Test Volleybal Oefenstof K van der Veen - sports-media.be · PDF fileVolleybal - oefenstof 3...

72
Volleybal - oefenstof 1 home.hccnet.nl/kf.vdveen/volleybal K. van der Veen Volleybal Oefenstof Trainingen Theorie Theorie > Kenniscentrum > Techniek > Theorie techniek A inleiding H serve/pass B meest voorkomende fouten I blokkering C warming-up J complexe oefeningen D techniek (algemeen) K conditie E verdediging L sprongkracht/snelheid F spelverdeling M aanvalsvariaties G aanval N gamepla A Inleiding Een foutief aangeleerd automatisme afleren, duurt minstens twee keer zo lang, als de tijd die nodig was om het aan te leren. Heb daarom geduld met de al wat oudere spelers en probeer de jeugd zo snel mogelijk de juiste techniek aan te leren op de juiste manier. B De belangrijkste en meest voorkomende fouten zijn: 1. Bij het bovenhands spelen wordt de bal voor het gezicht geraakt (voor de neus) in plaats van boven het voorhoofd. Het beste is, de handen al ruim voor je de bal gaat raken boven je hoofd te brengen. De armen zijn hierbij slechts heel licht gebogen, de handen liggen achterover. Ook de duimen wijzen naar achteren (de vingers niet naar de bal laten wijzen). 2. De speler is onvoldoende ingedraaid in de richting waarin hij de bal wil spelen. Er moet snel gelopen worden tot onder de dalende bal. De armen omhoog en de handen achterover liggend (zie punt 1). Op het moment van spelen moet het front van het lichaam ingedraaid zijn in de speelrichting. Lukt het ondanks snel verplaatsen en indraaien niet de bal bovenhands te spelen, speel dan onderhands. 3. Bij het onderhands spelen worden alléén de armen opzij bewogen als de bal naast het lichaam komt. De uitgangshouding is altijd één voet vóór de andere, de knieën gebogen, de benen licht gespreid en de armen gestrekt naar voren. De romp een heel klein beetje voorover gebogen. Komt de bal naast het lichaam dan moet de speler eerst het lichaam achter de bal brengen, door één voet opzij te plaatsen. 4. Bij het onderhands spelen wordt een bal naast het lichaam gemakshalve met één hand of arm gespeeld. Dit is fout, er moet onderhands altijd met twee armen worden gespeeld (tenzij bij een uiterste verdedigingsactie de bal nog juist gehaald kan worden. Dit is voor gevorderde spelers). C De Warming-Up Om eentonigheid op de trainingen te voorkomen, kan het van belang zijn, de oefeningen af en toe eens in een ander jasje te steken. Tijdens trainingsavonden is dit niet altijd naar behoren te realiseren. Niet omdat de beschikking over voldoende oefenstof ontbreekt, maar grotendeels doordat de ruimte gedeeld moet worden met trainers van andere teams, wat altijd extra lawaai met zich meebrengt. Om maar niet te spreken van b.v. aerobiclessen waar de “muziek” zo hard staat, dat je met normaal stemgebruik niet verstaanbaar bent voor je team. Je ziet dan ook erg vaak, dat in het bijzonder de Warming-up een geautomatiseerd stukje training is geworden. Daar is niets op tegen zolang er regelmatig een aantal vormen verdwijnen of aangepast worden. D De techniek (algemeen) Bij de bovenhandse techniek moeten de armen, ruim voordat de bal gespeeld wordt, vrijwel gestrekt boven je hoofd worden gebracht. De handen liggen achterover en de duimen wijzen naar achteren (o.a. om duimblessures te voorkomen). Eén voet staat iets voor de andere. Vlak voor de bal in je handen valt buig je beide benen en heel iets de ellebogen. Op moment van spelen strek je armen en benen en volg je de bal met je vingers. Zorg ervoor dat je altijd “ingedraaid” staat, in de richting waarin je wilt spelen. Bij de onderhandse techniek leg je de handen in elkaar en je strekt je armen volledig in de ellebogen, de onderarmen liggen indien mogelijk tegen elkaar. Zet één voet voor de andere, zak iets door de knieën. Nog vóór het moment van spelen wijzen de armen horizontaal naar voren. Op het moment van spelen strek je beide benen en fixeer je licht de schouders, volg de bal enigszins bij het verliezen van het contact (sturen of brengen van de bal). Ook bij het onderhands spelen is het van groot belang, van tevoren “ingedraaid” te zijn in de richting waarin je wilt spelen. Als trainer kun je hier nauwelijks genoeg op hameren. E De verdediging Het principe bij verdedigen is: Hoeveel te lager je de armen hebt, des te langer is de weg die de bal moet afleggen om op je armen te komen, des te meer tijd je hebt om te reageren. Verder moet je zorgen, dat je zowel snel naar voren, als naar achteren of naar links of rechts kunt bewegen.

Transcript of Test Volleybal Oefenstof K van der Veen - sports-media.be · PDF fileVolleybal - oefenstof 3...

Volleybal - oefenstof 1

home.hccnet.nl/kf.vdveen/volleybal

K. van der Veen

Volleybal Oefenstof Trainingen Theorie

Theorie > Kenniscentrum > Techniek >

Theorie techniek

A inleiding H serve/pass B meest voorkomende fouten I blokkering C warming-up J complexe oefeningen D techniek (algemeen) K conditie E verdediging L sprongkracht/snelheid F spelverdeling M aanvalsvariaties G aanval N gamepla

A Inleiding Een foutief aangeleerd automatisme afleren, duurt minstens twee keer zo lang, als de tijd die nodig was om het aan te leren. Heb daarom geduld met de al wat oudere spelers en probeer de jeugd zo snel mogelijk de juiste techniek aan te leren op de juiste manier.

B De belangrijkste en meest voorkomende fouten zijn: 1. Bij het bovenhands spelen wordt de bal voor het gezicht geraakt (voor de neus) in plaats van boven het voorhoofd. Het beste is, de handen al ruim voor je de bal gaat raken boven je hoofd te brengen. De armen zijn hierbij slechts heel licht gebogen, de handen liggen achterover. Ook de duimen wijzen naar achteren (de vingers niet naar de bal laten wijzen). 2. De speler is onvoldoende ingedraaid in de richting waarin hij de bal wil spelen. Er moet snel gelopen worden tot onder de dalende bal. De armen omhoog en de handen achterover liggend (zie punt 1). Op het moment van spelen moet het front van het lichaam ingedraaid zijn in de speelrichting. Lukt het ondanks snel verplaatsen en indraaien niet de bal bovenhands te spelen, speel dan onderhands. 3. Bij het onderhands spelen worden alléén de armen opzij bewogen als de bal naast het lichaam komt. De uitgangshouding is altijd één voet vóór de andere, de knieën gebogen, de benen licht gespreid en de armen gestrekt naar voren. De romp een heel klein beetje voorover gebogen. Komt de bal naast het lichaam dan moet de speler eerst het lichaam achter de bal brengen, door één voet opzij te plaatsen. 4. Bij het onderhands spelen wordt een bal naast het lichaam gemakshalve met één hand of arm gespeeld. Dit is fout, er moet onderhands altijd met twee armen worden gespeeld (tenzij bij een uiterste verdedigingsactie de bal nog juist gehaald kan worden. Dit is voor gevorderde spelers).

C De Warming-Up Om eentonigheid op de trainingen te voorkomen, kan het van belang zijn, de oefeningen af en toe eens in een ander jasje te steken. Tijdens trainingsavonden is dit niet altijd naar behoren te realiseren. Niet omdat de beschikking over voldoende oefenstof ontbreekt, maar grotendeels doordat de ruimte gedeeld moet worden met trainers van andere teams, wat altijd extra lawaai met zich meebrengt. Om maar niet te spreken van b.v. aerobiclessen waar de “muziek” zo hard staat, dat je met normaal stemgebruik niet verstaanbaar bent voor je team. Je ziet dan ook erg vaak, dat in het bijzonder de Warming-up een geautomatiseerd stukje training is geworden. Daar is niets op tegen zolang er regelmatig een aantal vormen verdwijnen of aangepast worden.

D De techniek (algemeen) Bij de bovenhandse techniek moeten de armen, ruim voordat de bal gespeeld wordt, vrijwel gestrekt boven je hoofd worden gebracht. De handen liggen achterover en de duimen wijzen naar achteren (o.a. om duimblessures te voorkomen). Eén voet staat iets voor de andere. Vlak voor de bal in je handen valt buig je beide benen en heel iets de ellebogen. Op moment van spelen strek je armen en benen en volg je de bal met je vingers. Zorg ervoor dat je altijd “ingedraaid” staat, in de richting waarin je wilt spelen. Bij de onderhandse techniek leg je de handen in elkaar en je strekt je armen volledig in de ellebogen, de onderarmen liggen indien mogelijk tegen elkaar. Zet één voet voor de andere, zak iets door de knieën. Nog vóór het moment van spelen wijzen de armen horizontaal naar voren. Op het moment van spelen strek je beide benen en fixeer je licht de schouders, volg de bal enigszins bij het verliezen van het contact (sturen of brengen van de bal). Ook bij het onderhands spelen is het van groot belang, van tevoren “ingedraaid” te zijn in de richting waarin je wilt spelen. Als trainer kun je hier nauwelijks genoeg op hameren.

E De verdediging Het principe bij verdedigen is: Hoeveel te lager je de armen hebt, des te langer is de weg die de bal moet afleggen om op je armen te komen, des te meer tijd je hebt om te reageren. Verder moet je zorgen, dat je zowel snel naar voren, als naar achteren of naar links of rechts kunt bewegen.

Volleybal - oefenstof 2

Het beste kun je hierom één been voor het andere zetten en de knieën licht buigen. Ook is het b.v. beter om, wanneer je de juiste verdedigings-positie kunt anticiperen, op één knie te gaan steunen, dan zoals men vaak kan zien: wijdbeens met gestrekte knieën en de romp een beetje voorover gebogen. Dit kenmerkt vaak de luie speler, of de speler met conditiegebrek.

F Spelverdeling Vooral bij beginnende spelverdelers zal extra aandacht geschonken moeten worden aan de wijze van indraaien in de richting van de te geven setup. Het is met name in deze fase af te raden de bal onder een hoek te spelen. Het inschatten t.a.v. de juiste positie t.o.v. het net is op deze wijze beduidend moeilijker. Loop een stap harder en draai helemaal in. Een spelverdeler moet behalve het kunnen geven van een goede setup, evenals de andere spelers, een leerproces doormaken. Bij het geven van de juiste setup komen meer dingen kijken, vooral bij andere types aanvallen dan hoog buiten. Hij/zij zal in samenwerking met de individuele aanvallers moeten trainen en leren, op welke wijze een setup, bij iedere aanvaller afzonderlijk, het beste resultaat oplevert. Een voorbeeld: Stel, de pass komt mooi in het midden voor het net en er zal een snelle aanval met een midspeler uitgevoerd gaan worden: Als de pass laag gegeven is, zal de spelverdeler moeten weten wat de aanvaller gaat doen; komt deze snel, dan de setup laag, wacht de aanvaller even (omdat normalerwijze de pass hoger gegeven wordt), dan zal de setup iets hoger gegeven moeten worden. Behalve dat hij/zij bepaalde manieren van spelen van de aanvaller kent, moet hij ook goed blijven kijken, of de aanvaller in deze situatie, dit ook daadwerkelijk doet. Al dit soort zaken moeten na enige tijd, blindelings kunnen verlopen. Verder zal hij/zij tijdens de wedstrijd, studie moeten maken van het blokkeergedrag van de tegenstander. Bij het "lopen" naar een positie ergens tussen positie 2 en 3, is het erg stimulerend voor de pass-speler, om de plaats te weten waar de spelverdeler zich naar toe beweegt. De spelverdeler doet er daarom goed aan, b.v. "HIER" te roepen. Technisch: Speel de setup met de armen hoog, de handen boven het hoofd, dit geeft de minste kans op techniekfouten. Verder maak je het de tegenstander lastiger, omdat deze niet duidelijk kan waarnemen, wat je met de bal van plan bent. De spelverdeling komt uiteraard ook in andere hoofdstukken ruimschoots aan de orde.

G De Aanval Zorg er bij het aanvallen altijd voor, dat je achter de bal blijft. Dit wil zeggen: Op het moment van slaan = de bal raken, bevindt deze zich tussen jouw en het net. Van even groot belang hierbij is, om op dezelfde plaats neer te komen, als waar je hebt afgezet, spring je bijv. naar voren, dan is de kans erg groot, dat je op het moment van de bal raken, toch weer voorbij de bal bent en deze achter je hebt op het moment van slaan. Het gevolg hiervan is meestal dat de bal wordt uitgeslagen, of anders is de kracht dermate gereduceerd, dat de aanval gemakkelijk verdedigd kan worden. Ook het ontstaan van enkelblessures is vaak een gevolg van niet op dezelfde plaats neerkomen als waar je hebt afgezet. Voor het verkrijgen van voldoende topspin in je aanvalsslag, is het belangrijk de bal te raken, wanneer je lichaam nog juist stijgende is. Topspin veroorzaakt een sneller dalend effect. Door tijdens trainingen evenwijdig aan het net, een beetje schuin achter de spelverdeler te gaan staan, kun je exact waarnemen, of een speler de bal raakt net voor of op het hoogste punt, dan wel reeds dalende is. Wanneer je dalende bent krijgt de bal een achterwaarts effect, waardoor hij minder snel daalt en dus sneller uitgeslagen wordt. Het spreekt vanzelf, dat bij training van de aanval, tevens training van het spelverdelen plaats vindt.

H Serve/Pass Iets over de sprongserve, de andere vormen zijn genoegzaam bekend. - Ga op ± 2 à 3 meter achter de achterlijn staan. - Leg de bal op de slaghand (uiteraard niet op de rug van de hand). - Werp de bal op, met een voorwaartse rotatie (topspin), hoe meer rotatie, hoe beter. - Maak een kleine pas links, een grote pas rechts, een aansluitpas links bij rechts en een sprong (de timing is als bij de aanval, evenals het naar achteren brengen en opzwaaien van de armen). - Sla tegen de bal (raak de bal een fractie vóór het bereiken van de maximale spronghoogte), dit om het topspineffect in de baan van de bal te behouden. Wordt de bal geraakt als de speler reeds dalende is, zal er een contra effect ontstaan (achterwaartse rotatie) hierdoor zal de bal langer zweven en eerder uitgeslagen worden. (zie ook de pagina over de Aanval)

I Blokkering Bij het blokkeren, is het belangrijk, dat je op tijd bent met het plaatsen van het blok. Je moet zorgen er te zijn op het moment dat de aanvaller slaat. Bij een aanval aan het net, kun je door goed observeren van de tegenstander, ongeveer inschatten wanneer je moet springen. Dit inschatten houdt in, dat je een “fractie” eerder dan de aanvaller de lucht in gaat. Dit is de algemene, meest voorkomende regel. Het spreekt van zelf dat je bij een aanval verder van het net, iets later opspringt. Ook is het soms afhankelijk van de techniek van de aanvaller, waar je in de loop van een wedstrijd wel achter komt - slaat iemand laat, of slaat iemand heel snel -. De richting waarin de aanvaller zal slaan, is vaak af te lezen aan de manier van aanlopen en verder: wat doet hij/zij meestal, of het vaakst. Het wordt dan wel eens een gok, al naar gelang de kwaliteit van de aanvaller (een coach kan in dit soort gevallen zijn/haar onschatbare waarde bewijzen). De houding van de handen bij het blokkeren mag nooit naar buiten (het speelveld) gericht zijn. Maak een zône-blok, waarbij er van wordt uitgegaan, dat een aanval een bepaalde plaats in het veld niet kan raken, omdat daar een blok voor zit.

Volleybal - oefenstof 3

De tegenstander wordt gedwongen de bal naast het blok te spelen, waar de verdediging er klaar voor staat, of over het blok tactisch te spelen, wat opgevangen wordt door altijd één speler achter het blok.

J Complexe oefeningen Sommige complexe-oefeningen zijn ook terug te vinden op de pagina's die specifiek over dat onderwerp gaan. In een enkel geval wordt naar deze pagina's verwezen. De meeste, zo niet alle volgende oefenvormen, worden volgens een bepaald patroon uitgevoerd. Wijs deelnemers aan trainingen er op, dat het in principe niet belangrijk is dat het patroon op de juiste wijze wordt uitgevoerd, maar dat de beste training plaats vindt op het moment, dat door onbedoelde oorzaken, of door opvoeren van de moeilijkheidsgraad, af en toe, het afgesproken patroon niet gespeeld wordt, of gespeeld kan worden. Op deze ogenblikken moet de trainingsgroep er alles aan doen om in de nieuw ontstane situatie zelf met een oplossing te komen. Deze oplossing mag absoluut niet zijn: Stop, pak bal vast en begin opnieuw.

K Conditie Een goeie lichamelijke conditie, kan de basis worden genoemd van alle verdere trainingen en inspanningen. Het is daarom van het grootste belang, om hier ruim aandacht aan te besteden. Het moge duidelijk zijn dat de op deze pagina beschreven oefeningen, ook elders geplaatst hadden kunnen worden, met name bij TECHNIEK, of VERDEDIGING.

L Sprongkracht en Snelheid N.B. De horden waarover in § 3 van pagina Sprongkracht en Snelheid wordt gesproken, zijn zelfgemaakt. Met een paar stukjes resthout, een zaag, wat spijkers of schroeven, een dosis fantasie en een klein beetje moeite is dit door iedere handige trainer in elkaar te zetten. Je hebt er een stuk of vijf nodig.

M Aanvalsvariaties Doelstelling: Snel de opslag terug halen. Eerst worden de diverse variaties vanuit verschillende rotaties besproken, daarna wordt heel sumier de methode van trainen behandeld. De besproken aanvalsvariaties zijn niet DE aanvalsvariaties, maar beogen slechts een aantal mogelijkheden, die wellicht de fantasie van de trainer prikkelen.

N Gameplay Sommige van de "gameplay"-oefenvormen zijn ook elders op de site te vinden. Omwille van het gebruiksgemak komen ze hier nog eens aan de orde. Soms wordt verwezen naar de betreffende pagina's.

Theorie > Kenniscentrum > Tekens/afkortingen >

Tekens en afkortingen

T = trainer sv = spelverdeler

= speler, punt wijst in de kijk- / looprichting = speler, ingedraaid in aangegeven richting = bal

= baan van bal, of richting waarin gespeeld wordt ...... = looproute; spelerverplaatsing

= rouleervolgorde, bij bepaalde “stroom”-vormen P = pion aws = achterwaarts zws = zijwaarts vws = voorwaarts mid = midden; midvoor / midachter; pos(3) / pos(6) pos(1) = rechtsachter pos(2) = rechtsvoor pos(3) = middenvoor pos(4) = linksvoor pos(5) = linksachter pos(6) = middenachter Wanneer gesproken wordt over speler, aanvaller, spelverdeler enz., wordt hiermee in alle gevallen ook het vrouwelijke equivalent bedoeld en omgekeerd. Evenzo wordt bij hij, zich enz., ook zij, haar enz. Bedoeld.

Volleybal - oefenstof 4

Theorie > Kenniscentrum > Rekken ja/nee >

Rekken of niet

Stretching / Rekkingsoefeningen: Ja of Nee ?

Inzichten veranderen. In de jaren vóór, laten we zeggen 1970, was er in het geheel geen sprake van het doen van rekkingsoefeningen voor training of wedstrijd. Omstreeks die tijd moet iemand op het idee zijn gekomen, dat wanneer je in een extreme situatie b.v. een bal met een uiterste krachtsinspanning nog net wilt bereiken, het zou kunnen gebeuren, dat een spier uitgerekt zou worden over zijn normale lengte heen, met als mogelijk gevolg, een spierblessure. Wanneer je nu in de voorbereiding een bepaalde “uitrektoestand” voorbewerkt, zou dit het ontstaan van spierblessures moeten (kunnen) voorkomen. Hier wordt m.i. voorbijgegaan aan de uitzonderlijke waarde van een goede warming-up. Immers bij een goede warming-up zijn de spieren zodanig opgewarmd, dat het mogelijk is, zonder problemen, óók die ene bal nog te halen. Met andere woorden stretching kost tijd en voegt weinig (of niets) toe. Een ander feit is, dat de meeste blessures ontstaan in de gewrichten. Gewrichten worden bijeen gehouden door het kapsel en bandenstelsel en de omliggende spieren. Wanneer je door rekkingsoefeningen de spieren uitrekt, komen deze minder strak om het gewricht te zitten en zal de stabiliteit van dit gewricht daardoor afnemen. Het gevolg is, dat blessures makkelijker kunnen ontstaan. Dit was nu juist niet de bedoeling. Het zal daarom niet voor niets zijn, dat men de laatste jaren (de vroege 90er jaren), steeds meer is gaan twijfelen aan het positieve effect van deze oefeningen. Sprekend uit ervaring zeg ik: Vóór ± 1975 wisten we niets van stretching, deden het niet en misten het ook niet. Omdat daarna iedereen het deed en het sterk gepropageerd werd, zijn we er aan begonnen. Achteraf kan de conclusie getrokken worden. Heeft het iets aan onze algehele toestand verbeterd ? Deze indruk wordt niet gevestigd. Het heeft inderdaad trainingstijd gekost. De allerbeste methode van blessure-preventie is nog steeds het zorgen voor een goede conditie en dit zal ook altijd wel zo blijven.

Categoriën > Warming-up >

Oefeningen voor de Warming-up - Index -

De oefeningen 1 t/m 5 zijn bekende standaardvormen (trouwens: is er iets nieuws onder de zon?) Oefeningen 6 t/m 8 zijn in de vorm van series, terwijl oefening 9 in combinatie gaat met rekkingsoefeningen. 10 t/m 12 en 22, zijn vormen met veel lopen. 13, 15 en 19 zijn speels en 14 is in combinatie met blokkeren. Oefening 16 is een circuitje. 17 en 18 doen veel met kracht en snelheid. 20 en 21 zijn weer de typische volleybalbewegingen. 23 en 24 zijn in stroomvorm, keus zat dus. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24

1 Standaard

1.1 Loop van midachter naar het net; blokkeer op mid en op links; ga achterwaarts terug naar de achterlijn. Begin weer midachter; ga nu na het midblok naar rechts (+ uiteraard een blok op rechtsvoor).

1.2 Als 1.1 Nu na achterwaarts lopen, een zijwaartse rol naar midachter.

1.3 Als 1.1 en 1.2 Nu met een duik richting het net. N.B. Let op het zws verplaatsen langs het net (aansluiten bij buitenblok als het ware).

2 Standaard

2.1 Sprintje naar het net zws langs het net verplaatsen (voeten overkruisen); om de netpaal heen en aws naar de achterlijn laag zijwaarts verplaatsen in lage verdedigingshouding sprintje naar het net weer zws (overkruisen andere richting) zijwaarts laag naar startpunt. Begin in rustig tempo, 4 x rond.

2.2 Als 2.1 Nu duik naar het net; 3x langs het net blokkeren en een zijwaartse rol op de achterlijn.

3 Standaard

3.1 Loop van midachter naar het net: blokkeer op mid. ga naar links, wacht op degene die na jou komt, maak samen een 2-blok op links, ga aws terug naar de achterlijn. Daarna opnieuw (4x achter elkaar). Idem 4x achter elkaar, mid + rechts blokkeren.

3.2 Als 3.1 Nu met duik richting net. Na laatste blok (= buitenblok), een stap maken achter de andere blokkeerder langs en een zijwaartse rol maken. Weer beginnen vanaf de midachterplaats. - N.B. Let weer op het zws verplaatsen aan het net en de handhouding van de blokkeerder (buitenkant de zijkant langs antenne afsluiten, midblok in de diagonaal, geen slagbeweging maken naar de denkbeeldige bal).

Volleybal - oefenstof 5

4 Standaard

4.1 Start van “oude” serveerplaats; duik naar 3 meter-lijn.

4.2 Opstaan, aanvalsbeweging maken = smashen tegen denkbeeldige bal, óf tegen bal door T vastgehouden (op kast).

4.3 Het vormen van een 2-blok (2x, + zijwaarts verplaatsen en aansluiten).

4.4 Maak een blok gevolgd door links uitstappen en maak een rol zijwaarts; dan opstaan, rechts uitstappen en een rol naar de andere kant maken.

4.5 Maak een duik naar de 3 meter-lijn.

4.6 Ga verder naar het net; er onderdoor of er langs; verplaats je achterwaarts (lage verdedigingshouding), voeten licht gespreid).

4.7 Ga om de paal (of pion P) heen; verplaats je laag zijwaarts tot aan de startpositie. (ga 5x rond).

5 Als wedstrijdvoorbereiding, of aan begin van training Een ” STANDAARD “ WARMING-UP

5.1 Begin met “warm” lopen (aan één kant van het speelveld : rondjes, of heen en terug). Doe daarna de noodzakelijke rekkingsoefeningen (tot we er allemaal zijn) en dan gezamenlijk.

5.2 Start looppas (achter elkaar aan) vanachter de achterlijn (midachter), blokkeer 1x in het midden, verplaats je daarna zijwaarts (snel: met de voeten overkruisen), blokkeer 2x aan de buitenkant (1x als midblokkeerder en 1x als buitenblokkeerder), na buitenblok verplaats je je achterwaarts (lage houding, voeten licht gespreid) naar de achterlijn en sluit weer aan bij de rij. (2x links- en 2x rechtsom). ** Nu met 3-, of 4-tallen, om beurten gelijktijdig starten vanaf de achterlijn, bewegen naar het net, daarna terug naar de achterlijn.

5.3 Sprint naar het net, ga achterwaarts terug (ook bij het terug komen snel voetenwerk, voetplaatsing is weer licht gespreid) totaal 4x.

5.4 In lage verdedigingshouding 2 à 3 passen maken, gevolgd door een duik, snel opstaan, naar het net lopen en een blokkeerbeweging maken, vervolgens achterwaarts terug naar de achterlijn (houding zie pnt. 2 en 3). totaal 4x.

5.5 Maak een pas links + een uitvalspas rechts, gevolgd door een rol (afrollen over de linker schouder), opstaan, naar het net lopen, een blokkeerbeweging maken, omdraaien, nu een pas met de rechtervoet maken gevolgd door een uitvalspas naar links, nu rollen over de andere schouder. Opstaan en naar de achterlijn. totaal 4x.

5.6 Weer in een lage verdedigingshouding 2 à 3 passen maken, nu gevolgd door een duik, opstaan, naar het net gaan en een hoge blokkeersprong maken, na het neerkomen heel even wachten, daarna nog een hoge blokkeersprong (beide keren max. inzet). Dan omdraaien en een duik maken richting achterlijn. (4x).

5.7 Hierna kun je eventueel de rekkingsoefeningen nog eens ontspannen herhalen (vooral bij wedstrijden; tijdens trainingen niet direct noodzakelijk).

6 Serie één Van achterlijn naar achterlijn. In 2 series, in ieder geval niet meer dan 4 à 5 spelers naast elkaar. Terug als ook de 2e groep aan de overkant is.

6.1 Een sprintje naar het net, er onderdoor, achterwaarts naar de andere kant.

6.2 Idem sprintje, gevolgd door een blokkeerbeweging, onder het net door, weer blokkeerbeweging, achterwaarts naar overkant.

6.3 Maak 2 passen (links en rechts), dan een rol richting net; blokkeerbeweging; onderdoor; blokkeerbeweging; weer 2 passen (nu rechts - links) en een rol over de andere zijde.

6.4 Maak 2x een duik richting het net; blokkeer; ga onderdoor; blokkeer opnieuw; draai om en maak 2x duik.

7 Serie twee

7.1 Looppas in omgangsbaan

7.2 Nr.1 gaat op de buik liggen (dwars op de looprichting). nr.2 springt er overheen en gaat ± 3 meter verderop liggen. De rest ook eerst springen, dan gaan liggen. Is de laatste geweest, dan staat de eerste op en volgt. Tempo langzamerhand opvoeren.

7.3 Hetzelfde idee, nu niet gaan liggen, maar in handen en knieën steun.

7.4 Verder met volleybal-handelingen. Beginnen bij “oude” serveerplaats: Duik naar het net; blok rechts-voor;

Volleybal - oefenstof 6

blok mid-voor; blok links-voor; onder net door; achterwaarts verplaatsen (lage verdedigingshouding met voeten licht gespreid); maak een rol zijwaarts langs de achterlijn; duik naar het net; weer blokkeren enz.

7.5 Rekkingsoefeningen: Op je rug gaan liggen, met de armen zijwaarts op de grond. Reik met je linkerhand naar je rechtervoet en omgekeerd. Nu op je buik gaan liggen, weer de armen zijwaarts op de grond. Weer met de linkerhand naar de rechter voet en omgekeerd.

8 Serie drie

8.1 Looppas in omgangsbaan (± 3 minuten)

8.2 Op fluitsignaal: zitten, opstaan en verder lopen. Idem op je buik gaan liggen, opstaan en verder lopen.

8.3 Gewone pas: armen bewegen in de schouders, voor en achteruit draaien.

8.4 Staande op de plaats: kleine spreidstand; armen hoog 2x achterwaarts veren, dan 1x veren zover mogelijk over de vloer naar voren (van je af) en 1x veren zover mogelijk tussen je benen door naar achteren. Vervolgens opnieuw met 2x hoog enz. steeds in 4 tellen ritme.

8.5 Rekkingsoefeningen (individueel).

9 Inlopen / rekkingsoefeningen / warming-up

9.1 Begin met ± 1 minuut rustig tempo rondjes looppas.

9.2 Daarna ± 1 minuut rondjes looppas in verhoogd tempo.

9.3 Rekkingsoefeningen. Met o.a. Liggend op de buik of op de rug: met de armen zijwaarts, plat op de vloer: Met de linkervoet naar de rechterhand en de rechtervoet naar de linkerhand.

9.4 In 2 groepen (vanaf de beide achterlijnen): Sprintje naar de 3 meter-lijn; met twee handen aantikken (door de knieën gaan); daarna achterwaarts terug naar de achterlijn, in lage verdedigingshouding met de voeten licht gespreid. (totaal 4x)

9.5 Hinken op het rechterbeen naar de 3 meter-lijn, links hinken terug. (totaal 4x)

9.6 Kikkersprongen maken naar de 3 meter-lijn, achterwaarts terug (als punt 4). (4x)

9.7 2 à 3 passen voorwaarts maken (laag blijven), gevolgd door een duik; omdraaien en hetzelfde terug. (4x)

9.8 2 passen (links - rechts) dan rollen; omdraaien; 2 passen (rechts - links) en weer rollen. (ook 4x)

10 Van achterlijn tot 3 meter-lijn en weer terug (1)

10.1 Uitvals-passen maken; achterwaarts terug (lage verdedigingshouding, voeten licht gespreid). (5x)

10.2 Sprintjes maken; achterwaarts terug. (5x)

10.3 Opdrukken in ligsteun. (10x)

10.4 Kikkersprongen maken; achterwaarts terug. (5x)

10.5 Rechts - links uitstappen + rol; aws terug. (5x)

10.6 Sit-ups maken, 1 minuut achter elkaar.

10.7 Links - rechts uitstappen + rol; aws terug. (5x)

10.8 Duik richting 3 meter-lijn; opstaan; omdraaien en duik terug.

11 Van achterlijn tot 3 meter-lijn en weer terug (2)

11.1 Op (fluit)signaal vanuit de normale starthouding; zo snel mogelijk sprinten naar de 3 meter-lijn, deze met 2 handen aantikken (niet voorover buigen, maar door de knieën gaan), daarna snel achterwaarts terug naar de achterlijn (in lage verdedigingshouding met de voeten licht gespreid). (totaal 5 herhalingen)

11.2 Idem, maar de uitgangshouding is nu langzit (op de achterlijn). (ook 5x)

11.3 Nu staande op de achterlijn met de rug naar het net: op fluitsignaal starten: een sprint maken naar de 3 meter-lijn + aantikken, daarna een blokkeerbeweging maken bij het net; aws terug naar achterlijn. (5x)

11.4 Liggen op je buik op de achterlijn, voeten wijzen naar het net. Op fluitsignaal: opstaan; omdraaien; duik; gevolgd door direct nog een duik; dan naar het net: maak blokkeersprong; na landing omdraaien: duik; en meteen nog een duik. (5x)

12 Tijdens en meteen na het inlopen

12.1 Rondes looppas in rustig tempo. Op fluitsignaal: A Sprong maken als bij de aanval, + armbeweging. B Kwartdraai naar het midden en een duik maken.

Volleybal - oefenstof 7

12.2 Staande in een kring: A Voeten plat op de vloer afwisselen met hoog op de tenen staan. B Huppen op de plaats. C Idem maar de 4e hup is hoog op (maximaal) D Als C maar na de landing rol je achterover en terug, kom je tot stand en vervolg je de oefening.

12.3 Maak 3-tallen: Vrij door de ruimte: de eerste gaat “bok-staan” de tweede maakt een spreidsprong daaroverheen en gaat daarna in een grote spreidstand staan, de derde maakt een spreidsprong over de 1e, duikt onder de “brug” van de 2e door en gaat dan zelf weer “bok-staan”, de 1e vervolgt met een duik en een spreidsprong en gaat daarna in een grote spreidstand staan, enz.

13 Verdeel de groep in 2-en Geef de ene helft een lint. Speel om de bal, op de korfbalmanier.

14 Blokkeervormen

14.1 A begint: Sprint naar het net, + een blokkeersprong op midvoor, gaat dan naar rechts (om de netpaal heen), naar de rechtsvoor positie. * Inmiddels doet B een sprint naar het net, maakt ook een blok op midvoor, tegelijk doet A, (samen met B dus) een blok op rechtsvoor. B gaat daarna naar linksvoor (om de paal heen). ** Vervolgens is ook C gestart, doet eerst een blok op mid, loopt dan naar rechts, om de paal heen en maakt nu samen met A een blok rechtsvoor. *** Tegelijk maakt ook B die naar links is gegaan (ook om de paal heen), een blok linksvoor. Ook D is nu begonnen (volgt B); A loopt terug naar rij in het midden, zo gaan we even een poosje door. (bv. 5 hele rondes)

14.2 Als punt 1, maar nu steeds beginnen met een duik naar het midden.

14.3 Als 2, nu echter na het laatste blok een rol zijwaarts (rechts naar links; links naar rechts).

15 Korfbal-schaduwen en elk een bal

15.1 Gedurende ± 5 min. 2 ploegjes maken (één ploeg desnoods een lint om geven) en laten samenspelen om de bal (korfbal manier, dus niet lopen met de bal, niet dribbelen, wel schaduwen en constant vrij lopen). Als het goed gedaan wordt is dit zeer intensief.

15.2 Hierna elk een bal laten nemen: A de bal bovenhands hoog spelen. B idem: met verplaatsen. C hetzelfde onderhands. D speel de bal van de achterlijn naar het net en vang daar de bal af. E als D, maar bij het net onderhands terug spelen naar de achterlijn en pas dan opvangen. F bal over het net werpen: zelf onder het net door (laag blijven dus) en aan andere kant de bal “duiken”. G serveren en de bal nalopen; van andere kant hetzelfde. H zelf de bal opwerpen; en smashen (van linksvoor positie); eigen bal pakken en van de andere kant opnieuw.

16 Circuitje + 3 techniekopdrachten

16.1 S speelt bovenhands naar A, A speelt bovenhands terug. Daarna gaat A over de kast en maakt een rol zijwaarts. Inmiddels speelt S gewoon door naar B, zij/hij doet hetzelfde. A staat dan alweer klaar aan de andere kant en S speelt gewoon door naar A, die dan weer over de kast gaat, vervolg naar B enz.

16.2 S fungeert als spelverdeler en geeft om beurten A en B een set-up hij/zij gaat daarvoor steeds onder het net door. A en B moeten steeds goed ver achterin spelen.

16.3 A en B hebben elk een bal. Ze spelen om beurten S aan. S “verdedigt” alles en speelt de bal steeds terug naar degene, die hem/haar aanspeelde (uitdagend, grensverleggend werken). - Opdr. 1, 2 en 3 steeds gelijktijdig wisselen (bv. na 2 min.). - Van 1 naar 2, van 2 naar 3, van 3 naar 1, enz.

Volleybal - oefenstof 8

17 Met accent op krachttraining 2-tallen vormen: Eerst oefent de een daarna de ander (bv. 1 min / onderdeel)

17.1 Steppen (op en afstappen) op dubbele zweedse bank, steeds helemaal uitstrekken. Om de 5 steps met het andere been beginnen.

17.2 Sit-ups maken voeten onder een bank, knieën opgetrokken.

17.3 Smashen tegen opgehouden bal boven het net, na neerkomen omdraaien en een duik maken, daarna opnieuw.

17.4 Sprintjes maken van achterlijn naar 3 meter-lijn, deze met 2 handen aantikken, achterwaarts terug in lage verdedigingshouding met de voeten licht gespreid.

18 Kracht en snelheid In de vorm van een klein “circuitje”. Er kunnen steeds 2 tegelijk werken. Na één minuut schuiven we één plaats op.

18.1 Touwtje springen op een dubbeldikke turnmat (2x klaarleggen).

18.2 Losse rekstok: armen buigen en strekken (biceps). (2x klaarleggen).

18.3 Step-ups op dubbele zweedse bank.

18.4 Sit-ups maken; voeten onder bank, knieën opgetrokken.

18.5 Blokkeersprongen maken bij het net; steeds over het net, een bal overgeven.

18.6 Losse rekstokken liggend op de rug: armen buigen - strekken (triceps). (ook 2x klaarleggen).

Ziehier de schematische opstelling.

19 Speelse vormen met bal

19.1 Eén tegen één: een soort “tennis” over een bank; de bal mag hierbij steeds slechts 1x stuiten.

19.2 Drie tegen drie: binnen de 3 meter-lijn. Probeer met een volleybalhandeling de bal bij de anderen aan de grond te krijgen. Dit kan met één bal, maar ook met twee, voor de zeer gevorderden gaat het zelfs met drie. 2 ballen is het leukst.

20 Inleidende volleybalbeweging (1)

20.1 Met 2-tal starten van midachter, een 2-blok maken in het midden, waarna de ene naar links en de andere naar rechts zijwaarts verplaatst (met overkruisen) en een blokkeersprong maakt respect. links- en rechtsvoor. Wachten op de volgende 2 (die inmiddels al gestart zijn) en deze twee nogmaals op de buitenkant blokkeren (ook nu een 2-blok). Dus steeds eerst een 2-blok op mid. gevolgd door een 2-blok aan de buitenkant. De “buitensten” lopen achterwaarts terug naar de hoek, gaan om de pion heen en beginnen opnieuw vanaf de midachterplaats. Regelmatig wisselen met links dan wel rechts beginnen.

20.2 Hetzelfde loopje, maar na de start maak je eerst een rol zijwaarts, als je links start naar links, de ander naar rechts.

20.3 Als 2, maar bij teruggaan van het net, maak je een duik.

21 Inleidende volleybalbeweging (2)

21.1 (met 4 à 5 tegelijk); Starten op (fluit)signaal van de achterlijn. Sprint naar de middellijn, daarna uitlopen tot de achterlijn aan overzijde. (5x herhalen)

21.2 Loop 9 - 3 - 6 - 3 - 9 meter; steeds een sprint voorwaarts en laag zittend achterwaarts. (ook 5x)

21.3 Als 2 maar bij 6 een duik voorwaarts (is onder het net door).

Volleybal - oefenstof 9

21.4 Blokkeerbewegingen maken: Starten vanuit een rij; op midachterplaats: nr.1 blokkeert op mid nr.2 komt erbij = 2-blok op mid, nr.3 komt erbij, nu gaat nr.1 naar rechts (nu 2-blok op mid en 1-blok rechts), nr.4 erbij, nu nr.2 naar links (2-blok op mid, 1-blok op rechts, 1-blok links), nr.5 erbij, nr.3 naar rechts, dus nu ook een 2-blok rechts, nr.6 erbij, nr.4 naar links. Nu is er overal een 2-blok. zodra nr.7 erbij komt gaat nr.1 terug naar midachterplaats enz... * Om het direct niet al te moeilijk te maken, kan het ook met eerst overal alléén een 1-blok.

22 Het net hangt nog niet, of we halen het er even tussenuit

Sprintjes aantrekken over de hele lengte van het volleybalveld (zeker 12 à 15 meter), daarna uitlopen. Starten op (fluit)signaal. Steeds de van de groep tegelijk. (totaal 10x)

23 Oefeningen in stroomvorm (1)

23.1 Starten van de midachterplaats: Sprintje naar het net. Maak een blok op mid, ga de ene keer naar rechts en maak een blok op rechtsvoor; de andere keer naar links (blok linksvoor). Loop aws, in lage verdedigingshouding, terug naar de achterlijn. Maak tot slot een rol zijwaarts richting startplaats.

23.2 Als 1, maar nu werpen T en een der spelers een bal aan, nadat de blokactie is geweest. (moeilijker maken - duiken).

24 Oefeningen in stroomvorm (2)

24.1 = sprongen over een bank, afzet met 2 voeten, voeten blijven gesloten. 24.2 = een blokkering maken 24.3 = nog een blokkering 24.4 = blok; aws lopen (lage verd. houding) 24.5 = een zijwaartse rol maken naar rechts 24.6 = duik maken (eventueel werpt T een bal aan, die uiteraard gespeeld moet worden) 24.7 = blokkeer, draai om; maak een duik; ga naar de achterlijn. 24.8 = maak opnieuw een zijwaartse rol naar rechts.

Volleybal - oefenstof 10

Categoriën > Techniek >

Oefeningen voor de Techniek

Er zijn in totaal 29 oefeningen.

Bij de bovenhandse techniek moeten de armen, ruim voordat de bal gespeeld wordt, vrijwel gestrekt boven je hoofd worden gebracht. De handen liggen achterover en de duimen wijzen naar achteren (o.a. om duimblessures te voorkomen). Eén voet staat iets voor de andere. Vlak voor de bal in je handen valt buig je beide benen en heel iets de ellebogen. Op moment van spelen strek je armen en benen en volg je de bal met je vingers. Zorg ervoor dat je altijd "ingedraaid" staat, in de richting waarin je wilt spelen.

Bij de onderhandse techniek leg je de handen in elkaar en je strekt je armen volledig in de ellebogen, de onderarmen liggen indien mogelijk tegen elkaar. Zet één voet voor de andere, zak iets door de knieën. Nog vóór het moment van spelen wijzen de armen horizontaal naar voren. Op het moment van spelen strek je beide benen en fixeer je licht de schouders, volg de bal enigszins bij het verliezen van het contact (sturen of brengen van de bal). Ook bij het onderhands spelen is het van groot belang, van tevoren "ingedraaid" te zijn in de richting waarin je wilt spelen. Als trainer kun je hier nauwelijks genoeg op hameren.

1 Baloefeningen met 2-tallen (basistechniek)

1.1 Vingers bovenhands “warm” spelen.

1.2 Speler bij het net speelt bovenhands, speler in achterveld onderhands; onderhands technisch: armen vooruit (bal + armen zien), door de knieën gaan, één voet voorzetten.

1.3 Speel de bal links en rechts van je partner = steeds komen tot een goede uitgangshouding = “achter” de bal.

1.4 Oef.3 moeilijker maken door lager aan te spelen, ook “prikbal” en “smash”.

2 Baloefeningen met 2-tallen (pass - setup - smash)

2.1 Om beurten speel je een: “pass” - “setup” - “smash”.

2.2 De een “smasht”, de ander speelt onderhands (verdedigt) de bal recht omhoog. Daarna hoog bovenhands terug spelen naar de eerste, die “smasht” dan weer. Na verloop van tijd wisselen van functie. Doel van de oefening: Zorgen dat ballen in de verdediging en de passing, niet te dicht bij het net vallen, of zelfs er over gaan (dit gebeurt nl. tamelijk vaak).

3 Baloefeningen met 3-tallen (pass)

* denk bij onderhands spelen aan de techniek (= steeds achter de bal komen)

3.1 A springt op en werpt met 2 handen bovenhands de bal over ‘t net naar B; B passt (technisch correct) de bal naar positie A1; A (onder net door) vangt af (en gaat terug onder net door); nu de beurt aan C.

3.2 Idem, aanwerpen moeilijker maken: - naast de speler - strakker - met “smash”.

3.3 Speler in ‘t midden geeft nu een set-up (recht omhoog); de “achterspelers” komen naar voren en “smashen” (= moeilijk). Na de “aanval” gaat de aanvaller onder het net door, om de verdedigde bal tot setup te verwerken, daarna weer in het achterveld.

4 Baloefeningen met 3-tallen (de derde onder handen nemen)

Twee spelers hebben een bal. Eén van hen, neemt de speler zonder bal “onder handen”. Zodra de bal wegspringt, neemt de andere speler (met bal) de taak over (de eerste haalt de weggesprongen bal weer op) enz. Na verloop van tijd wisselen de functies.

5 Baloefeningen met 2-, of 3-tallen (bal vlak over het net)

5.1 Tweetallen bij het net (elk aan een kant); één werpt de bal vrijwel loodrecht omhoog, zodat deze precies op de netband daalt; beide spelers blok en duw.

5.2 Hetzelfde 2-tal; nu staat er één bij het net, de ander in het achterveld aan de overkant. De laatste werpt, of speelt de bal met een hoge boog juist over het net. De ander maakt direct een aanval en scoort !

Volleybal - oefenstof 11

6 Baloefeningen met 2-, of 3-tallen (ook met verplaatsen)

6.1 bv. 3-tal, 2 met bal; de 3e speler moet om beurten de bal van speler A dan weer de bal van B spelen. (na verloop van tijd wisselen van functie).

6.2 Met verplaatsen: In twee groepen (aan beide zijden van het net) a. Speler A speelt bovenhands naar B, B speelt terug naar A. B verplaatst nu naar B1. A speelt opnieuw bovenhands naar B1. Deze speelt weer terug naar A. B1 loopt terug naar positie B. A Speelt opnieuw naar B. B terug naar A. Daarna speler C ipv B. Na X minuten één plaats verder. b. In de diagonaalpositie onderhands terug spelen. c. Nu in de diagonaal met “smash” aanspelen.

7 Techniek rollen

Aan beide kanten van het net (midachter) 2 turnmatjes in de lengte tegen elkaar. Werken in 2 groepen: Eén werpt aan, de anderen moeten om beurten de bal terug spelen naar de aanwerper. Steeds met 2 handen passen, hierna afrollen op de mat. Laat de spelers om beurten aanwerpen, zodat T aan beide kanten kan controleren. Eerst alle spelers naar de ene kant, daarna terug. Als het rollen redelijk wordt beheerst, kunnen de matten achterwege blijven.

8 Elk een bal

8.1 Serveren - bal nalopen - aan de overkant weer serveren (na een foute serve moet je verplicht 5x opdrukken in ligsteun; dames op de knieën / heren op de tenen)

8.2 Op de linksvoor plaats (pos.4), de bal voor jezelf opwerpen en dan smashen.

8.3 Serveren en passen in stroomvorm: A serveert; B wacht; C of D passt; E vangt B af en sluit aan die kant aan achter A. B neemt opengevallen plaats in.

Er kan van 2 zijden gewerkt worden, in ieder geval als er meer dan 8 zijn. Zijn er minder, dan bv. maar één speler laten passen. Nog minder: dan van één kant laten serveren. Serve fout = 5x opdrukken in ligsteun. Pass fout = rol links, gevolgd door rol rechts.

9 Oefeningen met 2-tallen (ook sprong - setups)

9.1 Bovenhands over en weer spelen en ondertussen een tweede bal naar elkaar over en weer rollen.

9.2 Idem, maar onderhands spelen.

9.3 Over en weer spelen: ver - kort - ver; van beide kanten (zeer snel lopen; helemaal tot de achterlijn.

9.4 Op 1 meter van elkaar: sprong set-ups geven (speciaal voor de lichaamscontrole) hou de handen hoog boven het hoofd. - Hetzelfde doen we nu op 3 meter van elkaar. - Ook nog eens op 6 meter en voor de beteren ook nog op 8 meter.

9.5 Afsluiten met het ontspannen lopen (joggen) van ± 4 rondjes.

10 Met 2-tallen (hard & prikbal)

10.1 Bovenhands en onderhands over en weer spelen.

10.2 Idem met smashes en verdedigen (ook opzij van de partner spelen).

10.3 Degene bij het net speelt “hard” achterin, deze wordt terug gepasst, waarna een “prikbal” op, of zelfs nog vóór de 3 meter-lijn volgt. Deze wordt ook gespeeld, waarna degene bij het net 1x voor zichzelf recht omhoog speelt. Daarna de hele cyclus opnieuw. Na verloop van tijd wisselen van functie.

Volleybal - oefenstof 12

11 Techniekoefeningen in “carrousel”-vorm (zie ook "conditie")

nr.9 begint als alles “draait”, nr.1 af te lossen. Als dit is gebeurt, neemt nr.1 het over van nr.2; 2 van 3, enz. (niet te vroeg weglopen, de zaak moet in beweging blijven). - Zijn er meer deelnemers dan 9, dan extra inlassen: bv. smashen tegen de muur (bij één extra speler extra); sprong set-ups geven, over 1 à 2 meter (als er 2 extra zijn).

nr.1 = staan op de kast en een bal vasthouden, juist over het net nr.2 = smashen tegen de door 1 vastgehouden bal, omdraaien en een duik maken van het net af nr.3 = smashen naar verdediger 6 nr.4 = samenspelen met 8, over het net. Je mag voor jezelf 3x spelen. nr.5 = blokkeersprong maken en daarbij een bal boven het net doorgeven aan 7 nr.6 = de ballen die nr.3 smasht, verdedigen (terug passen op nr.3) nr.7 = samen met nr.5; de bal weer terug geven, enz. nr.8 = zie nr.4

12 Beginnen met 2-tallen, daarna gezamenlijk

12.1 Inspelen met 2-tallen: bovenhands / onderhands / smash-verdediging / idem met verplaatsen / hard - zacht enz.

12.2 A, B en C hebben een bal. (rij bij D), A speelt D aan, D verdedigt, speelt terug naar A. B speelt D aan, D verdedigt, speelt terug naar B. Zo ook C. Inmiddels is A begonnen E aan te spelen en later F, G, enz. D sluit weer aan achter het rijtje bij G. - Na een paar minuten wordt A afgelost, na weer 1 à 2 minuten B, daarna C enz.

Als ieder 2 x heeft aangespeeld, beginnen we opnieuw, maar nu start C met aanspelen (we werken dus de andere kant op), D E F G stelt zich nu op tegen over C.

13 Oefeningen met 3-tallen (Mocht er een viertal bij zijn dan met bal nalopen, zie 13A)

13.1 1 = A speelt de bal naar B 2 = B speelt terug naar A 3 = A speelt naar C 4 = C speelt naar B 5 = B speelt terug naar C 6 = C speelt weer naar A 7 = A speelt weer naar B enz.

13.2 Als punt 1, maar B geeft alleen “sprong set-ups”.

13.3 Idem, + C speelt onderhands als de bal van A komt en A speelt onderhands als de bal van C komt.

13.4 B geeft een korte sprongset-up (in het midden dus), A en C moeten steeds in komen lopen, opspringen en de bal tippen naar de ander, daarna weer achteruit, of doorlopen (zie 14).

13.5 Komt de bal van B (set-up), dan A en C “smashen”.

14 Het eventuele 4-tal speelt als volgt: (vervolg van oef. 13)

Bij A beginnen met twee spelers, bij B en bij C met één. De voorste A speelt naar B en krijgt hem daarna terug. Nu speelt A naar C en loopt de bal na. C speelt nu de bal naar B en krijgt hem ook terug. Dan speelt C naar de 2e A en loopt de bal na, enz. B is dus het vaste punt, rouleert niet mee en wordt na verloop van tijd gewisseld.

15 Oefeningen met 3-tallen (setup geven aan buitenste 2)

15.1 Bovenhands spelen met bal nalopen (begin dus waar 2 staan, enz..)

15.2 Idem onderhands

15.3 Eentje blijft staan in het midden en geeft steeds een set-up aan degene die haar juist toespeelde. Nadat je dan een set-up hebt gekregen, speel je de bal niet naar degene in het midden, maar naar haar aan de overzijde. Maak hier een spelletje aanvallen en verdedigen van.

Volleybal - oefenstof 13

16 Oefeningen voor de techniek, die ook de conditie sterk aanspreken

- 3 stations, voor 3x een 3-tal

16.1 2 spelers hebben een bal, de derde niet. De 2 met bal spelen om beurten de nr.3 aan en voeren daarbij de moeilijkheidsgraad langzaam “grensoverschrijdend” op.

16.2 Het tweede 3-tal oefent aan weerszijden van het net binnen het 3 meter-gebied. Eén is spelverdeler voor beide kanten. De beide anderen verdedigen op de vrije netspelers-positie en vallen dus om beurten aan op de set-up van de spelverdeler.

16.3 Van het derde 3-tal hebben er ook 2 een bal. Eén van hen begint nr.3 aan te spelen, deze speelt uiteraard terug. Ga net zolang hiermee door (wel/ook steeds moeilijker maken), tot de bal wegspringt. Op dit moment neemt de tweede speler met bal de taak van de eerste over, ook tot de bal wegspringt, de ander heeft inmiddels haar bal weer opgehaald en neemt het weer over enz.

- We gaan 2 minuten door met de opdracht en wisselen dan intern (binnen het 3-tal).

- Na 6 minuten wisselt de opdracht als geheel; (wisselen op teken van de trainer).

17 Oefeningen met 3-tallen (lopen om stilstaande speler)

17.1 Na spelen de bal nalopen. Eerst bovenhands, daarna onderhands.

17.2 A speelt de bal naar B en loopt om B heen, gaat dan vóór B staan. B speelt naar C. C speelt naar A (die immers vóór B staat). A speelt terug naar C en loopt nu om C heen, enz. Het is dus alléén A die loopt. (regelmatig wisselen van functie). Eerst weer alles bovenhands. 2a De "lopende" speler (A) speelt alles onderhands terug.

17.3 Als punt 2, maar steeds als er op A gespeeld wordt, dan wordt er “gesmasht” (rustig opbouwen). A blijft dus lopen om B en C heen.

18 Met de hele groep

18.1 Bal bovenhands over het net spelen, daarna de bal nalopen. Begin bij A. Bij B staan in het begin slechts 2 spelers. 18.2 Als je van B komt en naar A gaat, moet je om pion P heen lopen. 18.3 Als 2 maar van het net af achterwaarts lopen tot voorbij de pion, daarna zijwaarts verplaatsen tot de rij bij A. 18.4 Idem, maar in plaats van achterwaarts lopen maak je een duik richting pion. (T kan hier gaan staan en een bal ter verdediging aanwerpen).

19 Een vervolg op oefeningen 18

We stellen nu bij B evenveel spelers op als bij A: Aan de kant van A, komt nog een speler in het midden voor het net (bv. C) aan de kant van B speler D. Om te beginnen speelt A naar C, C geeft een set-up aan A, A speelt dan de bal over het net naar B. B passt onderhands naar D; D geeft een set-up aan B; B speelt de bal over het net naar A; A passt weer naar C enz. Rouleren gaat van A > D > B > C > A

19.1 We spelen eerst alles bovenhands.

19.2 Wanneer we de bal over het net ontvangen, passen we onderhands naar de “spelverdeler “.

19.3 Als 2, maar de bal wordt met een sprong over het net gespeeld.

19.4 Over het net spelen met één hand: A “tactisch”; B “hard”.

19.5 Vóór we een set-up geven moeten we blokkeren.

Volleybal - oefenstof 14

20 Begin met een 2-tal, daarna een circuitvorm (= ook verdedigen)

20.1 Bovenhands en onderhands spelen

20.2 Elkaar bovenhands sprong set-ups geven (onderlinge afstand 2 à 3 meter).

20.3 Speel de bal 1x loodrecht omhoog, maak een draai en speel de bal achterwaarts naar je partner.

20.4 Smashen en verdedigen; speel in de volgorde aanval - pass - set-up – aanval enz.. (met z'n 2en dus).

20.5 Verdedigen in circuit-vorm: Spelers A, B, C en D hebben een bal. Speler S begint, linksachter - A geeft een harde smash - B geeft een zachte "tactische" bal - C werpt een bal recht omhoog, deze moet geblokkeerd / weggeduwd worden

D speelt eveneens een zachte/korte bal, zodat er gedoken moet worden.

21 Oefeningen met 2-tallen: verschillende opdrachten

Inspelen met 2-tallen als volgt: - tweetallen A: in het achterveld - tweetallen B: over het net

21.1 A en B beginnen met boven- en onderhands over en weer spelen.

21.2 A doet smash - verdedig - set-up enz. B speelt over het net: 3x spelen. Na ± 3 minuten A en B wisselen. 21.3 Serveren; ontvanger passt naar het net, loopt snel naar voren en vangt eigen pass af. Daarna omgekeerd 21.4 A werpt de bal hoog, juist over het net. B smasht "uit stand" meteen terug.

22 Oefeningen in een vorm met 2 tegen 2

22.1 Bovenhands over het net spelen, ruim achterin plaatsen. De "rally-pass" onderhands spelen, de set-up weer bovenhands. A en B wisselen doorlopend van positie, dus na de pass naar het net komen en de bal er over spelen.

22.2 Idem, nu de bal met een "aanvals-sprong" over het net spelen.

22.3 De over het net gespeelde bal wordt geblokkeerd.

22.4 We spelen de bal over het net met één hand.

22.5 De bal wordt met een smash over het net gespeeld.

23 Ieder een bal: (techniek + conditie)

23.1 Van achterlijn naar net met de bal “dribbelen” (basketbaldribble). Bij het net de bal vastpakken in beide handen, hoog opspringen en met kracht de bal over het net werpen, zo strak mogelijk naar beneden. Dan pak je je bal en doe je vanaf de andere kant van het net hetzelfde. - ook uit te voeren met 2-tallen; waarbij de nr.1 eerst heen en terug gaat, daarna de nr.2.

23.2 Vanaf de achterlijn de bal hoog opwerpen richting net, maak een korte sprint, vang de door jezelf geworpen bal op. Opnieuw opspringen en de bal hard en strak over het net werpen (als bij 1).

Volleybal - oefenstof 15

23.3 Nu per tweetal even 1 bal: nr.2 (met bal), werpt deze hoog en ver over nr.1 nr.1 sprint en vagt af, nr.2 loopt rustig mee

23.4 We gaan nu met 4-, of 3-tallen werken: B werpt de bal over A (roept de naam) A sprint en vangt af bij A1, hierna gaat hij onder het net door, draait zich om, springt op en werpt de bal weer met beide handen over het net (strak) in de richting van B. B verdedigt, passt de bal op A, die weer onder het net door terug is gekomen vangt de bal af en sluit aan achter C of eventueel D. Hierna is de beurt aan B, daarna C, D, A enz.....

24 Oefeningen met 2-tallen (rally-pass & aanval)

24.1 Elk aan een kant van het net: “onderhands”, of makkelijk serveren naar je partner. Partner passt naar het net en vangt zelf de bal af. Degene die juist de bal afving serveert nu (enz.).

24.2 Met de bal, bij het net hoog op springen en de bal werpen in het achterveld, naar je partner. Onder het net doorgaan en de pass van je partner afvangen. Terug onder het net door en opnieuw. 10x dan wisselen.

24.3 Als 2: bal over het net werpen, er onderdoor gaan, daarna echter niet afvangen, maar van de pass een set-up maken. Je partner moet naar het net komen en smashen. - Steeds één kant op laten smashen. - Bv. na 3 minuten wisselen van taak.

24.4 Partner werpt van ± 5 meter van het net, de bal juist over het net (bijna nog op de netrand). Partner, staande aan de andere kant, smasht, vrijwel uit stand dus, de bal direct terug. (10x en dan wisselen).

25 Collectieve oefening

25.1 Bovenhands spelen en de bal nalopen.

25.2 Idem, maar als je vanuit het achterveld richting het net speelt, doe je dit onderhands.

25.3 Nadat je de bal onderhands hebt teruggespeeld, maak je een duik richting rechter achterveld, daarna sluit je weer aan.

25.4 Hetzelfde als pnt.3, maar nu werpt T een bal aan, waar de duik plaats vindt (bal moet uiteraard gespeeld worden).

25.5 A smasht; B verdedigt; SV geeft set-up, bal nalopen A > B > SV > A enz. rustig, goed gericht beginnen; pas als het goed loopt, ga je het moeilijker maken: (harder, smash, tactisch)

* NU OVER HET NET *

25.6 T speelt de bal naar B. B verdedigt / passt de bal naar C. C speelt de bal meteen over het net naar A. A passt op SV, deze geeft een set-up en A valt aan. Na de aanval sluit A achteraan bij B. We lopen weer steeds de bal na.

25.7 Idem (als pnt.6) + extra: na de aanval blokkeren.

Volleybal - oefenstof 16

26 Bovenhands spelen combineren met een aanval

A en B spelen bovenhands over en weer en verplaatsen zich al spelende in de richting van het net. Uiteindelijk geeft de speler, die in het midden over de as van het veld bij het net uitkomt een set-up aan de "buitenspeler". De ene keer is A set-upper, de andere keer B. Na de aanval: bal pakken en aan de andere kant verder gaan. A en B wisselen met midden en buiten.

27 Diverse techniek oefeningen in circuit-vorm

(A) nr.1 geeft setup aan nr.2, 2 “smasht” in achterveld naar nr.3, 3 passt naar 1, 1 geeft 3 nog een bal, 3 passt weer naar 1. Nu geeft 1 de setup weer aan 2 enz.

(B) nr.1 speelt steeds de bal aan. nr.2 speelt onderhands met 2 armen terug naar 1 en rolt af op de matten.

(C) nr.1 werpt de bal op tussen 2 en 3. zij “blokkeren” = duwen tegen de bal. komt de bal aan jouw kant, probeer hem dan te spelen; actie over bal weer naar 1.

(D) De bal gaat steeds over en weer (boven- en onderhands). Nr.2 begint, door de bal naar nr.1 te spelen; daarna loopt nr.2 snel om nr.1 heen en gaat er voor staan. nr.1 speelt inmiddels de bal naar nr.3; Nr.3 speelt terug naar 2 (die immers vóór 1 is gaan staan). Nr.2 speelt terug naar 3, loopt nu om 3 heen en gaat dus weer vóór nr.3 staan enz. (dus alléén nr.2 loopt steeds om de andere twee heen; wel eens wisselen van functie).

28 Oefeningen met 2-tallen (sprongsetups / smashen / verdedigen)

28.1 Bovenhands over en weer spelen, na het spelen doorhurken en met beide handen de vloer aantikken.

28.2 Elkaar sprong set-ups geven (afstand 3 meter) gedurende 1 minuut.

28.3 Onderhands over en weer spelen.

28.4 Bal opwerpen en naar de partner smashen via de vloer (hoog pakken en strak naar de vloer slaan).

28.5 Rustig slaan, de ander speelt onderhands terug.

28.6 Idem (als 5), nu steeds opzij van de partner spelen (goed achter de bal komen).

28.7 Harder slaan; aanvallen - verdedigen (met duiken / rollen enz.)

29 Oefeningen voor het spelen van de bal met één hand

Doel: Verkrijgen van meer gevoel voor de bal.

29.1 Elk een bal: Stilstaande de bal hoog houden door deze met één hand (arm) op te spelen (zowel links als rechts). De armen blijven gestrekt in de elleboog.

29.2 Idem met verplaatsen (b.v. van achterlijn naar het net). Oók achterwaarts (b.v. van net terug naar achterlijn)

29.3 Met een tweetal de bal over en weer spelen, waarbij de bal steeds (onderhands) met één hand (zowel links als rechts) wordt gespeeld.

29.4 Met een tweetal, waarbij de ene speler de bal aanwerpt (opzij van het lichaam), de ander speelt terug, daarbij strevend naar een hoge, zo zuiver mogelijk teruggespeelde bal.

29.5 Als punt 4, maar nu meer als smash.

Volleybal - oefenstof 17

Categoriën > Verdediging >

Oefeningen voor de verdediging

Het principe bij verdedigen is: Hoeveel te lager je de armen hebt, des te langer is de weg die de bal moet afleggen om op je armen te komen, des te meer tijd je hebt om te reageren. Verder moet je zorgen, dat je zowel snel naar voren, als naar achteren of naar links of rechts kunt bewegen. Het beste kun je hierom één been voor het andere zetten en de knieën licht buigen. Ook is het b.v. beter om, wanneer je in verdedigings-positie moet anticiperen, op één knie te gaan steunen, i.p.v. zoals men vaak kan zien: wijdbeens met gestrekte knieën en de romp een beetje voorover gebogen. Dit kenmerkt vaak de luie speler, of de speler met conditiegebrek.

Verdediging - index

1 In de diagonaal met 3-, 4, of 5 tallen 18 Met 4-tallen (2) intensiever als oef.14) 2 Verdedigen/pass in de rally (1) 19 Met gebruik van het net (1); met 5- of 6-tal 3 In een circuitje (1) 20 Met gebruik van het net (2); met 5- of 6-tal 4 In stroomvorm 21 Met gebruik van het net (3); met 3-tallen 5 In combinatie met rally-pass (2) 22 Met gebruik van het net (4); met 4-tallen 6 Met 4-tallen 23 Met gebruik van het net (5); met een 7-tal 7 Als er precies 8 deelnemers zijn (meer kan ook) 24 Met gebruik van het net (6); met een 7-tal 8 Nog eentje met rally-pass (3) 25 Met gebruik van het net (7); met een 10-tal 9 Met vaste spelverdelers 26 Met gebruik van het net (8); in rally 5 <--> 5 10 Techniek met verplaatsen en verdedigen 27 Met gebruik van het net (9); + sancties 11 In een circuitje (2) 28 Met gebruik van het net (10); speelse vorm 12 In circuitje (3); aan beide kanten hetzelfde 29 Met gebruik van het net (11); aanval + blok 13 In 2 groepen, in de diagonaal met bal volgen 30 Pepperen met 3-tallen (1) 14 Met 2 vaste aanspeelpunten (zie 18; = intensiever) 31 Pepperen met 3-tallen (2); verplaatsen vd sp.verd. 15 Met 3-tallen 32 Pepperen met viertallen (32A) 16 Met 6-tallen (5 of 4 kan ook nog) 33 Verdedigen + verplaatsen van de spelverdeler 17 Met 6-tallen (soms 5; is wel harder werken)

1 In de diagonaal met 3-, 4, of 5 tallen

Met 3-, 4-, of 5 tallen aan één kant van het net (de bal wordt niet over het net gespeeld). Eén speler staat op de midvoorplaats (pos.3) deze geeft steeds een set-up aan een speler op de buiten positie (pos.2, of pos.4), deze speler “smasht” naar de derde speler op de diagonaal (pos.5, of pos.1). De verdediger passt naar de set-upper; de set-upper geeft een set-up aan de buitenspeler; de buitenspeler speelt een aanvallende bal naar de diagonaalspeler enz. Na verloop van tijd een plaats doorschuiven.

2 Verdedigen / Pass in de rally (1)

Aan beide kanten van het net (helft van de groep)

2.1 Spelers bij A “vallen aan”. Spelers V verdedigen en spelen een “rally-pass” naar spelverdeler S. Deze geeft een set-up aan A enz.

2.2 Idem, harde ballen aanslaan. Er wordt continue gerouleerd. Van A --> V --> S --> A enz.

3 In een circuitje (1)

5 spelers met bal; de rest "werkt"

Speler A: hard langs de lijn B: "tactische" bal in het centrum C: hard of zacht langs de lijn D: werpt de bal in het net E: werpt de bal hoog en ver in het achterveld. Starten bij S; eerst de bal van A spelen. Dan bal van B-C-D-E, na E weer S(tart) De opdracht is: Ga van makkelijk via moeilijk naar het bijna onmogelijke!

Volleybal - oefenstof 18

4 Verdedigingsoefening in stroomvorm

(de ene keer sta je in de linker-, de volgende keer in de rechter diagonaal)

Spelers A (mag ook T zijn), hebben een vaste plaats (rouleren niet mee, worden wel regelmatig gewisseld). Spelers A werpen de bal voor zich zelf op en "smashen" respectievelijk naar B en D. B en D verdedigen, passen de bal naar C en E. Spelers C en E vangen de bal af en doen deze in de bak bij A. C loopt naar D en E naar B, (naar de andere kant dus). B gaat na verdedigd te hebben naar de plaats van C, en D naar plaats E, enz. “Smashen” afwisselen met “tactische” ballen, ook ballen naast de verdediger. Werk van gemakkelijk naar moeilijk.

5 In combinatie met Rally-pass (2)

De ene helft van de groep werkt aan de ene kant, de andere helft aan de andere kant van het net.

S geeft de set-up aan D of aan C. Is het aan C, dan is E de diagonaalverdediger en D de "vrije" netspeler. F kan op dat moment doorgaan voor óf midachter, óf rechtsachter (dus achter het blok verdedigen a.h.w.). Komt de set-up bij D, dan is het precies andersom: F in de diagonaal, C is "vrije" netspeler en E midachter of rechtsachter. Zij verdedigen = spelen een rally-pass, steeds weer naar S. D en C moeten steeds terug naar het net, omdat ze niet weten, wie van hun beiden de set-up aangespeeld krijgt. - Na verloop van tijd één plaats verder.

Eventueel ook met 6-en uit te voeren: er is dan altijd een midachter en ook altijd een rechts (links) -achter.

6 Met 4-tallen

(Bij een deelnemersveld van precies 8 kan deze oefening mooi aan beide zijden van het net identiek uitgevoerd worden, anders is het mogelijk deze oef. te combineren met een van de andere verdedigingsoefeningen).

Eén speler in de diagonaal; een spelverdeler in het midden en voor het net op pos.2 en pos.4, twee aanvallers. Om beurten gaat de set-up naar A of B. De verdediger in de diagonaal, moet dus behalve verdedigen, ook steeds verplaatsen van de ene naar de andere diagonaal. Er wordt uiteraard constant naar het midden gepasst (S).

7 Als er precies 8 deelnemers zijn (meer kan ook)

Met 2 tegen 2 : op half veld (over de lengteas); Eventueel 2 tegen 3, of 3 tegen 3. De bal "diep" spelen, pass naar speler bij het net, deze geeft een set-up aan degene die juist de pass speelde. Hij/zij moet dus naar het net komen, de bal weer “diep” spelen, enz. De speler die de set-up gaf, gaat nu in het achterveld.

7.1 Gemakkelijk beginnen: alle ballen met 2 handen bovenhands spelen.

7.2 Moeilijkheidsgraad opvoeren: - bal over het net met een sprong. - bal over het net, met één hand spelen. - wie aan de beurt is om een set-up te geven zet een blok (een 3-tal zet een 2-blok) - de bal harder spelen --> smash

8 Nog eentje met Rally-pass (3)

Aan beide zijden van het net:

- A geeft set-up - B "valt aan", langs de lijn naar C, of diagonaal naar D. C dan wel D spelen een pass naar A.

Zijn er 5 aan één kant; dan b.v. bij A met 2 spelers beginnen: bal nalopen. Bal nalopen kan ook met 4- tallen, maar dan is er slechts één verdediger (alléén C of alléén D).

Volleybal - oefenstof 19

9 Verdedigen met vaste spelverdelers

- aan beide zijden van het net dezelfde oefening, met de helft van de groep.

9.1 S geeft een set-up aan A. A smasht naar B (en loopt Vervolgens naar de plaats van B). B verdedigt en passt op S. (B loopt vervolgens naar plaats C). S geeft opnieuw

een set-up, nu aan C. C smasht dan naar de doorgelopen A en loopt daarna naar de plek van A, enz. S blijft dus staan. Zijn er meer spelers, dan opstellen achter B (of A).

9.2 Idem (als pnt.1), maar spelverdeler S schuift meer naar het midden en de aanval maken we nu van de rechtsvoor positie (pos.2) en verdedigen doen we in het linker achterveld (pos.5), (= zelfde oefening maar tegengesteld).

9.3 Zelfde groepen houden: De aanval óver het net spelen, dit gaat met volledig nalopen van de bal, uitgezonderd de spelverdeler.

10 Techniek met verplaatsen en verdedigen

10.1 A speelt bovenhands naar C. C speelt bovenhands terug naar A en loopt vervolgens naar C1. A speelt opnieuw bovenhands naar C (bij C1). C terug naar A (nog steeds bovenhands spelen). C loopt van C1 terug naar de 1e positie. A speelt nogmaals (= derde x) bovenhands naar C. C bovenhands terug naar A. A speelt dus 3 ballen achter elkaar naar C. C speelt alle keren terug naar A. Na de derde bal neemt B het aanspelen van A over (A gaat achter B) en C sluit aan achter E. - Na b.v. 2 minuten schuiven we één plaats op. - De eerste keer doorschuiven, doen we aan “eigen” kant. - Bij de tweede keer steek je over naar de andere kant; derde keer weer zelfde kant enz.

10.2 De vorm blijft hetzelfde, maar vanuit de diagonaal-positie pass je onderhands terug.

10.3 Idem, het toespelen naar de diagonaal gebeurt met een smash.

Opdracht is: steeds technisch goed verdedigen en een zuivere pass spelen.

11 Verdedigen in circuitvorm (2)

4 spelers bij het net A, B, C en D spelen "variabele" ballen aan. De rest speelt ze allemaal terug en rouleert continue door. Na verloop van tijd, anderen laten aanspelen. Plaats een extra speler in het midden om na A een "tactische" bal aan te spelen. Een andere variant is om speler C bv een bal in het net te laten werpen, welke dan "gevist" moet worden. Verder: Speler D een hoge bal in het achterveld laten werpen, welke dan "gehaald" moet worden. Of speler C een bal loodrecht op de netrand laten werpen, welke dan "gezamenlijk" geblokkeerd moet worden.

12 Verdedigen in circuitvorm (aan beide kanten hetzelfde) (3)

Start met een blok op linksvoor, daarna omdraaien en duik (= de door A aangespeelde bal verdedigen), weer omdraaien en de door B (variabel) aangespeelde bal verdedigen. Hierna volgt een blokkerbeweging op de rechtsvoor plaats, waarna de door C aangespeelde bal verdedigd moet worden. Dan om de netpaal heen naar andere kant, om daar hetzelfde te doen. (of iets anders: zie ook oefening 11)

Volleybal - oefenstof 20

13 Verdedigen in 2 groepen in de diagonaal met bal volgen

A smasht naar B en loopt door naar A1. B verdedigt en passt naar A1. A geeft een set-up achterover naar C. C smasht naar D enz..........

Opvoeren van makkelijk naar moeilijk.

14 Verdedigen met 2 vaste aanspeelpunten (zie ook oef.18; die is meer intensief)

A en B hebben elk een bal. A smasht naar C. C verdedigt (terug naar A); B speelt daarna "tactisch" naar C. C verdedigt opnieuw (nu terug naar B). Hierna is de beurt aan D ( of eventueel E, enz.) Na (x) minuten worden A en B gewisseld.

15 Verdedigen met drietallen

15.1 Spelers A en B, hebben elk een bal en staan bij het net. C en D staan in het achterveld (onderlinge tussenruimte ± 3 meter, of in ieder geval "voldoende"). A begint met aanspelen naar C of D, afwisselend hard; hoog; ver; zacht; prikbal enz. A gaat net zolang door tot de bal wegspringt. Nu neemt B het over, (A haalt bal op en neemt weer over van B, als ook deze bal wegspringt enz.) - denk aan voetenwerk: nooit stilstaan (blijven "dribbelen"),

altijd één voet vóór de andere zetten.

15.2 Als punt 1, maar meer smashes en van links- en rechtsvoor aanvallen. Als A "aanvalt" staan C en D in rechter achterveld, (pos.6 en pos.1) Valt B aan, dan verdedigen C en D op pos.6 en pos.5. We splitsen de groep in tweeën en doen aan beide kanten van het net hetzelfde.

16 Verdedigen met zestallen (5 of 4 kan ook nog)

De achterspelers spelen de pass (= de verdedigde bal) naar de rechtsvoor, (S). Deze geeft een set-up aan midvoor (M), of aan buitenspeler (B); M of B "vallen aan" (gevarieerd). Variant: Komt de pass niet bij de rechtsvoor, dan zal M of B de set-up moeten geven en kan S ook mee "aanvallen". Na b.v. 20 set-ups schuiven we één plaats door (ballen hard; zacht; tactisch enz....)

Opmerking: Wanneer soms aanval, of smash tussen aanhalingstekens staat, wordt daarmee bedoeld, dat deze "aanval" niet direct leidt tot een score, maar dat de bal zodanig gespeeld moet worden dat deze met enige moeite te verdedigen is. Maw er moet niet te kinderachtig geoefend worden, maar vooral ook niet zodanig, dat na elke "aanval" de oefening stagneert.

17 Verdedigen met 6-tallen; soms 5 (= harder werken)

Drie spelers bij het net: elk een bal. Speler D speelt 12 ballen "gevarieerd", hij/zij start op pos.6; Eerst speelt A, dan B, dan C. Daarna weer A, B en C, tot 4 x toe (=12 ballen). Hierna is de beurt aan E, daarna F enz. D vervangt inmiddels een der spelers bij het net enz...

Volleybal - oefenstof 21

18 Verdedigen met 4-tallen (2); intensiever dan oef. 14

Twee spelers bij het net: A en B, hebben elk een bal. C start op pos.1 A speelt 3 ballen op C: - hard diagonaal - zacht in het centrum - hard langs de lijn B neemt het over en speelt dezelfde 3 ballen: hard, zacht, hard. Hierna is de beurt aan D, dan weer C (of als er meer zijn E, F ...) Wel regelmatig A en B wisselen.

19 Verdedigingsoefening met gebruik vh net (1); met 5 of 6-tal

19.1 A en B zijn de spelers met bal. Een 2-tal staat naast elkaar op de 3m-lijn. A begint: werpt de bal over het net in het

achterveld. Het 2-tal loopt achteruit en bouwt samen met een spelverdeler (S), in 3x spelen een aanval op. - na elke ± 10 ballen wisselen - na elke bal één plaats verder - rally uitspelen en dan doorschuiven

19.2 Als punt 1, maar nu start het 2-tal vanaf de achterlijn.

20 Verdedigingsoefening met gebruik vh net (2); met 5 of 6-tal

20.1 A smasht de bal over het net (zelf opwerpen; dus geen set-up van een spelverdeler). B of C verdedigt en passt naar S. S speelt nu een "prikbal" op de 3m-lijn. De verdediger, die niet passte (uit de eerste "aanval" van A), verdedigt deze prikbal. Daarna gaan beide spelers weer achterin het veld. D smasht de volgende bal. S pakt de verdedigde bal op en sluit aan achter D, terwijl A op de plaats van S komt (A, S en D rouleren dus). Na bv. ± 10 ballen wisselen met B en C.

20.2 S is nu een vaste plaats. A en D vallen om beurten aan. S geeft óf een prikbal aan B of C, óf een set-up over het net aan A of D. De rally gaat door. - N.B. Als S steeds onder het net door gaat, kan het beide kanten op !

21 Verdedigingsoefening met gebruik van het net (3); met 3-tallen

A (met bal), werpt deze op en smasht naar B. B verdedigt en passt richting het net. A komt onder het net door en speelt (met nog steeds dezelfde bal) een "prikbal" op de 3m-lijn. B verdedigt deze bal opnieuw. B vangt dan, de laatste (zojuist verdedigde) bal zelf op, gaat naar de andere kant van het net en doet wat A juist deed. Nu verdedigt C, enz .....

22 Verdedigingsoefening met gebruik van het net (4); met 4-tallen

A werpt zelf de bal op en smasht naar B of C. Deze speelt de pass naar S. B en C komen beiden naar het net (dreiging). Wie de bal niet verdedigde, krijgt de set-up. Niet "scorend" aanvallen, maar de bal over het net weer naar A tikken. Hierna opnieuw, enz .....

Variaties: Alvorens een set-up te geven, geeft S eerst nog een "prikbal" op de 3 meter-lijn. - ook uit te voeren in een continue rouleer systeem A --> B --> C --> S --> A.

23 Verdedigingsoefening met gebruik van het net (5); met een 7-tal

Aanval over het net. A begint met de bal over het net te spelen. 3 spelers: D, E en F verdedigen. De pass gaat naar S,

Volleybal - oefenstof 22

hij/zij geeft de set-up aan A (dus over het net = set-up aan de tegenstander ahw). A valt opnieuw aan. De rally wordt doorgespeeld tot het niet meer lukt, steeds met A als aanvaller. Hierna begint aanvaller B. Als A, B en C elk b.v. 3x geweest zijn, dan één plaats opschuiven (inclusief de spelverdeler, of deze juist niet).

24 Verdedigingsoefening met gebruik van het net (6); met een 7-tal

Lijkt op oefening 23. Er komt een blok bij. De ene keer is het blok op pos.2, de andere keer op pos.4

A begint met een aanval. C blokkeert. Spelers E, F en G verdedigen. Ze passen naar het midden. Als A aanvalt moet de pass naar C worden gespeeld. C geeft een set-up, óver het net aan B. B valt aan en D gaat blokkeren. Nu komt de pass bij D (die naar het midden is gelopen) en geeft de set-up aan A enz...

25 Met gebruik van het net (7); met een 10-tal

Er wordt steeds een 2-blok gezet. De ene keer op pos.2, de andere keer op pos.4.

A valt aan op een set-up van S. B en C blokkeren. D, E, F en G verdedigen. De rally wordt uitgespeeld. Nu valt H aan (ook weer na een set-up van S). C en D blokkeren. E, F, G en B verdedigen. Weer rally uitspelen.

Na deze 2e bal gaan we wisselen als volgt: G zorgt ervoor, dat hij de bal uit de 2e rally te pakken krijgt, hij gaat naar plaats H. H gaat na zijn aanval naar plaats S. S pakt de bal uit de 1e rally. Rouleren is dus als volgt: A --> B --> C --> D --> E --> F --> G --> H --> R.

- Met minder spelers ook te doen, dan met wat minder verdedigers = systeemtraining.

26 Met gebruik van het net (8); in een rally 5 <--> 5

Rally 5 tegen 5 met de aanvalsopbouw steeds via de rechtsvoor (als spelverdeler). Hij/zij geeft de set-up op pos.4 (ruim van het net af). Er komt steeds een 1-blok tegenover. Variatie: Iedere keer als de bal over het net is gespeeld één plaats opschuiven. Het lukt ook met 4 tegen 4, met een verdediger minder.

27 Met gebruik van het net (9); + sancties

27.1 Aanvallen van pos.4. Een één-blok aan de andere kant + 3 verdedigers B, C en D. Wie scoort gaat niet blokkeren/verdedigen. Wie niet scoort dus wel. Als volgt: Van A --> B --> C --> D --> aanvallen. S kan langer blijven staan, maar kan ook in het rouleersysteem worden opgenomen.

27.2 Hetzelfde doen we nu met aanvallen van pos.2

28 Met gebruik van het net (10); speelse vorm

Er staan 2 teams tegenover elkaar (6 tegen 6, of 5 tegen 5); Zij spelen een rally. Na een fout geeft T (= trainer, of een speler die over is) direct een volgende bal (of aan weerskanten een ander iemand, die een volgende bal aan kan spelen na een fout). Ballen die “dood” zijn zo snel mogelijk uit het veld naar T. Punten tellen? kan op manier rally-point, of op tafeltennis manier.

Volleybal - oefenstof 23

29 Met gebruik van het net (11); aanval + blok

Twee spelers: A (midachter = pos.6) en B (diagonaal = pos.5) verdedigen. Eén speler (C) staat klaar om aan te vallen op pos.4 en op pos.2/3 staat de spelverdeler (S). De rest maakt een rij aan de andere kant van het net op pos.5.

29.1 De voorste (D) begint: Hij werpt de bal voor zichzelf op en smasht (eerst zonder, later met sprong) de bal over het net. A / B verdedigen, passen zo goed mogelijk naar S, die een set-up geeft aan C. C valt aan b.v. langs de lijn (rechtdoor), D1 verdedigt deze bal. Rouleren: D --> C --> D.

29.2 D laten verdedigen in de diagonaal en de aanval van C laten blokkeren door E en F. B en eventueel ook A + S zorgen altijd voor de eigen aanvals-dekking. (Rally uitspelen, dus E of F geeft set-up aan D). Rouleren: D --> C --> E --> F --> D. Na verloop van tijd wisselen A, B en S met 3 andere spelers.

30 Pepperen met 3-tallen (1)

C geeft een set-up aan A; C verplaatst zich daarna naar C1. A smasht naar B. B verdedigt (passt) naar C1. C1 geeft weer een set-up, nu aan B. C1 verplaatst zich weer naar C. B smasht naar A. A verdedigt (passt) naar C en we beginnen weer van voren af aan.

31 Pepperen met 3-tallen (2); verplaatsen vd spelverdeler

C is in dit geval de zich verplaatsende spelverdeler.

C speelt bovenhands naar A (= set-up). A smasht naar B, of C. (B, of C verdedigt). - Is de smash op B, dan loopt C richting C1. C geeft nu de set-up aan B. C stelt zich daarna rechts naast A op. Nu smasht B op A, of op C. B op A, of op C. - Kwam de eerste smash op C, dan moet C de bal zodanig verdedigen, dat deze nog eens hoog bij A komt. A valt dan direct nog een keer aan, nu op B - Komt de smash (van B) op C, als deze op C1 staat, dan valt B direct nog een keer aan op A. Hierdoor leert de spelverdeler, dat hij er niet alleen is om set-ups te geven, maar dat hij ook moet verdedigen.

32 Pepperen met viertallen

Begin: B geeft A een set-up. A valt aan op C of D. Degene die niet verdedigt, loopt naar voren en geeft een set-up aan de ander (C, of D). Zij (C, of D), vallen aan naar A, of B. Wie de bal niet verdedigt (A of B) loopt naar voren en geeft een set-up aan A of B) loopt naar voren en geeft een set-up aan de ander (B, of A); smash weer naar C/D enz. Het is dus om en om, een spelletje 2 tegen 2.

32A Nu over het net: Het wordt nu een echte set-up en een echte aanval. Zodra de aanval is afgerond, beide spelers terug in het achterveld. De scheiding tussen 2 oefengroepjes is de lengteas van het speelveld. Als er meer dan 2 in een team komen, speel dan met één speler aan het net; Degene die de pass speelt moet aanvallen en de volgende set-up geven. Na set-up terug naar achterveld.

33 Verdedigen + verplaatsen van de spelverdeler (3-tal)

De oefening kan ook gezien worden als een oefening voor de spelverdeler. Begin: A werpt de bal voor zichzelf op en smasht op B, of op spelverdeler S. - Als S verdedigt (S moet dit zó doen, dat de bal nog eens hoog bij A komt), slaat A de volgende bal op B. - Als B verdedigt, loopt S naar voren (penetreert ahw), hij loopt in elk geval onder de bal en geeft een set-up aan A. A speelt de bal één keer voor zichzelf hoog en slaat opnieuw.

Volleybal - oefenstof 24

Categoriën > Spelverdeling >

Enkele oefeningen voor het spelverdelen

Inleiding

Vooral bij beginnende spelverdelers zal extra aandacht geschonken moeten worden aan de wijze van indraaien in de richting van de te geven setup. Het is met name in deze fase af te raden de bal onder een hoek te spelen. Het inschatten t.a.v. de juiste positie t.o.v. het net is op deze wijze beduidend moeilijker. Loop een stap harder en draai helemaal in.

Een spelverdeler moet behalve het kunnen geven van een goede setup, evenals de andere spelers een leerproces doormaken. Bij het geven van de juiste setup komen meer dingen kijken, vooral bij andere types aanvallen dan hoog buiten. Hij/zij zal in samenwerking met de individuele aanvallers moeten trainen en leren, op welke wijze een setup, bij iedere aanvaller

afzonderlijk, het beste resultaat oplevert.

Een voorbeeld: Stel, de pass komt mooi in het midden voor het net en er zal een snelle aanval met een midspeler uitgevoerd gaan worden: Als de pass laag gegeven is, zal de spelverdeler moeten weten wat de aanvaller gaat doen; komt deze snel, dan de setup laag, wacht de aanvaller even (normalerwijze is de pass hoger), dan zal de setup iets hoger gegeven moeten worden.

Behalve dat hij/zij bepaalde manieren van spelen van de aanvaller kent, moet hij ook goed blijven kijken, of de aanvaller in deze

situatie, dit ook daadwerkelijk doet. Al dit soort zaken moeten na enige tijd, blindelings kunnen verlopen.

Verder zal hij/zij tijdens de wedstrijd, studie moeten maken van het blokkeergedrag van de tegenstander.

Bij het "lopen" naar een positie ergens tussen positie 2 en 3, is het erg stimulerend voor de pass-speler, om de plaats te weten waar de spelverdeler zich naar toe beweegt. De spelverdeler doet er daarom goed aan, b.v. "HIER" te roepen.

De techniek: Speel de setup met de armen hoog, de handen boven het hoofd, dit geeft de minste kans op techniekfouten.

Verder maak je het de tegenstander lastiger, omdat deze niet duidelijk kan waarnemen, wat je met de bal van plan bent.

Het spelverdelen komt uiteraard ook op andere pagina's ruimschoots aan de orde.

Inhoud 1 Aan begin van training tijdens inspelen met 2 of 3 tallen 2 Spelverdelen combineren met Serve/Pass 3 Combinatie Spelverdelen – Aanvallen 4 Serveren / Passen / Spelverdelen / (Conditie) 5 Serve / Pass / Spelverdelen / Aanval / Rally 6 Spelverdelen of Aanvallen 1 Aan het begin van een training; tijdens het inspelen met 2 of 3 tallen

- beide spelverdelers evenwijdig aan het net over en weer laten spelen. - idem, elkaar sprong set-ups geven (onderlinge afstand opvoeren, van 1 meter tot 4 à 5 meter)

NB als er 3 spelverdelers zijn: - met hun drieën laten oefenen (bal nalopen) - één der andere spelers met een spelverdeler laten oefenen. Met 3 kan het ook, dat eentje in het midden staande, set-ups achterover geeft. Degene op rechtsvoor moet ze dan “over de hele” geven naar linksvoor. variant: - de set-up “over de hele” af en toe onderhands laten uitvoeren. - de set-up achterwaarts in het midden, met en zonder sprong.

2 Spelverdelen combineren met serve/pass

Er zijn 2 of 3 spelverdelers, zij penetreren om beurten van rechtsachter (achter een turnbok vandaan).

2.1 Geef een hoge set-up precies in de korf op pos.4 (onderrand van de korf ± 1 m. boven het net; of naar believen anders) Spelers P, passen naar pos.3. Eén speler staat klaar bij de korf om de bal af te vangen, de rest serveert. Na ± 10 passes, 2 andere spelers P.

- Na foute serve eerst bal halen, dan opnieuw serveren. - Na foute serve 5x opdrukken in ligsteun.

2.2 Op pos.3 een midspeler (korf weg). Na serve van net af; Aanval door midden.

2.3 Midspeler aan serveerzijde: blokkeren. Wie geserveerd heeft, verdedigt op pos.1, daarna op pos.5; rally uitspelen!

2.4 Bok weg; in plaats hiervan een aanvaller. Aan serveerzijde blok op pos.4

2.5 Eén der spelverdelers wordt voorspeler op pos.4; We hebben aan de niet serveerzijde dus een complete voorhoede.

2.6 In spelvorm; dus punten tellen; na bv. 10 gespeelde punten een andere opstelling.

Volleybal - oefenstof 25

3 Combinatie: spelverdelen - aanvallen

Eén spelverdeler (S1) aan de ene kant en één aan de andere kant van het net.

3.1 Rij R1 speelt de bal aan naar S1, hij/zij maakt er een set-up van, die in de korf gespeeld moet worden. Speler A1 vangt af en sluit aan achter rij R2. Rij R1: na aanspelen afvangen (A) Spelers rij R2 spelen pass naar spelverdeler S2, hij/zij geeft een korte set-up aan "midaanvaller" M. M smasht rechtdoor, pakt geslagen bal en sluit aan achter rij R1.

3.2 De korf wegdoen, in plaats daarvan de set-up naar A1; aanvallen rechtdoor.

3.3 Na aanvallen, een diagonaal blok, zodat de aanvaller kan zien waar hij/zij “langs de lijn” moet aanvallen.

3.4 De rij R2 naar de andere kant van het net verplaatsen. De voorste “werpt” de bal naar M, hij/zij passt op S2; korte set-up en aanvallen (rechtdoor).

- Voortdurend S1 en S2 van plaats laten wisselen en 3e spelverdeler inschakelen.

4 Serveren / Passen / Spelverdelen / (Conditie)

4.1 Met 2 spelers passen, één spelverdeler en een korf op pos.4; de rest gaat (moeilijk) serveren. Gepast wordt naar de spelverdeler (midden), deze speelt de set-up door de korf. De serveerder vangt af, en sluit opnieuw aan bij de serveerders. Na verloop van tijd schuiven de passers één plaats door, ook van spelverdeler wordt regelmatig gewisseld.

4.2 De korf verdwijnt. De speler die serveerde moet heel snel om de netpaal heen lopen en daarna de eigen geserveerde bal smashen.

4.3 De passers vallen zelf aan, keuze spelverdeler is vrij. De serveerder blokkeert, probeert de juiste inschatting te maken.

4.4 Met nog 2 spelers méér aan de serveerkant wordt verdedigd, opnieuw een aanval opgezet enz. De rally wordt uitgespeeld. (b.v. één speler blokkeert op pos.4 en de serveerder op pos.2, de 3e speler verdedigt het achterveld; steeds diagonaal).

5 Serveren / passen / spelverdelen / aanvallen / rallyspel

(Deze oefening vind je ook op de pagina's: Complexe oefeningen 13/14 en Gameplay 7/8/9)

5.a Starten met 2 passers A en B. C staat te wachten om de plaats van A of B over te nemen en D staat klaar om de gepasste bal af te vangen, om daarna zelf ook te gaan serveren. De rest van de spelers (E, F, G, ......) beginnen met een serve en lopen daarna naar plaats C. De speler die gepasst heeft, gaat vervolgens afvangen en de wachtende speler (C) neemt de opengevallen plaats in (A of B).

5.b Op plaats D komt nu S, de (of één der) vaste spelverdelers. Deze geeft een set-up aan: - de speler, die gepast heeft. - de speler, die niet gepasst heeft - de wachtende speler

5.c De speler die juist serveerde gaat de aanval blokkeren (je weet precies wie de set-up zal krijgen, als je het schema uit punt b aanhoudt)

5.d De speler die doorloopt naar de serve, gaat eerst verdedigen (waar ? zie punt c) Indien mogelijk speel je de rally uit met 2 tegen 3. (De wachtende speler aan de pass-zijde kun je in de rally inschakelen als 4e speler)

5.e Van een één-blok ga je naar een twee-blok (inpassen in het rouleersysteem, of door één der vaste midspelers laten uitvoeren).

Varianten

1 Een vaste midspeler M in het midden vóór de spelverdeler plaatsen (deze passt dus niet mee). Op het moment van serveren loopt M van het net af. S geeft een (korte) set-up aan M. Blokkering en verdediging als in punt c t/m e

2 Spelverdeler S geeft nu een set-up (in ieder geval de eerste na de serve) op pos.2 Hier staat aanvaller P klaar.

Opm: Wanneer het enigszins "rommelig" dreigt te worden, laat dan niet meer na elke rally rouleren,

Volleybal - oefenstof 26

maar speel een aantal (b.v. 10) ballen in dezelfde opstelling. Je kunt er een wedstrijdje van maken, door een puntentelling toe te passen. (de "normale" puntentelling, of alléén de uit eigen aanval, zélf gescoorde punten tellen mee).

6 Aanvallen of Spelverdelen

6.1 T, of speler A, brengt de bal in het spel (door middel van een serve, een plaatsbal, of smash uit stand) B passt op rechts (pos.2, of tussen pos.2 en pos.3 in). Spelverdeler S, stelt zich op vlak voor de 3meter-lijn, zodat een korte aanloop, om een harde aanval te kunnen maken mogelijk is. - S speelt: a een "doortikbal" b een harde aanval

In eerste instantie proberen F, A en D deze ballen te verdedigen. Later maken we er een rally van, door de bal opnieuw naar B te plaatsen. (De uitvoering van a + b niet langer dan ± 5 minuten laten uitvoeren, omdat het tamelijk saai kan zijn voor de andere trainingsdeelnemers. Als de mogelijkheid er is kun je de spelverdeler(s) wel apart trainen, of anders hier vaker, op aansluitende trainingsavonden, kort aandacht aan besteden!)

6.2 Gelijk aan 1, maar S speelt nu met een sprongset-up een snelle bal op C. D (eventueel + M) blokkeert en A, F en E verdedigen. De rally weer uitspelen, indien mogelijk steeds weer met een bal op B.

6.3 Als 1, maar nu loopt de aanval via een midspeler.

a Aanval op de midvoor, vóór de spelverdeler.

b Golf-aanval; midspeler "dreigt", de set-up gaat er vlak overheen, naar de buitenspeler, die iets komt toelopen en de aanval afmaakt, vlak naast de dreigende midspeler (aanval komt uiteindelijk tussen pos.3 en pos.4 in)

c Nadat T, of A de bal heeft aangespeeld, gaat midspeler C achteruit (van het net af), loopt achter de spelverdeler langs, naar pos.2/3. S geeft een set-up achterover, C valt aan. Vanzelfsprekend gaan E en M blokkeren en F, A en D verdedigen. De rally wordt uitgespeeld; ook nu: steeds weer proberen via B te spelen.

Bij voldoende trainingsdeelname een extra speler op linksvoor (naast C en vóór B).

Categoriën > Aanval >

Vier oefeningen voor de aanval

Inleiding

Zorg er bij het aanvallen altijd voor, dat je achter de bal blijft. Dat wil zeggen: Op het moment van slaan = de bal raken, bevindt deze zich tussen jouw en het net.

Van groot belang hierbij is, op dezelfde plaats neer te komen, als waar je hebt afgezet, spring je bijv. naar voren, dan is de kans erg groot, dat je op het moment van de bal raken, toch weer voorbij de bal bent en deze achter je hebt op het moment van slaan. Het gevolg hiervan is meestal dat de bal wordt uitgeslagen, of anders is de kracht dermate gereduceerd, dat de aanval gemakkelijk verdedigd kan worden. Ook het ontstaan van enkelblessures is vaak een gevolg van niet op dezelfde plaats neerkomen als waar je hebt afgezet.

Voor het verkrijgen van voldoende topspin in je aanvalsslag, is het belangrijk de bal te raken, wanneer je lichaam nog juist in stijgende lijn is. Topspin veroorzaakt een sneller dalend effect. Door tijdens trainingen evenwijdig aan het net, een beetje schuin achter de spelverdeler te gaan staan, kun je exact waarnemen, of een speler de bal raakt net voor of op het hoogste punt, dan wel reeds dalende is. Wanneer je dalende bent krijgt de bal een achterwaarts effect, waardoor hij minder snel daalt en dus sneller uitgeslagen wordt.

1 Tempo aanvallen (= snel na elkaar)

Trainer werpt ballen op, die door de spelers worden ingeslagen. Na de aanval bal ophalen en in de bak bij T doen, aansluiten tot je weer aan de beurt bent. HOOG TEMPO !

2 Aanvallen met sancties bij fouten

2.1 Rij R vanuit het midden met bal: aanspelen naar de sv, deze geeft een setup aan de klaarstaande aanvaller buiten-links, deze valt aan; haalt geslagen bal en sluit aan bij rij R.

Sanctie: na een foutieve aanval moet je een sprong-serie afwerken over 5 horden van ± 30 cm hoogte (of ergens anders overheen, als je niet zo gauw 5 horden van 30 cm kunt vinden).

Volleybal - oefenstof 27

2.2 Opvoeren moeilijkheidsgraad 1: als bij punt 1, + er staan nu 2 verdedigers klaar om de aangevallen bal te stoppen; krijgen ze hun hand(en) er onder, dus de bal gaat niet rechtstreeks naar de vloer, dan geldt de aanval als foutief en volgt weer de sanctie.

2.3 Opvoeren moeilijkheidsgraad 2: als bij punt 2, + er komt een blokkeerder bij. Wordt de aanval geblokkeerd, dan moeten de aanspeler + de spelverdeler en eventueel ook de aanvaller, opnieuw proberen de bal tot een aanval te brengen, lukt dit, dan geen sanctie, anders dus wel.

Met een beetje fantasie kun je zelf ook sancties bedenken.

3 Aanval / blok en verdediging

3.1 Rij R speelt van linksvoor de bal naar de spelverdeler, deze geeft een korte set-up in het midden. A valt aan en probeert de bal links of rechts langs blok B te slaan. A haalt de geslagen bal op en sluit aan achter R. R gaat na het aanspelen naar de rij in het midden om op zijn beurt aan te vallen.

3.2 Links en rechts schuin/achter het blok komen nu verdedigers staan. Zij verdedigen de ballen die langs het blok geslagen worden. Na de aanval verdedig je eerst links, bij de volgende aanval rechts, daarna bal pakken en aansluiten achter R. - N.B. Regelmatig midblokkeerders en spelverdelers wisselen.

3.3 Nadat R de bal heeft aangespeeld, volgt deze de bal naar het midden en valt aan op kort; speler A loopt nu achter R en rekent op een set-up achter de rug van R, indien ja, dan valt A aan. - Het makkelijkst is, dat degene die slaat, doorloopt naar de verdedigingspositie.

Degene die met bal daar vandaan komt, sluit zich aan achter R.

4 Leren van de staffel-aanval

4.1 De spelers in rij R hebben allemaal een bal. In rij A niet. Spelers R spelen een pass naar spelverdeler S. S geeft een korte set-up (eerste tempo bal) Speler van rij A loopt in en smasht de kort gegeven set-up. Na de aanval pak je de geslagen bal en sluit je aan achter rij R. Degene die aanspeelde sluit aan achter rij A.

4.2 Als punt 1, echter de spelverdeler geeft nu een setup, juist over de inkomende aanvaller van rij A heen. De speler die de bal aanspeelde (R) loopt achter aanvaller (A) langs en smasht de setup (2e tempo aanval). De geslagen bal wordt nu gehaald door de niet aanvallende 1e tempo loper, deze sluit aan achter rij R, de 2e tempoloper sluit aan (zonder bal) achter rij A.

Er zijn 2 uitvoeringswijzen: 1 De 2e tempoloper komt naast de 1e tempoloper. 2 De 2e tempoloper blijft achter de 1e tempoloper.

4.3 Als 1 en 2; de spelverdeler kan nu willekeurig de setup aanspelen naar de 1e -, zowel als naar de 2e tempoloper.

Volleybal - oefenstof 28

Categoriën > Blok >

Oefeningen voor de blokkering

- Zetten van het blok - Het Middenblok - Middenblok en verdediging

1 Oefeningen voor buitenblok (om het blok te zetten)

Spelers A en B houden staande op een bank, een bal boven het net, nog juist aan eigen kant. Spelers M en R maken blokkeer bewegingen. M staat voor middenblok en R voor buitenspeler op rechts, (= meestal de spelverdeler of libero).

1e keer: M blokkeert op het midden en R op buiten (rechts)

2e keer: R zet buitenblok en M sluit aan (vormen dus een 2-blok). N.B. M sluit alleen maar aan ! - daarna gaat M terug naar het midden en begint de actie opnieuw. Speler B gaat steeds iets verplaatsen zodat R echt moet kijken waar hij/zij moet blokkeren. R blokkeert met de rechterhand recht voor de bal (afspreken !).

Hetzelfde doen we aan de andere kant; weer met de specifieke midspelers op de midden positie, nu met buitenaanvallers op linksvoor (pos.4). Op pos.4 vinden we meestal de hoofdaanvallers, soms een libero en in het 4-2 systeem soms ook de spelverdeler.

2 Oefeningen voor het middenblok

Blokkeer op het midden, na neerkomen de rechtervoet op zij zetten (naar rechts). Dan de linkervoet voorlangs kruisen, rechtervoet naar rechts plaatsen, linkervoet aansluiten opspringen en een “buitenblok” maken. Dit als totaliteit zeer snel uitvoeren!

Na deze actie, loop je rustig terug naar het midden (antenne) en begint opnieuw.

- voordeel “rustig” terug lopen: je kunt je nu elke actie maximaal inspannen. m.a.w. supersnel uitvoeren. - Aan de andere kant, direct tegenover je, oefent een andere midspeler. Als er in totaal 4 midspelers zijn: eerst de beide anderen dit laten doen, daarna de eerste 2 weer, nu andersom. Hierna de beide anderen nog een keer. Zijn er 3 midspelers, dan in combinatie met een andere opdracht: één plaats doorschuiven.

3 Oefening voor middenblok + verdediging

Tijdens een wedstrijd, worden vaak een aantal vaste patronen gespeeld, door het eigen team, reken er op, dat de tegenstander dit ook doet. B.v. als jij op speler A serveert en de pass komt goed, dan doet in een bepaalde opstelling speler B zus en speler C zo enz.

Na een paar keer heb je dit door (de Amerikanen noemen dit een CUE (= wenk, of aanwijzing) en kun je het blok aanpassen. Vooral het middenblok is vaak een moeilijk punt, omdat daar de aanvallen meestal heel snel worden uitgevoerd en je vaak niet in staat bent om meer dan een 1-blok te vormen. Je moet dan een keus maken.

1e Je blokkeert met de armen (handen) ver uit elkaar en hoopt de bal te blokkeren die links of rechts naast je wordt geslagen. (De midachter staat nu midden achterin).

2e Je kiest voor één kant en wel die kant, die duidelijk is geworden door de CUE. In de andere lijn komt dan een verdediger. B.v. de aanvaller op het midden slaat in de richting van pos.5 (linksachter), zet nu het blok voor deze zone, de spelverdeler moet nu de andere lijn verdedigen. Slaat de midaanvaller richting pos.1 (rechtsachter), zet dan daar het blok en laat de diagonaal verdediger pos.5 (linksachter) de “vrije” lijn verdedigen. Je moet om te verdedigen wel wat naar voren komen ± 4 à 5 meter van het net (hoe stijl kan de aanvaller slaan). Je kunt dit eenvoudig trainen door één midblok te plaatsen + een verdediging op pos.5 en een op pos.1. De rest laten aanvallen door het midden.

Volleybal - oefenstof 29

Categoriën > Serve/Pass >

Oefeningen voor serve en (rally)pass

1 Startoefening: serve - pass - aanval - blok - verdediging - opbouw

2 TPR: Training - Perfecte - Rally-pass 3 Van Rally-pass naar Pass uit opslag

4 Serveren / Passen; 3m Aanval en Verdedigen

5 Serveren / Passen; Aanvallen / Blokkkeren

6 Rally-pass op een speelse manier

1 Startoefening: serveren - passen – aanvallen - blokkeren - verdedigen – opbouwen

1.1 Serveren; bal nalopen; Wachten; Plaats innemen van speler die gepasst heeft; Passen; Afvangen; Serveren enz......

1.2 Degene die fout serveert moet 5x opdrukken in ligsteun (dames mogen op hun knieën) Een foute pass wordt bestraft met een rolletje links + een rolletje rechts. Als dit laatste teveel tijd in beslag neemt, moeten er 2 in de “Wacht” bij W.

1.3 Op de plaats van de afvanger, nu een specifieke spelverdeler. Op pos.2 een aanvaller (stopt niet mee).

Spelverdeler geeft set-up achterover naar de aanvaller op pos.2. Na de aanval bal pakken en serveren enz.

1.4 Na aanval op pos.2, eerst blokkeren, daarna pas verder gaan. Tegelijk gaat de serveerder verdedigen op pos.1 (rally spelen).

1.5 Bij spelverdeler op het midden, komt een "specifieke" midspeler (niet mee stoppen). Na de serve gaat hij/zij van het net vandaan, om te kunnen aanvallen. De spelverdeler heeft nu de keuze: bal naar pos.2, of naar pos.3. Tegelijk hiermee ook een vaste midspeler aan de serveerkant (middenblok of aansluiten links), tevens meer spelers inschakelen bij de verdediging.

- Probeer zo te spelen, dat de eerste aanval een rally-bal oplevert, pas daarna doelbewust scoren.

2 TPR: Training - Perfecte - Rallypass

Plaats een korf (korfbal) ± 2m. hoog op pos.3, 1 à 2 m. van het net. Er wordt gewerkt in 2 groepen, de scheiding is de lengteas van het speelveld. Van de ene groep stelt een pass-speler zich op, ongeveer op pos.4; van de andere groep iemand op pos.1 (beiden aan dezelfde kant als de korf) Van beide groepen komt er een afvanger bij de korf. Buiten de zijlijn stelt zich alvast de volgende pass-speler op. De rest stelt zich (met bal) op aan de andere kant van het net. De voorste begint.

2.1 Werp de bal onderhands over het net (afstand tot het net ± 4 meter)

2.2 Idem bovenhands met 2 handen (voetbal-inworp)

2.3 Werp de bal voor je zelf op en “smash” de bal (rustig aan, uit stand)

2.4 Als 3 nu met sprong; Maak er a.h.w. een 3-meter aanval van.

- De volgorde van werken is: Inbrengen van de bal -> wachten aan de zijlijn -> passen -> afvangen -> onder net doorgaan en aansluiten bij inbrengen van bal.

3. Van Rally-pass naar Pass uit opslag

Deze oefening lijkt op oef.2, er wordt echter in één groep gewerkt en de korf maakt plaats voor een spelverdeler.

Speler 1 brengt de bal in het spel d.m.v.: A werpen, B smash uit stand, C met sprong en D als serve. A, B, C van achter de 3-m. lijn, D van de serveerplaats. Na de pass van 2 geeft spelverdeler S een set-up naar pos.2. Aanvaller 4 valt aan. Nr.3 dekt de aanval uit (speelt de bal, die van het blok terug komt). 5 en 6 blokkeren, 7, 8 en 1 verdedigen. Als de rally stopt, dan 1 -> 2 -> 3 -> 4 -> 5 -> 6 -> 7 -> 8 -> 1. S blijft.

Volleybal - oefenstof 30

4 Serveren / Passen ; 3m Aanval en Verdedigen (zie ook: Complexe oefeningen)

Speler A serveert. Spelers E en F verzorgen de pass. Speler S geeft een setup op de 3m-lijn voor speler D. Speler D valt aan (3m) en spelers B en C verdedigen. Na de serve verdedigt A op positie X. Spelers extra? Met bal achter A. Rouleren: A gaat na de actie, naar plaats B -> C -> D -> achter A aansluiten -> serveren. Spelers E en F regelmatig wisselen evenals de spelverdeler.

5 Serveren / Passen ; Aanvallen / Blokkeren (zie ook: Complexe oefeningen)

De oefening lijkt op oef.4 ; Er wordt echter van pos.4 aangevallen en er komt een blok bij.

Speler A serveert. Spelers E en F verzorgen de pass. Spelverdeler S geeft set-up aan speler D, die aanvalt. Voor de blokkering zorgen B en C. Na de seve verdedigt A op X.

Bij grotere trainingsdeelname ook een speler op X1. E zorgt samen met S voor eigen aanvalsdekking. De actie stopt niet na serve, pass, aanval, maar A verdedigt bij X en eventueel een andere speler nog bij X1, zodat we een rally kunnen spelen. Rest van de spelers achter A. Rouleren (na actie): A -> (X1) -> B -> C -> D. Na actie zoekt de aanvaller de bal en sluit aan achter A.

6 Rally-pass in speelse vorm

A geeft een setup aan B, B komt naar het net en speelt de bal over het net naar D. D speelt een pass naar C. C geeft een setup aan D. D komt naar voren en speelt de bal over het net naar A. A staat nu in het achterveld, daarom passt nu A en B geeft de setup. Ook aan de andere kant is gewisseld van plaats, C staat in het achterveld en D aan het net. Kortom, steeds als de bal over het net wordt gespeeld, wisselt de positie.

1e De bal wordt met 2 handen bovenhands over het net gespeeld.

2e We spelen met één hand een plaatsbal in het achterveld.

3e Nu met sprong een ingehouden smash.

4e De speler bij het net blokkeert (kan al vanaf punt 1).

5e De smashes harder laten uitvoeren (opvoeren zover het gaat).

Bij een ander aantal dan 8 spelers: met een drietal werken kan ook; degene die de set-up geeft, gaat steeds onder het net door om zowel aan de

- een als aan de ander een set-up te geven. Hier niet wisselen met voor en achterspeler maar regelmatig de “set-upper” wisselen.

- met een vijf-, of zestal werken kan ook; er staan dan aan één kant 2 spelers in het achterveld. Hier kun je toepassen: degene die de pass niet speelt krijgt de set-up en wordt daarmee de volgende set-upper, of juist degene die de pass speelt “valt aan”.

Volleybal - oefenstof 31

Categoriën > Complexe oefeningen >

Complexe oefeningen

Een aantal complexe oefeningen zijn ook terug te vinden op de specifieke pagina's op onderwerp. De meeste, zo niet alle oefenvormen, worden volgens een bepaald patroon uitgevoerd. Wijs deelnemers aan trainingen er op, dat het in principe niet belangrijk is dat het patroon op de juiste wijze wordt uitgevoerd, maar dat de beste training plaats vindt op het moment, dat door onbedoelde oorzaken, of door opvoeren van de moeilijkheidsgraad, af en toe, het afgesproken patroon niet gespeeld wordt, of gespeeld kan worden. Op deze ogenblikken moet de trainingsgroep er alles aan doen om in de nieuw ontstane situatie zelf een oplossing te zoeken. Deze oplossing mag absoluut niet zijn: Stop, pak bal vast en begin opnieuw.

Inhoud

1 Aanval/blok en verdediging (specialiteits- differentiatie) 2 Oefening voor Aanval + Blok 3 Conditieoefening met aanval en verdediging 4 Serve/pass; 3m aanval en verdediging 5 Serve/pass; aanval/blok 6 Rally-pass; spelverdeling; aanval; blok 7 Aanval; blok; pass/verdediging; spelverdeling 8 Verdedigen en verplaatsing door spelverdeler (1) 9 Verdedigen en verplaatsing door spelverdeler (2) 10 Het uitdekken van de eigen aanval 11 Aanval en verdediging met sancties 12 Doorloopoefening met 5, 6 of meer spelers 13 Doorloper met vaste spelverdelers 14 Serve/pass/spelverdelen/aanval (--> rally)

1 Aanval, blok en verdediging (gedifferentiëerd naar specialiteit)

S is altijd een spelverdeler. R altijd een rechtsvoor. M altijd een midspeler en L altijd een hoofdaanvaller.

- zijn er voldoende spelverdelers, dan bij S1 een extra spelverdeler inlassen. Dus: S, R en S1, zijn in principe spelverdelers. Bij het wisselen schuiven zij gewoon één plaats door.

- De oefening begint bij C (dit kan eventueel T ook doen). C speelt de bal naar S (= pass), S geeft een set-up aan A en A valt aan. Zowel C als S geven "aanvalsdekking"; komt de bal van het blok terug, dan opnieuw opbouwen.

- Na een goede aanval, of als de bal niet van het blok terug komt, speelt B een bal naar A (A moet zich dus na een afgeronde aanval omdraaien). A verdedigt deze bal met duik; rol; of al lopende.

- Aan de andere kant van het net wordt de bal verdedigd door L. S1 (indien aanwezig, anders R) geeft een set-up aan L (hoog buiten). L smasht langs de lijn. D verdedigt (rally-pass hoog ± 1 m van het net), vangt zelf de door hem/haar verdedigde bal en sluit aan achter C.

- zijn er 11 deelnemers: een extra midachter M1 inschakelen.

- Na ± 10 ballen (= 10 set-ups voor A) gaan we wisselen. S --> R --> S1 ; M --> M1 --> aanvallen/aanspelen ; L --> D --> C --> B --> A aanvallen/aanspelen. (Of elke andere voorkomende wisseling).

Volleybal - oefenstof 32

2 Oefening voor aanval + blok

2.1 A valt aan (afwisselend links of rechts) rij R speelt aan. B blokkeert, of is "vrije netspeler".

- Als A direct scoort, dan de geslagen bal halen en aansluiten bij R; anders aan de zijde waar je aanviel het blok overnemen (B pakt dan de bal en sluit aan bij R)

2.2 Als 1, + extra een diagonaal-verdediger (D), hij/zij verdedigt zowel links als rechts (m.a.w. constant switchen). Rouleren gaat dan als volgt: Als jouw blok wordt overgenomen, ga je diagonaal verdedigen (D) en van D sluit je weer aan bij R.

2.3 Vervolg op 2: Er komt een midspeler M bij, aan de "blokkeerkant". Aan de "aanvalskant", spelen we nu met een complete voorhoede. De spelverdeler bepaalt nu zelf, naar wie de set-up gespeeld gaat worden.

Degene die passte, kan dus ook worden aangespeeld op het midden. Het 4-tal blokkeerders/verdedigers blijft staan; eerst een paar ballen om er in te komen en daarna tot 10 punten (wie heeft het eerst 10, de aanval of de verdediging). Wie scoort, krijgt het punt, de rally moet wel volledig uitgespeeld worden. Bij voldoende deelname kan er achter de spelers A, nog een links- of rechtsachter meedoen. Nadat er 10 punten gespeeld zijn, wordt er gewisseld. Het is ook mogelijk om in deze oefening de specifieke taken te trainen.

3 Conditieoefening met aanval en verdediging

T speelt de bal aan naar Sv.9 Sv.9 geeft setup (beurtelings aan 1 of 3) Speler 7 en 5 blokkeren. Na de aanval moeten 1 en 3 een door 2 of 4 aangespeelde bal verdedigen. In het achterveld (aan de andere kant) kunnen verdedigers 6 en 8 ingeschakeld worden.

Er wordt geen rally gespeeld, maar de bal gaat steeds naar nr.10, deze zorgt ervoor, dat de ballen weer in de bak bij T terecht komen.

- Na ± 10 à 15 x per beurt te hebben aangevallen, schuiven we één plaats door 1 --> 2 --> 3 .......... --> 10.

4 Serveren/passen; 3m aanval en verdedigen

Speler A serveert. Spelers E en F verzorgen de pass. Speler S geeft een set-up op de 3meter-lijn voor speler D. Speler D valt aan (3m) en spelers B en C verdedigen.

- Na de serve verdedigt A op plaats X.

- Spelers over ? Met bal achter A.

- Rouleren: A gaat na de actie naar plaats B --> C --> D --> achter A aansluiten --> serveren.

- Spelers E en F regelmatig wisselen, evenals de spelverdeler.

5 Serveren/passen; aanvallen/blokkeren

(Oefening lijkt op oef.4 ; Er wordt echter van pos.4 aangevallen en er komt een blok bij.)

Speler A serveert. Spelers E en F verzorgen de pass. Spelverdeler S geeft set-up aan speler D, die aanvalt. Voor de blokkering zorgen B en C. Na de serve verdedigt A op plaats X; (bij grotere trainingsdeelname ook een speler op X1). E zorgt samen met S voor eigen aanvalsdekking. De actie stopt niet na serve pass aanval, maar A verdedigt bij X en eventueel een andere speler nog bij X1, zodat we een rally kunnen spelen.

- Rest van de spelers achter A.

- Rouleren (na actie): A --> (X1) --> B --> C --> D. Na actie zoekt de aanvaller de bal en sluit aan achter A.

Volleybal - oefenstof 33

6 Rally-pass; spelverdelen; aanval; blok

De bal wordt door A diagonaal over het net gespeeld naar D. D passt (rally-pass) naar E. E geeft set-up aan F. F speelt diagonaal naar B. B passt naar C. C geeft set-up aan A.

Na het spelen van de bal, wordt aan de eigen kant één plaats doorgeschoven. A --> C --> B --> A; en F --> E --> D --> F.

1e Alles wordt keurig met 2 handen bovenhands gespeeld (om even te wennen aan de oefening)

2e De rally-pass bij B en D spelen we nu onderhands

(verplaats je steeds achter de bal en draai in naar de setupper).

3e Spelers A en F slaan de bal met één hand over het net (eerst zonder te springen;

de bedoeling is niet dat de aanvaller scoort, maar een in moeilijkheidsgraad oplopende bal speelt in de richting van resp. D en B).

4e Spelers E en C, doen een poging om te blokkeren. Bij een blokkering hoort automatisch een actie die beoogt

het spelen van een bal die van het blok in eigen veld terug komt, dus spelers B en D zorgen vanaf dit moment voor de eigen aanvalsdekking.

5e Voer de oef. (eventueel) uit met 2 vaste spelverdelers (deze rouleren niet meer mee). De oefening zoals hier

omschreven is minimaal met 6 spelers uit te voeren, zijn er meer dan achter B en D een of meer extra spelers, wie geweest is met passen loopt door, de andere is daarna aan de beurt om te verdedigen, wie er bij komt sluit achteraan.

(zie ook oefening 13)

7 Aanvallen; blokkeren; (rally-)pass/verdedigen; spelverdelen

In wezen een vervolg op oefening 6

Er wordt steeds een 2-blok gemaakt op pos.2 (rechtsvoor). Na verdediging is het steeds de middenblokkeerder, die aan de buitenkant opnieuw aanvalt.

Volgens voorbeeld vallen A en F aan op pos.4 Telkens als de bal "dood" is, wordt er van positie gewisseld - één plaats doorschuiven - (we blijven aan eigen kant).

Evenals bij oef. 6 is het ook nu belangrijk dat de training m.b.t. de rally-pass wordt uitgevoerd; m.a.w. de aanvaller is er niet op uit om te scoren. Blok is wel maximaal.

Eventueel doorlopen we de hele opbouw: vanaf bovenhands spelen - passen onderhands - aanval zonder sprong (lob over, of langs blok) - idem met sprong - verdediger dekt eigen aanval.

- Bij meer dan 6 spelers, kunnen spelers G en H ingevoegd worden, dit kunnen eventueel vaste spelverdelers zijn.

8 Verdedigen en verplaatsen door de spelverdeler (1)

Het doel van deze oefening richt zich op de verdediging en verplaatsingen van de spelverdeler. In deze oefening wordt van de aanvallers verwacht, niet elke bal te willen scoren. Er blijven, naast het trainen van de spelverdeler, nog voldoende momenten voor de overige spelers over, om zich voor in te zetten (al was het b.v. alléén maar de drijfveer, foutloos te willen spelen).

T speelt of slaat de 1e bal naar A, A passt naar spelverdeler S (deze penetreert van S naar S1). (Je kunt ook speler A laten beginnen met een pass naar S1) S1 geeft een set-up aan B. B valt aan. D = blok; A en S geven aanvalsdekking. De rally wordt uitgespeeld. Stopt de rally? dan: Snel een nieuwe bal inbrengen (door T) aan kant X. B gaat snel naar de rechtsvoor plaats (pos.2; = B1) om de aanval van kant X te blokkeren (C). 8.1 Tijdens de rally penetreert spelverdeler S; speler B, gaat (na blokkering op pos.2) terugnaar pos.4 (linksvoor) om opnieuw aan te vallen.

Als de rally na het inbrengen van een tweede bal opnieuw stopt, dan neemt A de plaats van B in (= aanval linksvoor). Spelverdeler gaat naar rechtsachter. Ook aan kant X schuiven we één plaats door.

Volleybal - oefenstof 34

In het begin laten we alléén speler C van kant X aanvallen (om de oefening te “leren”). Speler D is nodig om de set-up “over te nemen” van S2, als deze moet verdedigen.

Rouleren: B gaat naar B1 --> W1 --> A --> B; en W2 --> C --> D --> W2. Als S2 niet een vaste spelverdeler is, dan deze ook mee rouleren (anders alleen spelverdelen).

8.2 Op het moment dat speler B naar pos.2 verhuist (rechtsvoor) om daar de aanval van C te blokkeren, neemt A de positie in van linksvoor (waar B begon) en W komt de plaats van A innemen. De aanval van kant X vindt nu plaats wisselend door C of door D. Valt D aan, dan S (S1) rechtsachter diagonaal verdedigen (pos.1). Valt C aan, dan S (S1) achter het blok verdedigen.

Als S2 ook een "vaste" spelverdeler is, kun je aan kant X hetzelfde principe spelen.

We trainen opnieuw met een door T ingebrachte tweede bal.

Rouleren als in punt 1.

9 Verdedigen en verplaatsen door de spelverdeler (2)

Het zelfde principe als in oefening 8, maar nu door het midden.

T speelt aan (of A begint; bij grote trainingsdeelname begint eventueel een extra midachter M). De aanvallen vinden nu plaats op pos.3 (midden). B valt aan, A en S zorgen voor aanvalsdekking.

- Rally uitspelen.

- Snel een nieuwe bal inbrengen aan kant X.

B blokkeert D, S gaat naar rechtsachter, A verdedigt links van blok B. Rouleren: W1 --> A --> B --> (M) --> W1; en W2 --> C --> D --> W2

10 Het uitdekken van de eigen aanval

10.1 T (trainer) speelt ballen aan in de diagonaal (smash of tactisch) Speler A verdedigt (passt) naar B . B geeft set-up en A valt aan. Hierna neemt A de plaats in van B en haalt B de door A geslagen bal op, doet deze in de bak bij T en sluit aan, achter de rij in de diagonaal.

10.2 Als 1, er komt echter een blokkeerder op positie 2 (speler C). Als A nu aanvalt, komt speler D naar voren om de aanval te dekken, ook de spelverdeler doet hieraan mee, verwacht altijd de bal, zit diep ! - Het rouleren gaat als volgt: Na de aanval blokkeren, daarna spelverdelen en dan de bal halen om deze in de bak bij T te doen en aan te sluiten in de diagonaal.

10.3 Idem maar met een 2-blok (naast C een speler E). De aanvalsdekking blijft hetzelfde, mocht de bal niet door het blok gekeerd worden, dan speelt T direct een bal voor de "links-achter" om te verdedigen, de aanvaller gaat meteen terug van het net; de spelverdeler geeft opnieuw een setup en er wordt weer aangevallen (deze keer speelt T geen tweede bal, er wordt eerst gerouleerd). - Rouleren: A - C - E - B - bal halen en aansluiten verdedigen.

10.4 Afhankelijk van het aantal spelers, plaats je in de diagonaal bij F een verdediger. De oefening blijft hetzelfde; Er wordt een rally gespeeld. Pas daarna rouleren. - Hetzelfde geldt m.b.t. speler G.

11 Aanvallen en verdedigen met sancties

11.1 Eén spelverdeler, de rest valt aan op pos.4

11.2 Idem, + 3 verdedigers A, B en C. Als de bal verdedigt wordt (zelfcontrole: de bal moet speelbaar worden geacht), dan neemt de aanvaller de plaats in van degene die de bal daadwerkelijk verdedigde (deze neemt op zijn beurt de bal mee en sluit aan bij de aanvallers).

Sanctie: Als de aanval fout is (in het net of uit), dan moet de aanvaller iets doen b.v. 5x opdrukken in ligsteun / een duik / een rol etc.

Volleybal - oefenstof 35

11.3 Als punt 2, met nu een éénmans blok op positie 2. De aanvaller die weet te scoren, pakt de geslagen bal en sluit aan achter het rijtje aanvallers. Als de bal geblokkeerd of verdedigd wordt, dan wordt de aanvaller blokkeerder, de blokkeerder gaat positie van A overnemen A naar B en B naar C. C pakt de laatst geslagen bal en sluit aan bij de aanvallers. Sanctie op foute aanval nog steeds toepassen.

11.4 Als de bal verdedigd wordt, moet er aan die kant zelf een aanval opgebouwd worden en moet er getracht worden tegen te scoren. Ook de rest van de "aanvallers" doen nu mee als spelend team, om het scoren van de "verdedigers" te beletten. Weet de "verdedigings-kant" te scoren, dan één plaats doorschuiven (als in punt 3). Scoort de "aanvals-kant" alsnog in tweede (of derde) instantie, dan niet doorwisselen.

T brent bij deze oefening steeds de bal in het spel, door aan de "aanvals-kant" iemand aan te spelen. Deze passt naar de spelverdeler enz… - Het is niet handig om ook hier de sanctie nog steeds toe te passen, het houdt te veel op.

11.5 Aan de "aanvals-kant" is één der spelers middenvoor. Na het aanspelen door T, dreigt deze op het midden, kan ook aangespeeld worden door de spelverdeler er kan dan aan de verdedigings-kant een midblokkeerder toegevoegd worden, of de buitenblokkeerder wacht eerst de middenaanval af en gaat daarna eventueel naar de buitenkant.

N.B. Degene die aan de aanvalskant als midaanvaller fungeert, moet niet vergeten in een eventuele rally daar ook te blokkeren.

12 Doorloopoefening met 5, 6 of meer spelers

A begint en speelt de bal naar D. A loopt naar de overkant en sluit aan achter F. D speelt de bal terug (nu dus naar B) en loopt ook naar de overkant, sluit aan achter C, enz ......

12.1 Alles bovenhands spelen

12.2 Idem nu onderhands

12.3 Na de bal over het net te hebben gespeeld, loop je snel onder het net door, om vanaf plaats K een setup te geven aan de volgende "aanvaller" (De bal wordt nu dus niet meer direct over het net gespeeld maar "in 3 x").

12.3 Er wordt nu meer aangevallen in de vorm van een smash, waarbij je moet proberen de druk meer en meer op te voeren. De wachtende spelers staan ook niet meer in een rij maar verspreiden zich in het achterveld om eventueel een bal te kunnen verdedigen.

NB degene die juist heeft aangevallen, moet snel onder het net door gaan om de setup aan de andere kant te kunnen blijven geven!

12.5 De speler die juist de setup gaf, moet blijven staan op de rechtsvoorpositie, om de eerstvolgende "aanval" te gaan blokkeren. Spelers "achter" de aanvaller aan hun kant moeten de aanval uitdekken (ballen van het blok opnieuw spelen). De bal wordt nog steeds gevolgd (nalopen van de bal)!

Het concept is duidelijk. We oefenen volgens een bepaald "model". Een ander "trainingsmoment", ontstaat echter, wanneer we door omstandigheden, even buiten het afgesproken patroon geraken, dan is het zaak, om zonder fouten (dus zonder dat de rally stopt) een oplossing te zoeken en te vinden voor de nieuw ontstane situatie, om daarna terug te kunnen keren in het "oude" model !

13 Doorloper met vaste spelverdelers

S geeft een set-up aan A. A valt aan. S en F blokkeren. D of E verdedigt. B schuift in om de aanval van A uit te dekken. De pass gaat naar S2, deze geeft een set-up aan E.

Inmiddels is A na de aanval richting S1 gelopen om daar samen met S1 een 2-blok te vormen. B en C verdedigen. De pass gaat naar S1, de set-up naar B, enz .....

- De aanvaller komt dus steeds bij de spelverdeler om samen - een 2-blok te vormen.

- De verdedigers gaan steeds een plaats naar (voor hun) links.

- De meest linkse persoon is de volgende aanvaller.

(zie ook oefening 6)

Volleybal - oefenstof 36

14 Serve / pass / spelverdelen / aanval (--> rally)

(Deze oefening vind je ook op de pagina's: Gameplay 7/8/9 en Spelverdelen 5/6)

a Starten met 2 passers A en B. C staat te wachten, om de plaats van A of B over te nemen en D staat klaar om de gepasste bal af te vangen, om daarna ook te gaan serveren. De rest van de spelers: E, F, G, ....... beginnen met een serve en lopen daarna naar plaats C. De speler die gepasst heeft, gaat vervolgens afvangen en de wachtende speler (C) neemt de opengevallen plaats in (A of B; zo krijgt ieder een beurt om te passen)

b Op plaats D komt nu S, de (één der) vaste spelverdelers. Deze geeft een set-up aan: de speler, die gepast heeft. de speler, die niet gepasst heeft de wachtende speler

c De speler die juist serveerde gaat de aanval blokkeren (je weet precies wie de set-up zal krijgen, als je het schema uit punt b aanhoudt)

d De speler die doorloopt naar de serve, gaat eerst verdedigen (waar? zie punt c) Indien mogelijk speel je de rally uit met 2 tegen 3. (De wachtende speler aan de pass-zijde kun je in de rally inschakelen als 4e speler)

e Van een één-blok ga je naar een twee-blok (inpassen in het rouleersysteem, of door één der vaste midspelers laten uitvoeren).

Varianten

14.1 Een vaste midspeler M in het midden vóór de spelverdeler plaatsen (passt dus niet mee). Op het moment van serveren loopt M van het net af. S geeft (korte) set-up aan M. Blokkering en verdediging als in punt c t/m e

14.2 Spelverdeler S geeft nu een set-up (in ieder geval de eerste na de opslag) op pos.2 Hier staat aanvaller P klaar.

Wanneer het enigszins "rommelig" dreigt te worden, laat dan niet meer na elke rally rouleren, maar speel een aantal ballen (b.v. 10) in dezelfde opstelling. Maak er een wedstrijdje van, door een puntentelling toe te passen. (de "normale" puntentelling, óf wat ook leuk is: alléén de zelf, uit een eigen aanval gescoorde punten tellen mee).

Volleybal - oefenstof 37

Categoriën > Conditie >

Oefeningen om de conditie te verbeteren

Inhoud

1 Conditietrainings – carrousel 4 Circuit met vrijheid van wisselen 2 Oefening met aanval en verdediging 5 Met een viertal 3 In een circuitje 6 Variant op (5) 1 Conditietrainings - carrousel

Een aantal opdrachten achter elkaar, waarbij het de bedoeling is, dat je steeds na verloop van tijd “afgelost” wordt. Het komt er op neer, dat iedereen aan het werk is, zelfs degene die aan de beurt is de volgende af te lossen, want die is met de RODE DRAAD bezig, pas daarna lost hij af, op volgorde van nummering.

Het aflossen: de start is bij 0 (nul = begin) Iedereen van 1 t/m 7, 8, of 9 is aan het werk.

RODE DRAAD Steeds vóór er afgelost mag worden, moet de speler die gaat aflossen, 5x opdrukken in ligsteun (dames op de knieën en heren op de tenen).

Nr.1 staat op een kast en houdt een bal op voor Nr.2

Nr.2 die steeds een aanval uitvoert en tegen de opgehouden bal van Nr.1 slaat.

Nr.3 speelt de bal 1x voor zichzelf op en “smasht” daarna naar Nr.5

Nr.4 doet samen met Nr.6; blokkeren en óver het net, de bal overgeven, daarna zijwaarts verplaatsen en de bal weer terug ontvangen enz.

Nr.5 verdedigt de door Nr.3 geslagen bal. Na elke verdedigingsactie moet Nr.5 de muur achter zich aantikken.

Nr.6 doet dus samen met Nr.4 (zie Nr.4)

Nr.7 werpt de bal aan voor Nr.8 - Zijn er in totaal 8 deelnemers aan de training, dan wordt opdracht Nr.7: smashen tegen de muur.

Nr.8 verdedigt naar links en naar rechts, gevolgd door een rol zijwaarts. - Bij meer deelname, b.v. 10, dan komt er een Nr.9 bij.

Nr.9 maakt sluitsprongen over bank. (of sluit-op spreid-af), of smasht tegen de muur.

De rode draad van het aflossen, kan naar believen uitgebreid en aangevuld worden: (oorspronkelijk: 5x opdrukken in ligsteun; dames: knieën; heren: tenen.) + - sit-ups maken (knieën opgetrokken) (b.v. 10 x) - touwtje springen op een dikke of dubbele mat (20 x) - met kleine medicin-bal voor jezelf (bovenhands) omhoog spelen (± 75 cm), (10 x) - enz.

2 Oefening met aanval en verdediging

T speelt de bal aan naar SV 9. SV 9 geeft setup (beurtelings aan 1 of 3). Speler 7 en 5 blokkeren. Na de aanval moeten 1 en 3 een door 2 en 4 aangespeelde bal verdedigen. In het achterveld kunnen verdedigers 6 en 8 ingeschakeld worden.

Er wordt geen rally gespeeld, maar de bal komt steeds bij 10, hij/zij bergt de ballen in de ballenbak bij T. - Na ± 10 à 15 x per beurt te hebben aangevallen, schuiven we één plaats door 1 --> 2 --> 3 --> 4 --> .............. --> 10

Volleybal - oefenstof 38

3 In een circuitje (makkelijk als er b.v. maar 7 of minder op de training zijn)

Speler A speelt een harde bal langs de lijn, speler B een “tactische” bal in het centrum, (of welke andere bal dan ook; gebruik je fantasie) en speler C (of eventueel T), werpt de bal met hoge boog, juist over het net.

De overigen starten tegenover A, (vanaf de linksachter- plaats bij S), spelen de door A en B aangespeelde ballen terug naar A en B, smashen de opgeworpen bal van C over het net, halen deze op en doen hem in de “bak” bij C (of T). Daarna opnieuw beginnen bij A enz.

- Regelmatig A, B en/of C laten wisselen natuurlijk.

4 Circuit met vrijheid van wisselen

Speler A en B houden staande op een springkast, een (medicin-) bal op, juist boven het net. Ook spelers C en D hebben elk een bal. De rest start bij S. 1. Aanlopen en smashen tegen de bal van A. 2. Omdraaien en de door C aangeworpen bal verdedigen. 3. Opstaan, aanlopen en smashen tegen de bal van B. 4. Omdraaien en de door D aangeworpen bal verdedigen. 5. Omlopen achter de kasten van van A en B langs (eventueel aan die kant een rol links + rol rechts) Daarna weer beginnen bij S.

De “vrijheid van wisselen” bestaat hieruit, dat je zelf mag bepalen wanneer je de plaatsen van A t/m D gaat overnemen, echter wel met in achtneming van het volgende:

1 Er mag niet met iemand gewisseld worden, die nog niet aan de beurt is (het kan dus niet gebeuren, dat b.v. op plaats D alweer gewisseld wordt, als op een andere plaats nog steeds dezelfde staat).

2 Je mag niet wisselen vóór je 3 x rond bent geweest.

5 Met een viertal

Spelers B en C hebben elk een bal, ook speler D. Speler A “werkt”. Als volgt: Speler B werpt de bal hoog, juist over het net. A smasht deze bal. Direct na de aanval draait A zich om en “verdedigt” een door D (vooral niet te gemakkelijk) aangeworpen bal. Nu werpt C de bal hoog en juist over het net. A smasht weer en speelt direct erna opnieuw de door D aangeworpen bal. Daarna werpt B weer (die inmiddels zijn bal heeft opgehaald), enz. Na b.v. 5 beurten van A, schuift ieder een plaats door (A --> B --> C --> D --> A).

Je zou een latere keer, het aantal acties per persoon kunnen opvoeren, ook het aantal rondjes kan worden uitgebreid.

6 Variant op (5)

Opnieuw hebben de spelers B, C en D elk een bal en “werkt” A. Het is nu echter alleen speler B, die de bal hoog en juist over het net werpt, zodat A kan smashen. Nadat A de door D aangeworpen bal heeft verdedigd, moet direct aansluitend hierop óók nog een door C aangeworpen bal worden verdedigd. Daarna weer aanvallen op de bal van B, enz.... Ook bij deze oefening geldt: langzaam opbouwen. De eerste keer b.v. 5x per beurt en 2 ronden. In aansluitende trainingen de intensiteit opvoeren naar b.v. 10 beurten en/of 4 rondes (dit naar eigen inzicht en ook wat de groep aan kan).

Volleybal - oefenstof 39

Categoriën > Sprongkracht/Snelheid >

Sprongkracht & Snelheid

1 Kracht - Conditie Circuit

Er zijn 12 verschillende opdrachten. Elke opdracht wordt 1 minuut lang uitgevoerd, daarna gaat meteen het volgende onderdeel. We "verspelen" alleen de wisseltijd, er wordt geen rust gehouden.

1. Hangen aan de punt van de brug, de enkels rusten op een bok. Trek jezelf steeds op aan je armen, laat je daarna weer uitzakken. Werk uitsluitend met je armen. Dus bv. niet schoppen met je benen.

2. Pak de rekstok op een gemakkelijke manier vast voor je buik, of achter je rug. Zet je beide voorvoeten (tenen) op het plankje, je hakken zijn dan nog op de vloer. Ga zo hoog mogelijk op je tenen staan, daarna weer terug met de hakken op de grond.

3. Ga liggen met je rug op de mat. Klem de medicinbal tussen je voeten. Til de benen op, tot een hoek van 90° is bereikt in de heupen. Leg daarna de benen terug op de vloer. Hou constant de benen recht!

4. De bank staat schuin tegen het wandrek. Pak deze vast onder je kin. Buig en strek nu je benen, waarbij gezorgd moet worden, dat de hoek in het kniegewricht groter blijft dan 90°.

5. Pak de medicinbal in je handen. Ga op de rug liggen, armen recht langs de oren. Til de bal op, haal hem hoog door tot op je buik en ga langs dezelfde weg terug. De armen moeten daarbij gestrekt zijn.

6. De voeten zijn achter de rand van, of onder de bank. Trek de knieën op. Maak korte en snelle sit-ups, waarbij het bovenlichaam niet verder dan ± 30 à 40 cm. omhoog komt en de schouders de vloer niet raken.

7. Rechtop staan, de rekstok vast in ondergreep. Trek de stang tot onder de kin, daarna weer laten zakken. Niet omhoog zwaaien, maar puur met je armen werken.

8. Draag de rekstok op de gemakkelijkste manier. Stap voet voor voet op de kast (2 delen), strek beide benen goed uit en stap weer af (ook voet voor voet). Af en toe wisselen, welke voet het eerst op de kast stapt.

9. Je ligt op je rug. De rekstok vast op schouderbreedte. Laat (zachtjes) zakken tot op je borstbeen, strek daarna helemaal uit naar omhoog.

10. Ga staan in spreidstand, met de rug (bijna) tegen de muur. De medicinbal in de handen. Deze boven het hoofd tegen de muur. Nu afwisselend de bal tussen de knieën / boven het hoofd tegen de muur tikken. De armen moeten daarbij gestrekt blijven!

11. Je ligt op je buik en trekt de voeten tegen het zitvlak. Je kruist daarbij de enkels. Plaats je handen op schouderbreedte op de vloer en druk jezelf omhoog. Daarna weer zakken, enz.

12. Zet de voeten aan weerszijden van de bank. Spring op de bank (voeten bij elkaar doen) en er weer af (voeten aan weerszijden).

Volleybal - oefenstof 40

2 Oefeningen om de individuele kracht te vergroten

De oefeningen worden gedaan in onderstaande volgorde (1-6). We doen steeds 1 min. over een onderdeel, daarna volgt ± 1 min. rust. We doorlopen de serie 2x. Elke keer dat een oefening in z'n geheel is uitgevoerd, levert één punt op. De score wordt bijgehouden op een scoreformulier.

1. Werken met losse rekstok: Rechtop gaan staan en de stang vastpakken in ondergreep, de armen naar beneden. Steeds maximaal buigen en weer strekken (biceps).

2. Staan op de bank, de tenen achter de rand. Nu gaan hurken en de handen op de vloer plaatsen. Uitlopen tot ligsteun, doorzakken en weer opdrukken. Hierna terugkomen tot stand op de bank (bovenbeen spieren: quadriceps + armspieren: triceps).

3. Hangen aan de punt van de brug, de voeten op de bok laten rusten. Nu jezelf steeds optrekken en weer laten zakken (biceps). Werk alléén met de armen, dus b.v. niet gaan schoppen met de benen.

4. Werken met losse rekstok. Vanaf schouderhoogte opstoten tot de armen gestrekt zijn en weer laten zakken tot op de schouders (triceps).

5. Liggend op je buik, voor de bank (in lengterichting), met gezicht naar de bank. De medicinbal steeds heen en weer over de punt van de bank tillen. De enkels worden hierbij door een partner vastgehouden (rugspieren).

6. Opstoten van een schuin gestelde bank. Armen en benen buigen (benen niet meer dan 90°), daarna strekken (zowel de armen als de benen). Het snel opstrekken van de benen is hierbij belangrijk, je kunt zelfs doorgaan met strekken tot op je tenen: (bovenbeen- en kuitspieren; armspieren: triceps). (Deze oef. geeft waarschijnlijk een zwaardere belasting dan oef. 2). RESERVE:

i.p.v. oef. 5 : Sit-ups maken: Voeten onder de bank, knieën opgetrokken (buikspieren).

i.p.v. oef. 4 : Opstoten van een trapezoïde: Staande in de trapezoïde, deze bij de bovenste stangen (li + re) vastpakken op schouder-hoogte. Nu opstoten tot de armen gestrekt zijn, daarna terug naar de schouders. Tamelijk zware oefening (armen: triceps).

Volleybal - oefenstof 41

3 Oefeningen om de individuele sprongkracht te bevorderen

De oefeningen worden gedaan in de onderstaande volgorde. Elke oefening duurt één minuut, daarna volgt een minuut rust. De serie wordt 2x doorlopen. Elke keer, dat een oefening in z'n geheel is uitgevoerd, levert één punt op. De score wordt bijgehouden op een scoreformulier.

1. De bank staat schuin tegen het wandrek: Pak de bank vast onder de kin. Buig nu de benen tot er een hoek van 90° ontstaat in het kniegewricht, strek daarna je benen weer uit met een snelle actie. De bank blijft op zijn plaats onder de kin, het gaat om de strekkracht van de benen.

2. Touwtje springen op 3 op elkaar liggende turnmatjes. Spring steeds zo hoog mogelijk. Het gaat niet om zo vaak mogelijk!

3. Smashen tegen een (door een partner) opgehouden medicinbal, dan teruglopen naar de 3m. lijn en opnieuw smashen.

Let er bij de aanloop op, dat de laatste 2 passen bestaan uit een relatief kleine stap met de linker voet, gevolgd door een grote pas met rechts (zie pagina; De Aanval). Daarna sluit de linker bij de rechter aan. Het lichaam helt iets achterover, de beide armen zwaaien van achteren naar voren en omhoog en nemen in hun zwaai het lichaam mee omhoog. De slag is net iets vóór het bereiken van het hoogste punt.

4. De 5 horden van ± 30 cm. hoogte staan zover van elkaar, dat er zonder "tussenhup" in één beweging door, overheen gesprongen kan worden.

5. Er staan 2 banken op elkaar. Neem de rekstok op je schouders en stap in één keer op de bovenste bank. Plaats de andere voet bij en strek beide benen goed uit. Daarna weer afstappen (beide voeten op de vloer). Dan er weer op enz. Wel af en toe wisselen met de voet die het eerst bovenop stapt.

6. Maak met de voeten tegen elkaar aan sprongen over de bank (heen en terug), liefst zonder tussenhupje.

Volleybal - oefenstof 42

4 Oefeningen om de individuele snelheid op te voeren

De oefeningen worden gedaan in de onderstaande volgorde. Er wordt steeds één (of een ) minuut gewerkt, waarna één (of een ) minuut rust volgt. De serie wordt 2x doorlopen. Elke keer als een oefening in zijn geheel is uitgevoerd betekent 1 punt. De score wordt bijgehouden op het scoreformulier.

1. Smashen tegen een door de partner vastgehouden medicinbal. Na het neerkomen snel omdraaien, 2 à 3 passen laag boven de vloer maken en een duik maken richting achterlijn. Dan opstaan weer naar het net, opnieuw smashen enz.

2. Verplaats je zijwaarts tussen de 2 banken (onderlinge afstand ± 5 m.). Blijf daarbij in een lage verdedigingshouding. Bij het naar rechts gaan, eerst de rechter voet opzij zetten, de linkervoet voor-langs overkruisen en tot slot als het ware een sprong naar rechts maken, waarbij de voeten gewoon parallel neerkomen en de rechtervoet als rem fungeert. Bij het naar links gaan, precies andersom werken.

3. Zet 2 hoogspring standers neer, (onder-linge afstand 2 à 3 m.). Hang daartussen een touwtje op ± 60 cm. hoogte. Op enige afstand daarvan een lage bok. Duik onder het touw door, maak daarna een spreidsprongetje over de bok. Daarna opnieuw.

4. Plaats de netantennes op ± 4 m. van elkaar op het net. Blokkeer nu bij de antennes. Let bij het zijwaarts verplaatsen steeds op het volgende: Bij het naar links gaan, eerst de linkervoet opzij zetten, dan de rechtervoet voorlangs overkruisen, dan de linkervoet nogmaals naar links zetten (werkt als rem), rechtervoet bijplaatsen en springen. Bij het naar rechts gaan, andersom werken. (Zie ook punt 2 Verplaats zijwaarts en de Blokkering pagina).

5. Zet een springkast in de vrije ruimte. Ga over de kast en maak een rol zijwaarts. De ene keer rol je af over de linker-, de andere keer over de rechterschouder. 6. Sprint van achterlijn naar 3 m. lijn, tik deze met beide handen aan (buig hierbij de knieën, dus niet de romp voorover brengen). Ga daarna zo snel mogelijk in lage verdedigingshouding, achterwaarts lopend terug naar de achterlijn.

Volleybal - oefenstof 43

Categoriën > Aanvalsvariaties >

Aanvalsvariaties

In het moderne volleybal, zie je hier jammer genoeg maar weinig meer van. Het is nu een wedstrijd in serveren geworden. De strijd ontbreekt. Als je in het “oude” systeem met 14-7 achter stond, kon je op karakter de set nog winnen. Als je nu pakweg 5 punten achter staat ben je de set al kwijt. Behalve misschien op een lager niveau, waar soms nog mensen zijn, die een wat “eenvoudiger” opslag hanteren. Daarom is er voor variaties nagenoeg geen plaats meer. Het brengt teveel risico’s met zich mee

en het vraagt natuurlijk trainingstijd, die er blijkbaar niet meer is. In elk geval, ik vond, dat enkele variaties hier niet mochten ontbreken. Het is erg leuk om er mee bezig te zijn en het levert daardoor een hoge bijdrage aan het plezier in volleybal.

De besproken aanvalsvariaties zijn niet DE aanvalsvariaties, maar beogen slechts een aantal mogelijkheden, die wellicht jouw fantasie als trainer prikkelen.

Inhoud 1 Variatie 1 2 Variatie 2 3 Variatie 3, 4 en 5

Aanvalsvariatie 1

De team-opstellingen: Deze zijn die van het eigen team, vóór de opslag van de tegenpartij. We proberen de stop met 3 spelers uit te voeren.

1 = rechtsachter (pos.1) 2 = rechtsvoor (pos.2) 3 = midvoor (pos.3) 4 = linksvoor (pos.4) 5 = linksachter (pos.5) 6 = midachter (pos.6)

De onderstreepte speler is steeds de spelverdeler ! De omcirkelde spelers zorgen voor de pass uit opslag !

1.1 Beginsituatie met de spelverdeler als rechtsachter

1 L4 loopt in voor kort/stijg (tempo 1 of 2 = 31 of 32), vóór de SV

2 HA3 achter L4 langs: staffel

3 HB2 komt achter de SV voor een kort/stijg (tempo 1 of 2 = 21 of 22)

Iedereen loopt en houdt rekening met het feit, dat de setup bij hem/haar komt. De keus is aan de spelverdeler.

1.2 Beginsituatie met de spelverdeler als midachter

1 HB4 loopt in voor kort/stijg (tempo 1 of 2 = 31 of 32), vóór de SV

2 L3 achter HB4 langs: staffel

3 HA2 komt achter de SV voor een kort/stijg (tempo 1 of 2 = 21 of 22)

Opnieuw: Iedereen loopt en houdt rekening met het feit, dat de setup bij hem/haar komt. De keus is aan de spelverdeler.

Volleybal - oefenstof 44

1.3 Beginsituatie met de spelverdeler als rechtsvoor

(met schijnpenetratie)

1 HB3 loopt meteen na de serve achterwaarts tot over de 3m-lijn

2 HA4 komt in voor kort/stijg (32 of 31), vóór de SV2

3 HB3 achter HA4 langs: staffel

4 HA1 valt aan vanachter de 3m-lijn

En ng steeds loopt iedereen en houdt iedereen rekening met het feit, dat de setup bij hem/haar komt. De keus is ook nog steeds aan de spelverdeler.

1.4 Beginsituatie als de spelverdeler linksachter is

1 HA4 gaat met SV5 mee naar het midden voor een 1e tempo aanval (32 of 31)

2 HB3 achter HA4 om: staffel

3 L2 kort of stijg (32 of 31) achter de SV5 (1e tempo aanval)

Iedereen loopt weer en houdt weer rekening met het feit, dat de setup bij hem/haar komt. De keus blijft aan de spelverdeler.

Aanvalsvariatie 2

De team-opstellingen: Deze zijn die van het eigen team, vóór de opslag van de tegenpartij. We proberen de stop met 3 spelers uit te voeren.

1 = rechtsachter (pos.1) 2 = rechtsvoor (pos.2) 3 = midvoor (pos.3) 4 = linksvoor (pos.4) 5 = linksachter (pos.5) 6 = midachter (pos.6)

De onderstreepte speler is steeds de spelverdeler ! De omcirkelde spelers zorgen voor de pass uit opslag !

2.1 Beginsituatie met de spelverdeler als rechtsachter

1 HA3 loopt in voor kort/stijg, vóór de SV

2 HB2 achter HA3 langs: staffel

3 L4: snelle aanval langs de zijlijn

Iedereen loopt en houdt rekening met het feit, dat de setup bij hem/haar komt. De keus is aan de spelverdeler.

Volleybal - oefenstof 45

2.2 Beginsituatie wanneer de spelverdeler midachter is

1 L3 loopt in voor kort/stijg, vóór de SV

2 HA2 achter L3 langs: staffel

3 HB4: snelle aanval langs de zijlijn

Iedereen loopt en houdt rekening met het feit, dat de setup bij hem/haar komt. De keus is aan de spelverdeler.

2.3 Beginsituatie met de spelverdeler rechtsvoor

1 HB3 loopt in voor kort/stijg (31/32) vóór de SV

2 HA4 snelle aanval langs de zijlijn

3 L5 en HA1 vallen aan van achter de 3m-lijn

Iedereen loopt en houdt rekening met het feit, dat de setup bij hem/haar komt. De keus is aan de spelverdeler.

2.3 Beginsituatie met de spelverdeler rechtsvoor

1 HB3 loopt in voor kort/stijg (31/32) vóór de SV

2 HA4 snelle aanval langs de zijlijn

3 L5 en HA1 vallen aan van achter de 3m-lijn

Iedereen loopt en houdt rekening met het feit, dat de setup bij hem/haar komt. De keus is aan de spelverdeler.

2.4 Beginsituatie met de spelverdeler linksachter

1 HB3 komt in voor kort/stijg (31/32) vóór de SV

2 L2 achter HB3 langs (staffel)

3 HA4 snelle aanval langs de zijlijn

Iedereen loopt en houdt rekening met het feit, dat de setup bij hem/haar komt. De keus is aan de spelverdeler.

Volleybal - oefenstof 46

Aanvalsvariatie 3

Dit is een combinatie, die in uitvoering wellicht het moeilijkste is. Bij deze variatie is nog meer dan bij de andere, de kwaliteit van de pass doorslaggevend. In uitvoering lijkt hij op de variatie 1.

3.1 De opstelling vóór opslag tegenpartij is met de SV1 op rechtsachter.

VARIATIE 3

1 HB2 loopt in voor kort/stijg: achter de SV

2 HA3 gaat achter HB2 langs: staffel

3 L4 loopt in voor kort/stijg: vóór de SV.

3.2 De opstelling vóór opslag tegenpartij is met de SV1 op midachter.

VARIATIE 3

1 HA2 loopt in voor kort/stijg: achter de SV

2 L3 gaat achter HA2 langs: staffel

3 HB4 loopt in voor kort/stijg: vóór de SV

Deze variatie, is goed te gebruiken, (als de SV rechtsachter staat) om ter afwisseling de HA op rechtsvoor te krijgen. De libero blijft dan op pos.4 (linksvoor). De HB is direct op midvoor.

3.3 De opstelling vóór opslag tegenpartij was met de SV1 op linksachter.

VARIATIE 3

1 L2 loopt in voor kort/stijg: achter de SV

2 HB3 gaat achter L2 langs: staffel

3 HA4 loopt in voor kort/stijg: vóór de SV

In deze opstelling toch heel moeilijk uitvoerbaar. De middenvoor HB3 moet een enorme afstand overbruggen. Ook hier kan je dus concluderen. Dat snelheid erg nuttig kan zijn.

Aanvalsvariatie 4

4.1 Uitgaande van de opstelling met de spelverdeler rechtsvoor

VARIATIE 4

1 HB3 komt in voor kort/stijg (31/32)

2 HA4 half naast HB3 (golfaanval)

3 L5 achter HA4 om; aanval 3m-lijn

4 HA1; ook 3m aanval

Aanvalsvariatie 5

5.1 Uitgaande van de opstelling: spelverdeler rechtsvoor (pos.2)

VARIATIE 5

1 HB3 snel inlopen en kort/stijg (21/22) achter SV.

2 HA4 half op pos.3 of 4 (42 of 43).

3 L5 achter HA4 om, een aanval van achter de 3m-lijn.

4 HA1 ook aanval van achter de 3m-lijn.

Volleybal - oefenstof 47

Categoriën > Gameplay >

Gameplay Index

1 Team tegen de rest 2 Aan één kant een complete voorhoede 3 Aan één kant een compleet team 4 Rallyspel met 2 tegen 2 5 Met speciale “eigen score bevorderende” puntentelling 6 Verdedigingsoefening 7 Standaard aanvalspatroon 8 Wie scoort mag blijven 9 Serveren/passen/spelverdelen/aanvallen (--> rally)

1 Team tegen de rest

Als er 10 deelnemers zijn, komen er 3 spelers aan de ene kant, indien mogelijk een spelverdeler en 2 passers/aanvallers en aan de andere kant een teamopstelling.

Het "team" serveert en het drietal moet proberen te scoren. De 10e speler staat klaar voor de volgende serveer beurt. De achterspelers van het "team" rouleren om te serveren. Probeer minstens 3x te scoren uit 5 serves.

Het "drietal" kan een aantal beperkingen opgelegd worden: b.v.: - De niet passer valt aan, of juist de passer valt aan. - Een van de 2 passer/aanvallers is achterspeler. - Een van de 2 is midspeler. - Er mag alleen diagonaal, of alleen rechtdoor aangevallen worden.

Na een aantal serves wisselen: Achterspelers worden voorspelers / voorspelers gaan "drietal" worden en "drietal" (+ 1 overgebleven achterspeler), worden achterspelers.

Hetzelfde principe kan ook met minder spelers beoefend worden: - met 9 idem als met 10. - met 8 kun je 6 tegen 2, of 5 tegen 3 gaan oefenen. - met 7 doe je 5 tegen 2 en met 6: 4 tegen 2.

Puntentelling volgens rally-point systeem; b.v. wie heeft het eerst 10 punten.

2 Aan één kant een complete voorhoede

Het ligt aan het aantal trainingsdeelnemers hoeveel er overblijven om aan de andere kant te spelen.

De "andere" kant serveert. De "complete voorhoede"- kant passt en zet een aanval op. De serveerkant blokkeert en verdedigt, zet zo mogelijk ook een aanval op enz. sv is de penetrant spelverdeler.

2.1 Wie het eerst 10 punten heeft volgens rally-point systeem is winnaar. Na elke serve een andere serveerder (bij voldoende trainingsdeelname staat er voor de snelle doorstroming al een speler klaar met bal, voor de volgende serve). Hierna wisselen van voorhoede.

2.2 Om de blokkering te oefenen aan de voorhoede-kant, mogen dezen niet direct na de serve scoren, maar moet verplicht één keer een tamelijk gemakkelijke rally-bal gespeeld worden. serveerkant zet nu een aanval op en probeert direct te scoren. Ook nu weer 10 punten rally-point telling.

3 Aan één kant een compleet team

Het principe is hetzelfde als in opdracht 2. De achterliggende gedachte is een beetje anders. Er wordt niet door het “team” geserveerd, maar juist door de overblijvende spelers. De serveerkant plaatst een blok (2-blok, zo mogelijk) en bij meer deelnemers ook nog verdedigers.

3.1 Het team moet direct scoren, b.v. 10 x. Voor elke keer dat ze niet scoren krijgen de serveerders een punt. Wie heeft het eerst 10 (rally-point).

3.2 Na de pass uit opslag, wordt wel een aanval opgebouwd, maar mag niet direct gescoord worden. De bal moet dus betrekkelijk eenvoudig teruggespeeld worden naar de serveerkant.

Volleybal - oefenstof 48

Hierna worden de switches toegepast (iedereen neemt zijn eigen positie in, voor het net en in het achterveld). De groep aan de serveerzijde bouwt een aanval op en tracht meteen te scoren. Wordt er met succes verdedigt, dan mag (moet) het team daarna wel scoren. Opnieuw: wie heeft het eerst 10 punten.

4 Rally-spel met 2 tegen 2

Om de training enigszins te intensiveren, spelen we 2 tegen 2. De scheiding is de lengte-as over het speelveld.

Geserveerd wordt er alleen bij S. Aan de andere kant 2 spelers, die de serve ontvangen. De speler die niet de pass speelde loopt naar het net om een set-up te geven. De passer valt aan.

Om optimaal rendement uit de oefening te halen leg je de spelers de volgende beperkingen op: De eerste aanval mag je nog niet scoren. Ook de bal die als zodanig terug komt naar de serveerzijde, mag nog niet gescoord worden. Als de “ontvangers” voor de tweede keer een aanval weten op te zetten mogen (moeten) ze een punt maken. Op dat moment treedt ook een doelgericht blok in werking alsmede een verdediging.

De rally wordt met volle inzet uitgespeeld. Hier zit alles in, van serveren, passen tot aanvallen en blokkeren.

Er wordt om punten gespeeld volgens het rally-point systeem.

Als er door een tweetal 10 punten zijn behaald, ga je de 2-tallen wijzigen, als volgt: 1 B ruilt met C en F met G. 2 C ruilt met D en G met H, (A en E blijven dus aan dezelfde kant). 3 Hierna wissel je nog eens één speler met de groepen die naast elkaar oefenen.

Als elk "wedstrijdje" niet langer dan 3 minuten zou duren, ben je al gauw een kwartier bezig.

5 Met speciale "eigen score bevorderende" puntentelling

Een setscore van b.v. 15-3 zegt feitelijk niets over het door jezelf vertoonde spel. Om het eigen aanvalsspel te verbeteren tellen we nu als volgt: 1 Je (jouw ploeg dus) krijgt alléén een punt, bij een directe score uit een aanval. 2 Er gaat een punt af, als een aanval fout is. (bal gaat uit, of in het net) 3 Wanneer je scoort met een direct blok krijg je ook een punt. 4 Als je fout passt, of helemaal niet (bij een ace van de serverende partij) gaat er een punt van je score af. 5 Bij fout serveren, gaat er ook een punt van je eigen score af.

Dus bij een ace-serve, krijgt het eigen team geen punt. Als de tegenpartij fout passt (bal is onbereikbaar voor een medespeler), krijgt de serverende partij ook geen punt (omdat er bij de ontvangers al een punt af gaat).

Ga als volgt te werk: (Er kan op diverse manieren ingedeeld worden, afhankelijk van de trainingsdeelname). 1 tegen 2, (bij 8 deelnemers kun je 4 tegen 4, of 2x 2 tegen 2 laten spelen, de scheiding is dan de lengte-as van het speelveld).

3 tegen 3; 4 tegen 4; 5 tegen 5; 6 tegen 6. Laat steeds hetzelfde team serveren (tot een bepaalde stand is bereikt). Deze stand kan zijn: - Als één team 10 punten/ 5 punten, of –10/-5 punten heeft. - Wanneer het onderlinge verschil 10 punten (of anders) bedraagt.

Pas daarna gaat het andere team serveren. De ontvangende partij krijgt dus steeds de eerste mogelijkheid tot scoren. Al naar gelang het niveau van de spelers zal blijken, dat het bereiken van +10 beslist niet mee valt.

Je kunt als trainer nog een stap verder gaan, door in dit systeem de score van alle spelers individueel bij te houden. Het is een tamelijk bewerkelijke methode, maar de wil om zonder fouten te spelen zal enorm toenemen.

6 Verdedigingsoefening met gebruik van het net

Er staan 2 teams tegenover elkaar (6 tegen 6, of 5 tegen 5). Zij spelen een rally. Na een fout geeft T (of een speler die over is) direct een volgende bal. (of aan weerskanten iemand, die een volgende bal aan kan spelen na een fout) Ballen die "dood" zijn zo snel mogelijk uit het veld naar T. Punten tellen? kan op rally-point manier.

Volleybal - oefenstof 49

7 Standaard aanvalspatroon

Een buitenaanvaller valt aan op pos.4 (A). Er wordt geserveerd van kant B, niet al te gemakkelijk, maar wel gericht op speler B.

B passt net iets rechts van het midden. Spelverdeler S penetreert van achter de pion naar S1 en geeft een set-up aan A. C is de serveerder. Na de serve wordt C buitenblokkeerder C1. E is in feite een der andere buiten-aanvallers. A, B, S en E zijn vaste punten. F is de volgende speler die klaar staat om te serveren. C1 wordt D en D haalt de zojuist gespeelde bal en sluit aan achter F. D begint zijn blokkeeracties steeds vanuit het midden, moet dus aansluiten bij C1.

Puntentelling: kant A krijgt een punt als ze direct uit de eerste aanval scoren. kant B krijgt een punt als ze de aanval van A blokkeren; kant B krijgt ook een punt als de aanval van A verdedigd wordt, (de rally hoeft daarbij niet afgelopen te zijn). Als er een rally komt moet de bal gericht op A of B gespeeld worden.

Bij meer spelers, b.v. als er een tweede spelverdeler aanwezig is: Op de plaats van de pion komt de tweede spelverdeler, er wordt om beurten gepenetreerd. Er kan nu ook vanaf kant B, diagonaal aangevallen worden door de aanvaller op pos.2 (C1). De "dienstdoende" spelverdeler moet zich dan opstellen in de diagonaal op pos.1. Hij moet de pass spelen naar de andere spelverdeler, die op dat moment rechtsvoor is (pos.2).

Nog meer spelers? Dan vrije netspeler vóór E; een extra speler in het achterveld bij B enz. Volg hierbij eigen inzicht.

8 Wie scoort mag blijven

Speel met 2 tegen 2 of 3 (er moeten minimaal 6 trainings- deelnemers zijn, bij nog minder speel je 1 tegen 1)

Bij 6 deelnemers: 3 x 2; bij 7 deelnemers: 2 x 2 en 1 x 3; bij 8 deelnemers: 2 x 3 en 1 x 2, óf 4 x 2; bij 9: 3 x 3 enz.

Stel: er zijn 3 teams van 2 of 3 spelers. Er wordt alleen geserveerd van kant A. Team A serveert en team B staat aan kant B. Als de spelers van kant B weten te scoren, dan hebben ze een punt verdiend en mogen blijven staan.

Scoort team A, dan mag team A naar kant B en komt team B terug naar kant A. Nu is team C aan de beurt om te serveren enz. Wie heeft het eerste 5 punten, of wie heeft na b.v. 15 minuten de meeste punten.

Zijn er 5 of minder deelnemers, dan laat je 1 tegen 1 spelen. Waarbij je de moeilijkheidsgraad langzaam op kunt voeren.

Als volgt: Er wordt gespeeld om 5 punten, de bal moet verplicht steeds 3 x voor je zelf worden gespeeld; zodra iemand er 5 heeft, gaan we over tot maar 2 x voor je zelf spelen van de bal. Als laatste spelen we de bal direct terug.

9 Serveren / passen / spelverdelen / aanvallen / --> rally

(Deze oefening vind je ook op de pagina's: Complexe oefeningen 13/14 en Spelverdelen 5/6)

9.a Starten met 2 passers A en B. C staat te wachten om de plaats van A of B over te nemen en D staat klaar om de gepasste bal af te vangen, om daarna zelf ook te gaan serveren. De rest van de spelers: E, F, G, ...... beginnen met een serve en lopen daarna naar plaats C. De speler die gepasst heeft, gaat vervolgens afvangen en de wachtende speler (C) neemt de opengevallen plaats in (A of B).

9.b Op plaats D komt nu S, de (of één der) vaste spelverdelers. Deze geeft een set-up aan: - de speler, die gepast heeft. - de speler, die niet gepasst heeft - de wachtende speler

Volleybal - oefenstof 50

9.c De speler die juist serveerde gaat de aanval blokkeren (je weet precies wie de set-up zal krijgen, als je het schema uit punt b aanhoudt)

9.d De speler die doorloopt naar de serve, gaat eerst verdedigen (waar ? zie punt c) Indien mogelijk speel je de rally uit met 2 tegen 3. (De wachtende speler aan de pass-zijde kun je in de rally inschakelen als 4e speler)

9.e Van een één-blok ga je naar een twee-blok (inpassen in het rouleersysteem, of door één der vaste midspelers laten uitvoeren).

Varianten

1 Een vaste midspeler M in het midden vóór de spelverdeler plaatsen (deze passt dus niet mee). Op het moment van serveren loopt M van het net af. S geeft een (korte) set-up aan M. Blokkering en verdediging als in punt c t/m e

2 Spelverdeler S geeft nu een set-up (in ieder geval de eerste na de serve) op pos.2 Hier staat aanvaller P klaar.

Opm: Wanneer het enigszins "rommelig" dreigt te worden, laat dan niet meer na elke rally rouleren, maar speel een aantal (b.v. 10) ballen in dezelfde opstelling. Je kunt er een wedstrijdje van maken, door een puntentelling toe te passen. (de "normale" puntentelling, of alléén de uit eigen aanval, zélf gescoorde punten tellen mee).

Volleybal - oefenstof 51

Appendix > Rekkingsoefeningen >

Rekkingsoefeningen

Wanneer je besluit om toch rekkingsoefeningen te laten uitvoeren (sommige sporters zijn dit gewend en voelen zich er prettig bij, ook het psychische effect kan een rol spelen), volgen hier een aantal van de meest gangbare en effectieve oefeningen.

1 Doe eerst een goede Warming-up, met lopen, springen, armbewegingen etc.

2 Neem de juiste uitgangshouding aan (zie de tekeningen).

3 Voer de spanning in de te rekken spier(groep) zodanig op, dat het net geen pijn gaat doen. Hou de spanning ± 15 seconden vast, (vooral niet verend gaan rekken).

4 Schudt de spier na het rekken, om te ontspannen even los. Herhaal de rekking ± 4 keer, zowel links als rechts.

5 De rekkingsoefeningen zijn ook na afloop van training of wedstrijd heel nuttig (cooling down). 1. Kuitspieren (1)

Maak staande met de rechtervoet een stap zover naar voren, dat de linker hak net van de vloer komt. De linker knie blijft gestrekt. Verplaats het gewicht van de voorste voet naar de achterste voet, zodat de hak op de vloer komt. Deze oefening kan gemakkelijker uitgevoerd worden, door met de handen tegen een muur o.i.d. te steunen.

2. Kuitspieren (2)

Kniel met de rechter knie op de vloer. Laat de linker oksel op de linker knie rusten. Druk de linker knie daarna zover naar voren, dat de hak net niet van de vloer los komt.

3. Hamstrings

Ga zitten in langzit. Plaats de rechter voet naast de linker knie; Pak met beide handen het linker onderbeen iets boven de enkel; Kijk omhoog, houd de lage rug hol.

4. Dijbeenspieren

Ga op de zij liggen en trek het onderste been op. Met de onderste arm steun je het hoofd. Met de bovenste arm pak je het gebogen bovenste been bij de enkel vast. Vervolgens trek je het bovenste been langzaam naar achteren. Zorg er voor dat je écht op de zij blijft liggen en niet achterover rolt. De bovenste heup druk je naar voren.

5. Hamstrings + Afvoerders

Zet de rechtervoet vóór het linker been langs, aan de buitenzijde van de linker voet. Laat het gewicht rusten op de linker voet. Neig met de romp en de armen naar rechts. Deze oefening is ook goed op een (stoep)rand uit te voeren.

6. Aanvoerders

Ga zitten in kleermakerszit. Zet de voetzolen plat tegen elkaar aan. Grijp met de handen (duimen naar boven) de voorvoeten vast. Het bovenlichaam rechtop houden. Ook het hoofd rechtop. Druk met de ellebogen licht op de binnenzijde van de knieën.

Volleybal - oefenstof 52

7. Romp + Rugspieren

Ga zitten in langzit. Plaats de linker voet aan de buitenkant van de rechter knie op de grond. Draai met de romp naar links. Houd de romp daarbij wel rechtop.

8. Grote borstspieren

Kniel op beide knieën. Plaats de handen zover naar voren op de vloer, dat de heupen nog recht boven de knieën blijven. Druk de oksels en borst zover mogelijk richting de vloer.

9. 2-Koppige armspieren

Ga zitten in langzit. Vouw de vingers achter de rug in elkaar. Strek de armen gestrekt naar achteren van laag bij de grond tot bijna horizontaal.

10. 3-Koppige armspieren

Pak met de rechterhand (onderhands) de linkerhand (bovenhands) achter de rug vast. Gebruik indien de beide handen elkaar niet kunnen grijpen een hulpmiddel (b.v. een handdoek)

11. Onderarm en pols- buigers, strekkers

Strek de linkerarm met de handpalm naar voren. Pak met de rechterhand de linker handpalm vast. Duw de handpalm maximaal naar achteren. Voer de oefening ook in tegengestelde richting uit. Pak met de rechterhand de linker handrug en trek de handrug naar voren.

12. Polsbuigers en strekkers

Zet beide handruggen tegen elkaar aan, duw de ellebogen zover als maar kan naar beneden. Houd de handruggen tot aan de polsen tegen elkaar aangeduwd. Deze oefening kan ook andersom uitgevoerd worden, door de handpalmen en vingers van beide handen tegen elkaar (bidhouding) te zetten. Beweeg nu de ellebogen maximaal omhoog.

Volleybal - oefenstof 53

Appendix > Voorbeelden >

Complete trainingsvoorbeelden

Op de volgende pagina's vind je een 20-tal complete trainingsvoorbeelden van pakweg anderhalf uur, welke je direct kunt toepassen. Er zit zelfs een zekere voortgang en opbouw in. Per training is het uiteraard naar eigen wens en inzicht aan te passen.

Training 1

A Inlopen en rekkingsoefeningen op de manier zoals je gewend bent te doen vóór trainingsaanvang.

B Warming-up:

1 Loop van midachter --> net: blokkeer op mid - en links, ga aws terug naar de achterlijn. Begin weer midachter, ga nu na het midblok naar rechts (+ uiteraard een blok op rechtsvoor).

2 Als pnt.1. Nu na aws lopen een zijwaartse rol naar midachter.

3 Als 1 en 2. Nu met een duik richting het net. N.B. Let op het zws verplaatsen langs het net (= aansluiten bij het buitenblok als het ware). C Baloefeningen met 2-tallen

1 Vingers bovenhands even “warm” spelen.

2 Speler(ster) bij het net speelt bovenhands, speler(ster) achterveld onderhands. onderhands technisch: armen vooruit (bal + armen zien), door de knieën gaan, één voet voorzetten; altijd indraaien in de richting waar je naar toe wilt spelen!

3 Speel de bal links en rechts van je partner à steeds komen tot een goede uitgangshouding “achter” de bal.

4 Oef.3 moeilijker maken door lager aan te spelen, ook “prikbal” en “smash” D Diagonale verdedigingsoefening:

- Met 3 of 4 tallen aan één kant van het net (bal wordt dus niet over het net gespeeld) Eén speler(ster) staat op de midvoorplaats (pos.3) deze geeft steeds een set-up aan een speler(ster) op de buiten positie (pos.1, of pos.4), deze speler(ster) “smasht” naar de derde speler(ster) op de diagonaal (pos.5, of pos.1). De verdediger passt naar de set-upper; de set-upper geeft een set-up aan de buitenspeler(ster); de buitenspeler(ster) speelt een aanvallende bal naar de diagonaalspeler(ster) enz. Na verloop van tijd een plaats doorschuiven. E Aanvallen

1 zonder blok.

2 met blok (rouleren: na aanval blokkeren).Variant: wie scoort hoeft niet te blokkeren.

3 met blok en diagonaal-verdediging (ook met variant pnt 2).

4 als pnt 3 maar aan de “verdedigingskant” opnieuw een aanval opbouwen. F Spelvorm

- Over de lengte van het veld: 2 tegen 2. Om beurten: aanvallen + verdedigen. G Partijtje (Als er nog tijd over is).

Training 2

A Inlopen en rekkingsoefeningen op de manier zoals je gewend bent te doen vóór trainingsaanvang. B Warming-up - Volleybal bewegingen. Rechtsachter starten (pos.6)

1 Sprintje naar het net -> zws langs het net verplaatsen (voeten overkruisen); -> om de paal heen en achterwaarts naar de achterlijn -> laag zijwaarts verplaatsen in de lage verdedigingshouding -> sprintje naar het net -> weer zijwaarts (overkruisen andere richting) -> zijwaarts laag naar startpunt. Begin in rustig tempo, 4 x rond.

2 Als pnt. 1. Nu duik naar het net; 3x langs het net blokkeren en een zijwaartse rol op de achterlijn. C De Warming-up gaat over in de SPEC. OEF. SPRONGKRACHT OPVOEREN (zie pagina Sprongkracht & Snelheid, punt 3) (pagina 41)

- We voeren de opdrachten 1 min. uit, waarna 1 min. gerust wordt. We doen 2 rondes.

Volleybal - oefenstof 54

D Baloefeningen met 2-tallen - denk m.b.t. onderhands spelen nog even aan de opmerkingen van training 1.

1 A springt op en werpt met 2 handen bovenhands de bal over ‘t net naar B; B passt (technisch correct) de bal naar A1; A vangt af; nu de beurt aan C

2 Idem, aanwerpen moeilijker maken - naast de speler - strakker - met “smash”

3 Speler in ‘t midden geeft nu een set-up (recht omhoog); de achterspelers komen naar voren en

“smashen” (= moeilijk) (zie ook oefening D van training 1) E Diagonale verdedigingsoefening:

- Met 3 tallen. 2 spelers met bal. Eén van dezen begint het de nr.3 zo lastig mogelijk te maken; springt de bal weg dan neemt nr.2 met bal de taak over, terwijl de eerste zijn/haar bal ophaalt, enz. Na verloop van tijd wisselen van functie. F Aanvallen + Verdedigen

1 Zonder te blokkeren de diagonale aanval verdedigen gericht slaan dus! (kan eventueel van 2 kanten tegelijk); de verdediger blijft even staan.

2 met één buitenblok (rouleren: na aanval blokkeren).

3 Met één bal verder, = na verdediging opnieuw een aanval opzetten: foutloos spelen (rally uitspelen, daarna volgens opslagvolgorde rouleren). - ook de spelverdeler kan mee blokkeren. - de verdediger gaat mee de eigen aanval afdekken.

Training 3

A Inlopen en rekkingsoefeningen (als gewoonlijk). Gevolgd door de Warming-up: 1 Loop van midachter --> net: blokkeer op mid. ga naar links, wacht op degene die na jou komt, maak een 2-blok op links, ga aws terug naar de achterlijn. Daarna opnieuw (4x achter elkaar). Idem 4x achter elkaar, mid + rechts blokkeren. 2 Als pnt. 1. Nu met duik richting net. Na laatste blok (= buitenblok), een stap maken achter de andere blokkeerder langs en een zijwaartse rol maken. Weer beginnen vanaf de midachterplaats. N.B. Let weer op het zws verplaatsen langs het net en de handhouding van het blok (buitenkant = zijkant langs antenne afsluiten midblok in de diagonaal). B Warming-up gaat over in de SPEC. OEF. SNELHEID OPVOEREN (zie: sprongkracht en snelheid opvoeren).

- We voeren de opdrachten 1 min. uit, waarna 1 min. gerust wordt. We doen 2 rondes C Baloefeningen met 2-tallen

1 Vingers bovenhands even “warm” spelen

2 Om beurten speel je een “pass” - “set-up” - “smash” (met 2 tallen) D Serveren - Passen - (later uitbreiden met Aanval en Rally)

1 Elk een bal: Serveren (van de “oude” positie dus rechtsachter, i.v.m. organisatie), bal nalopen (tempo hoog houden).

2 Aan weerskanten v.h. net op linksachter een “stopper”, bij het net iemand die afvangt, naast de netpalen iemand die direct de plaats van de “stopper” kan innemen, als er een bal is gespeeld; Serveren - passen - afvangen. Bal volgen.

3 Nu serveren van één kant v.h. net, 2 “stoppers” aan overkant, één speler(ster) op de midvoorplaats, deze vangt de pass af. Verder nog één speler(ster) die klaar staat om de openvallende plaats van een “stopper” in te nemen. (Serve-wacht-pass-afvangen-serve). - Bij foute serve niet rouleren: serveerder moet opnieuw serveren. Degene die gepasst heeft, wordt afvanger; de wachtende neemt de opengevallen plaats in. (iedereen krijgt dus een beurt om te passen)

4 Op de plaats waar afgevangen wordt, komt nu een spelverdeler(ster). Spelverdeler(ster) geeft set-up aan speler(ster) die gepasst heeft, deze valt aan.

Volleybal - oefenstof 55

5 Uitbreidingen: A - Na serveren, blokkeren. B - na aanvallen, diagonaal verdedigen. C - blokkeerder geeft set-up aan verdediger, waarna deze aanvalt. Rally uitspelen, daarna rouleren. D - Idem, na serve eerst midblok daarna buitenblok enz. E - Idem, na aanval eerst verdedigen als “vrije” netspeler, daarna in de diagonaal enz. F - ook de rest van de spelers krijgen een taak in de verdediging, tijdens de rally (geldt ook voor de “wachtende” aan passzijde). E Aanvallen

1 zonder blok: kort door het midden (rouleren).

2 idem met vast blok (=midblok).

3 idem + li en re een verdediger (verdedigers rouleren: links - rechts – aanval (midblok en spelverdeler regelmatig laten wisselen) G Spelvorm

- Over de lengte van het veld: 2 tegen 2. Beurtelings aanvallen + verdedigen.

Training 4

A Standaard Warming-up (zie warming-up oefening 5) B Herhaal de: SPEC. OEF. SPRONGKRACHT OPVOEREN

(zie: sprongkracht en snelheid opvoeren). - We voeren de opdrachten 1 min. uit, waarna 1 min. gerust wordt. We doen 2 rondes. C Baloefeningen met 2-tallen

1. Technisch correct boven- en onderhands spelen.

2. “Set-up” - “Aanval” - “Verdedigen” ; met 2-tallen. D Oefeningen voor de spelverdeler(ster)s Bij A wordt geserveerd. B en C passen naar de midvoorpositie (pos.3), spelverd 1 en 2 "penetreren" om beurten vanachter een blok en geven een set-up aan:

1 de speler die de pass gaf.

2 de speler die de pass niet gaf.

3 buiten hoog als de rechts-staande speler de pass gaf en kort in het midden als de links-staande speler de pass gaf.

4 altijd kort door het midden, aan de er nu bijkomende speler D (steeds van het net af na de serve!!). Aan de zijlijn wacht steeds een speler(ster) W, die daar na zijn/haar serveerbeurt naar toe gaat. Hij/zij neemt de openvallende plaats in van de speler die aanvalt (bij pnt 1 t/m 3). - Na aanval, bal halen en serveren.

Uitbreiden: - na serveren blokkeren; goed kijken en ook weten waar de aanval komt. - na aanvallen, diagonaal verdedigen (E). De blokkeerder(ster) kan dan eventueel een set-up geven, de verdediger(ster) valt aan achter de 3m-lijn > gericht spelen naar B of C (rally uitspelen, daarna rouleren). - als we bij punt 4 zijn, kan de bok weg, verdedigen B en C elk aan een kant van het middenblok van D (in de rally) - na de diagonaalverdediging ook op de midachterplaats verdedigen (F). - de rest van de eventueel nog meer aanwezige spelers, ook een taak geven in de verdediging en de nieuwe aanvalsopbouw. E Game-play oefening, (vervolg van oef. D)

- Aan beide zijden van het net een spelverdeler(ster). Spelverdeler(ster) in oef. D houdt de positie zoals dat daar was. De andere spelverdeler (dus aan de serveerkant) gaat rechtsachter achter het blok. Er wordt geserveerd en gespeeld als in oef. D, er wordt alleen niet meer gerouleerd.

Volleybal - oefenstof 56

Training 5

A Inlopen en rekkingsoefeningen. B Standaard Warming-up (als gezamenlijke wedstrijd voorbereiding) C Baloefeningen: Inspelen met 2 of drietallen (meteen bezig gaan met volleybal - denk aan de opmerking van de vorige training - niet zo slap maar meteen aan de bak)

- bv. 3 tal, 2 met bal; eentje begint nr.3 “onder vuur” te nemen; als bal wegspringt neemt nr.2 het over (na verloop van tijd wisselen van functie). D Spelverdelen Aanvallen Blokkeren Verdedigen

1 De spelers in rij R, spelen de bal aan naar de SV. Deze geeft om beurten de set-up naar links-hoog of rechts-hoog. De speler uit rij R neemt de plaats in van de aanvaller, aan wie de set-up wordt gegeven. De aanvaller haalt de door hem geslagen bal en sluit aan bij R. De opdracht is, dat er minstens 8 van de 10 aanvallen goed moeten zijn!

2 Er wordt nu alléén diagonaal aangevallen. Op de plaats van de pijltjes aan de andere kant v.h. net, komt nu eerst 1 verdediger, die steeds heen en weer moet schuiven om te kunnen verdedigen (na ± 10 ballen de volgende verdediger)

3 Blokkeren langs de lijn. Er wordt een “buitenblok” gezet. De aanvallers moeten verplicht rechtdoor slaan. (Aan beide kanten een blokkeerder, na weer ± 10 ballen de volgende 2 blokkeerders.

4 Combinatie oef. 2 en 3. Er wordt een buitenblok gezet en een verdediger in de diagonaal. De opdracht voor de aanvallers is nu om een punt te scoren. Bij goed verdedigen, wordt een set-up gegeven en de bal niet aanvallend terug gespeeld naar degene die juist heeft aangevallen, deze passt naar de spelverdeler en moet opnieuw aanvallen.

5 Uitbreiding oef. 4: De speler uit rij R, die de bal aanspeelde, de aanvaller die de set-up niet krijgt + de spelverdeler vormen ook een team, met alles wat daar aan vast zit (aanvalsdekking, pass in de rally etc.)

6 Er komt een midspeler aan de “verdedigings”-kant. De aanspeler uit rij R, komt dreigen op mid. (midspeler blokkeert); gaat de set-up naar de buitenkant dan sluit de midspeler aan bij het buitenblok. De “aanspeler” is dus midspeler en blokkeert de aanval, die van de andere kant terugkomt. De spelverdeler is rechtsachter (dus aan de rechterkant achter het blok; komt de aanval van links dan staat de spelverdeler in de rechter diagonaal te verdedigen. De rally zo goed en zo foutloos mogelijk uitspelen.

7 Game-play: De score wordt bijgehouden. De 4 of 5 spelers aan de verdedigings-kant blijven b.v. staan tot één van beide kanten b.v. 10 punten heeft. Je speelt nu om te Winnen!

Training 6

A Inlopen en rekkingsoefeningen. B Warming-up (Standaard Warming-up) C Inspelen met 2-tallen boven- en onderhands, aanval/verdediging, duiken/rollen etc. D Verdedigingsoefening / Pass in de rally Aan beide kanten van het net (helft van de groep)

Spelers bij A "vallen aan". De spelers V verdedigen en spelen een rally-pass naar de spelverdeler S. Deze geeft op zijn beurt weer een set-up aan A, enz.... Er wordt continue gerouleerd. Van A --> V --> S --> A E Aanvallen:

1 zonder blok: kort door het midden (rouleren)

2 idem met blok (vaste man = midblokkeerder).

3 idem + li en re een verdediger (de verdedigers rouleren van linkerzijde - rechterzijde - naar aanval (midblok en spelverdeler regelmatig wisselen). F Serveren/Passen/Set-Up/Aanval/Blok/Verdediging: Opbouwen tot Rally

1 Serveren - bal nalopen; tempo er in houden. (werk van beide zijden)

Volleybal - oefenstof 57

2 Idem met 2 pass-spelers (van één zijde serveren), (opnieuw met één wachtende speler bij het passen --> open plaats innemen) na het passen afvangen en doorlopen naar de serve.

3 Op rechtsvoor (aan de ontvangende kant) een (niet meestoppende) aanvaller. De afvanger is vervangen door een vaste spelverdeler na pass een set-up achterwaarts naar de rechtsvoor, deze valt aan om te scoren. Na de aanval, achter geslagen bal aan, degene die de pass gaf, komt op de rechtsvoor plaats. 4 Als 3, maar nu na het aanvallen blokkeren (op linksvoor dus), terwijl de serveerder diagonaal op de rechtsachterplaats verdedigt. Na een goede verdedigende actie geeft de blokkeerder een 3m set-up en valt de serveerder aan. (rally uitspelen)

5 Game-play Er komt nu aan de “ontvangende kant” een vaste midspeler bij. (We rouleren vanaf nu niet meer, we staan inmiddels met 5 spelers aan deze kant). Ook aan de “serverende kant” komt een midspeler. De aan de linkerkant staande pass-speler, wordt linksvoorspeler. Dus aan de serveerkant een rechtsvoor blokkeerder (m.a.w. aan de serve-kant 3 voorspelers), altijd een 2-blok maken, de ander wordt vrije netspeler, de serveerder kan of links-diagonaal verdedigen, of als het een spelverdeler is rechtsachter, achter het blok en kan in de rally de set-up geven. Puntentelling: rally-point. Bij 10 wisselen van functie. - De wegspringende bal naar T, zodat we in een snel tempo kunnen serveren! G Nog even spelen in een (de) “basis-opstelling” (tegen de rest).

Training 7

A Inlopen en rekkingsoefeningen. B Weer de Standaard Warming-up (als wedstrijd voorbereiding, om het in te studeren C Baloefeningen: Inspelen met 2 of drietallen - bv. 3tal, 2 met bal; eentje begint nr.3 “onder vuur” te nemen; als bal wegspringt neemt nr.2 het over (ook wisselen van functie). D Techniek rollen Aan beide kanten van het net (op de midachterplaats) 2 turnmatjes in de lengte tegen elkaar. Werken in 2 groepen: Eén speler werpt aan, de anderen moeten om beurten de bal terug spelen naar de aanwerper. Steeds met 2 handen passen, daarna afrollen op de mat. Laat de spelers om beurten aanwerpen, zodat de T aan beide zijden kan controleren. Eerst alle spelers naar de ene kant laten bewegen, daarna weer allemaal terug. E Spelverdelen; Aanvallen; Blokkeren; Verdedigen

1 De spelers in rij R, spelen de bal aan, naar de SV. Deze geeft om beurten de set-up naar links-hoog of rechts-hoog. De speler uit rij R neemt de plaats in van de aanvaller, aan wie de set-up wordt gegeven. De aanvaller haalt de door hem geslagen bal en sluit aan bij R. Opdracht: Minstens 8 van de 10 aanvallen moeten goed zijn!!

2 Er wordt nu alléén diagonaal aangevallen. Op de plaats van de pijltjes aan de andere kant v.h. net, komen 2 verdedigers, (na ± 10 ballen de volgende verdedigers)

3 Blokkeren langs de lijn. Er wordt een “buitenblok” gezet. De aanvallers mogen scoren. Samen met de verdedigers wordt een rally gespeeld.

4 Uitbreiding oef.3: De speler uit rij R, die de bal aanspeelde wordt midvoor, + de aanvaller die de set-up niet krijgt + de spelv. vormen ook een team, met alles wat daar aan vast zit (aanvalsdekking, rally-pass etc.) Er komt een midspeler aan de “verdedigings”-kant. (hij blokkeert de aanval door het midden); gaat de set-up naar de buitenkant dan sluit de midspeler aan bij het buitenblok. De spelverdeler is rechtsachter (dus aan de rechterkant achter het blok; komt de aanval van links dan staat de spelverdeler in de rechter diagonaal verdedigen. De rally zo goed en zo foutloos mogelijk uitspelen.

5 Game-play De score wordt bijgehouden. Wie het eerst 10 heeft is winnaar. (wissel!)

Volleybal - oefenstof 58

Training 8

A Inlopen en rekkingsoefeningen. B Standaard Warming-up (als wedstrijd voorbereiding) C Baloefeningen: Inspelen met 2 of drietallen - bv. 3tal, 2 met bal; de 3e speler moet om beurten de bal van speler A dan weer de bal van speler B spelen. (na verloop van tijd wisselen van functie). - Met verplaatsen: In twee groepen (aan beide zijden van het net)

1 Speler A speelt bovenhands naar B, B speelt terug naar A. B verplaatst nu naar B1. A speelt opnieuw bovenhands naar B (1). Deze speelt weer terug naar A. B(1) loopt terug naar plaats B. A speelt opnieuw naar B. B terug naar A. Daarna speler C ipv B. Na een aantal minuten één plaats verder.

2 In de diagonaalpositie onderhands terug spelen.

3 Nu in de diagonaal met "smash" aanspelen D Techniek rollen: Kort herhalen van de vorige keer E Spelverdelen ; Verdedigen (eerst aan beide zijden van het net een groep)

1 Speler 1 smasht naar nr.2; 2 passt de bal naar s2 (nr.1 loopt na de smash direct naar de plaats van nr.2) s1 loopt naar het net en geeft een set-up aan nr.3. deze loopt aan alsof, om aan te vallen, maar vangt de bal, op het hoogste punt (van zijn sprong natuurlijk); 2 loopt naar 3; 3 naar 1 (dwz 3 wordt nu aanvaller); de spelverdeler blijft.

Opm.: Zijn er geen 8 spelers, of 2 spelverdelers, dan nr.3 de aanval meteen laten afronden en constant rouleren. - Set-up hoog buiten - Set-up kort door het midden

2 Uitbreiden nr.3 aanval laten afronden; blok instellen; verdediging organiseren en opnieuw opbouwen tot een aanval.

Game-Play : tot bv 5 of 10 punten dan wisselen. F Indien voldoende tijd: Aanvallen inlassen; hoog; en kort op mid + midblokkeerder. G Spelen.

Training 9

A Inlopen en rekkingsoefeningen. B Warming-up Doe de aangeleerde “Standaard” Warming-up. C Baloefeningen met 2-tallen "Alles" even doornemen. Doel: "warm" spelen van de vingers. D Verdedigen in circuit-vorm 5 spelers met bal; de rest "werkt"

Speler A : hard langs de lijn B : "tactisch" in het centrum C : hard of zacht langs de lijn D : werpt bal in het net. E : werpt de hoog en ver. Starten bij S; eerst bal van A spelen, dan van B/C/D/E, na E weer S(tart). Opdracht: van makkelijk via moeilijk naar het schier onmogelijke. E Serveren

1 eigen bal nalopen

2 aan één kant passen met z’n tweeën; rouleren; 1 in “wachtkamer”

Volleybal - oefenstof 59

3 spelverdeler geeft set-up naar rechtsvoorplaats, langs de lijn aanvallen !

4 ga de aanvaller diagonaal blokkeren, m.a.w. er zal dus ruimte overblijven voor de aanvaller, om rechtdoor te kunnen blijven aanvallen.

5 we gaan de aangevallen bal in oef.4 verdedigen; puur als techniekoefening, absoluut niet als voorbeeld van een wedstrijdsituatie. F Aanvallen

1 hoog buiten

2 kort in het midden

Als er tijd voldoende is, kunnen we de aanval gaan blokkeren en verdedigen enz. anders eerst verder met punt G. G Spelvorm: Teamtraining Uitgaande van de "basis" opstelling; Alle rotaties doornemen, zowel serverend als ontvangend.

Training 10

A Warming - Up “Standaard” - Warming-up B Oefenen met bal Inspelen met 2 (of) 3 - tallen. “Alles” even doornemen. C Verdedigingsoefening

Spelers A werpen de bal voor zichzelf op en "smashen" Spelers B en D verdedigen en passen de bal naar C en E. C en E vangen de bal af en doen deze in de bak bij A. C loopt door naar D; en E naar B (dus naar de overkant). B gaat naar de plaats van C; en D naar E enz....... "Smashen" afwisselen met "Prik-ballen" D Opslag - Pass - Set-up - Aanval (idem Blok en Verdediging)

T serveert; P passt; S (1of 2) geeft de set-up; A valt aan (na aanval, bal terug in de bak) Rouleren: Van P --> W --> A --> bal in de bak --> P (W = even wachten; inschakelen voor de snelle doorstroming) Opdracht: De aanval moet foutloos zijn. Toch fout? Dan aan de andere kant van het net: blokkeer + duik en nog eens blokkeer + duik

1 De aanvaller start op de 3m-lijn. 2 De aanvaller begint bij het net, loopt na de serve achteruit (van het net af) en valt aan 3 (De spelverdeler kan penetreren van pos.1 of pos.5) 4 Aanvaller krijgt 2 ballen direct achter elkaar; 1e keer hoog buiten, 2e x kort op midden. 5 Degene die gepasst heeft, loopt achter de aanvaller, die kort op het midden komt om en valt aan achter de eerste tempo (staffel-aanval). E Team-training

Afhankelijk van het aantal deelnemers: voortborduren op oef D, drie spelers aan de pass/setup-kant. De rest aan de kant van het TEAM. TEAM serveert en voert de switches uit, zoals geleerd / Anderen serveren TEAM bouwt aanval op. Weer zoveel mogelijk rotatie-opstellingen doornemen (met de juiste spelers op de juiste plaatsen).

Training 11

A Warming-up “Standaard” - Warming-up B Oefenen met bal Inspelen met 2 (of) 3 - tallen. "Alles even doornemen". C Pass-oef. (service-pass)

Serveren en passen (+ afvangen) 2 spelers op plaats A, om af te vangen.

S1 serveert; P1 passt; A1 vangt af. Rouleren: S1 --> P3 --> A2 --> S2 enz..... (de 2 afvangers zijn voor de snelle doorstroming)

Volleybal - oefenstof 60

Bij een foute serve niet rouleren (de foutserveerder maakt 5 push-ups; dames op de knieën) Bij een foute pass, maak je een rol links gevolgd door een rol rechts. 1. Start het passen vanuit het centrum 2. idem van de linker zijlijn 3. idem rechter zijlijn 4. ook vanaf de achterlijn 5. vanuit de diagonale hoek 6. van de 3m-lijn Opm.: Doe ze niet alle 6, kijk even hoe ver je komt! D Aanvals-oefening

- Aanspelen vanuit het centrum. Spelverdeler op midden, geeft beurtelings een set-up naar links en naar rechts. Aanvallers staan klaar zowel links als rechts. Na de aanval haalt men de eigen bal op en sluit aan bij de rij aanspelers vanuit het midden. De “aanspelers” gaan na aanspelen naar die kant om aan te vallen, waar hun aangespeelde bal als set-up werd gegeven. De bedoeling is, dat er in een hoog tempo geoefend wordt.

- Aanspelen vanaf links. Aanvallen door het midden (kort/stijg) Bij voldoende tijd kun je gaan blokkeren, verdedigen enz. anders verder met punt E. E Teamtraining

Uitgaan van een “basis”-opstelling. Alle rotaties doornemen, zowel zelf serverend, als ook ontvangend. De switches op de juiste manier uitvoeren.

Training 12

A Warming-up: "Standaard" - Warming-up B Oefenen met bal: Inspelen met 2-, of 3-tallen. "Alles even doornemen". C Oefening Aanval + Rally-pass

Met 2 <--> 2, of 3 <--> 3, over de lengte van het speelveld: Aanval (achterin plaatsen). Pass (naar het net brengen). Set-up geven en weer aanval enz. Degene die gepasst heeft gaat daarna naar het net, om de volgende set-up te geven, de set-upper wordt de volgende aanvaller en de aanvaller gaat naar het achterveld, om de volgende pass te spelen. D "Strategische" Teamtraining (met aanval; blok; verdediging; etc.)

De blokkering op rechts mag niet te ver naar rechts; de midblokkeerder moet alléén maar aansluiten, het niet in zijn eentje willen doen. De diagonaalverdediger moet niet in de blokschaduw blijven om te verdedigen; moet de bal ook verwachten, dus niet rechtop blijven staan.

Nu de oefeningen: - Een tweeblok op rechtsvoor; een links-diagonaalverdediger en een linker-vrije netspeler (eventueel aangevuld met een spelverdeler achter het blok) - Van de andere kant aanvallen; hoog buiten, of door het midden. De overige spelers zorgen voor eigen aanvalsdekking en verdediging in de rally (rally-pass)

* voor het middenblok neem je de specifieke midspelers * voor de linker diagonaalverdediging neem je de buitenaanvallers van pos.4 * voor de "speler achter het blok" op rechtsvoor neem je de spelverdeler en/of libero.

Als de switches in het achterveld nog te verbeteren zijn, dan ook dit doornemen, ten minste bij voldoende tijd en trainingsdeelname.

Dit laatste kan desnoods vóór de training met een White-Bord of iets dergelijks.

Training 13

A Warming-up: de "Standaard" warming-up B Oefenen met bal: Inspelen met 2- of 3-tallen. "Alles doornemen".

+ tweetallen bij het net (elk aan een kant); één werpt de bal vrijwel loodrecht omhoog, zodat deze precies op de netband daalt; beide spelers blokkeren en duwen.

+ zelfde 2-tal, nu staat er één bij het net, de ander in het achterveld aan de overkant. Deze laatste werpt of speelt de bal met een hoge boog juist over het net. De ander maakt direct een aanval en scoort!

Volleybal - oefenstof 61

C Verdedigingsoefening / Rallypass Aan beide zijden van het net (helft van de groep)

Spelers A "vallen aan". Spelers V verdedigen (spelen een rally-pass) naar spelverdeler S. Deze geeft de set-up aan A enz Continue rouleren van A --> V --> S --> A (bal nalopen) D Aanvallen:

1 Buiten hoog, zonder blok (vanuit het midden aanspelen)

2 idem, nu met een 1-blok

3 Degene die aanspeelde vanuit het midden dreigt op kort. - Er komt een midblokkeerder bij, zij moeten zowel op het midden blokkeren, als aansluiten bij de buitenman. E Vergroten aanvalsrendement van de midspelers

We doen alsof de midspelers M1, M2 en M3 steeds in het midden opereren, tijdens deze oefening. We doen dus alsof de plaats, waar door M aangevallen wordt, het midden van het net is.

A (1, 2, 3, 4) staat bij het net en speelt de bal. M (1, 2, 3) "blokkeert". P (1, 2) passt naar de spelverdeler S (1, 2) M gaat na de blokactie terug van het net. S geeft een korte set-up (1e tempo). M valt aan. M loopt dan door naar S2, voert daar dezelfde actie uit en gaat daarna weer naar links (aansluiten achter M3).

Spelers A, die de bal aanspeelden halen steeds hun "eigen" bal op en sluiten weer achteraan.

a Spelers M eerst zonder blok laten aanvallen. b Spelers A, die de bal aanspeelden laten blokkeren. c Met één spelverdeler (precies in het midden nu): Rally spelen en steeds weer de midspeler gebruiken in de aanval. d Als de rally stopt, speelt T (trainer) een volgende bal aan.

Training 14

A Warming-up: de "Standaard"- warming-up B Oefenen met bal: Inspelen met 2 of 3-tallen. "Alles doornemen". C Serve-Pass oefening

1 Serveren - bal nalopen (van 2 zijden)

2 Idem + een 2 man stop (wie de pass speelde, vangt eigen bal af en sluit aan bij de serve)

3 Op de plaats van het afvangen een spelverdeler, die set-up geeft naar rechtsvoor (pos.2) op pos.2 dus een aanvaller.

4 Uitbreiden: - na aanval aan andere kant blokkeren (rechtdoor dichtzetten) - na serve diagonaal verdedigen op pos.1 - met een vaste midspeler (aan de serve-kant) degene die de pass speelde dreigt op mid, de midspeler blokkeert, of sluit aan bij de buitenman, als set-up naar buiten wordt gegeven - na verdedigen op pos.1, op pos.2 fungeren als "vrije-net speler" - in alle gevallen van punt 4 de rally uitspelen voor er doorgedraaid wordt.

5 Als punt 4, nu zonder constant rouleren. Met een aanvaller op linksvoor (aan de ontvangende kant) en een verdediger op pos.5, aan de serverende kant. Na bv. 5 punten een plaats verder, of specifieke mensen gebruiken voor de specifieke functies. D Aanvallen

1 Buiten hoog zonder blok (aanspelen vanuit het midden)

2 Idem, nu met een 1-blok (rechtdoor afsluiten)

3 Degene die aanspeelde dreigt kort op mid. Voor midblok (specifieke mensen gebruiken zij moeten zowel op mid blokkeren, als aansluiten op buiten.

Volleybal - oefenstof 62

E Herhaling van: Aanvals-rendement van de midspelers vergroten

Zie training nr.13 punt E. F Teamtraining / Rally-oefening

Aan één kant aanval op pos.4 en op pos.3 + eigen aanvalsdekking. Aan andere kant mid + buitenblok op pos.2 + vrije netspeler (pos.4) + man achter blok (pos.1), (ook hier weer specifiek trainen, de juiste man op de juiste positie).

Training 15

A Warming-up: de "Standaard" - warming-up B Oefenen met bal: Inspelen met 2 of 3-tallen. "Alles weer doornemen". C Verdedigen

1 techniek rollen, verder met .…. (zie voorgaande trainingen; nu bv. geen matten meer gebruiken).

2 met 3-tallen; 2 hebben een bal; de derde speelt om beurten de bal van A, dan weer van B. Maak het zo moeilijk, dat het af en toe de grens benadert van net wel, of net niet meer mogelijk.

3 verdedigen en rally-pass spelen S geeft de set-up aan D, of aan C - Is het aan C, dan is E de diagonaal-verdediger en D de "vrije-netspeler". Zij spelen de rally-pass. - Komt de set-up bij D, dan verdedigt F in de diagonaal en is C de "vrije-netspeler".

Ook zij passen weer op S. D en C moeten dus steeds weer naar het net, omdat ze niet weten naar wie de set-up wordt gespeeld. C kan ook "tactisch" op F spelen en D "tactisch" op E.

Na verloop van tijd één plaats verder. (Oefenen aan beide zijden van het net) D Aanvallen

1 Van 2 kanten; zelf aanspelen en slaan (links-hoog)

2 Van één kant maar, beurtelings van pos 2. en pos 4. (van het midden uit aanspelen) - ook met 2 verdedigers (diagonaal en vrije-net); Omdat er beurtelings van 2 kanten wordt aangevallen, moeten de 2 verdedigers constant van positie wisselen! E Blokkering

Blok op pos.2., pos3. (hier een midspeler) en op pos 4.

Aanvallen als punt D2. De eigen aanval "dekken" door degene die aanspeelde; zo mogelijk de rally uitspelen. Wie aan de blokkeerkant niet meedoet aan het blok, verdedigt als "vrije-netspeler", misschien, omdat het training is, een stukje diagonaal erbij pakken! In de rally een pass spelen naar de "andere" buitenman, deze geeft op zijn beurt een set-up aan de midspeler, (maakt het af). F Spelvorm Alleen als er nog tijd over is (kan haast niet).

Met 2 teams tegen elkaar: Aanvallen alléén vanachter de 3m-lijn.

Training 16

A Warming-up: de "Standaard" - warming-up B Oefenen met bal: Inspelen met 2 of 3-tallen. "Alles" even doornemen. C Verdedigingsoefening

In circuitvorm:

a hard, langs de lijn b tactisch in het centrum c hard of zacht langs de lijn d speelt bal in het net e hoog en ver in het achterveld - behalve punt D is het een herhaling van een vorige training -

Volleybal - oefenstof 63

D Aanvallen / Blokkeren

1 Zonder blok links-hoog

2 idem + blokkering: A één blok. Eigen aanval uitdekken. B twee-blok

3 idem met vrije-net- en diagonaalverdediging E Blokkering en Aanval midspelers

- Aan beide zijden een volledige voorhoede bv. midspeler op mid, spelverdeler op rechts en een aanvaller op links. De rest van de spelers ook op de juiste posities in het achterveld. - Aanvallen op die plaatsen waar verdedigd wordt. De middenmensen steeds aansluiten bij buitenblok of blokkeren op midvoor. Rally uitspelen. F Serveren/Passen

1 Serveren; met 2 mensen passen, spelverdeler in het midden geeft set-up aan degene die passt, deze pakt eigen bal en sluit weer aan bij de serve.

2 Een vaste midblokkeerder bij de spelverdeler en een vaste midblokkeerder aan de serveerkant; verder een rechtsvoor speler aan de serveerkant, de serveerder verdedigt achter het blok op rechtsvoor. Indien aanwezig nog een vrije-netspeler en een diagonaalverdediger aan de serveerkant.

Na de serve, de rally zo goed mogelijk (= foutloos) uitspelen!

Training 17

A Warming-up: "Standaard" - warming-up B Oefenen met bal: Inspelen met 2 (of) 3 - tallen. Alles doornemen. C Verdedigingsoefening (speciaal harde ballen)

Aan beide zijden van het net een oefengroep: Eén verdediger (V), in de (linker) diagonaal (= pos.4). Eén aanvaller (A), die "aanslaat" (vanaf pos.2). Verder een spelverdeler (S) op pos.3. A smasht naar V (loopt bal na). V passt (verdedigt) naar S (loopt bal na). S geeft set-up aan A (loopt ook bal na). M.a.w. er wordt doorlopend gerouleerd. Wanneer de ballen niet hard genoeg gespeeld kunnen worden bv. omdat de set-up niet aankomt, of omdat de pass niet aankomt, grijp dan terug naar een eenvoudiger vorm. D Verdediging harde ballen combineren met aanvallen.

1 Aan één kant aanvallen, aan andere kant verdedigen. Van het midden uit (R) aanspelen naar de spelverdeler (S), deze geeft een set-up aan de buitenspeler (A) op pos.4, maar wel zodanig, dat de aanval niet een loeiharde spetter kan worden, waar een verdediger verder niets mee kan. Dus de set-up ± 2 meter van het net geven. Aan andere kant een diagonaalverdediger (VD) en een "vrije-netspeler" (VN). De aanvaller pakt de zelfgeslagen bal en sluit aan bij R. R wordt na aanspelen aanvaller.

2 Speler B smasht diagonaal op verdediger V, deze passt op spelverdeler S. S geeft een set-up aan buitenspeler A op pos.4. A valt aan (weer diagonaal), zodat VN en VD moeten verdedigen. Er komt nu wel een buitenblok C op pos.2 aan de "verdedigings-" kant . Wanneer de bal wordt verdedigt geeft speler C een set-up aan VN, of VD (3m). Zij spelen in principe weer op verdediger V, zodat de rally doorgaat. rouleren: B --> V --> A --> C --> B. S, VN en VD voortdurend wisselen.

Volleybal - oefenstof 64

E Teamtraining

Aan één kant een volledige voorhoede, + een sv op pos.1 en een diagonaalverdediger, aan de andere kant aanvalsopbouw, zowel over de buitenkant als door het midden. T speelt de bal aan (smasht) naar een verdediger aan de "aanvalskant". Hier wordt steeds een aanval opgezet (inclusief eigen aanvalsdekking etc.). Aan de andere kant wordt geblokkeerd, verdedigt, gepasst etc. en wordt de aanval overgenomen. Wie scoort heeft een punt. We maken een andere opstelling als er bv. 10 punten gescoord zijn.

Training 18

A Warming-up: "Standaard" - warming-up

- Na de Warming-up, als er precies 8 spelers zijn: met 2-tallen:

1 Eén houdt staande op een kast een medicinbal op, de ander maakt aanvallen. NB. Slaan op, of beter, juist vóór het hoogste punt is bereikt.

2 Blokkeren: Beiden staan aan dezelfde kant van het net met ± 4 meter tussenruimte

a ieder blokkeert voor zichzelf (wel een beetje gelijktijdig) b rechts sluit aan bij links; maak een 2-blok c rechterman weer naar rechts; ieder blokkeert voor zich d links sluit aan bij rechts; maak een 2-blok e linkerman weer naar links; ieder blokkeert voor zich

3 Elk aan een kant van het net: één werpt de bal loodrecht omhoog, zodat hij precies op de netrand valt; beiden duwen (blokkeren)

4 Rechtop op een bank staan, tenen achter de rand: Doorhurken, handen op de vloer, uitlopen tot ligsteun; doorzakken en weer opdrukken; terug komen tot stand.

B Oefenen met bal: Inspelen met 2-, of 3-tallen. "Alles" even doornemen. C Verdedigingsoefening

Bij 8 mensen op de training: aan 2 kanten van het net: (minimaal een 4-tal). Een 3-tal kan ook, maar dan moeten de beide "voorspelers" na elke actie van functie wisselen!

- Eén speler in de diagonaal; een spelverdeler in het midden voor het net en op pos.2 en pos.4 een "aanvaller". Om beurten gaat de set-up naar pos.2 en pos.4. de diagonaalverdediger moet dus steeds van de ene naar de andere hoek. Hij verdedigt en passt op de midvoor. D Serveren & Passen (later ook met aanval)

1 Passen met 2 spelers, één in de "wachtkamer", deze neemt de openvallende plaats in, van de speler, die juist heeft gepasst. De anderen beginnen met de serve, > wacht > pass > bal pakken > serve. Na elke foute serve 5x opdrukken tot ligsteun, na elke foute pass, een rol links + een rol rechts.

2 Idem + een spelverdeler op pos.3; degene die gepasst heeft valt aan, pakt zijn bal en sluit weer aan bij de serve. Na een foute aanval, maak je 3x een aanvalsbeweging gevolgd door een duik van het net af. (dit kan aan de andere kant van het net op pos.4)

3 We laten nu de sanctie voor fout serveren achterwege (de volgende gaat serveren, er wordt niet gerouleerd na een foute serve). Na serve zoek je de speler, die zal gaan aanvallen en blokkeert hem. - Wanneer de aanval fout is, volgt de sanctie van punt 2. Rouleren: serve > blok > wacht > pass > aanval > serve, enz.

4 Hetzelfde als in 3 + een extra blokkeerder, dus na het serveren blijf je 1x langer staan om te blokkeren, er staat steeds een 2-blok. E Teamtraining

1 De buitenaanvallers A en B vallen aan op de vrije netspelers D en C. Vergroot je aanvalsmogelijkheden, b.v. als je niet hard kunt aanvallen. Doe ± 1 op de 5 rechtdoor, om blok te testen. Spelers C en D blijven even staan, de aanvallers pakken de door hun geslagen bal en sluiten aan bij de Rij.

2 Een midspeler M2 erbij; nu ook scoren op de midachterpositie (strategisch positie kiezen!)

3 De "aanspeler" van de Rij, dreigt nu op mid, (spelverdeler: ± 1 op de 5 geef je aan de dreigende speler).

Aan de "verdedigingskant" wordt nu ook een rally opgebouwd en uitgespeeld.

Volleybal - oefenstof 65

Training 19

A Warming – up: "Standaard" - warming-up B Sprongkrachttraining

Springen op de manier, zoals je dit moet doen bij het volleybal, is de beste manier om de sprongkracht te trainen.

- We gaan werken met 2-tallen:

a Aanlopen en smashen naar een door je partner, die op een springkast staat, opgehouden bal. (kan met 2 kasten)

b Blokkeren en duiken; Uitgangspositie ± 4 meter tussenruimte, gezicht naar het net. Maak beide een blokkeersprong. De man rechts verplaatst zijwaarts naar z’n partner, ze maken nu samen een 2-blok.

Beiden draaien zich daarna om en maken een duik, richting achterlijn. Hierna begint het weer opnieuw, alleen gaat nu de man links, aansluiten bij de man rechts. Dus onthouden: steeds na het 2-blok, maak je allebei een duik ! C Oefenen met bal: Inspelen met 2-, of 3-tallen. "Alles" even doornemen.

- N.B. er sluipen zo nu en dan "oude" fouten in. Zorg steeds voor een juiste techniek, nu je er wel aan kunt denken. Dit misschien in tegenstelling tot bij de wedstrijden. D Aanvallen

1 Maak een rij achter elkaar bij pos.4, T werpt ballen in snel tempo op, neem aanloop en spring en smash foutloos. Haal de geslagen bal, doe deze in de bak en sluit weer achter aan!

2 Rij op mid speelt bal aan, spelverdeler geeft beurtelings set-up naar pos.2 en pos.4. Na aanspelen, naar die kant waar de set-up naar toe ging. Na aanval bal pakken en bij rij in midden aansluiten.

3 Idem, na aanval blokkeren (1-blok), in de diagonaal één speler die verdedigt, gaat dus steeds van de ene naar de andere diagonaal.

4 Korte aanvallen door het midden. Van de buitenkant (rijtje) aanspelen. E Rally-pass

- 2 tegen 2 in lengterichting van het veld: bal over het net komt diep in het achterveld, wordt vandaar gepasst naar het net, hier volgt een set-up, de speler die passte "valt aan", brengt de bal opnieuw diep in het achterveld. Steeds positie wisselen (wie de set-up gaf gaat achterin, wie "aanviel" geeft de volgende set-up. Later doet degene aan het net tevens een blokkeerpoging.

- Uit laten voeren als een wedstrijdje (dus ook serveren en puntentellen) tot slot bv. de winnaars en de verliezers van het eerste partijtje tegen elkaar. F Als er nog tijd is, terug naar oef D. Maak er nu een Complexoefening van.

Aanval / 2-blok / diagonaal en vrije net verdediging. Rally uitspelen. Puntentelling toepassen.

Training 20

A Warming – Up: "Standaard" - warming-up B Oefenen met bal: Inspelen met 2-, of 3-tallen. "Alles" doornemen. C Spelverdelers-training, gecombineerd met een "totaal"- spelletje

Plaats een bok tussen pos.1 en pos.2: spelverdeler penetreert steeds vanachter deze bok. (s1 en s2 om beurten). 2 spelers A en B zorgen voor de passing. Eén speler (W) staat op z’n beurt te wachten om te passen; Na de pass volgt een set-up naar speler W op pos.4.

a Deze valt aan. Na de aanval, de geslagen bal pakken en aansluiten bij de serve (de passers blijven staan).

b Na de serve blokkeren; de speler op pos.5 + de spelverdeler, dekken de eigen aanval af.

c Een Midblokkeerder op het midden: De niet passende speler "dreigt" op het midden (Midblok bijft staan). Na serve --> buitenblok --> serve.

Volleybal - oefenstof 66

d Na aanval verdedigen: 1 vrije net positie 2 diagonaal Speel de rally uit.

Tips: - Spelverdeler kijk goed aan wie je de set-up geeft, probeer te onthouden hoe deze speler de set-up het liefste heeft. Hoog buiten is niet voor iedereen dezelfde standaard set-up.

- Bij een minder goede pass geef je desnoods een onderhandse set-up aan een achterspeler. Roep daarbij z’n naam, luid en duidelijk, zodat er geen misverstand over kan bestaan. e De bok kan weg; in plaats hiervan komt op pos.2: speler C. Deze valt aan, verdedigt, blokkeert enz. D Vervolg Teamtraining (in oef C zit ook al een grote portie)

Midvoor en midachter training: Aan één zijde van het net een MV en MA, hierbij een buitenaanvaller en een spelverdeler, de rest aan de andere kant.

- Let Op: de verdediging moet steeds zeer snel positie kiezen, vóór aan de andere kant de aanval afgerond wordt, moet je al in de verdedigings-uitgangspositie klaar staan!

- We spelen om punten. Nadat één kant het eerst 10 punten heeft, gaan we wisselen in de opstelling. Maar wél steeds de "eigen" plaatsen.

Appendix > Individueel >

Speciale individuele trainingen

Inleiding

Behalve tijdens de reguliere trainingen is het vaak nuttig en zinvol, om voor jezelf, liefst met één of meer maatjes, met je sport bezig te zijn. Speciaal om je conditie op peil te houden, b.v. in de vakantie periodes, of om gewoon iets extra’s te willen doen, zijn op deze pagina een aantal voorbeelden opgenomen.

Inhoud

1. Thuistrainingsprogramma 2. Fitness-introductie (maximaal test) 3. Fitness-programma (kracht en conditietraining)

1. "Thuis"trainingsprogramma (zelfstandig, zelfdiscipline)

Volleybal - oefenstof 67

2 Speciaal programma uit te voeren in een Fitnesscentrum

Introductieformulier

Volleybal - oefenstof 68

3 Fitness programma (kracht en conditietraining)

Het feitelijke programma (na 2)

Volleybal - oefenstof 69

Appendix > De Wedstrijd >

De wedstrijd

Inhoud 1 Inleiding 2 Laatste instructies 3 Mentale training 4 De Serve 5 Specialisaties 6 Eenvoudig Wedstrijdformulier

1 Inleiding

Behalve tijdens de reguliere trainingen is het vaak nuttig en zinvol, om voor jezelf, liefst met één of meer maatjes, met je sport bezig te zijn. Door er over te praten, kun je veel van elkaar leren. Nadenken over eigen spel en eigen mogelijkheden + over de kwaliteiten en mogelijkheden van de aanstaande tegenstander bevordert het zelfvertrouwen.

2 Laatste instructies

Kort voor aanvang van de wedstrijd.

3 Mentale training en wedstrijdvoorbereiding

Iedereen weet, dat het vaak erg moeilijk is, bepaalde verkeerd aangeleerde dingen af te leren. Dat heeft te maken met een proces van gewenning; Van, niet geweten hebben, dat het zo niet goed was; Van, daar heeft nog nooit iemand iets over tegen me gezegd en ga zo maar door. Het is een automatisme geworden, iets wat je je volkomen eigen hebt gemaakt. Je moet er van uitgaan dat je deze dingen niet gaat afleren, maar opnieuw leren. Als je je iets eigen wilt maken, doe je dat b.v. door studie of veel herhalingen. Met sporttraining is dat niet anders. Er is echter slechts een betrekkelijk kleine mogelijkheid, om op gebied van training, heel veel herhalingen te doen, daar is 2 x per week trainen te krap voor, (tenminste in de meeste gevallen).

Vandaar dat je als volgt te werk moet gaan:

1. Zodra je er tijd voor hebt, ga je je, in een rustige omgeving, in een ontspannen houding concentreren.

2. Neem alle posities in het veld door: a als het eigen team aan opslag is en b als de tegenpartij aan opslag is.

3. Denk nu aan de taak die jij op die positie hebt; in de zin van: wat ga ik doen na de opslag, wat ga ik doen als het eigen team aanvalt, waar stel ik me op bij een aanval van de tegenpartij.

4. Ga niet alleen bij jezelf na wat je moet doen, maar vooral ook hoe je dit moet doen (techniek); hoe is mijn lichaamshouding, hoe verplaats ik mij, hoe hou ik de handen bij een blokkeeractie, op welk moment spring ik als ik aan wil vallen.

5. Doe dit zelfde aan de hand van alle ingestudeerde aanvalsvariaties, steeds voor jouw eigen specifieke taak. B.v. je bent midblokkeerder en ook midachter; welke zijn jouw specifieke taken.

Het komt er dus op neer, dat je als het ware naar jezelf gaat kijken en jezelf vóór zegt wat je moet doen en hoe je het moet doen in die bepaalde situatie. Je maakt dus voor jezelf een hele duidelijke voorstelling van alle voorkomende bewegingen, je voert deze bewegingen in gedachten uit. Het nuttig effect hiervan is, dat hoewel deze dingen niet in de praktijk getraind worden, er toch een versnelling in het leerproces ontstaat. Een positief neveneffect is, dat ieder nog meer betrokken raakt bij het volleybal en het eigen teamgebeuren.

Als je op een bepaald moment tijdens een wedstrijd niet in het veld staat, moet je in feite zodanig meeleven op de bank, dat elk gescoord punt jouw het gevoel geeft, er ook aan te hebben meegewerkt. Iedereen moet accepteren, dat de beste 6 van dit ogenblik in het veld staan. De ene keer ben jij daarbij en de andere keer iemand anders, dit kan per set, of zelfs nog tijdens de set veranderen. Op dit punt zal je de coach zijn werk moeten laten doen. Ga maar eens bij jezelf na, wat voor gevoel je hebt als er slecht gespeeld is, maar wel gewonnen, of slecht gespeeld en verloren.

De meesten zullen een overwinning ervaren als de beste pleister op de wonde van slecht spel.

Volleybal - oefenstof 70

4 De Serve

Na de serve heeft de tegenstander de eerste gelegenheid een aanval op te bouwen en dus de opslag terug te halen. Als je een punt wilt maken, zal de bal eerst naar de eigen kant terug moeten komen. Liefst niet al te moeilijk, zodat jouw team alle gelegenheid krijgt een goede aanval op te zetten. Des te lastiger de serve, des te moeilijker het wordt, deze eerste aanval met succes te kunnen afronden.

Daarom enkele tips m.b.t. het serveren:

- Gebruik de hele strook van 9 m. om vandaan te serveren.

- Breng afwisseling aan in je serve: hard, zacht, diep, vlak over 't net, links en rechts.

- Let voor je serveert goed op de tegenpartij: Als er nog een speler niet klaar staat, serveer dan op hem, liefst zo snel mogelijk na het fluit-signaal (soms staan enkelen nog even de laatste slagenwisseling door te nemen en staan dus kennelijk niet op te letten, maak hier misbruik van).

- Serveer op de speler met een zwakke pass, (tenminste zodra je dit door hebt).

- Serveer tegen de beweging van de penetrant in, meestal komt hij van rechts.

- Serveer naar de linker diagonale hoek (pos.1), als er op dat moment sterk door het midden wordt aangevallen. Hiermee sluit je dit niet uit, maar bemoeilijkt het wel.

- Serveer op de penetrant.

- Serveer op de pas ingewisselde speler.

- Serveer na een slechte/matige pass van een bepaalde speler, meteen weer op hem.

- Serveer op die speler, die net een (andere) fout heeft gemaakt, misschien is hij zo onzeker geworden, dat hij er nog een maakt.

- Serveer precies tussen twee spelers in.

- Je hebt na het fluitsignaal 8 sec. om te serveren. Het is bekend, dat de concentratie om de bal te ontvangen, het sterkst is tussen 1.5 en 2.5 sec. na 't fluitsignaal. Maak hier ge(mis)bruik van. Tel eerst af: 21, 22, 23, 24, 25 werp dan de bal op en serveer.

- Serveer indien mogelijk over de eigen spelers heen, zodat het zicht op de bal enigszins bemoeilijkt wordt.

- Probeer voor jezelf meer dan één type opslag onder de knie te hebben, of te krijgen. Psychologische tips, voor als je zelf aan de beurt bent om op te slaan.

- Serveer nooit fout na een spelonderbreking (spelerswissel; time-out).

- Serveer nooit fout als het hele team, of juist één enkele speler erg veel moeite heeft moeten doen, de opslag terug te halen.

- Serveer nooit fout als de tegenstander vóór jou ook juist fout heeft geserveerd.

- Serveer nooit fout als degene (van het eigen team) die vóór jou serveerde, zijn opslagbeurt afsloot met een foute serve.

- Serveer nooit fout als de tegenstander bijna setwinst heeft bereikt.

5 Specialisaties

Veel specifieke taken in een volleybalteam worden tegenwoordig door specialisten verricht. De bekendste en ook oudste taak in deze is wel die van spelverdeler. Andere specifieke taken zijn die van midblokkeren en hoofdaanvallen. De midblok-taak gaat in, als je voorspeler bent en hoofdaanvallen doe je ook meestal als voorspeler. Tegenwoordig wordt ook veel van achter de 3m. lijn aangevallen. (Dit is wel de nieuwste specifieke taak). 1. Spelverdeler

De spelverdeler (als achterspeler) gaat na de opslag (ook na eigen opslag) altijd naar de rechtsachter positie. Als voorspeler gaat de spelverdeler eveneens altijd naar rechts. Zijn/haar specifieke taak is om van elke bal die gepasst, of verdedigd wordt, een heel goede set-up te maken. Verder bestaat zijn/haar taak natuurlijk uit het geven van steun aan de veldverdediging, waar dit maar nodig is (achter het blok op rechtsvoor en in de diagonaal rechtsachter) en als voorspeler het blok op rechtsvoor. 2. Midblokkeerder

De specifieke taak als midblokkeerder wordt uitgevoerd op het moment dat hij/zij voorspeler is. Zodra de bal in het spel is gebracht zoekt hij/zij de midvoorpositie op. De taak is op het midden de snelle 1e tempo-aanval af te blokken, of een 2-blok te vormen met de buitenblokkeerders, hij/zij hoeft daartoe alleen maar aan te sluiten bij deze buitenblokkeerders, de laatstgenoemden bepalen het blok.

Volleybal - oefenstof 71

De midblokkeerder heeft ook een aanvallende taak. Hij/zij valt meestal door het midden aan, na een korte- of stijgende set-up, dit heet een 1e tempo aanval. Gekoppeld aan de taak midblok, is over het algemeen ook die van midachter. Op het moment dat de midblokkeerder achterspeler wordt, gaat hij/zij na de opslag van het eigen team midachter spelen. Wat houdt dat in:

A Letten op een bal die direct terug komt over het net b.v. na een lastige opslag van een van de eigen speelsters.

B Letten op de bal van de spelverdeler van de tegenpartij; Af en toe wordt deze bal direct doorgetikt. Stel je daartoe op, links in het achterveld.

C Als voor jou gezien de set-up naar links gaat ga dan naar het linker achterveld, om een touchébal of een lob over het blok te kunnen verdedigen. Set-up naar rechts, dan rechter achterveld. 3. Hoofdaanvaller.

De specifieke taak van de hoofdaanvaller is natuurlijk zoveel mogelijk aanvallen met succes afronden. Meestal op de linksvoor- en soms op de rechtsvoor positie. In principe kunnen we er van uit gaan, dat de hoofdaanvaller op het moment dat hij/zij linksvoor staat, daar blijft aanvallen als de tegenstanders de opslag hebben. Als het eigen team de opslag heeft switcht hij/zij ook wel eens naar de rechtsvoor plaats (op afspraak). Zo ook, als de hoofdaanvaller op de midvoorplaats staat kan het gebeuren, dat hij/zij de ene keer naar links, de andere keer naar rechts gaat.

Dit hangt af van 3 dingen nl.

1. Wat is de kracht en de speeltrant van de tegenstanders.

2. Hoe spelen wij onze aanvalsvariaties, en

3. Welke afspraken zijn er over de switches voor het net gemaakt. (Dit kan afhankelijk van de situatie per opslag verschillen)

Gekoppeld aan de taak hoofdaanvaller is die van linksachter (diagonaalverdediger). Wordt de hoofdaanvaller achter-speler, dan trekt hij/zij als vanzelfsprekend naar de linksachter positie. Zijn/haar taak is dan, buiten de blokschaduw om, de harde aanvallen van de linksvoor van de tegenpartij te verdedigen, samen met de vrije netspeler.

Komt de aanval van de tegenpartij van hun rechtsvoor, dus bij ons links-voor-blok, dan moet de linksachter naar voren gaan om het gat achter het blok te verdedigen. De plaats in het achterveld wordt dan door de midachter ingenomen.

Tikt de spelverdeler van de tegenpartij de (2e) bal direct door naar het centrum van je eigen speelveld, dan is ook hiervoor de linksachter verantwoordelijk. De midachter zoekt op dat moment positie in het linker achterveld. Bovenstaande is uiteraard slechts een greep uit de vele mogelijkheden waarop je kunt laten spelen. Er zijn nog heel wat meer zaken die goed doorgenomen moeten worden, maar er moet ook nog wat voor de trainingen overblijven.

Volleybal - oefenstof 72

Eenvoudig Wedstrijdformulier

Het is slechts een voorbeeld. Je gebruikt het, om aantekeningen te maken mbt de tegenstander en over het eigen vertoonde spel. Bij een volgende wedstrijd tegen deze ploeg heb je dan de beschikking over wat vóór-informatie. Tevens hou je bij wie er opgesteld zijn, de uitslagen van de gespeelde sets en de einduitslag.