,' '1 1ti nl , u :i ·r .,,nh 1~bi Ht ·it t "·~t.t.lt uit

    -· ..

    I

    hinu i h " u i ·r n ll h .. n1 I I in , h iru h I l i 1, Ll' " h 'Uh th 't, f i " hit u h ' I ,,i ,1 1 "·h"'IU th 'I .. l'l · in ·,unt iu.lti tn t

    • I ' ~~

    ' l ' lS

    1 i rh 't rtl i ·

    :s ut n 1 \ I U\\ I

  • 4 . In d onc logi nd taand k

    rd n?

    ord n pro no ti che en >red ie .

    ~ ... "morbidit it

    c c a s prcd act aevc factoren gerekend

    . p 4.

    pre ie van prolif rntie-gcns o . i k . r:(i CIC re c crnantagcncn Op de tutnor

    onnan statu v lgen Kurn f: ky score - tadi "ring

    4 7. Bij een_ p~tiënt nl t c n slecht gediffer ntieerd groot osteosarcoonl wordt op een CT-th n htau~ longhaard gezien. Kan de art . zonder aanvulh.md onderzoek constateren d:;ax

    hi r pmk I 'an e n n1eta ta c an het sarcoorn in de long? l. Ja

    -· e

    4 · Zo I Tal MR1 \\orden Vet;) gebruikt binnen de oncologie. Cl~ heeft de voorkeur boven RI in de tadiëring van turnoren gelegen in: 1. Centmal zenu\v telsel .... kelet.. pier- en teun\veefsel

    . Th ra~ ·holte

    49. Bij n patiënt con taleert u een verlaagd aantal tro1nbocytcn na chetnotherapie. U instrueert d ~atiënt orn onn1iddellijk contact op te nernen in g~val van:

    Bloeduit tortingen 2. Koort 3. Kortademigheid

    50. BR A n1utatiedrager h bbcneen verhoogd cun1ulntief risico op het ont,vikkelen van kanker. Er \vordt onder cheid ge1naakt naar BR A-l en BRCA-2. \V elke van de volg~nde

    bewering is ju i t? 1. Dit onder eh id is uitsluitend naar rnutatie~ rnaar risico's op het onhvikkelen van

    kanker zijn identiek 2. Bij BR A-1 dragers is het risico op het krijgen van een ovaritnncarcinoonl gl'l)ter dan

    bij BR A-2 drager 3. Beide BR A-n1utatic ... vcrhogen alleen het ris i Go op borstkanker bij vrou,ven en niet

    bij rnannen.

    51. Cytostatica (chemotherapeutica) grijpen aan op delend~; cullen. Wdkc bewering i jui t?. 1. All bekende cytostatica grijpen aan in de Mitose .. fa c vnn de cclvyclus

    (2. Sommige klass n cytostatica grijpen aan in alle fasen van d~; cdcy lus

  • l -

    52. Aan sc~ee · nJng progran1nla' s voor kanke d

    bov .r \vor en va · kJ 11·· engrens \Vordt vooral bepaald door de: a . ee udsgrenzen gesteld. De

    j.. 1. ~e~andelmogelijkheden van de onderzochte . L )'. InCidentie van de onderzochte kanker - kankerm relatie tot de leeftijd

    3. kosten-baten analyses o b . . ~n de levensverwachting p asJs van Incidentie in hogere leeft· .d .

    IJ scategone

    53. De nieu\ve nlethode van irnrnunothera . . ceUen. Dit betreft dan: . ple tegen kanker wordt Uitgevoerd met gekweekte

    . macrofagen

    2 · rnature dendritische cellen 3. immature dendritische celJen

    . n1onocyten

    54. Monoklonale antilichatnen worden ook gebruikt om de angiogenese van tumoren te H

    . remmen. oe \vordt het effect van therapie tnet angiogeneseremmers verhoogd?

    1. In con1binatie met chemotherapeutica 2. Monok]onalen in hogere dosis toepassen

    55. Voor een cellulaire immuneresponse therapie tegen melanoom moet de tumorcel de volgende eiv~'itten tot expressie bren~:--- r ~ UJ bci.OXISchR.. Tee).

    t .. -z

    l HLA klasse I en tumor geassocieerde eiwitten HLA klasse 11 en tumor geassocieerde eiwitten

    3. Uitsluitend r/aar wel meerdere tumor geassocieerde eiwitten

    Cct T 56. Vaccinatietherapie is gericht op effectieve imtnunologische afweer tegen tumorcellen. Welke

    combinatie van de cellen zorgen voor de meest effectieve itnmunologische reactie Cl) Dendritische ceJien en CD8 cytotoxische cellen 2. B-cellen en CD4 helper cellen } ( NK cellen en Regulatoire T-cellen

    57. Tulnoren kunnen aan ÏJn1nunologische elitninatie ontsnappen door gebnlik te rnaken van (een samenspel van) diverse JnogelijkJ1eden. Geef de juiste co1nbinatie van mogelijkheden aan.

    . productie van 11-10, TGF-p, ontbreken van costin1ulatie, aantrekken van T-regulatoire ,._ ceJien productie van IFN-y, TGF-p, verhoogde costiJnulatie, aantrekken van T -reguJatoire

    cellen ( 3) productie van JI-J 0, TGF-p, verhoogde costimulatie, ontbreken van T-regulatoire ce~len

    4. productie van JFN-y, TNI:c-a, ontbreken van costinn•lalie, ontbreken van T-regulatoJre

    celJen

  • 58. E_ ~tramedullaire hematopoiese is een bevind in . . 1. plastische anemie g die typisch past bij:

    - ~ fyelofibrose

    3. Acute nlyeloïde leuketnie

    59 Lytische both d · · . . ~ar en zun een frequent voorkonlende bevind.ing bij: I on-Hodgkin lyn1foon1 - if relofibro e

    3 ~uhiple n1yeloon1

    60. Een vac-cinatie tegen pneun1okokken, meningokokken en Haemophilus influenzaeis relevant: 1 2-3 \\'eken voorafgaande aan een splenectomie - Bij patiënten met een splenomegalie door myelofibrose 3 Bij patiënten tnet een aplastische anemie

    61. Bij behandeling met chemotherapie ontstaat er beenmergdepressie. Een transfusie met \velk bloedproduct zal betreffende patiënt het eerst nodig hebben?

    1 Erytrocytentransfusie - "' @ Tromboc)tentransfusie 2 3 Lymfocytentransfusie

    62. Bij \Velk van de onderstaande aandoeningen is een sterk vergrote milt een typische bevinding?

    Dat is bij:

    0 2

    3

    Chronische myeloïde leukemie Acute tnveloïde leukemie ., Essentiële trombocytose

    63. Bij Chro ische myeloide leukemia wordt de volgende laboratoriumafwijking gevonden:

    \ --z. 1. BCR-ABL fusie proteïne 2 Chro1nosoom translokatie 14; 16 3. PMR-RARa fusie proteïne

    64. De kans op genezing 1net eerste-lijnstherapie is het kleinst bij: 1. Hodgkin lyn1foom 2. Agressief lymfoom 3. Indolent lymfoom

  • 65. Een 53-1arige p t··· J ..... a Jente \Vordt verdacllt mam · van een naar d J

    j_ <

    . ~lacarctnoonl en ondergaat een leverb. . . e ong en lever gemetastaseerd tnvastef duetaalcarcinoom gevonden W t _topht. BtJ pathologisch onderzoek wordt een t 11 • • · a ts et bel a · ·k

    s -~ en of palhattev~e therapie Olet trastuzumab ng~IJ R ste gegeven om vast te kunnen ZIJn? Dat betreft de: (Hercepttn ) voor deze patiënte zinvol kan

    1. Grootte van de prinlaire tunlo.r 2. Her2 status van de tunlor

    Oestrogeenreceptorstatus van de tumor

    66 Een t · ·· t o b ·k · . . pa Jen e ;:;:;;,e ruJ ct Sinds enkele \veken adjuvant tamoxifen Zt!i belt . b d kl h B · · · 'J u tn ver an met

    ac ten .. IJ \Velke van onderstaande bij\\'erkingen volstaat het om haar gerust te stellen? 0 Gpvhegers .

    2. GeZ\vollen pijnlijke kuit 3. Vaginaal bloedverlies

    67. Koorts na chemotherapie is een levensbedreigende complicatie. Om de kans hierop te venninderen kan men maatregelen nemen in volgende kuren chemotherapie. Welk van

    onderstaande maatregelen valt hier niet onder? 1. Antibiotica

    \ Cf) Dosisreductie van cytostatica "3 Qi EJ)1ropoietine

    4. G-CSF

    68. 'Bij een premenopausale patiente wil men een MRI verrichten op verdenking van een mammacarcinoom. Op welk moment in de menstruele cyclus wordt deze MRI bij voorkeur

    gemaakt? l. Halverwege de cyclus 2. Vlak voor de volgende menstruatie 2.) Kort na de laatste menstruatie

    69. Een aantal doelgerichte geneesmiddelen worden momenteel al toegepast in de dagelijkse oncologische praktijk. Hiertoe behoren onder andere VEGF-remmers. Een ander belangrijk

    doelwit is momenteel: 1. APC 2) EGFR 3. MSI

    70. Na een curatieve behandeling van kanker worden patiënten vaak medisch-specialistisch. ? vervolgd (follow-up). Leidt dit in de meeste gevallen tot een verbetering van de overlevmg.

    l. Ja 2. Nee