Sur place

44
Sur place Beeldgedichten van Annelei Engelberts & Bernadette van Hellenberg Hubar

description

Roermond in beeldgedichten met tekeningen van Annelei Engelberts en gedichten (met een historische toelichting op de stad) van Bernadette van Hellenberg Hubar (versie 3 4 16 sep 2010).

Transcript of Sur place

Page 1: Sur place

Sur place

Beeldgedichten van Annelei Engelberts & Bernadette van Hellenberg Hubar

Page 2: Sur place
Page 3: Sur place

3

IInnhhoouudd Sur place Sur place ................................................3

En de aarde was woest en ledig .......4

De weg...............................................6

De stad ..............................................8

As en puin .......................................10

Vissers.............................................12

De Markt..........................................14

Decadentie.......................................16

Imperatief........................................ 18

Canon ............................................. 20

Christoffel ....................................... 22

Kiosk ............................................... 24

Verkeersplein .................................. 26

Om de hoek..................................... 28

TTooeelliicchhttiinngg ........................................... 31

Het lege land en de weg ................. 32

De stad en de stadsbrand...............33

De vissers en de Markt....................34

Verwording en hervorming ..............36

Herijkt in de negentiende eeuw.......37

Spektakel sur place.........................40

Arte favente .....................................41

BBrroonnnneenn ...............................................42

Page 4: Sur place

En de aarde was woest en ledig

Kwamen nomaden

langs

de stroom

die later

mosae flumen

heten zou?

Een tijdelijk kamp

zwervende erven

en dan

weer verder?

Of besloot een leider

langer

te blijven

op een plek die net

meer te bieden had

dan

de roep

van de trek?

Het antwoord verloren

in de

nevel van

de tijd die

toen

al over

het Maasdal hing

Oeroude formaties met

een geheugen van

steen gepolijst

door de stroom maar niet

uitgespoeld

Een schatkamer

zonder

sleutel

Willig subject voor de fantasie

van dromers

die zich

onderdompelen

in

de leegte aan kennis

en vol van verhalen

terugkeren

De geschiedenis

vragenderwijs in

gang gezet

valt niet

meer te stoppen

4

Page 5: Sur place

5

Page 6: Sur place

Door het dal van de

Maas trokken velen,

volkeren, legers, prekers, kooplui

iedere stap van elk

van hen

schiep de weg

de laars, de hoef, het wagenwiel

plette de aarde

tot een beloopbaar lint

weer meer gereed

voor de volgende groep

Een proces

met een slinkend

interval

totdat komen en gaan

samenvallen

en een plek ontstaat waar

men verblijft

de eerste uitspanning

de eerste huizen

een smid en een bakker

de boer verderop

scherpt de ploegschaar

en zaait het land

met beloftes van groei.

6

Page 7: Sur place

7

Page 8: Sur place

Prestedelijk noemen

ze dat

want er is geen woord

voor wat er is

voordat de stad er staat

Een staat in het klein

De stad

die rechten krijgt

scheidt zich al snel

van de landsheer af

Zij bedelt om een muur

als bescherming voor haar burgers

Maar de landsheer

is niet blind

voor het spel van bod

en tegenbod

dat muren bouwt

die hem buitensluiten,

denkt de stad

Kastijdt de heer de stad

voor ongehoorzaamheid

dan legt hij haar in as

Beschermt de heer de stad

tegen vreemde mogendheid

dan bedient hij haar

met vestingen

die als scherpe

hoekige heuvels

de stad insluiten

… sur place

Aarde, water en steen

in breed uitdijende gordels

hoog torenend boven de huizen

transformeren de stad tot een dal

met grote schaduwpartijen

de zon op de Maas ten spijt

Het hart in een huls gesloten

voelt bescherming

steeds meer als

beknotting

Een muur heeft vele gezichten

8

Page 9: Sur place

9

Page 10: Sur place

10

Op een zonnige dag

tijdens de processie

zette

één

kogel

in onbezonnen overmoed geschoten

de stad in brand

Een laatste oordeel

zoals het volk

het dagelijks vreesde

maar dan

op de jongste dag

niet nu, niet vandaag …

Zij die het nog wisten

van verhalen van

de ouders van

hun grootouders

beschermden hun hoofd

met natte doeken

het mocht niet baten

eer de zon tweemaal

zijn cyclus had voltooid

lag de stad in puin

dat nu nog smeulde maar

weldra

een broedplaats van ratten

en ziektes zou zijn.

Geen artsen zonder grenzen

geen giro 555

maar wel solidariteit

van omringende plaatsen tot Aken toe

van de landsregering en de magistraat

de een in menskracht

de ander in middelen

startte de wederopbouw

in een onverwacht tempo

dat

de stad

tot

nieuw leven

opstootte

Page 11: Sur place

11

Page 12: Sur place

Het spiegelende oppervlak

toont een wereld van

omgekeerde boten

vissers die hun handen

uitsteken en

elkaars netten raken

op het

snijvlak

van water en lucht

druppels langs de vingers

keren terug naar hun bron

die door beroering

een wereld ontsluit

aan gene zijde

waar tussen de planten

het voedsel schuilt

dat arm en rijk bedient.

12

Page 13: Sur place

13

Page 14: Sur place

De majesteit

staat aan de markt

haar gewichtige gevel

te pronk als

een staatsgewaad

stijf van deftigheid

in het stevige ritme

van de pilasters

een besmuikte glimlach

achter de waaier

van het bordes

dat zich opent

naar het stadse publiek

in voorname stilte

Totdat eens in de week

op marktdag

de kramers verschijnen

hun bieden en roepen

in de binnenkamer

van het plein

kaatst terug naar

het midden

waar het volk hebberig

handelt en marchandeert

en begerig kijkt

naar de waren

die verleiden

tot wel of juist niet

tot aarzeling, maar toch …

totdat schelle woorden

tussen boer en burger

de eindfase luiden

van de koop

en ieder grijnslachend

zijn plek weer inneemt

het verhaal zich herhaalt

in andere stemmen, karakters

en geuren

van gier op de varkensmarkt

De reiziger

tussen dit gewoel

zoekt de herberg op

slaat om de hoek

en blikt nog eenmaal

door de Hanegats

waar het stadhuis

platform van beschouwing

de mis-en-scène afsluit

14

Page 15: Sur place

15

Page 16: Sur place

De overste van de Clarissen

keek verbaasd toe

hoe oude perkamenten

rollen uit een

sobere houten kist

vertelden van orde

en regelmaat en

discipline.

De gelofte van armoe

en het bidden voor

het heil van

de mensen

hadden haar zusters

al lang niet

meer helder

en klaar voor ogen

Haar japon ritselde

en de pruik op haar

hoofd wierp nog

wat witte poeder

op haar geblankette

handen,

gereed voor een

volgende les op

de klavecimbel

die Bastien und Bastienne

in pastorale klanken

ten gehore bracht.

Het sierlijke

herderinnenmandje

in stucwerk op de

schoorsteenmantel

als réquisit in haar vertrek

16

Page 17: Sur place

17

Une grand’dame

bemoeit zich niet

met de worst of het

mandje eieren die de

Heilige Clara

uitdeelt aan de armen,

geschonken door

weldoeners in ruil

voor

mooi weer.

Page 18: Sur place

Toen de man te

paard de stad benaderde

opende de poort zich

naar hem

verlangend naar

de straffe hand

die de plaats uit haar

keurslijf bevrijdde

Privatisering in retrospectief

Eenzame roeping

tegen de stroom in

maar wel het begin van

de sprong over

de vesting

uitdijend in welvaart en kracht

Eeuwen later

in perspectief

een visionair gebaar

dat zijn focus verder

richtte dan

keizerlijk gewin

Een wind van hervorming woei

door het rijk

van Joseph II

18

Page 19: Sur place

19

Page 20: Sur place

In het harnas van het venster gevat

– geprofileerde lijsten in steen

die aan de top in

driepasmotieven uitlopen –

doven de voorstellingen

en worden zij

niets dan kleuren

van een helderheid

en een intensiteit

die een lach laat

opborrelen

diep binnenin

waar frequenties

de plexus tot een

knoop vervlechten

Opnieuw schiet de zon

door het glas-in-lood

en laat een

regenboog neer

op de neggen

van geel en groen en blauw en paars en geel en rood en

tintelend violet

één ademtocht pauze…

20

Page 21: Sur place

dan spreidt de zon met een

breed gebaar

laag op laag op laag

aan dunne nevelige

kleurige schijnsels

over de grauwe pijlers en wanden

als fond om de trillende tonen

bijeen te binden in

een waaier aan licht

21

Page 22: Sur place

Tussen robuuste wanden

gevangen

de toren die

hoog oprijst:

een beweging die

de lucht ingaat

lijnrecht langs

verjongingen

van vierkant naar

vierkant en vierkant

om

tenslotte het beeld

aan de top

te raken

Wakend over reizigers

langs de Maas

tuurt Christoffel hoger nog

naar het kind dat hij torst

en vermijdt haast met vrees

de blik naar benee

waar de zichtlijn door

de Luifelstraat naar

angstwekkende engtes schiet

22

Page 23: Sur place

23

huizen waartussen

een smalle sliert van

wegdek naar beneden stroomt

tot het brandpunt waar

de slenteraar

zich omdraaiend verrukt

ziet hoe de lijnen

vice versa gaan

tussen toren en beeld en

zijn ogen en weer terug

een nauw’ merkbaar

perpetuum mobile

Page 24: Sur place

Mazurka’s in het licht

schitteringen van instrumenten

kaatsen de zon

over en weer

als een tennisspel

de bal onzichtbaar

tussen de tonen

die metalig en scherp

of juist bassend en donker

op de cadans van

de tamboer

de kiosk uitschieten

Reusachtig vergroot

onder het klankbord van

de koepel

slaat de golf over

het publiek

en spoelt de zorg’lijke

gezichten schoon

even los van de last

van iedere dag

glimlachende mensen

24

De architect

eenzaam op zijn sokkel

ziet afwezig op:

waar fijne lijnen van

de schaduw zijn

ontwerp verdiepen

en in de contour

de stemming doen stollen

zomers moment

op het Munsterplein

Page 25: Sur place

25

Page 26: Sur place

Nooit was er rust

op deze plek

bij de stadspoort naar het zuiden

Altijd

een komen en gaan van

marktlui, soldaten,

volk uit de omringende dorpen

en niet te vergeten al

die pelgrims naar

het miraculeuze Mariabeeld

van de Kapel in het Zand

Was dit niet ook

de uitvalsweg van de

eerste begrafenisstoet?

Over de lange Kapellerlaan

naar het oude kerkhof?

Vertrekpunt van

het verkeer met de dood?

Anno 2010 mijdt

de lijkwagen het plein

Er is geen doorkomen aan in het

labyrint

van borden, lantaarns en lichten

Geen mens wint de strijd

tegen de wildeman

achter het lichtorgel van

rood en groen en

oranje

Beukend op de

toetsen voedt

hij de waan dat

een groene golf de

stad ontsluit

Een beweging die tegen de

muren

botst

en kantelt tegen

de wanden van

het plein

in een stuw van

golvende baksteen

Klanken in kleurige strepen

dansen slingerend langs

het trottoir

op ondertonen van piepende

remmen en stationair geruis

Schoksgewijs optrekkend tot

het volgende licht

Misschien is het

wel nooit bedoeld

om hier rustig te zijn.26

Page 27: Sur place

27

Page 28: Sur place

Soms

is een gedicht

puur ademhalen

op tonen van

waterverf

die vanuit

haar handen

droogt in beelden

Poëtisch

vol zeggingskracht

tot ontroerens toe

raken straten bevolkt

komt de steen tot leven

en gaat het

verdwijnpunt

juist om de hoek

Annelei Engelberts

28

Page 29: Sur place

29

Page 30: Sur place

30

Page 31: Sur place

31

TTooeelliicchhttiinngg Het idee voor deze bundel is ontstaan tijdens de excursie van Kunst der Vormen naar de Picardie vorig jaar september, waar Annelei en ik elkaar hebben leren kennen.1 Annelei kwam daar om te aquarelleren en ik om gedichten op locatie te schrijven. Nu kun je niet zomaar als schilder en dichter bij elkaar gaan zitten en roepen: ‘Mooi, we gaan samen iets maken’. Dat vraagt om een thema of een verhaallijn. Na enig heen en weer mailen, kwam Annelei met de straat als leidmotief, geïnspireerd door het boek van Wim Hupperetz, ‘Het geheugen van een straat’.2 Voor mij was onmiddellijk duidelijk welke straat dat dan moest worden: de Neerstraat in Roermond, waar ik vanaf 1997 verschillende keren onderzoek heb gedaan of begeleid. Nu is een straat zonder de context van een stad niet denkbaar, dus na een werkbezoek hebben we het thema iets ruimer getrokken. Niet dat we daar echt veel woorden aan hebben besteed. Annelei was zo verrast door Roermond dat ze zich spontaan door haar indrukken heeft laten leiden. Ook het toeval hielp daarbij een handje mee, zoals zal blijken bij het verhaal over het beeldgedicht Canon.

————— 1 Een tot twee maal per jaar komt Kunst der Vormen bij elkaar voor een

teken-, schilder- en foto-excursie; een enkeling maakt gedichten. 2 Wim Hupperetz, ‘Het geheugen van een straat’ (zie bronnenlijst). In de

voetnoten wordt gewerkt met verkorte titels, die meer uitgebreid in de bronnenlijst te vinden zijn.

Zo valt vanzelf het woord ‘beeldgedicht’, een term die benadrukt dat de gedichten in deze bundel niet, zoals gebruikelijk, de woorden bij het plaatje zijn, maar het gezamenlijke product dat – uiteraard – meer is dan de som der delen. Je zou het kunnen zien als een eigentijdse variatie op het aloude thema Ut pictura poesis. Vrij vertaald: een gedicht is als een schilderij.3 Klanken en kleuren worden bijeengehouden door vorm en ritme, terwijl dat wat deze twee bindt sterker is dan wat hen scheidt. Ook de wisselwerking tussen het aquarelleren en dichten was een ervaring apart. Annelei had Roermond nog niet gezien of een gestage stroom van aquarellen kwam mijn kant op. Dat inspireerde tot een afgeleide vorm van dichten op locatie: ditmaal zat ik niet alleen in de fysieke ruimte van de stad of de straat waar het om ging, maar tussen haar aquarellen die het ene na het andere woord tevoorschijn haalden. Op hun beurt riepen mijn woorden beelden op die zij vertaalde, of liever vertekende, maar dan in de positieve zin van het woord. Ondertussen is de bundel geen geschiedenisverhaal in beeldgedichten geworden, dat was ook niet de bedoeling. Het gaat om een synthese van indrukken en interpretaties;

————— 3 Zie de bronnenlijst met het lemma Ut pictura poesis op Wikipedia.

Page 32: Sur place

32

persoonlijke indrukken, wel te verstaan, en de even persoonlijke reflecties in letters en waterverf. Maar, zoals ze vroeger zouden zeggen, we voeden ons met het merg van de geschiedenis, en dat wat ik Annelei kon vertellen over Roermond of zij mij over haar observaties sur place, heeft het verhaal gevormd dat hier voor u ligt.4 Het lege land en de weg Wanneer voorjaar 2011 het grote historische naslagwerk over Roermond van Peter Nissen verschijnt, kan iedereen zich op de hoogte stellen van de huidige stand van zaken met betrekking tot de oudste geschiedenis van deze stad.5 Ook in ons epos gaan we zo ver mogelijk terug naar de vroegste periode: dat ‘zo ver mogelijk’ is synoniem met het lege oerdal dat eigenlijk voor prehistorische begrippen zo leeg nog niet was. In het Maasdal zijn zelfs nog van vóór de Neanderthalers verblijfssporen bekend die wijzen op tijdelijke kampen en economisch verkeer. In de tijd dat in het diepere zuiden de vuursteenmijnen floreerden, was er een levendige handel in halffabricaten door heel Noordwest-Europa. Wat er precies omging, blijft voedsel voor speculaties, zoals uit het onderzoek van archeologen blijkt. Voor zover dat zo lang na dato mogelijk is, is er de afgelopen decennia behoorlijk wat kennis vergaard, maar er blijven onvermijdelijk leemtes. Het

————— 4 Sur place staat voor ‘op locatie’, ‘op zijn plaats’, maar is bovendien een

wielrennersterm die slaat op het precaire stilstaan op de baan, gezeten óp de fiets, voordat de sprint wordt ingezet.

5 Dit boek is een initiatief van stichting RURA en gemeente Roermond.

is fascinerend hoe de wetenschap met weinig gegevens toch een diorama weet te creëren van het leven in de oertijd. Of de weg, zoals wij die ons voorstellen, toen al is ontstaan, is de vraag, maar dat er geleidelijk aan meer duurzame verblijfplaatsen in het Maasdal kwamen, staat vast.6

Vondst in het Linnerveld in de Roerstreek, afkomstig van een klein jagerskamp uit het Laat-Paleolithicum (kopie). De oudste tekening van Nederland is te vinden op dit retouchoir (een werktuig van de vuursteensmid voor de finishing touch van zijn werk). Het origineel ligt in het Rijksmuseum voor Oudheden te Leiden.7

————— 6 Voor een recent beeld zie het rapport van De Grooth in de bronnenlijst. 7 Afbeelding en gegevens ontleend aan www.Roerstreek.nl.

Page 33: Sur place

33

De stad en de stadsbrand De ontwikkeling van Roermond als stad heeft onderzoekers al vanaf de negentiende eeuw bezig gehouden. En terecht, want het is geen nederzetting die op de geijkte manier ontstaan is.8 Op het moment dat er in de Middeleeuwen sprake is van meer permanente bewoning, gaat het niet om één duidelijk aanwijsbare plaats, maar om verschillende prestedelijke kernen. Vroeger nam men aan dat het er maar één was, maar inmiddels is er een hele variatie stippen op de cartografische reconstructie van de historische stad te zien. Met name door toedoen van de graaf van Gelre wordt tussen de stippen stedelijk weefsel ontwikkeld. In een volgende fase – en dat heeft Roermond wel weer met iedere stad gemeen – komt het touwtrekken met de landsheer over de muur of de wal. De wal die bescherming geeft, mits de burgers het niet te bont maken, want dat heeft de graaf in het verleden al eens eerder afgestraft. Ondertussen moet de landsheer ook letten op de niet zelden gevaarvolle ambities van zijn collegae: de ernst daarvan noopte tot de aanleg van vestingwerken direct buiten de middeleeuwse omwalling in 1555. Deze zijn in de loop van de tijd verschillende keren uitgebreid en gemoderniseerd. Op dit punt convergeert de geschiedenis van Roermond weer met andere strategisch gelegen steden. Maar hoe romantisch daar in latere tijden ook over werd gedacht, die vestingen hadden in veel opzichten hun

————— 8 Vergelijk onder meer de onderzoeken van Gerard van de Garde in de

bronnenlijst.

schaduwzijden: enige jaren geleden is een reconstructie (op papier) gemaakt van de hoogte van enkele muren, poorten en bolwerken in Maastricht en die was niet gering.9

Een van de eerste professionele cartografen van Nederland, Jacob van Deventer, tekende Roermond in opdracht van Philips II vlak voor de eerste stadsbrand in 1554 (GAR).

————— 9 Zie de bronnenlijst met de rapporten van Res nova, getiteld ‘De kop van de

Sphinx’ en ‘Een kazerne als buitenplaats’.

Page 34: Sur place

34

Herman Janssen bracht Roermond in kaart na de tweede stadsbrand van 1665: alles wat aangeduid staat met rode daken, ging in de vlammen op. De modernisering van de vestingwerken onder Frederik Hendrik heeft dan al zijn beslag gekregen (GAR). Een vestingstad lag ingesloten in een ring van relatief hoge en brede massa’s aarde, steen en water die de bevolking niet alleen beschermde, maar ook beknotte. Het aparte van Roermond is dat daar al een einde aan komt in de late achttiende eeuw. Maar daarover meer hierna bij keizer Joseph II. Vergelijkbaar met veel andere steden, werd ook Roermond geteisterd door stadsbranden, en wel tot tweemaal toe: de eerste keer in 1554 en vervolgens een dikke eeuw later in 1665. Hoe men daarmee omging is bekend dankzij historisch onderzoek.

Daaruit valt op te maken dat dit soort rampen vergelijkbaar was met wat we nu op televisie volgen over landen ver van hier. Toen heel tastbaar dicht in de buurt, nu een drama van een andere wereld dat – als we naar Haïti kijken – niettemin grote solidari-teit weet op te roepen. Ook Roermond is er dankzij de genereuze hulp van heinde en ver weer boven op gekomen, al heeft het na de tweede stadsbrand de economische achterstand nooit meer helemaal in kunnen halen.10 De vissers en de Markt Vis nam in het middeleeuwse voedselpatroon een belangrijke rol in. De visser zelf mag weinig aanzien hebben genoten, het product zelf nam gretig aftrek, vooral omdat het voor alle lagen van de bevolking beschikbaar was. Algemeen wordt verteld dat vis vooral armenvoedsel was, maar dat is maar in beperkte zin waar. De bovenlaag van de bevolking onderscheidde zich van de minderbedeelden omdat men ook vlees kon eten, maar met de vele vastendagen die de kerk voorschreef werd een groot deel van het jaar vis op tafel gezet. Geschat wordt dat men een derde tot ruim de helft van het jaar geen vlees mocht eten. Nu was dat geen probleem, want vis was er in een ruime hoeveelheid en voor iedereen. Dat was ook reden waarom dit voedsel minder in tel was. Bekend is het arbeidscontract dat voorschreef dat een dienstmeid ‘slechts’ een paar maal per week zalm hoefde te eten.11

————— 10 Jos Venner in ‘Roermond, stad met een verleden’. 11 ‘De Middeleeuwen in het Archeon’ en www.Coquinaria.nl.

Page 35: Sur place

35

Hoe nederig vis als maal ook was, de vangst ervan schijnt een lucratieve bezigheid geweest te zijn: op de Roer bewaakten de verschillende partijen, waaronder de stad zelf en verschillende kloosters en abdijen, nauwgezet hun visrechten. Daar is veel van bekend omdat de fuiken en steilen (een soort zalmkorven) vaak in de molenbeek werden geplaatst en er zijn weinig onderwerpen waarover meer getwist is dan molens en water. De rode vlekken die we op de kaart van Jacob van Deventer langs de Roer zien, zijn allemaal watermolens die de primaire krachtcentrales in de Middeleeuwen vormden. Daar waren dus ook de viswateren waar menige Roermondenaar het van moest hebben.12 Ondertussen moest de vis, of hij nu vers of gerookt was, ook verhandeld worden, en waar gebeurde dat … jawel, op de Markt. Zoals in iedere stad was het in Roermond een komen en gaan op de marktdagen. Pronkstuk was het stadhuis dat na de stadsbrand van 1665 opnieuw opgetrokken was. Kort voor 1700 werd het uitgebreid voor de Staten van het Overkwartier van Gelderland: Roermond was immers de hoofdstad van het middeleeuwse Opper-Gelre en heeft daardoor in alle mogelijke variaties de soevereine macht in de Lage Landen meegemaakt: de stad is Spaans geweest, daarna weer Staats, toen weer Spaans (ook al namen de Fransen die rol over), vervolgens andermaal Staats, en dan weer Spaans, waarna Roermond in handen komt van Oostenrijk, totdat opnieuw de Fransen de lage landen binnen vallen om er de revolutie te verspreiden.13 Later

————— 12 Gerard van de Garde, ‘De ligging van de Roermondse watermolens’. 13 Historie.Roermond.net.

verzuchtte een inwoner dat hij gedurende zijn leven wel vier maal van nationaliteit was veranderd.14

In 1744 deed topografisch tekenaar Jan de Beijer Roermond aan, waar hij onder meer de Markt vastlegde: rechts het classicistische stadhuis met zijn bordes. Hoog uittorenend boven de Markt kijkt de Christoffel-kathedraal neer op verschillende laatgotische en vroeg-renaissancistische huizen die de tweede stadsbrand hebben overleefd (GAR). In het beeldgedicht is ingezet op de associatie van dit fraaie classicistische stadhuis met de vorst die daar vertegenwoordigd werd. Een kleine knipoog naar de enige vrouwelijke keizerin die Roermond gekend heeft, Maria Theresia van Oostenrijk, leek wel sur place.

————— 14 Het betrof Sebastiaan van Beringen (zie ‘Kroniek van Roermond 1781-1835’).

Page 36: Sur place

36

Verwording en hervorming De achttiende eeuw kende zo haar tegenstellingen. Ze zag de bloei van het rationalisme, maar ook van de decadentie: grote geesten als Voltaire wedijverden met de herderinnencultus aan de hoven met als hoogtepunt, of zo men wil als dieptepunt Petit Trianon, waar Marie-Antoinette met haar hofdames het eenvoudige pastorale leven naspeelde, terwijl het echte boerenbestaan getekend werd door mislukte oogsten en gebrek dat ook weer de steden raakte. Dit riep een diepe weerzin op bij Joseph II, oudste zoon van Maria-Theresia en broer van Marie-Antoinette. Hij zette dan ook grootse hervormingsplannen op om de armoede in zijn rijk te bestrijden. Bij zijn tijdgenoten riep dat vooral hoon op: een keizer die vrij sober hof hield, nauwelijks mecenaat voerde en eerbiedwaardige instellingen als abdijen en kloosters confisqueerde om het geld voor zijn ambities bij elkaar te krijgen (1783), deed de kroon geen eer aan. Maar Joseph II zette door en ook Roermond moest er aan geloven. Eerst kwamen de kloosters aan de beurt: net als elders in Oostenrijk, waren de contemplatieve gemeenschappen hier ver van hun oorspronkelijke doel afgedwaald en uitgegroeid tot oorden van wereldse luxe. Maar zelfs als een klooster wel een maatschappelijk doel diende, werd er gekeken hoe dat in de praktijk uitpakte. De Clarissen die als volgelingen van Sint Franciscus ooit de armenzorg hoog in het vaandel hadden staan, hielden zich daar nauwelijks nog mee bezig, meende Joseph II. Ook zij waren verworden tot deftige dames, zoals het stucwerk met het herderinnenmandje in de kamer van de overste liet zien. Of hier in het klooster een klavecimbel stond staat niet vast,

maar bij collega-zusters elders in de stad was dat wel het geval. Wie goed luistert hoort nog de klanken van het jeugdwerk van Mozart, het pastorale zangspel Bastien und Bastienne.15

Het bloemenmandje tussen de guirlandes met korenaren in de kamer van de overste van de Clarissen als typische uiting van de achttiende-eeuwse pastorale cultuur (Neerstraat Roermond). Voor mensen uit het zuiden zal het slot van het gedicht geen verrassing zijn: nog altijd bidden de Clarissen voor mooi weer, zij het nu tegen een symbolische worst of zinnebeeldig mandje eieren dat de armen ten goede komt. Na de omvangrijke nationalisatie van kerkelijke goederen bleek Joseph II op termijn nog altijd onvoldoende middelen te hebben voor zijn plannen. De volgende stap bestond uit de privatisering

————— 15 Stoelhorst en Hubar, ‘De entree tot de Clarissen’, pp. 38-41. Voor Bastien

und Bastienne zie de bronnenlijst bij Wikipedia.

Page 37: Sur place

37

van de stedelijke vestingwerken. Hieraan dankt Roermond dus zijn vroege ontmanteling. In zijn totaliteit had de politiek van de keizer ingrijpende consequenties; onroerend goed dat eeuwen-lang in dezelfde hand was gebleven – of het nu kerkelijke of burgerlijke instellingen waren – kwam binnen tien jaar tijd op de markt. Dit trok ondernemers aan die een relatief vroege industriële revolutie in de stad initieerden, al bleef deze vooralsnog afhankelijk van de – eveneens geprivatiseerde – watermolens. Elders in deze bundel wordt zijdelings nog gerefereerd aan een van de andere verdiensten van Joseph II, de oudste openbare begraafplaats van Nederland bij de Kapel in het Zand. Begraven in de stad werd overal in het keizerrijk vanuit hygiënisch oogpunt verboden. Een opmerkelijke man, Joseph II, vooral als je bedenkt dat hij onbedoeld de weg baande voor een maatschappij van burgers die na de Franse tijd definitief haar beslag zou krijgen. Zover zou hij het zelf nooit hebben laten komen. Herijkt in de negentiende eeuw Soms wordt wel eens gezegd dat de negentiende eeuw lang voor 1800 is gestart. Dat geldt in ieder geval voor de herwaardering van de Middeleeuwen, waarvoor Roermond op nationaal niveau de toon heeft gezet. Niet zozeer omdat de stad als stad daarin het voortouw nam, maar vooral dankzij Pierre J.H. Cuypers (1827-1921) die vanaf 1850 furore maakte met zijn architectenbureau en ateliers voor kerkelijke kunst. Ondertussen hing er wel een sfeer in de gemeente die een dergelijke opmars bevorderde.

Annelei Engelberts, Doorkijkje in de Christoffelkathedraal van Roermond,

april 2010.

Page 38: Sur place

38

Ook de kathedraal, de stadskerk, profiteerde van die nieuwe geestesstroming, al werd zij in eerste instantie niet toevertrouwd aan Cuypers, maar aan de belangrijkste concurrent uit zijn beginjaren, Carl Weber. De bekroning van de toren die Weber ontwierp is enige stormen en een oorlog later vervangen door een twintigste-eeuws exemplaar, waarvoor inspiratie werd gezocht bij de aquarel van Jan de Beijer die de achttiende-eeuwse voorganger toont.16 Over de dichterlijke beelden die een kathedraal weet op te roepen is al heel wat geschreven, en als dat ook nog eens gecombineerd wordt met iets dat zo intrigerend is als kleur, dan ligt het uitweiden op de loer. Hier beperken we ons tot enkele verwijzingen naar de bronnenlijst en de vermelding dat de kathedraal adembenemend is, vooral als je die bezoekt op het moment dat er een onweersbui losbarst.17 De dramatisch wisselende lichtinval, het gedonder hoog in de gewelven en de verschuiving van het beeld door het spel van de pijlers, het was allemaal even spannend. Annelei concentreerde zich op een van de vele doorkijkjes, ik werd gevangen door de kleuren en dacht aan Viollet-le-Duc die drie soorten polychromie onderscheidde: die van het bouw- en bekledingsmateriaal, die van de pigmenten (verf) en die van het licht. Daarom, zo meende hij, waren de grote Franse kathedralen onbeschilderd, omdat de zon de kale wanden kleurde met het

————— 16 ‘Monumenten in Nederland’, deel Limburg, pp. 302-303. 17 Vergelijk Kees Peeters, ‘Dichterlijke visie op de kathedraal’.

licht dat door de glas-in-loodramen naar binnenviel.18 Deze canon aan tinten was die dag manifest in de Roermondse kathedraal. Qua sfeer en beleving lag dit heel dicht bij Cuypers, doordat hij verreweg het meeste van zijn glas-in-lood uitbesteedde aan de firma Nicolas in Roermond die ook voor de ramen in de kathedraal tekende.

Annelei Engelberts,

glas-in-lood Chris-

toffelkathedraal

Roermond, april

2010.

————— 18 Viollet-le-Duc, ‘Notre Dame’, pp. 6-7. Zie voorts Hubar, ‘De muziek van het

licht’.

Page 39: Sur place

39

De kathedraal heeft alles wat een gebouw in een oude stad intrigerend maakt. Hoog gelegen tussen de fijn vertakte straten die uitkomen op de Markt, valt ze op door grootte, proportio-nering, geleding en details. Materiaal, kleur en textuur, littekens van verwoesting en herstel, en de interactie met alles daar omheen maakt de Christoffel tot een spannend fenomeen, een optelsom van schilderachtige momenten. Ook bezien vanuit de negentiende-eeuwse esthetica vergt het schilderachtige weinig anders dan beweging, veel beweging zodat iedere vue op het gebouw weer een ander aanzien tevoorschijn tovert.19 Eigenlijk behoort dit voor mij tot de meest elementaire verleidingskunsten van architectuur: dat niets zo beweeglijk, zo vol variatie en verrassingen zit als een ogenschijnlijk statisch object als een gebouw of – nu we het er toch over hebben – een beeld. Het enige wat van ons, toeschouwers, wordt verlangd, is dat we bereid zijn om mee te bewegen: is het niet ons lijf, dan toch op zijn minst onze ogen. Daar gaat dan ook de ontdekking in de Luifelstraat over, waar de toren “tussen robuuste wanden gevangen” een interactie met het oog van de slenteraar aan gaat die Annelei in beelden en ik in woorden heb gevangen. Ondertussen waakt Christoffel hoog boven de stad. Hoewel Cuypers ook werk aan de kathedraal verrichtte – behalve enkele altaren is de doopkapel van zijn hand – is ‘zijn’ kerk toch

————— 19 Hubar, ‘De gepatineerde droom’.

eerst en vooral de Munsterkerk. Nauwelijks op een steenworp afstand had hij er zijn jeugd doorgebracht. Toen hij tijdens zijn studie in Antwerpen doordrongen raakte van de kwaliteiten van de Middeleeuwen, heeft hij de Munsterkerk voor het eerst opgemeten en vervolgens tot tweemaal toe gerestaureerd en verfraaid. Grote mannen en illustere voorbeelden deden hetzelfde met de Dom van Keulen en de kathedraal van Antwerpen, en hij, Cuypers, deed het met zijn Munsterkerk.20

Annelei Engelberts, Munsterkerk Roermond, mei 2010.

————— 20 Van Leeuwen, Cuypers, 72-77. Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 58.

Page 40: Sur place

40

De aquarellen en het gedicht zijn niet zozeer door de persoon Cuypers geïnspireerd, als wel door de sfeer op het Munsterplein. Hier pronkt vanaf 1885 de kiosk die hij ontwierp voor de Koninklijke Harmonie, een internationaal vermaard gezelschap; hier staat hij als oude man zelf schuins opkijkend naar zijn kerk, vereeuwigd in brons.21 Het sfeerbeeld is eigenlijk tijdloos, maar kan op zijn vroegst herleid worden tot de jaren dertig toen een concert van de harmonie op het Munsterplein een van de weinige vermaken zal zijn geweest die arm en rijk konden genieten: even kon men los komen van de zorgen die de crisis toen met zich meebracht. Spektakel sur place Zag de crisistijd in de vorige eeuw de opkomst van de auto als onderdeel van het stedelijk leven, in de twintigste eeuw leidde dit vervoermiddel tot verstopping van de historische stad. Het Zwartbroekplein, aan de rand waarvan de vroegere ateliers van Cuypers liggen (tegenwoordig Stedelijk museum ‘Het Huis van Cuypers’), kan als pars pro toto gelden voor de onverenigbaar-heid van de beide fenomenen: verkeer en stad. Dat is natuurlijk een paradox van jewelste als je bedenkt dat de stad haar oorsprong heeft te danken aan verkeer, of nog liever andersom: verkeer is voorwaardenscheppend voor het ontstaan van een plaats, zoals we bij ‘de weg’ hebben gezien.

————— 21 Van Leeuwen, Cuypers, pp. 297; 269.

Op de naoorlogse tekentafel werd menig verkeersprobleem aangepakt. Niet altijd tot ieders vreugde, zoals het Zwartbroekplein toont (Annelei Engelberts, januari 2010) Opvallend genoeg wordt deze paradox vaak ten nadele van onze tijd benaderd: menigeen die vandaag de dag de Neerstraat uitloopt en via de Minderbroederstraat en de Zwartbroekstraat het verkeersplein bereikt, ziet alleen de chaos. Maar die chaos op die plaats - bij een stadspoort op de overgang naar pelgrimsoord en uitvalsweg naar het zuiden - is er een van eeuwen en weeft zijn eigen symfonie van geluiden en kleuren. Een kakofonisch stuk dat gesteund wordt door de golven van Peter Struijken op het belastingkantoor.

Page 41: Sur place

41

Zet twee stappen naar achteren en probeer zo het plein te bekijken, dan waan je je op een toneel van een groots spektakel: iedere werkdag weer wordt hier spontaan de behendigheids-oefening sur place gemaakt. Arte favente Zoals de middeleeuwse en negentiende-eeuwse architecten en beeldhouwers zichzelf hebben afgebeeld in de misericorde’s van koorbanken of in de bloemornamenten van de kapitelen, sluiten we de bundel af met een ludiek naschrift. Het gedicht borrelde op toen Annelei weer een zending van haar werk stuurde en met name bij de aquarel die hier is te zien en je het niveauverschil bij de overgang van de Markt naar de Neerstraat laat ervaren. Of nu de figuur die geconcentreerd zit te werken de dichter of de aquarellist weergeeft, valt door haar blik naar benee niet uit te maken, maar ik zou het kunnen zijn, even zo goed als Annelei of ieder ander die verdiept bezig is met zijn of haar reflectie op de wereld om hem heen. Arte favente nil desperandum, schreef Cuypers op de muur van zijn kunstwerkplaatsen in Roermond.22 Bernadette van Hellenberg Hubar

————— 22 Wie in de gunst der kunsten is, heeft niets te vrezen.

De historische binnenstad van Roermond (Google maps): rood is de kathedraal, geel het stadhuis, blauw de Munsterkerk, groen de Neerstraat waarvan het tracé eindigt bij het Zwartbroekplein (turkoois).

Page 42: Sur place

42

BBrroonnnneenn

Boeken, artikelen, rubrieken en rapporten Beringen, S. van, ‘Kroniek van Roermond 1781-1835’ (via

de site van P.P. Simons).23 De Middeleeuwen in Archeon (via de site van het Archeon). Garde, G. van de, ‘De ligging van de Roermondse

watermolens in de Middeleeuwen’, Spiegel van Roermond (2006) pp. 94-125.

Garde, G. van de, ‘Stadsuitbreiding en stadsommuring in middeleeuws Roermond’, in: Spiegel van Roermond (2002). pp. 51-87.

Grooth, M. de, ‘De vroege prehistorie’, Evaluatie van het archeologisch onderzoek in Limburg in de periode 1995 t/m 2006, (2007-2008) (te downloaden via de site van de provincie, limburg.nl).

Hubar, B.C.M. van Hellenberg, Arbeid en Bezieling; de esthetica van P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm en V.E.L. de Stuers, en de voorgevel van het Rijksmuseum, Nijmegen 1997.

Hubar, B.C.M. van Hellenberg, De muziek van het licht, Cuypers’ polychromie, deel 3 van de Cultuur- en bouwhistorische analyse Stedelijk museum te Roermond ‘Het huis van Cuypers’, Res nova 2007.

————— 23 De websites zijn opgenomen in een apart overzicht na deze lijst.

Hubar, B.C.M. van Hellenberg. ‘De gepatineerde droom, The Spectator-artikelen van Joseph Addison als prelude op het ‘schilderachtige’’, Het schilderachtige, studies over het schilderachtige in de Nederlandse kunsttheorie en architectuur 1650-1990, Amsterdam 1994, pp. 34-44.

Hupperetz, W., Het geheugen van een straat, achthonderd jaar wonen in de Visserstraat in Breda, Utrecht 2004.

Leeuwen, A.J.C. (Wies) van, P.J.H. Cuypers architect (1827-1921), Zwolle/Amersfoort-Zeist 2007.

Peeters, K. (C.J.A.C.). ‘Dichterlijke visies op de gotische kathedraal, van Verlaine tot Marsman’, Nader beschouwd, een serie kunsthistorische opstellen aangeboden aan Pieter Singelenberg, Nijmegen 1986, pp. 87-106.

Pesch Konopka, K., R. Vossebeld en B.C.M. van Hellenberg Hubar, Een kazerne als buitenplaats, De Tapijnkazerne te Maastricht, waardenstellend onderzoek, Res nova 2005.

Rackham, D., K. Pesch Konopka en B.C.M. van Hellenberg Hubar, De Kop van de Sphinx te Maastricht, waardenstellend onderzoek (2 delen), Res nova 2006.

Stenvert, Ronald, Chris Kolman, Saskia van Ginkel-Meester, Sabine Broekhoven, Elisabeth Stades-Vischer en Jos Venner, Monumenten in Nederland, Limburg, Zwolle/Amersfoort-Zeist 2002.

Page 43: Sur place

43

Stoelhorst, J. en B.C.M. van Hellenberg Hubar, De entree tot de Clarissen, Cultuur- en bouwhistorische analyse Neerstraat 63 te Roermond, Res nova 2006.

Venner, J.C.G., ‘De stadsbranden in Roermond (1554 en 1665). Brand, overheidsmaatregelen en herstel’, Roermond stad met verleden. Negen hoofdstukken over Roermondse geschiedenis, Roermond, 1985, pp. 116-141.

Viollet-le-Duc, E.E, Chapelles de Notre-Dame de Paris, Parijs 1870.

Internetsites http://en.wikipedia.org/wiki/Ut_pictura_poesis http://limburg.nl/

upload/pdf/KEC_CE_Vroege%20Prehistorie.pdf http://nl.wikipedia.org/wiki/Bastien_und_Bastienne. www.archeon.nl/nederlands/

scholen+en+educatie/voorbereidende+lespakketten.html www.historieroermond.nl www.ppsimons.nl/stamboom/kroniekroermond1781-

1835.htm www.res-nova.nl www.roerstreek.nl www.rura.nl

CCoollooffoonn

Locatie: Roermond Aquarellen: Annelei Engelberts Gedichten en toelichting: Bernadette van Hellenberg Hubar Collegiale toets: Roermond-specialist Peter J.A. Nissen Fotografie: Rieks Delken Opmaak met medewerking van John Deltrap Druk: © 2010

Page 44: Sur place

Bernadette van Hellenberg Hubar & Annelei Engelberts in Soissons (2009)