Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of...

76
Faculteit Rechtsgeleerdheid Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen: revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van master in het milieurecht Promotor: De heer T. De Waele Academiejaar: 2008-2009

Transcript of Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of...

Page 1: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke

ruimtelijke uitvoeringsplannen:

revolutie of niets nieuws onder de zon?

Tineke Renders

Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van

master in het milieurecht

Promotor: De heer T. De Waele

Academiejaar: 2008-2009

Page 2: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van
Page 3: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

Inhoudstafel

Inhoudstafel ................................................................................................................................ 0

Inleiding ..................................................................................................................................... 1

1. Plannen van aanleg en ingang structuurplanning................................................................... 2

1.1. Korte historiek................................................................................................................. 2

1.2. Nieuw planningsinstrumentarium ................................................................................... 4

1.2.1. Ruimtelijk structuurplan........................................................................................... 4

1.2.2. Ruimtelijk uitvoeringsplan....................................................................................... 5

1.2.2.1. Algemeen .............................................................................................................. 5

1.2.2.2. Decretale inhoud ................................................................................................... 6

1.2.2.3. Relatie RUP en RSP.............................................................................................. 7

1.2.2.4. Relatie RUP en plannen van aanleg ...................................................................... 9

1.2.2.5. Stand van zaken RUP’s ......................................................................................... 9

1.3. Doel structuurplanning.................................................................................................. 10

2. Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke RUP’s: flexibiliteit en/of

rechtszekerheid? ....................................................................................................................... 10

2.1. Bijzonder plan van aanleg ............................................................................................. 11

2.2. Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan....................................................................... 15

2.2.1. Flexibiliteit kan worden verhoogd ......................................................................... 15

2.2.1.1. Uniforme inhoudsbepaling.................................................................................. 17

2.2.1.2. Afwezigheid van detailleringgradatie ................................................................. 18

2.2.1.3. Fasering van de voorschriften en mogelijkheid tot incorporatie van modaliteiten.

.......................................................................................................................................... 19

2.2.2. Flexibiliteit wordt begrensd door rechtszekerheid ................................................. 20

2.2.3. Conclusie................................................................................................................ 25

3. Praktijkgericht onderzoek .................................................................................................... 25

3.1. Methodologie ................................................................................................................ 25

3.2. RUP versus veredeld BPA ............................................................................................ 28

3.2.1. Algemeen ............................................................................................................... 28

3.2.2. Voorbeelden van veredelde BPA’s ........................................................................ 29

3.2.3. Conclusie................................................................................................................ 38

3.3. Afweging rechtszekerheid tegenover flexibiliteit. ........................................................ 39

3.3.1. Voorafgaande beschouwingen ............................................................................... 40

3.3.2. Onderzoek .............................................................................................................. 41

3.3.2.1. Doel van het RUP................................................................................................ 41

3.3.2.2. Bestemmingsvoorschriften................................................................................. 44

3.3.2.3. Inrichtingsvoorschriften ...................................................................................... 50

3.3.2.3. Beheervoorschriften ............................................................................................ 65

4. Conclusie.............................................................................................................................. 66

Bibliografie............................................................................................................................... 70

Page 4: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

1

Inleiding

1. In de rechtsleer is de laatste twee jaren een heuse polemiek ontstaan over de

evenwichtsoefening tussen flexibiliteit en rechtszekerheid in de stedenbouwkundige

voorschriften van ruimtelijke uitvoeringsplannen. De decreetgever wou meer flexibiliteit in de

plannen mogelijk maken wat zich ook uitte in de decretale teksten. Het opzet van dit

werkstuk is nagaan of gemeenten effectief de decreten kunnen waarmaken in de praktijk. De

onderzoeksvraag is of de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen doordrongen zijn van

flexibele stedenbouwkundige voorschriften en/of daarentegen zeer gedetailleerd zijn als

gevolg van de rechtszekerheid.

2. Om dit te achterhalen wordt vooreerst beschreven waarom de decreetgever de plannen van

aanleg inruilde voor de structuurplanning. Na een korte historiek wordt het nieuwe

planningsinstrumentarium beschreven. Dit helpt om daarna de twee planningsinstrumentaria,

in het bijzonder het bijzonder plan van aanleg en het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

te kunnen vergelijken qua rechtsgrond en doel. Op basis daarvan wordt nagegaan of

stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen flexibiliteit

en/of rechtszekerheid hoog in het vaandel gedragen.

Nadat de theoretische grondslag is onderzocht wordt overgegaan naar het praktijkgerichte

onderzoek. Het doel is na te gaan of de wil van de decreetgever, meer flexibiliteit in

ruimtelijke uitvoeringsplannen, wordt omgezet in de praktijk. Dit gebeurt aan de hand van een

toetsing aan bestaande gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Met het doel van het

ruimtelijk uitvoeringsplan als uitgangspunt worden de stedenbouwkundige voorschriften per

categorie (bestemming – inrichting – beheer) grondig onderzocht om telkens de flexibiliteit

en/of de rechtszekerheid in de stedenbouwkundige voorschriften vast te stellen.

Page 5: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

2

1. Plannen van aanleg en ingang structuurplanning

1.1. Korte historiek

3. Op enkele Koninklijke besluiten en besluitwetten na gebeurde er tot de jaren zestig niet

veel ingrijpends op het vlak van de stedenbouwwetgeving.1 Een eerste kentering kwam met

de Wet van 29 maart 1962 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en

stedenbouw.2 De wet voorzag een set van plannen van aanleg – streekplannen, gewestplannen

en gemeenteplannen- die hiërarchisch gestructureerd waren. In de praktijk werden enkel de

gewestplannen en de gemeenteplannen uitgevoerd. Tien jaar later werden in het Koninklijk

Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-

gewestplannen en gewestplannen3 typevoorschriften neergeschreven samenhangend met de

bestemming. Hierop volgde de opmaak van ontwerpgewestplannen en gewestplannen, die tot

vandaag een determinerende rol spelen. Met de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 werden

de gewesten bevoegd voor de ruimtelijke ordening. Toch bleef de Stedenbouwwet lang van

toepassing in Vlaanderen. Het is pas in 1996 dat de Vlaamse Regering, door de veelvuldige

wijzigingen van de Stedenbouwwet, de oorspronkelijke stedenbouwwet coördineerde. Dit

gebeurde bij besluit van 22 oktober 19964 en decreet 4 maart 1997

5, die geen inhoudelijke

wijzigingen aanbrachten, maar vooral zorgden voor een herstructurering en hernummering.6

4. Door het Decreet van 24 juli 1996 houdende de ruimtelijke planning7 werd in Vlaanderen

een juridische basis gelegd voor de ruimtelijke structuurplanning wat het einde betekende van

de ‘ad hoc’-wetgeving. De plannen van aanleg hadden een statisch karakter en boden geen

ruimte voor het ontwikkelen van een overkoepelende beleidsvisie op de ruimtelijke ordening.

1 Zie H. HUBEAU en W. VANDEVYVERE (eds.), Handboek Ruimtelijke ordening en stedenbouw, Brugge, die

Keure, 2004, 128-129; B. BOUCKAERT en T. DE WAELE, Ruimtelijke ordening en stedenbouw in het

Vlaamse Gewest, redactie Collectie Publiekrecht, Brugge, Vanden Broele, 2004, 8. 2 Wet 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en stedebouw, BS 12 april 1962. (Vanaf

hier: Stedenbouwwet) 3 Koninklijk Besluit 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-

gewestplannen en gewestplannen, BS 10 februari 1973. 4 Besluit Vlaamse regering 22 oktober 1996 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 24

september 1996 tot coördinatie van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening

en van de stedebouw, BS 15 maart 1997. 5 Decreet 4 maart 1997 houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse regering van 22 oktober 1996 tot

wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 24 september 1996 tot coördinatie van de wet van 29

maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw, BS 15 maart 1997. 6 Vanaf hier: Coördinatiedecreet.

7 Decreet 24 juli 1996 houdende de ruimtelijke planning, BS 27 juli 1996. (Vanaf hier: Planningsdecreet)

Page 6: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

3

Dit stond een efficiënt ruimtelijk ordeningsbeleid in de weg.8 Er moet nochtans opgemerkt

worden dat het idee van structuurplannen reeds langer bestond. Vanaf de jaren zeventig, tien

jaar na de Stedenbouwwet, werd dit gedachtegoed ontwikkeld en dook het her en der op in

beleidsverklaringen. 9

De Vlaamse overheid liet ter uitvoering daarvan het Ruimtelijk

Structuurplan Vlaanderen (RSV) 10

opmaken. Een decretaal initiatief drong zich op; dit

gebeurde in 1996 met het Planningsdecreet. Het RSV kan omschreven worden als een

onderbouwde studie met richtlijnen over de ruimtelijke ordening in Vlaanderen. Sinds 1997 is

het van kracht.

5. Een echte ommezwaai kwam met het Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie

van de ruimtelijke ordening.11

Het planningsdecreet werd hier volledig in geïntegreerd.

Verder werd de volledige ruimtelijke ordeningswetgeving gemoderniseerd. De ruimtelijke

uitvoeringsplannen, de tenuitvoerlegging van de structuurplannen, werden hier juridisch

verankerd. Het decreet trad in werking op 1 mei 2000. Het zorgde theoretisch alvast voor een

grote verandering door de gewijzigde planningsinstrumenten. Ook hier werden door middel

van een Besluit van de Vlaamse Regering12

niet-verordenende typebepalingen vastgesteld die

gebruikt kunnen worden bij de redactie van stedenbouwkundige voorschriften van een

gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplan. Toch moet worden opgemerkt dat in de praktijk anno

2009 de plannen van aanleg nog steeds een rol spelen. Het is evenwel de bedoeling dat deze

in de toekomst zullen worden vervangen door de ruimtelijke uitvoeringsplannen die in het

volgend hoofdstuk zullen worden besproken. Dit decreet is zeker niet het eindpunt in de

evolutie. Sinds 1999 zijn er verscheidene wijzigingen doorgevoerd en vandaag is een

algemeen wijzigingsdecreet voor ruimtelijke ordening goedgekeurd.13

Het zal in werking

treden op 1 september 2009. Waar relevant zullen de mogelijke wijzigingen worden vermeld.

8 H. HUBEAU en W. VANDEVYVERE (eds.), Handboek Ruimtelijke ordening en stedenbouw, Brugge, die

Keure, 2004, 193. 9 Zie H. HUBEAU en W. VANDEVYVERE (eds.), Handboek Ruimtelijke ordening en stedenbouw, Brugge, die

Keure, 2004, 130; W. VANDEVYVERE, “Het decreet houdende de ruimtelijke planning van 24 juli 1996: een

eerste analyse”, TROS 1996, 207. 10

Besluit Vlaamse Regering 23 september 1997 houdende definitieve vaststelling van het RSV, BS 21 maart

1998. (Vanaf hier: RSV) 11

Decreet 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, BS 8 juni 1999. (Vanaf hier: DRO) 12

Besluit Vlaamse Regering 11 april 2008 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de

inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, BS 1 augustus 2008. 13

Het decreet is reeds goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 27 juni 2008. De plenaire vergadering van het

Vlaams Parlement heeft het ontwerp goedgekeurd op 18 maart 2009.

Page 7: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

4

1.2. Nieuw planningsinstrumentarium

6. In de nieuwe regeling wordt de ruimtelijke ordening van het Vlaams Gewest uitgewerkt in

twee soorten plannen: ruimtelijk structuurplannen (RSP) en ruimtelijke uitvoeringsplannen

(RUP). Met betrekking tot de ruimtelijke structuurplannen worden in het kader van dit

werkstuk enkel de belangrijkste, relevante dingen toegelicht. Er zal vooral aandacht worden

besteed aan de ruimtelijke uitvoeringsplannen. De volledigheid gebiedt om nog een derde

instrument te vermelden, met name de verordeningen, waarop echter verder niet zal worden

ingegaan.14

1.2.1. Ruimtelijk structuurplan

7. Een ruimtelijk structuurplan (RSP) kan worden omschreven als een beleidsdocument dat de

krachtlijnen uitzet inzake het beleid met betrekking tot het ruimtegebruik, gericht tot de

overheid, en dat als basis dient voor de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Het geeft een

langetermijnvisie weer15

en vertrekt vanuit de bestaande toestand. Het wordt opgemaakt op de

drie bestuurlijke niveaus, met name het Vlaams Gewest, de provincie en de gemeente.16

De

structuurplanning is bovendien hiërarchisch gestructureerd.17

De normatieve kracht van een

ruimtelijk structuurplan is gediversifieerd. Elk structuurplan bevat immers een bindend

(bijvoorbeeld een bindende bepaling van het RSV bepaalt hoeveel hectare bosgebied er in

Vlaanderen de komende jaren moet bijkomen), een richtinggevend (bijvoorbeeld waar de

gemeente een lokaal bedrijventerrein wil inplanten) en een informatief gedeelte.18

Dit maakt

dat de hiërarchische ondergeschiktheid van de lagere plannen aan de hogere zwakker is bij

RSP dan bij RUP. Enkel de bindende voorschriften hebben immers een absoluut karakter.

Van de richtinggevende kan in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken.19

Een RSP bepaalt

zelf geen regels of voorschriften voor een concreet perceel, het stelt wel de algemene

voorwaarden waaraan die voorschriften moeten voldoen. Het kan beschouwd worden als het

basisdocument aangezien de ruimtelijke uitvoeringsplannen worden opgemaakt ter uitvoering

van het RSP.20

14

Zie art. 3 DRO. 15

Art. 18, lid 1 DRO. 16

Art. 18, lid 2 DRO. 17

Art. 24 en 31 DRO. 18

Art. 19 DRO. 19

R. VEKEMAN, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw, Planologie, Verordeningen en Vergunningen,

Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1999, 45. 20

Art. 41, § 2 DRO (gewestelijk RUP), art. 44, § 2 DRO (provinciaal RUP), art. 48, § 2 DRO (gemeentelijk

RUP).

Page 8: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

5

1.2.2. Ruimtelijk uitvoeringsplan

1.2.2.1. Algemeen

8. Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) wordt opgemaakt ter uitvoering van een RSP. RUP’s

kunnen bijgevolg pas worden vastgesteld vanaf het moment dat de provincie of gemeente

over een goedgekeurd RSP beschikken. Het is een plan dat de toekomstige bestemming,

inrichting of beheer aangeeft van het betrokken gebied21

en is gericht tot de overheid én de

burger. Het bevat dus, in tegenstelling tot het RSP, concrete voorschriften. Ook hier kan een

RUP op drie bestuursniveaus worden opgemaakt, met name het Vlaams Gewest, de provincie

en de gemeente.22

Tussen de verschillende niveaus bestaat eveneens de klassieke

hiërarchische verhouding23

, die hier, in tegenstelling tot de RSP’s, absoluut is. Nochtans

bestaat er geen rechtstreeks hiërarchisch verband tussen de RUP’s onderling. Dat verband

wordt enkel via RSP’s gelegd. Wat de takenverdeling tussen de verschillende niveaus betreft

speelt het subsidiariteitsbeginsel. Elke overheid regelt een materie wanneer dit het meest

geschikt is om op het bewuste niveau te regelen. Beslissingen moeten worden genomen op het

meest geschikte niveau. Dit beginsel impliceert dat de planning niet in een bepaalde volgorde

hoeft te verlopen. 24

In het nieuwe decreet zal het subsidiariteitsbeginsel van artikel 37 DRO

nog verder worden verfijnd. Een planningsniveau zal met instemming van alle andere

bevoegde planningsniveaus een planningsinitiatief voor een bepaald gebied kunnen nemen,

ook al beschikt het niet over de daartoe noodzakelijke planningsbevoegdheid.

In het kader van dit werkstuk wordt vooral de nadruk gelegd op de gemeentelijke RUP’s.

Deze vervangen de algemene plannen van aanleg (APA), die het grondgebied van de gehele

gemeente bestrijken, en de bijzondere plannen van aanleg (BPA), die tot een deel van de

gemeente beperkt blijven25

, en juridisch verankerd liggen in het Coördinatiedecreet 1996.

21

H. HUBEAU en W. VANDEVYVERE (eds.), Handboek Ruimtelijke ordening en stedenbouw, Brugge, die

Keure, 2004, 206. 22

Art. 37 DRO. 23

Art. 44, § 2, tweede lid DRO en 48, § 3 DRO. 24

Ontwerp van decreet houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, Parl.St. Vl. Parl. 1998-99, nr 1332/8,

29. 25

Sedert de inwerkingtreding van de stedenbouwwet hebben gemeenten talrijke BPA’s vastgesteld. DE APA’s

zijn evenwel schaars gebleven.

Page 9: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

6

1.2.2.2. Decretale inhoud

9. De inhoud van een RUP wordt in artikel 38 DRO decretaal vastgelegd. Dit bevat evenwel

geen opsomming van concrete onderwerpen, maar wordt abstract gedefinieerd. Een RUP

moet een grafisch plan bevatten. Daarnaast maakt de bestaande feitelijke en juridische

toestand een verplicht en integrerend onderdeel uit. De feitelijke toestand wordt visueel

weergegeven in de (gemeentelijke) RUP’s door fotoreportages, luchtfoto’s van het gebied,

percelenkaarten, … Een RUP kan stedenbouwkundige voorschriften inzake bestemming,

inrichting, en/of het beheer van het gebied bevatten. Hier wordt zo dadelijk dieper op

ingegaan. Verder zal een verantwoording van de relatie met het RSP in het RUP geschreven

worden. In veel gemeentelijke RUP’s wordt de relatie omschreven met het RSV, het

provinciaal RSP én het gemeentelijk RSP. Nochtans zou in theorie enkel de relatie met het

gemeentelijk RSP moeten volstaan, aangezien het gemeentelijk RSP geacht wordt in

overeenstemming te zijn met minstens de bindende bepalingen van het provinciaal RSP en

RSV. Desgevallend wordt een opgave van de voorschriften van andere plannen die door het

RUP worden opgeheven weergegeven.26

In het nieuwe decreet worden nog andere inhoudelijke vereisten toegevoegd. In voorkomend

geval moet een overzicht van de conclusies van het planmilieueffectenrapport, de passende

beoordeling, het ruimtelijk veiligheidsrapport, en andere verplicht voorgeschreven

effectenrapporten worden bijgevoegd in het RUP. Ook wordt, indien van toepassing, een

register vereist van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die

aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een

compensatie.27

10. Het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht.

Dit heeft tot gevolg dat de voorschriften van een RUP zowel bindend zijn voor de overheid

als voor de burger. RUP’s leveren bijgevolg onder meer de basis van het vergunningenbeleid.

Er zijn, zoals reeds vermeld, drie soorten stedenbouwkundige voorschriften.

Bestemmingsvoorschriften bepalen welke activiteiten al dan niet zijn toegelaten in een

bepaald gebied, bijvoorbeeld wonen in woongebied, bedrijvigheid in industriegebied. Hier

26

Art. 38, § 1 DRO. 27

Art. 38, 6° en 7°. Zie artikel 18 in Ontwerp van decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijk

plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid, Parl.St. Vl. Parl. 2008-09, nr. 2011/6.

Page 10: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

7

wordt een afweging gemaakt van verschillende aanspraken op de ruimte.28

Dit houdt in dat

meerdere functies en activiteiten toegelaten zijn in een bepaald gebied. Bijvoorbeeld in

woongebied worden naast de woonfunctie veelal ook horeca, bedrijven, kantoren, bepaalde

vormen van recreatie, … toegelaten. Inrichtingsvoorschriften houden verband met hoe de

activiteiten of functies hun plaats krijgen in de ruimte, meer bepaald de ordening van het

gebied. Voorbeelden zijn voorschriften met betrekking tot de kavelgrootte, wegenontsluiting,

bouwvrije zones, bouwmaterialen,… Beheervoorschriften zijn eerder gericht op het behoud

van de optimale ruimtelijke voorwaarden voor het goed functioneren van de in een gebied

toegelaten activiteiten en de vrijwaring van de ruimtelijk karakteristieke elementen en

eigenschappen van het plangebied. Hier kan gedacht worden aan voorschriften over het

onderhoud van beplanting in bufferzones, over het behoud van landschappelijke waardevolle

elementen. In de parlementaire voorbereiding bij het decreet wordt benadrukt dat het niet

verplicht is om al deze voorschriften te bevatten. Veel hangt af van de doelstellingen van het

plan. 29

1.2.2.3. Relatie RUP en RSP

11. Ten aanzien van bestaande plannen van aanleg heeft de inwerkingtreding van een RSP

geen rechtstreekse gevolgen. Bij de opmaak van een nieuw RUP moet dit evenwel gebeuren

ter uitvoering van het overeenstemmende RSP.30

De bindende bepalingen van een RSP zijn

juridisch afdwingbaar. Dit geldt ook voor het richtinggevende gedeelte hoewel hiervan per

uitzondering kan van worden afgeweken. Deze uitzonderingen zijn in het decreet

omschreven.31

Een RUP moet dus een uitvoering zijn van de bindende bepalingen van een

goedgekeurd RSP.

Dit kan echter niet impliceren dat een derde-belanghebbende daarom geen

bestemmingswijziging van een RUP zou kunnen aanvechten. Een plannende overheid kan

zich niet verstoppen achter (zelfs bindende) bepalingen van haar eigen RSP waarin de optie

wordt geformuleerd om die bestemmingswijziging door te voeren als verweer tegen de

28

M. BAUWENS, T. DE WAELE, W. VANDEVYVERE, “Plannen en uitvoeren: Het ruimtelijk

uitvoeringsplan als instrument in het proces van idee tot realisatie. Juridische positie en redactie van een

ruimtelijk uitvoeringsplan.”, TROS 2007, 7. 29

Ontwerp van decreet houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, Parl.St. Vl. Parl. 1998-99, nr 1332/ 1,

23. 30

Art. 41, § 2 DRO, art. 44, § 2 DRO, art. 48, § 2 DRO; Zie ook RvS 17 mei 2005, nr. 144.477, Jamar ea. 31

Art. 19, § 2-5 DRO.

Page 11: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

8

wettigheidskritiek op haar RUP. De Raad van State oordeelde meermaals dat het mogelijk

blijft om wettigheidsbezwaren die het RSP zou stellen, op te werpen in het raam van het

beroep gericht tegen de latere uitvoering van het RSP.32

De controle zal evenwel marginaal

gebeuren gezien de ruime beoordelingsvrijheid van de plannende overheid.

Overigens moet dit ook niet steeds letterlijk worden opgevat. In een geval waar een

gemeentelijk RSP als algemene doelstelling het tegengaan van de versnippering van

landbouwgebied voor ogen hield werd een gemeentelijk RUP aangevochten dat de

gewestplanbestemming agrarisch gebied deels omzet in zone voor dagrecreatie. Hier werd de

schending van artikel 48, § 2 DRO aangevoerd doordat het gemeentelijk RUP het

gemeentelijk RSP naast zich zou neerleggen. Toch oordeelde de Raad van State dat de

algemene doelstelling van het gemeentelijk RSP niet uitsluit dat hier of daar een agrarisch

gebied een andere bestemming krijgt. Bovendien bepaalde het richtinggevende gedeelte van

het gemeentelijk RSP dat recreatiegebieden voor spel- en sportvoorzieningen dienden te

worden geoptimaliseerd. Het middel werd dan ook niet ernstig bevonden.33

Artikel 48, §2, DRO voorziet dat de gemeentelijke RUP’s worden opgemaakt ter uitvoering

van het gemeentelijk RSP. Artikel 19, §5, DRO bepaalt dat de overheid die het RSP heeft

vastgesteld, na de vaststelling ervan, de nodige maatregelen neemt om de RUP’s in kwestie in

overeenstemming te brengen met het RSP. In het gemeentelijk RSP van de gemeente Nijlen

werd geopteerd om bedrijventerreinen in de kernen te verfijnen tot bedrijventerreinen voor

kleine, niet-hinderlijke bedrijven. Grootschalige en te dynamisch nieuwe bedrijven dienden te

worden geweerd. Dit werd verder uitgewerkt in het gemeentelijk RUP “Bedrijvenzone

Gewat” van Nijlen. De gemeente kwam evenwel tot de vaststelling dat bepaalde bestaande

bedrijven niet voldoen aan de stedenbouwkundige voorschriften van het gemeentelijk RUP.

Voor deze bedrijven werd voorzien in een overgangsregeling die ertoe strekte dat de

bestaande bedrijven niet werden onderworpen aan de stedenbouwkundige voorschriften van

het gemeentelijk RUP zolang zij hun activiteiten niet stopzetten. De inwerkingtreding van de

stedenbouwkundige voorschriften van het gemeentelijk RUP werd hierdoor uitgesteld. Dit

impliceert eveneens dat de overeenstemming met en de realisatie van het gemeentelijk RSP

32

RvS 16 februari 2005, nr. 140.739, Rabaey, Verslag van de auditeur C. BAMPS, TROS 2005, 140; RvS 4

december 2007, nr. 177.588, vzw. Red de Erpe- en Siesegemkouter. 33

RvS 30 januari 2007, nr. 167.242, Jamoul en Swinnen.

Page 12: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

9

voor onbepaalde tijd werd uitgesteld. De Raad van State achtte dit strijdig met artikel 48, §2,

DRO en artikel 19, §5, DRO.34

1.2.2.4. Relatie RUP en plannen van aanleg

12. Artikel 201 DRO regelt dit vraagstuk. De bestaande plannen van aanleg (gewestplan,

APA, BPA) worden in principe behouden tot ze worden vervangen door een RUP, behalve

indien het RUP dit anders bepaalt.35

Door het behoud ontstaat geen juridisch vacuüm. Artikel

201 DRO gaat aldus verder dan het principe lex posterior derogat priori. Voor zover het de

vervanging betreft van bijvoorbeeld een gewestplan door een gewestelijk RUP is het een

bevestiging van de interpretatieregel. Artikel 201 DRO maakt het echter mogelijk dat een

gemeentelijk RUP een gewestplan kan vervangen.36

Een RUP kan een BPA ook slechts gedeeltelijk vervangen waardoor een aantal voorschriften

van het BPA van kracht blijven. Dit maakt dat voor hetzelfde gebied én een RUP en een BPA

van toepassing zijn wat kan leiden tot interpretatieproblemen.37

Dit soort van complexe

toestanden is ongetwijfeld geen goede zaak voor de rechtszekerheid. Tot zolang de gemeente

niet over een goedgekeurd RSP beschikt kan een gemeente zelfs nog APA’s/BPA‘s blijven

opmaken en herzien.38

Deze overgangsperiode, waarin oude plannen van aanleg bestaan naast

nieuwe uitvoeringsplannen, bestaat vandaag nog steeds.

1.2.2.5. Stand van zaken RUP’s

13. Het is niet exact te achterhalen hoeveel Vlaamse gemeenten reeds gemeentelijke RUP’s

hebben opgemaakt. Wel kan worden vastgesteld dat 43 Vlaamse gemeenten beschikken over

een gemeentelijk RSP. Er kan bijgevolg besloten worden dat maximum 43 Vlaamse

34

RvS 23 april 2008, nr. 182. 268, Stappaerts ea. 35

Art. 201 DRO. 36

H. HUBEAU en W. VANDEVYVERE (eds.), Handboek Ruimtelijke ordening en stedenbouw, Brugge, die

Keure, 2004, 217 en M. BAUWENS, T. DE WAELE, W. VANDEVYVERE, “Plannen en uitvoeren: Het

ruimtelijk uitvoeringsplan als instrument in het proces van idee tot realisatie. Juridische positie en redactie van

een ruimtelijk uitvoeringsplan.”, TROS 2007, 5. 37

B. BOUCKAERT en T. DE WAELE, Ruimtelijke ordening en stedenbouw in het Vlaamse Gewest, Redactie

Collectie Publiek Recht, Brugge, Vanden Broele, 2004, 41. 38

B. BOUCKAERT en T. DE WAELE, Ruimtelijke ordening en stedenbouw in het Vlaamse Gewest, Redactie

Collectie Publiek Recht, Brugge, Vanden Broele, 2004, 41.

Page 13: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

10

gemeenten beschikken over gemeentelijke RUP’s of ten minste bezig zijn aan de opmaak

ervan.39

1.3. Doel structuurplanning

14. Met de inwerkingtreding van DRO is een nieuwe samenhang mogelijk in de ruimtelijke

ordening. De verhouding tussen RSP en RUP moet het mogelijk maken om per bestuurlijk

niveau in het RSP een overkoepelende en coherente beleidsvisie te ontwikkelen en vast te

leggen voor het betrokken gebied, terwijl dezelfde overheid via een RUP uitvoering aan haar

visie kan geven waardoor het verordenend wordt voor de burger. Via deze werkwijze wordt

een garantie geboden voor een meer doordachte, duurzame en kwalitatieve uitvoering van het

ruimtelijk beleid.

De decreetgever had als doel om via de structuurplanning een nieuwe dynamiek in de

ruimtelijke ordening ingang te laten vinden. Dit impliceerde dat werd afgestapt van

gedetailleerde en stroeve voorschriften, zoals deze in een BPA voorkwamen, maar

integendeel voldoende soepele, flexibele voorschriften werden neergeschreven zodat werd

vermeden dat om de haverklap een afwijking zou worden aangevraagd.40

Het nieuwe DRO

biedt ongetwijfeld goede mogelijkheden voor een goed ruimtelijk beleid. Uiteraard kan een

wetgeving op zich dit niet garanderen. Heel veel hangt af van de implementatie van die

wetgeving in de praktijk. Dit zal vanaf nu onderzocht worden, meer bepaald of de gemeenten

door het nieuwe planningsinstrumentarium wel degelijk de ruimte krijgen om meer flexibele

voorschriften in te schrijven.

2. Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke RUP’s: flexibiliteit en/of rechtszekerheid?

15. De invoering van de structuurplanning kon rekenen op gejuich van planologen. Deze

vonden de gemeentelijke plannen van aanleg verouderd, onflexibel noch dynamisch en amper

gericht op de effectieve realisatie van het geplande.41

Daar zou met de structuurplanning

verandering in komen. Juristen daarentegen hadden minder begrip voor het flexibele en

39

http://www2.vlaanderen.be/ruimtelijk/vergunningen/vijfvoorwaarden/voorwaarden_overzicht_1.html. 40

Memorie van Toelichting bij het Wijzigingsdecreet van 21 november 2003, Parl.St. Vl. Parl. 2002-03, nr.

1800/1, 14. 41

S. ROOSEN, “Structuurplanning: voer voor planologen en/of juristen”, TROS 1996, 132.

Page 14: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

11

schijnbaar vrijblijvende karakter daarvan. Dit zou de rechtszekerheid waarvoor zij ijveren

ondermijnen. Om de tegenstelling te duiden kan gesteld worden dat het streven naar

rechtszekerheid vraagt om eenduidige regels, terwijl een doeltreffende ruimtelijke planning

behoefte heeft aan dynamiek en flexibiliteit.42

Dit contrast blijft tot vandaag zorgen voor het

steeds aftasten van de grenzen van flexibiliteit. Een gebrek aan flexibiliteit verstart het

ordeningssysteem, terwijl een exces de rechtszekerheid in het gedrang brengt.43

Hier worden

vooreerst de relevante wetgevende bepalingen, die al dan niet mogelijkheden geven tot

flexibiliteit, uit het Coördinatiedecreet (BPA) en DRO (RUP) met elkaar vergeleken.

2.1. Bijzonder plan van aanleg

16. Een BPA is het resultaat en de weergave van het ruimtelijk beleid voor een bepaald

gebied. Een APA geldt voor de hele gemeente. Een gemeentelijk RUP kan gelden voor het

geheel of een deel van het gemeentelijk territorium. Een gemeentelijk RUP komt zodus in de

plaats van zowel een APA als een BPA, maar aangezien slechts weinig gemeenten een APA

hebben wordt verder in vergelijking met een gemeentelijk RUP enkel nog het BPA vermeld.

17. De rechtsgrond wordt gevonden in artikel 14 van het Coördinatiedecreet. Op basis van dit

artikel heeft de Raad van State meermaals geoordeeld dat rechtszekerheid prioritair is in een

BPA.44

Het artikel bepaalt dat een BPA voor het betreffende grondgebied de bestaande

toestand45

en gedetailleerde bestemming van de verschillende delen van het grondgebied voor

bewoning, nijverheid, landbouw of enig ander gebruik moet geven.46

Dit zijn gedetailleerde

bestemmingsvoorschriften. Bovendien moet het BPA verplicht de voorschriften betreffende

de plaatsing, grootte en de welstand van de gebouwen en afsluitingen, alsmede die

betreffende de binnenplaatsen en tuinen aangeven.47

Dit zijn inrichtingsvoorschriften die voor

bepaalde aspecten verplicht worden gesteld. Een laatste verplicht onderdeel zijn de tracés van

alle wijzigingen in het bestaand verkeerswegennet.48

Uit deze verplichte voorschriften kan

42

M. BAUWENS en H. HUBEAU, “Ten geleide: Juristen versus ruimtelijke planners”, TROS

1999,themanummer “Flexibiliteit en rechtszekerheid in de ruimtelijke planning”, 2-3. 43

RvS 13 augustus 1999, nr. 82.079, Correia de Almeda, Noot B. ROELANDTS, “Flexibiliteit in aanleg- en

uitvoeringsplannen”, TROS 2000, 20. 44 RvS 13 augustus 1999, nr. 82.079, Correia de Almeda; RvS 21 februari 2003, nr. 116.301, Buurtcomité

Flanders Expo, RvS 28 april 2008, nr. 182.507, Aerts. 45

Art. 14, eerste lid, 1° Coördinatiedecreet. 46

Art. 14, eerste lid, 2° Coördinatiedecreet. 47

Art. 14, eerste lid, 4° Coördinatiedecreet. 48

Art. 14, eerste lid, 3° Coördinatiedecreet.

Page 15: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

12

afgeleid worden dat een BPA een hoge detailleringgraad vergt; de decretale inhoud vereist

strakke eisen.

18. Volgens artikel 14 moet in het BPA zelf, vooraf en op concrete wijze de inrichting van de

te voorziene zones wordt vastgelegd. In het BPA “Sint Bavostraat-Dr. Donnyplein en

omgeving” in Antwerpen bepaalde een stedenbouwkundig voorschrift:

“Deze zone is bestemd om, door middel van openbare en/of privé initiatieven,

ontwikkeld te worden tot een woongebied met ééngezins- en/of meergezinshuizen, op

basis van een op te stellen gedetailleerd totaal-ontwerp. Hierbij dient de nodige

aandacht besteed aan de natuurlijke gegevenheden van het terrein, bv., hoogstammige

bomen, bebossing, waterlopen, ed., alsmede aan de ontsluiting van het gebied d.m.v.

penetratiewegen (zonder doorgaand verkeer naar wegen van een hoger niveau) voor

het gemotoriseerd verkeer en d.m.v. fiets- en voetgangerspaden naar de omringende

openbare wegen.”

Dit voorschrift bepaalde de bestemming, doch op basis van een op te stellen gedetailleerd

totaal-ontwerp. Hierdoor ontbreekte gedurende onbepaalde tijd een echte ordening van het

gebied waardoor gedurende die periode a priori de mogelijkheid werd ontzegd voor verzoeker

om een stedenbouwkundige vergunning te verkrijgen. Aldus miskende het BPA de

rechtszekerheid waar moet naar worden gestreefd.49

Het arrest Correia de Almeida gaat over een BPA van de gemeente Hoeilaart waarin een

projectgebied werd ingedeeld in zones. Een stedenbouwkundig voorschrift van het BPA

bepaalde:

“elke concrete inrichting binnen deze zone dient te gebeuren aan de hand van een

inrichtingsplan voor de gehele zone, volgens de bepalingen van art. 1.10”.

De opstellers van het BPA trachtten hier duidelijk een vorm van flexibiliteit in te bouwen. Het

BPA werd door de Raad van State echter vernietigd. Het voorschrift voldeed niet aan artikel

14, lid 1, 2° Coördinatiedecreet. Het gaf niet de vereiste gedetailleerde bestemming weer,

maar het laat het invullen ervan eerder over aan een later goed te keuren inrichtingsplan.50

Tot

een gelijkaardig oordeel kwam de Raad van State in het schorsingsarrest Buurtcomité

Flanders Expo waarin de stedenbouwkundige voorschriften geen gedetailleerde bestemming

en geen voorschriften betreffende de plaatsing, de grootte en de welstand van de gebouwen in

49

RvS 28 april 2008, nr. 182.507, Aerts. 50

RvS 13 augustus 1999, nr. 82.079, Correia de Almeida.

Page 16: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

13

de zin van artikel 14 Coördinatiedecreet bevatten. De opstellers voorzagen in de voorschriften

een procédé dat er toe strekte ruimere bouwmogelijkheden te creëren binnen de gestelde

maxima. Dit legde echter de concrete inrichting van de zone niet vast, maar delegeerde die

opdracht aan de vergunningverlenende overheid.51

In beide BPA’s werd een werkwijze ingevoerd waardoor de goede plaatselijke ordening

bepaald zal worden door de vergunningverlenende overheid, terwijl het in beginsel het BPA is

dat deze ordening vastlegt.52

De beoordeling van de goede ruimtelijke ordening dient te

gebeuren bij de opmaak van het BPA. Die beoordeling mag uitgaan van meerdere

alternatieven en dus flexibel zijn, maar mag niet worden uitgesteld.53

Ongeacht het feit dat de Raad van State in het arrest Correia de Almeida geen onderscheid

lijkt te maken tussen de bestemming en inrichting van het gebied, aangezien de beoogde

incorporatie van flexibiliteit zich eerder lijkt te situeren op het niveau van de inrichting54

, kan

besloten worden dat de eisen van rechtszekerheid bij een BPA zwaar doorwegen. Het BPA

moet alle voorschriften van artikel 14 Coördinatiedecreet bevatten, precies omdat de

betrokken eigenaars en omwonenden hun rechtspositie exact zouden kunnen inschatten. Door

de werkwijze ingebouwd in de stedenbouwkundige voorschriften worden de

belanghebbenden echter voor onbepaalde tijd in het ongewisse gelaten over de uiteindelijke

inrichting van de betrokken zone. In beide arresten voegt de Raad van State evenwel toe dat

overigens niets verhindert dat de stedenbouwkundige voorschriften van een BPA flexibel zijn.

Het is echter vereist dat het BPA voldoende rechtszekerheid verschaft, zodat de betrokkenen

steeds concreet weten wat de inhoud en gevolgen van de voorschriften zijn.55

19. Het werd duidelijk dat de ruimtelijke planning en ruimtelijke ordening een dynamisch

gegeven vormen. De ruimtelijke ordening, veruitwendigd in BPA’s, was evenwel het

juridisch vastleggen van een momentopname, van een tijdgebonden keuze en had een statisch

51

RvS 21 februari 2003, nr. 116.301, Buurtcomité Flanders Expo. 52

RvS 5 juni 2003, nr. 120.209, Muto, Noot F. DE PRETER “Flexibiliteit en rechtszekerheid in de voorschriften

van plannen van aanleg”, TROS 2003, 366. 53

RvS 5 juni 2003, nr. 120.209, Muto, Noot F. DE PRETER “Flexibiliteit en rechtszekerheid in de voorschriften

van plannen van aanleg”, TROS 2003, 368. 54

De Raad van State had hier eerder een schending van artikel 14, lid 1, 4° Coördinatiedecreet, waarin de

verplichte inrichtingsvoorschriften zijn opgesomd, moeten weerhouden. Zie RvS 13 augustus 1999, nr. 82.079,

Correia de Almeda, Noot B. ROELANDTS “Flexibiliteit in aanleg- en uitvoeringsplannen”, TROS 2000, 21. 55

RvS 13 augustus 1999, nr. 82.079, Correia de Almeda; RvS 21 februari 2003, nr. 116.301, Buurtcomité

Flanders Expo.

Page 17: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

14

karakter.56

Dit statisch karakter werd mede gevormd door de vereiste van rechtszekerheid. Dit

werd geïnterpreteerd als een statisch concept dat moeilijk verzoenbaar was met de nood aan

dynamiek en flexibiliteit. Een BPA was overigens door zijn gedetailleerde voorschriften snel

achterhaald en kon moeilijk of niet worden aangepast aan de feitelijke situatie, noch aan de

nieuwe stedenbouwkundige interpretaties van de tijd en de beleidsvisie van de gemeente.57

De

roep, van vooral ruimtelijke planners, om het planningsinstrumentarium af te stemmen op het

dynamisch karakter werd gehoord.

Dit verhaal mag echter niet zwart-wit worden verteld. Hoewel het zo is dat een BPA

gedetailleerde voorschriften diende te bevatten, toch werd flexibiliteit in de

stedenbouwkundige voorschriften toegestaan in zoverre het de rechtszekerheid niet in het

gedrang bracht.58

De ruimtelijke structuurplannen werden ingevoerd door het

Planningsdecreet in 1996. Op dat ogenblik werden de acties van de structuurplannen

uitgewerkt door BPA’s, aangezien de introductie van RUP’s pas in 1999 aan de orde is

gekomen. Bij BPA’s uitgevoerd ter verwezenlijking van structuurplannen werd de noodzaak

gevoeld om vormen van flexibiliteit in te bouwen. Ontwerpers trachtten dan ook te

experimenteren binnen, en soms op de rand van, de beperkte mogelijkheden van het

Coördinatiedecreet.59

Ontwerpers trachtten bijvoorbeeld flexibiliteit in te bouwen via de

“harmonieregel” om ontsporing van de bouwhoogte tegen te gaan. Een “typeprofiel” wordt

voorgesteld en elk ontwerp moet een harmonische overgang maken tussen bestaande

gebouwen. Er kan dus besloten worden dat een BPA over het algemeen statisch was, maar

vooral in de meest recente BPA’s is een evolutie merkbaar naar meer flexibiliteit. Toch moet

volgens bepaalde auteurs zorgvuldig worden omgesprongen met de harmonieregel aangezien

die kan leiden tot interpretatieconflicten.60

Dit is ook zo, maar het is vooral van belang dat de

harmonieregel wordt bekeken in samenhang met de andere voorschriften om te kijken of

voldaan is aan de rechtszekerheidseis. De stedenbouwkundige voorschriften moeten in het

geheel bekeken worden, niet één per één.

56

B. VANBELLE, “De onzekerheden van de bijzondere plannen van aanleg”, TROS 1999, themanummer

“Flexibiliteit en rechtszekerheid in de ruimtelijke planning”, 33. 57

M. Ampe, “Flexibiliteit en rechtszekerheid in de gemeentelijke praktijk”, TROS 1999, themanummer

“Flexibiliteit en rechtszekerheid in de ruimtelijke planning”, 40. 58

RvS 13 augustus 1999, nr. 82.079, Correia de Almeda; RvS 21 februari 2003, nr. 116.301, Buurtcomité

Flanders Expo. 59

G. VLOEBERGH, “Flexibiliteit in de ruimtelijke planning”, TROS 1999, themanummer “Flexibiliteit en

rechtszekerheid in de ruimtelijke planning”, 4. 60

Zie A. GLABEKE, X. BUYS, “Stedenbouwkundige voorschriften: over juridische hindernissen en legistieke

valkuilen”, TROS 2006, 369.

Page 18: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

15

2.2. Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

20. De decreten van 24 juli 1996 (Planningsdecreet) en van 18 mei 1999 (DRO) introduceerde

nieuwe planfiguren: de ruimtelijke structuurplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen.

21. Artikel 4 DRO bevat de doelstelling die wordt nagestreefd door het ruimtelijk beleid. Het

is met name gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. De ruimte moet gebruikt

worden op een manier dat in de ruimtebehoeften van de toekomstige generatie ook voorzien

wordt. Een RUP moet steeds een duurzame ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit

nastreven. Om te voldoen aan het ‘duurzaam’ karakter moet een RUP voldoende flexibel zijn.

Dit vermijdt situaties waarin een RUP al na korte tijd moet gewijzigd worden. Esthetische

voorschriften met een tijdsgebonden karakter bijvoorbeeld zullen de duurzaamheid in de weg

staan en zullen dan ook vermeden worden in een RUP. 61

De decreetgever ging uit van het dynamische gegeven van de ruimtelijke planning en

ruimtelijke ordening. Hij wou meer mogelijkheden bieden om een flexibele invulling te geven

aan de inhoud. Terzelfdertijd kunnen we ervan uitgaan dat ten aanzien van de

rechtsonderhorige voldoende rechtszekerheid moet worden geboden.62

Het RUP werd aanzien

als een ‘actiegericht’ plan, dat een antwoord moest bieden op de nadelen van de BPA’s die als

passief en statisch werden ervaren. Bij een BPA was immers niet gegarandeerd dat de

overheid de in de plannen voorziene bestemmingen zou realiseren. Met de invoering van

RUP’s zou hier verandering in komen. Nochtans wordt vastgesteld dat de verwezenlijking

van een RUP hoofdzakelijk gebeurt door het optreden van particulieren, met name door de

aanvraag van een vergunning, die de overheid kan goedkeuren of weigeren binnen het

bestaand RUP. Dit duidt op de relativiteit van de actiegerichtheid van een RUP.63

2.2.1. Flexibiliteit kan worden verhoogd

22. Artikel 38 en 39 DRO schrijven de inhoud van een RUP voor. De onderlijnde stukken zijn

wijzigingen, toevoegingen door het nieuwe decreet tot aanpassing en aanvulling van het

61

Zie meer uitgebreid W. VANDEVYVERE, “De werking van het planningssysteem van het nieuwe decreet op

de ruimtelijke ordening”, TROS 2000, 11-12. 62

P. POPELIER, “Rechtszekerheid in de ruimtelijke planning”, TROS 1999, themanummer “Flexibiliteit en

rechtszekerheid in de ruimtelijke planning”, 22. 63

B. BOUCKAERT, T. DE WAELE, Ruimtelijke ordening en stedenbouw in het Vlaamse Gewest, Redactie

Collectie Publiek Recht, Brugge, Vanden Broele, 2004, 17.

Page 19: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

16

ruimtelijk plannings- vergunningen- en handhavingsbeleid dat vanaf 1 september 2009 in

werking zal treden.

“Art. 38. §1. Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat:

1° een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van

toepassing is;

2° de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de

inrichting en/of het beheer, en, desgevallend, de normen, vermeld in artikelen 4.1.12

en 4.1.13 van het decreet van […] betreffende het grond- en pandenbeleid;

3° een weergave van de feitelijke en juridische toestand;

4° de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen

waarvan het een uitvoering is;

5° in voorkomend geval, een zo mogelijk limitatieve opgave van de voorschriften die

strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden.

Het grafische plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van

toepassing is en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften hebben

verordenende kracht.

6° in voorkomend geval een overzicht van de conclusies van:

a) het planmilieueffectenrapport;

b) de passende beoordeling;

c) het ruimtelijk veiligheidsrapport;

d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten;

7° in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop

een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een

planschadevergoeding, vermeld in artikel 84, een planbatenheffing, vermeld in artikel

87, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van […]

betreffende het grond- en pandenbeleid;

§2. Ruimtelijke uitvoeringsplannen blijven gelden tot ze worden vervangen. Ze kunnen

te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden vervangen.

De regels voor het opmaken van ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn eveneens van

toepassing op de vervanging ervan.

§3. De voorschriften van het gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplan heffen de

voorschriften van de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die

daar strijdig mee zijn, van rechtswege op.

Page 20: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

17

De voorschriften van het provinciale ruimtelijke uitvoeringsplan heffen de

voorschriften van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die daar strijdig

mee zijn, van rechtswege op”

“Art. 39. §1. De stedenbouwkundige voorschriften kunnen eigendomsbeperkingen

inhouden, met inbegrip van bouwverbod.

De stedenbouwkundige voorschriften kunnen van die aard zijn dat ze na verloop van

tijd in werking treden of dat de inhoud op een bepaald tijdstip verandert.

De stedenbouwkundige voorschriften kunnen modaliteiten voorschrijven die bij de

inrichting van het gebied in acht moeten worden genomen.

De Vlaamse regering kan de stedenbouwkundige voorschriften vaststellen die in de

ruimtelijke uitvoeringsplannen gebruikt worden, met hun grafische aanduiding.

§2. Een ruimtelijk uitvoeringsplan kan specifieke stedenbouwkundige voorschriften

bevatten, eigen aan dat plan.

§3. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de vorm en

de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen.”

Uit de samenlezing van deze twee artikelen kunnen drie elementen worden gevonden waaruit

blijkt dat de decreetgever de bedoeling had meer mogelijkheid inzake flexibiliteit te

voorzien.64

2.2.1.1. Uniforme inhoudsbepaling

23. Artikel 38 DRO geldt voor een ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit artikel geldt onafhankelijk

of we te maken hebben met een gewestelijk, dan wel provinciaal of gemeentelijk RUP. Dit is

anders bij de plannen van aanleg; elk aanlegplan heeft een verschillende inhoud.65

Een RUP

bevat de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake bestemming, inrichting en/of

beheer.66

Uit de bewoording “en/of” kan besloten worden dat een RUP niet noodzakelijk én

bestemmings- én inrichtings- én beheersvoorschriften moet bevatten.67

64

Zie B. ROELANDTS, “Flexibiliteit in aanleg- en uitvoeringsplannen”, in TROS 2000, 23-24. 65

De inhoudsomschrijving voor de gewestplannen, APA en BPA is respectievelijk bepaald in de artikel 10, 13

en 14 van het Coördinatiedecreet. 66

Zie randnummer 10 67

Ontwerp van decreet houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, Parl.St. Vl. Parl. 1998-99, 1332/1, 23.

Page 21: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

18

24. De stedenbouwkundige voorschriften bevatten verordenende kracht. Om een mate van

flexibiliteit te behouden is het aangewezen dat de ontwerper enkel de noodzakelijke

elementen voorwerp maakt van stedenbouwkundige voorschriften. Het geven van

achtergrondinformatie, verwijzingen naar andere toepasselijke regelgeving en dergelijke meer

kunnen zeker in de toelichtingsnota worden ingeschreven. De toelichtingsnota wordt veelal

gebruikt om de planologische motieven en doelstellingen van de stedenbouwkundige

voorschriften te verduidelijken of om voorbeelden te geven, wat duidelijke aanwijzingen kan

bieden voor de interpretatie van de regels. Hierdoor zal de nood aan detailregelingen dalen.68

Bijvoorbeeld wordt bij de inrichtingsvoorschriften van een RUP vaak verordenend vastgelegd

dat groene afsluitingen uit streekeigen boom- en struiksoorten moeten bestaan. In de

toelichting wordt dan vaak verduidelijkt wat hieronder concreet moet worden verstaan of

wordt de titel gegeven van een gids waarin het streekeigen groen staat beschreven.69

De

toelichtingsnota heeft evenwel geen verordenende kracht, wat betekent dat de toelichting best

geen bepalingen bevat die in feite bijkomende voorschriften zijn aangezien deze niet

afdwingbaar kunnen worden gemaakt. Een ander risico van de toelichting is dat ze de

ontwerpers in de verleiding kan brengen om onduidelijke verordenende voorschriften te

maken die vervolgens nader worden verklaard in de toelichting. Op dit punt moeten ze

evenwel op hun hoede zijn, want wat niet duidelijk in het voorschrift zelf terug te vinden is, is

niet dwingend en kan genegeerd worden.70

2.2.1.2. Afwezigheid van detailleringgradatie

25. Bij de plannen van aanleg neemt de graad van detaillering toe naarmate het planniveau

daalt. Het gewestplan bevat algemene maatregelen van aanleg71

, het APA bevat de algemene

bestemming van verschillende delen van het grondgebied voor bewoning, nijverheid,

landbouw of enig ander gebruik72

, het BPA bevat de gedetailleerde bestemming.73

In het

DRO wordt geen onderscheid gemaakt; conform het subsidiariteitsbeginsel beslist elke

overheid autonoom over de detailleringgraad van zijn RUP. Dit zal afhangen van het doel van

68

RvS 24 februari 2006, nr. 155.544, Vermeersch ea, noot: P-J. DEFOORT, “Over de ‘planologische’

interpretatie van gewestplanvoorschriften, TROS 2006, 244. 69

Gemeentelijk RUP Den Helder Zwevegem, vastgesteld door gemeenteraad op 17 juli 2006 en goedgekeurd

door deputatie op 31 augustus 2006, BS 19 september 2006. 70

A. GLABEKE, X. BUYS, “Stedenbouwkundige voorschriften: over juridische hindernissen en legistieke

valkuilen”, TROS 2007, 183. 71

Art. 10 Coördinatiedecreet. 72

Art. 13 Coördinatiedecreet. 73

Art. 14 Coördinatiedecreet.

Page 22: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

19

het RUP. Een gewestelijk RUP kan aldus perfect gedetailleerde voorschriften bevatten. De

overheid beschikt over een ruime discretionaire bevoegdheid. Ze is enkel gebonden aan het

verbod om af te wijken van een hoger hiërarchisch RUP of het RSP waarvan het RUP de

uitvoering zal zijn.

26. De uniforme en niet-beperkende inhoudsomschrijving verhoogt de inzetbaarheid van

RUP’s. Het zal mogelijk worden om gebiedsgerichte of thematische RUP’s aan te pakken en

daarbij de gewenste graad van detail aan te houden. Hierdoor wordt maatwerk mogelijk.

Bijvoorbeeld is het ene regionaal bedrijventerrein het andere niet. Uiteraard zullen beide

plannen ter realisatie van de bedrijventerreinen gemeenschappelijke voorschriften bevatten,

maar eveneens ook voorschriften die verschillend zijn. De toegelaten activiteiten kunnen

verschillen, de ligging van het gebied kan implicaties hebben voor de

inrichtingsvoorschriften, … Het zal derhalve nodig zijn om gebiedsgericht op te treden.

Toch moet met ‘maatwerk’ omzichtig worden omgesprongen. Dit houdt immers enkele

risico’s in. Een RUP opgemaakt met één concreet project voor ogen kan het bestaande

verschil tussen planning en vergunningenbeleid al snel doen vervagen. De gerichtheid op die

ene vergunningsaanvraag die zonder het plan niet vergund kan worden kan bezwaarlijk

planning genoemd worden. Bovendien zal dit RUP weinig oog hebben voor veranderende

omstandigheden en vaak detaillistisch worden ingevuld. Dit is een stap achterwaarts in de

tendens om meer flexibiliteit in te bouwen. Dit maatwerk moet bijgevolg afgewogen worden

tegenover de eis van flexibiliteit die duurzame voorschriften behoeft. Vandaar: “Maatwerk

mag, maar met mate.”74

2.2.1.3. Fasering van de voorschriften en mogelijkheid tot incorporatie van

modaliteiten.

27. Dit wordt geregeld in artikel 39 DRO. Het tweede lid voorziet de mogelijkheid van een

gefaseerde uitvoering. Een stedenbouwkundig voorschrift wordt zo opgemaakt dat de

toepassing ervan wijzigt na verloop van tijd, hetzij op een vast tijdstip, hetzij bij het

voorvallen van een gebeurtenis75

, met dien verstande dat het telkens duidelijk is van bij de

aanvang wat de inhoud van het stedenbouwkundig voorschrift zal zijn in de diverse fasen. De

74

W. VANDEVYVERE, “De werking van het planningssysteem van het nieuwe decreet op de ruimtelijke

ordening”, TROS 2000, 15. 75

Art. 39, lid 2 DRO.

Page 23: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

20

vereiste van duidelijkheid impliceert dat de datum waarop een voorschrift in werking treedt

niet noodzakelijk bepaald moet zijn, maar wel steeds bepaalbaar, bijvoorbeeld aan de hand

van een ruimtelijk relevant en welomschreven feit of gebeurtenis.76

28. Het derde lid voegt er inrichtingsmodaliteiten aan toe.77

Dit houdt in dat het

inrichtingsvoorschrift tevens de wijze kan regelen waarop de te nemen beslissingen moeten

worden genomen. Zo kunnen bijvoorbeeld procedureregels worden opgenomen in

gewestelijke planvoorschriften voor de verdere uitwerking van de inrichting in een

gemeentelijk uitvoeringsplan, of voor raadpleging en adviseren.78

Een voorbeeld van een

inrichtingsmodaliteit is het opleggen van een inrichtingsstudie als bepaalde

inrichtingsaspecten niet in het plan zelf geregeld zijn. Het is in de rechtspraak aanvaard dat dit

kan, doch onder bepaalde voorwaarden. Het kan enkel geconcipieerd worden als een

informatief document dat bij een vergunningaanvraag moet worden gevoegd, en dat de

vergunningverlenende overheid beter moet toelaten om de aanvraag te beoordelen in het licht

van de voorschriften van het RUP en de goede ruimtelijke ordening. Het mag hoe dan ook

geen op zich staand ordeningsinstrument worden, dat bijvoorbeeld als toetsingsinstrument zou

dienen voor (andere) vergunningaanvragen. Dit zou strijdig zijn met artikel 3 DRO.79

2.2.2. Flexibiliteit wordt begrensd door rechtszekerheid

29. Soms is het moeilijk uit te maken wat al dan niet moet worden geregeld in een RUP. Dit is

de vraag van de detailleringgraad. Dit is op te lossen met een portie gezond verstand en is

afhankelijk van het doel en onderwerp van het RUP. Bij de opmaak moet een evenwicht

worden gevonden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid waardoor niet meer verordenend

wordt vastgelegd dan nodig en mogelijk is. P. POPELIER definieert rechtszekerheid als

“een uit de rechtstaat voortvloeiend rechtsbeginsel, volgens hetwelk het objectieve

recht het elke persoon moet mogelijk maken zijn gedrag te regelen en in redelijke mate

de rechtsgevolgen daarvan te voorzien, en volgens hetwelk elke persoon erop moet

kunnen vertrouwen dat rechtmatige verwachtingen gewekt door het objectief recht of

76

M. BAUWENS, T. DE WAELE, W. VANDEVYVERE, “Plannen en uitvoeren: Het ruimtelijk

uitvoeringsplan als instrument in het proces van idee tot realisatie. Juridische positie en redactie van een

ruimtelijk uitvoeringsplan.”, TROS 2007, 8-9. 77

Art. 39, lid 3 DRO. 78

Ontwerp van decreet houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, Parl.St. Vl. Parl. 1998-99, 1332/1, 24. 79

RvS 19 januari 2009, nr. 189.560, Debelva; RvS 12 februari 2009, nr. 190.367, Schelfhout, RvS 12 februari

2009, nr. 190.362, vzw Red de Erpe- en Siezegemkouter;; A. GLABEKE, X. BUYS, “Stedenbouwkundige

voorschriften: over juridische hindernissen en legistieke valkuilen”, TROS 2006, 365.

Page 24: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

21

door wat redelijkerwijs als objectief recht kan worden beschouwd, worden

gehonoreerd.”80

En nog:

“Wezenlijke kenmerken hierbij zijn de toegankelijkheid, de berekenbaarheid en

betrouwbaarheid, en de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het recht.” 81

Zoals reeds vermeld blijft rechtszekerheid ook in het nieuwe planningsinstrumentarium een

belangrijke rol spelen. Dit is een belangrijk uitgangspunt, maar mag evenwel niet verkeerd

begrepen worden. Rechtszekerheid mag niet worden gelijkgesteld met rigiditeit,

gedetailleerde of strikte stedenbouwkundige voorschriften. Het moet echter begrepen worden

als een dynamisch concept. Ze gaat uit van de persoon die in een evoluerende en onzekere

omgeving beslissingen neemt en realiseert en ze aanpast aan gewijzigde omstandigheden.82

Rechtszekerheid vereist dat de regelgeving, in casu de stedenbouwkundige voorschriften,

voldoende toegankelijk, duidelijk, kenbaar en realiseerbaar is. Het criterium dat hier wordt

gebruikt is het voorzienbaarheidsbelang, het vermogen om de rechtsgevolgen op voorhand te

kunnen inschatten.83

Concreet moet er voor de betrokkenen duidelijkheid zijn over de

elementen die van doorslaggevend belang zijn. Elkeen moet kunnen weten wat nu juist

toegelaten dan wel verboden is op het bepaalde gebied.

30. Toch is het belangrijk op te merken dat het loutere feit dat een RUP bepaalde

voorwaarden vaststelt geenszins betekent dat een aanvrager als het ware een ‘subjectief recht’

heeft op een bouwvergunning. Zelfs wanneer een bouwaanvraag in overeenstemming is met

de bepalingen van een gemeentelijk RUP dient de vergunningverlenende overheid steeds te

waken over de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Een verwijzing naar de

verenigbaarheid met de voorschriften van een gemeentelijk RUP kan slechts volstaan ter

motivering van de verenigbaarheid van de bouwaanvraag met de goede ruimtelijke ordening

in de mate dat deze voorschriften dermate gedetailleerd zijn dat zij aan de

vergunningverlenende overheid geen eigen beoordelingsruimte meer laten. Gelet op de

tendens om flexibiliteit in te bouwen in stedenbouwkundige voorschriften lijkt een toetsing

80

P. POPELIER, Rechtszekerheid als beginsel voor behoorlijke regelgeving, Antwerpen, Intersentia

Rechtswetenschappen, 1997, 175-176. 81

P. POPELIER, Rechtszekerheid als beginsel voor behoorlijke regelgeving, Antwerpen, Intersentia

Rechtswetenschappen, 1997, 175-176. 82

Zie hiervoor P. POPELIER, Rechtszekerheid als beginsel voor behoorlijke regelgeving, Antwerpen,

Intersentia Rechtswetenschappen, 1997, 156. 83

Zie hiervoor P. POPELIER, Rechtszekerheid als beginsel voor behoorlijke regelgeving, Antwerpen,

Intersentia Rechtswetenschappen, 1997, 392.

Page 25: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

22

van een vergunningsaanvraag aan de voorschriften niet te kunnen volstaan. De

vergunningverlenende overheid dient de bouwaanvraag aldus aan een eigen beoordeling te

onderwerpen.84

Dit was anders gesteld bij een BPA. Dit veronderstelde zelf de goede

plaatselijke ruimtelijke ordening te regelen.85

31. Stedenbouwkundige voorschriften dienen op voldoende duidelijke wijze te worden

geformuleerd en alles wat verband houdt met de fundamentele opties moeten in het

uitvoeringsplan zelf worden geregeld. Hiertoe behoren het vaststellen van de bestemmingen

van het gebied, maar naargelang de inhoud van het plan lijkt het niet uitgesloten dat ook

zekere inrichtingsvoorschriften tot deze fundamentele opties kunnen worden gerekend.86

In

het arrest Peleman van de Raad van State is dit aan de orde gekomen. In casu ging het

weliswaar om het provinciaal RUP “Afbakening kleinstedelijk gebied Dendermonde” waarin

de inplanting van een penitentiaire inrichting werd voorzien. De bestemmingszone voor

gevangenis paalde niet aan een openbare weg, waardoor het plan noodzakelijk een tracé van

een ontsluitingsweg diende aan te geven. Voor deze zone gelden volgende

stedenbouwkundige voorschriften:

“ 1. Bestemming

De verbinding tussen de zone voor gevangenis en enerzijds de Gasthuisstraat –

Eikelstraat of anderzijds de weg langsheen de rechteroever van de Dender vormt de

ontsluiting van de gevangenis voor auto’s en vrachtwagens en wordt de

hoofdontsluiting genoemd. Er kan maar één ontsluiting voor auto’s en vrachtwagens

functioneren. Indien één ontsluiting reeds bestaat en er een nieuwe aangelegd wordt,

dan moet het functioneren van de eerste als hoofdontsluiting voor de gevangenis

opgeheven worden. De bestaande infrastructuur mag in gebruik genomen worden als

noodweg.

2. Inrichting

De inrichting van de weg wordt bepaald in functie van de toegankelijkheid van de

gevangenis.

Het tracé van de hoofdontsluiting wordt zo gekozen dat de weg zo weinig mogelijk het

functioneren van het randstedelijk groengebied verstoort. Het exacte tracé wordt

vastgelegd bij de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voor de

84

RvS 15 juni 2004, 132.436, Callens. 85

RvS 21 februari 2003, nr. 116.301, Buurtcomité Flanders Expo. 86

RvS 3 oktober 2007, nr. 175.282, Rodenbach en Suply.

Page 26: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

23

gevangenis of bij de aanvraag voor de stedenbouwkundige vergunning van de nieuwe

hoofdontsluiting.”

De ontsluiting van de gevangeniszone kan worden aanzien, gelet op de historiek die is

voorafgegaan aan het afbakeningsproces, als één van essentiële gegevens die in het RUP zelf

moesten worden geregeld op een rechtszekere wijze. Het bestreden provinciaal RUP beperkte

zich ertoe twee mogelijke indicatieve hoofdontsluitingen aan te duiden. De definitieve

vaststelling van het tracé werd overgelaten aan de overheid die later over de aanvraag tot

stedenbouwkundige vergunning voor de gevangenis of de nieuwe hoofdontsluiting zal

beslissen. De Raad van State oordeelde in een schorsingsarrest terecht dat de ontsluitingsweg,

middels indicatieve aanduiding van twee mogelijke ontsluitingen, niet op een afdoende

rechtszekere wijze is geregeld.87

32. De Raad van State heeft de vereiste van rechtszekerheid en de mogelijkheid tot

flexibiliteit meermaals erkend. “Dat stedenbouwkundige voorschriften, ter wille van de

rechtszekerheid, op voldoende duidelijke wijze dienen te worden geformuleerd; dat het

vereiste van voorspelbaarheid en nauwkeurigheid van stedenbouwkundige voorschriften op

het eerste gezicht overigens niet verhindert dat deze voorschriften flexibel kunnen worden

opgevat, noch dat deze binnen redelijke grenzen een bepaalde discretionaire bevoegdheid

kunnen verlenen aan de vergunningverlenende overheden bij de beoordeling van een concrete

aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.”88

33. Hoewel Raad van State hierdoor principieel de mogelijkheid tot flexibele voorschriften

openlaat, laat de Raad bij de concrete toepassing van dit principe zeer weinig speelruimte. Het

voorschrift “de bedrijfspercelen van de lokale bedrijven hebben 5000 m² als richtnorm voor

de maximale perceelsoppervlakte” werd volgens de Raad van State niet in voldoende

nauwkeurige, duidelijke en rechtszekerheid biedende bewoordingen opgesteld. Deze

richtnorm zou niet uitsluiten dat bedrijfspercelen worden opgericht groter dan 5000 m². Meer

nog: dit voorschrift zou de betrokkenen voor onbepaalde tijd, met name tot aan de concrete

invulling ervan door de vergunningverlenende overheid, in het ongewisse laten over de

87

RvS 13 november 2008, nr. 187.898, Peleman ea. 88

RvS 9 januari 2007, nr. 166.436, Van Pollaert; RvS 5 februari 2008, nr. 179.312, Claerhout; RvS 19 januari

2009, nr. 189.560, Debelva.

Page 27: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

24

concrete inrichting van de betrokken zone.89

De Raad van State heeft in casu een

schorsingsarrest met betrekking tot het RUP uitgesproken.

Deze uitspraak heeft geleid tot een golf van kritiek. Vooraleer aan te geven waar Raad van

State een foute beoordeling heeft gedaan moet erop gewezen worden dat dit slechts een

schorsingsarrest is. Het vernietigingsarrest is vooralsnog niet uitgesproken, maar de kans

bestaat dat de Raad van State zijn schorsingsarrest niet volgt. De overweging die stelt dat het

overlaten van de concrete invulling aan de vergunningverlenende overheid slecht is voor de

rechtszekerheid kan niet gevolgd worden. De Raad van State heeft de redenering uit het arrest

Buurtcomité Flanders Expo overgenomen, maar vergat dat het cruciale verschil tussen beide

arresten het voorwerp van het schorsingsarrest is. Het Buurtcomité Flanders Expo arrest

handelde over een BPA, in casu ging het om een RUP.90

Zoals in hierboven91

reeds uitgelegd

regelde een BPA de goede plaatselijke ruimtelijke ordening, maar bij een RUP is het

beoordelen van de goede ruimtelijke ordening een bevoegdheid van de vergunningverlenende

overheid. De vergelijking tussen Van Pollaert en Flanders Expo gaat dus niet op.

Bovendien vereist artikel 38 DRO niet dat in een RUP én bestemmingsvoorschriften én

inrichtingsvoorschriften voorhanden zijn. De overheid had in principe geen

inrichtingsvoorschriften moeten voorzien en had zich kunnen beperken tot het vastleggen van

de bestemming, waarna het hoe dan ook aan de vergunningverlenende overheid zou toekomen

om zonder richtnorm de goede ruimtelijke ordening en plaatselijke aanleg te beoordelen. Dan

kan de vraag gesteld waarom een richtnorm als inrichtingsvoorschrift het

rechtszekerheidsbeginsel zou schenden als helemaal geen norm in het RUP schrijven dit niet

zou doen?92

Rechtszekerheid impliceert immers niet per definitie een hoge graad van

detaillering. In een RUP moet enkel verordenend worden vastgelegd wat noodzakelijk is.

Voor het bedrijventerrein in casu is het niet noodzakelijk dat alles gedetailleerd wordt

geregeld voor de concrete inrichting van het gebied.

Gewestplannen bevatten enkel algemene bestemmingsvoorschriften. Zelden zal een

gewestplan de inrichting regelen van een bestemmingszone. De typevoorschriften

89

RvS 9 januari 2007, nr. 166.436, Van Pollaert. 90

Zie uitgebreider P-J. DEFOORT, “Flexibiliteit in ruimtelijke uitvoeringsplannen: een moeilijke

evenwichtsoefening”, TROS 2007, 218. 91

Zie randnummer 30. 92

Zie P-J. DEFOORT, “Flexibiliteit in ruimtelijke uitvoeringsplannen: een moeilijke evenwichtsoefening”,

TROS 2007, 219.

Page 28: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

25

samenhangend met de bestemming uit het KB 1972 zijn nooit strijdig beschouwd met het

rechtszekerheidsbeginsel. Het is dan ook contradictoir om een RUP dat (tenminste)

richtnormen bevat voor de inrichting wel strijdig te bevinden met het

rechtszekerheidsbeginsel.93

Er kan besloten worden dat de kritiek op dit arrest terecht is, maar

voorlopig is het nog afwachten op het vernietigingsarrest inzake.94

2.2.3. Conclusie

34. Uit de vorige vaststellingen blijkt dat bij de opmaak van de plannen met drie eisen

rekening moet worden gehouden. De eerste eis is die van de rechtszekerheid. Het is van

belang dat elke betrokkene op elk moment weet waar hij aan toe is. Er is vooral

voorzichtigheid geboden bij de gefaseerde uitvoering en het gebruik van

inrichtingsmodaliteiten. De tweede eis is die van de flexibiliteit van stedenbouwkundige

voorschriften. Dit maakt de voorschriften duurzaam zoals voorgeschreven in de doelstelling

van het DRO. De derde eis is die van de ruimtelijke kwaliteit. Het doel bij de opmaak van

plannen is de duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimtelijke draagkracht en

ruimtelijke kwaliteit vooropstaan.95

De voornaamste opdracht bij de opmaak van een RUP bestaat in het zoeken naar een

evenwicht tussen flexibiliteit en rechtszekerheid waarbij de graad van flexibiliteit omgekeerd

evenredig wordt bepaald door de graad van detaillering.

3. Praktijkgericht onderzoek

3.1. Methodologie

35. Voor het onderzoek van gemeentelijke RUP’s heb ik met verschillende gemeenten en

stedenbouwkundige ambtenaren contact gehad. Ik kon rekenen op de gewaardeerde

medewerking van de intercommunale Leiedal, de gemeenten Staden, Nazareth, Zwevegem,

Leuven, Opwijk, de provincie Oost-Vlaanderen, ruimtelijke planner Marc Martens en Hans

93

Zie P-J. DEFOORT, “Flexibiliteit in ruimtelijke uitvoeringsplannen: een moeilijke evenwichtsoefening”,

TROS 2007, 222. 94

Zie verder ook het gelijkaardig arrest: RvS 5 februari 2008, nr. 179.312, Claerhout. 95

VANDEVYVERE, W., “De werking van het planningssysteem van het nieuwe decreet op de ruimtelijke

ordening”, TROS 2000, 15.

Page 29: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

26

Leinfelder van de faculteit ingenieurswetenschappen van de universiteit Gent, waarvoor ik

hen uitdrukkelijk dank.

36. Het onderzoek heeft als doel uit te maken of gemeenten hun gemeentelijke RUP’s

(kunnen) voorzien van flexibele voorschriften. Dit zal gebeuren aan de hand van twee

onderzoeksvragen.

37. Vooreerst wordt een onderscheid in typologie gemaakt. Het blijkt immers dat de

werkwijze van sommige gemeenten toch nog niet doordrongen is van de onderliggende

gedachte van de structuurplanning. Ze gebruiken weliswaar de benamingen voorzien in het

DRO, maar in de praktijk komt het neer op een toepassing van het stedenbouwkundig

instrumentarium uit het Coördinatiedecreet 1996 waar rechtszekerheid troef is. Dergelijk plan

wordt de naam “veredeld BPA” toegekend. Om die reden worden dergelijke RUP’s (veredelde

BPA’s) uitgesloten van het verdere onderzoek waar een afweging gebeurt tussen flexibiliteit

en rechtszekerheid. Het is immers aangewezen om enkel RUP’s te gebruiken die zijn

opgemaakt in de geest van artikel 4 DRO om een juiste weergave te kunnen geven van de

flexibele en/of rechtszekere voorschriften in gemeentelijke RUP’s.

Om dergelijk veredeld BPA te herkennen worden de verordenende stedenbouwkundige

voorschriften van elk RUP onder de loep genomen. Sommige RUP’s schreeuwen starheid uit

en zijn niet opgemaakt met duurzaamheid voor ogen. Deze worden dan gecatalogeerd als

veredelde BPA’s. Om tot deze conclusie te komen wordt per RUP steeds dezelfde

gedachtengang gehanteerd. Allereerst wordt het doel van het RUP omschreven, aangezien dit

een belangrijke factor is voor de verdere invulling van een RUP.96

Met het doel van het RUP

in het achterhoofd worden vervolgens enkele typerende voorbeelden van stedenbouwkundige

voorschriften uit het RUP aangehaald die getuigen van een star karakter. Indien nodig,

worden verder bemerkingen en uitleg gegeven over die stedenbouwkundige voorschriften.

Ten slotte volgt telkens een korte conclusie die het niet verder onderzoeken van het RUP

verantwoordt.

38. Na het overboord gooien van de veredelde BPA’s, wordt overgegaan tot de tweede

onderzoeksvraag waar aan de hand van een toetsing van de resterende bestaande

96

Zie randnummer 53.

Page 30: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

27

gemeentelijke RUP’s dieper ingegaan wordt op het evenwicht tussen flexibiliteit en

rechtszekerheid. Na enkele voorafgaande beschouwingen wordt nagegaan waar dit evenwicht

is bereikt of waar aan het ene aspect meer gewicht wordt toegekend dan aan het andere en de

balans meer overhelt naar de kant van rechtszekerheid of flexibiliteit. Het is belangrijk om een

gedetailleerd RUP niet gelijk te stellen met een veredeld BPA! Er bestaan namelijk twee

verschillen. Ten eerste is het niet steeds onterecht dat een RUP enkele gedetailleerde

voorschriften bevat. Dit wordt vaak vereist omwille van de rechtszekerheid. Echter, wanneer

dit niet het geval is, verschilt een gedetailleerd RUP nog steeds van een veredeld BPA. Het

tweede, belangrijkste, verschil ligt in de strekking die het plan volgt. Een gedetailleerd RUP is

wel degelijk opgemaakt met duurzaamheid voor ogen, wat noodzakelijk flexibiliteit inhoudt,

maar bevat een paar ‘uitschuivers’ in verband met de detailleringsgraad. Een veredeld BPA

volgt eerder de strekking van een BPA opgemaakt in de geest van het Coördinatiedecreet

waar geen aandacht wordt besteed aan flexibiliteit.

Rechtszekerheid en flexibiliteit worden aldus tegenover elkaar afgewogen. Dit vereist een in

concreto-beoordeling die sterk afhankelijk is van het doel van het RUP. Omwille van het

belang van het doel wordt dit voor elk RUP kort beschreven. Vervolgens wordt de

beoordeling opgesplitst in de bestemmings- inrichtings- en beheervoorschriften. Telkens

wordt, gelet op hetgeen men in het RUP wil realiseren (het doel van het RUP), nagegaan wat

essentieel is in het plan. Verschillend van stap één97

wordt hier eerst de toelichtingsnota

grondig bestudeerd alvorens de stedenbouwkundige voorschriften te bekijken. De essentiële

elementen komen immers voor in de toelichtingsnota. De hoofdvraag, om te komen tot een

conclusie in verband met de afweging, is of de voorgestelde principes van de toelichting

gevolgd worden in de stedenbouwkundige voorschriften. Indien deze voldoende aan bod

komen in de stedenbouwkundige voorschriften kan besloten worden tot voldoende

rechtszekerheid. In het andere geval anderzijds, kan eventueel worden besloten tot een

flexibel RUP, maar wordt niet voldaan aan de rechtszekerheidseis waardoor het vereiste

evenwicht tussen flexibiliteit en rechtszekerheid niet is bereikt.

Per categorie stedenbouwkundig voorschrift (bestemming – inrichting – beheer) wordt

nagegaan op welke manier flexibiliteit, zonder de rechtszekerheid uit het oog te verliezen, kan

worden bereikt. Dit is evenwel een louter in concreto-beoordeling. Dit zal duidelijk worden

97

Zie randnummer 37.

Page 31: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

28

gemaakt aan de hand van de vergelijking van de RUP’s waar in het ene RUP een voorschrift

noodzakelijk is om aan de rechtszekerheid te voldoen en dat exacte voorschrift in een ander

RUP duidt op een te detaillistische aanpak.

3.2. RUP versus veredeld BPA

3.2.1. Algemeen

39. Sinds de inwerkingtreding van het DRO (1 mei 2000) zijn de gemeenten druk bezig

geweest met de opmaak van gemeentelijke RSP en gemeentelijke RUP’s. Dit betekende een

nieuwe werkwijze, een nieuwe inhoud en een nieuwe onderliggende gedachte ten aanzien van

de BPA’s. Het is logisch dat dit gepaard ging met (schoonheids)foutjes en aanpassingstijd

vergde. Op vele gemeenten waren er overigens nog geen aparte stedenbouwkundige

ambtenaren aanwezig die het nieuwe gedachtegoed beheersten. Vandaag, bijna 10 jaar later, is

dit al veel verbeterd. Toch blijkt het vooralsnog nodig de inhoudelijke aspecten van

structuurplanning en het onderliggende 21e-eeuwse gedachtegoed te blijven verspreiden.

40. Dit werkstuk gaat over stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke RUP’s en

beoogt na te gaan of er wel degelijk een breuk is tot stand gekomen met de vroegere

bestaande BPA’s. Uit onderzoek van de verordenende stedenbouwkundige voorschriften van

een aantal gemeentelijke RUP’s blijkt echter dat verscheidene gemeenten vastgeroest zijn in

het Coördinatiedecreet waar rechtszekerheid de bovenhand haalt op flexibiliteit. Er zijn

plannen die, hoewel zij de benaming gemeentelijk RUP hebben gekregen, toch niet de

strekking van een RUP volgen, maar eerder deze van een BPA. De ontwerpers hebben wel de

intentie om een RUP te maken, maar het resultaat neemt de vorm aan van een “veredeld

BPA”. Deze term werd gekozen omdat hij de realiteit het best weergeeft. Het komt neer op het

moderniseren, verfijnen van een BPA, met hier en daar een kenmerk van een RUP, maar

wanneer het plan in zijn geheel wordt bekeken blijft de kern van de zaak dezelfde als een

BPA, met name de rechtszekerheid.

Om een onderscheid te kunnen maken tussen een RUP en een veredeld BPA wordt

hoofdzakelijk gekeken naar de verordenende stedenbouwkundige voorschriften. Wanneer

deze zeer gedetailleerd zijn (het aantal bouwlagen wordt bepaald, het percentage dakhelling

wordt opgelegd, dakdoorbreking, nok- en kroonlijsthoogte, … ) dan worden ze, hoewel ze de

Page 32: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

29

benaming van een RUP hebben, gecatalogeerd in de veredelde BPA’s. Deze zogezegde

RUP’s zijn eerder opgemaakt in het kader van het Coördinatiedecreet. Dit uit zich in starre,

gedetailleerde voorschriften die geen ruimte laten voor flexibiliteit en dynamiek. Andere

RUP’s daarentegen zijn wel opgemaakt met duurzaamheid voor ogen. Om uit te maken of dit

zo is kunnen een aantal criteria worden aangereikt: indicatieve ontsluitingen, marges, een

percentage bouwvrij houden, … Dan pas kan men spreken over RUP’s opgemaakt door een

gemeente conform het nieuwe planningsinstrumentarium waarin wel ruimte is voor

flexibiliteit.

3.2.2. Voorbeelden van veredelde BPA’s

41. Aan de hand van een aantal RUP’s wordt er hierna op gewezen dat het eigenlijk om

“veredelde BPA’s’ gaat. De werkwijze is steeds dezelfde. Eerst wordt het doel van het RUP

beschreven, verder98

wordt het belang van het doel van het RUP uitgelegd. Daarna worden

enkele voorbeelden van stedenbouwkundige voorschriften uit het RUP aangehaald om aan te

tonen dat deze niet getuigen van duurzaamheid. Onmiddellijk na de voorbeelden volgen

enkele bemerkingen en wordt afgesloten met een verantwoording voor niet verder onderzoek.

42. Het gebiedsgericht RUP Vaartkom van de stad Leuven99

is een voorbeeld van dergelijk

veredeld BPA. De Vaartkom als gebied heeft potentieel om uit te groeien tot een nieuw

centrum van stedelijk leven in Leuven. Het is wenselijk om een gevarieerd aanbod aan

stedelijke functies te bieden: woningen, kantoren en centrumfuncties zoals horeca, handel,

cultuur en recreatie. Het RSP Leuven omschrijft de Vaartkom als multifunctionele

ontwikkelingspool. Het RUP Vaartkom bestrijkt een groot gebied en wijkt een beetje af van

de ‘courante’ RUP’s. Immers, het RUP Vaartkom is opgedeeld in vier aparte RUP’s: RUP’s

Vaartkom Noord – Oost – Zuid - West. Door de gelijktijdige voorbereiding van deze vier

RUP’s en de evaluatie van de vier in één plan-MER wordt de herontwikkeling van de

Vaartkom via één geïntegreerde visie aangepakt. Dit maakt een evenwichtige uitwerking van

het programma en een samenhangende visie voor het gebied mogelijk. Bij de opmaak van het

plan-MER werden zo de gecombineerde effecten van alle onderdelen geëvalueerd. Toch

vormen de vier plangebieden ook ruimtelijk logisch samenhangende gehelen met een eigen

karakter die ook los van elkaar kunnen functioneren. Gezien de omvang van het gebied en het

98

Zie randnummer 53. 99

Gemeentelijk RUP Vaartkom Leuven - nog niet vastgesteld.

Page 33: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

30

verschillend karakter van de deelgebieden heeft de stad gekozen voor het onderbrengen in

aparte RUP’s. Dit feit op zich maakt het al voldoende interessant om dit RUP te bestuderen.

Helaas kan dit RUP moeilijk als zodanig omschreven worden aangezien het geen ruimte

voorziet voor flexibele, dynamische voorschriften.

Vooreerst omschrijft het RSP Leuven een gebiedsgericht RUP immers als:

“Een RUP dat een relatief klein deel van de oppervlakte van Leuven beslaat en

daardoor gedetailleerde uitspraken mogelijk maakt over de bestemming, de inrichting

en het beheer van het gebied in kwestie. Een gebiedgericht RUP is enigszins te

vergelijken met een BPA: voor een afgebakend gebied legt het volledig dekkende

stedenbouwkundige voorschriften op.”100

Verder ging aan de opmaak van het RUP Vaartkom de goedkeuring van een inrichtingsplan

vooraf. Omdat het RUP vertrekt vanuit een duidelijk beeld van de wenselijke eindtoestand

met betrekking tot volumetrie en bestemmingen (inrichtingsplan), werd gekozen voor een

RUP waarin vaak uitdrukkelijk de toegelaten bouwvolumes met hun bouwlagen, bouwdiepten

en mogelijke bestemmingen, ruimtelijk zijn vastgelegd.101

Ook werd het gebied al grotendeels

geregeld in verschillende BPA’s. Voor Vaartkom Noord is bijvoorbeeld het desbetreffende

BPA, op enkele uitzonderingen na, in zijn geheel overgenomen. De ontwerpers lijken

letterlijk toe te geven dat ze de werkwijze van een BPA volgen.

Bij het bekijken van de stedenbouwkundige voorschriften komt deze werkwijze duidelijk tot

uiting. Enkele voorbeelden uit RUP Vaartkom Oost102

:

In het RUP Vaartkom Oost bestaan 23 zones. Met de inwerkingtreding van RUP’s werd

gehoopt op de terugkeer naar de gewestplannen waar enkel de bestemming volstond,

bijvoorbeeld wonen, bedrijvigheid, overig groen. Dit staat in schril contrast met de BPA’s

waar onderscheid werd gemaakt tussen zone voor wonen in open bebouwing, zone voor

wonen in halfopen bebouwing, zone voor wonen in gesloten bebouwing, … In dit RUP alleen

al bestaan zes zones voor wonen (W5, W6, W7, W8, W9) en twee zones voor wonen en groen

(W/PG1, W/PG2). Voor de gemengde bestemming bestaan ook vijf aparte zones. Dit doet

sterk denken aan de gedetailleerde zoneringsplannen van BPA’s die terecht vergeleken

worden met een kleurboek. Als voorbeeld voor gedetailleerde stedenbouwkundige

100

Ruimtelijk Structuurplan Leuven, informatief gedeelte, bijlage: begrippenlijst, 228. 101

RUP Vaartkom Leuven, toelichtingsnota, 7 102

De andere RUP’s (Noord – Zuid – West) zijn gelijkaardig of zelfs erger qua detailleringsgraad. Vaartkom

Oost is nog het meest flexibele deel aangezien hier een overeenkomst is afgesloten met een projectontwikkelaar.

Page 34: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

31

voorschriften wordt hier een zone voor wonen aangehaald. Dit omvat volledig onbebouwd

terrein:

- “Minstens 70% van de wooneenheden zijn ééngezinswoningen met tuin”

- “De V/T index (= de verhouding tussen de bruto vloeroppervlakte die boven het

maaiveld wordt gerealiseerd en de totale oppervlakte van het bedoelde terrein of de

bedoelde zone) bedraagt maximumaal 1.35”

- “ De bebouwingscoëfficiënt bedraagt maximaal 70%”

- “De bovengrondse bruto vloeroppervlakte bedraagt maximaal 6.000 m².”

- “De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 bouwlagen en 12 meter. Een vierde

teruggetrokken bouwlaag of vierde bouwlaag onder het dak is niet toegelaten”

- “Over de diepte van 12 meter langs de Vaartstraat mag een bouwhoogte van

maximaal 4 bouwlagen en 16 meter gerealiseerd worden.”

- “Private tuinen worden afgesloten met een muur met een hoogte tussen 1,50 en 2,

50 meter tegenover het aangrenzende voetpadniveau. Ze wordt uitgevoerd in

hetzelfde gevelmateriaal als de bebouwing.”

- “Toegang voor zacht verkeer: Indien de hoofdtoegang tot een woning niet

rechtstreeks grenst aan de J.P. Minckelersstraat, de Vaartstraat of de doorgang

voor zacht verkeer, dan sluit deze hoofdtoegang aan op een verbinding met het

openbaar domein die een minimale nuttige breedte van 2,40 meter heeft, en voor

maximaal 50% van zijn lengte tegelijk langs beide zijden bebouwd én overbouwd

is en permanent publiek toegankelijk. De minimale vrije hoogte onder eventuele

overbouwingen bedraagt drie meter.”

- “Doorgang voor zacht verkeer: Doorheen de zone moet een doorgang voor zacht

verkeer gerealiseerd worden tussen de J.P. Minkelersstraat ter hoogte van de

Kardinaalstraat en de zone F/V3 aan het Dijlepad. Deze doorgang heeft een vrij

gabariet van minimaal acht meter breed. De doorgang mag over maximaal 30 %

van zijn lengte overbouwd worden en heeft een vrije hoogte van minimaal vier

meter. De doorgang is integraal en permanent publiek toegankelijk. De doorgang

ligt in het verlengde van de Kardinaalsstraat met een as-tot-as afwijking van

maximaal 15 meter.”

Vooreerst zijn de bouwmogelijkheden strikt bepaald. Daarnaast wordt naast de strakke

afmetingen van de doorgang voor zacht verkeer doorheen het ganse plan (Noord – Oost –

Zuid – West) de ligging van de doorgang voor zacht verkeer aangeduid op het grafische plan.

Page 35: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

32

Een indicatieve ontsluiting, waar de ruimte nog bestaat om de doorgang nog iets te kunnen

verschuiven, als manier om flexibiliteit in het plan in te bouwen zou hier nochtans niet

misstaan. De stedenbouwkundige ambtenaren van Leuven geven toe dat de vrees bestaat dat

het RUP niet het hele project zal kunnen meegaan, net omdat het zo strikt geregeld is. Bij

deze uitspraak wordt automatisch onmiddellijk de link gelegd met de kritiek dat BPA’s te snel

gedateerd zijn en helpt te komen tot het categoriseren van dit RUP als veredeld BPA.

43. In het RUP Den Helder van de gemeente Zwevegem103

blijkt uit de stedenbouwkundige

voorschriften dat alles zeer strikt geregeld wordt. Het RUP heeft als doel de bestemming

woonpark van het gewestplan tot uiting te brengen. De gemeente wil een aanbod van

residentiële woningen in een aantrekkelijk groen kader aanbieden met een voldoende garantie

voor lage dichtheid en groen. Vooral de zone voor lokaal woongebied met lage dichtheid en

groen karakter is te detaillistisch. Enkele voorbeelden in verband met de

inrichtingsvoorschriften:

- “Type: alleenstaande woningen”

- “Bouwvolume: de gebouwen moeten passen binnen volgend gabariet:

De afstand tot de perceelgrenzen bedraagt:

- 1 m voor nieuwe, kleine constructies, behorende tot de normale

tuinuitrusting

- 3 m voor gebouwen met een kroonlijsthoogte van kleiner dan 6 m

- 5 m voor gebouwen met een kroonlijsthoogte van 6 m en meer”

103

Gemeentelijk RUP Den Helder Zwevegem, vastgesteld door gemeenteraad op 17 juli 2006 en goedgekeurd

door deputatie op 31 augustus 2006, BS 19 september 2006.

45°

10m 14m

Page 36: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

33

- “De maximum bebouwbare oppervlakte per kavel bedraagt 25% van de

perceelsgrootte met een maximum van 1000 m² voor percelen groter dan 20.000

m² en een maximum van 600 m² voor de overige percelen. Deze bebouwbare

oppervlakte bevat alle verharde oppervlakten op de kavel”104

- “De richting van erftoegang wordt op het grafisch plan aangeduid met ▬►”

De meeste RUP’s onthouden zich ervan om de woontypologie te bepalen. Dit kan in in casu

eventueel wel gerechtvaardigd worden door de bedoeling van een residentiële woonwijk te

creëren. De creatie van een residentiële woonwijk leidt vaak tot het vastleggen van

woningtypologie. Wat het bouwvolume en inplanting van de gebouwen betreft botsen we op

zeer strakke eisen. Nochtans staat in een strategie in de toelichting dat op het bouwperceel

grote vrijheidsgraden worden gegeven. Er zou weinig beperkend worden opgetreden naar het

bouwtype, bouwvolume bij de realisatie van bouwpercelen op het bouwperceel.105

Dit is

echter niet in overeenstemming met de voorschriften. Ook de aanduiding van de erftoegang

laat geen ruimte. Hier kan niet van worden afgeweken, er is geen marge voorzien.106

Bij de woonzone wordt nochtans een inrichtingsstudie vereist voor aanvragen voor

stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen met betrekking tot grote

bouwwerken.107

Zoals vermeld108

is dit een inrichtingsmodaliteit die bijdraagt tot een hogere

flexibiliteit. Hoewel dit een indicatie is voor een RUP belet één kenmerk niet om toch te

concluderen tot een veredeld BPA. Het plan wordt immers in zijn geheel bekeken en de

overige voorschriften zijn dermate strikt en gedetailleerd dat één element duidend op een

RUP niet genoeg gewicht in de schaal kan werpen om te besluiten tot een RUP.

Het RUP is de vertaling van een inrichtingsplan van 1996. Door gebrek aan juridische

draagwijdte werd dit omgezet in een RUP. Het inrichtingsplan beoogde een volledige

intensieve verkaveling van het woonpark tegen te gaan. In samenspraak met de eigenaars

werden de bebouwingsmogelijkheden en ontsluitingswegen vastgelegd.109

Dit is evenwel

geen excuus om het RUP ook zo strak te regelen. Het inrichtingsplan kon gerust als basis

104

Dit kan als een uiting van het RSV worden gezien waar men ijvert voor het zuiniger gaan omspringen met

ruimte. Dit komt neer op het dichter bij mekaar gaan wonen en kleinere percelen. 105

RUP Den Helder Zwevegem, toelichting, 14. 106

RUP Den Helder Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 18-19. 107

RUP Den Helder Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 21. 108

Zie randnummer 28. 109

RUP Den Helder Zwevegem, toelichting 8.

Page 37: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

34

gebruikt worden voor de opmaak van het RUP. De ontwerpers hadden echter, gezien de

tijdsgeest (het inrichtingsplan werd opgemaakt vooraleer er sprake was van een RUP, maar de

omzetting naar een RUP gebeurde in 2005-2006), wat meer rekening moeten houden met het

gedachtegoed van een RUP en iets meer flexibelere voorschriften moeten voorzien. In het

RUP ligt de wijze van bebouwing en ontsluiting helemaal vast. Zelfs al zou de ruimte

aanwezig zijn voor een eventuele uitbreiding en dit evenzeer geen probleem vormt voor de

omgeving zal dit niet lukken door de strikte voorschriften. Dit was één van de

hoofdproblemen van de BPA’s en leidt tot het besluit dat het hier een veredeld BPA betreft

vermomd in de verpakking van een RUP.

44. Ook het RUP Weefstraat-Heerweg van de gemeente Nazareth110

wordt betrapt op het

gebruik van te strikte inrichtingsvoorschriften. Het plan is opgemaakt om een groenbuffer te

realiseren tussen een zone voor woongebied en een zone voor ambachtelijke bedrijven of

KMO’s. In de zone voor groenbuffer staat dit inrichtingsvoorschrift:

“Het gebied dient over de volledige oppervlakte aangeplant te worden als een dichte

houtkant bestaande uit heesters, struiken en/of hoogstammige bomen. Per 50 m²

bufferzone dienst minstens één hoogstammige boom voorzien te worden. De buffer

draagt in volle uitgroei een hoogte van minimum 6 meter. De beplanting dient

gemengd bladhoudend en bladverliezend te zijn. Het type beplanting dient aan te

sluiten op de omgeving en kan als streekeigen gekenmerkt worden.”111

Dit laat enkel een vrijheid in de plantenkeuze (heesters, struiken en/of hoogstammige bomen),

maar is voor het overige zeer gedetailleerd, hoewel dit mijn inziens niet vereist is om het doel

van het RUP te bereiken.

De zone voor groenbuffer bevat evenwel ook een inrichtingsstudie en beheersvoorschriften

welke beide wijzen op een RUP. Zoals vermeld bij het RUP Den Helder Zwevegem, beletten

enkele kenmerken van een RUP niet dat het in werkelijkheid een veredeld BPA is.

In het RUP wordt ook een woonzone voorzien. Het gaat om een verkaveling, aansluitend bij

het bestaande woongebied, gelegen in een gebied voor ambachtelijke bedrijven. Nieuw aan te

snijden gebied wordt gekenmerkt door iets strakkere voorschriften dan een zone waar alle

110

Gemeentelijk RUP Weefstraat – Heerweg Nazareth, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 29 mei 2006,

goedgekeurd door deputatie op 10 augustus 2006, BS 6 september 2006. 111

RUP Weefstraat – Heerweg Nazareth, stedenbouwkundige voorschriften, 5.

Page 38: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

35

mogelijke types en groottes van woningen zich reeds voordoen. In laatstgenoemde gebieden

is reeds een grote verscheidenheid aanwezig en kan die lijn dan ook makkelijker worden

doorgetrokken wat wordt weerspiegeld in de flexibele stedenbouwkundige voorschriften. Ook

al zijn strakkere voorschriften in nieuw aan te snijden gebied verantwoord betekent dit niet

dat geen ruimte voor eventuele veranderingen moet voorzien zijn. Hier wordt tegen gezondigd

in de inrichtingsvoorschriften. Enkele voorbeelden:

- “De vloerindex bedraagt maximaal 0.40”

- “De plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens gebeurt volgens de

bouwlijn, aangeduid op plan. De plaatsing ten opzichte van de zijperceelsgrens

bedraagt minimum 4 meter. De maximale bouwdiepte op het gelijkvloers bedraagt

20 meter en op de verdieping 12 meter”

- “De dakhelling bedraagt minimum 15° en maximum 45°. Alle dakdekkingen zijn

toegelaten waarvan de kleurenschaal verloopt in tenten van blauw naar zwart. Het

gebruik van gebakken pannen (natuurkleur) is eveneens toegelaten, evenals zwarte

leien.”

- “Men zal zoveel mogelijk brandveilige en esthetisch verantwoorde materialen

gebruiken. Alle gevels bestaan uit metselwerk (baksteen) van natuurlijke kleur,

eventueel bepleisterd of geschilder. Ook natuursteen is toegelaten.”

- “Hellende afritten in de voortuinstrook zijn niet toegelaten”

- “De plaatsing van bijgebouwen gebeurt op minimum 20 meter achter de

voorbouwlijn en op minimum 2 meter van de erfscheidingen. Koppelgarages

opgericht in dezelfde bouwstijl en en gelijkaardige materialen en indien

gezamenlijk opgetrokken op de perceelsgrens zijn toegelaten. De bijgebouwen zijn

maximum 9 meter lang, 7 meter breed en 3 meter hoog. Enkel een plat dak is

toegestaan.”112

- “…”

Wat de plaatsing van de gebouwen betreft wordt zeer weinig speling voorzien. Overigens

worden zelden nog dergelijke detaillistische voorschriften gegeven in verband met de

materialen voor gevels. Hetzelfde geldt voor de kleur van dakbedekkingen. Dit behoort eerder

tot het domein van de architecturale vrijheid. Het getuigt niet van een RUP gemaakt met het

doel duurzaam te zijn, maar neigt eerder naar een BPA.

112

RUP Weefstraat – Heerweg Nazareth, stedenbouwkundige voorschriften, 11.

Page 39: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

36

45. Een ander voorbeeld is het RUP Gebroeders Buyse Elektro van de gemeente Staden.113

Gebroeders Buyse Elektro is een zonevreemd bedrijf aangezien het conform het gewestplan

volledig in agrarisch gebied ligt. Buyse Elektro heeft een planologisch attest verkregen waar

een beperkte uitbreiding van drie meter van de winkelruimte aan de straatzijde wordt

aangevraagd, aansluitend aan de bestaande winkelruimte/loods en met een zelfde profiel. De

werken zijn reeds uitgevoerd. Het RUP beoogt enkel een bevestiging van de bestaande

toestand en het huidig gebruik, inclusief de beperkte uitbreiding van de winkelruimte

overeenkomstig het positief planologisch attest. De agrarische bestemming van het

gewestplan wordt hiermee opgeheven.114

Het gaat hier maar om één bedrijf en vanuit die optiek worden de stedenbouwkundige

voorschriften enorm gedetailleerd vastgelegd. Het grafisch plan kan doorgaan als een

zakdoek/postzegel- BPA met vele kleuren (zone voor bedrijvigheid, deelzone winkelruimte

en kantoorruimte, zone voor private parkeerplaatsen, toerritten, laad en losplaatsen, tuinzone

en bufferzone) op een relatief klein perceel. De stedenbouwkundige voorschriften zijn als het

ware een bevestiging van de bestaande toestand:

“De plaatsing van de gebouwen in de zone voor bedrijvigheid gebeurt binnen de

bestemmingszone aangeduid op het plan”

De gemeente tracht flexibiliteit in te bouwen door keuzevrijheid te geven in de afsluitingen

voor de bufferzone:

“ Volgende afsluitingen worden toegelaten:

- streekeigen hagen van maximum 2,50 meter hoog

- draad en/of metaalafsluiting van maximum 2, 50 meter hoog gecombineerd met

levende groenaanplantingen.”115

Dit is evenwel onvoldoende om te besluiten tot een flexibel RUP. Voor het overige wordt de

groenbuffer immers strikt bepaald.

Dit RUP zal geen meerwaarde kunnen bieden aan mijn onderzoek in het tweede deel, precies

om de reden dat het specifiek is opgemaakt voor één bedrijf en daardoor zeer ver wordt

gegaan in het verordenend vastleggen van stedenbouwkundige voorschriften. De ontwerpers

113

Gemeentelijk RUP Gebroeders Buyse Elektro Staden – nog niet vastgesteld. 114

RUP Gebroeders Buyse Elektro Staden, toelichting 7. 115

RUP Gebroeders Buyse Elektro Staden, stedenbouwkundige voorschriften, 9.

Page 40: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

37

maken het bedrijf duidelijk dat door de detailleringsgraad niet verder meer zal kunnen worden

uitgebreid. Het bedrijf weet dus waar het aan toe is met dit plan, wat kan en wat niet kan.

46. Omwille van diezelfde reden komt ook het RUP zonevreemde bedrijven van de gemeente

Nazareth116

niet in aanmerking voor het verdere onderzoek. Dit RUP wordt ingedeeld in

verschillende deelplannen. Een deelplan komt overeen met één bedrijf waar voor elke

verschillende zone (private toegangszone, achteruitbouwzone, zone voor bedrijfsdoeleinden

van kleine ondernemingen, zone voor bedrijfsgebouwen, zone voor wonen en kantoor,

bufferzone) telkens de bestemming, inrichting en beheer wordt geregeld.117

Ook hier komt

vooral de rechtszekerheid voor het desbetreffende bedrijf aan bod.

47. In het RUP Rekkem Centrum, bedoeld als centrumverstrekking, van de stad Menen118

valt

op dat hier de stedenbouwkundige voorschriften bijzonder summier en flexibel zijn.

Bijvoorbeeld de bouwvoorschriften voor wonen aan de rand in zone dorp:

“Bij nieuwe bebouwing moet in de bouwaanvraag worden aangetoond dat rekening

wordt gehouden met de gewenste ruimtelijke structuur en de omringende bebouwing.

Daarvoor moet minimaal de omgevende bebouwing op het grondplan en op de

gevelplannen van de vergunningsaanvraag aangegeven worden. In een toelichtende

nota kan verduidelijkt worden hoe het project een bijdrage levert aan het in dit RUP

opgenomen concept voor de bebouwde omgeving.”119

Nergens komen opgelegde normen, afmetingen, … voor. De uitgangspunten van de

ontwikkelingsstrategie neigen naar een zuiver RUP dat enkel verordenend vastlegt wat

verordenend moet vastgelegd worden, zonder de rechtszekerheid uit het oog te verliezen:

- “enkel verordenend vastleggen indien bestaande plannen onvoldoende zijn als

kader;

- ordening van het gebied moet worden vastgelegd, rekening houdend met

kwaliteitseisen van de publieke ruimte;

- RUP moet rechtszekerheid bieden inzake bouwmogelijkheden;

- rekening houden met bestaande bebouwing en ontwikkelingen;

- flexibiliteit inzake inrichting van openbaar domein en private percelen;

116

Gemeentelijk RUP zonevreemde bedrijven fase 1 Nazareth, vastgesteld door gemeenteraad op 2 mei 2005,

goedgekeurd door deputatie op 25 augustus 2005, BS 7 november 2005. 117

RUP Zonevreemde bedrijven Nazareth fase 1, deelplan Herzeele. 118

Gemeentelijk RUP Rekkem Centrum Menen - nog niet vastgesteld. 119

RUP Rekkem Centrum Menen, stedenbouwkundige voorschriften, 66.

Page 41: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

38

- flexibiliteit in de voorschriften toelaten inzake functieverweving en architecturale

expressie;

- doorwerking geven aan doelstellingen inzake differentiatie in woontypologieën;

- verantwoordelijkheid geven aan de vergunningverlenende overheid om kwaliteit te

bewaken”.120

Dit is echter misleidend. De stad Menen heeft immers sinds augustus 2008 een gemeentelijke

stedenbouwkundige verordening goedgekeurd die voorschriften oplegt met betrekking tot

bouwhoogten, bouwdiepten, private buitenruimten, parkeergelegenheden, … Naast de

verordening bestaat bovendien een gabarietenplan dat een ruimtelijke invulling geeft aan de

typering van de woningen, en zo de maximale bouwhoogten aangeeft.121

Een gemeentelijke

stedenbouwkundige verordening is toepasselijk voor de hele gemeente. Een RUP wordt

volgens de regel samen gelezen met de verordening. De elementen die reeds worden geregeld

in een stedenbouwkundige verordening komen in principe niet meer aan bod in het RUP zelf,

tenzij specifiek wordt beslist om af te wijken van de verordening. In casu wordt nergens

afgeweken van de verordening en wanneer het RUP in samenhang met de verordening wordt

beoordeeld kan men er niet omheen dat het resultaat bijna zo stringent is als een BPA. De

samenhang zorgt ervoor dat flexibiliteit hier niet of weinig aan de orde is.

3.2.3. Conclusie

48. De veredelde BPA’s komen voor de volgende onderzoeksvraag niet in aanmerking. Enkel

RUP’s opgemaakt in de geest van artikel 4 DRO, waar duurzaamheid centraal staat, zijn

relevant. Een RUP veronderstelt ruimte te bieden aan flexibiliteit en dynamiek. De zopas

besproken RUP’s stralen de onderliggende gedachte van een RUP niet uit en neigen eerder

naar een BPA met te veel starre en te strikte voorschriften.

De meeste RUP’s hadden betrekking op het instellen van een woonzone, elk met zijn

specifiek karakter. Het liep reeds fout bij de bestemming door te veel verschillende zones aan

te duiden op het grafisch plan waardoor het leek op de zoneringsplannen van de BPA’s en de

verweving van functies nauwelijks of niet aan bod kwam. Nog meer liep het spaak bij de

inrichtingsvoorschriften. Deze lieten vaak geen marges, legden niet-essentiële ontsluitingen

vast op het grafisch plan, gaven duidelijke normen in verband met de plaatsing van

120

RUP Rekkem Centrum Menen, toelichtingsnota, 63. 121

RUP Rekkem Centrum Menen, toelichtingsnota, 32.

Page 42: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

39

gebouwen, bouwhoogtes, bouwlagen, grootte van tuinhuisjes,… Zelfs enkele indicaties voor

een RUP (inrichtingsstudie, beheervoorschriften) kunnen niet beletten om toch te besluiten tot

een veredeld BPA.

Indien we deze RUP’s zouden betrekken bij het volgende hoofdstuk kan nu reeds worden

overgegaan tot de eindconclusie : Rechtszekerheid staat nog steeds centraal en niet

flexibiliteit. Dit zou echter leiden tot een scheeftrekking van het onderzoek. Nu deze

veredelde BPA’s “ontmaskerd” zijn, kan overgegaan worden tot het onderzoek naar het

vinden van een evenwicht tussen rechtszekerheid en flexibiliteit in zuivere RUP’s.

3.3. Afweging rechtszekerheid tegenover flexibiliteit.

49. Aan de hand van de resterende RUP’s wordt onderzocht op welke punten een RUP

flexibiliteit in de stedenbouwkundige voorschriften mogelijk maakt of waar het daarentegen

de rechtszekerheid aan bod laat komen. In de rechtsleer122

wordt gepleit voor meer flexibiliteit

in de RUP’s als teken van een echte breuk met de BPA’s. De rechtszekerheid mag echter

nooit uit het oog verloren worden. Dit is een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur

waardoor de rechtszoekende weet waar hij aan toe is. Dat geldt ook voor een RUP.

Flexibiliteit en rechtszekerheid moeten voortdurend tegenover elkaar worden afgewogen om

tussen beiden een evenwicht te vinden. Het zal duidelijk worden dat dit geval per geval, RUP

per RUP moet worden bekeken, zodat het bijna onmogelijk is om enkele objectieve principes

naar voor te schuiven.

Alvorens over te gaan tot het onderzoek worden twee voorafgaande beschouwingen gegeven

die steeds in het achterhoofd moeten worden gehouden tijdens de verdere bespreking. Een

eerste gaat over de tekortkomingen van het onderzoek. Een tweede heeft betrekking op het

Besluit van de Vlaamse Regering die niet-verordenende typebepalingen vaststelt die gebruikt

kunnen worden bij de redactie van stedenbouwkundige voorschriften van een gewestelijk

122

P-J. DEFOORT, “Flexibiliteit in ruimtelijke uitvoeringsplannen: een moeilijke evenwichtsoefening”, TROS

2007, 217-233; Flexibiliteit en rechtszekerheid in de ruimtelijke planning, TROS 1999, bijzonder nummer, 1-43;

M. BAUWENS, T. DE WAELE, W. VANDEVYVERE, “Plannen en uitvoeren: Het ruimtelijk uitvoeringsplan

als instrument in het proces van idee tot realisatie. Juridische positie en redactie van een ruimtelijk

uitvoeringsplan.”, TROS 2007, 3-10.

Page 43: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

40

RUP.123

De vraag die hierbij kan gesteld worden is of dit typebesluit zijn neerslag vindt in

gemeentelijke RUP’s.

3.3.1. Voorafgaande beschouwingen

5°. Het onderzoek wordt geconfronteerd met enige beperkingen. Enerzijds is gebleken dat

heel wat nuttige informatie zou gehaald kunnen worden uit de bezwaren verzameld in het

kader van het openbaar onderzoek, net zoals de opmerkingen/bezwaren van de deputatie, die

maar liefst 3 keer124

haar zegje kan doen tijdens de totstandkomingsprocedure van een RUP.

Deze bezwaren en opmerkingen zouden nog duidelijker kunnen weergeven wat de

bevolking/deputatie, gezien het rechtszekerheidsbeginsel, noodzakelijk acht om verordenend

vast te leggen. Deze informatie is echter niet voorhanden wat de volledigheid van het

onderzoek enigszins afremt.

Anderzijds wordt gewezen op de afhankelijkheid van de aangereikte RUP’s. Het merendeel

gaat over het inrichten van woongebied wat maakt dat vaak dezelfde elementen terugkomen

en de variatie niet zo groot is. Verder is geen enkel RUP voorhanden waarin een

vogelrichtlijn- en/of habitatrichtlijngebied, VEN- en/of IVON-gebied aanwezig is. Nergens

situeert zich een probleem in verband met de watertoets. Indien één van die problemen wel

aanwezig zou zijn, zou dit zich zeker en vast weerspiegelen in de stedenbouwkundige

voorschriften. Bovendien is het ook niet altijd ideaal om een stedenbouwkundig voorschrift

uit het geheel te trekken. Voorschriften moeten immers in hun geheel worden bekeken. Waar

nodig wordt steeds een extra woordje uitleg over de context gegeven.

51. De stedenbouwkundige ambtenaren verkondigen hoofdzakelijk hetzelfde leidmotief dat

zoveel mogelijk naar flexibiliteit streeft, namelijk: “Enkel verordenend vastleggen wat moet.

Wanneer het niet uitmaakt of het op de ene of de andere manier wordt geregeld, staat het niet

in het RUP. Indien men iets wil vermijden zal dit zeker in het RUP verordenend worden

vastgelegd.” Dit wordt ook bevestigd in het typebesluit van de Vlaamse Regering:

“Graad van detail: Bepalingen over de voorwaarden waaraan de toegelaten werken

en handelingen moeten voldoen worden slechts opgenomen in het voorschrift indien

123

Besluit 11 april 2008 van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de

vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, BS 1 augustus 2008. 124

Een eerste maal moet ze haar standpunt kenbaar maken over het voorontwerp op de plenaire vergadering; een

tweede maal moet ze advies geven over het ontwerp-RUP en ten slotte moet het definitief vastgesteld RUP door

de deputatie worden goedgekeurd.

Page 44: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

41

het nuttig is en ruimtelijk relevant. In de toelichting kunnen richtlijnen opgenomen

worden over voorwaarden die zouden kunnen opgenomen worden in

stedenbouwkundige vergunningen om een kwalitatieve invulling van de bestemming

beter te garanderen.”

Het besluit voorziet in typevoorschriften voor gewestelijke RUP’s, maar zijn bij uitbreiding

ook van toepassing op provinciale en gemeentelijke RUP’s. De RUP’s die het voorwerp

uitmaken van dit onderzoek zijn echter reeds opgemaakt voor de inwerkingtreding van dit

besluit en elke gemeente heeft intussen al een eigen methodiek ontworpen waardoor het

besluit momenteel niet echt een leidraad vormt. Dit kan en zal mijn insziens mettertijd echter

nog evolueren. Het typebesluit kan een handige kapstok vormen voor gemeentelijke RUP’s,

maar zullen moeten worden aangevuld met voorschriften specifiek voor de lokale

omstandigheid. Anderzijds is het besluit het resultaat van reeds opgedane ervaring van

voorheen bestaande RUP’s waardoor het vooralsnog lijkt dat deze RUP’s dit besluit volgen.

3.3.2. Onderzoek

52. De afweging rechtszekerheid en flexibiliteit gebeurt zoals aangegeven aan de hand van de

resterende RUP’s. In elk RUP wordt als eerste het doel van het RUP gelezen. Het doel bepaalt

immers voor een groot deel welke elementen aan bod kunnen/moeten komen in het RUP om

aan de rechtszekerheidseis te voldoen. Daarom wordt in een afzonderlijk deel, als inleiding,

elk RUP met zijn doel beschreven. Daarna wordt, mede aan de hand van het doel, overgegaan

tot de zoektocht naar evenwicht tussen flexibiliteit en rechtszekerheid. Dit wordt opgesplitst

volgens de drie stedenbouwkundige voorschriften, bestemming, inrichting en beheer. In elke

categorie wordt nagegaan waarom een bepaald element in het ene RUP nodig is voor de

rechtszekerheid en in het andere RUP duidt op een te detaillistische aanpak.

3.3.2.1. Doel van het RUP

53. Teneinde de noodzaak en/of de opportuniteit van flexibele of niet-flexibele voorschriften

te kunnen beoordelen wordt vooreerst het doel van de RUP’s kort beschreven. Het doel van

het RUP speelt immers een cruciale rol in de graad van flexibiliteit. Het omschrijven van het

opzet van het plan geeft onmiddellijk een indicatie van de impact die het RUP teweeg zal

brengen. Hoe drastischer de vooropgestelde ommezwaai, hoe meer elementen zullen moeten

worden geregeld. Bijvoorbeeld wonen is minder verregaand dan de inplanting van een

Page 45: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

42

penitentiair complex. Een ander voorbeeld is de inrichting van een lokaal bedrijventerrein via

een RUP. Wanneer dit gebeurt in woongebied is dit veel complexer en ingrijpender dan

wanneer dit bijvoorbeeld gebeurt naar aanleiding van de herziening van een BPA waar het

gebied reeds bestemd was als bedrijventerrein. In het eerste RUP kunnen meerdere elementen

essentieel zijn voor de rechtszekerheid dan voor het tweede RUP, bijvoorbeeld het uitzicht

van omwonenden, verkeersontsluiting, realiseren van een groenbuffer,…

Het RUP Papenhof Mechelen125

is opgemaakt met het doel van bouwen van nieuwe

woongelegenheden, maar wil evenzeer groene “vingers” realiseren in de stad. Hiervoor wordt

een stuk agrarisch gebied herbestemd tot woongebied.

Het RUP Ter Elst Harelbeke126

heeft als doel de verruiming van de inrichtings- en

bebouwingsmogelijkheden van de zone voor sport en spel en van de zone voor

gemeenschapsvoorzieningen evenals de opmaak van vereenvoudigde voorschriften voor de

woonzones tegenover de voorschriften van BPA 36 Ter Elst. Hier werd geen

gewestplanwijziging doorgevoerd.

Het RUP Omgeving Groote Fabrieke Avelgem127

wordt opgemaakt om

woonuitbreidingsgebied te kunnen aansnijden en om gemengde functies mogelijk te maken in

het oude industriële gebouw “De Groote Fabrieke”. De bestemming van het gewestplan werd

daarvoor deels gewijzigd: de bestemming milieubelastende industrie wordt een zone voor

gemengde functies waar het wonen centraal staat.

Het RUP Stationsomgeving Avelgem128

is opgemaakt om de stationsomgeving te laten

heropleven. Hiervoor wordt de oude spoorwegbedding ingericht als ‘groene vinger’ die

doorkruist wordt door een bestaande bovenlokale, recreatieve fietsroute. Daarnaast wordt de

Ijzerwegstraat heringericht tot volwaardig plein met openbare parking, blijft het busstation

rondom het oude stationsgebouw behouden als volwaardig lokaal knooppunt van

verschillende buslijnen en wordt een wooninbreidingsproject gerealiseerd.

125

Gemeentelijk RUP Papenhof Mechelen – nog niet definitief vastgesteld. 126

Gemeentelijk RUP Ter Elst Harelbeke, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 9 juli 2007, goedgekeurd

door deputatie op 8 november 2007, BS 17 december 2007, 8. 127

Gemeentelijk RUP Omgeving Groote Fabrieke Avelgem – nog niet vastgesteld. 128

Gemeentelijk RUP Stationsomgeving Avelgem, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 3 november

2008, goedgekeurd door deputatie op 11 december 2008, BS 28 januari 2009.

Page 46: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

43

Het RUP Open zone Roeselare Staden129

geeft uitvoering aan de bindende bepaling van het

gemeentelijk RSP Staden waarin wordt voorgesteld om onbebouwde delen van het

buitengebied blijvend te vrijwaren van bebouwing door middel van het afbakenen van zones

non-aedificandi.

Het RUP Blommenwijk Staden130

is een herziening/actualisatie van het bestaande BPA

Blommenwijk. De woonkorrel ‘Hogeschuur’ ligt momenteel in agrarisch gebied. Dit zal

worden herbestemd naar landelijk wonen. Bovendien wordt een deel ambachtelijke zone die

deels bebouwd is door woningen ook herbestemd tot woonzone.

Het RUP Nijverseel Opwijk131

bestaat uit de herziening en uitbreiding van het BPA nr. 7

Nijverseel. Enkele percelen en gebouwen worden door de begrenzing van het bestaande BPA

doorgesneden wat zorgt voor planologische en juridische moeilijkheden. Het RUP biedt hier

een oplossing voor door aanpassing van de grenzen. Bovendien vindt een kleine uitbreiding

plaats met het lokaal bedrijventerrein Rodeveld.

Het RUP Binnengebieden Winkelstraat Zwevegem132

heeft als opzet de activering van het

juridisch beschikbaar woongebied en het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit. Hierdoor

wordt een klein stukje agrarisch gebied volgens gewestplan herbestemd tot woongebied.

Het RUP Surremont-Otegem Zwevegem133

komt neer op een bevestiging van een BPA

waardoor een verkaveling met residentiële bebouwing is gerealiseerd met bijkomend de

mogelijkheid van een ontsluitingsweg.

Het RUP Bekaertsite Moen Zwevegem134

wordt opgemaakt naar aanleiding van twee aan

elkaar palende industriële sites die in het gemeentelijk RSP als heroriënteringsproject worden

129

Gemeentelijk RUP Open Zone Roeselare Staden, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 1 juni 2006,

goedgekeurd door deputatie op 7 september 2006, BS 16 oktober 2006. 130

Gemeentelijk RUP Blommenwijk Staden – nog niet vastgesteld. 131

Gemeentelijk RUP Nijverseel Opwijk, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 24 januari 2008,

goedgekeurd door deputatie op 28 februari 2008, BS 8 april 2008. 132

Gemeentelijk RUP Binnengebieden Winkelstraat Zwevegem – nog niet vastgesteld. 133

Gemeentelijk RUP Surremont-Otegem Zwevegem, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 22 oktober

2007, goedgekeurd door deputatie op 29 november 2007, BS 18 januari 2008 134

Gemeentelijk RUP Bekaertsite Moen Zwevegem, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 26 mei 2008,

goedgekeurd door deputatie op 19 juni 2008, BS 13 augustus 2008.

Page 47: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

44

aangeduid. Het RUP voert een bestemmingswijziging door van milieubelastende industrie

naar woonprojectzone en KMO-zone.

54. Afgaande op het doel van het RUP kan reeds getracht worden een voorlopige conclusie te

geven. De RUP’s die een bevestiging of herziening zijn van een BPA (RUP Ter Elst

Harlebeke, RUP Nijverseel Opwijk, RUP Suremont-Otegem) zullen een minder grote impact

hebben aangezien het gebied reeds gerealiseerd is. Daarentegen kunnen bij de RUP’s die een

wijziging van de bestemming van het gewestplan voor ogen hebben (RUP Papenhof

Mechelen, RUP Omgeving Groote Fabrieke Avelgem, RUP Blommenwijk Staden, RUP

Binnengebieden Winkelstraat Zwevegem, RUP Bekaertsite Moen Zwevegem) grotere

implicaties verwacht worden. Ook de RUP’s die een wooninbreidingsproject/

woonuitbreidingsproject realiseren zullen hun aandacht moeten vestigen op een aantal

elementen, zoals privacy omwonenden, ontsluiting van het gebied, parkeervoorzieningen, …

Net zoals een degelijke scheiding zal moeten voorzien worden tussen bedrijvenzone en

woonzone.

55. De afweging zal gebeuren per categorie van stedenbouwkundig voorschrift, met name de

bestemmings-, inrichtings- en beheervoorschriften. Er zal getracht worden na te gaan waarom

een element in het ene RUP wel moet worden geregeld en in het andere RUP niet. Dit is

steeds afhankelijk van het doel van het RUP.

3.3.2.2. Bestemmingsvoorschriften

56. Dit is mijn inziens van cruciaal belang.135

De centrale vraag is of de rechtszoekende bij de

lezing van de voorschriften van het plan al dan niet voldoende weet wat het plan behelst. De

bestemming bepaalt de toegelaten activiteit die voor elk plan de hoofdrol speelt. Enkele

auteurs beweren nochtans dat het niet uitgesloten is dat een RUP voor een bepaald gebied

enkel inrichtingsvoorschriften voorziet, en geen bestemmingsvoorschriften. Deze stelling lijkt

nogal hard wanneer het letterlijk wordt opgevat. Maar na lezing van de door hen aangehaalde

voorbeelden verliest deze stelling kracht. Deze zijn een ‘overdruk’ met

inrichtingsvoorschriften bovenop het bestaande gewestplan, met het uitdrukkelijke behoud

135

Hiertegenover staat H. LEINFELDER, “Dominante en alternatieve planningsdiscoursen ten aanzien van

landbouw en open ruimte in een (Vlaamse) verstedelijkende context”, onuitgeg. proefschrift, AMRP Ugent. Zijn

idee komt neer op het omdraaien van de bestaande “hiërarchie” toegepast op de open ruimte. Vandaag zijn de

bestemmingsvoorschriften de belangrijkste, aanvullend komen de inrichtings- en beheervoorschriften. Hij

lanceert de gedachte om daarentegen meer gewicht toe te kennen aan spelregels (inrichting- en

beheervoorschriften) dan aan de (monofunctionele) zonering (= bestemmingsvoorschriften).

Page 48: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

45

van de bestemming van het gewestplan136

; wanneer geen bestemmingsvoorschriften opgelegd

worden in het RUP blijven de bestemmingsvoorschriften van het BPA/APA van kracht.137

Het resultaat blijft evenwel een gebied dat een bestemming heeft waaruit de toegelaten

functies kunnen gehaald worden.

57. Bij de invoering van RUP’s bestond de hoop op een terugkeer naar het gewestplan waar

bijvoorbeeld voor woongebied als bestemmingsvoorschrift enkel het voorschrift ‘zone voor

wonen’ stond. In BPA’s daarentegen werd gebruik gemaakt van zoneringsplannen waarin

voor een klein grondgebied verschillende zones werden aangebracht, bv zone voor halfopen

wonen, zone voor open wonen, zone voor appartementen, … Het toekennen van een globale

bestemming voor het hele gebied leidt tot flexibiliteit in de inrichting. Het RUP Ter Elst

Harelbeke bevat bijvoorbeeld één zone voor wonen in de ruime zin en één zone voor

gemeenschapsvoorzieningen en openbaar domein. Het RUP Papenhof Mechelen daarentegen

bezit een zone bestemd voor groepswoningbouw, een zone voor rijhuizen, een zone voor

villa’s. Ook de groenblauwe natuurslinger van dit RUP wordt onderverdeeld in 4

verschillende zones. Het is aan te raden dit achterwege te laten in RUP’s aangezien dit de

duurzaamheid niet ten goede komt. Ook Het RUP Blommenwijk Staden zondigt aan iets te

strakke bestemmingsvoorschriften. Het maakt onderscheid tussen hoofdgebouw, bijgebouw

en niet-bebouwde percelen.138

Deze krijgen afzonderlijk hun bestemming. Ook dit is een

praktijk die eerder in een BPA thuishoort en weinig bijdraagt tot de flexibiliteit van een RUP.

58. Een woongebied wordt volgens het RSV niet aanzien als monofunctioneel.

“Verdichting betekent onder andere het versterken van de multifunctionaliteit door

verweving.” 139

Wonen is bij uitstek een categorie van verweving met andere functies. In het typebesluit van

de Vlaamse Regering wordt dit beaamd met de standaard typebepaling:

“Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en

voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden

verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts-

136

P-J. DEFOORT, “Flexibiliteit in ruimtelijke uitvoeringsplannen: een moeilijke evenwichtsoefening”, TROS

2007, 222. 137

RvS 13 augustus 1999, nr. 82.079, Correia de Almeda, Noot B. ROELANDTS, “Flexibiliteit in aanleg- en

uitvoeringsplannen”, TROS 2000, 23. 138

RUP Blommenwijk Staden, stedenbouwkundige voorschriften, 5, 9, 13 18, 22, 139

RSV, richtinggevend gedeelte, 361.

Page 49: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

46

en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde

ruimten, socioculturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen.”

Het RUP Surremont-Otegem van de gemeente Zwevegem is een voorbeeld van dergelijke

verweving van functies. In de zone voor wonen in de ruime zin luidt het

bestemmingsvoorschrift als volgt:

“Het gebied is bestemd voor wonen in de ruime zin: wonen, horeca, detailhandel,

diensten en kantoren voor zover ze beperkt blijven tot het lokaal niveau”140

Dit is een flexibel voorschrift en voldoet toch aan de rechtszekerheidseis omdat het

duidelijkheid verschaft omtrent de toegelaten activiteiten.

De functieverweving kan evenwel in sommige gevallen terecht beperkt worden omwille van

het karakter van het gebied. Bijvoorbeeld in het RUP Ter Elst Harelbeke141

bestaat eveneens

een zone voor wonen in ruime zin. Hier wordt evenwel de verhouding vastgelegd.

“Minimaal 55% van de vloeroppervlakte per gebouw van de gebouwen moet in

gebruik zijn als woning met aanhorigheden (garages, tuinaccomodatie, tuinen), 45%

kan in een ander gebruik zijn.”142

Het lijkt een beknotting, maar is te rechtvaardigen. In de toelichtingsnota wordt immers

bepaald dat dit noodzakelijk is om het residentieel karakter van de woonwijk te garanderen

enerzijds en om bijkomende functies toe te laten in de hoeve Ter Elst (30%-70%) die ook is

opgenomen in zone voor wonen, anderzijds.143

Het is aan te bevelen om de verhouding

perceel per perceel te bekijken en niet over de hele zone. Anders bestaat het risico dat een

eerste vergunningsaanvraag meer krijgt dan het vastgelegde percentage terwijl latere

vergunningsaanvragen daarvoor moeten boeten. Dit kan leiden tot schending van het

gelijkheidsbeginsel. Ook bij wonen in het groen is er kans dat de woonfunctie in de ene helft

van het plangebied gebeurt en het groen de andere helft behelst. Dit gaat voorbij aan de opzet

van wonen in het groen.144

140

RUP Surremont-Otegem Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 16. 141

Te vergelijken met RUP Omgeving Groote Fabrieke Avelgem waar onderscheid wordt gemaakt tussen

hoofdfunctie en nevenfunctie. De nevenfunctie is beperkt tot 100 m² vloeroppervlakte. 142

RUP Ter Elst Harelbeke, stedenbouwkundige voorschriften 37. 143

RUP Ter Elst Harelbeke, toelichtingsnota, 32. 144

Zie ook A. GLABEKE, X. BUYS, “Stedenbouwkundige voorschriften: over juridische hindernissen en

legistieke valkuilen”, TROS 2006, 366.

Page 50: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

47

Om de graad van functieverweving te bepalen is de ruimtelijke draagkracht de leidraad. Deze

mag niet worden overschreden. Dit wordt ook benadrukt in het typebesluit van de Vlaamse

Regering145

:

“Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie

van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact

betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed

aan :

- de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;

- de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers,

bewoners of bezoekers;

- de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;

- de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen;

- de bestaande of gewenste woondichtheid;

- de inpassing in de omgeving”.

Vandaar dat heel wat gemeentelijke RUP’s bij wonen in ruime zin de zinsnede “… voor zover

ze beperkt blijven tot het lokaal belang” bevatten.146

In het RUP Open zone Roeselare van de

gemeente Staden krijgen twee slecht ontsloten woonkorrels niet veel meer mogelijkheden dan

de zonevreemde woningen om reden dat teveel bijkomende mogelijkheden inzake

nevenfuncties de ruimtelijke draagkracht zouden kunnen overschrijden.147

Elke hoofd- en

nevenfunctie in het gebied van het RUP Blommenwijk Staden dient getoetst te worden aan

enkele criteria om te voldoen aan deze voorwaarde. De criteria zijn de impact op het verkeer,

de parkeermogelijkheden, verenigbaarheid met functies in de directe omgeving, respecteren

van het bestaande straatbeeld en het risico op overlast van lawaai, geur, stof.148

Aan de hand

van dergelijke criteria wordt bijvoorbeeld uitgemaakt of een kleinschalige ambachtelijke

activiteit, hoewel ook hoofdbestemming, verenigbaar is met de woonbestemming in de

woonzone met ambachtelijke activiteiten. Vergelijkbaar is het bestemmingsvoorschrift voor

KMO- zone in RUP Bekaertsite Moen Zwevegem:

“Het gebied is bestemd voor ambachtelijke bedrijven, KMO’s, stapelplaatsen en

kantoren, private en openbare groene en verharde ruimten voor zover verenigbaar

145

In RUP Bekaertsite Moen Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 26, werd dit reeds voorheen in

exact dezelfde bewoordingen vastgelegd. 146

RUP Surremont-Otegem Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 16; RUP Binnengebieden

Winkelstraat Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 23 147

RUP Open zone Roeselare Staden, toelichtingsnota, 14. 148

RUP Blommenwijk Staden, stedenbouwkundige voorschriften, 5.

Page 51: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

48

met de woon- en leefomgeving. Transport en logistiek, detailhandel en directe verkoop

ter plaatse wordt uitgesloten.”

De uitsluiting gebeurt omwille van de ruimtelijke draagkracht en de verenigbaarheid

met de omgeving.

59. In het RSV wordt richtinggevend de minimale woningdichtheid gegeven waarnaar moet

worden gestreefd. Voor het stedelijk gebied bedraagt dit minimum 25 woningen per hectare

en 15 woningen per hectare in het buitengebied.149

Dit uit zich in diverse RUP’s, bijvoorbeeld

in het RUP omgeving Groote Fabrieke Avelgem:

“(...) Zowel in deelzone 1A als in deelzone 1B moet een minimale dichtheid van 25

woningen per hectare gerealiseerd worden.”150

Gemeentes zijn niet verplicht om dit in elk RUP op te nemen, enkel wanneer het nodig is voor

de rechtszekerheid of wanneer de ontwerpers iets willen vermijden. Bijvoorbeeld in RUP’s

die een zone voor residentieel wonen afbakenen151

wordt de dichtheid bewust lager gehouden

omdat dit gebied een rustig en groen karakter dient te hebben.

In het RUP Ter Elst Harelbeke is de woningdichtheid onvoldoende geregeld. Uit de

toelichting blijkt nochtans dat de bestaande woningdichtheid in het plangebied te laag is, maar

dat deze niet kan worden opgedreven doordat de realisatie van de resterende braakliggende

terreinen reeds in aanvang zijn. Volgens de ontwikkelingsstrategie moet een verbod op de

verlaging van de bestaande woningdichtheid verordenend worden vastgelegd. Dit komt mijn

inziens overeen met een minimale woningdichtheid. Een paar regels verder vinden we

daarentegen terug dat geen minimum-maximum woningdichtheid verordenend moet worden

vastgelegd. Hier kan van een contradictie worden gesproken. Uiteindelijk wordt in de

verordenende voorschriften niets teruggevonden in verband met de woningdichtheid.152

60. Dezelfde principes van wonen komen ook voor bij andere bestemmingen. In de zone voor

agrarisch gebied in RUP Nijverseel Opwijk wordt de hoofdbestemming, landbouw in de

ruime zin, vastgelegd. Daarnaast worden nevenbestemmingen toegelaten met het oog op

functieverweving:

149

RSV, richtinggevend gedeelte, 361. 150

RUP Omgeving Groote Fabrieke Avelgem, stedenbouwkundige voorschriften, 25. 151

RUP Winkelstraat Zwevegem, toelichtingsnota, 17; RUP Surremont-Otegem, stedenbouwkundige

voorschriften, 16. 152

RUP Ter Elst Harelbeke Ter Elst, toelichtingsnota, 14, 32, 34.

Page 52: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

49

“Handel, in relatie tot de landbouwactiviteiten en laagdynamisch, is in

nevenbestemming bij de landbouwactiviteiten toegelaten, zij het dat deze activiteit

sterk ondergeschikt dient te zijn aan de landbouwactiviteit en lokaal gericht. (…)” 153

Ook hier wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht (lokaal gericht) als grens

voor de functieverweving.

In de zone voor bedrijvigheid, kleinschalige handel en wonen van het RUP Nijverseel Opwijk

wordt dit zelfs letterlijk gezegd:

“De gronden zijn bestemd voor het bestendigen van bestaande, behoorlijk vergunde

bedrijfs-, kleinschalige handels- en wooninfrastructuren, voorzover de ruimtelijke

draagkracht van de omgeving niet wordt overschreden.”154

Ook de zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar domein in het RUP Ter Elst

Harelbeke is een voorbeeld van voorschrift waar duidelijk de toegelaten activiteiten worden

omschreven en daarbij rekening moet worden gehouden met de ruimtelijke draagkracht van

het gebied:

“Bestemming: Publieke dienstverlening, sociaal-culturele inrichtingen, kleinschalige

openbare nutsvoorzieningen, gemeenschapsvoorzieningen, recreatieve voorzieningen,

tuinen en groengebieden, parkeergelegenheden, wegenis. Functies moeten rekening

houden met de ruimtelijke draagkracht van het gebied. Dit betekent dat functies met

stof, geur of lawaaihinder ’s nachts of overdag niet aanvaardbaar zijn. Functies die

een overdreven verkeersbelasting veroorzaken zijn eveneens niet aanvaardbaar.

Functies met een publiekstrekkend karakter of activiteiten met personeelsleden moeten

voorzien in de eigen parkeerbehoefte”155

61. De bestemmingsvoorschriften leveren, zoals verwacht, niet echt grote problemen. Elke

gemeente beseft dat de bestemming het meest essentiële is om te voldoen aan de vereiste van

rechtszekerheid. In sommige RUP’s mocht de flexibiliteit toch iets meer aan bod komen. Aan

te raden valt om in de toekomst de strakke zoneringsplannen te laten vallen en een globale

bestemming te geven aan het gebied. Verder verdienen de typevoorschriften van het Besluit

van de Vlaamse Regering de voorkeur in verband met de bestemmingsvoorschriften en vooral

153

RUP Nijverseel Opwijk, stedenbouwkundige voorschriften, 136. 154

RUP Nijverseel Opwijk, stedenbouwkundige voorschriften, 150. 155

RUP Ter Elst Harelbeke, stedenbouwkundige voorschriften, 39.

Page 53: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

50

in verband met de verweving van functies. Deze voorschriften kunnen weliswaar aangepast

worden aan specifieke elementen (onder andere in verband met de ruimtelijke draagkracht)

van de betrokken gemeente.

3.3.2.3. Inrichtingsvoorschriften

62. Dit zou het meest boeiende deel van het onderzoek moeten zijn. In de

inrichtingsvoorschriften kunnen oneindig veel dingen geregeld worden waardoor sommige

RUP’s zich verliezen in details waar dit niet noodzakelijk is. Daardoor wordt de flexibiliteit

helemaal buiten spel gezet en kan niet worden gesproken van een duurzaam RUP. De tekst

van artikel 38 DRO luidt als volgt:

“§1. Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat: (…)

2° de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de

inrichting en/of het beheer; (…)”

Bij het ontleden van de tekst kan samen met vele auteurs156

besloten worden dat een RUP niet

noodzakelijk én bestemmingsvoorschriften én inrichtingsvoorschriften én beheervoorschriften

dient te bevatten. Dit is ook het voorwerp van discussie in het hogervernoemde arrest Van

Pollaert.157

Een RUP zou met enkel bestemmingsvoorschriften reeds voldoende

rechtszekerheid kunnen bieden, aangezien de rechtszoekende weet welke activiteiten zijn

toegelaten en dit als het belangrijkste wordt beschouwd. Inrichtingsvoorschriften kunnen in

het kader van de rechtszekerheid achterwege worden gelaten. Dit is mijn inziens niet geheel

terecht. Gelet op de implicaties en het doel van het plan kunnen inrichtingsvoorschriften toch

dermate essentieel zijn. De opzet van het plan is, zoals reeds eerder vermeld, van uiterst groot

belang. Gelet op hetgeen de ontwerpers willen realiseren moeten ze enkele essentiële

elementen invoeren. Teruggedacht kan worden aan het arrest Peleman158

waar in het

kleinstedelijk gebied Dendermonde een gevangenis werd voorzien. Omdat de gevangenis niet

op de openbare weg aansloot moest de ontsluitingsweg worden geregeld. Op het plan werden

twee indicatieve ontsluitingen weergegeven. De Raad van State oordeelde in casu dat de

ontsluitingsweg een essentieel element is dat om te voldoen aan de rechtszekerheidseis

156

P-J. DEFOORT, “Flexibiliteit in ruimtelijke uitvoeringsplannen: een moeilijke evenwichtsoefening”, TROS

2007, 221; RvS 13 augustus 1999, nr. 82.079, Correia de Almeda, Noot B. ROELANDTS, “Flexibiliteit in

aanleg- en uitvoeringsplannen”, TROS 2000, 23. 157

RvS 9 januari 2007, nr. 166.436, Van Pollaert. 158

RvS 13 november 2008, nr. 187.898, Peleman ea.

Page 54: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

51

verordenend diende te worden vastgelegd. De aanduiding van twee indicatieve

ontsluitingswegen doorstond de toets van de rechtszekerheideis niet.

Om te onderzoeken wat in welk plan essentiële elementen zijn wordt de toelichtingsnota

grondig bestudeerd. In de toelichtingsnota staat namelijk de aanzet waar de problemen zich

(zouden kunnen) situeren. De focus wordt op die elementen gelegd en wordt onmiddellijk

vergeleken met de voorschriften die aan dit probleem zijn gewijd. Zo kan achterhaald worden

of de stedenbouwkundige voorschriften dit probleem voldoende hebben behandeld. Zoals

hierboven reeds aangehaald zou het nog interessanter zijn indien ook de bezwaren

aangebracht tijdens het openbaar onderzoek, het advies of de goedkeuringsbeslissing van de

deputatie voorhanden zouden zijn.

63. In enkele RUP’s tracht men flexibiliteit in te bouwen door de stedenbouwkundige

voorschriften summier te houden en de toelichtingsnota daarentegen zeer uitgebreid te

omschrijven. De toelichtingsnota wordt dermate uitgebreid gedocumenteerd zodat de

detailregeling hierin terugkomt. Daarmee worden alsnog richtlijnen gegeven aan de

vergunningverlenende overheid die de beslissingen moet nemen in uitvoering van het RUP,

maar er evenwel steeds van kan afwijken omdat de toelichting niet verordenend is. Het RUP

open zone Roeselare is hier een voorbeeld van. De gedachte is mooi; toch moet hier

omzichtig mee worden omgesprongen. Het kan niet de bedoeling zijn om in de

toelichtingsnota elementen te schrijven die eigenlijk in de verordenende kolom moeten staan.

De ontwerpers moeten erover waken dat de stedenbouwkundige voorschriften op zich al

voldoende rechtszekerheid bieden. De toelichtingsnota dient enkel als verduidelijking en kan

geen verborgen voorschrift bevatten.

Bv. Stedenbouwkundig voorschrift: “ Als afsluitingen zijn, behoudens hagen en sloten,

slechts palen met draad toegelaten met beperkte hoogte. (…)”

Toelichting: “De hoogte van deze afsluitingen mag niet meer bedragen dan 2, 00

meter. Slechts bij grote uitzondering, en mits afdoende gemotiveerd, mag van deze

maximale hoogte worden afgeweken”159

Dit voorbeeld is niet aanvaardbaar. Het voorschrift is zelf te vaag en biedt onvoldoende

rechtszekerheid zodat de toelichting meer dan loutere verduidelijking schept.

159

RUP Open Zone Roeselare Staden, stedenbouwkundige voorschriften, 24.

Page 55: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

52

Een ander voorschrift luidt:

“Voor de bestaande kleinschalige ambacht is een beperkte uitbreiding toegelaten”.

Toelichting: “Onder beperkte uitbreiding wordt een uitbreiding verstaan waarbij

richtinggevend de oppervlaktevermeerdering niet meer bedraagt dan 30% van de

bestaande oppervlakte. De oppervlaktevermeerdering wordt berekend tov de vergunde

bestaande toestand op het moment van de definitieve aanvaarding door de

gemeenteraad van onderhavig RUP. Een uitbreiding tot een totale oppervlakte van

500 vierkante meter is steeds toegelaten. Dit is vooral bedoeld voor kleine bedrijven.

Dit houdt dus in dat een vermeerdering tot een totale oppervlakte (= bestaand en

nieuw) van 500 vierkante meter altijd is toegelaten voor de bedrijven waarvoor deze

bepalingen gelden. Buitensporig grote gebouwen, die niet inpasbaar zijn in de

woonomgeving zijn niet toegelaten.”

Dit is vergelijkbaar met het vorige voorschrift. Het stedenbouwkundig voorschrift is te vaag

over de draagwijdte van “beperkte uitbreiding”. De toelichting daarentegen geeft een lange

omschrijving van wat dit betekent. De toelichting gaat daarin te ver door zeer gedetailleerd

met groottes en percentages te werken. Dit kan niet aanzien worden als een loutere

verduidelijking.

Een voorbeeld van een loutere verduidelijkende toelichting kan gevonden worden in het RUP

Ter Elst Harelbeke:

Bv. Stedenbouwkundig voorschrift: “Kleinere constructies kunnen gebouwd worden

op de open perceelsgrens mits akkoord van de buur”

Toelichting: “Wat voor soort bebouwing wordt hier bedoeld? Het gaat om kleinere

constructies die de bouwtypologie in essentie niet verandert zoals: steunpilaren van

een carport op de perceelsgrens, een tuinmuur of houten afsluiting op de

perceelsgrens, een zijmuur van een tuinhuis op de perceelsgrens.”160

In het voorschrift wordt voldoende rechtszekerheid geboden, ook door de vereiste van het

akkoord van de buur. De toelichting geeft enkele voorbeelden als verduidelijking van het

voorschrift.

Anderzijds moet er over gewaakt worden dat het voorschrift zelf voldoende duidelijk en

concreet wordt omschreven. Woorden als ‘wenselijk’, ‘genieten de voorkeur’, ‘verdient

160

RUP Ter Elst Harelbeke, stedenbouwkundige voorschriften, 38.

Page 56: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

53

aandacht’ moeten worden vermeden. Dit getuigt van flexibiliteit, maar kunnen er soms voor

zorgen dat de voorschriften niet juridisch afdwingbaar zijn.

Bv. “(…) Het wonen rond een autoluw binnenhof verdient extra aandacht”

Hoeveel aandacht? Dit is te vaag en kan niet worden getoetst.

Bv. “(…) Belangrijk bij het ontwerp is de link met het aanpalend station en de

zichtlijnen tov de gevel aan de overzijde van het station”161

Wat wordt bedoeld met link? Hoe belangrijk is die link?

64. In een aantal RUP’s komen beschermde monumenten en/of dorpsgezichten162

voor. Deze

hebben die status gekregen door een ministerieel besluit. Telkens dit aan de orde is, mag

verwacht worden dat dit weerspiegeld wordt in de stedenbouwkundige voorschriften om te

voldoen aan de rechtszekerheidseis. Ik voeg bij deze categorie zelf nog de markante

gebouwen163

, kleine landschappelijke elementen164

toe die niet die officiële status hebben,

maar toch een zekere waarde hebben voor de gemeente. Ook voor dit soort elementen is het

vereist hierover iets terug te vinden in de stedenbouwkundige voorschriften. Het is immers

van belang dat deze gebouwen, monumenten, elementen behouden blijven omwille van hun

cultuurhistorische of esthetische waarde. In casu wordt dit in elk RUP degelijk geregeld en

wordt minstens één voorschrift aan dergelijke categorie gewijd. Algemeen wordt steeds

bepaald dat de essentiële kenmerken van de gebouwen moeten aanwezig blijven. Bepaalde

werken kunnen enkel worden uitgevoerd met respect voor de typische verschijningsvorm en

architecturaal karakter van de site. Daarbij wordt dan nog vaak een verbod opgelegd voor de

oprichting van nieuwe, losstaande gebouwen.

65. Wat de woontypologie in woongebieden betreft is veel variatie te vinden. Wanneer dit niet

in het RUP staat getuigt dit uiteraard van veel flexibiliteit. Dit geeft vrij spel aan de

rechtszoekende die ruime keuze heeft tussen verschillende types van woningen. Het RUP

Blommenwijk Staden bijvoorbeeld bevat geen stedenbouwkundig voorschrift met betrekking

tot de woontypologie. Het RUP Nijverseel Opwijk bevat wel een stedenbouwkundig

voorschrift waarin expliciet staat dat vrijstaande, gekoppelde en gesloten (meergezins- en

161

RUP Wolfsgracht Denderleeuw – nog in plenaire vergadering. 162

RUP Omgeving Groote Fabrieke Avelgem, toelichtingsnota, 10; RUP Stationsomgeving Avelgem,

toelichtingsnota, 10. 163

RUP Blommenwijk Staden, toelichtingsnota, 20; RUP Binnengebied Winkelstraat Zwevegem,

toelichtingsnota, 17, bv. hoeve. (idem RUP Ter Elst Harelbeke, toelichtingsnota, 14). 164

RUP Surremont-Otegem Zwevegem, toelichtingsnota, 6, bv. 2 lindebomen.

Page 57: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

54

ééngezinswoningen) woningen toegelaten zijn.165

Dit is te wijten aan het feit dat het

plangebied reeds volgebouwd is. Het is reeds een wirwar van verschillende woontypologieën.

Dan is men ook onverschilliger over de woningen die er nog kunnen bijkomen.

Wanneer daarentegen een nieuw aan te snijden gebied het voorwerp van een RUP is, zal over

het algemeen wel de woningtypologie worden bepaald omdat men de gebieden wil ordenen.

Ook bij de zones voor residentieel wonen en/of landelijk wonen wordt steeds de

woningtypologie omschreven. Deze zone behoeft een zekere uitstraling waar voornamelijk de

halfopen en open bebouwing zijn plaats vindt.166

Het enige wat heel veel RUP’s gemeen hebben is dat verordenend wordt vastgelegd of

appartementen en meergezinswoningen al dan niet worden toegelaten167

, zelfs als voor het

overige alle typologie wordt toegelaten.168

Dit kan redenen hebben als het niet inpassen ervan

in de bestaande woontypologie, redenen van privacy, …

66. De meeste verscheidenheid wordt gevonden in de voorschriften met betrekking tot de

bebouwingswijze, plaatsing van het gebouw, volume, … Hier zijn sommige RUP’s zeer kort

en bondig in, terwijl andere overbeladen zijn met detailregelingen. Een RUP zal zelden nog

uitspraak doen over de materiaalkeuze, zoals dit wel het geval was in een BPA:

Bv. “(…) Voor buitenbekleding zullen de materialen in algemene regel de volgende

zijn, ruwe baksteen, hardsteen, breuksteen, met uitsluiting van welkdanig materiaal

dat zou schaden aan het eenvormig aspect van de gebouwen of van het algemeen

karakter van de omgeving. Alleenstaande gebouwen mogen in lichte kleuren

geschilderd worden.”169

Dit kan enkel worden aangemoedigd, omdat dit sterk aan evolutie onderhevig is en een RUP

duurzaam moet zijn. Enkel RUP Papenhof Mechelen zondigt tegen dit principe en geeft bij de

algemene voorschriften regels voor de architecturale vormgeving:

- “Gebogen lijnen (gebogen dakvormen, gebogen vensters, gebogen gevelvlakken…)

zijn verboden.

165

RUP Nijverseel Opwijk, stedenbouwkundige voorschriften, 120. 166

RUP Surremont – Otegem Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 16. 167

RUP Omgeving Groote Fabrieke Avelgem, stedenbouwkundige voorschriften, 30. 168

RUP Binnengebied Winkelstraat Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 23. 169

BPA nr. 7 Nijverseel Opwijk, vervangen door RUP Nijverseel Opwijk.

Page 58: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

55

- Voor de profielen van het buitenschrijnwerk mogen niet meer dan twee

verschillende materialen gebruikt worden. (bv. metaal voor de ramen en hout voor

de deuren…)

- Voor de overige verticale geveldelen mogen niet meer dan twee verschillende

gevelmaterialen worden gebruikt. (bv. baksteen met twee verschillende kleuren,

formaat of tekstuur (…)

- Er worden geen versieringen aangebracht zonder functie.”170

De voorschriften zijn te strikt en laten geen ruimte voor flexibiliteit.

Sommige RUP’s zijn zeer flexibel in de wijze van bebouwing en leggen slechts enkele regels

verordenend vast zonder in detail te gaan.

- Bv. “In geval van nieuwbouw wordt het maximale gabariet gevormd door een

volume van 6 meter en een dak met een helling van 45 graden. Binnen het gabariet

is het aantal woonlagen en dakvorm vrij. (…) Elke nieuwbouw of verbouwing moet

op een kwalitatieve en contextuele wijze ingepast worden in het straatbeeld. In het

zicht blijvende delen van zijgevels moeten op dezelfde kwalitatieve wijze

vormgegeven worden als de voorgevels.”171

De toelichting erbij geeft voldoende duidelijke uitleg hierover. “Contextuele

inpassing houdt in dat de gevelopbouw (hoogte, materialen, geleding), de dakvorm

(hoogte, dakvensters, hoek, materialen), de uitsprongen en het materiaalgebruik

op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten

worden. Dit contextueel inpassen duidt niet op het kopiëren van de bestaande

typologie.”

- Bv. “De inplanting, dimensionering en vormgeving van de gebouwen en de

inrichting van de niet-bebouwde ruimte dienen steeds in overeenstemming te zijn

met de goede ruimtelijke ordening. Voor de beoordeling van de goede ruimtelijke

ordening dienen volgende criteria steeds in overweging genomen te worden:

- op welke manier wordt het gebouw ingepast in het straatbeeld;

- hoe wordt de eventuele aansluiting op aanpalende gebouwen opgevat;

- op welke manier worden de niet bebouwde perceelsdelen ingericht;

- hoe wordt de privacy van omwonenden gegarandeerd;

170

RUP Papenhof Mechelen, stedenbouwkundige voorschriften, 46. 171

RUP Bekaertsite Moen Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 28-29.

Page 59: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

56

- gebruik van duurzame en esthetisch verantwoorde materialen”172

Daarna worden nog enkele basisprincipes gegeven voor de plaatsing,

dimensionering en vormgeving van de hoofdgebouwen. Deze bevatten echter geen

cijfers of afmetingen.

- Bv. Er wordt geen maximaal bebouwingsgabariet, minimum-maximum

woningendichtheid, bepalingen over bijgebouwen, uitbouwen, tuinaccommodatie,

afsluitingen verordenend vastgelegd omdat dit niet nodig is om de rechtszekerheid

te bereiken. Voor deze elementen wordt gebruik gemaakt van de kwaliteitstoets:

“Bij nieuwe bebouwing – typologie moet in de bouwaanvraag worden aangetoond

dat rekening wordt gehouden met de omringende bebouwing. Nieuwe bebouwing

mag geen onaanvaardbare hinder veroorzaken aan de aanpalende

percelen/bebouwing. (…)”

In de toelichting wordt “rekening houden met” verduidelijkt. Dit gebeurt aan de

hand van het akkoord van de betrokken buren of indien dit niet gebeurd is stelt de

vergunningverlenende overheid desgevallend de buren in kennis van de aanvraag.

Een voorbeeld van onaanvaardbare hinder zijn: een tuinhuis met een nokhoogte

van zes meter nabij de perceelsgrens waardoor de aanpalende tuin in de schaduw

komt te liggen, een afsluiting in schrikdraad of technische installatie zonder

geluidsisolatie, of hoorbaar voor de buren dag en nacht.173

In de hiervoor vermelde voorbeelden wordt veel aandacht besteed aan het inbouwen van

flexibiliteit in het plan. Toch worden, naast het reeds voorhanden zijn van de bestemming,

nog basisprincipes en verduidelijking meegegeven waardoor de vereiste rechtszekerheid

wordt bereikt en tevens ruimte wordt geboden voor flexibiliteit. De vergunningverlenende

overheid zal in dergelijke gevallen de vergunningsaanvraag moeten toetsen aan de goede

ruimtelijke ordening mede aan de hand van de gegeven criteria.

Meer twijfel kan ontstaan bij dit voorschrift:

Bv. “De inplanting van het hoofdvolume tegenover de zijkavelgrenzen is vrij te

bepalen, zolang de inplanting voldoet aan de goede plaatselijke ordening, en voldaan

wordt aan de harmonieregel.”

172

RUP Blommenwijk Staden, stedenbouwkundige voorschriften, 6. 173

RUP Ter Elst Harelbeke, stedenbouwkundige voorschriften, 37.

Page 60: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

57

“De bouwdiepte op het gelijkvloers is vrij te bepalen, mits de bouwdiepte voldoet aan

een goede plaatselijke ruimtelijke ordening. (…)”174

Nergens worden verdere verduidelijking of criteria aangereikt voor de interpretatie van de

goede plaatselijke ordening of de harmonieregel. Zelfs in combinatie met de overige

voorschriften wordt hier niet verholpen aan het probleem van onvoldoende rechtszekerheid

van deze voorschriften. Hier wordt aan de vergunningverlenende overheid de volledige

bevoegdheid gegeven om vrij de overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening te

beoordelen. Het voorschrift op zich schept aldus niet onmiddellijk rechtszekerheid. Dit wordt

eerder doorgeschoven naar de vergunningverlenende overheid.

Enkele RUP’s gaan dan weer te ver qua detailleringsgraad in hun voorschriften. RUP

Papenhof Mechelen bevat terzake enkele voorbeelden:

“Bouwvolume:

- plat dak. Op alle platte daken is extensieve dakbegroening verplicht

- maximale bouwhoogte: 10m30

- minimale hoogte tussen afgewerkte vloer en onderkant van de draagvloer op de

begane grond: 3m50.

- maximale bouwdiepte: 15 m

- (…)

Inrichting van de gebouwen:

- alle woningen hebben minstens twee slaapkamers met een minimum oppervlakte

van 12 m².

- alle woningen hebben een loggia van minimaal 10 m² en waarvan de kleinste zijde

groter is dan 2 m.

- (…)”

Door het RUP wordt agrarisch gebied herbestemd tot woonzone wat een grote ommezwaai

betekent. Het is noodzakelijk dat hier enkele regels verordenend worden vastgelegd om de

bestemming te realiseren, maar in casu gaat het wat te ver. Vooral de voorschriften in verband

met de bouwhoogtes- en afstanden en de vereiste van minimum twee slaapkamers zorgen

voor een te hoge detailleringsgraad en het uitschakelen van flexibiliteit.

174

RUP Open Zone Roeselare Staden, stedenbouwkundige voorschriften, 40.

Page 61: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

58

67. Voor het creëren van bijkomende woningen in een gemeente kiest de gemeente ervoor om

eerst de bestaande mogelijkheden te benutten, zijnde inbreidings- en verdichtingsprojecten.175

Dit principe wordt ook toegepast op economische bedrijvigheid door eerst het hergebruiken

van bestaande leegstaande bedrijfsgebouwen te voorzien. Na de reeds bestaande

mogelijkheden komen dan de woonuitbreidingsgebieden aan de beurt en desgevallend het

herbestemmen van zones naar woongebied. Bij de realisatie van nieuw woongebied kunnen

onmiddellijk een paar aandachtspunten naar voor geschoven worden. Wordt de privacy van de

reeds bestaande woningen niet geschonden of zijn er met andere woorden regels in verband

met afsluitingen en inplanting/afstand nodig? Wat met het uitzicht? Zijn er voldoende

parkeervoorzieningen? Is het gebied voldoende ontsloten? Dit zijn enkele elementen die

afhankelijk van het doel van het RUP een essentieel element zouden kunnen zijn.

68. Het RUP Stationsomgeving Avelgem is een voorbeeld van dergelijk

wooninbreidingsproject. Er wordt een zone voorzien voor sociaal woonproject met

aaneengesloten ééngezinswoningen. Deze huizen grenzen aan een openbaar plein. Hier speelt

de privacy-gradiënt tussen openbaar en privaat domein. De toelichtingsnota maakt duidelijk

dat de tuinen moeten worden afgescheiden van het openbaar domein voor een optimale

privacy. Dit uit zich in volgend voorschrift:

“ Perceelsafsluitingen dienen verplicht in kwaliteitsvolle materialen te gebeuren. De

hoogte van deze perceelsafsluitingen dient beperkt te blijven tot twee meter.”176

De toelichting geeft voorbeelden van kwaliteitsvolle materialen zoals hagen,

bakstenen muren, draad en palen, houten omheining.

Hetzelfde geldt in RUP Surremont-Otegem Zwevegem waar de groenschermen evenwel

dienen te worden opgetrokken op de zone voor openbaar groen, recreatie,

gemeenschapsvoorzieningen:

“ Langs de perceelsgrenzen zal een groenscherm of een haag aangeplant worden, van

minimum twee meter hoog, om inkijk naar de woningen te vermijden.”

In RUP Nijverseel Opwijk speelt dit privacy-aspect niet. Daar bestaat nochtans een

gelijkaardig voorschrift als dit van RUP Stationsomgeving Avelgem:

“Alle esthetische verantwoorde afsluitingen zijn toegelaten. De afsluitingen dienen,

indien niet bestaande uit levende hagen, opgetrokken te worden in duurzame,

kwalitatieve, esthetisch verantwoorde en eigentijdse materialen.”177

175

RUP Binnengebied Winkelstraat Zwevegem, toelichtingsnota, 16. 176

RUP Stationsomgeving Avelgem, stedenbouwkundige voorschriften, 24.

Page 62: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

59

Het verschil ligt hem in de bewoordingen “verplicht” en “toegelaten” die elk duidelijk het

doel van het RUP weergeven. Waar privacy belangrijk is wordt de afsluiting verplicht, en

waar het van minder belang is mag een afsluiting worden opgetrokken.

In RUP Stationsomgeving Avelgem komt de privacy-nood als essentieel element nogmaals

aan bod. Daar wordt de inplanting van appartementsgebouwen voorzien “in de achtertuin”

van woningen. Het is vanzelfsprekend dat stedenbouwkundige voorschriften hierover zullen

handelen:

“Voor de bouwvolumes geldt een minimale afstand van zes meter tegenover de

achterperceelsgrenzen van de woningen van de Huttegemstraat. Bij de inplanting van

raamopeningen en dakterassen dient men ook rekening te houden met de privacy van

de omliggende woningen.” 178

Een gelijkaardig voorschrift wordt gevonden in RUP Omgeving Groote Fabrieke Avelgem:

“ Dakterrassen worden toegelaten op voorwaarde dat de privacy van de aangelanden

gewaarborgd wordt. Bij de inplanting van meergezinswoningen en appartementen,

moet extra aandacht besteed worden aan het wooncomfort, de bezonning en de

privacy tegenover de omgeving”179

Hierboven180

werd gesteld dat woorden zoals ‘wenselijk’, ‘genieten de voorkeur’, ‘verdient

aandacht’ soms moeten worden vermeden in stedenbouwkundige voorschriften omdat ze er

kunnen voor zorgen dat de voorschriften niet juridisch afdwingbaar zijn. In de voorgaande

voorbeelden staat ook ‘rekening houden met’ en ‘aandacht besteden aan’. De vraag kan

gesteld worden of dit voldoende rechtszeker is. In deze voorschriften biedt dit op zich wel

afdoende rechtszekerheid. Dit legt enkel een extra motiveringsplicht op aan de

vergunningverlenende overheid.

69. Een ander element dat hier kan worden bijgevoegd is het uitzicht. In RUP Surremont

Otegem Zwevegem grenst het woongebied waar een residentiële woonwijk gerealiseerd wordt

aan een open ruimte. De inrichting van de grens wordt vastgelegd:

“Percelen palend aan het open landschap kunnen enkel afgesloten worden met een

levende afsluiting, een begroeide draad, houtwallen en dergelijke. In functie van de

177

RUP Nijverseel Opwijk, stedenbouwkundige voorschriften, 122. 178

RUP Stationsomgeving Avelgem, stedenbouwkundige voorschriften, 24. 179

RUP Omgeving Groote fabrieke Avelgem, stedenbouwkundige voorschriften, 26. 180

Zie randnummer 63.

Page 63: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

60

openheid van het landschap is een visueel gesloten afsluiting (bijvoorbeeld

houtpanelen, muur) niet mogelijk.”181

Het voorschrift op zich getuigt niet van flexibiliteit. Toch is het niet incorrect om in dit RUP

deze grens met de nodige zorg vorm te geven. Dit kan voor dit RUP specifiek aanzien worden

als een essentieel element waar de ontwerpers een groot belang aan toegekend hebben en

derhalve nodig vonden om dit te regelen. Het is aannemelijk dat dergelijk voorschrift in een

ander RUP niet thuis hoort.

70. Bij wooninbreidingsprojecten, of nieuwe woonmogelijkheden in het algemeen, wordt

vaak de noodzaak van bijkomende parkeeraccommodatie gevoeld. In RUP Stationsomgeving

Avelgem is dit des te sterker aangezien de bijkomende woningen, een zone voor

aaneengesloten woningen en een zone voor appartementen, grenzen aan openbaar domein. In

de verordenende voorschriften wordt dit voldoende geregeld:

“Het parkeren van auto’s voor de bewoners gebeurt verplicht in een (half-)

ondergrondse parking, die ruimte moet bieden voor de parkeerbehoefte van de

bewoners van zowel zone 1 als zone 2. Er geldt een parkeernorm van minimum 1,5

autoparkeerplaats per wooneenheid. (…)”182

Een soortgelijke situatie, twee volumes van groepswoningbouw die grenzen aan openbaar

domein, doet zich voor in RUP Papenhof Mechelen. Daar rijst ook de vraag van

parkeermogelijkheden die een regeling vindt in de stedenbouwkundige voorschriften:

“De garages van de bewoners van beide gebouwen worden ondergronds ingericht

onder het bouwvolume aan de Nijverheidsstraat. Er zijn steeds voldoende garages

voor de woningen van beide woonblokken samen à rato van minimum 1

parkeergelegenheid per woning.”183

De ondergrondse garages zijn evenwel niet de maatstaf. Meestal worden parkeerplaatsen

voorzien op het perceel zelf.

Bv.“Het gebied is bestemd voor wonen, openbare groene en verharde ruimten.

(…)”184

181

RUP Surremont Otegem, stedenbouwkundige voorschriften, 19. 182

RUP Stationsomgeving Avelgem, stedenbouwkundige voorschriften, 24. 183

RUP Papenhof Mechelen, stedenbouwkundige voorschriften, 50. 184

RUP Binnengebied Winkelstraat Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 23.

Page 64: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

61

De toelichting verduidelijkt dat “wonen” de woningen en de bijbehorende uitrusting

zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, zwembad, … bevat.

71. Een laatste punt dat de aandacht verdient bij het aansnijden van nieuw woongebied is de

verkeersontsluiting van de woningen. Dit is meermaals een essentieel element. De trend in

RUP’s om de ontsluiting aan te duiden is de symbolische/indicatieve aanduiding op het

grafisch plan.185

Dergelijke aanduiding is een voorbeeld van een flexibel voorschrift

aangezien de mogelijkheid wordt geboden om de wegenis nog enkele meters te verschuiven

indien dit nodig zou blijken. Zo wordt de ongewenste toestand van herziening van het hele

plan indien men iets wil verschuiven, ook al heeft het geen impact op de verdere realisatie van

het gebied, vermeden. Biedt dit voldoende rechtszekerheid? Ja, de symbolische/indicatieve

aanduiding geeft de plaats aan waar de ontsluiting zich ongeveer zal bevinden. Het kan

uiteraard niet de bedoeling zijn hier totaal van af te wijken. Dit mag echter ook niet

beschouwd worden als een algemene regel. Bij aansnijden van woongebied stellen zich

hieromtrent niet vaak problemen, maar herinner het arrest Peleman waar de aanduiding van

twee indicatieve ontsluitingswegen de toets van de rechtszekerheidseis niet doorstond. De

inplanting van een penitentiaire instelling naast woongebied is nu éénmaal iets ingrijpender

dan het aansnijden van nieuw woongebied naast reeds bestaand woongebied.

Om nog meer rechtszekerheid te bieden worden vaak nog enkele krijtlijnen gegeven:

Bv. “Het tracé voor de toekomstige weg ter ontsluiting van het binnengebied wordt op

het grafisch plan indicatief weergegeven met een pijlsymbool in overdruk. Het tracé

moet aantakken op de Scheldestraat en moet minstens op één plaats aantakken op de

bestaande ontsluitingsweg Surremontstraat.”186

Bv. “(…) De aslijn kan verschoven worden over een maximale afstand van tien meter.

De wegenis moet aansluiten bij het vastgelegde beginpunt aan de

Doorniksesteenweg.”187

Bv. “De ontsluiting van het woonproject (...) wordt indicatief weergegeven met een

pijlsymbool in overdruk. Er kan naast de Vaartstraat geen bijkomende ontsluiting voor

gemotoriseerd verkeer gebeuren rechtstreeks op de Sluislaan.”188

185

Zie ook RvS 19 januari 2009, nr. 189.560, Debelva. 186

RUP Surremont-Otegem Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 17. 187

RUP Omgeving Groote Fabrieke Avelgem, stedenbouwkundige voorschriften, 33. 188

RUP Bekaertsite Moen, stedenbouwkundige voorschriften, 30.

Page 65: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

62

Het laatste voorbeeld is een voorbeeld van een situatie die de ontwerpers ten allen tijde

willen vermijden. Dan wordt dat verordenend vastgelegd in de stedenbouwkundige

voorschriften.

Ook fiets- en wandelverbindingen kunnen indicatief worden weergegeven.189

De werkwijze

wordt ook toegepast op groenbuffers aangelegd tussen nieuw gerealiseerde woningen en

bestaande bedrijfsgebouwen190

, op groenschermen die dienen als scheiding tussen openbaar

en privaat domein191

, toegang naar ondergrondse parkeergarages.192

72. De waterhuishouding kan ook voorkomen als essentieel element in een RUP. Elk plan

moet de watertoets ondergaan dat onderzoek doet naar de effecten van het plan/project op de

waterhuishouding. Schadelijke effecten moeten zoveel mogelijk worden beperkt en, indien dit

niet mogelijk is, worden hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van

hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd.193

De

realisatie van een woonproject, bedrijventerrein, … leidt tot een toename van de verharde

oppervlakte waardoor de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt wordt.

Dit kan leiden tot maatregelen die door de stedenbouwkundige voorschriften dienen geregeld

te worden. In de beschikbare RUP’s worden echter geen schadelijke effecten op de

waterhuishouding vastgesteld als gevolg van de voorziene projecten. Daar volstaat het te

verwijzen naar de toepassing van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening die de

effecten van het project opvangt.194

Het enige wat hierover kan worden opgemerkt is een discordantie in het RUP Bekaertsite

Moen Zwevegem tussen de toelichting en de stedenbouwkundige voorschriften. Uit de

toelichting blijkt immers wel een klein probleem met de gedane watertoets op het

woonproject. Door de toename van de verharde oppervlakte wordt de infiltratie van het

hemelwater in de bodem beperkt. Dit moet, naast de toepassing van de gewestelijke

189

RUP Omgeving Groote Fabrieke Avelgem, stedenboukundige voorschriften 33; RUP Bekaertsite Moen,

stedenbouwkundige voorschriften, 30; RUP Stationsomgeving Avelgem, stedenbouwkundige voorschriften, 25:

hier wordt het begin- en eindpunt weliswaar reeds vastgelegd. 190

RUP Bekaertsite Moen, stedenbouwkundige voorschriften, 31. 191

RUP Papenhof Mechelen, stedenbouwkundige voorschriften, 48. 192

RUP Papenhof Mechelen, stedenbouwkundige voorschriften, 51. 193

Artikel 8 Decreet 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, BS 14 november 2003. 194

Besluit van de Vlaamse Regering 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke

stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en

gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, BS 8 november 2004.

Page 66: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

63

stedenbouwkundige verordening, worden gecompenseerd door in de stedenbouwkundige

voorschriften de verplichting om hoofdzakelijke waterdoorlatende materialen te gebruiken

voor de private verharding, een beperkte mogelijkheid tot verharding en het voorzien van een

bufferzone verordenend vast te leggen. Omwille van deze maatregelen kan geoordeeld

worden dat de voorziene projecten in het plangebied geen schadelijk effect op de

waterhuishouding zullen hebben.195

Er wordt dan ook verwacht dat de stedenbouwkundige

voorschriften deze maatregelen verordenend vastleggen. Het tegendeel is waar, nergens wordt

een woord teruggevonden over deze maatregelen. Er kan dan ook besloten worden dat de

stedenbouwkundige voorschriften op dit punt te kort schieten.

73. Bij het bestemmen van een lokaal bedrijventerrein wordt steeds een bijzondere aandacht

besteed aan de overgang naar omliggende gebieden. Dit resulteert meestal in het verplichten

van de realisatie van een groenbuffer. Dit vindt eveneens zijn neerslag in het typebesluit van

de Vlaamse Regering:

“ Tussen de bedrijven en de aangrenzende zone wordt in een buffer voorzien. De

buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming,

geluidsafscherming, landschappelijke inpassing, afstand, beheersing van

veiligheidsrisico’s.”

Ook hier kan van zeer strakke (hoogte, breedte, lengte, hoeveel planten en/of hoogstammige

bomen) naar zeer flexibele (minimumbreedte) voorschriften gegaan worden. In RUP

Bekaertsite Moen Zwevegem wordt de groenbuffer (flexibel) indicatief aangegeven via een

overdruk. De meeste RUP’s vereisen dat de groenbuffer gerealiseerd wordt met streekeigen

bomen en struikgewas.196

74. Artikel 39 DRO voorziet de mogelijkheid van gefaseerde uitvoering en een

inrichtingsstudie om de flexibiliteit in een RUP te verhogen. Daar wordt gretig gebruik van

gemaakt. De fasering vereist dat het van bij de aanvang duidelijk is wat de inhoud van het

stedenbouwkundig voorschrift zal zijn in de diverse fasen. In het RUP Bekaertsite Moen

wordt de woonprojectzone gefaseerd uitgevoerd. Milieubelastend industriegebied wordt

herbestemd voor hoofdzakelijk residentiële bebouwing. Het industriegebied bestaat uit twee

leegstaande gebouwen in het zuidelijke deel van het plangebied en twee achteringelegen

195

RUP Bekaertsite Moen Zwevegem, toelichtingsnota, 24. 196

RUP Bekaertsite Moen Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 33; RUP Blommenwijk Staden,

stedenbouwkundige voorschriften 25

Page 67: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

64

bestaande bedrijven in het noordelijke gedeelte. De gemeente heeft derhalve de keuze

gemaakt van een gefaseerde ontwikkeling. Uit de toelichtingsnota blijkt dat de tweede fase in

werking treedt na de stopzetting van de huidige bedrijfsactiviteit van de twee bedrijven in het

noordelijke deel. Na de stopzetting kan geen nieuwe bedrijfsactiviteit meer ontwikkeld

worden, dan wordt dit deel ook ingericht als woonzone.

“Het project wordt in minstens twee verschillende fases gerealiseerd waarbij het

zuidelijk gedeelte van het plangebied het eerst ontwikkeld wordt. Op het grafisch plan

worden de twee fases met hun cijfer aangeduid. De eerdere afgewerkte fase moet een

volwaardig geheel vormen en op zichzelf voldoende kwalitatief zijn.”197

Op het eerste zicht lijkt het stedenbouwkundig voorschrift niet duidelijk aan te geven wanneer

de tweede fase in werking treedt. Toch biedt het voorschrift voldoende rechtszekerheid omdat

de gefaseerde invulling in casu eigenlijk het logisch gevolg is van de voorlopige

ingebruikname van het noordelijk deel.

Het voorschrift inzake de fasering van de inrichting van het lokaal bedrijventerrein Rodeveld

in het RUP Nijverseel Opwijk zorgt daarentegen wel voor onduidelijkheid:

“De oppervlakte van het bedrijventerrein dient ontwikkeld te worden met aandacht

voor zuinig ruimtegebruik en gefaseerde inname. Er wordt geopteerd om via een

flexibele indeling van de ruimte een optimale invulling te bekomen van de verkoopbare

oppervlakte die gerelateerd is aan de effectieve vraag van de ondernemers en/of

investeerders.”198

Uit dit voorschrift kan niet afgeleid worden wanneer een nieuwe fase aanbreekt. Het

voorschrift is dermate vaag door zijn dubbelzinnige formulering en biedt voor de

rechtszoekende onvoldoende rechtszekerheid.

75. De mogelijkheid van het gebruik van een inrichtingsstudie komt ook meermaals aan bod.

Dit is toegelaten, zolang het geconcipieerd wordt als informatief document. Het mag hoe dan

ook geen op zich staand ordeningsinstrument vormen. De beschikbare RUP’s zondigen hier

niet tegen. Toch een voorbeeld:

“Bij elke aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundig attest, een

verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning voor de realisatie van

minstens tien woningen, met uitzondering van een aanvraag tot het bekomen van een

197

RUP Bekaertsite Moen Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 27. 198

RUP Nijverseel Opwijk, stedenbouwkundige voorschriften, 155.

Page 68: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

65

stedenbouwkundige vergunning binnen een goedgekeurde verkaveling, dient een

inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de

vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de

vergunningsaanvraag. De inrichtingsstudie geeft aan op welke wijze het project in

overeenstemming is met de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP”199

In de toelichting worden nog elementen gegeven die de inrichtingsstudie zeker moet

bevatten, zoals ontsluitingswegen, sociale mix, inplanting en functies van de bestaande

en nieuwe bebouwing, aantal parkings en stallingsplaatsen voor auto’s, …

3.3.2.3. Beheervoorschriften

76. Beheervoorschriften zijn gericht op het behoud van de optimale ruimtelijke voorwaarden

voor het goed functioneren van de in een gebied toegelaten activiteiten en de vrijwaring van

de ruimtelijk karakteristieke elementen en eigenschappen van het plangebied. Deze komen

nog niet op regelmatige basis voor in de RUP’s en spelen ook een minder belangrijke rol in de

afweging flexibiliteit en rechtszekerheid. Enkele voorbeelden:

Bv. In het RUP Nijverseel Opwijk in de zone voor gemeenschapsvoorziening: “De

eigenaar of exploitant staat in voor het beheer van dit gebied en dient op geregelde

tijdstippen het groen, aangeplant binnen deze zone, te onderhouden, snoeien, enz. om

de landschappelijke inkleding van de zone te bewerkstelligen”200

Bv. In het RUP Blommenwijk Staden in de zone voor openbaar groen: “(…) De goede

inrichting van deze zone en het onderhoud is dan ook een verantwoordelijkheid van de

gemeente. De oude spoorwegbedding wordt op heden beheerd door de provincie West-

Vlaanderen. De inrichting van deze wandel- en fietsverbinding komt dan ook toe aan

provincie West-Vlaanderen”201

Bv. In het RUP Ter Elst Harelbeke in de zone voor wonen in ruime zin: “Elke

bouwheer is verplicht op eigen terrein de nodige al dan niet ondergrondse

maatregelen te treffen, zodat het waterbergend vermogen van het terrein niet

significant wordt verkleind”202

199

RUP Bekaertsite Moen Zwevegem, stedenbouwkundige voorschriften, 27; gelijkaardig voorschrift in RUP

Omgeving Groote Fabrieke Avelgem, stedenbouwkundige voorschriften, 24. 200

RUP Nijverseel Opwijk, stedenbouwkundige voorschriften, 132. 201

RUP Blommenwijk Staden, stedenbouwkundige voorschirften, 26. 202

RUP Harelbeke Ter Elst, stedenbouwkundige voorschriften, 38.

Page 69: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

66

Dit laatste voorbeeld kan toch als een essentieel element aanzien worden. Het noordelijk deel

van het plangebied ligt in een risicogebied voor overstromingen. Dit overstromingsgevaar

werd reeds opgelost door een waterbufferbekken in 2004. In de toelichting kan gelezen

worden dat ondanks het bekken het alsnog nodig blijft om omzichtig om te springen met de

ruimte voor water en maatregelen moeten worden aangereikt om eventuele problemen te

voorkomen. Het beheervoorschrift legt dit verordenend op.

4. Conclusie

77. De verwachtingen waren hoog gespannen bij de invoering van de structuurplanning door

het decreet van 24 juli 1996 houdende de ruimtelijke planning en het decreet van 18 mei 1999

houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. Theoretisch zorgde dit alvast voor een

grote verandering door de intrede van nieuwe planningsinstrumenten, met name de

ruimtelijke structuurplannen (RSP) en de ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP). In de praktijk

werd gehoopt op een breuk met de gemeentelijke plannen van aanleg die snel gedateerd,

onflexibel en niet dynamisch waren. De gemeentelijke RUP’s zouden hierin verandering

brengen. Gedetailleerde en stroeve voorschriften dienden plaats te maken voor voldoende

soepele, flexibele voorschriften.

78. Vooral juristen namen eerder een afwachtende, kritische houding aan. Zij vreesden dat het

expliciet voorzien van flexibiliteit in de plannen de rechtszekerheid zou ondermijnen. Uit de

decretale inhoud van BPA’s kan afgeleid worden dat een BPA een hoge detailleringsgraad

vergt waarbij de rechtszekerheid centraal staat. Door de invoering van de RUP’s wou de

decreetgever meer mogelijkheden bieden om een flexibele invulling te geven aan de inhoud.

Dit wordt vooreerst bereikt door de uniforme inhoudsbepaling in artikel 38 DRO die geldt

voor elk RUP, ongeacht het niveau. Verder beslist elke overheid autonoom, conform het

subsidiariteitsbeginsel, over de detailleringsgraad van zijn RUP. Tenslotte zijn de

mogelijkheden tot fasering van de voorschriften en tot incorporatie van modaliteiten

elementen die leiden tot de verhoging van flexibiliteit.

Toch was enige terughoudendheid grotendeels ongegrond. De mogelijkheid om in een

gemeentelijk RUP flexibiliteit te voorzien staat immers niet gelijk met het overboord gooien

van de rechtszekerheid. Meer nog, rechtszekerheid bepaalt hoever de flexibiliteit mag gaan.

Page 70: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

67

De grens van flexibiliteit wordt gevormd door de rechtszekerheid. Rechtszekerheid in de

stedenbouwkundige voorschriften moet begrepen worden als het verschaffen van

duidelijkheid waardoor de betrokkenen weten wat wel en niet toegelaten is op een bepaald

gebied.

79. Men kan stellen dat bij de opmaak van gemeentelijke RUP’s met drie eisen rekening moet

worden gehouden. De rechtszekerheid is de eerste eis. De tweede is de flexibiliteit van de

stedenbouwkundige voorschriften. De derde eis is die van de ruimtelijke kwaliteit.

80. In het praktisch onderzoek werden deze drie eisen onderzocht. Aan de hand van een

toetsing aan bestaande gemeentelijke RUP’s werd dieper ingegaan op hun onderling

evenwicht. Een eerste, teleurstellende, vaststelling was dat het nieuwe gedachtegoed nog niet

overal is ingebed. Verscheidene RUP’s leken niet opgemaakt in de geest van artikel 4 DRO

waar duurzaamheid centraal staat. Hoewel ze de benaming gemeentelijk RUP hebben, leken

ze evenwel niet de strekking van een RUP te volgen, maar eerder deze van een BPA. Bij de

bestemming werden verschillende zones aangeduid met elk hun specifiek

bestemmingsvoorschrift waardoor het grafisch plan leek op een zoneringsplan van een BPA

en de verweving van functies nauwelijks of niet aan bod kwam. De inrichtingsvoorschriften

verloren zich vaak in details. Zij voorzagen geen marges, legden niet-essentiële ontsluitingen

vast op het grafisch plan, legden de plaatsing van gebouwen, bouwhoogtes, bouwlagen,

grootte van tuinhuisjes, … exact vast. Deze “veredelde BPA’s” werden verder niet meer in

beschouwing genomen in het tweede deel van het onderzoek. Dit zou enkel geleid hebben tot

een scheeftrekking van het onderzoek, aangezien in deze plannen vooral de rechtszekerheid

aan bod kwam en weinig tot niet rekening werd gehouden met flexibiliteit.

81. In een volgende stap werd flexibiliteit afgewogen tegenover de rechtszekerheid. Uit de

vaststelling dat flexibiliteit wordt begrensd door rechtszekerheid kan afgeleid worden dat

stedenbouwkundige voorschriften op voldoende duidelijke wijze dienen te worden

geformuleerd en alles wat verband houdt met de fundamentele opties moet in het

uitvoeringsplan zelf moet worden geregeld. Het rechtszekerheidsbeginsel geeft dermate aan

welke elementen essentieel zijn in een RUP.

Praktijkonderzoek leert dat het vaststellen van de bestemming van een gebied daartoe

behoort. Om te voldoen aan de rechtszekerheidseis is het echter niet nodig om

Page 71: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

68

zoneringsplannen te gebruiken. Een globale bestemming van het gebied duidt op flexibiliteit

en voldoet daarnaast ook aan de rechtszekerheidseis.

Naargelang de inhoud van het plan is het bovendien niet uitgesloten dat ook

inrichtingsvoorschriften(/beheervoorschriften) tot deze essentiële elementen kunnen worden

gerekend. In de inrichtingsvoorschriften kunnen oneindig veel zaken worden geregeld

waardoor het moeilijk wordt om enkele algemene principes te geven. Net omdat zoveel

verschillende dingen kunnen worden geregeld is het risico om zich te verliezen in

detailregelingen het hoogst bij de inrichtingsvoorschriften. Vooral hier moet enkel

verordenend worden vastgelegd wat moet om te kunnen spreken van een flexibel RUP. En

hoewel artikel 38 DRO dit niet laat uitschijnen, zijn er in bepaalde gevallen

inrichtingsvoorschriften die behoren tot de essentiële elementen. Dit zal steeds afhangen van

het doel van het RUP. Gelet op hetgeen de ontwerpers willen realiseren moeten ze enkele

essentiële elementen invoeren. Gedacht kan worden aan gevallen waar in het plangebied

beschermde monumenten en/of dorpsgezichten voorkomen. Hetzelfde geldt wanneer het

gebied in een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied ligt of wanneer er in het gebied een

probleem van waterhuishouding speelt. Hierover moeten in principe stedenbouwkundige

voorschriften worden teruggevonden die deze problemen regelen. Wanneer deze voldoende

geregeld zijn is voldaan aan de rechtszekerheidseis. Bij wooninbreidingsprojecten moet ook

onmiddellijk een belletje gaan rinkelen. In de stedenbouwkundige voorschriften zal immers

allicht de privacy van omwonenden, het uitzicht, de parkeervoorzieningen en de ontsluiting

van het gebied geregeld moeten worden. Hetzelfde geldt voor groenbuffers tussen

bedrijventerrein en woongebied.

82. De algemene leidraad voor de opmaak van een RUP moet zijn dat zoveel mogelijk naar

flexibiliteit wordt gestreefd. Daarbij geldt het principe: “Enkel verordenend vastleggen wat

moet.” Wat moet vastgelegd worden wordt mede bepaald door het doel van het RUP. Het

doel speelt een cruciale rol in de graad van flexibiliteit. Hoe groter de impact van het RUP,

hoe meer elementen zullen moeten worden geregeld om te voldoen aan het

rechtszekerheidsbeginsel. Het feit dat de essentiële elementen moeten worden geregeld zegt

evenwel niets over het al dan niet flexibel zijn van een RUP. Deze moeten volgens de

rechtszekerheidseis worden geregeld en maken een RUP daardoor niet onflexibel. Een RUP

kan volstaan met gedetailleerde voorschriften, wat op het eerste zicht wijst op een niet flexibel

RUP. Dit zal in de meeste gevallen ook zo zijn, maar niet per se. Wanneer al deze elementen

Page 72: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

69

essentieel zijn, moeten zij worden geregeld voor de rechtszekerheid. Het lijkt dan misschien

een niet flexibel RUP, maar dit betekent niet het niet correct is.

83. Als globaal besluit kan worden gesteld dat in de stedenbouwkundige voorschriften van

een RUP flexibiliteit én rechtszekerheid aan bod moeten komen. Een onderlinge evenwichtige

afweging vereist echter telkens opnieuw een in concreto beoordeling. Het is niet mogelijk

enkel aan de hand van enkele vaststaande, algemene, objectieve principes tot deze afweging te

komen.

Page 73: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

70

Bibliografie

Wetgeving

- Wet 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en stedebouw, BS

12 april 1962.

- Koninklijk Besluit 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de

ontwerp-gewestplannen en gewestplannen, BS 10 februari 1973.

- Decreet houdende de ruimtelijke planning van 24 juli 1996, BS 27 juli 1996.

- Besluit Vlaamse regering 22 oktober 1996 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse

regering van 24 september 1996 tot coördinatie van de wet van 29 maart 1962 houdende

organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw, BS 15 maart 1997.

- Decreet 4 maart 1997 houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse regering

van 22 oktober 1996 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 24

september 1996 tot coördinatie van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van

de ruimtelijke ordening en van de stedebouw, BS 15 maart 1997.

- Decreet 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, BS 8 juni 1999.

- Besluit Vlaamse Regering 11 april 2008 tot vaststelling van de nadere regels met

betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, BS 1 augustus

2008.

Rechtspraak

- RvS 13 augustus 1999, nr. 82.079, Correia de Almeda (+ Noot ROELANDTS, B.,

“Flexibiliteit in aanleg- en uitvoeringsplannen”, TROS 2000, 20-24; Noot VEKEMAN, R.,

“Flexibele ruimtelijke ordeningsplannen” TGem 2003, 305-306 en TGem 2003, 72.)

- RvS 21 februari 2003, nr. 116.301, Buurtcomité Flanders Expo

- RvS 5 juni 2003, nr. 120.209, Muto (+ Noot DE PRETER, F., “Flexibiliteit en

rechtszekerheid in de voorschriften van plannen van aanleg”, TROS 2003, 364-368.)

- RvS 15 juni 2004, 132.436, Callens.

- RvS 9 april 2004, nr. 130.211, vzw Red de Erpe-en Siezegem kouter.

- RvS 16 februari 2005, nr. 140.739, Rabaey.

- RvS 24 februari 2005, nr. 141.217, Van Keymolen.

- RvS 17 mei 2005, nr. 144.477, Jamar ea.

Page 74: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

71

- RvS 24 februari 2006, nr. 155.544, Vermeersch ea. (+ Noot DEFOORT, P-J., “Over de

‘planologische’ interpretatie van gewestplanvoorschriften, TROS 2006, 235-244.)

- RvS 9 januari 2007, nr. 166.436, Van Pollaert.

- RvS 30 januari 2007, nr. 167.242, Jamoul en Swinnen.

- RvS 2 februari 2007, nr. 167.384, Bynens.

- RvS 2 februari 2007, nr. 167.385, Wouters.

- RvS 7 mei 2007, nr. 170.824, Nijs ea.

- RvS 3 oktober 2007, nr. 175.282, Rodenbach en Suply.

- RvS 5 februari 2008, nr. 179.312, Claerhout.

- RvS 4 december 2007, nr. 177.588, vzw Red De Erpe- en Siesegemkouter.

- RvS 23 april 2008, nr. 182.268, Stappaerts ea.

- RvS 28 april 2008, nr. 182.507, Aerts.

- RvS 19 januari 2009, nr. 189.560, Debelva.

- RvS 12 februari 2009, nr. 190.362, vzw Red de Erpe- en Siesegemkouter.

- RvS 12 februari 2009, nr. 190.366, Van Keymolen.

- RvS 12 februari 2009, nr. 190.367, Schelfhout.

Rechtsleer

Boeken

- BOUCKAERT, B., DE WAELE, T., Ruimtelijke ordening en stedenbouw in het Vlaamse

Gewest, Redactie Collectie Publiek Recht, Brugge, Vanden Broele, 2004, 404 p.

- HUBEAU, B., VANDEVYVERE, W. (eds.), Handboek Ruimtelijke Ordening en

Stedenbouw, Brugge, Die Keure, 2004, 1084 p.

- POPELIER, P., Rechtszekerheid als beginsel voor behoorlijke regelgeving, Antwerpen,

Intersentia Rechtswetenschappen, 1997, 663 p.

- RUTGEERTS, J., Handboek Ruimtelijke Ordening in Vlaanderen en Brussel, Gent,

Academia Press, 2005, 923 p.

- VEKEMAN, R., Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw, Planologie, Verordeningen en

Vergunningen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1999, 659 p.

Tijdschriften

- BAUWENS, M., “Krachtlijnen van het nieuwe decreet ruimtelijke ordening”, TROS 2000,

5-10.

Page 75: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

72

- DEFOORT, P-J., “Bevoegdheidsverdeling in de ruimtelijke planning. Subsidiariteit: feit

of fictie”, TROS 2005, 281-335.

- DEFOORT, P-J., “Flexibiliteit in ruimtelijke uitvoeringsplannen: een moeilijke

evenwichtsoefening”, TROS 2007, 217-233.

- DE PRETER, F., “De derde in de procedure tot het verkrijgen van een

stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingvergunning”, TROS 2007, 4-38.

- GLABEKE, A., BUYS, X., “Stedenbouwkundige voorschriften: over juridische

hindernissen en legistieke valkuilen”, TROS 2006, 363-372 (deel 1) en 2007, 182-189

(deel 2).

- ROOSEN, S., “Structuurplanning: voer voor planologen en/of juristen”, TROS 1996, 132-

133.

- VANDEVYVERE, W., “Het decreet houdende de ruimtelijke planning van 24 juli 1996:

een eerste analyse”, TROS 1996, 207-220.

- VANDEVYVERE, W., “De werking van het planningssysteem van het nieuwe decreet op

de ruimtelijke ordening”, TROS 2000, 11-31.

- Flexibiliteit en rechtszekerheid in de ruimtelijke planning, TROS 1999, bijzonder nummer,

43 p.

- Over ruimte plannen en uitvoeren, TROS 2007, bijzonder nummer, 48 p. (BAUWENS,

M., DE WAELE, T., VANDEVYVERE W., “Plannen en uitvoeren: Het ruimtelijk

uitvoeringsplan als instrument in het proces van idee tot realisatie. Juridische positie en

redactie van een ruimtelijk uitvoeringsplan.”, TROS 2007, 3-10.)

- VERRIJDT, W., “De interpretatieve wet: retroactiviteit en rechtszekerheid”, TBP 2007,

259-280.

Gemeentelijke RUP’s

- RUP Ter Elst Harelbeke, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 9 juli 2007,

goedgekeurd door deputatie op 8 november 2007, BS 17 december 2007.

- RUP Stationsomgeving Avelgem, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 3

november 2008, goedgekeurd door deputatie op 11 december 2008, BS 28 januari 2009.

- RUP Omgeving Groote Fabrieke Avelgem– nog niet vastgesteld

- RUP Rekkem- Centrum Menen - nog niet vastgesteld

- RUP Open zone Roeselare, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 1 juni 2006,

goedgekeurd door deputatie op 7 september 2006, BS 16 oktober 2006.

Page 76: Stedenbouwkundige voorschriften in gemeentelijke ruimtelijke … · 2010-06-07 · revolutie of niets nieuws onder de zon? Tineke Renders Masterproef ingediend tot het behalen van

73

- RUP Buyse Elektro Staden – nog niet vastgesteld.

- RUP Blommenwijk Staden – nog niet vastgesteld.

- RUP Nijverseel Opwijk, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 24 januari 2008,

goedgekeurd door deputatie op 28 februari 2008, BS 8 april 2008.

- RUP Vaartkom Leuven - nog niet vastgesteld.

- RUP zonevreemde bedrijven Nazareth, vastgesteld door gemeenteraad op 2 mei 2005,

goedgekeurd door deputatie op 25 augustus 2005, BS 7 november 2005.

- RUP Weefstraat-Heerweg Nazareth, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 29 mei

2006, goedgekeurd door deputatie op 10 augustus 2006, BS 6 september 2006.

- RUP Papenhof Mechelen – nog niet vastgesteld.

- RUP Den Helder Zwevegem, vastgesteld door gemeenteraad op 17 juli 2006 en

goedgekeurd door deputatie op 31 augustus 2006, BS 19 september 2006.

- RUP Surremont-Otegem Zwevegem, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 22

oktober 2007, goedgekeurd door deputatie op 29 november 2007, BS 18 januari 2008.

- RUP Bekaertsite Moen Zwevegem, definitief vastgesteld door gemeenteraad op 26 mei

2008, goedgekeurd door deputatie op 19 juni 2008, BS 13 augustus 2008.

- RUP Binnengebied Winkelstraat Zwevegem - nog niet vastgesteld.