SLANG Magazine#2 - Amsterdam
-
Upload
slang-magazine -
Category
Documents
-
view
220 -
download
0
description
Transcript of SLANG Magazine#2 - Amsterdam
VOLUME 2, April 2011
SLANG MAGAZINE/BYTES
S LANG
START SN(E)AKING AROUND
-3
S LANGWaar staat voor?
S LANGWaar slaat op?
S LANGWaar baat voor?
vertegenwoordigt een jong platform waar literatuur, actualiteit en
vorm elkaar ontmoeten. Als overkoepelend initiatief staat zowel voor
Magazine, als voor Bytes, de digitale huisvesting.
S LANG
S LANG
S LANG
S LANG
S LANGS LANG
S LANG
S LANGS LANG
duidt zowel het vakspecifieke taalgebruik van kunstenaars en
filosofen aan, als de wellicht beter bekende definitie van straattaal.
Een dubbelzinnigheid die graag in de hand werkt.
ontdoet literatuur van zijn krappe, stoffige hoes en legt zijn brede
invulling bloot: vorm is literatuur, film is literatuur, interactie is literatuur.
Magazine beschouwt print als beleving en steekt kwalitatieve inhoud
in een experimenteel jasje. Bytes legt de nadruk op beweeglijkheid en
schenkt aandacht aan interactiviteit, bewegend beeld en discussie.
{ }S LANG
D EN KB IL D
E SS AY
Het Ritme van de Stad
Ne Znakomka
Twaalf thesen tegen literaire avonden
Frank Keizer
COL UMN
QUOTES
MIEKE BAL e.d.
Marianne Mann en Simone van Saarloos
AMsterdam, literaire stad Anne Hampe
1
1
24
10
INHOUD
- 2
Louis Couperus
Saskia Buddelmeijer
Poetry Slam / p.2
Jing Hiah en Simone van Saarloos
Laser 3.14 / p.16
Amber Mitchell
Graftdijk
Daan Doesborgh
Loop
Martijn Teerlinck
Hopper / p.5
Niña Weijers
Het uitzicht van Nescio / p.12
Sake van der Wall
Hoop in koude tijden / p.21
Sterre van Rossem
gevallen voetstukken / p.28
Amber Mitchell
2
305
3432
8
POË ZI E
I N TERV I EW
RECENS I E
P RO ZA
AGE NDA
Piet Gerbrandy
Anne Hampe
V RA GE N?
-1
0
C OL OF ON
Onder leiding van: Stephanie Delbecque, Lisa de Grunt, Saskia Buddelmeijer Secretaris: Jing Hiah Penningmeester: Ellen Swart Eindredactie: Lisa de Grunt, Fleur Beyers PR/promotie: Charlotte de Vries, Jasmijn Zondervan Acquirerend redacteur: Anne Hampe
Redactie: Lara Hannawi, Jan de Graaf, Ellen Swart, Jasmijn Zondervan Thomas van Grol Vormgeving: Stephanie Delbecque Fondswerver: Saskia Buddelmeijer Webdesign: Thomas Langbroek Audiovisueel: Jelle Stroo Met dank aan: Shelley Swinnen, Simonne van Saarloos Asva, ALPHA
C OL UMN
Uiteraard creëert de sfeer van de
binnenstad met haar grachten, bruggetjes en
paaltjes een inspirerend decor voor proza en
poëzie, voor personages om in rond te dwa-
len, gedachten te denken en levens te leiden.
Maar wat maakt Amsterdam tot
een literaire stad?
Allereerst vormt Amsterdam hét
canvas bij uitstek voor de poëtische tags van
Laser 3.14, die ons een exclusief inkijkje
gaf in de motivaties en gedachten van deze
bekende onbekende. De meeslepende wed-
strijd Poetry Slam 2010 eindigde met een
gedeelde eerste plaats: Daan Doesborgh en
Martijn Teerlinck – twee Amsterdammers
die met een gesprek aangingen. Wo-
nen in het huis van Nescio heeft Sake van der
Wall nieuw inkt doen vloeien en het proza
van debutanten Niña Weijers en Sterre van
Rossem is ondergedompeld in het Amster-
damse.
De verscheidenheid bevestigt: de
(literaire) stad (Amsterdam) laat zich niet
vangen in feiten; zij is de vrucht van een
voortdurende wisselwerking tussen de le-
zende geest en het onbeschreven steen.
Het literaire van Amsterdam is daarom
vluchtig, veranderlijk en verassend intiem.
1
SlangSterdam
S LANG
‘Amsterdam is niet literair omdat je tot voor kort Harry Mulisch nogal eens in de Leidsestraat tegenkwam. Ook niet vanwege de
herkenbare Amsterdamse locaties in literatuur, van Carmiggelt of andere schrijvers. Dat realistisch lezen, daar schiet je niets mee op.
De literaire evenementen, lezingen, bijeenkomsten, tentoonstellingen: daar doet de stad iets met zijn literaire erfgoed. Mooier
vind ik het nog, als je tijdens het rondfietsen flitsen van zinnen, vergelijkingen of beschrijvingen in je op voelt komen. In die zin is
elke Amsterdammer een schrijver. De stad als stimulans en inspiratie om literair te denken, te mijmeren, te formuleren.’
- Cultuurcriticus en -theoreticus
Mieke Bal
{ Anne Hampe }
I N TERVIEW
SLAM
MARTIJN
TEERLINCK
DAAN DOESBORGH
versus
SLAM
poetry
In december stonden Daan Doesborgh en
Martijn Teerlinck, de twee jonge Amster-
damse dichters, tegenover elkaar in de
fnale van het Nederlands Kampioenschap
Poetry Slam. Een SLAM (een poëzieslag) is
een literaire sport waarin twee dichters met
elkaar de strijd aangaan in het voordragen
van gedichten. De strijd verliep nek aan nek
en eenmaal in de finale wisten Martijn en
Daan elkaar nog steeds niet onder de tafel
te slammen. De finale eindigde dan ook, bij
hoge uitzondering, in gelijkspel. Onder het
genot van thee en cognac praten we met Mar-
tijn en Daan over hun poëtica, het bestaan
als dichter en hun liefde voor Amsterdam.
De finale van het NK Poetry Slam zorg-
de dit jaar voor veel ophef. In plaats
van een finale uitslag met één win-
naar mochten jullie beiden naar huis met
de hoofdprijs. Hoe vonden jullie dat?
Martijn: ‘Er was nooit eerder zo een klein
verschil in de einduitslag. Voor de organisa-
tie was de situatie dus ook nieuw. We hoefden
de prijs niet te delen, dus dit was waarschijn-
lijk wel de meest bevredigende oplossing.’
Hoe belangrijk is het om te winnen?
M: ‘Het bevestigt je talent. Maar je moet niet
vergeten dat het twee totaal gescheiden werel-
den zijn, het voordragen en het geschreven
woord.’
Daan: ‘Als je vaak verliest is winnen natuur-
lijk belangrijk, maar wanneer je vaak wint is
het juist interessant om ook eens te horen dat
iemand je ongelooflijk kut vond. Op een ge-
geven moment weet je wat je goed doet. Je kent
je eigen trucje. Juist dat wat je fout of min-
der goed doet, moet je van anderen horen.’
2
SLAM
SLAM
poetry
Hoe kiezen jullie welke gedichten je voor-
draagt bij een Slam?
M:‘Het geeft voldoening om je meest onge-
schikte gedicht uit te kiezen. Wanneer je een
‘moeilijk’ gedicht over weet te brengen op
het publiek, is het alsof je een muziekcon-
cert speelt waarin jij het publiek als het ware
dirigeert. Een instrument dat je bespeelt en
waarover je totale controle hebt.’
D: ‘Zeker, als je in de zone zit heb je volledi-
ge controle. Maar je merkt het ook wanneer
het niet goed gaat, wanneer het publiek haar
concentratie verliest – je voelt het publiek
heel precies aan vanaf het podium.’
M: ‘Poetry Slam is echt een specifieke vorm
van voordracht. Je moet erin groeien.’
D: ‘Als je het eenmaal kunt, is er geen lol
meer aan. Dat is ook de reden waarom zoveel
dichters vertrekken uit de Slam.’
M: ‘Je moet er bovendien niet al te veel tijd
aan kwijt zijn, een dichter moet zich kunnen
vervelen. Je moet een situatie laten ontstaan
waarbij je je kunt laten verrassen door onver-
wachte vondsten en dichterlijke ingevingen.
Dit betekent dat je op een dag zo min mogelijk
belangrijke dingen moet plannen, gewoon zo
min mogelijk moet doen – dat is een vrijheid
die je nodig hebt om goed te kunnen dichten.’
Zijn er bepaalde dichters die invloed op
jullie poëzie hebben gehad?
D: ‘Ik denk dat dit voor ons beiden geldt:
Lucebert.’
M: ‘Ja, Lucebert zeker, maar ook bijvoor-
beeld Leonard Nolens. Al is het alleen maar
om het leven dat Nolens heeft gekozen en
niet om de talloze mooie gedichten die hij
heeft geschreven. Zijn leven in kluizenaar-
schap, dat vind ik wel bewonderenswaardig.’
Ambiëren jullie ook een dergelijk
kluizenaarsbestaan?
M: ‘Het ligt er denk ik aan wat je poëzieopvat-
ting is. Als je poëzie wilt ademen, moet je soms
wel kiezen voor een geïsoleerd bestaan.’
D: ‘Poëzie is een logisch onderdeel van een
levensstijl. Iemand zoals Charles Bukowski is
daar een voorbeeld van. Dat is ook iemand
wiens poëzie of proza een onvermijdelijk on-
derdeel van zijn levensstijl was, en andersom.
Dat is hoe het hoort: overeenkomst tussen je
schrijversleven en je werk.’
M: ‘Tegelijkertijd moet een gedicht ook op
zichzelf blijven staan. Ik lees tegenwoordig
veel van Jacques Derrida en zijn opvatting
over tijd en data. De datum is aanwezig in een
gedicht. Tijd en context beïnvloeden de dich-
ter en zijn werk. Het is belangrijk dat deze
spanning tussen contextuele inbedding en de
autonomie van het gedicht blijft bestaan.’
Is Poetry Slam dan geen uiterste in het
kluizenaarsleven van een dichter?
D: ‘Deze discussie, tussen poëzie als
bezinning en poëzie als performance, zie
je ook terugkomen in onze slam. Martijn
wordt beschouwd als de belichaming van de
pure poëet wanneer het om de inhoud gaat.
Ik word gereduceerd tot showman bij wie het
alleen om de performance gaat. Deze manier
van denken in opposities doet ons allebei geen
recht. We hebben natuurlijk een eigen stijl,
maar poëzie is het begin- en uitgangspunt.’
3
Toevallig komen jullie beiden uit
Amsterdam. Wordt de beste poëzie in
Amsterdam geschreven?
D: ‘De literaire wereld is in Amsterdam
eerder een toeristisch fenomeen. Veel
Amsterdammers hebben waarschijnlijk
Gerrit Komrij, Harry Mulisch of Midas
Dekkers wel eens op het Spui zien lopen.
Het publieke literaire leven speelt zich hier
{ Jing Hiah en Simone van Saarloos }
‘Talloze literaire grootheden, schrijvers en personages zwerven en zweven nog door de straten van Amsterdam. Welke
Nederlandse schrijver kan door deze stad lopen zonder aan Simon Carmiggelt en Martin Bril te denken? Wie kan door
de Pijp lopen zonder te denken aan Albert Egberts? Wie denkt bij de Ruysdaelkade niet aan Joost Zwagermans Vals
Licht? Wie denkt er niet even aan Frits van Egters wanneer hij op een winderige doordeweekse avond over een donkere
gracht loopt? Daarom ben ik naar Amsterdam gekomen: om schrijver te worden tussen schrijvers.’
- Dichter en schrijver
af, maar dat hoeft niet per se te garanderen
dat de meest geweldige gedichten ook hier
zijn geschreven.’
M: ‘Integendeel, juist diegenen die zich heb-
ben onttrokken aan dit literair toerisme, of
er boven stonden, hebben de grootse gedich-
ten geschreven…’
Amsterdam, een literaire stad ?
4
Michiel van Rooij
‘Kan een stad wel literair zijn? Er worden schrijvers in Amsterdam geboren, maar waar niet? Er zijn veel uitgeverijen in
Amsterdam, maar het letterkundig museum zit in Den Haag. Amsterdam wordt in boeken beschreven, maar Maastricht
en Groningen ook.
Doet de vraag er eigenlijk wel toe? Is het beter wonen in een literaire stad? Spreekt men er mooier Nederlands? Vast niet.
Ik heb thuis een literaire bank, daar lees ik mijn boeken. En in mijn hoofd wonen de mooiste citaten.’
-Hoofdredacteur Non-Fictie Uitgeverij J.M. Meulenhoff
Thijs Bartels
~5~
PR OZ A
Nu klinkt de deurbel. De deurbel gaat nooit zonder dat je van tevoren bezoek verwacht, behalve bij pakketjes. Maar je hebt niets besteld en het is te laat voor pakketjes.
Je loopt de trap af en opent de deur. Voor je staat een man, een grote man met grijze haren en een blouse over een blouse. Je kent deze man ergens van, denk je, en op hetzelfde moment zie je dat het je buurman is. Je buurman die Kees heet en een kapsalon onder zijn huis heeft die Kees heet. Kees Bregman, mannenkapper. Heel soms kruisen jullie elkaar bij jullie voor-deuren. Kees zegt dan ‘Alles goed.’ als constatering. Voor de rest zie je hem alleen achter de ramen van zijn kapsalon, knip-pend aan mannenhoofden. Het doet je altijd denken aan dat ene schilderij van Hopper, zonder dat je precies weet waarom.
Het is de eerste keer dat hij bij je aanbelt, de eerste keer in drie jaar tijd. Je ziet voor je hoe hij in zijn blouse de trap is afgedaald, zijn voordeur opendeed, naar buiten stapte, bij jou aanbelde. Een identieke bel en een identieke deur in hetzelfde gebouw, alsof hij per ongeluk bij zichzelf aanbelde. Je ziet dit voor je en denkt: wij zijn allemaal poppetjes van Playmobil. ‘Goede avond’, zegt Kees, ‘sorry dat ik stoor’. ‘Geen probleem’, zeg je, en ondertussen denk je aan Kees in je huis, in je woonkamer, in je slaapkamer, op de rand van je bed. Overal tegelijk, als tientallen Kezen. ‘Mag ik even binnenkomen?’ zegt Kees.
Hopper
5
~6~
‘Ja hoor’, zeg je, ‘kom binnen.’ Je opent de deur nu helemaal, om Kees in je huis te laten. Hij loopt achter je aan de trap op en je weet dat hij nu van onderaf ziet hoe je billen zich bewegen als ze ergens tegenop klimmen. Het volgende moment zit hij op je bank. De buurman op je bank. Kees Bregman, mannenkapper. Je loopt naar de keuken om thee te zetten. Voor hem, voor jullie. Je legt een hand op de waterkoker en sluit even je ogen. Je hoopt dat Kees is verdwenen als je ze weer opent.
‘Mooie bank’, zegt Kees, als je de woonkamer weer binnenkomt. Hij zit erop en hij klopt erop alsof de bank een paard is dat hij nu berijdt. Wat je zegt is: ‘Marktplaats’. Dan laat je een stilte vallen, want het is tijd dat Kees vertelt waar-om hij is gekomen. ‘Ik ben gekomen om iets met je te overleggen’, zegt hij. Hij neemt een slok van zijn thee. Dan begint hij te praten. ‘Ik wilde vragen of je interesse zou hebben in een glazenwasser, ééns per kwartaal. Die dan mijn en jouw ruiten wast, want je kunt niet overal zelf bij, je kunt nooit bij ál je ruiten. En een glazenwas-ser kan overal bij. Ik vind dat geen gezicht, van die smerige ruiten. Ook voor mijn klanten is dat geen gezicht. Je kijkt toch naar het hele geheel. Dus wilde ik je vragen of jij dan ook meteen jouw ruiten gedaan wil hebben.’ Je buurman vindt dat je smerige ramen hebt. Hij wil zijn en jouw huis met elkaar verbinden door een glazenwasser. Hij wil dat het een heel geheel is. Je zegt: ‘Dat lijkt me prima’.
6
Het gezicht van Kees licht op. ‘Het kost maar een paar tientjes per jaar. Ik betaal het groot-ste deel, dat lijkt me fair, met mijn kapsalon’, zegt Kees. Dan pauzeert hij even, alsof hij een berekening maakt. ‘Als jij nou jaarlijks 35 euro naar mij overmaakt. Heb je pen en papier, dan geef ik je gelijk mijn rekeningnummer.’ Je geeft hem pen en papier. Het papier is een folder van het buurtcentrum. Ze bieden een cursus website-ontwerpen aan. Terwijl Kees zijn naam en rekeningnummer in de rand krab-belt zie jij jezelf, later op de avond, met je laptop op je schoot. Je ziet hoe je de naam van je buurman intypt, zijn rekening-nummer, en ‘jaarlijks’ bij frequentie. Je hoopt dat je altijd weg bent wanneer de glazenwasser er is. ‘Nou’, zegt Kees, ‘dat is dan snel geregeld’ en hij overhandigt je de folder. Het is al geregeld. Het is al geregeld en zijn kop thee is nog meer dan half vol. Dit betekent dat je nu een gevangene in je eigen huis geworden bent, een gevangene van de buurman. Tot de thee op is gaat hij gesprekken willen, en er is niets dat hem tegenhoudt. ‘Dan ga ik maar weer eens op huis aan’, zegt Kees. Hij neemt een grote slok van zijn thee, veel te groot voor zulke hete thee. Hij staat op en jij staat op en dan strek je je hand uit, zonder dat je wist dat je dat ging doen. Kees schudt hem stevig. ‘Ok.’ zeg jij. ‘Ok.’ zegt hij. Wanneer hij de trap afdaalt kijk je hoe zijn billen zich bewe-gen, totdat je alleen nog zijn schouders ziet, de achterkant van zijn hoofd en dan niets meer.
~7~
7
~ Niña Weijers ~
PIET
GERBRANDY
1 7
0 9
1 9 5 8
V RA GE N?
Wie is uw held/heldin in de wereld van de
literatuur (en waarom)?
Ik geloof dat ik niks kan met het woord
‘held’.
Hoe bent u in de literatuurwereld verzeild
geraakt en wat wilde u ermee doen?
Ik ben vanaf het moment dat ik kon lezen een
hartstochtelijk lezer geweest, en ben ook als
puber al verslingerd geraakt aan poëzie en
filosofie. Vervolgens ben ik gedichten gaan
schrijven en een studie gaan volgen die me
een goede basis leek voor een aan de letteren
gewijd bestaan. Het duurde lang voor ik mijn
stijl als dichter en criticus gevonden had:
mijn eerste bundel verscheen pas toen ik 38
was, en ik was ook de 30 al gepasseerd voor ik
essays kon schrijven waar echt iets in stond.
Maar ik heb mijn werk als leraar Grieks en
Latijn ook altijd als letterkundige arbeid op-
gevat.
Wat betekent literatuur voor u?
Het gaat niet om de literatuur, het gaat om
het leven. Het is al een hele opgave dit be-
staan tot een goed einde te brengen, en mis-
schien kan literatuur ons helpen iets meer
te begrijpen van wie wij zijn en wat wij hier
doen. Ik zie literatuur dus zeker niet als het
belangrijkste wat er is. En ik geloof ook dat
het in de meeste gevallen niet goed is je met
niets anders dan literatuur bezig te houden.
Dichters die alleen maar dichten worden
navelstaarders. Ik heb dan ook nooit full-
time literator willen zijn. Je moet je realise-
ren dat de relevantie van literatuur beperkt
is, en dat het een enorm privilege is dat er
in onze maatschappij überhaupt faciliteiten
zijn die het mogelijk maken je bezig te hou-
den met zoiets oneconomisch als poëzie.
Maar afgezien van deze voorbehouden speelt
literatuur in mijn leven natuurlijk wel een
belangrijke rol. Ik kan niet meer zonder.
Al snak ik soms naar een vloeibare staat van
taalloosheid. Alleen muziek verlost me van
de taal.
Studie/universiteit: Klassieke Talen en
Vergelijkende Indo-Europese Taalwetenschap
in Leiden
Favoriete jeugdboek: De brief voor de koning –
Tonke Dragt
Favoriete dichter: Homeros
Favoriete prozaschrijver: Samuel Beckett
Favoriete boeken: Mijn favorieten wisselen
al naar gelang mijn stemming, maar naar het
spreekwoordelijke onbewoonde eiland zou
ik, als ik nu moest kiezen, in ieder geval mee-
nemen: • Ilias – Homeros
• Company – Samuel Beckett
• Carmina (lyrische gedichten) –
Horatius
• Die Welt als Wille und Vorstellung –
Schopenhauer
8
{ Anne Hampe }
Met welke theoretici heeft u de meeste
affiniteit?
Ik beschouw theorie als bijzonder gevaar-
lijk. De meeste theoretici in de literatuur-
wetenschap slagen erin de literatuur zo te
benaderen dat de lust tot lezen je volledig
vergaat. Mijn grootste bezwaar is dat het hen
meestal niet om de literatuur zelf gaat, maar
om de theorie. Ik heb dan ook de meeste
affiniteit met theo-
retici die hun eigen
terrein relativeren,
die op de allereerste
plaats sensitieve le-
zers blijven en zich verre houden van bloe-
deloze systeemdwang. Ik houd wel van het
werk van Jonathan Culler, Terry Eagleton
en Marjorie Perloff.
Wat is uw onderzoeksveld en waarom?
Had ik maar een onderzoeksveld! Ik schrijf
essays over de meest uiteenlopende on-
derwerpen – ik ben dus een generalist pur
sang. Het is me na al die jaren nog niet ge-
lukt ergens een expert in te worden, dus dat
zal ook wel niet meer gebeuren. Ik houd me
bezig met de nieuwste poëzie in ons eigen
taalgebied, met poëzie en essayistiek tus-
sen 1770 en 1840, met Latijnse literatuur
in de twaalfde en dertiende eeuw, met de
Late Oudheid en met retorica. Maar nu is
er ook weer een plan om een geschiedenis
van de Griekse literatuur van de Oudheid
te schrijven...
Wat zijn uw motivaties als docent?
Er is maar één ding dat ertoe doet: harts-
tocht voor je vak.
Wat maakt Amsterdam tot een literaire
stad?
Amsterdam is het Mekka van de Nederlandse
literatuur, en dat is precies de reden waarom
je er als literator niet te vaak moet komen.
Met een gerichte bedevaart op zijn tijd, voor
een glas bier met je uitgever bijvoorbeeld, is
weinig mis. Maar als je niet uitkijkt raak je on-
vermijdelijk ingekapseld in een literaire in-
crowd die benauwender
is dan de meest benepen
vinexwijk. Natuurlijk,
er bestaat geen mooier
podium voor poëzie en
andere vormen van spannende literatuur dan
Perdu en De Balie biedt gelegenheid voor
prachtige manifestaties. Desondanks kun je,
als je zelf nog aan schrijven wilt toekomen,
ook die oorden beter mijden. Dat geldt zeker
voor een criticus, die zijn slachtoffers niet al
te goed moet kennen: voor je het weet raak
je te zeer gesteld op iemand wiens werk je de
volgende dag moet slopen. Maar ook de ware
poëzie gedijt niet in de stad. Zij komt voort
uit zee en wind, uit de kringloop der seizoe-
nen, en behoeft stilte om te kunnen rijpen.
Amsterdam prikkelt en stimuleert, maar mat
ook af. Daarom ben ik hier liever een passant
dan een ingezetene.
Welk historisch figuur vormt het mooiste
literaire personage?
Omdat ik eerder een poëzielezer ben dan een
romanlezer, gaat het mij bij literatuur – ook
bij proza – niet om de personages, maar om de
stijl, het ritme van de zinnen, de toon, kort-
om de muziek van de tekst. Het personage is
hoogstens een vehikel om die taal op te roepen.
9
Amsterdam is het Mekka van de
Nederlandse literatuur, en dat is precies
de reden waarom je er als literator niet te
vaak moet komen.
“Dertien thesen tegen literaire avonden” varieert op de “Dertien thesen tegen snobs” uit
‘Einbahnstraße’ van Walter Benjamin. ‘Einbahnstraße’ is een collectie geschriften die wel als
Denkbilder betiteld worden. Het Denkbild is een vergeten modernistisch (non-)genre van literaire
miniaturen dat, met zijn schijnbaar triviale of irrelevante inhoud, tot kritische kennis wil komen
over praktijken, gewoonten of objecten uit het dagelijks leven. Op 29 oktober herleefde het
denkbeeld in Perdu, waar een keur van dichters, filosofen en wetenschappers was gevraagd een
modern denkbeeld te schrijven.
Het hier gepresenteerde denkbeeld wil vooral onderzoeken wat het betekent om literaire
avonden te maken, en schetst als zodanig een programmeerpoëtica - een die zich echter, geheel in
overeenstemming met het niet fixeerbare karakter van het denkbeeld zelf, niet laat vastleggen.
Het boek is een vrijplaats.
Tijdens het lezen van een boek staat de tijd stil.
Een boek is veeleisend, het lezen een vorm van archeologisch onderzoek.
Het lezen van een boek biedt reflectie.
De lezer dompelt zich onder, verdwijnt.
De lezer heeft een vrije wil.
Het boek is een plaatsbepaling.
Lezen is maatgevoel, structuur ervaren.
Een boek heeft geen concreet publiek.
Het lezen is een methode, de kennis die ze produceert is intuïtief.
Het lezen van een boek veronderstelt finaliteit.
De lezer is een schrijver.
De lezer heeft altijd gelijk.
dertien thesen
D EN KB IL D
I.
II.
III.
IV.
V.
VI.
VII.
VIII.
IX.
X.
XI.
XII.
XIII.
10
{ Frank Keizer }
tegen literaire avonden
Lezer in het privé-vertrek van de literatuur: ‘Literaire avonden bezoek ik niet.
Ik kan op zo’n avond ook een boek lezen.’
De literaire avond is een gemeenplaats.
De literaire avond is op een tirannieke manier hedendaags.
De literaire avond maakt krassen aan de oppervlakte.
De literaire avond is louter presentatie.
De literaire avond gaat uit van het primaat van aanwezigheid.
De literaire avond is voorgeprogrammeerd.
De literaire avond exploreert een ruimte.
Literaire avonden bieden een ervaring van culturele entropie.
De literaire avond is er voor de menigte.
De literaire avond is een instrument, de kennis die het produceert is speculatief.
De literaire avond maakt tot in het oneindige aanstalten.
De bezoeker van de literaire avond is een luisteraar.
De literaire avond geeft niemand gelijk.
11
PR OZ A
WONEN inhet huis van
Als ik mijn huis uit kom, zie ik een groepje oudere heren en
dames midden op straat staan en omhoog wijzen. Een paar van
hen heeft een boekje in hun handen. Ik doe de deur achter me
dicht en wil op mijn fiets stappen. Dan komt één van de heren
naar me toe.
‘Weet u dat Nescio in dit huis heeft gew….’
Hij maakt zijn zin niet af omdat een vrouw die achter
hem staat hem onderbreekt: ‘Val die jongen hier niet mee
lastig.’
Ik zeg dat ik weet dat Nescio hier heeft gewoond, en
dat ze me daar helemaal niet mee lastig vallen. Er komen wel
vaker groepen wandelaars langs om het huis van Nescio te
bekijken.
Dit gebeurde ergens eind vorige, begin deze eeuw.
Ik studeerde nog maar pas, en het boekje met de titel Is U
Amsterdammer? Ja, Goddank. was ook net uitgekomen. Hierin
wordt een literaire wandeling door het Amsterdam van Nescio
beschreven.
Behalve langs de Sarphatistraat en het Oosterpark,
waar de Titaantjes hun hangplek hadden, voert de wandeling
langs het huis aan de kade waar ik opgroeide en inmiddels
weer woon. Nescio ging hier op 8 februari 1906 wonen, kort na
zijn huwelijk. In de anderhalf jaar dat hij er zou blijven, werd
hij voor het eerst vader en publiceerde hij zijn eerste artikelen
in Pionier, het blad van de Vereeniging van Gemeenschappelijk
Grondbezit.
12
~12~
Mijn ouders wisten al lang voor de publicatie van het
wandelboekje dat Nescio in ons huis had gewoond en zij vertelden
het me voordat ik Nescio had gelezen of zelfs maar wist wie hij
was.
Ze creëerden een kleine cultus rond de schrijver. Mijn
vader zei altijd wel dat Nescio er maar een paar maanden had
gewoond, dat hij langer op andere plekken in Amsterdam had
gewoond en dat hij bovendien op die andere plekken belangrijker
werk had geleverd, maar ondertussen kocht hij wel iedere nieuwe
uitgave van zijn werk: Het verzameld werk, geïllustreerde versies
van zijn novelles en het Natuurdagboek. De boeken stonden op een
prominente plaats in de boekenkast.
Mijn moeder maakte een kaart met een afbeelding van ons
huis en daaronder een kort fragment uit de eerste versie van de
Titaantjes waarin Nescio het uitzicht vanuit het huis beschreef:
In den stad zaten wij boven, maar het was aan den kant, er was
een vaart voor het huis en aan den overkant was het weiland.
Achter ’t huis was de stad en het lamplicht in vele vensters, maar
dat zagen wij niet, want wij zaten voor en keken over ’t land,
waar het laatste licht de hooge lucht verliet; over de aarde was
’t reeds donker.
Af en toe kwam de vraag op waar Nescio in het huis
had gewoond. Het huis telt vier verdiepingen waarop vroeger
waarschijnlijk evenveel families huisden. Uit de beschrijving van
het uitzicht kunnen we opmaken dat hij ‘boven’ en ‘voor’ heeft
gewoond. Ik heb in zijn werk geen verdere aanwijzingen kunnen
vinden.
13
~13~
Mijn vader ging er gemakshalve vanuit dat Nescio op de
tweede verdieping woonde, omdat dat de mooiste kamer was.
Maar hij kan net zo goed een etage hoger hebben gewoond.
Toen ik zelf Nescio ging lezen, kende ik de beschrijving
van het uitzicht nog niet. Wat me vooral trof in Titaantjes waren
de beschrijvingen van de tochten van de aardige jongens over
de Ringdijk. Tegenwoordig is deze dijk, tegenover mijn huis,
vooral een hondenuitlaatplaats midden in stadsdeel Oost,
maar honderd jaar geleden eindigde daar de stad en stonden
er koeien te grazen die de jongens in de ogen keken.
Ik woon nog steeds in het huis van Nescio (mijn ouders
zijn allebei overleden) en heb mijn schrijf- en studeerkamer
ingericht op de tweede verdieping, de plek waar volgens mijn
vader Nescio werkte. In honderd jaar is veel veranderd. Een
kleine impressie:
Ik woonde boven, aan de rand van een oude-stadswijk,
er was water voor mijn huis en aan de overkant was een
andere wijk. De stad omringde het huis met zijn lamplicht
in vele vensters. Als het laatste licht de hooge lucht verliet,
zag ik dat ze zich uitstrekten tot achter de horizon. Op
aarde werd het nooit meer donker.
~ Sake van der Wall ~
14
~14~
QUOTES
‘“Amsterdam, die grote stad is gebouwd op palen.” zingt het liedje. Op palen ja, maar misschien nog meer op
verhalen, laag op laag.
Vrije geesten stichtten de stad op een modderig plekje in de rivier de Amstel. Precies daar waar de stad nu zijn
gelaagdheid laat zien in de bouwputten van de metrolijn. Als een omgekeerde kathedraal van verhalen, met aan
de onderkant het kraaiennest. Daaronder het ruisen van het riet langs de Amstel tijdens lang vervlogen tijden.
Joost van den Vondel woonde in de Warmoesstraat. Op de plek waar de stad geboren werd.
Sint Nicolaas is de beschermheilige van Amsterdam. Een priester geeft een stervende man de laatste hostie, die
al uitbrakend het lichaam van Jezus tevoorschijn tovert.
’s Winters, op de bevroren Vinkeleskade schaatst Karel van het Reve. Op houten schaatsen. Een flonkering
schiet van het ijs.’- Filosoof in wording
‘Zijn verleden, zijn uitgevers, zijn schrijvers, zijn praathuizen, zijn fysiek, zijn tolerantie, zijn uitnodiging tot
creativiteit; het zijn evenzoveel aantrekkelijkheden die Amsterdam maken tot literaire stad.’
- Voormalig burgemeester van Amsterdam
‘Al wie in Nederland woont en enige literaire pretenties heeft, laat zich verlokken door de lichtjes van het
Leidseplein. Van boekhandel Scheltema, zowel als van de literaire cafés waarin op de vuist kan worden
gegaan naar aanleiding van discussies over literatuur. Literaire cafés zijn belangrijk. Op de vuist gaan, maar
ook samen wodka kunnen drinken. Onderschat de alcoholische onderstroom die onder het plaveisel van de
Nederlandse letteren borrelt niet!’
- Samensteller bij de Madiwodovrijdagshow en Creative director at Circus Media
Hanneke Los
Job Cohen
Eric Noomen
15
Amsterdam, een literaire stad ?
thou shalllove good books ratherthan good looks
16
[Foto: Catharina Gerritsen]
Een conversatie met kunstenaar en poëet Laser 3.14
over Amsterdam, vergankelijkheid en de afwezigheid
van de maker in zijn werk.
Onder de ogen van de oplettende toe-
schouwer verandert Amsterdam in een
kunstwerk zonder lijst. Vele vormen
van street-art waren rond op de mu-
ren van de stad, zo ook de tags van een
street-artist die hier al jaren aan het
werk is. De ongrijpbaarheid van zijn
teksten, die als verdwaalde filosofie-
en op schuttingen de aandacht trek-
ken, blijft intact door de verganke-
lijkheid die ze uitdragen. Hoewel de
identiteit van deze street-artist voor
het publiek verhuld blijft, is zijn werk
wel te herkennen aan zijn handteke-
ning: Laser 3.14.
Ondergetekende werd uitgenodigd in
zijn woning/atelier om een gesprek te
voeren over zijn werk en inspiraties.
Op de dag van het interview treed ik,
gewapend met zijn boek Are You Reading Me?,
binnen in de met schilderijen, boeken
en langspeelplaten gevulde woonka-
mer van Laser 3.14.
Ik ben er wel Ik ben er niet
17
I N TERVIEW
ik ben er wel
Je teksten zijn voornamelijk te vinden
in Amsterdam en staan enigszins kritisch
tegenover het huidige maatschappelijke
klimaat in de stad. Welke betekenis heeft
deze stad voor je?
‘Amsterdam is de stad waarin ik ben opge-
groeid. De sfeer die ze tijdens de jaren tach-
tig tot halverwege de jaren negentig ademde
was voor mij een sfeer van vrijheid, unici-
teit en expressie. Er was een grote variatie
in artistieke stijlen te vinden en de stad was
doortrokken van een losbandige sfeer. Door
de jaren heen ben ik me bewust geworden
van een omslag; de maatschappij, vooral in
deze stad, lijkt over-gecontroleerd en truttig
te zijn geworden. Dit heeft ervoor gezorgd
dat ik lange tijd een haat-liefdeverhouding
met Amsterdam had.
Toch heb ik Amsterdam niet opge-
geven; ik ben ervan overtuigd dat het ver-
langen naar vrijheid nog steeds bestaat.
Hoe harder de teugels van een maatschap-
pij worden aangetrokken, hoe meer tegen-
geluiden we zullen horen vanuit deze zelfde
Are You Reading Me? is een gebundelde
collectie van foto’s die voorbijgangers
hebben genomen van de tags die hij
door de jaren heen in Amsterdam heeft
gezet. De in het boek afgebeelde tags
zijn waarschijnlijk al geruime tijd uit
het straatbeeld verdwenen omdat ze
nooit op vaste muren worden gezet en
vaak na een tijdje door de gemeente
worden verwijderd. Misschien dat de
oplettende voorbijganger er daarom
foto’s van blijft nemen, vanuit een
behoefte om de vergankelijkheid
vast te leggen. Blijkbaar heeft men
behoefte aan teksten die zich niet
vanuit een commercieel belang aan
de mens opdringen. Ik kan het ze niet
kwalijk nemen.
18
{ Amber Mitchell }
© Laser 3.14
maatschappij. Tags hebben de kracht mensen
wakker te schudden en tegelijkertijd goede
herinneringen op te roepen. Als je namelijk
beelden terugziet van de tijd waarin de pun-
kers- en krakersleuzen de stad domineerden,
zie je hoe de energie van die teksten afspatte.
Dit verlangen naar vrijheid probeer ik terug
te vinden met mijn werk. Tegelijkertijd vind
ik dat we vooruit moeten kijken in plaats
van slechts een stap terug in de tijd te doen.
We zitten gevangen in een behoorlijk con-
servatief tijdperk maar dat betekent niet dat
we nu met zijn allen een hedonistische sa-
menleving moeten creëren.
Deze stad is pas in balans als de ver-
houdingen kloppen tussen orde en chaos, en
tussen vrijheid en veiligheid. Mijn haat-lief-
deverhouding met Amsterdam is door de ja-
ren heen wat minder onstuimig geworden: ik
merk dat ik milder ben dan voorheen, hoe-
wel ik nog steeds het voorgenoemde even-
wicht blijf nastreven.’
Wat heeft je, afgezien van je maatschappelijke
visie op de wereld, ertoe aangezet een
artistieke richting in te slaan?
‘Ik denk dat ik mensen wilde uitnodigen in
mijn denkwereld, zonder ze vastomlijnde
ideeën op te dringen. Natuurlijk heb ik per-
soonlijke ideeën over hoe ik de wereld het
liefst zie, en zijn kunst en poëzie katalysators
om deze ideeën tot uiting te brengen. Ik heb
hier dan ook vanuit ideële motivatie voor
gekozen; ik wist van tevoren al dat de kans
minimaal is om met dit beroep stinkend rijk
te worden. Graffiti werd nooit echt geaccep-
teerd door de galerieën, want het ontstaat uit
het niets. Street-art wordt nu wel door veel
buitenlandse musea opgepakt. In Nederland
valt het echter nog tegen, misschien vanwege
het sterke stigma dat om graffiti heen hangt.’
Merk je dat er door de jaren heen bepaalde
veranderingen in je werk zijn opgetreden?
‘Jazeker, vooral wat betreft de balans tus-
sen vorm en inhoud. Vroeger besteedde ik
meer aandacht aan de techniek en de vorm
van deze kunstuiting. Typografie werd een
taal op zich. Daarnaast lag de nadruk vooral
op de al dan niet gecreëerde identiteit van
de maker van een werk. Ik heb daar in mijn
street-art steeds meer afstand van genomen:
het belang van het werk is gaan verschuiven
van visueel naar tekstueel. Als individu sta ik
los van het werk, ook al staat er ‘Laser 3.14’
boven. Die paradox tussen mijn aanwezig-
heid en afwezigheid heb ik bewust opgeroe-
pen: het werk is door mij gemaakt maar tege-
lijkertijd is de betekenis van de teksten niet
alleen aan mij voorbehouden. Ik ga echt niet
het gras voor de voeten van de toeschouwer
wegmaaien.’
ik ben er niet
19
De tags die voorbijgangers te zien
krijgen zijn op constructieschuttingen
en bouwplaatsen geschreven, waardoor je
tags altijd van tijdelijke aard zijn. Heb je
hier vanuit praktische overwegingen voor
gekozen of zit er een filosofie achter?
‘Het is interessant om te zien hoe je kunt
spelen met de notie van vergankelijkheid.
Vanwege deze aanpak blijft de ene tag name-
lijk langer in de stad hangen dan de andere.
Het is dus niet zozeer vanuit praktisch oog-
punt - in principe ben je al strafbaar zodra
je met een graffitibus over straat loopt. De
tijdelijke aard staat symbool voor het idee dat
alles tijdelijk is.’
Naast politiek en maatschappijkritiek
vinden we ook religieuze thema’s terug in je
werk. Wat zijn de dingen die je bezighouden
en inspireren?
‘In principe werkt alles wat ik lees, zie en hoor
als inspiratie voor mijn beeldende kunst en
teksten. Religie boeit me mateloos. Het fasci-
neert me, maar wekt tegelijkertijd een enor-
me afkeer bij me op. Ik zie vaak dat men reli-
gie als de sleutel naar ultieme verlichting ziet;
dat het bepaalde vormen van handelen recht-
vaardigt en in staat wordt geacht een leegte
op te vullen. Ik denk dat vooral dit laatste
niet mogelijk is. Het lijkt gemakkelijk om een
leegte op te vullen met behulp van één religi-
eus boek. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor
religie; er zijn ook andere middelen die men-
sen gebruiken om zichzelf niet in de ogen te
hoeven kijken: ideologieën, agressie, drugs.
Maar ik word inderdaad niet blij van wat er
mondiaal op religieus gebied aan de hand is.’
Je schildert op doeken, schrijft poëzie en
plaatst teksten in de Amsterdamse straten.
Heb je nog een voorkeur voor een bepaalde
tak van kunst?
‘Naast muziek en film roept ook literatuur
sterke associaties en ideeën bij me op. Ik kan
graphic novels zeer waarderen, vooral de klas-
sieke sciencefiction heeft me altijd geboeid.
Daarnaast lees ik ook andere vormen van li-
teratuur. Charles Bukowski vind ik geweldig,
die man heeft een geniale, niet-geforceerde
humor. William S. Burroughs’ werk vind ik
erg tof. Baudelaire’s Les Fleurs du Mal kan ik
zeer waarderen... Eigenlijk lees ik allerlei
soorten literatuur door elkaar. De eerste po-
ëziebundel die enorme indruk op me maakte
was White Sail van Gilbert Sorrentino.’
Na afloop van het interview pak ik
mijn fiets en rijd ik, in gedachten nog
bij het interview, richting huis. Ik
ontwijk een aantal dronken toeristen
en wacht vervolgens ongeduldig op een
overstekende tram. Opeens valt mijn
blik op een tekst die aan de overkant op
een stuk gaas gespoten is: zwart, zonder
opzichtige letters. Onmiskenbaar het
werk van de man die ik vijf minuten
geleden nog heb gesproken. Did you
feel one with the drops of rain? Pas
wanneer ik de woorden
tot me door heb laten
dringen, besef ik dat het
regent.
Laser 3.14. Are You Reading Me?
Amsterdam: Lebowski Publishers,
2009. ISBN: 9789048801886
20
PR OZ A
Gatverpielekes, wat heb ik het koud. De wind sjeest om me heen, mensen
sjokken verzwaard door tassen vol cadeaus van de Bijenkorf langs, of
jakkeren gehuld in sjaals en wanten aan me voorbij. Het wordt donker,
de tram klingelt luid. Een onoplettende fietser heeft niet door dat zijn
laatste minuut bijna had geslagen. De trambestuurder zweet peentjes,
schudt een vuist, maar niemand die het ziet behalve ik. Ik zucht. Het
is gestopt met sneeuwen. De lampjes in de kerstboom op de Dam voor
me gaan aan. De nieuwe H&M op de hoek van de Nieuwendijk heeft
nog steeds veel klanten, terwijl Madame Tussauds en het Paleis op de
Dam hun deuren sluiten voor de dag. De hele stad is omhuld in wit,
blauw en grijze tinten.
De sneeuw die vandaag en gister is gevallen ligt van boven
statig en wit op me, maar mijn schouders en voeten zijn bedolven
onder het ijs en grijze sneeuwblubber. Ik kan hier absoluut niet tegen.
Bloedchagrijnig word ik hiervan. Het is niet zozeer die kerstsfeer, die
vind ik nog wel aardig voor een paar dagen. Mensen doen gezellig,
blazen met rode wangen hun vingers warm, trakteren elkaar met veel
omhaal op een oliebol en laten grote cadeaus in glimmend papier
pakken. Er heerst iets feestelijks, dat krijg ik ook nog wel mee.
Maar… die jingle die dus de hele tijd uit de Bijenkorf moet
komen… om horendol van te worden! En dan die kerstrock! Ik sta
hier sinds 1956 en ik hoor ieder jaar hetzelfde! En die paar nieuwe
liedjes zijn zeker geen verbetering, laat ik je dat wel zeggen. Ook de
idiotie dat ieder excuus wordt aangegrepen om nog maar extra energie
te verspillen in naam der gezelligheid. Al die lichten! Waar is dat voor
Hoop in koude tijden
HERINNERING AAN DE WINTER
21
nodig? Ik hul me toch ook niet in knipperende neonlichten, plastic
engelengezichten of glimmende rode en groene kerstsnoeren? Wens
ik daardoor de wereld minder vrede toe? Dacht het niet. Betekent dat
dan dat ik niet in hoop en liefde geloof voor het komend jaar? Dacht
het ook niet. Integendeel. Wat is er mis met een sobere en oprechte
contemplatie van het afgelopen jaar en oprechte voornemens voor het
komende?
Ik ben niet meer van mijn tijd vrees ik.
Het irriteert me tegenwoordig allemaal des te meer omdat het me niet
lukt rustig weg te zakken in een winterdroom. Meestal gaat dat vrij
vanzelf, dan denk ik aan de lente, aan mei. Dat zijn mijn hoogtijdagen,
dan sta ik er wit en stralend bij, fier en trots, neus in de wolken, voet in
de grond. Dan sta ik gewichtig en vol mededogen te blaken in de zon. Op
de treden rond mijn zogezegde troon liggen verliefde stellen en frisse
toeristen worden maar wat graag met mij op een kiekje vastgelegd.
Maar dan nu. ’s Nachts word ik wakker van de strompelende studenten
die ondanks de kou in half open overhemden en gescheurde jasjes,
stinkend naar drank en straal bezopen, uit de sociëteit rollen. Flink
wat kotsende jongeheren heb ik moeten aanschouwen op mijn keurige
stoepje. Mijn mooie, half gebogen muurtje heeft al ettelijke pisstralen
moeten doorstaan. Niet alleen van corpsballen, dat moet gezegd, menig
hond heft ook zijn poot terwijl het baasje doet alsof diens neus bloedt!
Heus!
Maar als de zon weer schijnt, de vogels zacht zingen en de prille
maand van mei aan haar eerste dagen begint, houdt heel Nederland
van me! Dan word ik opgepoetst en klaargemaakt. Mensen komen op
de Dam zwijgend naar me kijken. De koningin komt zelfs, ieder jaar
22
weer, en legt dan een van de prachtigste bloemenkransen aan mijn voet. Er
wordt gesalueerd, er wordt een stilte gehouden, iedereen buigt zijn hoofd
en menigeen plengt een traan. Daarna wordt er droevig doch dankbaar naar
me opgekeken en dan straal ik zo goed als ik kan mijn kracht uit en word ik
symbool van herinnering en…hoop!
Maar helaas, tot die tijd deel ik mijn frustratie met de verpieterde
duiven die koerend en ziek aan mijn voet leven. Ik probeer me naar binnen
te keren, wetende dat betere tijden snel aanbreken. Ik negeer de jinglerock
die me van links en rechts bestookt en wacht tot ’s ochtends een van de vele
schoonmakers in oranje hesjes zo goed wil zijn me schoon te spuiten.
Gister was er een meisje dat een tijd aan mijn voet stond en met haar
hoofd in haar nek naar me opkeek. Ze wandelde om me heen, wreef de sneeuw
van de muur en las de tekst hardop voor. De gehaaste menigte leek ze niet
eens op te merken. Zelfs de dwarrelende sneeuw leek haar niet te deren. Ze
las de tekst voor die op mijn buik geschreven staat, in het Latijn, en haalde
toen uit haar tas een enkele roos. Die legde ze aan mijn voet. Het rood van
de roos stak fel af als bloed, tegen het enige witte stukje sneeuw dat er nog
over was. Kwetsbaar en adembenemend mooi lag het daar. Het meisje knikte,
klopte even op mijn marmeren buik, en fluisterde: Blijf naar de sterren kijken.
Tot in mei.
~ Sterre van Rossem ~
23
17.12.2010 Ik luister aandachtig hoe de trams
hun bellen luiden, terwijl ze als gigantische
blauwwitte duizendpoten achter elkaar aan
kruipen. Hoewel de auto’s normaliter onge-
duldig wachten terwijl de trams passeren, zijn
het nu de trams die onrustig wachten. Het
karakter van de stad is anders vandaag. Auto’s
proberen zich te starten en glijden zachtjes
over het wegdek. Geluiden worden opge-
zwolgen door de sneeuw en de gereflecteerde
zonnestralen confronteren ons plotseling
met een blauwe wereld.
De sneeuw functioneert als een soort Lichtung
en verlicht als een wit tapijt de wereld en zijn
structuren. In plaats van de stad te benevelen,
licht de sneeuw de tijd en het ritme van de
stad op. Er is geen reden meer om op je hor-
loge te kijken, want niets in de stad, of de stad
zelf, weet nog wat de t-eenheid inhoudt. Het is
zinloos om een afspraak in te plannen als de
sneeuw zich voor jouw deur ophoopt.
Het ritme van de stad
De structuur van het dagelijks leven is een
zich continu herhalend patroon. De cycli-
sche en lineaire tijdspannes geven vorm aan
de sociale structuur en omgeving. Lefebvre
overpeinst in zijn verhandeling Rhythmanalysis:
space, time and everyday life de aard van de authen-
tieke ervaring, die hijzelf ervaart als hij van-
uit zijn Parijse appartement de straten en de
binnenplaats overziet.
E SS AY
Het ritme van de stad,
17.12.2010 Amstelveenseweg
What a pityThat the people from the city
Can’t relate to the slower thingsThat the country brings.
(Neil Young, Here we are in the years)
Introductie
City rhythms, roaming the city. ‘stage one: starting up – stage two: slowing down for the turn –
stage three: brutal restart, foot down, top speed, excluding traffic jams…’. Zo beschrijft Lefebvre1
het ritme van Parijs dat hij vanuit zijn raam aanschouwt. Het is echter niet alleen het ritme van
Parijs of van Amsterdam. Het is het ritme van elke stad.
24
Waar kunnen we deze authentieke ervaring
vinden? En waarin verschilt deze van ons da-
gelijks leven? Lefebvre beweert, in navolging
van Hegel, dat het onbekende in zijn rijkste
gedaante is als het zich in vertrouwde din-
gen manifesteert. Paradoxaal genoeg zijn wij
vaak het verst verwijderd van onze vertrouwde
omgeving. Dit fenomeen wordt geïllustreerd
door de ervaringen van mensen in de vroege
dagen van de fotografie. Zij werden regel-
matig verrast door foto’s van reeds bekende
objecten. Het onverbiddelijke oog van de ca-
mera ving meer dan datgene waar de gebrui-
kers zich bewust van waren.
Welke rijke diepgang kunnen we ontdekken
in onze overbekende omgeving?
Niet lang geleden, op mijn vertrouwde rou-
te van de universiteit naar huis, had ik een
openbaring. Terwijl ik verveeld wachtte tot
het verkeerslicht zijn groene kleur zou aan-
nemen, zag ik plots boven mijn hoofd een
myriade van draden die zich verbonden en
naar voor mij onbekende plaatsen leidden.
Ik verwonderde mij over het feit dat ik mij
hier, gedurende mijn vierjarige verblijf in
de hoofdstad, nooit bewust van was geweest.
Tijdens deze intense, volle ervaring, waarbij
ik mij serieus afvroeg of iemand deze draden
de afgelopen nacht niet stiekem had opgehan-
gen, liet ik al mijn dagelijkse zorgen achter
mij. Op dit moment zag ik geen stroomdra-
den, maar ervoer ik de pure vormen en hun
fysieke realiteit boven mij. Mijn vertrouwde
omgeving kreeg een geheel nieuwe betekenis.
Het bekende heeft de kracht om te verrassen
en om een dialectisch proces in gang te zet-
ten waarin onze omgeving en levensritme een
nieuwe betekenis krijgen.
Een krachtig encounter
Terwijl ik druk in de weer was om mijn
persoonlijke encounter met de draden van
Lefebvre’s essay te verbinden voor mijn
studie Literatuurwetenschap, gebeurde er
iets onverwachts – het begon te sneeuwen.
In het begin was dit een spaak in mijn wiel:
zwervend door de stad
{ Ne Znakomka }
[ Vertaald en ingekort door Lieneke Luit ]
17.12.2010 Amstelveenseweg
17.12.2010 Overtoom
25
17.12.2010 Elandsgracht
de sneeuw op de stroomdraden was niet
hoe ik mijn encounter herinnerde, of hoe
ik mij mijn foto’s voor had gesteld. Later,
onderweg naar ‘mijn’ draden, besefte ik
me dat de sneeuw niet alleen mijn plannen
gedwarsboomd had, maar eveneens die van
iedereen om me heen. Lopend door de stad
zag ik dat vreemden met elkaar aan de praat
raakten en samen lachten. Auto´s stopten en
gaven elkaar voorrang - ongeacht of zij hier
recht op hadden. En mensen maakten écht
het stoepje voor hun huis schoon. Ondanks
het feit dat iedereen ongetwijfeld te laat zou
komen, maakte niemand hier een probleem
van. De sneeuw veranderde de verhouding van
de mensen tot de stad. De sneeuw verlichtte
de structuur en het hernieuwde ritme van het
dagelijks leven.
Het gevoel van een standaard stadsleven is
weggesijpeld. Het cyclische is het lineaire ge-
worden, en het lineaire het onbekende. Het
eens cyclische ritme van de trams en bussen
wordt gedegradeerd tot een lineaire reis door
de stad. Soms wordt het zelfs een compleet
onvoorspelbaar avontuur; een ontdekkings-
reis in het onbekende. In het park stijgen
nieuwe geluiden op van het ritme van de
voetgangers: schuifelen, pauzeren, stomme-
len en glijden.
‘Rhythms. Rhythms. They reveal and
they hide.’ – Lefebvre. Dat wat eerder bedekt
was door de ritmes, wordt nu verlicht door
het sneeuwtapijt. Maar het verstoorde ritme
is tegen alle verwachtingen in geen obstakel
in de dagelijkse sleur, maar een openbaring.
Het nieuwe ritme geeft de inwoners nieuwe
oren en ogen om de wereld mee te ontdekken.
Het is niet de sneeuw zelf die fascinerend is,
maar de nieuwe, bijna pure manier waarop
dit ons de wereld laat ervaren. Dit moment
van verlichting creëert een nieuw betekenis-
geheel: het sleurt ons weg van onze cognitieve
shorthand en leidt ons naar een meer directe
ervaring. Maar hoe is het mogelijk dat onze
fascinatie met de sneeuw, en de manier waar-
op deze onze levens oplicht, sneller lijkt te
verdwijnen dan de sneeuw wegsmelt?
Alles is verbonden
De tweede fase van de openbaring doet er
niet lang over om zijn aard te tonen. Door de
onverwachtse hapering heeft iedereen de tijd
kunnen nemen om van het uitzicht te genieten
en de wereld in een nieuw perspectief te zien.
26
1 Lefebrve, Henri. Rhythmanalysis: space, time
and everyday life. Seen from the Window.
Tr. Stuart Elden and Gerald Moore. New
York: Continuum, 2004
2 Merleau-Ponty. Fenomenologie van de
waarneming. Tr. Douwe Tiemersma en Rens
Vlasblom. Amsterdam: Boom, 2009.
Maar zodra dat moment vervlogen is en de
sneeuw van een wit tapijt in een grijsbruine
massa verandert, wordt de aandrang om
terug te grijpen naar de dagelijkse orde
alleen maar sterker.
Een moment te lang in de sneeuw en er
wordt ons duidelijk gemaakt hoe zeer we naar
ritmes verlangen. De vernieuwde manie-
ren van bestaan in de sneeuw kosten te veel
energie om hetzelfde doel te bereiken: we
voelen ons als kinderen die opnieuw moe-
ten leren lopen. Voortbewegen in een ritme
zorgt ervoor dat er geen continu verlangen
is naar bewustzijn van het hele proces. Om
Merlau-Ponty’s2 metafoor te gebruiken: We
leren hoe we een auto moeten besturen door
bepaalde handelingen te automatiseren.
Door fysieke routine is er ruimte vrij in ons
bewustzijn om te denken over vragen als
‘Waar bevinden we ons?’ en ‘Zitten we nog
op de juiste route?’
In het laatste stadium van het dialectische
proces is er, na vervreemding van onze omge-
ving, herontdekking door verstoring; plaats
voor herontdekking door terug te keren.
Terugkerend naar de orde van de dag vinden
we een hernieuwde diepte. Zoals Merleau-
Ponty’s geautomatiseerde lichaam ruimte
creëert voor nieuwe taken, zo weet het ritme
van de stad het alledaagse te comprimeren en
te automatiseren. Hierdoor kan effectievere
taakverdeling plaats vinden en kunnen wij als
geheel, en als individuen, grotere diepgang
bereiken in gespecialiseerde bezigheden.
Al met al…
In ons dagelijks leven zijn we gebonden aan
het ritme van de stad, dat voortsnelt in een
collectieve eenheid en ons in een complex
netwerk van structuren dwingt. Zijn wij hier-
door vervreemd van het leven? Het antwoord
is niet eenduidig. Nee, wij ervaren onze om-
geving niet voortdurend in zijn volledigheid.
Anderzijds: is dit wel mogelijk?
Hoe dan ook is er geen noodzakelijkheid om
verafgelegen plaatsen te zoeken om onze om-
geving volledig te beleven en het onbekende
te ervaren. Een klein laagje
sneeuw, of een verandering
in onze dagelijkse routine,
is voldoende om tijdelijk het
naakte heden te ervaren.
27
~28~
PR OZ A
Je stapt mijn grenzen binnen, alleen en opgewacht door een verlaten
perron. Ogen samengeknepen, onwennig een richting aan het
overwegen. Ik verwelkom je met ijzel op de stenen en neem aan dat
je mijn naam nog weet. Ik herken jou nog, je zag mijn vele huizen van
binnen, viel in nog meer kamers in slaap bij het geluid van gillende
sirenes. Blijf, geen stad heeft je ooit meer liefgehad dan ik. Ik besta
uit beschutting en windvlagen, ik buig om niet te breken en omgeef
me met kringen van water. Ik beloof je geen daverend spektakel,
maar heb statische fragmenten voor je achter gelaten- het zijn maar
glasscherven, een spoor van blikkerende splinters. Houd je handen
naakt wanneer je ze opraapt en me opnieuw tot muren stapelt. Ik ben
oud, zo scheefgezakt, zo mooi op verdwaalde foto’s. Je schildert me
rood in de winter, roder dan het licht van Tl-buizen boven duurbetaalde
ruiten waarachter lokkende heupen deinen, dan wijn in de ochtend,
die uit de fles wordt aangeboden en met een schutterige glimlach de
lippen raakt, toegediend als injecties in de aderen. Neem plaats, zwaai
je benen over de rand van de kade en aanschouw de meute tijdens
het ontwaken. Op mijn plein ruilen Hare Krishna’s hun folders voor
een gratis Telegraaf, een prostituee voert haar kleindochter pap met
krenten achter de ramen. In mij roeren zich de stemmen van verwoede
pacifisten en reeds vergeten generaties, iedereen is op zoek en niemand
van hen vindt iets, wat niet al is gevonden. Ik zie mensen in gedachten
verzonken, botsend, excuses mompelend om weg te lopen in een pas
die net de snelheid van het rennen niet bereikt. Ik zie ze hun hakken
in de ruimte tussen kinderkopjes dringen: misschien garanderen ze
zichzelf zo grip. De duivel is een karikatuur, wiegend op zijn voetstuk
Gevallen voetstukken
28
~29~
en van zonde heeft men hier nog nooit gehoord; mensen meten
zich wegwerpidentiteiten aan, baren zichzelf nieuwe namen en
laten die van anderen graveren in korrels rijst. Ik hul me in een
verleden, waar de grachten fluisterden, toekeken hoe je op beeld
werd vereeuwigd: een heilig souvenir voor iemand die je uit me weg
droeg en vervolgens verdween boven de golven. Hier sta je weer,
niet weg te schreeuwen, in de stad waar de wetten zijn gelaagd met
kant en de schoonheid dronken wankelt door de straten. Je bent
gegroeid, of ik gekrompen. Ik daal met dode bladeren op je neer
en wentel je in beloftes van kennis en verlichting. Wacht met me,
tot de trams niet langer over de Vijzelgracht razen, tot de rokers
aan de andere zijde van het café hun glazen binnen laten, of de
sigaretten simpelweg niet langer buiten. Ze schroeien hun keel met
grijze teugen adem, ze dansen op brandende tenen, stampen hun
hielen, reiken naar de lampen met rouwrandjes onder hun nagels.
Ze spreken over een waarheid, over theorieën die hun geschiedenis
waren voorgegaan en ooit zullen volgen, zonder te spreken over
de afstand die onherroepelijk ontstaat wanneer de tap niet meer
schenkt. De lucht ruikt naar vreugdevuren, zoals het ’s nachts soms
ruikt, als het koud is en de hemel onbewolkt. Er moet worden
geslapen, alleen of met een vreemde, lang nadat de zon de strijd om
het roodste rood heeft verloren en het neon de kleur van alle ogen
claimt. Ik schrijf je alles, wat geoorloofd zijn weg weet te vinden,
al het andere houd ik ondergronds. Nam het besluit woorden weg
te laten, onontbeerlijk als ze lijken, omdat ze niet stiller en banaler
waren. Ik ben oud, zo ingevallen en onvergetelijk schoon, ik zwijg
je toe.
29
~ Amber Mitchell ~
PO ËZ I EH
et w
as d
ie z
omer
dat
ik
je w
ilde
ver
tell
en
dat
ik w
ein
ig m
eer
te z
egge
n h
ad e
n ji
j maa
r
moe
st g
aan
dan
sen
lan
gs d
e gr
acht
en e
n n
ooit
mee
r de
nke
n a
an d
ie h
alve
sm
art
die
in e
en
opge
kale
fate
rd,
schi
mm
elti
erig
oud
eta
gepa
nd
te w
acht
en z
at o
p pa
stas
alad
e, la
uwe
cola
en d
e li
efde
van
haa
r le
ven
,
een
man
die
nie
t aa
nbe
llen
zal
: w
eet
je n
og
die
avon
d da
t w
ij h
en s
amen
heb
ben
aan
gere
den
;
jij w
as s
terk
gen
oeg
hem
te
vers
lepe
n z
odat
nie
man
d op
het
Sur
inam
eple
in e
en m
oord
ver
moe
dt
en i
k w
as s
luw
gen
oeg
zijn
vri
ende
n v
oor
mij
n r
eken
ing
te n
emen
,
sam
en h
et b
loed
van
de
bakf
iets
ges
pote
n,
een
lell
etje
vle
es u
it d
e sp
aken
geh
aald
en z
oals
we
die
avon
d n
og h
ebbe
n g
edro
nke
n
zo d
rin
ken
we
noo
it m
eer
en w
at w
as je
bli
j
en w
ij s
amen
wan
t m
eer
nog
dan
hem
had
je
haar
die
de
heks
in
haa
r n
est
en i
k w
as m
edep
lich
tig
in e
en g
root
se A
mst
erda
mse
ove
rwin
nin
gs-
park
dag
dan
sdag
uit
stel
om
gebr
acht
.
Graftdijk
voor
Jelle
Tim
mer
man
s
30
{ Daa
n D
oesb
orgh
}
alm
aar
sche
rper
wor
den
d ad
erli
cht:
dat
wat
de
man
met
het
laza
rus-
hart
sta
k
dat
wat
de
reik
ende
sch
aduw
van
zij
n
voet
en s
loeg
alm
aar
dich
ter
bij d
e to
ezuc
ht-
stad
alm
aar
sche
rper
wor
den
d ad
emzi
cht
op d
at w
at k
omt
voor
bij d
e ei
nde
r-
gaan
de b
oog
dit,
dez
e du
urlo
op,
kan
all
een
bes
taan
in
dit
arm
enhu
is,
alle
en i
n d
eze
graa
ien
de s
laga
dert
empe
l
draa
i de
taf
els
om man
met
de
laza
rus-
wan
del,
pol
sloz
e
draa
i de
taf
els
om alm
aar
lich
ter
sign
aal,
alm
aar
verd
er w
eg-
gew
orpe
ne
alm
aar
dich
ter
bij d
e ke
rn-
scha
duw
loop
31
{ Mar
tijn
Teer
linck
}
Niet zo lang geleden was er in Amsterdam-
Noord nog een heuse scheepswerf waar
schepen werden gebouwd en verbouwd, tot
een rampzalig faillissement het gebied leeg
veegde. Toen de arbeiders gingen, kwamen
de kunstenaars. In tijden van echte subsidie-
stop deden die hun zaken in de cocaïne van-
uit hun ruime loodsateliers. Later is de ro-
mantiek van de vergane glorie ontdekt door
beleidsmakers en werd het gebied hervormd
met woorden als ‘broedplaats’, ‘stadsver-
nieuwing’ en andere termen om overheids-
steun te rechtvaardigen. Naast de glanzende
creatieve bedrijven is er sinds een paar jaar
ook een maandelijkse rommelmarkt te be-
zoeken in de IJ-hallen. Een goede plek om
curiositeiten te vinden, waar de meeste be-
zoekers dan ook intensief naar op zoek zijn.
Een hevig bebrild hipstermeisje met een knot
op haar voorhoofd kirt dat de hipsterjongen
met ironische oude-mannensnor naast haar
toch zó’n súperleuke opgezette fret heeft ge-
kocht. Plekken veranderen, net als wat we cu-
rieus vinden.
Al wie zijn boekenkast rechtvaardigt
aan de hand van de onveranderlijke waarde van
klassiekers in de kunst en de literatuur, zou
eigenlijk eens over zo’n rommelmarkt moe-
ten lopen. Simon Carmiggelt waarschuwde
al: ‘Je moet een stier zijn als Picasso om rus-
tig te blijven doorschilderen als je Guernica
bij iedere theetafel in Buitenveldert is aange-
land.’ Niet alleen destijds groots aangekon-
digde schrijvers komen achterop beduimelde
pockets weer tevoorschijn - alleen om aan
hun vergetelheid te herinneren; ook gecano-
niseerde reuzen moeten aan de tand des tijds
geloven. Neem nu de bizarre uitgave van een
bloemlezing uit het werk van Louis Couperus,
die bontgekleurd tussen de vervaalde boeken
lag toen ik hem vond. Zijn werk wordt tel-
kens opnieuw uitgegeven. Dat is niet vreemd:
naast een goede schrijver is hij vooral een erg
dode schrijver – men kan met zijn werk dus
doen wat men wil. Dat zie je terug in deze
uitgave. Bepaalde herkenningspunten zijn
er op de kaft wel te zien; de versieringen aan
de rand doen nog vaag denken aan de onver-
mijdelijke Jugendstilverwijzing die op bijna
iedere Couperus-heruitgave verschijnt. De
titel is vormgegeven in een stijl die ten tijde
van deze uitgave ook al een signaal was ge-
worden: Als ik, bij voorbeeld, de geest van mijn moeder
op den rand van mijn bed zag zitten, staat er in half
jugendstil, half boeddhistische stijl.
Tot zover nog weinig vreemds. De rest van
de omslag past echter beter bij bepaalde New
Age-boekjes – het soort dat je verstopt naast
‘Als ik, bij voorbeeld, de geest van mijn moeder op den
rand van mijn bed zag zitten’
R EC ENSI E
32
de Bosatlas in de studeerkamer van je moe-
der betrapt, met van die gelige chakra’s op
de kaft, begeleid door titels als ‘ik, jij, wij
samen’. Dit exemplaar heeft een levende ta-
fel met voeten, omgeven door wazige sluiers;
alles weergegeven in felle, ietwat vloekende
kleuren zoals je die op wierookverpakkingen
nog wel ziet. In de rest van het boek zijn de
fragmenten geïllustreerd met ogenschijnlijk
willekeurige afbeeldingen van demonische
wezens: een vliegende koe, heksen op be-
zemstelen en 19e eeuwse pentekeningen van
Mariaverschijningen – alles onder de noe-
mer van ‘het verstandelijk onverklaarbare’.
Zelfs een prent van een moslim met zijn ge-
sluierde vrouw wordt als ‘telkens onzichtbaar
en ongrijpbaar’ beschreven.
De tekst verklaart die vormgeving
enigszins. ‘Okkulte knipsels uit Couperus
verzameld door Karel Reijnders’ is de onder-
titel, en het is inderdaad alsof de Neerlandicus
Reijnders persoonlijk zijn schaar in een pa-
pieren Couperus heeft gezet. Het occulte was
in de New Ageperiode vooral een ratjetoe aan
verschillende religies, en dat zie je. Alles mag
door elkaar, religie, land, periode, zolang
het maar geestverruimend is. Deze insteek
is gezien de herkomst van het boekje niet
vreemd. De uitgave is samengesteld en gepu-
bliceerd ter gelegenheid van de Boekenweek
in 1974, en moest zoveel mogelijk lezers aan-
spreken. Dat publiek keek toen iedere week
massaal naar de spannende verfilming van De
Stille Kracht op televisie, en was geïnteresseerd
in het ‘onverklaarbare’, het occultisme. Dat
was mode in Couperus’ tijd, en ook in de
jaren ’70. Toch vindt Reijnders dat er naast
die mode ook een serieus occultisme was.
Hij omschrijft het als ‘een speurtocht ach-
ter de coulissen die we optrekken door onze
waarnemingen allen met ons verstand te
verklaren’. Het is een dankbaar motief om
Javaanse geesten naast knipsels (sommige
‘echt gebeurd! Wie weet, misschien...’) over
astrologie, voorgevoelens, tafeldans en ande-
re Westerse occulte gebruiken en theorieën te
plaatsen.
Hoewel televisieprogramma’s met paranor-
male kinderen anders doen vermoeden,
hebben we tegenwoordig de coulissen weer
wat opgetrokken. Dat is voor historisch on-
derzoek misschien maar beter, alsook voor
de representatie van inlanders. In plaats van
een verkenning van het duistere Oosten is De
Stille Kracht een van de Indische romans waar-
in juist ‘de Kloof tussen de oosterse en wes-
terse denk- en gevoelswereld centraal staat’,
schrijft criticus Ellen Bosch. De angsten zijn
niet langer voorgevoelens, maar ‘onbegrij-
pelijk en bedreigend voor de westerse kolo-
nisator’. Waar Couperus in Reijnders’ ogen
een ruime geest is die ‘de goede gewoonte
heeft ook naar inheemse vertellers te luis-
teren’ heeft hij naar Bosch’ mening vooral
‘een onoverbrugbare kloof geschetst tussen
het Oosten en Westen’. En dus hebben de
omslagen van de nieuwe uitgaven weer sobere
Jugendstilschetsen, als een verwijzing naar de
tijd waarin het geschreven is. Maar wie weet
raakt het occultisme
weer in de mode en
verworden de huidige,
sobere uitgaven tot cu-
riositeiten. Wie weet,
misschien...
33
{ Saskia Buddelmeijer }
AGEND A
PICK ONE
or two
or Three
or all
‘DoubleWork, Sandberg Revisited’
oud studenten Fine Art & Design tonen recent
werk naast werk uit de studietijd
Gratis
‘Imagine’
Amsterdam Fantastic Film Festival, met o.a. Night of Terror, interviews variërend
‘De Aanslag’
klassieker van Harry Mulisch in bewerking van
Léon van der Sanden
variërend (19,50 t/m 28,50)
‘Opening gCS’ met als openingstentoonstelling
‘Cultural Speech’
nog onbekend
‘CrossLab: Data Design’ hoe esthetiek en vorm de interpretatie en betekenis van data beinvloeden €7 (studenten €2,50)
‘Best of IDFA’ een selectie van de beste films van het afgelopen
festival
€25
‘Het taoïsme als breekijzer in de
Nederlandse letteren’
Met A.L. Snijders, Tonnus Oosterhoff e.a.
€7 (studenten €5)Virtueel Museum Zuidas
20h30 Perdu
4 april
08 nov.
21 april
18 april
15 april
17h gCS
20h DeLaMar Theater
Foam Fotografiemuseum
Studio K
‘Dana Lixenberg – Set Amsterdam’
Amsterdam vastgelegd als ware het een filmset
€8 (studenten €5,50)
Utrecht
De Balie
22h
Kriterion
20h De Unie R’dam
‘Cities2Cities’
nieuw internationaal literatuurfestival dat elk jaar de
stad Utrecht verbindt met twee andere literaire steden
variërend, passe partout/dag €12,50
‘De /K van Comedy’
Comedy in de breedste zin van het woord
Gratis
09 april _21 april
13 april _23 april
18 april _20 april
09 april _10 april
34
12h17h
25 maart _05 juni
20 maart _10 april
fill in
‘Sartre zegt sorry’
een Boeddhist met zelfhaat en een
existentialist met spijt
€14
‘Actie Lab door Club Interbellum’
vol performances, muziek, werkplaatsen,
beeldende kunst en lezingen
€12,50
‘Libris Literatuur Prijs’
prijsuitreiking
‘Het Pantheon’
Nederlandse en Vlaamse schrijvers vanaf de
middeleeuwen tot heden
€7,50 (studenten €6), 2 tentoonst.
‘Een literaire roadtrip’
reis langs de honderd schrijvers die de literatuur
van de Lage Landen bepaald hebben
€7,50 (studenten €6), 2 tentoonst.
05 mei
09 mei
vast
t/m 14 aug.
26 april _14 mei 21h Theater Frascati
20h Paradiso
20h Amstel hotel
Letterkundig museum DH
Letterkundig museum DH
35
aansluitend
Cursussen Theater / Muziek / Dans
Beeldend / Fotografie / Literatuur
Audiovisueel Avondprogramma CREA Debat / Plug & Play / Open
Podium / CREAtions / CREA
Klassiek Ondersteuning voor studenten CREA Fonds /
Studioverhuur / Studenten-
centrum / Festivals
www.crea.uva.nl
Cultureel studentencentrum UvA en HvA
Voor reacties, bijdrages en vragenschrijf: [email protected]
Voor meer infobezoek: www.slangbytes.nl:
36
- Webredacteurs- Vormgevers
- Sponsors
ATHENAEUMBOEKHANDEL
WWW.ATHENAEUM.NL
A B
Spui 14-16, AmsterdamGedempte Oude Gracht 70, Haarlem
Zie dag en nacht: www.athenaeum.nl
S LANG is op zoek naar:
37
Businesskaartje
Call for PoetryCall for ProseCall for More
38
S LANG
S LANG
S LANG
S LANG S LANG
Call for PoetryCall for ProseCall for More
VOLUME 2, April 2011
SLANG MAGAZINE/BYTES
S LANG