Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

55
1 Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma) Versie 2017 Inleiding Een stamboom is vaak niet meer dan een droge opsomming van namen, relaties en datums voor zover vastgelegd in de archieven. Als je echter verder terug wilt in de tijd, en als het ware de wortels van de stamboom wilt kennen, dan kom je er niet meer met dit soort gegevens. Dan moet je duiken in de geschiedenis van de dorpen waar onze voorouders woonden. En je moet je verdiepen in het eigendom van stukken grond die zijn geërfd. Op die manier kan je vaak tot diep in de 17 e eeuw blootleggen wie deze voorouders waren en wat ze deden voor de kost. Dit artikel is een weerslag van deze zoektocht. Het is geschreven enerzijds voor belangstellende familieleden en anderzijds voor andere stamboomonderzoekers. Onze voorouders komen immers ook voor in stambomen van aangetrouwde families. De voorouders van de familie Lenstra zijn tevens de voorouders van de familie Klijnsma en een aantal andere families die zich later afsplitsen. In het bijzonder noem ik de familie Van der Lende en de families Wink en Schmalz. Zij zijn via de vrouwelijke tak verbonden aan de familie Klijnsma. Deze families hebben zeer uitgebreid stamboomonderzoek gepubliceerd waarvan ik dankbaar gebruik heb gemaakt. Voor hen is dit artikel ook van belang omdat ook voor hen nieuwe informatie zal worden gegeven. Een aantal wortels van de stamboom is getraceerd tot rond 1600. Een enkele adellijke wortel zelfs nog verder terug. Maar dan wel in Brabant! Het blijkt namelijk dat onze familie afstamt van een verbannen edelman uit Brabant die bij Steenwijk is gaan wonen: Vincent (Cent) van Doerne. Een ander nieuw gegeven sinds de vorige versie van dit artikel, is de verschijning van het boek Verveningen en verveners in Friesland van W. Visscher. Dit naslagwerk bevat een grote hoeveelheid informatie over de verveners uit onze familie. Veel komt overeen met wat ik eerder vond, maar er is ook veel nieuw. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de verveningen bij Nijeholtwolde en Peperga belangrijker waren dan ik had gedacht. Ook de grote rol van Sent Meines en zijn kinderen daarin wordt in dit boek belicht. Voor we beginnen wil ik graag wijzen op onzekerheden die nu eenmaal samenhangen met het vinden van familierelaties in die periode. Er bestonden toen geen achternamen en er waren vaak meerdere personen met dezelfde voornaam en vadersnaam (patroniem). Ik heb dit artikel geschreven op basis van archiefstukken die via internet beschikbaar zijn. Ik ben ook een dag in Leeuwarden geweest om microfiches van koopproclamaties te bestuderen. Dat blijkt nog best lastig omdat ik niet gewend ben om de oude Nederlandse handschriften te lezen. Dat is ook een beperking. Maar ik denk toch dat hetgeen ik heb gevonden interessant is voor familieleden en anderen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Weststellingwerf. Jip Lenstra, Bloemendaal november 2017.

Transcript of Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

Page 1: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

1

Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma) Versie 2017

Inleiding

Een stamboom is vaak niet meer dan een droge opsomming van namen, relaties en datums voor zover vastgelegd in de archieven. Als je echter verder terug wilt in de tijd, en als het ware de wortels van de stamboom wilt kennen, dan kom je er niet meer met dit soort gegevens. Dan moet je duiken in de geschiedenis van de dorpen waar onze voorouders woonden. En je moet je verdiepen in het eigendom van stukken grond die zijn geërfd. Op die manier kan je vaak tot diep in de 17e eeuw blootleggen wie deze voorouders waren en wat ze deden voor de kost. Dit artikel is een weerslag van deze zoektocht. Het is geschreven enerzijds voor belangstellende familieleden en anderzijds voor andere stamboomonderzoekers. Onze voorouders komen immers ook voor in stambomen van aangetrouwde families. De voorouders van de familie Lenstra zijn tevens de voorouders van de familie Klijnsma en een aantal andere families die zich later afsplitsen. In het bijzonder noem ik de familie Van der Lende en de families Wink en Schmalz. Zij zijn via de vrouwelijke tak verbonden aan de familie Klijnsma. Deze families hebben zeer uitgebreid stamboomonderzoek gepubliceerd waarvan ik dankbaar gebruik heb gemaakt. Voor hen is dit artikel ook van belang omdat ook voor hen nieuwe informatie zal worden gegeven. Een aantal wortels van de stamboom is getraceerd tot rond 1600. Een enkele adellijke wortel zelfs nog verder terug. Maar dan wel in Brabant! Het blijkt namelijk dat onze familie afstamt van een verbannen edelman uit Brabant die bij Steenwijk is gaan wonen: Vincent (Cent) van Doerne. Een ander nieuw gegeven sinds de vorige versie van dit artikel, is de verschijning van het boek Verveningen en verveners in Friesland van W. Visscher. Dit naslagwerk bevat een grote hoeveelheid informatie over de verveners uit onze familie. Veel komt overeen met wat ik eerder vond, maar er is ook veel nieuw. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de verveningen bij Nijeholtwolde en Peperga belangrijker waren dan ik had gedacht. Ook de grote rol van Sent Meines en zijn kinderen daarin wordt in dit boek belicht. Voor we beginnen wil ik graag wijzen op onzekerheden die nu eenmaal samenhangen met het vinden van familierelaties in die periode. Er bestonden toen geen achternamen en er waren vaak meerdere personen met dezelfde voornaam en vadersnaam (patroniem). Ik heb dit artikel geschreven op basis van archiefstukken die via internet beschikbaar zijn. Ik ben ook een dag in Leeuwarden geweest om microfiches van koopproclamaties te bestuderen. Dat blijkt nog best lastig omdat ik niet gewend ben om de oude Nederlandse handschriften te lezen. Dat is ook een beperking. Maar ik denk toch dat hetgeen ik heb gevonden interessant is voor familieleden en anderen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Weststellingwerf. Jip Lenstra, Bloemendaal november 2017.

Page 2: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

2

De stamboom

Om dit verhaal te kunnen volgen is het van belang om de personen waarover het gaat te kunnen plaatsen in hun onderlinge verband. De familie Lenstra heeft de beschikking over “Het Groene Boekje” waarin indertijd alle nakomelingen van Gerben Andries Lenstra (1834 -1917) en Jantje Beerends Scheur (1850 – 1926) zijn opgenomen. Hoewel dit boekje inmiddels verouderd is, gebruik ik het toch als beginpunt van dit verhaal. De afstamming van Gerben Andries Lenstra is onderzocht door de genealoog Wierda, op verzoek van Oom Gerben Lenstra uit Groningen. Dit onderzoek heeft onze wortels teruggevonden tot en met het echtpaar Sent Meines en Alegonda (Aaltje) Wybes te Nijeholtwolde. Zij vormen daarom het scharnierpunt in dit artikel.

Sent Meines en Alegonda Wybes met hun kinderen en kleinkinderen.

Hieronder staat de weergave van de stamboom van Sent Meines en die van zijn vrouw Alegonda Wybes. Ik heb deze stambomen kunnen construeren op basis van gegevens uit de Tresoar, uit de kwartierstaat van Pieter van der Lende en uit de internetstamboom van de families Wink en Schmaltz. De gegevens over de wortel in Onna, bij Steenwijk, zijn afkomstig van het Historisch Centrum Overijssel en de transcripties Jan Pit. Voor nadere verwijzingen zie de bronweergave aan het eind van dit artikel. De zoektocht naar de ouders van Sent Meines was ingewikkeld en tijdrovend. Maar het is uiteindelijk toch gelukt, vooral dankzij de zeldzaamheid van de naam Sent. De afstamming van zijn vader gaat via Noordwolde naar Oosterwolde. Daar houdt het spoor op.

Page 3: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

3

De familie van zijn moeder, Annigjen Cents, komt uit Onna bij Steenwijk en is uiteindelijk verbonden met de eerdergenoemde Vincent van Doerne.

De ouders van Sent Meines en hun voorouders.

De ouders van Alegonda Wybes en hun voorouders.

Nu de stamboom duidelijk is ga ik proberen om wat meer te vertellen over een aantal personen uit deze boom. Te beginnen met de ouders van Sent Meines en vervolgens die van Alegonda Wybes.

Page 4: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

4

Vervolgens komen we uit bij Sent Meines en Alegonda Wybes zelf. Zij werden beide geboren in Nijeholtwolde dat aan het begin van de 18e eeuw een groeiend turfwinningsdorp werd. Ik zal daarom zowel over Nijeholtwolde als over de turfwinning het nodige vertellen. Tenslotte bespreek ik de nakomelingen van Sent en Alegonda, de families Klijnsma en Lenstra. Omdat het mij vooral gaat om de Lenstra’s ligt daar de nadruk. Deze tak wordt uitgewerkt tot de tijd van mijn grootvader.

De ouders van Sent Meines

Van Sent Meines is geen doopregistratie bekend. Het was daarom erg lastig om te achterhalen wie zijn ouders waren. Eigenlijk wist ik alleen maar zeker dat zijn vader Meine heette. In eerste instantie heb ik gedacht dat Meine Andries zijn vader zou moeten zijn. Meine Andries woonde rond 1720 in Nijeholtwolde. Hij was grote pachtboer geweest bij de familie Oltholt, de familie waaruit zijn latere vrouw Alegonda Wybes voortkomt. En als klap op de vuurpijl bleek zijn vrouw, Femmigje Lucas, naast Sent Meines te wonen. Ze is dan weduwe van Meine Andries en hertrouwd met Jan Heines, de veldwachter van het dorp. Jan Heines wordt namelijk direct na Sent Meines genoemd in de quotisatie (volkstelling ten behoeve van de belastinginning) van 1749. Maar toch bleef het onduidelijk waarom Meine Andries zijn tweede of derde zoon Sent noemt. De naam Sent komt voor 1750 nog helemaal niet voor in Weststellingwerf! En waarom Sent Meines zijn derde zoon Albert noemt. Dat duidt volgens de toen veel toegepaste vernoemingsregels er op dat zijn oudste broer of die van zijn vrouw Albert heet. Van Alegonda Wybes weten we dat die geen Albert in de familie heeft. Dus moet die naam van vaders kant komen. Als de oudste broer Albert heet betekent dat vrij zeker dat zijn vaders vader ook Albert heet. De eerste zoon werd volgens de eerdergenoemde vernoemingsregels immers naar vaders vader genoemd. Dus eigenlijk zoeken we naar een Meine Alberts die getrouwd is met een vrouw die Sents als patroniem heeft. Dat zou precies passen. Deze combinatie van namen is in de Friese databanken niet aanwezig. Er was wel een Meine Alberts in Noordwolde bij de qoutisatie van 1744 en 1749, maar dat was toch wel wat uit de buurt. En van zijn vrouw was in de Friese data niets bekend. Op een goed moment trof ik in de steeds beter toegankelijk wordende data uit Overijssel een huwelijks aankondiging aan die duidelijkheid gaf. In 1704 werd in Steenwijk aangetekend dat Meine Alberts uit Noordwolde was getrouwd met Annigje Cents uit Onna. Dit echtpaar had dus de perfecte combinatie van namen: Meine, Albert en Cent/Sent. Gezien de registraties in 1744 en 1749 kunnen we aannemen dat het echtpaar in Noordwolde is gaan wonen. Noordwolde was toen een turfdorp. Meine Alberts kan dus goed bij de turfwinning in Noordwolde betrokken zijn geweest. Onna is ook een turfdorp. Het ligt aan de noordoostzijde van het grote veengebied van Giethoorn. Goede kans dat Annigje Cents uit een verveners geslacht stamt. Dat maakt het plaatje compleet. De naam Sent is zo bijzonder dat de gevonden combinatie Meine/Albert/Cent wel de meest aannemelijke ouders van Sent Meines moeten zijn.

De traditionele vernoemingsregels die vaak, maar niet altijd, werden gebruikt voor het geven van voornamen aan kinderen.

Page 5: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

5

Meine Alberts Zoals gezegd komt Meine Alberts uit Noordwolde. Daar is hij echter niet geboren. Er is een doopbericht in Oosterwolde waarin een kind Meine wordt genoemd met als vader Albert Meines. Over een moeder is niets bekend. Albert Meines was een pachtboer met een perceel akkerbouwgrond van ruim 11 hectare in Oosterwolde. Het perceel lag op een plek in het huidige dorp Oosterwolde westelijk van de Snellingerdijk ter hoogte van de Buttingasingel. Albert Meines krijgt eerst een dochter Janthien op 26 april 1668. Vervolgens een zoon Meine op 12 december 1669. En tenslotte 13 jaar later weer een dochter Claesje op 20 augustus 1682. Zoon Meine Alberts gaat kennelijk al rond 1700 naar Noordwolde om daar iets te ondernemen in de turfwinning. Dat kan direct met de turfwinning te maken hebben (veenbaas) of indirect zoals kastelein, schipper of handelaar. Hij trouwt dus in 1704 (18 mei) als jonge man met Annigjen Cents, jonge dochter.

De term “Zijn hier niet getrouwt” betekent dat ze elders trouwden en dat een van hen (in dit geval Annigjen) uit Steenwijk komt. In de quotisatie van 1744 komt

Meijne Alberts voor in Noordwolde. Zijn huishouden is dan 3 personen. Dat zou dus inclusief Sent kunnen

zijn. Bij de quotisatie van 1749 staat Meyne Alberts (2p) in Noordwolde vermeld. Er staat bij: “arme oude luiden”. Dit moeten we niet al te letterlijk nemen want ze worden aangeslagen voor cg 11:9:00. Dat is het tarief voor mensen die best wat hebben. Ter informatie: cg betekent Carolus gulden. Dat is een van de 3 guldens die in deze periode werden gebruikt. De Carolus gulden heeft een waarde van 20 stuivers. Er is ook een Philips gulden (25 stuivers) en een goud gulden (28 stuivers). De betekenis van 11:9:00 is 11 gulden, 9 stuivers en 0 penningen. De kinderen uit dit huwelijk heb ik gezocht in Noordwolde. Daar is bij de quotisatie van 1744 een Albert Meijnen met een huishouden van 5 personen. Dat zou dan de oudste broer van Sent kunnen zijn. Als die rond 1705 is geboren heeft hij in 1744 de leeftijd van 39. Een vrouw en 3 kinderen is dan goed mogelijk. In de quotisatie van 1749 staat hij weer vermeld in Noordwolde. Hij heeft dan een huishouden van 4 personen en betaalt cg 11:13:00 belasting. Er staat bij: boven, arbeider. Ik maak hieruit op dat hij een redelijk inkomen had.

Het perceel akkerbouwland bij Oosterwolde waar Albert Meines gebruiker was.

Hier staat geschreven: 3e Proclamatie den 18 Meij Meijne Alberts JM van

Noordwolde met Annigjen Cents JD tot Onna zijn hier niet getrouwt.

Page 6: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

6

Sent zou de tweede (overlevende) zoon moeten zijn. Dus op zijn vroegst geboren als tweede kind (ca. 1707). Dat is niet erg waarschijnlijk omdat Sent in 1750 trouwt. Er zullen eerst wel wat dochters en jong gestorven zonen geboren zijn. Op zijn laatst is een geboorte in 1725 denkbaar, anders zou Annigjen te oud zijn voor het moederschap. Er zijn verschillende vrouwen in Noordwolde met het patroniem Meines (Aukjen, Mettje, Willemtjen), die oudere zusters van Sent kunnen zijn. Ik hou het er op dat Sent rond 1720 geboren is.

Annigjen Cents Zoals te zien is in de eerder weergegeven stamboom, is Annigjen Cents een dochter van Cent Andries. In de omgeving van Steenwijk werd de naam Cent meestal met een C gespeld, waarschijnlijk omdat men daar de herkomst van de naam als verkorting van Vincent nog kende. In Stellingwerf wordt de C bijna altijd vervangen door een S. Cent Andries was getrouwd met Grietje Daniëls uit Giethoorn. Ze kregen meerdere kinderen, Hendrikje, Annigjen, Andries, Daniël, Annigjen, Aaltje en een kindje dat gedoopt is zonder naam. Van deze kinderen weten we dat de tweede Annigjen, Daniël, Andries en Aaltje later getrouwd zijn en kinderen hebben gekregen. De vader van Cent Andries was Andries Claes uit Onna. Zijn moeder heette Abejen Berents en komt uit Giethoorn. Het kan ook Albertjen zijn, het handschrift is erg onduidelijk. Ze zijn in Giethoorn getrouwd op 27 januari 1644. Op 7 december 1645 krijgen ze een zoon, Cent Andries. De vader van Andries Claes was waarschijnlijk Claes Cents. In Onna wordt namelijk in 1654 een huwelijk vermeld tussen Claes Cents (weduwnaar) en Grietje Berents uit Giethoorn. Deze Claes Cents moet dus eerder getrouwd zijn geweest en uit dat eerdere huwelijk is Andries Claes dan waarschijnlijk geboren. Claes Cents moet een zoon zijn van een van de kleinkinderen van Vincent van Doerne. Hoe kom je anders aan het patroniem Cent.

Vincent van Doerne De vele Cents die leven in en rond Steenwijk zijn waarschijnlijk allemaal nakomelingen van Vincent van Doerne. Deze telg uit een adellijk geslacht uit Brabant (Deurne) is in 1530 uit zijn geboortestreek verbannen en naar Onna gegaan. Hij is daar getrouwd met Wobbke de Vosch, Vrouwe van Onna. Zij krijgen minstens 6 kinderen. Sommigen van deze kinderen zijn doorgegaan met de naam Van

Doerne, anderen met het patroniem Cents. Dat is logisch omdat Vincent zichzelf Cent noemde. Maar laten we bij het begin beginnen en dat is in Deurne. Vincent was de zoon van Gevard Hendriksz van Doerne en groeide op in het grote kasteel van de familie in Deurne. Dit kasteel is in de Tweede Wereldoorlog kapot geschoten en nu een ruïne.

Het Groot Kasteel te Deurne waar de familie Van Doerne heeft gewoond. Dit kasteel is in de Tweede Wereldoorlog kapot geschoten en nu een ruïne.

Het nog bestaande Klein Kasteel te Deurne. Dit was de voormalige huisvesting van de familie Van Doerne, voor de bouw van het Groot Kasteel.

Page 7: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

7

Er is in Deurne ook een Klein Kasteel dat nog steeds bestaat. Daar woonde de familie Van Doerne voor ze het Grote Kasteel lieten bouwen. De familie van Doerne was een onderdeel van de Brabantse landadel. Het was een (bastaard) afsplitsing van de familie Van Deurne, maar niet minder belangrijk. De familie had veel macht en bezittingen in de Meierij van ‘s-Hertogenbosch. Vincent was in 1519 volwassen. Hij verkocht tussen 1524 en 1527 landerijen en huizen. Kennelijk beschikte hij over een behoorlijk vermogen. De familie had ook een wapenschild. Het wapen was vergelijkbaar met dat van de andere familie Van Deurne, alleen de kleuren zijn net iets anders. Opmerkelijk is het gebruik van een hond in het helmteken (dat is de figuur die bovenop het wapen staat). Dat komt niet veel voor in de familiewapens. En juist ook het wapen dat de familie Klijnsma heeft als nazaten van Sent Meines, heeft ook een hond als helmteken. Ook dit moet nog eens goed uitgezocht worden. Mogelijk heeft het wapen van de Van Doernes op de achtergrond een rol gespeeld bij het maken van het wapen van de Klijnsma’s. Ergens vóór 1530 begaat Vincent een misdaad. Hij slaat namelijk Daniël van Emert dood. Dit voorval is bekend omdat het is beschreven in een zogenaamde Zoenbrief. Een Zoenbrief was een overeenkomst tussen twee families om weer met elkaar in het gerede te komen. Beide families stelden een delegatie van vertrouwelingen samen en die maakten afspraken over de voorwaarden waaronder de goede vrede weer hersteld kon worden. Ik heb de betreffende Zoenbrief hier letterlijk opgenomen omdat hij van zo’n groot belang is voor het vervolg.

Na deze gebeurtenis moest Vincent dus de streek rond Deurne verlaten. Hij heeft zijn bezittingen verkocht en is met een “volle beurs” vertrokken naar Steenwijk en trouwde daar met Wobbke de Vosch. Wobbke was duidelijk een stand lager dan de adellijke familie Van Doerne. Zij behoorde

Zoenbrief Op huyden, te weten op St. Bertholomeus avont anno 1530, soe sijn vergadert die vrienden ende maigen van Vicenten van Doerne ter eenre ende vrienden van Daniel Emerts saliger memorien ter andere sijde, om neder te leggen ende te zoenen alsulcken ongeluck ende nederslach als hoir de voirscreven Vincent, misdadige, in den vorigen persoen van Daniel saliger hem misbrueckt, mishandelt ende misdaen had (God betert). Ende om voriger te volvoeren, soe hebben dairtoe gecoren geweest sekere goeden mannen, keersluyden, van beyde zijde, te weten van wege des misdadigen: Claeus van Doerne, schoutet, Peter van Doerne, Mr. Gerit Nouts ende van wege des overledenen: Peter Vermerendonck, Daniel van Overlant, Mathijs van der Colck, die welke voirs, misdadige, wes zijnder midaet gheven inder kercken van Doerne een kersse van drie pond was ende stellen een teken de heyligen cruys van houten, in gedachtenisse der zielen de overledenen, van tien voeten. Item sal noch gheven dairtoe vijftich soengulden van tien stuiver tstuck ende het gelach der vrienden nu vercoren sijnde ende dair over geweest zijn. Sal noch die selve blijven ewelycke uyt der parochien van Doerne ende Bakel, om dair nyet bruykvast te woenen, mair sal dair doen mogen gaen ende keeren in pelgermissen wijse, beheltelycke dat hij altijt buyten der vorige heerlicheyt oft daer binnen sal wijken der moeder, bruederen, swageren ende kynderen des overledens, ende all op soenen recht ende soenbrueck. Ende hyer mede sal het voirs. ongeluck gesoent zijn. Ende die voirs. vrienden verghevent den misdadigen om Gods wille, so sijn voirs. misdaet nu en ten ewigen daighen, oft voirs. noyt geschiet en ware. Geloven die voirs. soens Jan en Gheryt, brueders des overleden, ende Symon die swager, voir het achtergelaten kynt alst tot sijnen mondigen daigen compt. Hen geloefte onthouden sal ende wilt te nyet doen dat dyer penninge voirs. beloeft wesen sal. Ende oft boven middelen tijde aflijvich werd, soe sullen die voirs. penningen comen aen sijn erven en maegen, sonder argelist. Ende ofter naderhant enighe duysternisse in viele, dat sal altijt staen ten vercleeren van den keersluyden. Item het cruys dertich jaren lanck staende te houden ende te setten tegen den hoeck van den ecker te eynde wairt.

Familiewapenschild van de Van Doernes met een hond als helmteken.

Page 8: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

8

echter wel tot de patriciërs. Haar vader was advocaat aan het Friese Hof. Ik geloof niet dat de gebruikte term “Vrouwe van Onna” veel voorstelde. Onna was een buurtschap onder de rook van Steenwijk. Het was voor zover ik heb kunnen nagaan geen heerlijkheid of landgoed zoals bijvoorbeeld Eese aan de noordkant van Steenwijk. Het lijkt er op dat Vincent naar Steenwijk is getrokken omdat hij daar kon deelnemen aan de ontwikkeling van de veenderijen. In Deurne was de turfwinning rond 1500 ook aan het opkomen. Waarschijnlijk had hij daar ook wel wat ervaring mee. Deurne ligt aan de rand van de Peel, een uitgestrekt hoogveengebied in Brabant. Door het huwelijk met Wobbke kon hij eenvoudig een voet aan de grond krijgen in de Gieterse venen. Een bijzonderheid van het gebied rond Giethoorn en Onna is dat daar de zogenaamde Sint Maartenslieden woonden. Het gebied was in bezit van de kerk en deze had een groep rondtrekkende flagellanten (geselbroeders) daar een vestigingsplaats geboden op voorwaarde van horigheid. De flagellanten waren voor een groot deel afkomstig uit Zuid Europa. Ze mochten niet trouwen met de lokale bevolking en bleven dus eeuwenlang als groep in het veen rond Giethoorn leven. Zij waren het die het gebied hebben ontgonnen. Aangezien de landbouw en veeteelt op de arme veengrond onvoldoende opleverde is de groep steeds meer turf gaan winnen. De nakomelingen van Vincent en Wobbke zijn beschreven in een artikel in de 65ste jaargang (1980/81) van Nederland’s Patriciaat. In dit artikel beperken de auteurs zich tot de takken die de naam Van Doerne dragen. Deze takken verspreiden zich over het land o.a. naar Amsterdam. Er worden ook een paar Meester Chirurgijnen in Steenwijk en Blokzijl genoemd. De eenvoudige takken die onder patroniem verder gaan werden uitgewerkt door Marijke Bijkerk. Zie kader: de verbinding tussen Claes Cents en Vincent van Doerne. In deze takken zien we veel verveners die in de omgeving van Onna en Zuidveen blijven wonen. De venen rond Giethoorn, waar die bij Onna en Zuidveen bij horen, zijn relatief laag gelegen. Bij het in cultuur brengen van deze woeste gronden door de Sint Maartenslieden werd al turf gestoken, voor zover dat boven het grondwater uitkwam. Maar dat was maar een beperkte hoeveelheid. Al snel moesten de bewoners gebruik gaan maken van de baggerbeugel. De Gietersen waren de eersten in het Noorden die deze techniek onder de knie hadden. Het werken met de baggerbeugel had een aantal voordelen:

Je kon alle “verdronken” veen winnen, tot op het onderliggende zand;

Je kon kleinschaliger werken dan via het droogmalen met windmolens;

Gevard van Doerne Everardsz, ridder Vermeld: 1306-1339

X Margriet |

Everard van Doerne Gevardsz Vermeld: 1341

Overleden: 1381 X Elisabeth Claes Schilder

| Gevard van Doerne Everardsz

Vermeld: 1381-1407 X Catharina N.

| Hendrick van Doerne Gevardsz

Vermeld: 1421-1466 X NN

| Gevard van Doerne Hendricksz, vorster

Vermeld: 1483-1495 X NN

| Vincent van Doerne Gevardsz

Vermeld: 1510-1530, gebannen X: Wobbke de Vosch van Onna

Op deze kaart van 1570(Ortelius) is Doerne te zien vlak tegen de Peel aan. Het noorden op deze kaart is links.

De voorouders van Vincent van Doerne.

Page 9: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

9

Er waren nauwelijks investeringen vooraf nodig in de vorm van windmolens en dijken;

De gewonnen turf was van een hogere kwaliteit en beter geschikt voor huishoudelijk gebruik.

Er was echter een groot nadeel. Er ontstond een grote waterplas in het winningsgebied. De Beulakerwijde en Belterwijde zijn daar voorbeelden van. Nadat de Gietersen hun eigen streek grotendeels hadden uitgebaggerd zijn velen geëmigreerd naar een aantal gebieden in Friesland om daar met hun techniek verder te gaan. Ik vertel dit allemaal omdat ook Sent Meines, die immers half een Gieterse was, in Nijeholtwolde als een van de eersten turf ging baggeren. In het kader hierboven is aangegeven waar de verbinding met de stamreeks van Annigje Cents gevonden zou kunnen worden. Er zijn verschillende mogelijkheden om Claes Cents als zoon in te

De verbinding tussen Claes Cents en Vincent van Doerne Vincent van Doerne en Wobbt Vosch krijgen dus een aantal kinderen Steven Cents, Evert Cents , Johan Cents, Frederik Cents, Hendrik Cents en Lamme Cents (dochter) Hieronder ga ik per kind na of die een Cent heeft voortgebracht die de vader van Claes Cents kan zijn. Steven Cents Balling uit Steenwijk 20-02-15 1563. Trouwt met Femme N.N. en krijgt tenminste een zoon: Cent Stevens. Deze Cent Stevens heeft in 1610 vijf zonen en twee dochters die uitsluitend voorkomen onder het patroniem Cents. Hierbij kan een Claes zitten. Echter Steven Cents is een balling uit Steenwijk en woont wellicht elders. Maar het kan zijn dat zijn zoon Cent weer terug is gekomen. Evert Cents Is vervener en veehouder in Zuidveen onder Steenwijk. Krijgt kinderen waaronder Cent Everts. Deze Cent Everts is landeigenaar onder Steenwijk. Trouwt tweemaal. Met Femme Jans en Hermentgen Reynders. Uit deze huwelijken 6 kinderen (Johan, Evert, Reint, Govert, Jacob en Coop). Er kan hier ook een niet gedocumenteerde Claes bij komen. Johan Cents Krijgt een dochter, Henrickje die trouwt met Johan Roelofs. Frederik Cents Vervener onder Steenwijk. Trouwt met Elisabeth N.N. Hieruit een tak die steeds zonder geslachtsnaam voorkomt, gevestigd in de venen rond Onna. Volgens de Kwartierstaat Bijkerk https://www.genealogieonline.nl/kwartierstaat-bijkerk/I2887280.php zijn er de volgende kinderen (in chronologische volgorde):

Claes Frericx

Philip Frericx de Graeff

Cent Frericx

Govert Frericx Deze Cent Frericx kan een zoon gekregen hebben en die noemen naar zijn oudste broer Claes. Hendrik Cents Geen nadere info over behalve dat hij na 5 mei 1628 sterft. Lamme Cents (dochter) Trouwt met Otto Roelofs

Page 10: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

10

voegen. De mogelijkheid dat hij een derde zoon was van Cent Frederiks lijkt de meeste kans te hebben omdat Cent Frederiks een oudste broer heeft die Claes heet. Maar er is nog geen bewijs voor deze relatie gevonden. Tot die tijd moeten we het doen met de gedachte dat alle Centen uit Onna en omstreken wel nakomelingen van Vincent van Doerne moeten zijn.

Kaart uit 1738 van de omgeving van Steenwijk en Giethoorn. Onna ligt rechts onder Steenwijk. Duidelijk is de turfvaart met wijken onder Onna te zien. Deel van de Hattinga kaart.

De ouders van Alegonda Wybes

In dit hoofdstuk wordt de stambooom van Aaltje Wybes besproken. Langs de vrouwelijke lijn stamt zij van de familie Oltholt en de familie Heinsius. Haar vader, Wybe Gerrits gebruikte de naam Oosterhof.

De familie Oltholt Al in de eerste beschrijvingen van de stamboom van de familie Lenstra, door de genealoog Wierda, wordt een verband gelegd met de familie Oltholt. Baucke Hendriks, de opa van moederszijde van Aaltje Wybes (de vrouw van Sent Meines) gebruikte deze familienaam in een aantal situaties. De naam Oltholt is ook verbonden aan de min of meer bekende bestuurder in Oldeholtpade, Johannes Gosses Oltholt. Deze Johannes is begraven bij de kerk van Oldeholtpade onder een steen met een familiewapen. Zo’n familiewapen laat de harten van menig stamboomonderzoeker sneller kloppen. Echter de relatie tussen Baucke Hendriks en Johannes Gosses was niet te vinden. Het was wel

Page 11: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

11

duidelijk dat ze niet een directe familieband hadden. Maar hoe kan Baucke dan toch de naam Oltholt gebruiken? Op zich is het gebruik van een achternaam in de zeventiende en de achttiende eeuw niet echt bijzonder. Het was toegestaan en er waren geen regels. Dus een bijnaam kon een achternaam worden. Ook kon de achternaam van de vrouw gebruikt worden door haar man en kinderen. De aanwezigheid van het familiewapen op het graf van Johannes wijst er toch wel op dat Oltholt geen bijnaam was, maar een gekozen achternaam van een gezaghebbende familie. Dus was er alle aanleiding om de zaak eens verder uit te diepen. De familie Oltholt stamt af van een zekere Ebele die tenminste een zoon (Gosse) en een dochter (Anna) had. Zij woonden tussen Oldeholtpade en Wolvega, vlakbij de Lyclama Stins. Een mooi hoog gelegen gebied, geschikt voor akkerbouw en met bossen. Later zullen ook de grootgrondbezitters uit de families Heloma en Franckena hier hun huizen stichten. In 1640 bezit Gosse Ebeles hier twee percelen. Anne Ebeles bezit een perceel vlak daarbij in Nijeholtwolde. Drie percelen grond die in 1698 van Baucke Hendriks en zijn broer Roelof zijn, waren in 1640 het eigendom van Geerts Jochems weduwe Anna (zie ook de tabel op de volgende bladzijde). Hieruit leid ik af dat Geert Jochems de vader van Hendrik Geerts (de vader van Baucke Hendriks) moet zijn. Hij is in 1640 al overleden en zijn vrouw Anna heeft de grond geërfd. Ik neem aan dat de weduwe Anna dezelfde is als Anna Ebeles vanwege het gebruik van de naam Oltholt door Hendrik Geerts en zijn nageslacht. De verbinding via Anna Ebeles maakt dit mogelijk en is geografisch voor de hand liggend. Anna Ebeles is dus getrouwd met Geert Jochems die ook grote percelen grond bezit tussen Wolvega en Oldeholpade. In de kaart hieronder heb ik schematisch de situatie in 1640 weergegeven.

De bezittingen van de familie Oltholt en de aangetrouwde Geert Jochems tussen Wolvega en Oldeholtpade rond 1640. Het gaat om prima akkerbouwgrond in een aantrekkelijke omgeving. De Lyclama’s wonen daar al lange tijd en later zullen ook de Heloma’s en de Franckena’s daar hun huizen stichten.

Geert Jochems heeft tenminste twee zonen. Hendrik Geerts, die de vader is van Baucke Hendriks Oltholt en Cleys Geerts, die de vader is van Lipkjen Cleys Oltholt.

Page 12: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

12

Geert Jochems is Bijzitter in het bestuur van Weststellingwerf naast Grietman Homme Idzarda (bron: site Pieter van der Lende). In het boek over de verveners van Friesland van Visscher wordt Anne Ebeles ook aangemerkt als eigenaar van veengrond bestemd voor turfwinning. Gezien de ligging van haar perceel in Nijeholtwolde is dat goed mogelijk.

Hendrik Geerts Hendrik Geerts heeft het grondbezit aanzienlijk uitgebreid. Dat is waarneembaar in de stemkohieren van 1698. Hij is zelf dan al overleden, zodat zijn erfgenamen eigenaar van de grond zijn geworden. Het gaat om percelen in de omgeving van Oldetrijne en Oldelamer. Het is voornamelijk hooiland, veen en een paar akkerbouwpercelen. De familie had ook nog een paar grote percelen in Oldeholtpade. Deze waren zeker geschikt voor akkerbouw. Hendrik was zelf waarschijnlijk geen boer. Hij verpachte de grond aan een beperkt aantal pachters. In het boek van Visscher wordt in Oldelamer een vervener genoemd met de naam Hendrik Geerts Spylker. Het is dus goed mogelijk dat Hendrik Geerts deelgenomen heeft aan de eerste golf verveningen in dit deel van Weststellingwerf. Baucke Hendriks Oltholt had verschillende broers en zusters. Voor 1698 is Hendrik Geerts overleden en de kinderen hebben de grond verdeeld. Ik heb hun percelen en de eigenaren in 1698 en in 1640 in een tabel bij elkaar gebracht tezamen met de percelen van de nazaten van Johannnes Gosses Oltholt. Nu is goed te zien hoe omvangrijk het bezit van de familie Oltholt was. Kanttekening hierbij is dat de kinderen Oltholt via hun echtgenoten ook grond geërfd kunnen hebben en dat deze tabel dat onderscheid niet maakt. Perceel nummer Soort (Mede)eigenaar 1698 (Mede)eigenaar 1640

Nijetrijne SC11 Soolstede en hooiland Baucke Hendriks 1/2 Eysse Gerrits

Oldelamer 67 Hooiland Baucke Hendriks 1/4 Harmen Jelles cs

Oldetrijne 22 Hooi- weide en bouwland Baucke Hendriks 1/2 Renke Pyters

Oldetrijne 37 Hooiland Baucke Hendriks 1/3 Peter Geerlofs, Cleys Geerlofs

Oldetrijne 38 Hooiland Baucke Hendriks 1/3 --

Oldeholtpade 19 Bouwland Eyse Idzarda, Lipkjen Oltholt ¼, Geert Gerrits 3/4

Heyne Jans

Oldeholtpade 26 Bouwland Eyse Idzarda, Lipkjen Oltholt 1/2 Meyne Hendriks

Oldeholtpade 30 Bouwland Eyse Idzarda, Lipkjen Oltholt 1/4 Beerent Melchers

Oldeholtpade 32 Bouwland Baucke Hendriks 1/2 Anna Geert Jochems

Oldeholtpade 34 Bouwland Baucke Hendriks 1/2 Anna Geert Jochems

Oldeholtpade 35 Bouwland Eyse Idzarda, Lipkjen Oltholt 1/3 Gosse Ebeles

Oldeholtpade 38 Bouwland Gosuinus Oltholt Gosse Ebeles

Oldetrijne 11 Soolstede, hooi- weide en bouwland

Aefje Hendriks 1/3 Hans Bauckes

Oldetrijne 12 Hooi- weide en bouwland Roelof Hendriks 1/1 Pyter Hendriks

Oldetrijne 14 Weiland Roelof Hendriks 5 roeden Wyger Martens wed. /Geert Jochems wed. Anne

Oldetrijne 42 Soolstede, bouwland Roelof Hendriks 1/1 Symon Jansz.

Oldetrijne 43 Soolstede, bouwland Roelof Hendriks 1/1 Symon Jansz.

Oldetrijne 47 Soolstede, bouwland Roelof Hendriks 5 roeden Andries Pyters, Romke Pyters

Oldelamer 15 Hooi- weide en bouwland Aefje Hendriks 1/1 Jacob Beems

Oldelamer 24 Hooiland Aefje Hendriks 1/1 --

Oldelamer 44 Hooiland Aefje Hendriks 1/1 Wobbe Jacobs met broers en zusters

Oldetrijne 55 Hooiland Aefje Hendriks 1/1 --

Nijelamer 32 en 33 Hooiland Jannes Oltholt 1/2 Hill en Syk Wouters

Page 13: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

13

Johannes Gosses Oltholt De broer van Anna Ebeles, Gosse Ebeles, krijgt ook kinderen. Hij krijgt een zoon, Johannes Gosses Oltholt. Hoewel de kinderen van Gosse Ebeles niet echt tot de Lenstra-stamboom gerekend kunnen worden, bespreek ik Johannes hier toch omdat hij de bekendste Oltholt is geworden. Johannes leefde van ongeveer 1610 tot 1669. Hij is zo bekend omdat hij een fraai graf had bij de kerk van Oldeholtpade. Het graf lag eerst gebroken buiten de kerk maar is nu gerestaureerd en in de kerk geplaatst.

Foto's van Oom Gerben van het oorspronkelijke graf van Johannes Gosuinus naast de kerk van Oldeholtpade. Je kunt zien dat oom Gerben (of tante Mart) de steen eerst zorgvuldig heeft schoongeboend en van opzij met een lamp heeft uitgelicht.

Uitzonderlijk aan het graf is dat het afgebeelde familiewapen niet tijdens de Franse periode is weggehakt. Dat is bij de meeste andere graven in Friesland namelijk wel gebeurd. Op het graf staat de volgende tekst gebeiteld:

Anno 1669 den 12 october is in den heere ontslapen den vromen ende eersmane Ioannes Gosuinus Oltholt nots. publ. ende p. postulant voor den gereghte van Stellinghwerf Westeinde en leght alhier begraven Den 25 may 1670 is gestorven Maria Oltholt olt 13 iaer en rust alhier Ghij leser die hier komt, verbeit Of haast te flugh met kortigheit Vermits dat onder mijn gesteent Oltholdi kolde lijck gebeent Rust in ... erent komt niet weer Sijn ziel vervlogen bij den heer Om hoogt ... daght dit jammerdal Sijn faam ... evig verdueren sal (bron: Friezen uit vroeger eeuwen, Walmar.nl)

Johannes Gosuinus, zoals hij zich heel deftig noemde, was volgens deze tekst notaris publiek (latijn Notarius Pablicus, een openbare notaris) en procureur postulant (advocaat). Hij was verbonden aan het nedergerecht van Stellingwerf Westeinde. Hij was dat waarschijnlijk sinds 1650 en was kennelijk redelijk geliefd bij de bevolking. In Oldeholtpade is ook een straat naar hem genoemd, de Oltholtstraat. In 1662 is hij getrouwd met Sjouckje Assema uit Langweer (bij Joure). Johannes woonde toen in Joure. Mogelijk heeft hij daar ook een functie bij het gerecht bekleed. Met Frouckje krijgt hij 3 kinderen, Gossuinus, Marijke en Tjerck.

Page 14: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

14

Omdat in 1670 de 13 jarige Maria Oltholt in het graf is bijgezet vermoed ik dat Johannes eerder getrouwd is geweest met een onbekende andere vrouw. Deze Maria is immers in 1657 geboren, ruim vóór het huwelijk met Sjouckje Assema. Van de zoon Gossuinus weten we dat hij notaris wordt in Wolvega. In de stamboom van de familie Assema wordt gesteld dat hij kinderloos sterft in Leeuwarden. Gossuinus Oltholt wordt inderdaad genoemd in de burgerboeken van Leeuwarden in 1684. Hij koopt dan het burgerschap van Leeuwarden voor 6 goudguldens. Als geboorteplaats wordt daar genoemd Oosterzee.

De betekenis van het wapenschild Zoals gezegd staat op de grafsteen van Johannes Gosses Oltholt ook een familiewapen afgebeeld. Dit wapen ziet er zo uit:

Links de foto van het wapen op de grafsteen, rechts een gestileerde versie van mijn hand.

Links op het wapenschild zien we de Friese halve adelaar. Rechts een eikenblad en twee eikels. In de heraldiek hebben deze symbolen allemaal een bepaalde betekenis. De Friese halve adelaar werd gebruikt door zogenaamde eigenerfden. Dat waren boeren of andere grondbezitters waarvan de grond een bepaalde omvang had en via overerving binnen de familie bleef. De eigenerfden hadden bepaalde rechten en plichten in de lokale gemeenschap. Zij dienden zich beschikbaar te stellen voor allerlei functies zoals grietman, bijzitter, secretaris, rechter, enzovoort. In praktijk betekende dit dat deze goed betaalde functies waren voorbehouden aan deze eigenerfde families. De halve adelaar is hiervoor gekozen omdat in de tijd dat deze bestuursvorm bestond, de bestuurders handelden namens de keizer van Duitsland die het lang voor het zeggen had in Friesland. De eikels en eikenbladeren worden gebruikt om aan te geven dat het om bosgrond ging en niet om weilanden (aangegeven met een klaverblad) of akkers (aangegeven met een koren aar). Eikels waren ook een belangrijk bosbouwproduct als voer voor de varkens. Johannes gebruikte dit familiewapen ongetwijfeld als lakzegel dat hij beroepsmatig nodig had. Andere Oltholts hebben het wapen niet gebruikt op tafelzilver en dergelijke zoals vele andere geslachten wel deden. De Oltholts hebben sowieso weinig sporen onder die naam achtergelaten. Baucke Hendriks gebruikte de naam regelmatig en een paar van zijn kinderen ook. Vermeldenswaard is dat Matthijs Bauckes Oltholt ouderling wordt van de kerk in Wolvega en de jaarlijkse stukken tekent met Oltholt achter zijn naam. Toen in 1811 iedereen een achternaam moest kiezen heeft niemand voor Oltholt gekozen.

Andere Oltholts Er bestond ook een vrouw met de naam Lipkjen Kleis Oltholt. Dit zal een dochter geweest zijn van een broer van Hendrik Geerts met de naam Kleis (Klaas). Rond 1644 bestond er in Wolvega een Cleys

Page 15: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

15

Geerts die land verkocht aan de grietman Dirck van Baerdt, om er het grietmanshuis te bouwen. Deze koop is beschreven in De Van Harens en Wolvega (Fokke Middendorp). Lipkjen Kleis Oltholt is getrouwd met Vaandrig Eyse (Esaias) van Idzerda, volgens Visscher geen lid van het voorname geslacht Idsaerda. Een derde perceel was is 1640 al van Gosse Ebeles. Om deze redenen denk ik dat de gronden dus uit de Oltholt-familie komen en niet uit de Idzerda-familie. Sjouckje Oltholt en Jannes Oltholt (eigenaren in 1698 en 1700 van Nijelamer 32 en 33), zijn waarschijnlijk een dochter en zoon van Tjerck Johannes Oltholt. Deze percelen zijn in 1728 namelijk in handen van Barbier Assema. Dat zal een familielid van Sjouckje Assema zijn, de moeder van Tjerck. Uit het feit dat deze personen allemaal voor de naam Oltholt hebben gekozen moet worden geconcludeerd dat rond 1700 de familie Oltholt in de omgeving van Wolvega veel aanzien had.

Baucke Hendriks Baucke is ongeveer in 1670 geboren. Hij trouwt in 1700 met Alegonda Heinsius uit Wolvega. Hij woont dan in Oldetrijne. Op dat moment is hij al een grote boer met grond ten westen van Wolvega (Oldetrijne) en in Oldeholtpade. Het meeste is geërfd van zijn vader Hendrik Geerts, die waarschijnlijk vervener was

Het grondbezit en grondgebruik van Baucke Hendriks in 1698 en 1728. Rechts boven het midden ligt Wolvega.

In 1704, als hij als vader voorkomt in het doopregister, woont hij in Oldeholtpade. In 1728 beschikt hij over nog meer grond. Nu is er ook grond bij die hij en zijn vrouw erven van de familie Heinsius. Deze familie bracht onder meer 2 advocaten aan het Hof van Friesland voort. Zie de paragraaf over Heinsius. Baucke Hendriks stamt uit een katholiek geslacht maar is zelf hervormd. Hij trouwt voor de Hervormde kerk en hij laat zijn kinderen dopen in die kerk. Zijn zuster Trijntje Hendriks trouwt voor de Hervormde kerk èn voor de Katholieke kerk. Dat was toen gebruikelijk voor katholieken. Die moesten óf voor de Hervormde kerk óf voor het Gerecht trouwen. Daarnaast konden ze voor de Katholieke kerk trouwen maar dat had formeel geen betekenis.

Page 16: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

16

Baucke had als grote hervormde grondbezitter ongetwijfeld veel invloed op het bestuur in Nijetrijne en Oldeholtpade. Uit het huwelijk met Alegonda Heinsius zijn verschillende kinderen bekend. Hendrik (1703), Beeltje (1704), Hendrik (1709), Renske (?) en Matthijs (?). Renske Bauckes Oltholt zal trouwen met Wybe Gerrits, waarover later meer. Matthijs zal trouwen met Luitje Vrankes uit Scherpenzeel. Ook hij gebruikt de naam Oltholt. Baucke Hendriks trouwt nog voor een tweede keer, met Hille Jansen Oortwijn. Ook de familie Oortwijn is betrokken bij het lokale bestuur. Uiteindelijk overlijdt Baucke Hendriks omstreeks 1738 (vdLende).

De familie Heinsius Allegonda Heinsius is de grootmoeder van Aaltje Wybes. Haar vader was Jacobus Heinsius, Doctor in de rechtsgeleerdheid en advocaat aan het Hof van Friesland. Dat is een belangrijke functie, maar ook weer niet heel bijzonder. Hij werd op 11 november 1666 op het tableau gezet, zoals dat bij advocaten heet. Hij was dat jaar de twaalfde toevoeging. De naam Heinsius is een achternaam zoals geleerde mensen die kozen. Ze latiniseerde hun patroniem, in dit geval Heines. De vader van Jacob Heinsius heette Jacob Heines. Mogelijk heeft deze al de achternaam Heinsius gebruikt. De vader van Jacob Heinses was Heine Joannes. Jacobus Heinsius trouwt in 1669 met Rinske van Teitsma uit Heerenveen. Jacobus heeft een broer, Johannes Heinsius, die in 1694 ook als advocaat bij het Hof van Friesland is geregistreerd. Behalve dochter Rinske die met Baucke Hendriks is getrouwd, hebben ze ook een zoon Hans Heinsius. Deze is

in 1728 eigenaar van een perceel grond in Oldetrijne (SC53).

Wybe Gerrits De schoonvader van Sent Meines, Wybe Gerrits, is in Nijeholtwolde een belangrijk man. Hij bezit veel grond, is een grote vervener en hij is een belangrijke figuur in de Hervormde kerk. Wybe Gerrits is geboren in 1689 in Ter Idzard. Hij is gedoopt in de Hervormde kerk. Hij heeft als achternaam Oosterhoff. Hij overlijdt in 1772. Op 20 februari 1715 trouwt hij met Gasse Tissen. Beide wonen dan in Nijeholtwolde. Gasse was toen al maanden zwanger want op 6 mei 1715 komt dochter Renckjen ter wereld. In 1728 is Wybe Gerrits een grote boer. In de stemkohieren staat hij genoteerd voor 14 stukken grond waarvan hij gedeeltelijk eigenaar is of gebruiker. Bij deze percelen zit ook een stuk grond in Nijeholtwolde dat hij bezit met Thijs Hendriks, die Bijzitter is (een Bijzitter is een soort rechter). Dit is het perceel (Sate 21) dat later door Sent Meines gekocht zal worden om te vervenen. Veel percelen bezit hij samen met Thijs Hendriks, Baucke Hendriks Oltholt of Lipkjen Kleis Oltholt. Een ander punt is dat hij veel van deze gronden bezit “in kwaliteit”. Ik weet niet precies wat dat

Zo moeten we ons het Hof van Friesland voorstellen.

Page 17: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

17

betekent. Het kan zijn dat Wybe Gerrits een formele functie had in het bestuur en vanuit die functie handelde. Ik heb ook onderzocht of Thijs Hendriks een broer is van Baucke Hendriks Oltholt. Dat is echter niet aannemelijk omdat zijn kinderen heel andere namen hebben dan de Olholts.

Grond waarvan Wybe Gerrits in 1728 gebruiker of mede-eigenaar is.

In 1729 trouwt Wybe Gerrits (tweede huwelijk) met Renske Bauckes, de dochter van Baucke Hendriks Oltholt. Rond 1730 krijgen ze een dochter en noemen die Alegonda of Aaltje. Zij wordt genoemd naar de moeder van Renske Baukes, Alegonda Heinsius. Aaltje krijgt daarna een aantal broers (Gerrit, Jacob, Johannes en Jochem). Rond 1740 maakt Wybe Gerrits serieus werk van de turfwinning. Hij koopt een groot stuk veen/hooiland om turf te winnen (bron Kwartierstaat Pieter van der Lende). Een aanleiding voor deze stap kan zijn de massale vee-sterfte door gebrek aan veevoer vanwege slecht weer in 1740. Op de kaart hieronder is te zien dat hij daarmee de grootste vervener wordt van Nijeholtwolde. Naast het veenland blijft hij in het bezit van hooilanden. Hij zal dus ook boer zijn. De locaties van de herbergen Het Roode Hert en De Windhond liggen in dit gebied.

Kadastraal kaartbeeld van 1832 met veel water rond Nijeholtwolde door het uitbaggeren van turf. Het grijs gemarkeerde gebied was rond 1740 in bezit van Wybe Gerrits.

Page 18: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

18

Het is aannemelijk dat hij in deze velden turf wint op de conventionele wijze door een watermolen te gebruiken om het waterpeil te laten dalen en vervolgens de droge turf te steken. Het baggeren wordt niet genoemd in de overeenkomst die hij met Eyse Wiggeri sluit over de winning (kwartierstaat PvdLende): “Wijbe Gerrits B.B. en C. op en over navolgend accoort: Verclare ick onderschrevene, veraccordeert te zijn met Wijbe Gerrits dat hij onze mandelige acker, strekkende van uit de Schene tot aan de osse camp, met onderhoud der Schene, sal mogen uitgraven en de tegenwoordige turf daarop staande sal mogen verkopen, mits de arbeiders ook alleen betalende, en verders na 't van dezelve met de ondergrond doen wat hem behaagt. Komende alles tot zijn voordeel. exempt de watermolen, die een ieder sijn part aanbehout, dat sal tot een behaerlijke tijt so lange moeten staen als nodig is tot uitgravinge van gemelte acker, mits de gebruiker hem selfs sal repareren en in ordelijke staat sal verlaten, zullende bij bovengemelt aan de schrijver B. Wigeri uijtkeren een somma van hondert en vijftig carolus gulden te betalen op alderheidligen 1739 en Mei 1740. IJder dag de helft in klinkende munt, en dat weluit het profijt der turf, so sulx soo veel kan bedragen, en anders sulx uijt sake welk accoort bij ons belijden is aengenomen, met belofte van sulx te preseren stellende hun voor te ander part alle onze gene exempte goederen dezelve berustende onze personen en goederen, de hove Friesland en allen gerechte. In kennisse onse handen, Holtwolde 3-8.1739. Was getekend: E. Wigeri en Wijbbe Gerrits.” Bij de volkstelling van 1744 heeft hij 10 volwassenen op de boerderij, ook dat duidt er op dat hij een grote boer is. Bij de vergelijkbare quotisatie van 1749 heeft hij nog slechts 4 volwassenen en 4 kinderen in huis. Wybe Gerrits was ook een belangrijk man in de kerk. Hij wordt vaak genoemd in de kasboeken van de Hervormde kerk van Nijeholtwolde. Hij levert turf aan de school, doet betaalde dienst op de school en hij wordt verschillende keren betaald voor bier en jenever. Een keer wordt er bij vermeld dat de drank bij hem thuis is gedronken, hetgeen kan betekenen dat Wybe Gerrits de bezitter is van een van de herbergen in Nijeholtwolde. Wybe Gerrits zou de eigenaar kunnen zijn van de herberg De Windhond of Het Roode Hert. Op onderstaand kaartje uit Veldnaemen van Stellingwarf is te zien dat deze herbergen middenin het veengebied van Wybe Gerrits zijn gelegen.

Kaartje uit Veldnaemen van Stellingwarf met de locatie van de verschillende herbergen in Nijeholtwolde.

Page 19: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

19

Met behulp van de quotisatie 1749 heb ik een overzicht gemaakt van de belastingen die de huishoudens van Nijeholtwolde en Oldeholtwolde betaalden. Deze belasting werd geheven op basis van de welstand die het huishouden had. Er werd gekeken naar inkomen en bezit. Wybe Gerrits behoort duidelijk tot de betere stand in het dorpje, maar is zeker niet de rijkste.

Overzicht van betaalde belastingen in Nijeholtwolde en Oldeholtwolde bij de quotisatie van 1749. Verschillende personen zijn aangegeven waardoor hun relatieve sociale positie duidelijk wordt.

Wybe Gerrits was waarschijnlijk ook een ontwikkeld man. Een van de kerkelijke stukken die ik vond

wordt afgesloten met de handtekeningen van de betrokkenen. Wat opvalt is het geoefende

handschrift van een aantal ondertekenaars, waaronder Wybe (Wijbbe). Sommige handtekeningen

zien er juist erg onbeholpen uit, zoals die van Retse Sakes.

Handtekeningen van verschillende personen uit Nijeholtwolde onder een kerkdocument. Opvallend is de geoefende hand van Wybe (Wijbbe) Gerrits (links in het midden) en de onbeholpen handtekening van Retse Sakes (rechts boven).

Renske Bauckes overlijdt in 1746. Wybe Gerrits trouwt in 1752 (derde huwelijk) met Cornelisje Everts. Hij is dan 65 jaar. Hij gaat met Cornelisje wonen in Oldeholtpade. Op 19 november 1750 overlijdt zijn vader Gerrit Geerts in Oldeholtpade. Daarna verhuizen ze naar Oldelamer en in 1761 komen ze weer terug naar Oldeholtwolde. Zij worden dan weer als lidmaat opgenomen, ingekomen van Oldelamer.

Page 20: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

20

In 1762 (5 augustus), dus als Wybe weer terug komt naar Nijeholtwolde, verkoopt hij zijn hele

veengraverij. Daarvan zijn advertenties te vinden in de Leeuwarder Courant.

Op 21 oktober 1772 overlijdt Wybe Gerrits volgens het lidmaatboek en is Cornelisje vertrokken naar

Wolvega. Daar wordt ze lidmaat als weduwe van Wybe Gerrits.

Sent Meines van Nijeholtwolde

Ik kom nu toe aan Sent Meines zelf. Hij woont rond 1750 in Nijeholwolde. In die periode was dat een snel groeiend turfdorp met een opmerkelijk hoog aantal herbergen. Sent Meines was kastelein in een van die herbergen: De Windhond.

Nijeholtwolde en de turfwinning In het onvolprezen boek Verveningen en verveners in Friesland van W. Visscher wordt uitvoerig toegelicht hoe de turfwinning zich in deze streek heeft ontwikkeld. Het blijkt dat het gebied ten westen van Nijeholtwolde in twee golven is verveend. De eerste golf tussen 1630 en 1660 kende een grootschalige vervening van de hoog liggende venen. Deze konden boven de waterspiegel afgegraven worden. Vaak werd de waterspiegel kunstmatig verlaagd met windmolens. Deze winningsmethode wordt ook wel aangeduid als de Friese methode. De tweede golf komt vanaf halverwege de 18e eeuw, dan wordt hier ook veen gebaggerd, het zogenaamde slagturven. Het gebied dat mede met deze techniek wordt aangepakt is veel groter, eigenlijk de hele omgeving van Wolvega in het oosten tot Scherpenzeel in het westen. Het baggeren is vanuit Giethoorn naar Friesland gekomen en wordt dan ook vaak de Gieterse methode genoemd. Al rond 1630 wordt de Bargekopsloot gegraven door een samenwerkingsverband (compagnie) van leden van de patriciër families Lyklama, Wyckel en Frankena. De turf die werd gestoken werd Holtwolder Akkerturf genoemd en had een uitstekende kwaliteit. De graverijen rond de Bargekopsloot trokken veel menskracht aan. Aan het eind van de sloot, langs de weerdijk even buiten Oldeholtwolde is de herberg De Windhond ontstaan.

Kaart van Schotanus uit 1664. Hoewel de Bargekopsloot van de Tjonger (of Kuinder) naar Nijeholtwolde niet is getekend bestond die toen wel.

Page 21: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

21

Op de kaart van Schotanus uit 1664 staat de Bargekopsloot niet getekend. Maar wel de Lyklamavaart en de Baerde sloot. Volgens Visscher werden deze waterwegen ook gebruikt voor de afvoer van de Holtwolder akkerturf. Bij de turfwinning kwam heel wat kijken. Er waren natuurlijk arbeiders nodig voor het zware werk. En veenbazen voor de organisatie van het werk. Schippers voor de afvoer van de gedroogde turven naar de steden in Friesland en Holland. Maar ook kasteleins voor de 5 herbergen (met kruidenierswinkel) die het kleine Nijholtwolde had. Deze herbergen waren het ontmoetingspunt van de werkers met de veenbazen. In 1732 krijgen we een echt beeld van het dorp Nijeholtwolde. De tekenaars Cornelis Pronk, zijn leerling Abraham de Haen en zijn vriend Andries Schoenmaker hebben toen een trektocht per koets door oost Nederland gemaakt. Zij hebben onderweg veel dorpen getekend. Nijeholtwolde is vereerd met een aardige schets die later is uitgewerkt in een fraaie gewassen pentekening door Cornelis Pronk. In het verslag van de reis schreef Andries Schoenmaker over Nijeholtwolde op 2 juli 1732: “Nijeholtwolde. Een dorp in de Vriesse grietenije genaampt Stellingwerf Westendt in Sevenwolde, gelegen tussen de twee revieren de Cuynre en Linde. Het lijt ten weste van Oldeholtpade en wel aan de niwe wegh na Oldeberkoop. Bij dit dorp is ook een wegh na ’t dorp Wolvega, die met een brugh, genaampt de Schoterbrug, over de Tjonger- anders de Cunerd- loopt. Als wij daar waren heeft den meergemelden deftige tekenmeester het na ’t leven uytgetekent en vertoont sig als boven aangewesen wort.”

Schets "naar het leven" van Nijeholwolde in 1732 door Cornelis Pronk. RijksMuseum BI-1891-3186-40

De schets is gemaakt vanaf de hoek van de Weerdijk met de Heirweg. Dat is af te leiden uit de plaats van de klokkenstoel. Op de uitgewerkte tekening is de klokkenstoel een heel stuk naar voren gehaald.

Kaart van Schotanus uit 1718. De Bargerkopssloot van de Kuinder naar Nijeholtwolde is gegraven voor de afvoer van turf. Op het punt waar de sloot de Weerdijk bereikt ligt de herberg De Windhond.

Page 22: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

22

Gewassen pentekening van hetzelfde tafereel, ook door Cornelis Pronk. Deze prent is in bezit van de Rijksdienst voor Monumentenzorg. De klokkentoren is nu wat meer in de voorgrond getekend.

Rond 1788 wordt het dorp Nijeholtwolde en Oldeholtwolde beschreven in De Tegenwoordige Staat van Nederland, deel 15 Friesland. Daar staat het volgende: NYE HOLTWOLDE: onder dit dorp, wiens Kerk al voor veele jaaren is afgebroken, en waarvan nu maar alleen het Kerkhof met een Klok en Klokhuis overig is, behooren, binnen den Weerdijk, verscheide bouwlanden, hoewel van een’ veenigen aard. Weleer werd hier in de buitenlanden naar de Kuinder toe, een soort van turf gegraaven, de Holtwolder Akkerturf genaamd, die voor de beste der geheele provincie gehouden werd; dan hoewel men hier nog al zeer goede turf graaft, is nochtans de Akkerturf niet meer in weezen. Ook is de by Schotanus vermelde Bargerkopssloot vervallen, hebbende ieder Veengraaver nu zyne byzondere Wyk naar de Kuinder. Door dit Dorp, ’t welk 43 stemmen heeft, loopt de weg van Schooterbrug naar Wolvega. OLDE HOLTWOLDE: dit Dorpje ligt wederom ten Noordoosten de twee voorige. ’t Zelve had ook eertyds een Kerk een den Noordkant van gemelden Weerdyk, doch die al in de voorige eeuw is afgebroken; zynde nog het Kerkhof overig. Een klein gedeelte van de landen deezes Dorps ligt binnen de Weerdyk; doch ’t meeste, naar de Kuinder liggende, is laag weid- en hooiland met kostelyke klyngronden; en echter wordt ’er tot nog toe geen turf van eenig belang gegraaven, om dat de uitvaart zeer bezwaarlyk is, wegens de ondiepten die aldaar in de rivier de Kuinder zyn. Onder dit Dorp, waardoor de rydweg naar Wolvega van Schooterbrug loopt, eer dezelve in Nye Holtwolde komt, behooren 24 stemmen. We leren hieruit dat de “weleer” gewonnen Holtwolder Akkerturf een zekere faam had (de beste van de provincie). Rond 1780 was deze soort er echter niet meer terwijl er nog wel goede andere turf wordt gegraven. De Bargerkopssloot is vervallen en de veenderijen van Nijeholtwolde, waaronder die van Wybe Gerrits en Sent Meines, hebben nu allemaal hun eigen wijken naar de Kuinder.

Page 23: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

23

In Oldeholtwolde is op dat moment nog geen turfwinning omdat de Kuinder daar te ondiep is. Ook wordt vermeld dat de kerk van Nijeholtwolde is afgebroken. Dus Wybe Gerrits kerkte in Nijelamer.

Sent Meines Sent Meines wordt waarschijnlijk rond 1720 geboren in Noordwolde. Het eerste administratieve feit wat ik van hem heb gevonden is de aankoop van een perceel veengrond op 17 maart 1744, direct zuidelijk van de percelen van Wybe Gerrits. Hij doet dat samen met Retse Sakes, een van de dorpsnotabelen. Retse Sakes heeft ervaring met verveningen in Gersloot, waar hij de eerste schroefmolen in gebruik had. Volgens de quotisatie van 13 maart 1744 woont Sent dan nog niet op zichzelf. Bij de quotisatie van 1749 heeft hij wel een eigen huishouden (1 persoon). Hij wordt aangeduid als arbeider en vrijgezel. Hij wordt voor 7 Caroliguldens en 17 stuivers aangeslagen. Volgens Visscher is Sent Meines kastelein van de herberg De Windhond. Op 18 mei 1750 trouwt Sent met Alegonda (Aaltje) Wybes. Zij is de dochter van Wybe Gerrits, een van de belangrijke boeren en verveners uit het dorp. Ook in de Hervormde kerk is hij vooraanstaand. Sent en Aaltje krijgen 4 kinderen. Aaltje was toen ze trouwde waarschijnlijk net zwanger want op 31 januari 1751 (na 8,5 maand) komt het eerste kind, Wybe Sents. Opmerkelijk dat dit eerste kind naar de vader van Aaltje is genoemd. Dat kan duiden op het relatieve belang van de schoonvader. Wybe Sents is waarschijnlijk jong overleden. Daarna komt een dochter, Reinst (Renske) Sents, in 1753. Zij is vernoemd naar de moeder van Aaltje, Renske Bauckes. Zij trouwt in 1776 met Foppe Pieters (Klijnsma). Hij is de zoon van de vervener Pieter Foppes. Zij gaan ook vervenen en hebben in 1831 twee grote veenderijen onder Wolvega aan de Linde. Deze veenderijen komen waarschijnlijk uit de familie van Foppe. In 1756 weer een zoon: Meine Sents (Klijnsma). Meine trouwt met Zwaantje Fookes en wordt veenbaas. Ze krijgen 7 kinderen. Tenslotte wordt op 4 februari 1759 Albert Sents (Lenstra) gedoopt te Wolvega. Albert trouwt met Stijntje Geerlofs en krijgt 7 kinderen. Ook Albert wordt veenbaas. Een jaar daarvoor, op 7 mei 1758, doen Sent Meines en Aaltje Wybes belijdenis. Dat is te vinden in het lidmatenboek van Weststellingwerf. In de kantlijn staat aangetekend:” … gegevens naar Peperga in 19 febr. 1768”. In 1752 huurt Sent een stuk hooiland van de kerk. Dit land wordt “De 5 Roeden” genoemd. De dorpsbewoners huren dit land waarschijnlijk om de kerk te steunen. De jaarlijkse verhuring gaat gepaard met drinkgelag waarbij de rekening door de kerk wordt betaald.

Kaart uit 1841 waarop is te zien dat de veenderijen van Nijeholtwolde eigen wijken hebben naar de Kuinder.

Page 24: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

24

Sent Meines de veenbaas Zoals vermeld koopt Sent samen met Retse Sakes een perceel veengrond (sate 21, Nijeholtwolde). Het is een lang gerekt perceel dat direct zuidelijk van het kerkhof met klokkenstoel ligt. Het loopt van de Kuinder tot de Scheene.

In de koopproclamatie wordt aangegeven dat het de bedoeling is om turf te winnen door naar: “Hunne believe in de eerst komenden tien jaaren te uitgraven te verbaggeren of te vertagelen soo de copers profijtelijk oordelen dog zal na verloop der tien jaren werk zullen expireren op den 10 juli 1754.” Wat vertagelen is weet ik niet. Het gebruik van de term “verbaggeren” is een duidelijke indicatie dat het slagturven voor dit perceel als mogelijkheid in beeld was.

In 1752 koopt Sent een huis naast de herberg De Windhond. “Sent Meijnen wonende tot Nijeholtwolde BBenC over de coop van

sekeren huisingen schuure en hovinge cum annexis staande en gelegen tot Nijeholtwolde naast de Winthond, strekkende voor van de weg tot agter aan de dwarssloot hebbende ten oosten Roelof Johannes en ten westen Garrit Renzink … teegenwoordig door de cooper bewoont”. Blijkbaar woont hij in 1752 dus naast De Windhond en heeft hij nu de middelen om het huis te kopen. Vanaf oktober 1765 koopt Sent veengrond in Peperga. Hij doet dat samen met de heren Canter en Van Riessen. Jonkheer Jan Poppe André Canter was de secretaris van grietman Onno Zwier van Haren. Een grietman is een soort burgemeester, in dit geval van Weststellingwerf. In praktijk was Canter de uitvoerder van het bestuur. Hij werd daarbij geassisteerd door de klerk Alle van Riesen. Sent werkt in Peperga dus samen het dagelijks bestuur van Weststellingwerf. Het was in die tijd zeker niet ongewoon dat bestuurders hun privé vermogen gingen investeren in de winstgevende turfwinning. De veenderij die hij in Peperga koopt is waarschijnlijk dezelfde als aangeprezen in een advertentie in de Amsterdamsche Courant van 23 mei 1765.

Het betreft in ieder geval de percelen 9, 10 en 11 zoals is op te maken uit de koopproclamatie. Dit is het gebied dat nu de Catspoolder wordt genoemd. Het is recent (2010) weer onder water gezet om de oude petgaten weer in ere te herstellen.

Dit is sate 21 zoals het er nu bij ligt. De theekoepel op de voorgrond hoort bij de boerderij aan de weerdijk, tegenover het kerkhof van Nijeholtwolde.

Page 25: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

25

Dit is over van de veenderij van Sent Meines in Peperga. De natuur en het water zijn sinds 2010 weer terug. Op de achtergrond links de kerk van Peperga.

Het driemanschap koopt gezamenlijk nog een aantal percelen bij Peperga (1778, 1779 Peperga 6, 1781 Peperga 13). Van hun veenderij is ook een boekhouding bewaard gebleven. Deze wordt beschreven door Visscher. Het blijkt dat de veenderij in Peperga gemiddeld zo’n 2000 cg per jaar winst oplevert. Dat is ongeveer 10 keer het modale inkomen in die tijd. Bijvoorbeeld: een timmerman verdiende toen ongeveer 200 cg per jaar. Daarna koopt Sent met een andere partner, Jacob Roelofs, grond bij Blesdijke en Nijelamer (1781 Blesdijke 38 en 45, Peperga 13, 1783 Vinkega 19 en 20, 1784). Vanaf 1785 (Peperga 4) worden de koopproclamaties met Jacob Roelofs met Aaltje Wybes gemaakt. Zij wordt dan weduwe van Sent Meines genoemd. Sent is kennelijk in 1784 overleden. Door Visscher wordt Sent Meines vaak aangeduid als “de bekende veenbaas Sint Meines uit Peperga, voormalig kastelein van herberg De Windhont”. Er zijn diverse vermeldingen (in stambomen) die het overlijden van Sent Meines stellen op 27 juli 1816 in Oosterzee. Eisenga en anderen noemen dit in hun kwartierstaat. Op die datum overleed echter de kleinzoon van Sent Meines, met dezelfde naam. De akte is zonneklaar want er staat vermeld dat de overledene 32 jaar oud is. Een andere vergissing die ik ben tegengekomen is de geboortedatum van Sent Meines. Soms wordt 2 maart 1724 genoemd. Hiervoor is echter geen bron te vinden. Ook hier is verwarring met de geboorte van kleinzoon Sent Meines op 2 maart 1784 waarschijnlijk. De kinderen van Sent Meines en Aaltje Wybes zetten het werk in de veenderij voort. Volgens Visscher wordt eerst Meine Sents de veenbaas van de graverij in Peperga. Als hij vertrekt om te gaan vervenen inde omgeving van Delfstrahuizen, volgt Albert Sents hem op in Peperga. Meine Sents kiest in 1811 de naam Klijnsma als achternaam. Sent Meines dochter Renske trouwt met Foppe Pieters. Zij hebben een aantal veenderijen in de omgeving van Wolvega. Zij hebben al minstens sinds 1806 de achternaam Klijnsma. En tenslotte Albert Sents, de jongste zoon van Sent Meines. Hij wordt veenbaas in Peperga, Blesdijke en Oldetrijne. Hij kiest de naam Lenstra. Hij noemt zich ook wel Linstra. Zijn kinderen worden veenbaas of boer.

Page 26: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

26

De Turf Dynastie Het was me niet direct opgevallen, maar door het boek van Visscher te lezen werd me duidelijke dat Sent Meines een soort turf dynastie heeft opgebouwd. Net als gebruikelijk was in adellijke kringen, waar de kinderen binnen de adel huwden, trouwen al zijn kinderen met kinderen van andere verveners. Renske Sents trouwt met Foppe Pieters, zoon van Pieter Foppes en Zwaantje Alberts Hagen. Pieter Foppes was weer de zoon van Foppe Jans, een vervener uit Oudehaske. Pieter Foppes had veenderijen in Oudehaske, Nijehaske en ten zuiden van Wolvega in de Lindevallei. Hij was ook linnenkoopman en doopsgezind. Net als Anthonie Winkler Prins die later zijn kleindochter zal huwen. Meine Sents, trouwt met Zwaantje Fokes. Zij was de dochter van Foke Jans uit Mildam. Foke was oorspronkelijk bierbrouwer. Foke Jans (Brouwer) had veenderijen in Nijeholtwolde, Nijelamer en Oldetrijne. Vaak in compagnie met de familie Heloma en met Nuttert Keimpes. Nuttert Keimpes was de zwager van Foke Jans. Hun vrouwen, Trijntje en Geertje Sierds, waren zussen. Albert Sens trouwt met Stijntje Gerlofs. Zij was de dochter van Gerlof Andries en Roelofje Tates. Gerlof Andries was vervener in Peperga.

Herberg de Windhond De herberg de Windhond speelt een belangrijke rol in de voorgeschiedenis van de families Lenstra en Klijnsma. Volgens het boek van Visscher was Sent Meines kastelein in de Windhond. En in 1752 koopt hij een huis gelegen naast de Windhond. Een andere verbinding is het lakzegel met wapen van de familie Klijnsma. Op dit wapen staat de windhond centraal, naast een aantal turven. Zo’n lakzegel werd gebruikt in de 18e eeuw. Beent Klijnsma heeft een afdruk van dit zegel gevonden in het Fries Museum met als datering 1744. Die datering zou samenvallen met de eerste aankoop van Sent Meines als vervener en kastelein van de herberg de Windhond. Opmerkelijk is het gebruik van een hond als helmteken. Het gebruik van honden in familiewapens is sowieso uitzonderlijk. En het is daarom wel erg toevallig dat de hond voorkomt in dit wapen èn dat van de familie Van Doerne. Zou het mogelijk zijn dat de bedenker van dit Klijnsma wapen dat van de Van Doernes kende?

Lakzegel en wapenschild van de familie Klijnsma, mogelijk al gebruikt door Sent Meines. Op het wapen staat een windhond met daaronder 3 turven.

Page 27: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

27

Er waren vroeger in Nijeholtwolde 5 herbergen. Dat blijkt uit een brief van de heer P. Heida die ik hier in een kader afdruk. Dat zijn wel erg veel herbergen voor een kleine dorpsgemeenschap van zo’n 50 huishoudens. Het ligt voor de hand dat deze herbergen werden gebruikt bij de turfwinning. De arbeiders kregen daar uitbetaald, vaak voor een deel in bonnen die alleen in de herberg en de erbij horende kruidenierswinkel besteed konden worden. Bij mijn onderzoek naar de herberg De Windhond ben ik nog op een paar vermeldenswaardige bijzonderheden gestuit. De Windhond heeft nog lang bestaan na het vertrek van onze familie uit Nijeholtwolde. In de kranten zie je verschillende advertenties waarin de herberg te koop wordt aangeboden. Ook worden er regelmatig verkopingen en veilingen van onroerend goed gehouden. In 1923 wordt de woning met de naam De Windhond te koop aangeboden, de herberg is dan kennelijk niet meer in bedrijf. Maar als huurder wordt wel een Lenstra genoemd. Wat een toeval! Op de plek waar vroeger de herberg stond staat nu een boerderij die De Windhond heet.

Boerderij van de familie Weerman, op de plaats waar vroeger de herberg De Windhond stond.

Advertentie uit 1923 voor de verkoop van De Windhond. De huurder heet toevallig Lenstra!

Page 28: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

28

De Klijnsma takken

Zowel Sent Meines zoon Meine als dochter Renske krijgen de achternaam Klijnsma. Hieronder woden

beide takken beschreven. De naam Klijnsma betekent zoiets als “Man van het lage veen”.

Meine Sents Meine Sents was de oudste zoon van Sent Meines, afgezien van Wybe Sents die vroeg is overleden. Hij is de stamvader van de familie Klijnsma. Aangezien dit artikel vooral over de familie Lenstra gaat behandel ik de Klijnsma’s slechts beperkt. Meine werd in 1756 (op 27 juni) gedoopt in Wolvega. Zijn ouders woonden toen nog in Nijeholtwolde. Hij trouwt in 1783 met Zwaantje Fokes. Zij woont dan in Nijelamer en komt oorspronkelijk uit Schoterland (Mildam bij Oudeschoot), waar ze op 5 oktober 1760 is gedoopt. Zij is de dochter van Foke Jans, bierbrouwer en veenbaas uit Mildam. Het paar gaat eerst in Nijelamer wonen. Later wordt dat Delfstrahuizen en Echten. Zij krijgen 7 kinderen:

Sint Meines, geboren op 2 maart 1784 te Nijelamer. Overleden op 27 juli 1816 te Oosterzee op een leeftijd van 32 jaar.

Fokke Meinen, geboren op 28 april 1785 te Delfstrahuizen. Wordt veenbaas en bestuurder van de veenpolder. Overlijdt in 1836 op 51-jarige leeftijd.

Ale Meinen, geboren op 4 maart 1787 te Delfstrahuizen. Boer, tapper-winkelier te Scherpenzeel. Overleden op 11 mei 1852 te Nijelamer op 65-jarige leeftijd.

Jan Meinen, geboren ca. 1789 te Delfstrahuizen. Wordt koopman. Overleden in 1829 te Oosterzee.

Albert Meines, geboren ca. 1792 te Delfstrahuizen. Wordt boer, veenbaas en koopman. Wordt lid van de grietenij van Lemsterland en is mede-oprichter van de Veenpolder van Echten. Laat bij Echtenerbrug een turfvaart graven die nu nog steeds Klijnsmavaart heet. Overleden in 1875 te Echten.

Sierd Meines, geboren ca. 1794 te Delfstrahuizen. Wordt winkelier en boer. Overlijdt in 1862 te Echten.

Wijbe Meines, geboren op 5 november 1803 te Echten. Wordt kruidenier, kleermaker en winkelier en raadslid van de gemeente Lemsterland. Overlijdt in 1861 op 57-jarige leeftijd.

Meine Sents bouwt een grote veenderij op. Vergelijkbaar met die van zijn broer Albert Sents en die van zijn zwager Foppe Pieters.

Page 29: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

29

Veenderijen van Meine Sents in de omgeving van Echten en Munnikeburen.

In 1832 is veel van het land in bezit van zijn weduwe en zoons waarvan er een paar ook veenbaas werden. Albert Meines is van hen misschien het bekendste omdat hij een naar hem genoemde turfvaart heeft laten graven. De vaart loopt van de Bandsloot naar het noorden richting Echtenerbrug.

De Klijnsmavaart zoals die er nu nog bij ligt, gezien vanaf de kant van de Bandsloot.

Uit deze kinderen van Meine Sents komen verschillende families voort waaronder Van der Lende, Wink en Schmalz.

Page 30: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

30

Renske Sents en Foppe Pieters Renske Sents, de enige dochter van Sent Meines, wordt geboren in 1753. Zij trouwt met Foppe Pieters die een belangrijk man in Wolvega wordt. Tijdens het Franse bewind schopt hij het tot Maire (burgemeester) van Wolvega. Later wordt hij Assessor in het grietenijbestuur van Weststellingwerf. In 1806, bij het huwelijk van hun dochter Aaltje in Utingeradeel, blijkt dat zij al een achternaam heeft gekozen. Ze wordt Aaltje Foppes Klijnsma genoemd. Toen Foppe in 1812 een achternaam moest nemen is op het formulier het woord “aannemen” doorgehaald en vervangen door “verblijven bij”. Ook dat geeft aan dat Foppe die naam al eerder had aangenomen. Dat betekent dus dat Meine Sents niet zomaar de naam Klijnsma heeft gekozen, maar dezelfde naam heeft genomen als zijn zwager.

Foppe Pieters Klijnsma was ook veenbaas. Zijn vader en grootvader waren dat ook. Hij had in 1832 twee grote veenderijen ten zuiden van Wolvega. Ook was hij eigenaar van de hoge gronden rond de Lyclama Stins. Foppe en Renske krijgen 4 kinderen (Zwaantje, Pieter, Aaltje en Sent). Sent Foppes Klijnsma is ook een bijzondere figuur. Hij wordt kolonel in het Nederlandse leger. Hij schreef een aantal boeken over de krijgskunst en over de geschiedenis, onder meer over de Van Harens. Toen hij met pensioen ging kocht hij de Lyclama Stins om er te gaan wonen.

Foppe Pieters Klijnsma, de man van Renske Sents. Hij wordt Maire van Wolvega.

Naam aannemingsformulier van Foppe Pieters Klijnsma waaruit blijkt dat hij die naam niet aanneemt maar aanhoudt (verblijft bij).

De veenderijen van Foppe Pieters Klijnsma rond Wolvega.

Page 31: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

31

Sent Foppes trouwt met Anna Elisabeth van Giffen. Ze krijgen drie kinderen waaronder een dochter met de naam Henriëtta (Hendrika Rensina). Zij trouwt met Anthonie Winkler Prins, de schrijver van de beroemde encyclopedie.

Antonie Winkler Prins. De dochter van Sent Foppes Klijnsma, Henriëtta trouwt met Anthonie Winkler Prins, de auteur van de beroemde encyclopedie.

De Lenstra tak

Hieronder volgt de beschrijving van de familie Lenstra zoals die afstamt van Albert Sents en Stijntje Geerlofs. Ook hier wordt hier en daar ingegaan op de turfwinning.

Albert Sents Lenstra Albert Sent Lenstra was de jongste zoon van Sent Meines. Hij werd gedoopt op 4 februari 1759 te Wolvega. Hij overlijdt 21 november 1846 te Peperga op 87 jarige leeftijd. Zijn beroep was veenbaas. Hij trouwt 12 april 1789 met Stijntje Geerlofs uit Peperga. Zij is gedoopt op 10 september 1769 en overleden op 2 december 1849. Zij had toen de achternaam Westerkamp gekregen. Haar vader was

Kolonel Sent Foppes Klijnsma gaat na zijn pensionering wonen op de Lyclama Stins (links).

Page 32: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

32

Geerlof Andries Westerkamp. Van hem komt de naam Andries weer in de familie. Hij was veenbaas in Peperga. Alle Nederlanders moesten in 1811 onder Napoleon een naam kiezen. Albert Sents koos de naam Lenstra. De inschrijfformulieren van Albert Sents en zijn zoon Sent Alberts zijn digitaal beschikbaar. Eerst werd er bij Albert Sents de naam Lynstra geschreven. Dat werd later gecorrigeerd. Bij zijn zoon Sent Alberts werd Linstra geschreven. Dat is de variant die Albert Sents ook nog veel heeft gebruikt zoals te zien is in de kadasters van 1832.

Sent Alberts krijgt de naam Linstra. Zijn vader Albert Sents de naam Lynstra.

Er waren in Weststellingwerf verschillende families die de naam Lenstra kozen. Len komt van Lende, de oude naam van de rivier de Linde waar Peperga aan ligt. Stra betekent “wonend aan” als plaats aanduiding. Meestal werd de keuze per familie gemaakt. Maar niet in de familie van Albert Sents, want zijn broer Meine Sents kiest, zoals eerder beschreven, de naam Klijnsma. Klijn betekent laagveen. Albert en Stijntje krijgen 7 kinderen. Sent (1790), Gerlof (1792), Gerlof (1795-1810), Aaltje (1797), Wybe (1800-1881), Roelofje (1803-1880) en tenslotte Andries (1805-1867), onze voorvader. De naam Gerlof komt twee keer voor. Het was toen gebruikelijk om, als een kind jong stierf, de naam weer aan het eerst volgende kind te geven. Albert Sents is een grote veenbaas. Hij neemt de veenderij in Peperga van zijn vader over en bouwt die verder uit naar het westen. In 1785 was hij de eigenaar van de graverij in Peperga zoals te lezen is in een advertentie waarin een turfschuit wordt aangeboden die daar is te zien. De genoemde Geerlof Andries zal de schoonvader van Albert Sents zijn.

In de notariële akten is te zien dat Albert Sents in 1824 ook een tjalk koopt en verhuurt. Waarschijnlijk werd met deze tjalk turf gevaren. In 1831, hij is dan 72 jaar oud, koopt hij ook korven met bijen en imkersgoederen. Hij verkoopt ook minimaal 5 watermolens. Je moet aannemen dat hij die watermolens heeft laten bouwen om zijn uitgeveende gronden droog te malen. Visscher

Page 33: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

33

suggereert dat de molens ook werden gebruikt om turf te winnen met de Friese methode, dus door het veengebied droog te maken.

De veenderijen van Albert Sents Lenstra (Linstra) in Peperga, Blesdijke en Nijelamer.

Hij bezat 4 veenderijen. Het kadaster van 1832 geeft aan dat hij in dat jaar ongeveer 300 hectare grond en water bezat, verdeeld over 4 locaties en nog een paar losse stukken land in de directe omgeving. Hij was een van de grootste particuliere veenbazen in de buurt. In 1832 was Albert Sents Lenstra 73 jaar oud. Zijn oudste zoon Sent was toen 42 jaar en zal het bedrijf wel gerund hebben. Albert Sents deed onder 2 namen zaken. In het kadaster van 1832 komt hij voor als Lenstra en Linstra. In de notariële akten gebruikt hij alleen de naam Linstra. De 4 veenderijen zijn precies te lokaliseren. De meest oostelijke veenderij, die bij Peperga, wordt nu doorsneden door de A32 van Meppel naar Heereveen. Om precies te zijn, tussen hectometerpaal 31,6 en 32,8 rij je over de grond die vroeger van Albert Sents is geweest en waarschijnlijk zelfs van zijn vader Sent Meines.

De huidige A32 loopt ter hoogte van Peperga over land dat van Albert Sents is geweest.

Page 34: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

34

Albert was de grootste veenbaas van Blesdijke. Gerben Oebeles Veenstra was eigenaar van de veenderij tussen de westelijke en de middelste van Albert Sents. De dochter Aaltje van Gerben Oebeles is getrouwd met de zoon van Albert Sents, Andries Alberts Lenstra. Als het veen was afgegraven bleef er landbouwgrond over. Dus na de gravers kwamen de boeren. Dat is ook terug te zien in de beroepen van de kinderen van Albert Sents. De oudste wordt veenbaas, net als zijn vader. Hij zet als het ware het bedrijf voort. De jongere kinderen worden allemaal boer of boerin. De verhoudingen in de familie zijn zo zakelijk dat ook de transacties tussen vader en kind bij de dorpsnotaris Ate R. Attema werden vastgelegd. Vee, hooi, obligaties en land worden onderling verhandeld. In 1843, toen Albert al 84 jaar oud was, heeft hij als kerkvoogd de herbouw van de kerk in Blesdijke geleid. Dat staat vermeld op een gevelsteen in de NH-kerk van Blesdijke met de tekst: In den Jare 1843 is deze Kerk herbouwd onder directie van de Kerkvoogden Albert Sents Lenstra, Tiemen Meines de Boer, Gerrit Wanders Terwisscha. Waakt en Bidt. De kerk is waarschijnlijk in 1328 gebouwd en in 1413 herbouwd. De herbouwde kerk zou in 1836 ingestort of ingewaaid zijn. Op 7 juli 1843 wordt het werk aanbesteed voor het afbreken van de oude kerk en toren en het weer opbouwen van een nieuwe. Op 8 oktober 1843 vond een verkoop plaats van afbraakgoederen van de oude kerk en toren. Hierbij was o.a. een klok van 600 pond

De kerk van Blesdijke is in 1843 mede onder leiding van Albert Sents Lenstra herbouwd.

Vanaf 1830 komt Albert Sents Lenstra in de notariële akten niet meer voor als koper van grond. Alleen nog als verkoper. In 1846 koopt hij, met anderen, een zathe (hoeve, buitenplaats) met huis, schuur en land te Steggerda. Misschien met de bedoeling om daar zijn oude dag in door te brengen. Datzelfde jaar op 21 november, overlijdt hij op 87 jarige leeftijd. De notaris vermeldt dat hij nog in Blesse woonde, was geboren in Nijholtpade en dat hij rentenier was. Ook de beroepen van zijn kinderen staan aangegeven. Sent is veenbaas in Steenwijkerwold, Wybe is boer in Blesdijke, Roelofje met haar man Hendrik Jans Bron ook. Onze voorvader Andries is boer in Nijelamer. Aaltje is dan al overleden. Er staat dat haar man, Jannes Smit, onderwijzer was.

Page 35: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

35

Op 2 december 1849 overlijdt ook zijn vrouw Stijntje Gerlofs Westerkamp. In 1850 worden de goederen verdeeld over de erfgenamen. Sent, de oudste zoon, verkoopt in 1851 zijn deel voor fl 40.792. Omgerekend naar huidige waarde zou dat € 450.000 zijn. Aangezien Albert Sents in Blesse woonde, heb ik de huizen die hij in 1832 in Blesse/Blesdijke bezat opgezocht. De meeste huizen zijn erg klein of het zijn duidelijk boerderijen. Niet echt een plek voor een rentenierende veenbaas. Ongeveer tegenover de kerk van Blesdijke had hij ook een huis in een bos. Eigenlijk 2 huizen, een groot en een klein. Ik denk dat hij in dat grote huis heeft gewoond.

Het grote huis in het gele vlak is mogelijk het laatste huis van Albert Sents geweest. De kadastrale aanduiding (1832) van het gele perceel is bos. Het perceel rechts ernaast met kleiner huis was ook van Albert Sents. Het gebouw in de cirkel rechtsboven is de kerk van Blesdijke.

Turfproductie in Friesland De familie Lenstra heeft meer dan een eeuw turf gewonnen. Het is daarom nuttig om wat dieper te duiken in de turfwinning in Friesland. Er werd in Friesland namelijk veel turf gewonnen. Vooral in het oostelijke en zuidelijke deel van de provincie. In Weststellingwerf was de turfwinning in eerste instantie beperkt tot het een hoogveengebied ten zuiden van Steggerda en Noordwolde. Via een paar vaarten en de Linde werd de turf afgevoerd. Het winnen van het lager liggende veen (verdronken hoogveen) kwam rond 1700 langzaam op gang. Eerst vooral door het veen met windmolens droog te leggen en dan af te graven zoals gebruikelijk bij gewoon hoogveen. Na 1750 ging men ook baggeren, het nat winnen van het veen en het op een akker te drogen leggen. Het voordeel van het baggeren (slagturven) was dat men behoorlijk diep kon gaan. Het nadeel was dat er grote wateroppervlakten (petgaten) overbleven. Turf maken is een seizoensgebonden proces. Dit komt vooral omdat het natte veen niet mag bevriezen. Veen dat bevroren is geweest is niet meer geschikt om turf van te maken. Mede daarom is de toplaag van het veen (de deklaag) onbruikbaar en moet na de vorstperiode eerst worden afgegraven. Daarna kan het turfsteken of het baggeren beginnen. Het drogen van de turf gebeurt in een paar stappen. Eerst laat men het pakket drogen, dan steekt men de turven en stapelt die op rijen. Daarna worden hoge ronde stapels gemaakt (de zogenaamde vuren) die vervolgens worden verkocht aan de schippers. Die varen de turf naar de afnemers in de steden en verkopen hem daar weer.

Page 36: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

36

Het droogproces is irreversibel. Dat wil zeggen dat als de turf eenmaal droog is, hij geen water meer zal opnemen. Dat maakt het bewaren van turf eenvoudig.

Een veenploeg bestaande uit een graver, een menger en een man die de bagger uitlegt op de legakker.

Nat veen wordt gestampt, in blokken gesneden en te drogen gelegd.

Page 37: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

37

De turfproductie van Friesland. De familie heeft in ieder geval van 1740 tot 1860 actief deelgenomen aan deze winning. De Klijnsma's zijn nog langer betrokken geweest.

Overzicht van de werkzaamheden en technieken bij het slagturven of baggerturven. In het midden het baggeren, rechts het aanstampen en links het snijden. Op het eiland ligt de turf te drogen. Daarachter zien we grote stapels droge turven (vuren) klaar voor transport.

Voor de afvoer van turf is bevaarbaar water nodig. Turf werd niet over de weg vervoerd over grote afstanden. Er moest dus voordat met winning begonnen kon worden eerst een vaart en zijkanalen (wijken) worden gegraven. Dat vergde grote investeringen die meestal voor rekening van de besturende klasse kwam. Als de infrastructuur er eenmaal was konden ook kleinere ondernemers aan de slag. Turf maken is dus seizoenswerk. In de zomer is er veel meer werk aan dan in de winter. De seizoenwerkers bleven op het veld en sliepen in een soort keten die tenten werden genoemd. Het ging niet om heel veel mensen. Gerding berekent dat de benodigde arbeidsinzet in principe door de

Page 38: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

38

lokale bevolking kon worden geleverd. In Friesland kwamen veel seizoenwerkers uit Duitsland. Zij werden Poepen genoemd. Het grootschalig weg baggeren van de hooilanden is pas rond 1830 duidelijk zichtbaar op de kadastrale kaart. Dit sluit goed aan met de turfproductiecijfers voor Friesland. In de grafiek is te zien dat de productie na 1825 sterk toeneemt. Later wordt al dit land weer drooggemaakt en krijgt het landschap de vorm die het nu heeft. Op de hoogtekaart is nog goed te zien waar de turf gewonnen is.

Op deze speciaal gemaakte hoogtekaart zijn de blauwe gebieden uitgebaggerd voor de turfwinning. Wolvega ligt in het middelste oranje gebied. Gemaakt mat AHN-viewer.

Veenderijen van de familie Sent Meines, Wybe Gerrits en hun kinderen hebben veel turf gewonnen. Zoveel dat je kunt stellen dat zij een echte vervenersfamilie vormden. Nu nog zijn er stukken landschap herkenbaar gevormd door hun gegraaf en gebagger. In de kaart hieronder heb ik aangegeven welke gebieden in Weststellingwerf op enig moment door de familie als veenderij zijn gebruikt. Als ondergrond dient een kaart van Eekhoff (1849-1859) waar veel veenderijen op zijn aangegeven. In blauw de veenderij bij Nijeholtwolde van Wybe Gerrits (rond 1740). In rood de veenderijen van Sent Meines (1744-1770) in Nijeholtwolde en Peperga. In paars die van zijn dochter Renske Meines en haar man Foppe Pieters Klijnsma onder Wolvega en in Oldetrijne. In oranje de veenderij in Oldetrijne van Meine Sents Klijnsma. Hij en zijn kinderen hadden ook veenderijen in de omgeving van Delfstrahuizen. De groene veenderijen zijn van Albert Sents Lenstra (of Linstra) in Peperga, Blesdijke en in Oldetrijne. De famillie bezat overigens ook veel grond die niet voor turfwinning werd gebruikt.

Page 39: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

39

Veenderijen van de familie Klijnsma/Lenstra in Weststellingwerf.

Een andere opmerking die hier gemaakt moet worden is dat de familie na het uitvenen vaak de grond weer droog maakte met windmolens. Albert Sents Lenstra bezat er een aantal zoals blijkt uit onderstaande advertentie (3 november 1834) .

De generatie na Meine Sents, Albert Sents en Renske Sents wordt dan ook vaak boer op het herwonnen land. Dit is een afwijkend patroon van wat er elders in Friesland gebeurt. Daar laat men het water op het land staan en moeten er collectieve inspanningen (veenpolders) worden georganiseerd om het land weer geschikt te maken voor de landbouw.

Sent Alberts Lenstra (1790 – 1857) De oudste zoon van Albert Sents en Stijntje Geerlofs. Hij trouwt in 1810 in Peperga met Antje Hendriks Hagen (1791 – 1862). Hij wordt veenbaas in Steenwijkerwold. Afgezien van 2 kinderen die al in het kraambed overlijden krijgen ze een tweeling: Albert en Hendrik. Deze trouwen beiden en zorgen voor een behoorlijk omvangrijk nageslacht. Zie bijlage. In de krant komen we Albert in 1856 tegen (zelfs in Rotterdam en Amsterdam) wegens een grote hooibrand op zijn bedrijf. Er gingen 140.000 balen (?) hooi verloren en de burgemeester van Oldemarkt ontdekte de brand zelf.

Page 40: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

40

Albert wordt in 1868 gekozen tot gemeenteraadslid in Oldemarkt. Hij blijft kennelijk lange tijd in de gemeentepolitiek want in 1888 komen we hem in een advertentie tegen als wethouder van Oldemarkt. In 1889, bij het huwelijk van zijn zoon Harm, wordt hij ook wethouder genoemd. Zijn zoon Sent Lenstra is ook actief in de gemeentepolitiek. Hem komen we rond 1900 tegen als raadslid in Steenwijkerwold. Bij Kalenberg heet een van de vele waterlopen Vaart van Lenstra. Deze kan naar Albert genoemd zijn. Er waren echter ook andere Lenstra’s actief in Steenwijkerwold, zoals Jan Tjebben Lenstra. Alberts tweelingbroer Hendrik krijgt nageslacht met onder meer de voornaam Koop. Koop Lenstra is een makelaar in de omgeving van Breukelen en Uithoorn. Deze makelaardij is vast opgericht door een van de nazaten van Hendrik Sents Lenstra. De andere kinderen van Albert Sents (Geerlof, Aaltje, Wybe en Roelofje) worden in de bijlage behandeld.

Andries Alberts Lenstra (1805 – 1867) Andries Alberts Lenstra werd geboren op zaterdag 14 september 1805 in de “graverij” in Peperga. Hij is gedoopt op zondag 22 september 1805 in Peperga. Andries is overleden op zondag 7 juli 1867 in gemeente Weststellingwerf, 61 jaar oud. Andries trouwde, 21 jaar oud, op zondag 11 februari 1827 in gemeente Weststellingwerf met Aaltje Gerbens Veenstra, 17 jaar oud. De vader van Aaltje is ook veenbaas in Blesdijke. Op zich niet bijzonder, maar bij nadere beschouwing zijn er toch wat opmerkelijke zaken rond dit huwelijk:

Aaltje is erg jong (17 jaar) op het moment van trouwen, 11 februari 1827. Ze is geboren op 29 april 1809, dus ze is precies 17 jaar en 9,5 maanden oud.

Een week na het huwelijk, op 17 februari 1827, krijgt ze al een zoon (Martinus Lambertus). Toen ze trouwde was ze dus hoog zwanger. De bevruchting moet kort na haar 17e verjaardag hebben plaats gevonden.

Aaltje was de enige dochter van Gerben Oebeles Veenstra, een grote vervener uit Blesdijke. De omvang van zijn veenderijen was vergelijkbaar met die van Albert Sents, de vader van Andries. Een vermogend man dus.

Het huwelijk tussen deze twee was dus op zich best logisch. Maar waarom dan wachten met trouwen tot het kind bijna werd geboren?

Het betreffende kind krijgt de naam Martinus Lambertus (namen die in de familie Veenstra wel voorkomen). Dat is totaal niet in lijn met de vernoemingsregels, die bij de volgende kinderen wel weer worden toegepast.

Ik vermoed dat Andries hier de eer van Aaltje heeft gered en dat Martinus een andere vader heeft. Martinus krijgt geen nageslacht, dus er is geen sprake van “bastaard Lenstra’s”. Het huwelijk loopt overigens op rolletjes. Dat wil zeggen ze krijgen maar liefst 10 kinderen. Gerben Oebeles Veenstra was ten tijde van het huwelijk getrouwd met Janke Oenes van de Veen. In 1835 trouwt hij voor de tweede keer met Hendrikje Klaases Hoekstra. Bij haar krijgt hij 7 februari 1839 een zoon, Klaas Gerbens Veenstra. Andries en Aaltje krijgen dus 10 kinderen: Martinus Lambertus (1827), Albert (1830), Janke (1832), Gerben (1834), Stijntje (1836), Janke (1838), Geerlof (1839), Hein (1842), Sent (1845)en Aaltje (1847). De eerste Janke is op 6 maart 1837 op 5 jarige leeftijd overleden.

Page 41: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

41

Voor een overzicht van hun nakomelingen verwijs ik naar de bijlage. De levenswandel van Andries Alberts Lenstra is gereconstrueerd vanuit de akten bij de notaris. Hij begint met het aanschaffen van een veerboot die dienst doet tussen Wolvega en Sneek in 1829. Hij is dan 24 jaar oud. In 1833 verkoopt hij de veerboot aan zijn schoonvader Gerben Oebeles Veenstra en Bijnse Johannes Bakker. Daarna is te zien dat hij samen met zijn vrouw verschillende stukken grond verkoopt. In de aktes staat niets over zijn beroep. Eén keer wordt hij huisman (boer) genoemd. Vanaf 1843 koopt hij vee en is dan kennelijk veeboer geworden. In 1844 komt zijn schoonvader te overlijden en zal zijn vrouw waarschijnlijk landbouwgrond en veengrond hebben geërfd. Andries gaat nu kennelijk wat ondernemen want hij leent geld en betaalt dat na verloop van tijd terug. In 1846 sterft zijn vader en in 1850 ook zijn moeder. Afhankelijk van het erfrecht en het testament zal er wel wat geërfd zijn. Maar toch ook weer niet zo veel als zijn oudste broer Sent. Ook zijn broer Wybe krijgt een grotere veenderij, namelijk de westelijke in Blesdijke. Hij verkoopt hem in 1855 volgens deze advertentie:

Vanaf 1853 wordt het beroep van Andries omschreven als “boer en veenbaas te Nijelamer”. In Nijelamer, langs de Helomavaart lag de meest noordelijke veenderij van zijn vader. In 1854 verkoopt hij een huis met opstallen te Nijelamer. In 1860 verkoopt hij nog meer land in Nijelamer. Er gaat vervolgens kennelijk iets niet goed want helaas komt Andries ook voor in het strafregister. Het gaat om een minimaal vergrijp, maar gezien de straf die hij opgelegd krijgt zal het geen vergissing geweest zijn. Op 21 april 1863 wordt Andries veroordeeld tot 8 dagen hechtenis voor het stelen van bonenstaken. Hij is dan 57 jaar oud.

Een stukje uit het strafregister: “Dezelfde heer eischer (dat zal de officier zijn) versus Andries Alberts Lenstra te Wolvega beklaagde. Diefstal van boonenstokken. Bij vonnis van 21 April 1863 veroordeeld tot correctionele gevangen zetting voor acht dagen en betaling der gerechtskosten”.

Zij zoon Hein bakt het bruiner. Hij wordt drie keer veroordeeld. Eén keer voor het uitschelden van iemand en een keer voor het slaan van een beambte. Een andere keer, in 1870, heeft hij gevochten, samen met Jan Beerends Schreur bijgenaamd “Kleine Jan”, de broer van Jantje Beerends Schreur waarmee Gerben Andries (de broer van Hein) zal trouwen.

Page 42: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

42

Andries Alberts Lenstra sterft op 61 jarige leeftijd op 7 juli 1867. Zijn vrouw Aaltje Gerbens Veenstra overlijdt op 23 januari 1874.

Gerben Lenstra Andrieszoon. Gerben is geboren op 8 januari 1834 en hij trouwde op 3 juni 1875 met Jantje Beerends Schreur, geboren op 28 januari 1850 in Ter Idzard. Jantje Schreur was de zuster van “Kleine Jan” Schreur die we al kennen als medepleger van de vechtpartij waarbij Hein Lenstra, de broer van Gerben, was betrokken. Gerben Lenstra werd onderwijzer en het onderwijs in Nederland was goed geregeld. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat examens, sollicitaties en benoemingen van onderwijzers werden gepubliceerd in de kranten. Die zijn nu dus nog goed terug te vinden. De carrière van Gerben is hieronder min of meer gereconstrueerd. Al op 7 augustus in 1860 werd de jonge Gerben Lenstra (26 jaar) benoemd tot hulponderwijzer in Oldeberkoop. Het traktement was 250 gulden per jaar. Hij deed het kennelijk goed want op 24 april 1863, hij was toen net 29 jaar oud, werd hij benoemd tot hoofdonderwijzer te Nijeholtpade. Gerben Lenstra is ambitieus en heeft kennelijk een goed verstand. In 1870 haalt hij zijn examen voor wiskundeonderwijs. Hij wil kennelijk meer dan zijn functie in Nijeholtpade. De school van Nijeholtpade was gevestigd in een mooi oud gebouw met hoge gotisch aandoende vensters. Er is een prentbriefkaart bewaard waar deze school op staat. Deze opname is van 1910 toen de school al was verhuisd naar een andere plek. De oude school is omgebouwd tot bakkerij en later tot woonhuis.

Page 43: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

43

Prentbriefkaart van de oude school van Nijeholtpade.

In dit gebouw heeft Meester Gerben Lenstra 31 jaar lang gewerkt, van 1863 tot 1894. Het traktement bedroeg destijds ƒ 400 en ƒ 40 voor de woning. Het aantal leerlingen was klein. In 1856 werden er 40 gemeld. Er woonden dan ook maar weinig mensen (228) in Nijeholtpade.

Deze oude school is in 1894 gesloten en omgebouwd tot bakkerij en later tot woonhuis. Het pand staat op Hoofdweg 275 en is alleen nog herkenbaar aan het mooie grote raam in de zijgevel.

Een oude schoolfoto met helemaal rechts Gerben Andries Lenstra. Wat vooral opvalt is de verbeten gezichten van de kinderen. School was toen vast geen pretje. Op de rechter foto zien we Gerben met zijn zoon Andries en zijn kleinkind Gerben (Oom Gerben).

In 1894 werd er dus een nieuwe school gebouwd. Er is van die nieuwe school één plaatje.

Page 44: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

44

De nieuwe school in 1905 met een klas op de speelplaats. Rechts Meester Gerben en Jantje Schreur.

De nieuwe school werd gebouwd door een aannemer uit Oldeholtpade die in de omgeving al meer vergelijkbare scholen had gebouwd. Uit een archief van Oom Gerben heb ik een plaatje van zo’n schoolgebouw gevonden. Dit is precies hetzelfde behalve dan dat het kleine bijgebouwtje hier rechts staat en in Nijeholtpade links.

Links het oude schoolgebouw uit het archief van Oom Gerben. Rechts het schoolgebouw zoals het er nu (2014) bij staat.

Na zijn pensionering verhuisde het gezin van Gerben Lenstra naar Zeist, waar zijn zoon Andries onderwijzer was. Andries werd echter benoemd in Hoorn en ging daar wonen. Gerben en Jantje gaan terug naar Friesland, naar Wolvega, waar Gerben in 1917 overleed. Jantje Lenstra-Schreur verhuisde toen naar Naarden waar haar kinderen Anna en Tinus in het onderwijs zaten. Zij overleed in 1926. Rechts een foto van Jantje Schreur met haar kinderen Anna en Tinus Lenstra. Tinus Lenstra heeft de krant nog gehaald met een voordracht in het Stellingwerfs tijdens een familiebijeenkomst (1952). Hierover is een artikel geschreven in het tijdschrift “Neerlands Volksleven”. En dat kwam weer in de krant. Eén van de verhaaltjes die hij volgens de krant vertelde had de naam: “Wij bin van een moordenersfamilie”. Onder die kop stond echter een verhaaltje dat moeilijk te rijmen was met de veelbelovende kop. Ik dacht dat hij misschien uit mondelinge overlevering op de hoogte was van het verhaal over Vincent van Doerne en

Page 45: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

45

de “moord” die hij had gepleegd. Dus ik lees het originele artikel in de Koninklijke Bibliotheek. Maar nee, de moord bestond slechts uit het voeren van “pangkoeken in kloar spekvet”.

Andries Lenstra (1878 Wolvega – 1942 Groningen) Opa Andries Lenstra ging net als zijn vader het onderwijs in. Dat gold overigens ook voor zijn zuster Anna en zijn broers Tinus en Beerend. Ze woonden eerst in Zeist. Daar haalde hij zijn diploma Engels in 1903. Hij werd in 1906 benoemd tot onderwijzer te Hoorn. Daar trouwde hij in 1906 met Wilhelmina Catharina Henrica Nikkels uit Deventer. Willy Nikkels werkte waarschijnlijk in Zeist bij een deftige familie want ze staat op een groepsfoto gemaakt aan de Laan van Beck en Rooyen 20.

Willy Nikkels, staand rechts, aan de Laan van Beck en Rooyen 20 Zeist op 23 juni 1904.

In Hoorn krijgen ze in 1907 hun eerste zoon, Gerben Andries Lenstra (Oom Gerben).

Opa Andries en Oma Nikkels met hun zoon Gerben Andries.

Page 46: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

46

De carrière van Andries ging ondertussen gewoon door. Hij werd in 1908 benoemd tot onderwijzer in de stad Groningen. Daar klom hij op tot hoofd van de Derde MULO-school aan de Turfsingel. Het ging waarschijnlijk om de MULO die later de Prinsenhofschool werd genoemd. Weer later heette deze school de Verrijn Stuart school.

Andries Lenstra met zijn staf achter de school in Groningen. Rechts een beeld van het schoolgebouw.

Het stel woonde aan de Otto Eerelmanstraat 5a. Later in de Wassenburghstraat 7a. Beide adressen liggen vlak bij elkaar en de huizen zijn vergelijkbaar qua architectuur.

Links de Otto Eerelmanstraat 5a en rechts de Wassenburghstraat 7a te Groningen zoals die woningen er nu nog uitzien.

In Groningen krijgen ze nog twee zonen: Hendrik Willem (Oom Hendrik) in 1910 en Jan Beerend (mijn vader) in 1915.

Page 47: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

47

Van links naar rechts: Jan Beerend, Willy Nikkels, Gerben Andries , Andries en Hendrik Willem.

Andries Lenstra overlijdt in de oorlog (1942). Hij is dan net gepensioneerd. Zijn vrouw verhuist nog naar de Kraneweg 63 waar ze in 1967 overlijdt.

Page 48: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

48

Andere Lenstra’s

In Weststellingwerf kwamen meerdere families Lenstra voor. Ze hebben niet echt met elkaar te maken. Het is gewoon toeval dat ze allemaal dezelfde streeknaam hebben gekozen. Jan Tjibbes Minderts uit Steggerda kiest de naam Lenstra in 1811 en is de voorvader van de beroemde voetballer Abe Lenstra. Jan Tjebben Lenstra wordt vervener in Steenwijkerwold. Er is ook een Jan en Lourens Sygers Lenstra en een Klaas Popkes Lenstra. In Olderbekoop is er nog een Wybe Hendriks Lenstra en in Jubega is er een Sierd Tammes Lenstra. Een bijzonder geval is Tijmen Melis, die de naam Nijholt aanneemt. Maar later bedenkt hij zich en laat zijn naam veranderen in Lenstra. Alle Lenstra’s bij elkaar staan aangegeven in de kaart hieronder (van het Meertens Instituut). Het zijn er 331 in het jaar 2007. Ik schat dat ongeveer de helft hiervan tot onze familie behoort.

Page 49: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

49

Ten slotte

Met de beschrijving van mijn grootvader stop ik met deze stamboom. Over de rest van de

geschiedenis is bij alle betrokkenen nog voldoende bekend in de vorm van plakboeken, foto’s en

verhalen.

De vele families die langs de vrouwelijke lijn van de Lenstra’s en Klijnsma’s afstammen heb ik in dit

artikel nauwelijks aandacht gegeven. Voor het samenstellen van hun stambomen kan de hier

beschreven informatie natuurlijk ook van belang zijn.

Het zou ook mooi zijn als iemand eens alle genealogische data in een van de internet databases zou

zetten. Ik vind dat geen leuk werk en daarom is dat blijven liggen.

Via het internet worden steeds meer archieven toegankelijk gemaakt. Het is dan ook te verwachten

dat over een paar jaar nieuwe informatie over de familie Lenstra beschikbaar komt. Dit artikel zal dan

worden aangepast. Ook als lezers fouten ontdekken of andere informatie kunnen toevoegen hou ik

me vanzelfsprekend aanbevolen.

Graag mailen naar [email protected].

Gebruikte bronnen De brieven aan Oom Gerben van J.Wierda uit Leeuwarden.

Alle gegevens zijn voor zover mogelijk gecontroleerd in de database van Tresoar, later de website Alle Friezen http://www.allefriezen.nl/zoeken/persons

De gegevens uit Overijssel komen van het Historisch Centrum Overijssel.

De stamboom in de bijlage is opgesteld met behulp van de site WieWasWie https://www.wiewaswie.nl/personen-zoeken/

De meer actuele informatie voor de stamboom komt uit de zesde editie van Het Groene Boekje, samengesteld in 2001 door (o.a.) mijn zus Anneriek Lenstra

Veel originele teksten van de kerkadministratie Wolvega zijn te vinden op: http://altijdstrijdvaardig.nl/wolvega.htm

Kadastrale kaart van 1832: http://www.hisgis.nl/hisgis/gewesten/fryslan/fryslan

Streekgeschiedenis Weststelling werf: http://www.stellingwerven.dds.nl/

De informatie over de kerk van Blesdijke komt uit: http://www.oocities.org/hendrikbeers/FamdeBoer.htm

M.A.W. Gerding, Vier eeuwen turfwinning, de verveningen in Groningen, Friesland, Drenthe

en Overijssel tussen 1550 en 1950.

Mr W. Visscher, Verveningen en verveners in Friesland (2015)

Sietse van der Hoek, Het Bruine Goud, kroniek van de turfgravers in Nederland, 1984.

De informatie over de tekening van Nijeholtwolde van Cornelis Pronk komt uit: “Over de

hobbelde bobbelde heyde” van Jhr A.J. Gevers en A.J. Mensema.

Historie van Weststellingwerf door M.H. de Vries

De Van Harens en Wolvega, Fokke Middendorp

Onder de Griffioen, de geschiedenis van de strijd van Stellingwerf, Han Wielick.

Veldnaemen van Stellingwarf deel III, Philomène Bloemhof- de Bruijn en Ybe Duursma.

Page 50: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

50

Bijlage: Stamboom van de familie Lenstra

Afstammelingen van Albert Sents Lenstra en Stijntje Gerlofs

Sent Alberts Lenstra (Wolvega 1790 – Steenwijkerwold 1857) Veenbaas, landbouwer, Peperga,

Steenwijkerwold

X 1810 Peperga Antje Hendriks Hagen (1791 – Noordwolde 1862) Blesse

Stijntje Sents Lenstra (1811 – 1811) overleden na 11 dagen Albert Sents Lenstra (1812 – 1893) boer, veehouder, tweelingbroer van Hendrik, ook Linstra

X (1) 1832 Tjepje Harms Klarenberg (1809- )

Sent Lenstra (1838 -1841) IJsselham (Oldemarkt)

Harm Lenstra (1840 - 1918) veehouder, Oldemarkt X (1) 1873 Oldemarkt Hendrikjen de Boer (1836 - 1887) Vollenhove X (2) 1889 Vollenhove Margje van Buiten, (1847 - 1935) Oldemarkt

Sent Lenstra (1842 - 1906) veehouder, Oldemarkt X (1) 1873 Marrigje Ruardij (1850 - 1887)

Albert Lenstra (1874 - 1936) landbouwer, veehouder X 1907 Steenwijkerwold Willempje Lok (1874 - )

Marrigje Lenstra (1913 - 1916) Marten Lenstra (1876 -1897) landbouwer, Westenwold Hendrik Lenstra (1878 - 1936) landbouwer Oldemarkt

X 1913 Steenwijkerwold Jacoba Wicherson (1884 - )

Hiltje Lenstra (1880 - 1917) Oldemarkt X 1903 Steenwijkerwold Wolter DE BOER

Harm Lenstra (1882 - 1928) landbouwer X 1908 Steenwijkerwold Aaltje Jansen (1884 - )

Sent Lenstra (1909, 1 dag) Westenwold

Marijtje Lenstra (1912 – 1914) Steenwijkerwold X Albert JANSEN

Herman Lenstra (1884 - 1951) broodbakker, arbeider, Meppel X 1913 Steenwijkerwold Geertje Titsing (1882 - ) huishoudster

Sent Lenstra (1917 – 1933) meubelmaker Steenwijkerwold NN 1887 levenloos geboren

X (2) 1888 Oldemarkt Annigjen Dedden (1864 - 1931)

Tjepje Lenstra (1890 - ) X 1918 Steenwijkerwold Hendrik PEREBOOM (1890 - ) landbouwer, Weststellingwerf

Rika Lenstra (1893 - ) X 1919 Steenwijkerwold Roelof WICHERSON (1891 - ) landbouwer

Page 51: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

51

Albertus Lenstra (1896 - ) adjunct commies X 1924 Zwolle Hendrik Johanna van der Gronden (1904 - )

Hendrik Lenstra (1850 - 1875) veehouder, Oldemarkt X 1873 Oldemarkt Willempje de Boer (1848 - ) Vollenhove

Tjepje Lenstra (1874 - 1933) Steenwijkerwold X 1895 Oldemarkt Johannes BOSSCHA (1869 - ) veehouder, Oldemarkt

X (2) 1879 Wietsche Jongbloed (1859 - )

Hendrik Lenstra (1880 – 1947) bakker, Oldemarkt, Utrecht X (1) 1903 Steenwijk Hermina de Boer (1881 - ) Zwolle

NN 1907 Steenwijk Helena Johanna Lenstra (1905 - ) Steenwijk

X 1934 Utrecht Cornelis VAN DIJK (1905 - ) Utrecht

Geertje Lenstra (1906 - ) X 1931 Utrecht Elbertus KAMPHORST (1909 - )

Wietsche Jelsje Lenstra (1909 - ) X 1937 Utrecht Joost VAN HOEGEE (1907 - ) Utrecht

Hermina Hendrika Lenstra (1915 - ) Steenwijk X 1936 Utrecht Pieter Gerard VAN ZWIETEN (1912 - ) IJsselstein

X (2) Mina van der Linden

Hendrik Sents Lenstra (1812 – 1880) turfmaker, landbouwer, winkelier, tweelingbroer van

Albert, ook Linstra X 1833 Aaltje (Neeltje) Harms Dedden (1808 - 1871)

Sent Lenstra (1834- 1891) X (1) 1861, Steenwijkerwold Grietje Dedden (1834 - )

Aaltje (1862, 8 mnd) Lucas (1863, 6 mnd)

X (2) 1866 Vledder Roelofje Brommer of Brouwer (1847 - ,dienstmeid )

Aaltje (1866 - 1956) Vledder, X Klaas WOLDMAN, schoenmaker Anna (1868 – 1879, Muggenbeet, Steenwijkerwold) Hendrik Lenstra (1871 - ) Politieagent, pluimveehouder

X (1) 1899 Nieuwendam Geertruida Bergen (1872 - )

Maria Eva Aaltje Lenstra X 1932 Amsterdam Joannes Petrus HUIJBREGTS, kantoorbediende, Amsterdam

X (2) 1907 Amsterdam Hendrika Catharina Vonk (1876 - )

Albert Lenstra (1873 - 1955) Politieagent, tuinder, Meppel X 1902 Kampen Lena Hermina van Bommel (1860 - )

Roelof Lenstra (1882 – 1885 Haarlemmermeer)

Page 52: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

52

Anna Lenstra (1885 Haarlemmermeer – 1891 Steenwijk) Geertje Lenstra (1889 – 1962) Meppel

Harm Lenstra (1836 - 1909) landbouwer Steenwijkerwold X 1864 Steenwijkerwold Aafje Vierkant (1839 - 1894)

Hendrik Lenstra (1856 - 1932) Steenwijkerwold Anna Maria Lenstra (1867 - 1950) Steenwijkerwold

X 1893 Steenwijkerwold Harm LUIJTJES (1862 - ) landbouwer, Steenwijkerwold

Hendrik Koop Lenstra (1872 - ) Steenwijkerwold X (1) 1897 Beemster Clasina Leeuwenkamp (1876 - ) Beemster X (2) 1917 Amsterdam Jeanne Rachel Bernardina Bueninck, (1888 - ) Parijs, Frankrijk

Aaltje Lenstra (1877 - 1948) huishoudster, Steenwijkerwold, Heerenveen X 1914 Steenwijkerwold Johan DE VRIES (1873 - ) broodbakker, Enkhuizen

Antje Lenstra (1884 – 1884) Steenwijkerwold Egbertus Lenstra (1882 – 1885)

Antje Lenstra (1838 - 1903) Meppel X 1860 Steenwijkerwold Koop Hollander (1835 - ) vervener, Steenwijkerwold

Geerlof Lenstra (1840 - 1900) koetsier, Steenwijkerwold X 1865 Weststellingwerf Roelofje Jans Huisman (1836 - 1899) Munnikenburen, Meppel

NN Man 1866 Westenwold Jan Lenstra (1868 - 1916) boekhouder, handelsreiziger,

Steenwijkerwold, Groningen X 1902 Groningen Alberdina Broek (1869 - ) Meppel

Koop Lenstra (1842 - 1883) bakker, koopman, Steenwijkerwold, Meppel X 1868 Steenwijkerwold Geertruida Elizabeth Kaempff (1841 - 1920) Wanneperveen, Kampen

Alina Lenstra (1871 - 1957) Steenwijkerwold, Meppel X 1900 Meppel Jan DE BOER (1871 - ) telegrafist, Kuinre, Blokzijl

Johannes Hendrik Lenstra (1869 – 1890) letterzetter, Steenwijkerwold, Meppel Willem Jacobus Lenstra (1873 - 1879) Beilen Jantien Lenstra (1875 - 1955) Beilen, Meppel

X 1897 meppel Johann Bernhard BAUMANN (1871 - ) lithograaf, Emden, Duitsland

Adriana Carolina Lenstra (1877 - ) Beilen X 1919 Meppel Willem Jan BRUINS (1877 - ) winkelier, Kampen

Hendrika Lenstra (1878 - 1923) Beilen, Kampen X 1908 Meppel Willem Frederik BRÜGGEMANN, (1878 - ) makelaar, Kampen

Willem Jacobus Lenstra (1879 – 1886) Giethoorn, Meppel

Albert Lenstra (1846 - 1920) landbouwer, bierhuishouder, Steenwijkerwold X 1873 Steenwijkerwold Wichertje Mintjes (1852 - 1945) boerenmeid

Hendrik Lenstra (1876 – 1877) Aleida Johanna Lenstra (1876 – 1942) Amersfoort

X (1) 1899 Amersfoort Willem VAN DIJKEN (1873 - ) X (2) 1927 Amersfoort Johannes Adrianus VAN LUIJN (1864 - ) 63 jaar

Page 53: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

53

Hendrikje Lenstra (1879 – 1949) X 1899 Amersfoort Willem BEUVING (1876 - )

Haije Lenstra (1880 - ) boekdrukker, Oldemarkt X (1) 1904 Den Helder, echtscheiding 1924 Jansje Maigret (1881 - ) Den Helder

Wilhelmina Albertina Lenstra (1906 - ) Den Helder X (2) 1926 Amsterdam Petronella Martens (1889 - ) Rosmalen

Antje Lenstra (1881 – 1930) Hilversum X 1921 Hilversum Fredrikus KIPPERSLUIS (1890 - ) metaalbewerker, Hilversum

Gerrit Jan Lenstra (1885 - 1930), letterzetter Haarlemmermeer X 1909 Naarden Clasina van Norren (1885 - ) Naarden

Nicolaas Albert Lenstra (1909 - ) Bussum X 1934 Amersfoort Everdina Smit (1915 - ) Amersfoort

Hendrik Koop Lenstra (1883 - 1886) Oldemarkt Aaltje Lenstra (1888 - )

X 1913 Hilversum Gerrit DE BRUIJN (1889 - ) houtbewerker, Naarden

Wilhelmina Lenstra (1893 – 1895) Amersfoort Wilhelmina Lenstra (1897 - 1913) Amersfoort

Stijntje Sents Lenstra (1818 – 1818, 11 dagen) Steenwijkerwold

Ook gekend onder de naam Linstra

Geerlof (1792 - <1811)

Aaltje Alberts Lenstra (1797 – 1835)

X 1816 Jannes Jans SMIT, onderwijzer

Wybe (of Wobbe) Alberts Lenstra (1800 – 1881), boer Blesdijke

X 1824 Weststellingwerf Lamkjen Lammerts Veenstra (1803 - Steggerda)

Janke Lenstra (1821 - 1891) Weststellingwerf X 1844 Weststellingwerf Jan Harmens BAKKER (1822 - ) Blesdijke

Stijntje Wybes Lenstra (1826 - 1826) Blesdijke

Stijntje Wybes Lenstra (1832 - )

X 1852 Weststellingwerf Johannes Cornelis VAN PUTTEN (1829 - ) Leiden

Roelofje Alberts Lenstra (1803 – 1880)

X 1828 Weststellingwerf Hendrik Jans BRON (1806 - ) Nijelamer

Page 54: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

54

Andries Alberts Lenstra (1805 – 1867) Peperga, vervener Nijelamer

X 11-2-1827 Weststellingwerf Aaltje Gerbens Veenstra (1810 - 1874) Steggerda (17 jaar oud)

Martinus Lambertus Lenstra (17-2 1827! – 1859) Blesdijke Albert Andries Lenstra (1830 - 1888), visser te Nijelamer

X (1) 1856 Weststellingwerf Trijntjen Rieuwers Woudstra (1834 - ) Peperga

Aaltje Lenstra (1856 - ) X 1884 Rotterdam Johannes Christoffel KLIJWEG

X (2) 1858 Antje Wiebes van der Gaast (1827 - ) Oosterzee

Andries Lenstra (1859 - 1888) Wolvega X 1886 Weststellingwerf Trijntje de Veen (1861 - ) Nijeholtwolde

Martje Lenstra (1861 – 1929) Weststellingwerf, Gaasterland X 1885 Gaasterland Harmen BOSMA (1864 - )

Janke Andries Lenstra (1832 - 1837) Wolvega Gerben Andries Lenstra (1834 - 1917) Wolvega (zie vanaf hier ook “Het Groene Boekje”)

X 1875 Weststellingwerf Jantje Schreur (1850 – 1926) Ter Idzard

Antje Lenstra (1875 - 1952) Weststellingwerf

Andries Lenstra (1878 - 1942) Weststellingwerf, Groningen X 1906 Hoorn Wilhelmina Catharina Henrica Nikkels (1882 - 1967), onderwijzeres Deventer, Groningen

Gerben Andries Lenstra (1907 – 2000) Hoorn, Groningen X 1935 Groningen Margje Gerrits (1907 – 1993) Harlingen

Hendrik Willem Lenstra (1910 - 1988) Groningen X Klaasje Catharina Elisabeth de Groot (1921 – 2012)

Jan Beerend Lenstra (1915 – 1993) X 1944 Catharina Francina van Ingen Schenau (1917 – 2012)

Beerend Lenstra (1880 – 1954) Weststellingwerf X 1914 Jennigje Knol (1894 – 1970)

Jacobus Ebekbertus Lenstra (1915 – 1984) X 1939 Trijntje Alberta Kuipers (1919 – 1995)

Gerben Andries Lenstra (1917 – 1945) X 1942 Suzanna Christina Mersman (1923 - )

Andries Mettinus Lenstra (1920 – 1982) X 1946 Josephina van Geenen (1926 - )

Mettinus Lenstra (1882 – 1965) Weststellingwerf X 1932 Catharina Warnerine Martina Eisma (1894 – 1975)

Jan Lenstra (1886 – 1969) Nijeholtpade X 1914 Johanna Geertruida Kars (1890 – 1972)

Gerben Andries Lenstra (1916 - ) X (1) 1943 Grietje van der Woude (1917 - )

Page 55: Stamboom van de familie Lenstra (en Klijnsma)

55

X (2) 1983 Janna Toering (1935 - )

Johanna Geertruida Lenstra (1921 - ) X 1943 Bernard Willem van Milligen (1916 – 1984)

Stijntje Andries Lenstra (1836 - ) Nijelamer

Sent Lenstra (zoon van Stijntje Andries Lenstra) (1867 - ) X 1871 Weststellingwerf Rinke Lammerts RINKES (1839 - ) Wolvega

Janke Andries Lenstra (1838 - 1927) Nijelamer, Leeuwarden Geerlof Andries Lenstra (1839 - 1925) Nijelamer

X (1) 1864 Weststellingwerf Tamkje Jans Leemburg (1840 - 1864) Wolvega

Aaltje Lenstra (1865 - ) Wovega X (2) 1868 Weststellingwerf Jacobje Alberts Bouma (1828 - ) Sonnega, 40 jr!

Hein Lenstra (1842 - 1906) Nijelamer

X (1) 1874 Weststellingwerf Klaasje Brandsma (1853 - ) Vinkega X (2) 1889 Weststellingwerf Antje Jochems Brandsma (1844 - ) Vinkega, oudere zus van Klaasje

Aaltje Lenstra (1890 - ) Weststellingwerf X 1913 Weststellingwerf Dirk KUIPERS (1886 - ) Wolvega

Sent Andries Lenstra (1845 - 1857) Nijelamer Aaltje Lenstra (1847 – 1931 weduwe) Nijelamer, Leeuwarden

Stijntje Lenstra (1878 - ) Weststellingewerf X Johan Chr. VAN DER MEULEN? 1879