Stop met het idealiseren van agile, zelfsturing en ... · Lean-six sigma en scrum hebben ook niet...
Transcript of Stop met het idealiseren van agile, zelfsturing en ... · Lean-six sigma en scrum hebben ook niet...
Stop met het idealiseren van agile, zelfsturing en managerloos organiseren
Rudy Kor
Situationeel Organiseren en Managen
A4 - Voorkant Rapport/Whitepaper/Brochure
2 | Situationeel Organiseren en Managen
Mijmeringen van een zoekende manager
En dan komt natuurlijk de vraag naar boven wat dan nu trends zijn. We zien er een aantal en die vatten we
samen in de verzuchting van een manager die zijn weg zoekt in de veelheid van trends en hypes.
“De laatste maanden word ik regelmatig geconfronteerd met voorspellingen
dat door diverse disruptieve krachten niks in de markt hetzelfde blijft. Om
hierop in te spelen moet mijn organisatie dan eigenlijk overgaan van een
product-based business model naar een customer-centric business model.
Ontmanagen en verplatting spelen al een poosje en dat leidt regelmatig tot
handelingsonbekwaamheid (wat mag ik nu dan nog wel?). Daarbij komt ook
nog de onzekerheid of algoritmen niet op korte termijn mijn rol gaan over-
nemen, dat zoals nu al bij Uber, een app de baas is en het werk coördineert.
Helaas kan zelforganisatie van de cross-functionele teams met end-to-end
verantwoordelijkheid in veel gevallen niet snel genoeg inspelen op de vragen
die de volatiele markt stelt om een maximale klantimpact te hebben.
Ik vraag me af of ik op zoek moet naar mijn persoonlijke why en naar de purpose van onze organisatie. Is
het daarvoor nodig om op een transparante wijze op een customer journey te gaan, lering trekkend uit de
wisdom of the crowd, waarbij er hopelijk duidelijkheid komt over hoe we kunnen komen van de lineaire naar
de circulaire economie. En het is maar de vraag of de interne organisatie gerevitaliseerd kan worden door
het omarmen van agile management. Lean-six sigma en scrum hebben ook niet de beloofde vooruitgang
gebracht. Ik zie dat er in sommige organisaties energie lo komt door kleinschalig organiseren rondom tribes
en squads (rolmodel Spotify en ING).
Moet ik me ontwikkelen middels een persoonlijke transformatie tot wavemaker (rolmodel Elon Musk) om zo
als energiebron in deze onzekere wereld van internet of things de boel vlot te trekken en me opstellen als
game changer? Of moet ik me juist meer op de achtergrond houden, leading from behind? Maar als ik me
als manager in de dagelijkse aansturing van mijn medewerkers niet langer op de hiërarchie kan beroepen,
komt het dan aan op mijn individuele eigenschappen zoals coachend vermogen, visionair en strategisch
inzicht en verbindend vermogen? En kan dit alles wel van één mens verwacht worden?”
Situationeel Organiseren en Managen
Als je de berg aan recent verschenen managementboeken tot je laat doordringen, ko-men enkele vragen op: Is het tijdperk van de hiërarchisch ingerichte organisatie defini-tief ten einde? Is het mogelijk om meerdere ontwerpcriteria tegelijk in een organisatie toe te passen? Kan de permanente organisatie als verschijnsel bij het grofvuil? Is zelfor-ganisatie het ideale coördinatie mechanisme? Waarom komt van zo veel veranderingen weinig terecht? Het antwoord ligt besloten in het rekening houden met de situatie waar-in de organisatie zich bevindt, ofwel Situationeel Organiseren. Dat is het omarmen van variëteit in plaats van het omarmen van één aanpak/ontwerp.
Situationeel Organiseren en Managen | 3
Permanente Organisaties hebben nog steeds een functie
Het systematisch nadenken over de manier van
organiseren en managen begon rond 1900 met
mensen als Taylor, Weber, Parker Follett en Druc-
ker. Deze auteurs hebben veel gepubliceerd over
slim inrichten van het werkproces en de bijbeho-
rende organisatie. In die jaren waren er een aan-
tal vaste ontwerpregels die gevolgd konden wor-
den. Regels die golden voor de hele organisatie.
Er waren normen voor de verhouding directe en
indirecte medewerkers, er moest gekozen wor-
den voor één indelingsprincipe: klantgericht, geo-
grafisch of productgericht e.d. En met hen is het
onderwerp organiseren en managen nooit meer
van de kaart geweest.
Om de zoveel jaar komen er dan ook nieuwe opvat-
tingen over organisatieontwerp bovendrijven.
Sommige nieuwe inzichten beklijven maar heel
vaak zijn ze van voorbijgaande aard. Soms omdat
ze achterhaald worden door weer nieuwe inzichten
en technologieën, soms omdat ze uit de mode zijn.
Want organiseren is immers ook modegevoelig.
Maar er zijn ook veel organisaties waar men zich
weinig aantrekt van modes, waar er nog hiërar-
chisch gestuurd wordt, waar er nog veel functie-
niveaus zijn, waar er weinig regelmogelijkheden
voor medewerkers zijn en waar managers bepalen
wat er wanneer moet gebeuren.
Door technologische ontwikkelingen en maat-
schappelijke opvattingen komt de vraag naar
boven wat het nut en wat de noodzaak van Per-
manente Organisaties is. De vraag wordt onder
meer relevant door de opkomst van tijdelijke net-
werkorganisaties en mensen die zich niet langer
verbinden aan een organisatie maar die als ZZP’ers
of tijdelijke krachten werkzaam zijn. Het antwoord
daarop is niet zo eenduidig te geven. Het hangt
immers van veel factoren af zoals de kenmerken
van het primair proces, de marktdynamiek, maar
ook van maatschappijvisies. Zo zijn aanhangers
van samenwerkingsvormen als ‘shared economy,
4 | Situationeel Organiseren en Managen
collaborative consumption en peer-to-peer produc-
tion’ van mening dat de nieuwe platforms en net-
werken beter in staat zijn om vraag en aanbod op
elkaar af te stemmen dan de traditionele tussen-
personen (lees permanente organisaties). Deze
vormen vragen om tijdelijk en ad-hoc organiseren.
Dan komt logischerwijs de vraag naar boven of
Permante Organisaties nog nodig zijn, want
als deze moet een aantoonbare meerwaarde
hebben, dan kunnen we ze beter opheffen. Een
antwoord op deze vraag is “Companies exist to
organize work better than either customers can
do by themselves or markets can do it for them.”
(Ronald Coase, 1937). Als we deze stelling serieus
nemen, dan blijven er toch altijd nog altijd een groot
aantal permanente organisaties bestaan. Of het
nu om overheden gaat, zorgfabrieken, vervoers-
organisaties, bouwbedrijven of de maakindustrie,
ze bieden nog steeds een grote meerwaarde,
alleen al door de efficiënte inzet van kennis en
productiemiddelen.
Sinds mijn recente niertransplantatie ervaar ik het
gemak dat een permanente organisatie in één
gebouw mij als ‘klant’ heeft geboden. De func-
ties waar ik gebruik van heb gemaakt, zoals een
laboratorium voor bloedonderzoek, de röntgen-
afdeling, de diverse specialismen zoals urologie,
anesthesie en de operatiekamers: het is allemaal
onder één dak te vinden. Ik zie een röntgenoloog
ook niet zijn eigen ‘device’ achter in de auto zetten
om daarmee van patiënt naar patiënt te rijden. En
een operatie vereist een specifieke werkplek en
vraagt veel coördinatie. Dat laat de vraag open wie
die coördinatie uitvoert. Op dit moment wordt die
grotendeels overgelaten aan mensen die fulltime
belast zijn met managementtaken.
“Companies exist to organize work better than either customers can do by themselves or markets can do it for them.”
Het werk van ziekenhuismedewerkers kan nog
steeds het beste gedaan worden in een perma-
nente organisatie, en veelal in één gebouw. Dat-
zelfde geldt voor het werk van de meerderheid van
de medewerkers van Shell, AH, Unilever of ASML.
Ook Booking.com heeft niet voor niets in Amster-
dam honderden medewerkers die werken in per-
manente organisatie in één gebouw. Daartegen-
over staat de beleidsambtenaar die heel goed in
de Starbucks zijn/haar beleidsnota kan schrijven
en voor overleg met andere schrijvers een zaaltje
huurt bij Seats to Meet (al mist zij/hij dan wel het
onverwachte contact met collega’s maar kan wel
weer geïnspireerd worden door de andere bezoe-
kers van Seats).
Situationeel Organiseren en Managen | 5
De oneindige zoektocht naar de beste manier van organiseren
Omdat organiseren per definitie een onzekere zaak
is en je het als manager nooit helemaal goed kan
doen, hopen veel managers dat met het invoeren
van iets nieuws, het toch beter gaat (‘want de buur-
man heeft er succes mee….’). Zo zijn sommige
organisaties drukdoende Het Nieuwe Werken,
(HNW) in te voeren. Idee daarachter is onder meer
dat je altijd en overal aan het werk kan. Het zou de
motivatie van medewerkers bevorderen en omdat
er minder werkplekken nodig zijn, zou het ook
de kosten drukken. De moderne ICT-technologie
maakt deze flexibele manier van samenwerking en
communicatie mogelijk. Zo kunnen (soms moeten)
medewerkers werken waar ze willen, met wie ze
willen en wanneer ze willen. Motto: ‘Het strand van
Bali als virtueel kantoor’. Veel ‘moderne nomaden’
hebben niet langer de infrastructuur van een orga-
nisatie nodig. Zij functioneren volgens de principes
van ‘BYOD’ (Bring Your Own Device). Tien jaar gele-
den konden we hier nog niet eens over dromen.
Toen moesten we nog wel in één gebouw werken
om onderlinge communicatie mogelijk te maken.
Voor de (kennis)werkers van nu is dat niet langer
een voorwaarde.
Organiseren is per definitie een onzekere zaak.
Terwijl men in sommige organisaties nog druk-
doende is met het invoeren van HNW is in veel
andere organisaties HNW al weer passé. Het drukte
vaak de kosten niet echt en de motivatie-boost viel
ook vaak tegen. En niet elke medewerker zat erop
te wachten om met willekeurige collega’s in de
kantoortuin te zitten of om thuis te werken. Er zijn
dan ook steeds meer organisaties, waar men het
HNW/thuiswerken alweer aan het ontmoedigen
is. In organisaties, zoals bij Yahoo en IBM in de VS,
is het zelfs verboden. Ze hechten daar veel belang
aan snelle ad-hoc kennisuitwisseling (informeel
overleg, koffieautomaten gepraat) en een inspire-
rende werkomgeving die dat mogelijk moet maken.
Verder biedt naar de werkplek gaan met het ‘brood-
trommeltje’ onder de arm structuur (een reden om
op te staan) en (ongeplande) sociale contacten en
gemakkelijke kennisuitwisseling.
Maar het einde van HNW wil nog niet zeggen dat
we weer terug bij af zijn, dat er niks is veranderd
of gaat veranderen bij ‘Permanente Organisaties’.
Het wordt steeds vaker gehoord: het einde van de
klassieke organisatie is in zicht net als de klassieke
ontwerpregels en de toekomst is hybride organisa-
ties met zelforganisatie en gedeeld leiderschap. Zo
staan in steeds meer organisaties ‘agile organise-
ren’ en zelfsturende teams in de schijnwerpers. Veel
jonge (IT)organisaties omarmen het, maar soms
ook grote, oude organisaties als outsourcing-servi-
ces provider Schuberg Philis, enkele rechtbanken,
ArboNed, Buurtzorg, Effectory en ArboNed. ING
en KPN, of minder oude organisaties als Bol.com
Voys Telecom en Effectory. Allemaal managerloze
of manager-arme organisaties.
6 | Situationeel Organiseren en Managen
Omarm in één organisatie variëteit
De verschillende verschijningsvormen van het
nieuwe hebben de verleidende kracht van het
nieuwe, van de belofte dat het nieuwe beter is.
Dat kan niet gezegd worden van de traditionele
ontwerpregels met aandacht voor heldere taken
en bevoegdheden en met oog voor compensatie-
mechanismen voor de gekozen structuur. Zo lijkt
het er soms op dat er geen ruimte meer is voor
het uitvoeren van het traditionele ‘routinematige’
werk, en dat zoekend en improviserend werken
eigenlijk beter is. Dat, zoals Laloux het noemt, in
de moderne organisatie ‘plan and control’, beter is
dan ‘sense and response’. Maar het is niet het één
of het ander, het is en/en. Vaak zelfs in één organi-
satie, naast elkaar. In de praktijk levert dit, niet ver-
wonderlijk, de nodige spanningen en ongemak op.
De meeste organisaties zijn werkzaam in een
dusdanig gevarieerde omgeving dat ze, goed
beschouwd, behoefte hebben aan meer dan één
organisatieontwerp. Het gaat dan niet meer om
of-of maar vooral om het verstandig combineren
van verschillende vormen van organiseren (bijvoor-
beeld soms met strakke regels en procedures en
six sigma en soms zonder regels, soms met mede-
werkers met weinig regelcapaciteit en soms met
veel, soms een organisatie vol met ‘digital immi-
grants’ (mensen die niet geboren zijn met een
iPhone in de hand) soms met ‘digital natives’.
Organiseren is niet het één of het ander, het is en/en. Vaak zelfs in één organisatie, naast elkaar.
Laat ik ter illustratie van de tweestrijd ‘alles moet
anders’ versus ‘soms anders en soms niet’, iets
zeggen over het proces van strategieformulering.
In het nieuwe organiseren lijkt het erop dat de orga-
nisatie waarin de top in een formeel en rationeel
proces de strategie formuleert, uit is. En dat we de
theorieën van Porter maar bij het grofvuil moeten
zetten. De toekomst is voor de netwerkorganisa-
tie die al crowdsourcend, co-creërend en onderne-
mend, gebruikmakend van een ‘business canvas’
haar strategie opstelt, in contact met klanten, toe-
leveranciers en stakeholders. Maar de vraag komt
dan op: is het het één of het ander? Of is het in één
organisatie en/en?
Voor de laatste opvatting vind ik, wat de strategie-
formulering betreft, steun in het boek Your strategy
needs a strategy van medewerkers van de Boston
Consultancy Group. Zij hebben onderzocht hoe
diverse organisaties hun strategieformuleringspro-
ces aanpakken. Hun conclusie is dat er niet één
beste manier van strategieformulering is. De manier
hangt af, zo stellen zij, van de voorspelbaarheid en
veranderbaarheid van de omgeving en hoe gemak-
kelijk de organisatie de omgeving kan veranderen.
Ze stellen dat het mogelijk is dat in één organisatie
meerdere manieren van strategieformulering plaats-
vindt. Daarbij kan gekozen worden uit vier manieren
van strategieformulering, te weten analytic/classical,
adaptive, visionary en shaping. Ik bedoel maar: het
gaat dus niet om een keuze voor één aanpak, maar
om een en/en aanpak.
Situationeel Organiseren en Managen | 7
In een organisatieonderdeel kan ‘faal snel en leer’ gelden en in een andere ‘doe het de eerste keer goed’
Als er voor de strategieformulering niet één beste
aanpak is, hoe zit het dan met het structureren
van de organisatie? Hier en daar hoor je stemmen
opgaan dat de klassieke, traditionele indelingsvor-
men van markt, product, vak, proces of geografie
niet meer van deze tijd zijn. En datzelfde wordt dan
ook gezegd over de structuurcompensaties zoals
projecten, taskforces, stuurgroepen, commissies
en programma’s. Gezien het aantal publicaties over
dit onderwerp, lijkt het wel of iedereen nu ‘agile’
moet organiseren, met structuurvormen zoals
squads, tribes en chapters, waar er niet langer
gesproken wordt over managers, maar over ‘team
leads’, coaches en ‘tribe leads’ waarbij de belang-
rijkste bouwstenen rollen in plaats van functies
en cirkels in plaats van afdelingen zijn. Zo werkt
de ING in het hoofdkantoor met teams, tribes en
squads die voor het product verantwoordelijk zijn
van ontwerp tot service (end-to-end).
Soms zijn dat passende manieren van organiseren,
en soms niet. Er is immers geen beste manier van
organiseren. Deze relativerende opvatting wordt
mooi geïllustreerd in de titel van een boek van
Menno Lanting: “Olietankers en speedboten”. Ook
zijn boodschap is, kort samengevat, dat bepaalde
werkzaamheden vragen om een klassiek gestruc-
tureerde organisatie en andere opgaven vragen om
een netwerk van mensen die zich tijdelijk verbin-
den aan een project. En soms zijn beide vormen
tegelijk nodig: een deel van het werk wordt klas-
siek georganiseerd en een deel van het werk wordt
gedaan door medewerkers uit het netwerk. Anders
gezegd, hij ziet een ontwikkeling naar hybride orga-
nisaties. Ik denk ook dat we het moeten zoeken in
en/en: veelvormigheid in één organisatie.
De agile aanpak, die veel in de IT-wereld wordt toe-
gepast, heeft als motto ‘Faal veel en snel. Leer van
falen en beloon mensen die falen, want als je dat
niet doet, zullen ze geen risico nemen en komen
ze niet met doorbraken.’ In sommige gevallen een
mooi principe, vooral daar waar fouten weinig
risico’s en lage faalkosten met zich meebrengen.
Maar in een ziekenhuis, of bij het bouwen van een
vliegtuig of auto heb ik liever denken en handelen
conform routines en ‘in één keer goed’…. Ook hier
past én/én: in één organisatie staat vernieuwing
centraal met als motto ’snel falen en leren’ en soms
volgen van routines, en die verbeteren met kleine
stappen met bijvoorbeeld six sigma.
Er is geen beste manier van organiseren.
8 | Situationeel Organiseren en Managen
Managementtaken blijven nodig al zijn er diverse mensen die ze kunnen uitvoeren
Het gaat in dit betoog over organiseren en daarmee
ook over de mensen die de organisatie inrichten en
faciliteren en die het werk vervolgens coördineren:
managers. Van hen wordt steeds vaker verwacht
dat ze, tot op zekere hoogte, afstand nemen van
regelneigingen, dat ze de controleneiging een
beetje onderdrukken en dat ze relevante informa-
tie vrijelijk distribueren. Want wat zo langzamer-
hand wel duidelijk is: het einde van de manager als
‘turfsmurf, doorgeefluik, papierduwer en regelneef’
komt in zicht. Maar ook hier geldt dat regelneven in
sommige situaties nodig blijven.
Iedere manager moet zich afvragen volgens welke
uitgangspunten zij/hij de afdeling, team, directoraat,
project of organisatie heeft ingericht. En vooral:
welke waarde voegt hij/zij zelf toe? Wat kunnen (of
mogen) medewerkers zelf of in onderling overleg
regelen en waarvoor is een manager nodig? Veel
taken die nu door managers uitgevoerd worden blij-
ven nodig. Alleen komt steeds vaker de vraag naar
voren: wie kunnen die taken net zo goed uitvoeren?
Ongeacht het antwoord op de hiervoor gestelde
vraag denk ik dat er nog steeds managers nodig
blijven, alleen al omdat veel mensen helemaal geen
zin hebben in, of niet in staat zijn tot, zelforganisa-
tie. Het uitvoeren van managementtaken zoals het
bepalen van kaders en beleid, plannen c.q. coördi-
neren van werk, overleggen met andere afdelingen,
ontwikkelen van medewerkers, storingen verhel-
pen, de organisatie naar buiten vertegenwoordi-
gen, problemen tussen mensen verhelpen, blokka-
des verhelpen e.d. is voor de één motiverend en
voor de ander een kwelling (zoals dat voor mij per-
soonlijk geldt). En zoals al in de eerdergenoemde
voorbeelden is gezegd, een voorhoede verdeelt de
management- en coördinatietaken onder de mede-
werkers. En als we toekomstvoorspellers mogen
geloven, dan zal een groot deel van dat werk over
niet al te lange tijd overgenomen worden door
onpersoonlijke ICT-algoritmen.
Iedere manager moet zich afvragen volgens welke uitgangspunten zij/hij de afdeling, team, directoraat, project of organisatie heeft ingericht.
Situationeel Organiseren en Managen | 9
Concurrerende Initiatieven belemmeren de veranderkracht
Al schrijvend over Situationeel Organiseren moest
ik denken aan een paar concepten die in de jaren
tachtig met veel verve werden geïntroduceerd:
intern ondernemerschap, doorlooptijdverkorting,
Kanban, JIT, zelfsturing en autonome groepen. Het
leek dé manier om afscheid te nemen van sleetse
organisaties, bureaucratisch gedoe en demotivatie
onder het personeel.
In het boek dat Mathieu
Weggeman, Gert Wijnen
en ik in 1985 publiceerden
- Ondernemen binnen de
Onderneming - schreven
we dat er bij veel mede-
werkers in hiërarchische
organisaties een opval-
lende passiviteit bestaat.
Alsof de hele mens bij
het binnengaan van de
organisatie zijn ambities, zelfsturing en energie
thuislaat. In de hiërarchische organisatie doen
medewerkers wat hun wordt opgedragen en pro-
beren ze fouten te vermijden. Verder duiken ze er
zo veel mogelijk voor weg om enige verantwoorde-
lijkheid op zich te nemen. Er werd toen gedacht dat
intern ondernemerschap een goed middel was om
de congruentie tussen persoonlijke en organisatie-
doelen te vergroten. Maar het werd bijna nergens
echt geïmplementeerd.
Waarom kwam er zo weinig van terecht? Met
de kennis van nu kan gezegd worden dat (naast
andere verklaringen) er te veel tegelijk gebeurde,
dat er sprake was van Concurrerende Initiatieven.
In grote organisaties, zoals Philips, waar Mathieu
en ik in de jaren tachtig werkten, was daar duide-
lijk sprake van. We hebben weleens geteld hoeveel
ontwikkelingen tegelijkertijd op een lijnmanager
afkwamen: meer dan dertig. Het is dan wel begrij-
pelijk dat van veel van de voorgestelde vernieuwin-
gen en verbeteringen niets terecht kwam. En dat er
veel cynisme ontstond als het ging over het invoe-
ren van iets nieuws in de organisatie.
De aanleiding dat er wat moest gebeuren was
wel duidelijk, de concurrentie uit Japan was sterk!
Managers en stafdiensten kregen opdracht het
tij te keren. Naast intern ondernemerschap kwa-
men Kanban, Just In Time en TQM op de agenda,
want deze methoden waren de verklaring voor het
Japanse succes (dachten velen). En er moest ook
aandacht zijn voor een nieuwe aanpak voor planning
en control, kostprijscalculatie en kostprijsverlaging,
doorlooptijdverkorting, situationeel leiderschap en
time-to-market. En toen dook ook nog re-enginee-
ring/BPR op als de aanpak om lean and mean te
kunnen opereren.
Op zich allemaal goede ideeën om de organisatie
te revitaliseren, maar het werkte niet echt in een
organisatie waar tegelijkertijd ook nog tv’s, cd-spe-
lers en lampen geproduceerd en verkocht moesten
worden. Lijnmanagers en medewerkers hadden
het al druk genoeg om het primaire proces draaiend
te houden. Tel daarbij op dat de steun van de top,
die absoluut noodzakelijk is, vaak ontbrak, gecom-
bineerd met de weerstand van een (overbelast)
middenkader.
Gaat nu wel lukken wat dertig jaar gelden niet
gelukt is? En is er voldoende aandacht bij de top
om de voorgenomen veranderingen door te voe-
ren? Is er wel gekozen welke initiatieven voorrang
krijgen? En is er nagedacht wat te doen met een
bestaand personeelsbestand, met medewerkers
die ingetekend hebben op andere spelregels en
omgangsvormen? Is verplatting, dus minder lagen
tussen top en uitvoering, wel haalbaar zonder een
middenkader - de spil waarop veel organisaties
draaien en kan dat wel gezien het primair proces en
de marktomstandigheden?
10 | Situationeel Organiseren en Managen
Twaalf gedachten over Situationeel Organiseren
Wat we in ieder geval weten is dat het niet echt
productief is om, zelfs binnen één organisatie, alles
op dezelfde manier te organiseren en te managen.
Situationeel organiseren vraagt om veelvormigheid
in één organisatie. Wat we ook weten is dat (teveel)
concurrerende initiatieven het invoeren van nieuwe
modellen en methodes in de kiem smoren. De
meesten van ons weten dat eigenlijk wel en weten
ook wel dat ‘one size fits for all’ eigenlijk ongeschikt
is bij het ontwerpen van de organisatie of bij het
managen ervan. Maar zoals de Amerikanen het zo
mooi zeggen: ‘common knowledge is not the same
as common behaviour’.
De praktijk en literatuur over Situationeel Organi-
seren en Managen overziend, zijn er een aantal
ideeën, of grootste gemene delers die het hype
niveau voorbij zijn. Het helpt bij het reflecteren op
het (nieuwe) ontwerp van eigen organisatie, en bij
het reflecteren op de eigen managementstijl.
1. Organiseren en managen wordt gemakkelijker
als er sprake is van een inspirerende missie en
heldere kernwaarden met daarvan afgeleide –
en gecommuniceerde – doelen.
2. Weet welke producten en diensten echt bij-
dragen aan (een unieke) waarde voor de klant
en waarvoor de klant wil ‘betalen’ en waarvoor
niet. Dat geldt net zo goed voor routinematig
werk als voor het zoeken naar innovaties mid-
dels trial and error.
3. Realiseer pull in het voortbrengingsproces:
‘produceer’ alleen wanneer een product/dienst
door de klant gevraagd wordt: zorg voor mini-
male tussenvoorraden.
4. Maak gebruik van de besten in de keten, de
organisatie hoeft niet alle productiemiddelen
zelf te bezitten.
5. Voorkom ontkoppeleffecten of overbodige
overdracht momenten door, waar mogelijk,
multidisciplinaire teams in te richten met end-
to-end verantwoordelijkheid.
6. Wees flexibel bij de inrichting van het primair
proces: experimenteer bij lage risicoproces-
sen en neem de angst weg dat er geen fou-
ten gemaakt mogen worden (als er maar van
geleerd wordt) en streef in andere plekken
in de organisatie naar perfectie, naar lean
management en volg de DAIMC cyclus van six
sigma.
7. Ga ervan uit dat de meeste medewerkers een
goede prestatie willen leveren en daar gemo-
tiveerd voor zijn. Stuur op individueel onder-
nemerschap, vakmanschap en accountability,
daar waar het aansluit bij het primair proces en
de kenmerken van de personele bezetting.
8. Als elkaar ontmoeten, voor bijvoorbeeld ken-
nisuitwisseling of spontane idee generatie,
van groot belang is, maak het dan mogelijk dat
medewerkers elkaar gemakkelijk in de orga-
nisatie kunnen ontmoeten en samenwerken,
met een diversiteit aan werkplekken.
9. Maak zo veel mogelijk data real time beschik-
baar voor iedereen zoals data rond de prestatie
van de organisatie, klantgedrag en andere ken-
getallen.
10. Zorg voor balans in het organisatieontwerp
strategie, structuur, systemen, personeel,
management en cultuur. Zorg ervoor dat ze
elkaar aanvullen en versterken en niet, zoals zo
vaak gebeurd, dat ze los van elkaar worden ont-
worpen. Formaliseer die zaken die echt nodig
zijn en geef ruimte aan informele processen.
11. Weet als manager waar de eigen toegevoegde
waarde zit en doe dat waar je medewerkers
behoefte aan hebben. Voorkom dat je ieder-
een (in het kader van de gelijkheidsgedachte)
op dezelfde manier aanstuurt. Zo wordt de ene
medewerker geholpen met ondersteund leider-
schap en een andere medewerker met instruc-
ties.
12. Voorkom dat concurrerende initiatieven veran-
deringen in de kiem smoren, maar analyseer -
creëer - prioriteer – maak af.
Situationeel Organiseren en Managen | 11
Situationeel Organiseren voorkomt het Dé-isme
De zoektocht naar hoe een organisatie het beste
ingericht kan worden, hoe het werk het beste geco-
ordineerd kan worden en welke managementop-
vatting hierbij het beste past, is nog lang niet ten
einde. Maar het gesprek erover wordt effectiever
als betrokkenen accepteren dat organiseren altijd
een zaak is van een evenwichtsoefening en dat ze
hun mentale modellen wat oprekken en meer den-
ken vanuit én-én. En vooral, dat ze kunnen leven
met (de soms ongemakkelijke) veelvormigheid in
de eigen organisatie. Het is in ieder geval hoog tijd
om afscheid te nemen van dé-isme: dé aanpak, dé
manager, dé medewerker, dé managementstijl, dé
organisatie. Dé bestaat niet meer, als dat al ooit
bestaan heeft.
Bronnen:
- Coase, R.H. (1937). The nature of the firm. In: Economica. Homewood; Irwin, pp. 386–405.
- Haanaes K., & Reeves, M. (2015). Your strategy needs a strategy. Harvard Business School Publishing.
- Hoogveld, M., (2016) Agile managen. Van Duuren management
- Kor, R., Wijnen, G. En Weggeman, M., (2008) Meesterlijk organiseren – handreikingen voor ondernemende
managers., Kluwer.
- Kor, R., (2011). Managen=Gewoon doen. Vakmedianet.
- Laloux, F., (2015). Reinventing Organizations. Het eerste Huis.
- Lanting, M., (2014), Olietankers en speedboten. Business Contact.
- Lanting, M., (2017), De disruptieparadox. Business Contact.
- Loo, van der H., (2016) Musk Mania. Vakmedianet
- Mintzberg, H., (1979)The structuring of organisations, Prentice Hall
- Rau, T., (2016) Material Matters. Bertram + de Leeuw Uitgevers
- Robertson, B., (2015). Holacracy. Business Contact.
- Sitter, L.U., (5e herdruk 1987). Op weg naar nieuwe fabrieken en kantoren. Kluwer.
- Twynstra Gudde Kennisbank - https://www.twynstraguddekennisbank.nl/organisatiekunde/structuur
- Solingen, van R., (2016) De responsive enterprise. Boom.
- Weggeman, M, Wijnen, G en Kor R., (1977) Ondernemen binnen de onderneming. Kluwer
Rudy Kor
Partner
033 - 467 7420
Hebt u vragen of opmerkingen over dit thema? Neem dan contact met ons op:
S107
6
Twynstra Gudde is een onafhankelijk Nederlands organisatieadvies-
bureau dat al ruim 50 jaar resultaatgericht adviseert en management-
functies vervult. Kerncompetenties van Twynstra Gudde zijn project-
en programmamanagement, veranderkunde, organisatiekunde en
samenwerkingskunde.
Twynstra Gudde
AmersfoortStationsplein 1
Postbus 9073800 AX Amersfoort
033 - 467 77 77
www.twynstragudde.nl
Ingeschreven in hetkwaliteitsregister
organisatieadvies
Member of the Cordence Worldwide
Partnership