Stuurman op de JANvHOORN

7
Jacob Bouten 1842 - 1844 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps De Dordtsche Grote Vaart in de 19e-eeuw Jacob Bouten 1842 - 1844 Stuurman op de JAN VAN HOORN

description

Jacob Bouten stuurman op de JAN VAN HOORN vanaf 1842

Transcript of Stuurman op de JANvHOORN

Jacob Bouten 1842 - 1844

Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e-eeuw

Jacob Bouten 1842 - 1844

Stuurman op de JAN VAN HOORN

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1842 - 1844

1 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

Stuurman op de JAN VAN HOORN (1842 – 1844)

Na als stuurman meerdere keren 'de Oversteek' gemaakt te hebben en de laatste reis met de DECIMA

naar Oost-Indië, monstert Jacob Bouten op 31 maart 1842 als 1e stuurman aan op de JAN VAN HOORN,

voor rederij A.Blussé van Oud-Alblas te Dordrecht. Deze toen nieuwe bark, 292 last, werd gebouwd op

de werf Cornelis Gips te Dordrecht. Toezichthouder tijdens de bouw en vervolgens kapitein, was

Johannes Adrianus Keeman (1812 Amsterdam, vlag D53).

Figuur 1 Figuur 1 Monsterrol nr.1111 van het Waterschouts-Ambt te Dordrecht, dd 31 maart 1842 voor het Barkschip “Jan van Hoorn”, kapitein J.A. Keeman te Dordrecht. Bestemming Batavia, terug op Rotterdam 1e Stuurman J. Bouten, 26 jaar, Rotterdam, gage f70,-. Verder 2e stuurman, 3e stuurman tevens bootsman, timmerman, kok, zeilmaker en hofmeester, acht matrozen, vier lichtmatrozen en drie jongens [SAD-12]

Op 13 april 1842 vertrekken ze uit Hellevoetsluis naar Batavia, waar ze op 2 augustus 1842 aankomen.

Jacob Bouten verhaalt over deze reis in zijn levensverhaal:

In het voorjaar van 1842 kwam ik aan boord van de “Jan van Hoorn”, kapt Keeman, die bij

de bouw van het schip was geweest, toebehorende aan de Heer A. Blussé van Oud-Alblas te

Dordt. Wij vertrokken omstreeks Mei van Dordt naar Batavia waar wij na een reis van 3½

maand aankwamen.

Algemeen Handelsblad 13-04-1842, Scheepstydingen, Uitgezeild: DORDRECHT, 9 April; Keeman, Jan van Hoorn, Batavia.

Algemeen Handelsblad 14-04-1842, Scheepstydingen, Uitgezeild: HELVOETSLUIS, 13 April, O.N.O.; J.A. Keeman, Jan van Hoorn, Bat.

De reis was niet vlug geweest, hetgeen de kapt niet prettig stemde en misschien gedeeltelijk

oorzaak was, dat de kapt te Batavia zoo ziek maakte, dat hij naar het hospitaal moest. Wij

kregen onze bestemming van de factory der H.M. naar Soerabaja en daar onze lading voor

Ned in te nemen, zoodat ik met het schip daar naartoe vertrok en de lading, suiker en koffie,

innam.

Bij onze terugkomst te Batavia was de kapt in zooverre hersteld, dat hij de reis mede terug

kon maken, waarvoor de dokter hem medicijnen had mede gegeven.

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1842 - 1844

2 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

Op 9 september zeilt de JAN VAN HOORN uit van Batavia naar Surabaya waar het schip 8 dagen later

aankomt. Vanuit Surabaya vertrekt de JAN VAN HOORN naar Probolinggo om daar suiker in te nemen. 8

Oktober is de lading aan boord, waarna de resterende lading aan koffie te Surabaya wordt ingenomen

en het schip weer terug naar Batavia verzeilt.

Wij vertrokken in november van Batavia, doch troffen in Straat Soenda alle dagen zulk

slecht weer, dat wij weinig vooruit kwamen. De kapt. werd weder ziek, daarop ook de 2e-

stuurman en eenige matrozen, zoodat de kapt. weer terug wilde naar Batavia. Dat beviel mij

echter niet en ik beloofde hem Anjer aan te doen voor dokters hulp, hetgeen werd gedaan

doch daar hoorden we dat de dokter ziek was en niet kon helpen. Het weer was daarna iets

gunstiger, en zetten we de reis voort, zodat wij na een paar dagen, de veertiende na Batavia,

buiten straat Soenda kwamen.

Figuur 2 Straat Sunda ca 1810 (N-Z ondersteboven)

De kapt die van de dokter te Batavia poeders calomel had gekregen om te gebruiken als de

ziekte terugkwam, doch waarop het verbruik niet vermeld stond. De kapt die zich ook niet

meer kon herinneren wat de dokter hem gezegd had, hinkte op twee gedachten, doch meende

zeker te zijn alle poeders ineens te moeten innemen. Het gevolg hiervan was dat zijn geheele

lichaam en hoofd zoo opzwol, dat men dacht dat het barsten zou. Het hoofd en gezicht was

een ronde bol met kleine holtes van oogen en mond en niemand dacht dat daar genezing van

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1842 - 1844

3 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

mogelijk was. Doch knapte hij, na veertien dagen erg geleden te hebben, weer

langzamerhand op en toen wij in St. Helena kwamen, was hij in zooverre hersteld, dat hij

zelfs meende aan wal te kunnen gaan en het benoodigde in te kopen.

Het gevolg hiervan was dat hij de volgende dag het bed moest houden, meest door

overvloedig eten, hetgeen vooral vanwege zijn kwaal zeer ongunstig was. Hierdoor bleef hij

dan ook de geheele terugreis ziek en toen wij in het Engelsche kanaal door tegenwind

opgehouden werden, gelaste hij mij in Portsmouth binnen te gaan voor dokters hulp. Dat

gebeurde dan ook waar wij vier dagen bleven, waarna de wind gunstig werd en na eenige

dagen te Dordt aankwamen.

Kapitein Keeman was de gehele terugreis ziek, zodat Jacob Bouten het gezag voert terug naar

Dordrecht, waar zij op 6 april 1843 na een reis van 147 dagen aankomen. Na deze reis verhaalt Jacob

Bouten:

Hoewel de kapt mij niet bijzonder bevallen was, zelfs in zijn gezonde toestand niet,

meende ik het toch beter te zijn aan boord te blijven, te meer daar er vele schepen voor

dit kantoor voeren, en dus meer kans spoedig kapt te worden. Ik bleef dus aan boord en

maakte het schip voor een volgende reis weder gereed, die bestemd was naar Kaap de

Goede Hoop en vandaar naar Batavia.

Figuur 3 De reede van Dordrecht ~1800.[SMA]

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1842 - 1844

4 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

Tweede reis van de JAN VAN HOORN,

9 augustus 1843 – 5 augustus 1844

Op 2 Augustus 1843 vertrekt de JAN VAN HOORN op zijn tweede reis, met wederom Keeman als

kapitein en Jacob Bouten als 1e stuurman. De bestemming is opnieuw Batavia, maar deze keer eerst via

Kaapstad, Zuid-Afrika.

Bouten’s levensverhaal verhaalt hierover:

De kapt herstelde en in Augustus vertrokken we van Dordt, aan boord een gedeelde lading

en twee Heeren Duitsche zendelingen voor de Kaapstad. Een dezer zendelingen had reeds

eenige jaren in Zuid Afrika doorgebracht, doch de andere was een nieuweling en in hoge

mate een dweeper, die zeker was in weinige jaren geheel Afrika tot het Christendom te zullen

dopen. Het volk had gedurende de reis heel veel pret met hem, daar hij veel bij hun was en

wilde leeren bidden, zijn preeken aanhooren en van hem aannemen hoe zij behoorden te

leven. Het was te begrijpen dat Janmaat met alles den gek stak, zoodat hij dan boos weg

liep, doch de volgende dag terugkwam. Hij zeide hun dat als zij niet naar hem luisterden het

ongeluk wilde, dat het schip te gronde ging, hij behouden zou blijven, terwijl zij allen zouden

verdrinken. Hierop werd geantwoord: “Neen, wanneer het schip mocht Zinken, gaan wij in

de boot en laten jou verzuipen!”. Zootes han men al gedurig onder hem, en toch kwam hij

steeds terug; vooral onder de Linie bij den doop had hij het zwaar te verduren. Met geweld

werd hij door Neptunus uit de kajuit gehaald, waar hij zich tusschen twee Bijbels verschanst

had en uitriep: “Gaat weg gij kanibalen, ontzie Gods woord!”. Niets hielp, hij moest er aan

gelooven, en dagen daarna heeft hij zich niet meer laten zien. Bij zijn vertrek van boord

verklaarde hij zeker te zijn beter de kanibalen van Afrika te bekeeren, dan de matrozen van

de Hollanders.

Na een reis van 64 dagen, kwamen wij in de Kaapstad aan, waar de zendelingen van boord

gingen en wij de lading, daarvoor bestemd, losten. Daar hier zelden Hollandsche schepen

kwamen, werden wij dagelijksch door oude Hollandse families bezocht en vooral door hen,

die uit de binnenlanden kwamen, met hun goederen, die zij daar ter markt brachten.

Zoo kwam er eens een boot met twee Heeren langszij, die vroegen of zij het schip mochten

zien, hetgeen natuurlijk toegestaan werd. Deze waren een Heer uit de Kaapstad en een boer

uit het binnenland. Toen de boer overkwam bleef hij boven aan de trap staan, keek met

grootste verwondering het geheel dek rond en riep toen met de handen in de lucht: “allemaal

Hollanders, allemaal Hollanders?”. Ja, allemaal Hollanders werd hem geantwoord.

Eenieder moest hij daarna de hand reiken tot de jongens toe en danste tussen hen rond. Ik

nodigde hem in de kajuit en liet hem Hollandsche genever proeven en gaf hem een lange pijp

met Hollandsche tabak. Daarop moest hij ieder hoekje van het schip zien en was

onuitputtelijk in allerlei vragen.

Hij vertelde dat hij tien dagen reizen van de Kaapstad woonde en maar eens in het jaar daar

kwam om af te rekenen. Hij gebruikte dan een span van 32 ossen om zijn wagen te trekken.

Na alles gezien en allerlei gebruikt te hebben, alsook brood, boter en kaas, verliet hij ons

opgetogen met handen schudden en wel honderd maal bedankt te hebben. Aan land had hij

zijn agent last gegeven om ons, zoolang zij daar lagen, alle dagen ruim van vruchten te

voorzien, hetgeen wij dan ook kregen. Zulke bezoeken kregen wij meermaals en zoo ook

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1842 - 1844

5 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

werden wij meermalen aan land gevraagd om ons te onthalen. Bij een oude Hollandsche

familie, met name Stronck en waarvan de zoon eenige malen bij ons aan boord geweest was

en mij noodigde hun een bezoek te brengen, werd ik als een lid van de familie ontvangen,

moest ik daar blijven eten en bij het heengaan werd mij door de dame gezegd, dat als ik weer

aan land kwam, een kamer en bord altijd voor mij gereed zou staan. Waarlijk wel de oude

Hollandsche gastvrijheid!

NRC 05-02-1844, EXTRACTEN UIT DE LLOYD’S LIJSTEN: Kaap de Goede Hoop, 25 Nov. Jan van Hoorn, Keeman, van (Dordt) naar Batavia.

Na dit eerste deel van hun reis gaat hij verder met:

Na hier omstreeks vier weken gelegen te hebben, en eenige vaten Kaapse wijn voor Java

geladen te hebben, vertrokken wij. Gaarne hadden wij hier nog eenige tijd gebleven, daar

wij zelden in den vreemde zoo gezellig en vriendschappelijk onthaald werden.

NRC 12-04-1844, EXTRACTEN UIT DE LLOYD’S LIJSTEN: Batavia, 5 Jan. Keeman, Jan van Hoorn, van Dordt laatst van de Kaap de Goede Hoop.

Bij aankomst op Java werd de kapt weer ziek en moest in Batavia achterblijven, terwijl ik

met het schip naar Samarang zeilde om het schip daar te beladen.

NRC 12-06-1844, EXTRACTEN UIT DE LLOYD’S LIJSTEN: Batavia 24 Jan. Keeman, Jan van Hoorn, naar Samarang.

NRC 21-06-1844, EXTRACTEN UIT DE LLOYD’S LIJSTEN: Samarang 4 Febr. Keeman, Jan van Hoorn, v.Batavia.

Bij onze terugkeer te Batavia kwam de kapt, hoewel nog niet geheel hersteld, weder aan

boord en vertrokken wij naar Amsterdam.

NRC 12-07-1844, EXTRACTEN UIT DE LLOYD’S LIJSTEN: Batavia 24 Maart J.A. Keeman, Jan van Hoorn, naar Amsterdam.

Ten gevolge van diverse ruzies met kapitein Keeman tijdens de terugreis heeft Jacob Bouten zich stellig

voorgenomen bij terugkeer in Amsterdam ontslag te nemen van het schip. Over de terugreis verhaalt

Jacob Bouten:

Gedurende de reis knapte de kapt wel weer wat op, zoodat hij meende te St. Helena zelf de

benodigde inkoopen te kunnen doen. Bij het opmaken van de lijst van benodigdheden gaf ik

hem ook op een pakje pompspijkers noodig te hebben, waarop hij verschrikkelijk begon uit te

varen, zeggende dat onze dan zeer verwaarloosd waren en dat wanneer dit zo was met dit

eene, dat waarschijnlijk met meerdere dingen zoo zou zijn. Dit liep zoo hoog dat ik hem zeide

dan ongeschikt te moeten zijn langer die plaats te vervullen en dat hij een ander voor mij op

St.Helana aan moest stellen, waarop ik de kajuit uit liep. De volgende dag kwamen wij te St.

Helena, doch voor wij daar aankwamen, riep hij mij bij zich en zeide dat hij wat te driftig

was geweest en dat ik het aan zijn ziekte moest toeschrijven, het voorgevallene diende te

vergeten en hij mij vroeg weer in dienst te willen treden, hetgeen dan ook gebeurde. Zulke

scenes kwamen nogal meermalen voor, hetgeen de reis voor mij niet zeer prettig maakte.

NRC 29-07-1844, EXTRACTEN UIT DE LLOYD’S LIJSTEN: St.Helena 8 Julij . . . . . Jan van Hoorn,

NRC 09-08-1844, CARGA-LIJSTEN, AMSTERDAM: Keeman, Jan van Hoorn: 3,920 b. Koffij, 1,519 Kann. Suiker, 595 sch. Tin, N.H.M.

Op 5 augustus 1844 terug in Holland hoort hij echter dat er een kapitein van de rederij gestorven is en

ziet hij af van zijn voornemen om ontslag te nemen. Nadat hij eerst te horen krijgt dat deze plaats reeds

ingevuld werd, bleek even later dat kapitein Keeman vervolgens aan zijn reder verzocht een reis thuis te

De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw

Jacob Bouten 1842 - 1844

6 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps

mogen blijven om geheel te herstellen, waarop Jacob Bouten aangesteld wordt als kapitein van de JAN

VAN HOORN. Jacob Bouten schrijft hierover:

Bij aankomst te Amsterdam had ik mij dan ook stellig voorgenomen, zoodra de lading gelost

was mijn ontslag te nemen, doch voordat het zoover was hoorde ik dat een kapt van de

rederij gestorven was en dus een plaats vacant. Ik schreef dus aan de rederij dat ik van het

sterfgeval gehoord had en mij voor die plaatsing aanbeval. Ik kreeg daarop een antwoord

dat die plaats reeds voor ons binnenkomen aan kapt Berghout vergeven was.

Later kreeg ik een schrijven van de boekhouder de Heer Brandt, dat kapt Keeman aan de

reederij verzocht had een reis thuis te mogen blijven tot herstel van zijn gezondheid en een

zwager de reis voor hem te laten doen. Hierop schreef ik onmiddelijk aan de reederij, dat ook

een antwoord op de ontvangen brief aan de reederij kon zijn, dat, daar de plaatsing op de

Timor vergeven was, ik bij een volgende vacature in aanmerking mocht komen. Kort daarop

werd ik bij de reederij ontboden en na eenige vragen over de gedane reizen en een klein

administratie-examen, werd mij gevraagd of ik de reis op de Jan van Hoorn als kapt wilde

doen.

Niemand gelukkiger als ik! Niet was ik dit geworden door de aanbeveling van kapt Keeman,

die het liever aan zijn zwager gegund had, daar deze, een gewezen kapt, zijn schip verloren

had. Zelfs had kapt Keeman met niet veel lof over mij gesproken, doch de reederij meende

dat ik door de ziekte van de kapt die twee reizen, de meeste aansprak had.

Ik had nu zoo als men zegt de voet in de stijgbeugel en had nu te zorgen, goed te paard te

zitten. Mijn bevordering tot gezagvoerder was ook geen feest voor mij alleen, maar ook voor

mijn aanstaande vrouw daar hiermee gelegenheid kwam voor onze aanstaande

vereeniging.

Figuur 4 De route naar en van Batavia