SLANG Magazine#2 - Amsterdam

46
VOLUME 2, April 2011 SLANG MAGAZINE/BYTES S LANG

description

Bekijk hier de tweede editie van SLANG Magazine, met het thema Amsterdam. Met teksten van o.a. Frank Keizer, Daan Doesborgh, Nina Weijers, Saskia Buddelmeijer. Interview met Laser 3.14. Vormgeving: Stephanie Delbecque.

Transcript of SLANG Magazine#2 - Amsterdam

Page 1: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

VOLUME 2, April 2011

SLANG MAGAZINE/BYTES

S LANG

Page 2: SLANG Magazine#2 - Amsterdam
Page 3: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

START SN(E)AKING AROUND

-3

S LANGWaar staat voor?

S LANGWaar slaat op?

S LANGWaar baat voor?

vertegenwoordigt een jong platform waar literatuur, actualiteit en

vorm elkaar ontmoeten. Als overkoepelend initiatief staat zowel voor

Magazine, als voor Bytes, de digitale huisvesting.

S LANG

S LANG

S LANG

S LANG

S LANGS LANG

S LANG

S LANGS LANG

duidt zowel het vakspecifieke taalgebruik van kunstenaars en

filosofen aan, als de wellicht beter bekende definitie van straattaal.

Een dubbelzinnigheid die graag in de hand werkt.

ontdoet literatuur van zijn krappe, stoffige hoes en legt zijn brede

invulling bloot: vorm is literatuur, film is literatuur, interactie is literatuur.

Magazine beschouwt print als beleving en steekt kwalitatieve inhoud

in een experimenteel jasje. Bytes legt de nadruk op beweeglijkheid en

schenkt aandacht aan interactiviteit, bewegend beeld en discussie.

{ }S LANG

Page 4: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

D EN KB IL D

E SS AY

Het Ritme van de Stad

Ne Znakomka

Twaalf thesen tegen literaire avonden

Frank Keizer

COL UMN

QUOTES

MIEKE BAL e.d.

Marianne Mann en Simone van Saarloos

AMsterdam, literaire stad Anne Hampe

1

1

24

10

INHOUD

- 2

Page 5: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

Louis Couperus

Saskia Buddelmeijer

Poetry Slam / p.2

Jing Hiah en Simone van Saarloos

Laser 3.14 / p.16

Amber Mitchell

Graftdijk

Daan Doesborgh

Loop

Martijn Teerlinck

Hopper / p.5

Niña Weijers

Het uitzicht van Nescio / p.12

Sake van der Wall

Hoop in koude tijden / p.21

Sterre van Rossem

gevallen voetstukken / p.28

Amber Mitchell

2

305

3432

8

POË ZI E

I N TERV I EW

RECENS I E

P RO ZA

AGE NDA

Piet Gerbrandy

Anne Hampe

V RA GE N?

-1

Page 6: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

0

C OL OF ON

Onder leiding van: Stephanie Delbecque, Lisa de Grunt, Saskia Buddelmeijer Secretaris: Jing Hiah Penningmeester: Ellen Swart Eindredactie: Lisa de Grunt, Fleur Beyers PR/promotie: Charlotte de Vries, Jasmijn Zondervan Acquirerend redacteur: Anne Hampe

Redactie: Lara Hannawi, Jan de Graaf, Ellen Swart, Jasmijn Zondervan Thomas van Grol Vormgeving: Stephanie Delbecque Fondswerver: Saskia Buddelmeijer Webdesign: Thomas Langbroek Audiovisueel: Jelle Stroo Met dank aan: Shelley Swinnen, Simonne van Saarloos Asva, ALPHA

Page 7: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

C OL UMN

Uiteraard creëert de sfeer van de

binnenstad met haar grachten, bruggetjes en

paaltjes een inspirerend decor voor proza en

poëzie, voor personages om in rond te dwa-

len, gedachten te denken en levens te leiden.

Maar wat maakt Amsterdam tot

een literaire stad?

Allereerst vormt Amsterdam hét

canvas bij uitstek voor de poëtische tags van

Laser 3.14, die ons een exclusief inkijkje

gaf in de motivaties en gedachten van deze

bekende onbekende. De meeslepende wed-

strijd Poetry Slam 2010 eindigde met een

gedeelde eerste plaats: Daan Doesborgh en

Martijn Teerlinck – twee Amsterdammers

die met een gesprek aangingen. Wo-

nen in het huis van Nescio heeft Sake van der

Wall nieuw inkt doen vloeien en het proza

van debutanten Niña Weijers en Sterre van

Rossem is ondergedompeld in het Amster-

damse.

De verscheidenheid bevestigt: de

(literaire) stad (Amsterdam) laat zich niet

vangen in feiten; zij is de vrucht van een

voortdurende wisselwerking tussen de le-

zende geest en het onbeschreven steen.

Het literaire van Amsterdam is daarom

vluchtig, veranderlijk en verassend intiem.

1

SlangSterdam

S LANG

‘Amsterdam is niet literair omdat je tot voor kort Harry Mulisch nogal eens in de Leidsestraat tegenkwam. Ook niet vanwege de

herkenbare Amsterdamse locaties in literatuur, van Carmiggelt of andere schrijvers. Dat realistisch lezen, daar schiet je niets mee op.

De literaire evenementen, lezingen, bijeenkomsten, tentoonstellingen: daar doet de stad iets met zijn literaire erfgoed. Mooier

vind ik het nog, als je tijdens het rondfietsen flitsen van zinnen, vergelijkingen of beschrijvingen in je op voelt komen. In die zin is

elke Amsterdammer een schrijver. De stad als stimulans en inspiratie om literair te denken, te mijmeren, te formuleren.’

- Cultuurcriticus en -theoreticus

Mieke Bal

{ Anne Hampe }

Page 8: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

I N TERVIEW

SLAM

MARTIJN

TEERLINCK

DAAN DOESBORGH

versus

SLAM

poetry

In december stonden Daan Doesborgh en

Martijn Teerlinck, de twee jonge Amster-

damse dichters, tegenover elkaar in de

fnale van het Nederlands Kampioenschap

Poetry Slam. Een SLAM (een poëzieslag) is

een literaire sport waarin twee dichters met

elkaar de strijd aangaan in het voordragen

van gedichten. De strijd verliep nek aan nek

en eenmaal in de finale wisten Martijn en

Daan elkaar nog steeds niet onder de tafel

te slammen. De finale eindigde dan ook, bij

hoge uitzondering, in gelijkspel. Onder het

genot van thee en cognac praten we met Mar-

tijn en Daan over hun poëtica, het bestaan

als dichter en hun liefde voor Amsterdam.

De finale van het NK Poetry Slam zorg-

de dit jaar voor veel ophef. In plaats

van een finale uitslag met één win-

naar mochten jullie beiden naar huis met

de hoofdprijs. Hoe vonden jullie dat?

Martijn: ‘Er was nooit eerder zo een klein

verschil in de einduitslag. Voor de organisa-

tie was de situatie dus ook nieuw. We hoefden

de prijs niet te delen, dus dit was waarschijn-

lijk wel de meest bevredigende oplossing.’

Hoe belangrijk is het om te winnen?

M: ‘Het bevestigt je talent. Maar je moet niet

vergeten dat het twee totaal gescheiden werel-

den zijn, het voordragen en het geschreven

woord.’

Daan: ‘Als je vaak verliest is winnen natuur-

lijk belangrijk, maar wanneer je vaak wint is

het juist interessant om ook eens te horen dat

iemand je ongelooflijk kut vond. Op een ge-

geven moment weet je wat je goed doet. Je kent

je eigen trucje. Juist dat wat je fout of min-

der goed doet, moet je van anderen horen.’

2

Page 9: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

SLAM

SLAM

poetry

Hoe kiezen jullie welke gedichten je voor-

draagt bij een Slam?

M:‘Het geeft voldoening om je meest onge-

schikte gedicht uit te kiezen. Wanneer je een

‘moeilijk’ gedicht over weet te brengen op

het publiek, is het alsof je een muziekcon-

cert speelt waarin jij het publiek als het ware

dirigeert. Een instrument dat je bespeelt en

waarover je totale controle hebt.’

D: ‘Zeker, als je in de zone zit heb je volledi-

ge controle. Maar je merkt het ook wanneer

het niet goed gaat, wanneer het publiek haar

concentratie verliest – je voelt het publiek

heel precies aan vanaf het podium.’

M: ‘Poetry Slam is echt een specifieke vorm

van voordracht. Je moet erin groeien.’

D: ‘Als je het eenmaal kunt, is er geen lol

meer aan. Dat is ook de reden waarom zoveel

dichters vertrekken uit de Slam.’

M: ‘Je moet er bovendien niet al te veel tijd

aan kwijt zijn, een dichter moet zich kunnen

vervelen. Je moet een situatie laten ontstaan

waarbij je je kunt laten verrassen door onver-

wachte vondsten en dichterlijke ingevingen.

Dit betekent dat je op een dag zo min mogelijk

belangrijke dingen moet plannen, gewoon zo

min mogelijk moet doen – dat is een vrijheid

die je nodig hebt om goed te kunnen dichten.’

Zijn er bepaalde dichters die invloed op

jullie poëzie hebben gehad?

D: ‘Ik denk dat dit voor ons beiden geldt:

Lucebert.’

M: ‘Ja, Lucebert zeker, maar ook bijvoor-

beeld Leonard Nolens. Al is het alleen maar

om het leven dat Nolens heeft gekozen en

niet om de talloze mooie gedichten die hij

heeft geschreven. Zijn leven in kluizenaar-

schap, dat vind ik wel bewonderenswaardig.’

Ambiëren jullie ook een dergelijk

kluizenaarsbestaan?

M: ‘Het ligt er denk ik aan wat je poëzieopvat-

ting is. Als je poëzie wilt ademen, moet je soms

wel kiezen voor een geïsoleerd bestaan.’

D: ‘Poëzie is een logisch onderdeel van een

levensstijl. Iemand zoals Charles Bukowski is

daar een voorbeeld van. Dat is ook iemand

wiens poëzie of proza een onvermijdelijk on-

derdeel van zijn levensstijl was, en andersom.

Dat is hoe het hoort: overeenkomst tussen je

schrijversleven en je werk.’

M: ‘Tegelijkertijd moet een gedicht ook op

zichzelf blijven staan. Ik lees tegenwoordig

veel van Jacques Derrida en zijn opvatting

over tijd en data. De datum is aanwezig in een

gedicht. Tijd en context beïnvloeden de dich-

ter en zijn werk. Het is belangrijk dat deze

spanning tussen contextuele inbedding en de

autonomie van het gedicht blijft bestaan.’

Is Poetry Slam dan geen uiterste in het

kluizenaarsleven van een dichter?

D: ‘Deze discussie, tussen poëzie als

bezinning en poëzie als performance, zie

je ook terugkomen in onze slam. Martijn

wordt beschouwd als de belichaming van de

pure poëet wanneer het om de inhoud gaat.

Ik word gereduceerd tot showman bij wie het

alleen om de performance gaat. Deze manier

van denken in opposities doet ons allebei geen

recht. We hebben natuurlijk een eigen stijl,

maar poëzie is het begin- en uitgangspunt.’

3

Page 10: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

Toevallig komen jullie beiden uit

Amsterdam. Wordt de beste poëzie in

Amsterdam geschreven?

D: ‘De literaire wereld is in Amsterdam

eerder een toeristisch fenomeen. Veel

Amsterdammers hebben waarschijnlijk

Gerrit Komrij, Harry Mulisch of Midas

Dekkers wel eens op het Spui zien lopen.

Het publieke literaire leven speelt zich hier

{ Jing Hiah en Simone van Saarloos }

‘Talloze literaire grootheden, schrijvers en personages zwerven en zweven nog door de straten van Amsterdam. Welke

Nederlandse schrijver kan door deze stad lopen zonder aan Simon Carmiggelt en Martin Bril te denken? Wie kan door

de Pijp lopen zonder te denken aan Albert Egberts? Wie denkt bij de Ruysdaelkade niet aan Joost Zwagermans Vals

Licht? Wie denkt er niet even aan Frits van Egters wanneer hij op een winderige doordeweekse avond over een donkere

gracht loopt? Daarom ben ik naar Amsterdam gekomen: om schrijver te worden tussen schrijvers.’

- Dichter en schrijver

af, maar dat hoeft niet per se te garanderen

dat de meest geweldige gedichten ook hier

zijn geschreven.’

M: ‘Integendeel, juist diegenen die zich heb-

ben onttrokken aan dit literair toerisme, of

er boven stonden, hebben de grootse gedich-

ten geschreven…’

Amsterdam, een literaire stad ?

4

Michiel van Rooij

‘Kan een stad wel literair zijn? Er worden schrijvers in Amsterdam geboren, maar waar niet? Er zijn veel uitgeverijen in

Amsterdam, maar het letterkundig museum zit in Den Haag. Amsterdam wordt in boeken beschreven, maar Maastricht

en Groningen ook.

Doet de vraag er eigenlijk wel toe? Is het beter wonen in een literaire stad? Spreekt men er mooier Nederlands? Vast niet.

Ik heb thuis een literaire bank, daar lees ik mijn boeken. En in mijn hoofd wonen de mooiste citaten.’

-Hoofdredacteur Non-Fictie Uitgeverij J.M. Meulenhoff

Thijs Bartels

Page 11: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

~5~

PR OZ A

Nu klinkt de deurbel. De deurbel gaat nooit zonder dat je van tevoren bezoek verwacht, behalve bij pakketjes. Maar je hebt niets besteld en het is te laat voor pakketjes.

Je loopt de trap af en opent de deur. Voor je staat een man, een grote man met grijze haren en een blouse over een blouse. Je kent deze man ergens van, denk je, en op hetzelfde moment zie je dat het je buurman is. Je buurman die Kees heet en een kapsalon onder zijn huis heeft die Kees heet. Kees Bregman, mannenkapper. Heel soms kruisen jullie elkaar bij jullie voor-deuren. Kees zegt dan ‘Alles goed.’ als constatering. Voor de rest zie je hem alleen achter de ramen van zijn kapsalon, knip-pend aan mannenhoofden. Het doet je altijd denken aan dat ene schilderij van Hopper, zonder dat je precies weet waarom.

Het is de eerste keer dat hij bij je aanbelt, de eerste keer in drie jaar tijd. Je ziet voor je hoe hij in zijn blouse de trap is afgedaald, zijn voordeur opendeed, naar buiten stapte, bij jou aanbelde. Een identieke bel en een identieke deur in hetzelfde gebouw, alsof hij per ongeluk bij zichzelf aanbelde. Je ziet dit voor je en denkt: wij zijn allemaal poppetjes van Playmobil. ‘Goede avond’, zegt Kees, ‘sorry dat ik stoor’. ‘Geen probleem’, zeg je, en ondertussen denk je aan Kees in je huis, in je woonkamer, in je slaapkamer, op de rand van je bed. Overal tegelijk, als tientallen Kezen. ‘Mag ik even binnenkomen?’ zegt Kees.

Hopper

5

Page 12: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

~6~

‘Ja hoor’, zeg je, ‘kom binnen.’ Je opent de deur nu helemaal, om Kees in je huis te laten. Hij loopt achter je aan de trap op en je weet dat hij nu van onderaf ziet hoe je billen zich bewegen als ze ergens tegenop klimmen. Het volgende moment zit hij op je bank. De buurman op je bank. Kees Bregman, mannenkapper. Je loopt naar de keuken om thee te zetten. Voor hem, voor jullie. Je legt een hand op de waterkoker en sluit even je ogen. Je hoopt dat Kees is verdwenen als je ze weer opent.

‘Mooie bank’, zegt Kees, als je de woonkamer weer binnenkomt. Hij zit erop en hij klopt erop alsof de bank een paard is dat hij nu berijdt. Wat je zegt is: ‘Marktplaats’. Dan laat je een stilte vallen, want het is tijd dat Kees vertelt waar-om hij is gekomen. ‘Ik ben gekomen om iets met je te overleggen’, zegt hij. Hij neemt een slok van zijn thee. Dan begint hij te praten. ‘Ik wilde vragen of je interesse zou hebben in een glazenwasser, ééns per kwartaal. Die dan mijn en jouw ruiten wast, want je kunt niet overal zelf bij, je kunt nooit bij ál je ruiten. En een glazenwas-ser kan overal bij. Ik vind dat geen gezicht, van die smerige ruiten. Ook voor mijn klanten is dat geen gezicht. Je kijkt toch naar het hele geheel. Dus wilde ik je vragen of jij dan ook meteen jouw ruiten gedaan wil hebben.’ Je buurman vindt dat je smerige ramen hebt. Hij wil zijn en jouw huis met elkaar verbinden door een glazenwasser. Hij wil dat het een heel geheel is. Je zegt: ‘Dat lijkt me prima’.

6

Page 13: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

Het gezicht van Kees licht op. ‘Het kost maar een paar tientjes per jaar. Ik betaal het groot-ste deel, dat lijkt me fair, met mijn kapsalon’, zegt Kees. Dan pauzeert hij even, alsof hij een berekening maakt. ‘Als jij nou jaarlijks 35 euro naar mij overmaakt. Heb je pen en papier, dan geef ik je gelijk mijn rekeningnummer.’ Je geeft hem pen en papier. Het papier is een folder van het buurtcentrum. Ze bieden een cursus website-ontwerpen aan. Terwijl Kees zijn naam en rekeningnummer in de rand krab-belt zie jij jezelf, later op de avond, met je laptop op je schoot. Je ziet hoe je de naam van je buurman intypt, zijn rekening-nummer, en ‘jaarlijks’ bij frequentie. Je hoopt dat je altijd weg bent wanneer de glazenwasser er is. ‘Nou’, zegt Kees, ‘dat is dan snel geregeld’ en hij overhandigt je de folder. Het is al geregeld. Het is al geregeld en zijn kop thee is nog meer dan half vol. Dit betekent dat je nu een gevangene in je eigen huis geworden bent, een gevangene van de buurman. Tot de thee op is gaat hij gesprekken willen, en er is niets dat hem tegenhoudt. ‘Dan ga ik maar weer eens op huis aan’, zegt Kees. Hij neemt een grote slok van zijn thee, veel te groot voor zulke hete thee. Hij staat op en jij staat op en dan strek je je hand uit, zonder dat je wist dat je dat ging doen. Kees schudt hem stevig. ‘Ok.’ zeg jij. ‘Ok.’ zegt hij. Wanneer hij de trap afdaalt kijk je hoe zijn billen zich bewe-gen, totdat je alleen nog zijn schouders ziet, de achterkant van zijn hoofd en dan niets meer.

~7~

7

~ Niña Weijers ~

Page 14: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

PIET

GERBRANDY

1 7

0 9

1 9 5 8

V RA GE N?

Wie is uw held/heldin in de wereld van de

literatuur (en waarom)?

Ik geloof dat ik niks kan met het woord

‘held’.

Hoe bent u in de literatuurwereld verzeild

geraakt en wat wilde u ermee doen?

Ik ben vanaf het moment dat ik kon lezen een

hartstochtelijk lezer geweest, en ben ook als

puber al verslingerd geraakt aan poëzie en

filosofie. Vervolgens ben ik gedichten gaan

schrijven en een studie gaan volgen die me

een goede basis leek voor een aan de letteren

gewijd bestaan. Het duurde lang voor ik mijn

stijl als dichter en criticus gevonden had:

mijn eerste bundel verscheen pas toen ik 38

was, en ik was ook de 30 al gepasseerd voor ik

essays kon schrijven waar echt iets in stond.

Maar ik heb mijn werk als leraar Grieks en

Latijn ook altijd als letterkundige arbeid op-

gevat.

Wat betekent literatuur voor u?

Het gaat niet om de literatuur, het gaat om

het leven. Het is al een hele opgave dit be-

staan tot een goed einde te brengen, en mis-

schien kan literatuur ons helpen iets meer

te begrijpen van wie wij zijn en wat wij hier

doen. Ik zie literatuur dus zeker niet als het

belangrijkste wat er is. En ik geloof ook dat

het in de meeste gevallen niet goed is je met

niets anders dan literatuur bezig te houden.

Dichters die alleen maar dichten worden

navelstaarders. Ik heb dan ook nooit full-

time literator willen zijn. Je moet je realise-

ren dat de relevantie van literatuur beperkt

is, en dat het een enorm privilege is dat er

in onze maatschappij überhaupt faciliteiten

zijn die het mogelijk maken je bezig te hou-

den met zoiets oneconomisch als poëzie.

Maar afgezien van deze voorbehouden speelt

literatuur in mijn leven natuurlijk wel een

belangrijke rol. Ik kan niet meer zonder.

Al snak ik soms naar een vloeibare staat van

taalloosheid. Alleen muziek verlost me van

de taal.

Studie/universiteit: Klassieke Talen en

Vergelijkende Indo-Europese Taalwetenschap

in Leiden

Favoriete jeugdboek: De brief voor de koning –

Tonke Dragt

Favoriete dichter: Homeros

Favoriete prozaschrijver: Samuel Beckett

Favoriete boeken: Mijn favorieten wisselen

al naar gelang mijn stemming, maar naar het

spreekwoordelijke onbewoonde eiland zou

ik, als ik nu moest kiezen, in ieder geval mee-

nemen: • Ilias – Homeros

• Company – Samuel Beckett

• Carmina (lyrische gedichten) –

Horatius

• Die Welt als Wille und Vorstellung –

Schopenhauer

8

{ Anne Hampe }

Page 15: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

Met welke theoretici heeft u de meeste

affiniteit?

Ik beschouw theorie als bijzonder gevaar-

lijk. De meeste theoretici in de literatuur-

wetenschap slagen erin de literatuur zo te

benaderen dat de lust tot lezen je volledig

vergaat. Mijn grootste bezwaar is dat het hen

meestal niet om de literatuur zelf gaat, maar

om de theorie. Ik heb dan ook de meeste

affiniteit met theo-

retici die hun eigen

terrein relativeren,

die op de allereerste

plaats sensitieve le-

zers blijven en zich verre houden van bloe-

deloze systeemdwang. Ik houd wel van het

werk van Jonathan Culler, Terry Eagleton

en Marjorie Perloff.

Wat is uw onderzoeksveld en waarom?

Had ik maar een onderzoeksveld! Ik schrijf

essays over de meest uiteenlopende on-

derwerpen – ik ben dus een generalist pur

sang. Het is me na al die jaren nog niet ge-

lukt ergens een expert in te worden, dus dat

zal ook wel niet meer gebeuren. Ik houd me

bezig met de nieuwste poëzie in ons eigen

taalgebied, met poëzie en essayistiek tus-

sen 1770 en 1840, met Latijnse literatuur

in de twaalfde en dertiende eeuw, met de

Late Oudheid en met retorica. Maar nu is

er ook weer een plan om een geschiedenis

van de Griekse literatuur van de Oudheid

te schrijven...

Wat zijn uw motivaties als docent?

Er is maar één ding dat ertoe doet: harts-

tocht voor je vak.

Wat maakt Amsterdam tot een literaire

stad?

Amsterdam is het Mekka van de Nederlandse

literatuur, en dat is precies de reden waarom

je er als literator niet te vaak moet komen.

Met een gerichte bedevaart op zijn tijd, voor

een glas bier met je uitgever bijvoorbeeld, is

weinig mis. Maar als je niet uitkijkt raak je on-

vermijdelijk ingekapseld in een literaire in-

crowd die benauwender

is dan de meest benepen

vinexwijk. Natuurlijk,

er bestaat geen mooier

podium voor poëzie en

andere vormen van spannende literatuur dan

Perdu en De Balie biedt gelegenheid voor

prachtige manifestaties. Desondanks kun je,

als je zelf nog aan schrijven wilt toekomen,

ook die oorden beter mijden. Dat geldt zeker

voor een criticus, die zijn slachtoffers niet al

te goed moet kennen: voor je het weet raak

je te zeer gesteld op iemand wiens werk je de

volgende dag moet slopen. Maar ook de ware

poëzie gedijt niet in de stad. Zij komt voort

uit zee en wind, uit de kringloop der seizoe-

nen, en behoeft stilte om te kunnen rijpen.

Amsterdam prikkelt en stimuleert, maar mat

ook af. Daarom ben ik hier liever een passant

dan een ingezetene.

Welk historisch figuur vormt het mooiste

literaire personage?

Omdat ik eerder een poëzielezer ben dan een

romanlezer, gaat het mij bij literatuur – ook

bij proza – niet om de personages, maar om de

stijl, het ritme van de zinnen, de toon, kort-

om de muziek van de tekst. Het personage is

hoogstens een vehikel om die taal op te roepen.

9

Amsterdam is het Mekka van de

Nederlandse literatuur, en dat is precies

de reden waarom je er als literator niet te

vaak moet komen.

Page 16: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

“Dertien thesen tegen literaire avonden” varieert op de “Dertien thesen tegen snobs” uit

‘Einbahnstraße’ van Walter Benjamin. ‘Einbahnstraße’ is een collectie geschriften die wel als

Denkbilder betiteld worden. Het Denkbild is een vergeten modernistisch (non-)genre van literaire

miniaturen dat, met zijn schijnbaar triviale of irrelevante inhoud, tot kritische kennis wil komen

over praktijken, gewoonten of objecten uit het dagelijks leven. Op 29 oktober herleefde het

denkbeeld in Perdu, waar een keur van dichters, filosofen en wetenschappers was gevraagd een

modern denkbeeld te schrijven.

Het hier gepresenteerde denkbeeld wil vooral onderzoeken wat het betekent om literaire

avonden te maken, en schetst als zodanig een programmeerpoëtica - een die zich echter, geheel in

overeenstemming met het niet fixeerbare karakter van het denkbeeld zelf, niet laat vastleggen.

Het boek is een vrijplaats.

Tijdens het lezen van een boek staat de tijd stil.

Een boek is veeleisend, het lezen een vorm van archeologisch onderzoek.

Het lezen van een boek biedt reflectie.

De lezer dompelt zich onder, verdwijnt.

De lezer heeft een vrije wil.

Het boek is een plaatsbepaling.

Lezen is maatgevoel, structuur ervaren.

Een boek heeft geen concreet publiek.

Het lezen is een methode, de kennis die ze produceert is intuïtief.

Het lezen van een boek veronderstelt finaliteit.

De lezer is een schrijver.

De lezer heeft altijd gelijk.

dertien thesen

D EN KB IL D

I.

II.

III.

IV.

V.

VI.

VII.

VIII.

IX.

X.

XI.

XII.

XIII.

10

{ Frank Keizer }

Page 17: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

tegen literaire avonden

Lezer in het privé-vertrek van de literatuur: ‘Literaire avonden bezoek ik niet.

Ik kan op zo’n avond ook een boek lezen.’

De literaire avond is een gemeenplaats.

De literaire avond is op een tirannieke manier hedendaags.

De literaire avond maakt krassen aan de oppervlakte.

De literaire avond is louter presentatie.

De literaire avond gaat uit van het primaat van aanwezigheid.

De literaire avond is voorgeprogrammeerd.

De literaire avond exploreert een ruimte.

Literaire avonden bieden een ervaring van culturele entropie.

De literaire avond is er voor de menigte.

De literaire avond is een instrument, de kennis die het produceert is speculatief.

De literaire avond maakt tot in het oneindige aanstalten.

De bezoeker van de literaire avond is een luisteraar.

De literaire avond geeft niemand gelijk.

11

Page 18: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

PR OZ A

WONEN inhet huis van

Als ik mijn huis uit kom, zie ik een groepje oudere heren en

dames midden op straat staan en omhoog wijzen. Een paar van

hen heeft een boekje in hun handen. Ik doe de deur achter me

dicht en wil op mijn fiets stappen. Dan komt één van de heren

naar me toe.

‘Weet u dat Nescio in dit huis heeft gew….’

Hij maakt zijn zin niet af omdat een vrouw die achter

hem staat hem onderbreekt: ‘Val die jongen hier niet mee

lastig.’

Ik zeg dat ik weet dat Nescio hier heeft gewoond, en

dat ze me daar helemaal niet mee lastig vallen. Er komen wel

vaker groepen wandelaars langs om het huis van Nescio te

bekijken.

Dit gebeurde ergens eind vorige, begin deze eeuw.

Ik studeerde nog maar pas, en het boekje met de titel Is U

Amsterdammer? Ja, Goddank. was ook net uitgekomen. Hierin

wordt een literaire wandeling door het Amsterdam van Nescio

beschreven.

Behalve langs de Sarphatistraat en het Oosterpark,

waar de Titaantjes hun hangplek hadden, voert de wandeling

langs het huis aan de kade waar ik opgroeide en inmiddels

weer woon. Nescio ging hier op 8 februari 1906 wonen, kort na

zijn huwelijk. In de anderhalf jaar dat hij er zou blijven, werd

hij voor het eerst vader en publiceerde hij zijn eerste artikelen

in Pionier, het blad van de Vereeniging van Gemeenschappelijk

Grondbezit.

12

~12~

Page 19: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

Mijn ouders wisten al lang voor de publicatie van het

wandelboekje dat Nescio in ons huis had gewoond en zij vertelden

het me voordat ik Nescio had gelezen of zelfs maar wist wie hij

was.

Ze creëerden een kleine cultus rond de schrijver. Mijn

vader zei altijd wel dat Nescio er maar een paar maanden had

gewoond, dat hij langer op andere plekken in Amsterdam had

gewoond en dat hij bovendien op die andere plekken belangrijker

werk had geleverd, maar ondertussen kocht hij wel iedere nieuwe

uitgave van zijn werk: Het verzameld werk, geïllustreerde versies

van zijn novelles en het Natuurdagboek. De boeken stonden op een

prominente plaats in de boekenkast.

Mijn moeder maakte een kaart met een afbeelding van ons

huis en daaronder een kort fragment uit de eerste versie van de

Titaantjes waarin Nescio het uitzicht vanuit het huis beschreef:

In den stad zaten wij boven, maar het was aan den kant, er was

een vaart voor het huis en aan den overkant was het weiland.

Achter ’t huis was de stad en het lamplicht in vele vensters, maar

dat zagen wij niet, want wij zaten voor en keken over ’t land,

waar het laatste licht de hooge lucht verliet; over de aarde was

’t reeds donker.

Af en toe kwam de vraag op waar Nescio in het huis

had gewoond. Het huis telt vier verdiepingen waarop vroeger

waarschijnlijk evenveel families huisden. Uit de beschrijving van

het uitzicht kunnen we opmaken dat hij ‘boven’ en ‘voor’ heeft

gewoond. Ik heb in zijn werk geen verdere aanwijzingen kunnen

vinden.

13

~13~

Page 20: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

Mijn vader ging er gemakshalve vanuit dat Nescio op de

tweede verdieping woonde, omdat dat de mooiste kamer was.

Maar hij kan net zo goed een etage hoger hebben gewoond.

Toen ik zelf Nescio ging lezen, kende ik de beschrijving

van het uitzicht nog niet. Wat me vooral trof in Titaantjes waren

de beschrijvingen van de tochten van de aardige jongens over

de Ringdijk. Tegenwoordig is deze dijk, tegenover mijn huis,

vooral een hondenuitlaatplaats midden in stadsdeel Oost,

maar honderd jaar geleden eindigde daar de stad en stonden

er koeien te grazen die de jongens in de ogen keken.

Ik woon nog steeds in het huis van Nescio (mijn ouders

zijn allebei overleden) en heb mijn schrijf- en studeerkamer

ingericht op de tweede verdieping, de plek waar volgens mijn

vader Nescio werkte. In honderd jaar is veel veranderd. Een

kleine impressie:

Ik woonde boven, aan de rand van een oude-stadswijk,

er was water voor mijn huis en aan de overkant was een

andere wijk. De stad omringde het huis met zijn lamplicht

in vele vensters. Als het laatste licht de hooge lucht verliet,

zag ik dat ze zich uitstrekten tot achter de horizon. Op

aarde werd het nooit meer donker.

~ Sake van der Wall ~

14

~14~

Page 21: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

QUOTES

‘“Amsterdam, die grote stad is gebouwd op palen.” zingt het liedje. Op palen ja, maar misschien nog meer op

verhalen, laag op laag.

Vrije geesten stichtten de stad op een modderig plekje in de rivier de Amstel. Precies daar waar de stad nu zijn

gelaagdheid laat zien in de bouwputten van de metrolijn. Als een omgekeerde kathedraal van verhalen, met aan

de onderkant het kraaiennest. Daaronder het ruisen van het riet langs de Amstel tijdens lang vervlogen tijden.

Joost van den Vondel woonde in de Warmoesstraat. Op de plek waar de stad geboren werd.

Sint Nicolaas is de beschermheilige van Amsterdam. Een priester geeft een stervende man de laatste hostie, die

al uitbrakend het lichaam van Jezus tevoorschijn tovert.

’s Winters, op de bevroren Vinkeleskade schaatst Karel van het Reve. Op houten schaatsen. Een flonkering

schiet van het ijs.’- Filosoof in wording

‘Zijn verleden, zijn uitgevers, zijn schrijvers, zijn praathuizen, zijn fysiek, zijn tolerantie, zijn uitnodiging tot

creativiteit; het zijn evenzoveel aantrekkelijkheden die Amsterdam maken tot literaire stad.’

- Voormalig burgemeester van Amsterdam

‘Al wie in Nederland woont en enige literaire pretenties heeft, laat zich verlokken door de lichtjes van het

Leidseplein. Van boekhandel Scheltema, zowel als van de literaire cafés waarin op de vuist kan worden

gegaan naar aanleiding van discussies over literatuur. Literaire cafés zijn belangrijk. Op de vuist gaan, maar

ook samen wodka kunnen drinken. Onderschat de alcoholische onderstroom die onder het plaveisel van de

Nederlandse letteren borrelt niet!’

- Samensteller bij de Madiwodovrijdagshow en Creative director at Circus Media

Hanneke Los

Job Cohen

Eric Noomen

15

Amsterdam, een literaire stad ?

thou shalllove good books ratherthan good looks

Page 22: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

16

Page 23: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

[Foto: Catharina Gerritsen]

Een conversatie met kunstenaar en poëet Laser 3.14

over Amsterdam, vergankelijkheid en de afwezigheid

van de maker in zijn werk.

Onder de ogen van de oplettende toe-

schouwer verandert Amsterdam in een

kunstwerk zonder lijst. Vele vormen

van street-art waren rond op de mu-

ren van de stad, zo ook de tags van een

street-artist die hier al jaren aan het

werk is. De ongrijpbaarheid van zijn

teksten, die als verdwaalde filosofie-

en op schuttingen de aandacht trek-

ken, blijft intact door de verganke-

lijkheid die ze uitdragen. Hoewel de

identiteit van deze street-artist voor

het publiek verhuld blijft, is zijn werk

wel te herkennen aan zijn handteke-

ning: Laser 3.14.

Ondergetekende werd uitgenodigd in

zijn woning/atelier om een gesprek te

voeren over zijn werk en inspiraties.

Op de dag van het interview treed ik,

gewapend met zijn boek Are You Reading Me?,

binnen in de met schilderijen, boeken

en langspeelplaten gevulde woonka-

mer van Laser 3.14.

Ik ben er wel Ik ben er niet

17

Page 24: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

I N TERVIEW

ik ben er wel

Je teksten zijn voornamelijk te vinden

in Amsterdam en staan enigszins kritisch

tegenover het huidige maatschappelijke

klimaat in de stad. Welke betekenis heeft

deze stad voor je?

‘Amsterdam is de stad waarin ik ben opge-

groeid. De sfeer die ze tijdens de jaren tach-

tig tot halverwege de jaren negentig ademde

was voor mij een sfeer van vrijheid, unici-

teit en expressie. Er was een grote variatie

in artistieke stijlen te vinden en de stad was

doortrokken van een losbandige sfeer. Door

de jaren heen ben ik me bewust geworden

van een omslag; de maatschappij, vooral in

deze stad, lijkt over-gecontroleerd en truttig

te zijn geworden. Dit heeft ervoor gezorgd

dat ik lange tijd een haat-liefdeverhouding

met Amsterdam had.

Toch heb ik Amsterdam niet opge-

geven; ik ben ervan overtuigd dat het ver-

langen naar vrijheid nog steeds bestaat.

Hoe harder de teugels van een maatschap-

pij worden aangetrokken, hoe meer tegen-

geluiden we zullen horen vanuit deze zelfde

Are You Reading Me? is een gebundelde

collectie van foto’s die voorbijgangers

hebben genomen van de tags die hij

door de jaren heen in Amsterdam heeft

gezet. De in het boek afgebeelde tags

zijn waarschijnlijk al geruime tijd uit

het straatbeeld verdwenen omdat ze

nooit op vaste muren worden gezet en

vaak na een tijdje door de gemeente

worden verwijderd. Misschien dat de

oplettende voorbijganger er daarom

foto’s van blijft nemen, vanuit een

behoefte om de vergankelijkheid

vast te leggen. Blijkbaar heeft men

behoefte aan teksten die zich niet

vanuit een commercieel belang aan

de mens opdringen. Ik kan het ze niet

kwalijk nemen.

18

{ Amber Mitchell }

© Laser 3.14

Page 25: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

maatschappij. Tags hebben de kracht mensen

wakker te schudden en tegelijkertijd goede

herinneringen op te roepen. Als je namelijk

beelden terugziet van de tijd waarin de pun-

kers- en krakersleuzen de stad domineerden,

zie je hoe de energie van die teksten afspatte.

Dit verlangen naar vrijheid probeer ik terug

te vinden met mijn werk. Tegelijkertijd vind

ik dat we vooruit moeten kijken in plaats

van slechts een stap terug in de tijd te doen.

We zitten gevangen in een behoorlijk con-

servatief tijdperk maar dat betekent niet dat

we nu met zijn allen een hedonistische sa-

menleving moeten creëren.

Deze stad is pas in balans als de ver-

houdingen kloppen tussen orde en chaos, en

tussen vrijheid en veiligheid. Mijn haat-lief-

deverhouding met Amsterdam is door de ja-

ren heen wat minder onstuimig geworden: ik

merk dat ik milder ben dan voorheen, hoe-

wel ik nog steeds het voorgenoemde even-

wicht blijf nastreven.’

Wat heeft je, afgezien van je maatschappelijke

visie op de wereld, ertoe aangezet een

artistieke richting in te slaan?

‘Ik denk dat ik mensen wilde uitnodigen in

mijn denkwereld, zonder ze vastomlijnde

ideeën op te dringen. Natuurlijk heb ik per-

soonlijke ideeën over hoe ik de wereld het

liefst zie, en zijn kunst en poëzie katalysators

om deze ideeën tot uiting te brengen. Ik heb

hier dan ook vanuit ideële motivatie voor

gekozen; ik wist van tevoren al dat de kans

minimaal is om met dit beroep stinkend rijk

te worden. Graffiti werd nooit echt geaccep-

teerd door de galerieën, want het ontstaat uit

het niets. Street-art wordt nu wel door veel

buitenlandse musea opgepakt. In Nederland

valt het echter nog tegen, misschien vanwege

het sterke stigma dat om graffiti heen hangt.’

Merk je dat er door de jaren heen bepaalde

veranderingen in je werk zijn opgetreden?

‘Jazeker, vooral wat betreft de balans tus-

sen vorm en inhoud. Vroeger besteedde ik

meer aandacht aan de techniek en de vorm

van deze kunstuiting. Typografie werd een

taal op zich. Daarnaast lag de nadruk vooral

op de al dan niet gecreëerde identiteit van

de maker van een werk. Ik heb daar in mijn

street-art steeds meer afstand van genomen:

het belang van het werk is gaan verschuiven

van visueel naar tekstueel. Als individu sta ik

los van het werk, ook al staat er ‘Laser 3.14’

boven. Die paradox tussen mijn aanwezig-

heid en afwezigheid heb ik bewust opgeroe-

pen: het werk is door mij gemaakt maar tege-

lijkertijd is de betekenis van de teksten niet

alleen aan mij voorbehouden. Ik ga echt niet

het gras voor de voeten van de toeschouwer

wegmaaien.’

ik ben er niet

19

Page 26: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

De tags die voorbijgangers te zien

krijgen zijn op constructieschuttingen

en bouwplaatsen geschreven, waardoor je

tags altijd van tijdelijke aard zijn. Heb je

hier vanuit praktische overwegingen voor

gekozen of zit er een filosofie achter?

‘Het is interessant om te zien hoe je kunt

spelen met de notie van vergankelijkheid.

Vanwege deze aanpak blijft de ene tag name-

lijk langer in de stad hangen dan de andere.

Het is dus niet zozeer vanuit praktisch oog-

punt - in principe ben je al strafbaar zodra

je met een graffitibus over straat loopt. De

tijdelijke aard staat symbool voor het idee dat

alles tijdelijk is.’

Naast politiek en maatschappijkritiek

vinden we ook religieuze thema’s terug in je

werk. Wat zijn de dingen die je bezighouden

en inspireren?

‘In principe werkt alles wat ik lees, zie en hoor

als inspiratie voor mijn beeldende kunst en

teksten. Religie boeit me mateloos. Het fasci-

neert me, maar wekt tegelijkertijd een enor-

me afkeer bij me op. Ik zie vaak dat men reli-

gie als de sleutel naar ultieme verlichting ziet;

dat het bepaalde vormen van handelen recht-

vaardigt en in staat wordt geacht een leegte

op te vullen. Ik denk dat vooral dit laatste

niet mogelijk is. Het lijkt gemakkelijk om een

leegte op te vullen met behulp van één religi-

eus boek. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor

religie; er zijn ook andere middelen die men-

sen gebruiken om zichzelf niet in de ogen te

hoeven kijken: ideologieën, agressie, drugs.

Maar ik word inderdaad niet blij van wat er

mondiaal op religieus gebied aan de hand is.’

Je schildert op doeken, schrijft poëzie en

plaatst teksten in de Amsterdamse straten.

Heb je nog een voorkeur voor een bepaalde

tak van kunst?

‘Naast muziek en film roept ook literatuur

sterke associaties en ideeën bij me op. Ik kan

graphic novels zeer waarderen, vooral de klas-

sieke sciencefiction heeft me altijd geboeid.

Daarnaast lees ik ook andere vormen van li-

teratuur. Charles Bukowski vind ik geweldig,

die man heeft een geniale, niet-geforceerde

humor. William S. Burroughs’ werk vind ik

erg tof. Baudelaire’s Les Fleurs du Mal kan ik

zeer waarderen... Eigenlijk lees ik allerlei

soorten literatuur door elkaar. De eerste po-

ëziebundel die enorme indruk op me maakte

was White Sail van Gilbert Sorrentino.’

Na afloop van het interview pak ik

mijn fiets en rijd ik, in gedachten nog

bij het interview, richting huis. Ik

ontwijk een aantal dronken toeristen

en wacht vervolgens ongeduldig op een

overstekende tram. Opeens valt mijn

blik op een tekst die aan de overkant op

een stuk gaas gespoten is: zwart, zonder

opzichtige letters. Onmiskenbaar het

werk van de man die ik vijf minuten

geleden nog heb gesproken. Did you

feel one with the drops of rain? Pas

wanneer ik de woorden

tot me door heb laten

dringen, besef ik dat het

regent.

Laser 3.14. Are You Reading Me?

Amsterdam: Lebowski Publishers,

2009. ISBN: 9789048801886

20

Page 27: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

PR OZ A

Gatverpielekes, wat heb ik het koud. De wind sjeest om me heen, mensen

sjokken verzwaard door tassen vol cadeaus van de Bijenkorf langs, of

jakkeren gehuld in sjaals en wanten aan me voorbij. Het wordt donker,

de tram klingelt luid. Een onoplettende fietser heeft niet door dat zijn

laatste minuut bijna had geslagen. De trambestuurder zweet peentjes,

schudt een vuist, maar niemand die het ziet behalve ik. Ik zucht. Het

is gestopt met sneeuwen. De lampjes in de kerstboom op de Dam voor

me gaan aan. De nieuwe H&M op de hoek van de Nieuwendijk heeft

nog steeds veel klanten, terwijl Madame Tussauds en het Paleis op de

Dam hun deuren sluiten voor de dag. De hele stad is omhuld in wit,

blauw en grijze tinten.

De sneeuw die vandaag en gister is gevallen ligt van boven

statig en wit op me, maar mijn schouders en voeten zijn bedolven

onder het ijs en grijze sneeuwblubber. Ik kan hier absoluut niet tegen.

Bloedchagrijnig word ik hiervan. Het is niet zozeer die kerstsfeer, die

vind ik nog wel aardig voor een paar dagen. Mensen doen gezellig,

blazen met rode wangen hun vingers warm, trakteren elkaar met veel

omhaal op een oliebol en laten grote cadeaus in glimmend papier

pakken. Er heerst iets feestelijks, dat krijg ik ook nog wel mee.

Maar… die jingle die dus de hele tijd uit de Bijenkorf moet

komen… om horendol van te worden! En dan die kerstrock! Ik sta

hier sinds 1956 en ik hoor ieder jaar hetzelfde! En die paar nieuwe

liedjes zijn zeker geen verbetering, laat ik je dat wel zeggen. Ook de

idiotie dat ieder excuus wordt aangegrepen om nog maar extra energie

te verspillen in naam der gezelligheid. Al die lichten! Waar is dat voor

Hoop in koude tijden

HERINNERING AAN DE WINTER

21

Page 28: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

nodig? Ik hul me toch ook niet in knipperende neonlichten, plastic

engelengezichten of glimmende rode en groene kerstsnoeren? Wens

ik daardoor de wereld minder vrede toe? Dacht het niet. Betekent dat

dan dat ik niet in hoop en liefde geloof voor het komend jaar? Dacht

het ook niet. Integendeel. Wat is er mis met een sobere en oprechte

contemplatie van het afgelopen jaar en oprechte voornemens voor het

komende?

Ik ben niet meer van mijn tijd vrees ik.

Het irriteert me tegenwoordig allemaal des te meer omdat het me niet

lukt rustig weg te zakken in een winterdroom. Meestal gaat dat vrij

vanzelf, dan denk ik aan de lente, aan mei. Dat zijn mijn hoogtijdagen,

dan sta ik er wit en stralend bij, fier en trots, neus in de wolken, voet in

de grond. Dan sta ik gewichtig en vol mededogen te blaken in de zon. Op

de treden rond mijn zogezegde troon liggen verliefde stellen en frisse

toeristen worden maar wat graag met mij op een kiekje vastgelegd.

Maar dan nu. ’s Nachts word ik wakker van de strompelende studenten

die ondanks de kou in half open overhemden en gescheurde jasjes,

stinkend naar drank en straal bezopen, uit de sociëteit rollen. Flink

wat kotsende jongeheren heb ik moeten aanschouwen op mijn keurige

stoepje. Mijn mooie, half gebogen muurtje heeft al ettelijke pisstralen

moeten doorstaan. Niet alleen van corpsballen, dat moet gezegd, menig

hond heft ook zijn poot terwijl het baasje doet alsof diens neus bloedt!

Heus!

Maar als de zon weer schijnt, de vogels zacht zingen en de prille

maand van mei aan haar eerste dagen begint, houdt heel Nederland

van me! Dan word ik opgepoetst en klaargemaakt. Mensen komen op

de Dam zwijgend naar me kijken. De koningin komt zelfs, ieder jaar

22

Page 29: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

weer, en legt dan een van de prachtigste bloemenkransen aan mijn voet. Er

wordt gesalueerd, er wordt een stilte gehouden, iedereen buigt zijn hoofd

en menigeen plengt een traan. Daarna wordt er droevig doch dankbaar naar

me opgekeken en dan straal ik zo goed als ik kan mijn kracht uit en word ik

symbool van herinnering en…hoop!

Maar helaas, tot die tijd deel ik mijn frustratie met de verpieterde

duiven die koerend en ziek aan mijn voet leven. Ik probeer me naar binnen

te keren, wetende dat betere tijden snel aanbreken. Ik negeer de jinglerock

die me van links en rechts bestookt en wacht tot ’s ochtends een van de vele

schoonmakers in oranje hesjes zo goed wil zijn me schoon te spuiten.

Gister was er een meisje dat een tijd aan mijn voet stond en met haar

hoofd in haar nek naar me opkeek. Ze wandelde om me heen, wreef de sneeuw

van de muur en las de tekst hardop voor. De gehaaste menigte leek ze niet

eens op te merken. Zelfs de dwarrelende sneeuw leek haar niet te deren. Ze

las de tekst voor die op mijn buik geschreven staat, in het Latijn, en haalde

toen uit haar tas een enkele roos. Die legde ze aan mijn voet. Het rood van

de roos stak fel af als bloed, tegen het enige witte stukje sneeuw dat er nog

over was. Kwetsbaar en adembenemend mooi lag het daar. Het meisje knikte,

klopte even op mijn marmeren buik, en fluisterde: Blijf naar de sterren kijken.

Tot in mei.

~ Sterre van Rossem ~

23

Page 30: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

17.12.2010 Ik luister aandachtig hoe de trams

hun bellen luiden, terwijl ze als gigantische

blauwwitte duizendpoten achter elkaar aan

kruipen. Hoewel de auto’s normaliter onge-

duldig wachten terwijl de trams passeren, zijn

het nu de trams die onrustig wachten. Het

karakter van de stad is anders vandaag. Auto’s

proberen zich te starten en glijden zachtjes

over het wegdek. Geluiden worden opge-

zwolgen door de sneeuw en de gereflecteerde

zonnestralen confronteren ons plotseling

met een blauwe wereld.

De sneeuw functioneert als een soort Lichtung

en verlicht als een wit tapijt de wereld en zijn

structuren. In plaats van de stad te benevelen,

licht de sneeuw de tijd en het ritme van de

stad op. Er is geen reden meer om op je hor-

loge te kijken, want niets in de stad, of de stad

zelf, weet nog wat de t-eenheid inhoudt. Het is

zinloos om een afspraak in te plannen als de

sneeuw zich voor jouw deur ophoopt.

Het ritme van de stad

De structuur van het dagelijks leven is een

zich continu herhalend patroon. De cycli-

sche en lineaire tijdspannes geven vorm aan

de sociale structuur en omgeving. Lefebvre

overpeinst in zijn verhandeling Rhythmanalysis:

space, time and everyday life de aard van de authen-

tieke ervaring, die hijzelf ervaart als hij van-

uit zijn Parijse appartement de straten en de

binnenplaats overziet.

E SS AY

Het ritme van de stad,

17.12.2010 Amstelveenseweg

What a pityThat the people from the city

Can’t relate to the slower thingsThat the country brings.

(Neil Young, Here we are in the years)

Introductie

City rhythms, roaming the city. ‘stage one: starting up – stage two: slowing down for the turn –

stage three: brutal restart, foot down, top speed, excluding traffic jams…’. Zo beschrijft Lefebvre1

het ritme van Parijs dat hij vanuit zijn raam aanschouwt. Het is echter niet alleen het ritme van

Parijs of van Amsterdam. Het is het ritme van elke stad.

24

Page 31: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

Waar kunnen we deze authentieke ervaring

vinden? En waarin verschilt deze van ons da-

gelijks leven? Lefebvre beweert, in navolging

van Hegel, dat het onbekende in zijn rijkste

gedaante is als het zich in vertrouwde din-

gen manifesteert. Paradoxaal genoeg zijn wij

vaak het verst verwijderd van onze vertrouwde

omgeving. Dit fenomeen wordt geïllustreerd

door de ervaringen van mensen in de vroege

dagen van de fotografie. Zij werden regel-

matig verrast door foto’s van reeds bekende

objecten. Het onverbiddelijke oog van de ca-

mera ving meer dan datgene waar de gebrui-

kers zich bewust van waren.

Welke rijke diepgang kunnen we ontdekken

in onze overbekende omgeving?

Niet lang geleden, op mijn vertrouwde rou-

te van de universiteit naar huis, had ik een

openbaring. Terwijl ik verveeld wachtte tot

het verkeerslicht zijn groene kleur zou aan-

nemen, zag ik plots boven mijn hoofd een

myriade van draden die zich verbonden en

naar voor mij onbekende plaatsen leidden.

Ik verwonderde mij over het feit dat ik mij

hier, gedurende mijn vierjarige verblijf in

de hoofdstad, nooit bewust van was geweest.

Tijdens deze intense, volle ervaring, waarbij

ik mij serieus afvroeg of iemand deze draden

de afgelopen nacht niet stiekem had opgehan-

gen, liet ik al mijn dagelijkse zorgen achter

mij. Op dit moment zag ik geen stroomdra-

den, maar ervoer ik de pure vormen en hun

fysieke realiteit boven mij. Mijn vertrouwde

omgeving kreeg een geheel nieuwe betekenis.

Het bekende heeft de kracht om te verrassen

en om een dialectisch proces in gang te zet-

ten waarin onze omgeving en levensritme een

nieuwe betekenis krijgen.

Een krachtig encounter

Terwijl ik druk in de weer was om mijn

persoonlijke encounter met de draden van

Lefebvre’s essay te verbinden voor mijn

studie Literatuurwetenschap, gebeurde er

iets onverwachts – het begon te sneeuwen.

In het begin was dit een spaak in mijn wiel:

zwervend door de stad

{ Ne Znakomka }

[ Vertaald en ingekort door Lieneke Luit ]

17.12.2010 Amstelveenseweg

17.12.2010 Overtoom

25

Page 32: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

17.12.2010 Elandsgracht

de sneeuw op de stroomdraden was niet

hoe ik mijn encounter herinnerde, of hoe

ik mij mijn foto’s voor had gesteld. Later,

onderweg naar ‘mijn’ draden, besefte ik

me dat de sneeuw niet alleen mijn plannen

gedwarsboomd had, maar eveneens die van

iedereen om me heen. Lopend door de stad

zag ik dat vreemden met elkaar aan de praat

raakten en samen lachten. Auto´s stopten en

gaven elkaar voorrang - ongeacht of zij hier

recht op hadden. En mensen maakten écht

het stoepje voor hun huis schoon. Ondanks

het feit dat iedereen ongetwijfeld te laat zou

komen, maakte niemand hier een probleem

van. De sneeuw veranderde de verhouding van

de mensen tot de stad. De sneeuw verlichtte

de structuur en het hernieuwde ritme van het

dagelijks leven.

Het gevoel van een standaard stadsleven is

weggesijpeld. Het cyclische is het lineaire ge-

worden, en het lineaire het onbekende. Het

eens cyclische ritme van de trams en bussen

wordt gedegradeerd tot een lineaire reis door

de stad. Soms wordt het zelfs een compleet

onvoorspelbaar avontuur; een ontdekkings-

reis in het onbekende. In het park stijgen

nieuwe geluiden op van het ritme van de

voetgangers: schuifelen, pauzeren, stomme-

len en glijden.

‘Rhythms. Rhythms. They reveal and

they hide.’ – Lefebvre. Dat wat eerder bedekt

was door de ritmes, wordt nu verlicht door

het sneeuwtapijt. Maar het verstoorde ritme

is tegen alle verwachtingen in geen obstakel

in de dagelijkse sleur, maar een openbaring.

Het nieuwe ritme geeft de inwoners nieuwe

oren en ogen om de wereld mee te ontdekken.

Het is niet de sneeuw zelf die fascinerend is,

maar de nieuwe, bijna pure manier waarop

dit ons de wereld laat ervaren. Dit moment

van verlichting creëert een nieuw betekenis-

geheel: het sleurt ons weg van onze cognitieve

shorthand en leidt ons naar een meer directe

ervaring. Maar hoe is het mogelijk dat onze

fascinatie met de sneeuw, en de manier waar-

op deze onze levens oplicht, sneller lijkt te

verdwijnen dan de sneeuw wegsmelt?

Alles is verbonden

De tweede fase van de openbaring doet er

niet lang over om zijn aard te tonen. Door de

onverwachtse hapering heeft iedereen de tijd

kunnen nemen om van het uitzicht te genieten

en de wereld in een nieuw perspectief te zien.

26

Page 33: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

1 Lefebrve, Henri. Rhythmanalysis: space, time

and everyday life. Seen from the Window.

Tr. Stuart Elden and Gerald Moore. New

York: Continuum, 2004

2 Merleau-Ponty. Fenomenologie van de

waarneming. Tr. Douwe Tiemersma en Rens

Vlasblom. Amsterdam: Boom, 2009.

Maar zodra dat moment vervlogen is en de

sneeuw van een wit tapijt in een grijsbruine

massa verandert, wordt de aandrang om

terug te grijpen naar de dagelijkse orde

alleen maar sterker.

Een moment te lang in de sneeuw en er

wordt ons duidelijk gemaakt hoe zeer we naar

ritmes verlangen. De vernieuwde manie-

ren van bestaan in de sneeuw kosten te veel

energie om hetzelfde doel te bereiken: we

voelen ons als kinderen die opnieuw moe-

ten leren lopen. Voortbewegen in een ritme

zorgt ervoor dat er geen continu verlangen

is naar bewustzijn van het hele proces. Om

Merlau-Ponty’s2 metafoor te gebruiken: We

leren hoe we een auto moeten besturen door

bepaalde handelingen te automatiseren.

Door fysieke routine is er ruimte vrij in ons

bewustzijn om te denken over vragen als

‘Waar bevinden we ons?’ en ‘Zitten we nog

op de juiste route?’

In het laatste stadium van het dialectische

proces is er, na vervreemding van onze omge-

ving, herontdekking door verstoring; plaats

voor herontdekking door terug te keren.

Terugkerend naar de orde van de dag vinden

we een hernieuwde diepte. Zoals Merleau-

Ponty’s geautomatiseerde lichaam ruimte

creëert voor nieuwe taken, zo weet het ritme

van de stad het alledaagse te comprimeren en

te automatiseren. Hierdoor kan effectievere

taakverdeling plaats vinden en kunnen wij als

geheel, en als individuen, grotere diepgang

bereiken in gespecialiseerde bezigheden.

Al met al…

In ons dagelijks leven zijn we gebonden aan

het ritme van de stad, dat voortsnelt in een

collectieve eenheid en ons in een complex

netwerk van structuren dwingt. Zijn wij hier-

door vervreemd van het leven? Het antwoord

is niet eenduidig. Nee, wij ervaren onze om-

geving niet voortdurend in zijn volledigheid.

Anderzijds: is dit wel mogelijk?

Hoe dan ook is er geen noodzakelijkheid om

verafgelegen plaatsen te zoeken om onze om-

geving volledig te beleven en het onbekende

te ervaren. Een klein laagje

sneeuw, of een verandering

in onze dagelijkse routine,

is voldoende om tijdelijk het

naakte heden te ervaren.

27

Page 34: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

~28~

PR OZ A

Je stapt mijn grenzen binnen, alleen en opgewacht door een verlaten

perron. Ogen samengeknepen, onwennig een richting aan het

overwegen. Ik verwelkom je met ijzel op de stenen en neem aan dat

je mijn naam nog weet. Ik herken jou nog, je zag mijn vele huizen van

binnen, viel in nog meer kamers in slaap bij het geluid van gillende

sirenes. Blijf, geen stad heeft je ooit meer liefgehad dan ik. Ik besta

uit beschutting en windvlagen, ik buig om niet te breken en omgeef

me met kringen van water. Ik beloof je geen daverend spektakel,

maar heb statische fragmenten voor je achter gelaten- het zijn maar

glasscherven, een spoor van blikkerende splinters. Houd je handen

naakt wanneer je ze opraapt en me opnieuw tot muren stapelt. Ik ben

oud, zo scheefgezakt, zo mooi op verdwaalde foto’s. Je schildert me

rood in de winter, roder dan het licht van Tl-buizen boven duurbetaalde

ruiten waarachter lokkende heupen deinen, dan wijn in de ochtend,

die uit de fles wordt aangeboden en met een schutterige glimlach de

lippen raakt, toegediend als injecties in de aderen. Neem plaats, zwaai

je benen over de rand van de kade en aanschouw de meute tijdens

het ontwaken. Op mijn plein ruilen Hare Krishna’s hun folders voor

een gratis Telegraaf, een prostituee voert haar kleindochter pap met

krenten achter de ramen. In mij roeren zich de stemmen van verwoede

pacifisten en reeds vergeten generaties, iedereen is op zoek en niemand

van hen vindt iets, wat niet al is gevonden. Ik zie mensen in gedachten

verzonken, botsend, excuses mompelend om weg te lopen in een pas

die net de snelheid van het rennen niet bereikt. Ik zie ze hun hakken

in de ruimte tussen kinderkopjes dringen: misschien garanderen ze

zichzelf zo grip. De duivel is een karikatuur, wiegend op zijn voetstuk

Gevallen voetstukken

28

Page 35: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

~29~

en van zonde heeft men hier nog nooit gehoord; mensen meten

zich wegwerpidentiteiten aan, baren zichzelf nieuwe namen en

laten die van anderen graveren in korrels rijst. Ik hul me in een

verleden, waar de grachten fluisterden, toekeken hoe je op beeld

werd vereeuwigd: een heilig souvenir voor iemand die je uit me weg

droeg en vervolgens verdween boven de golven. Hier sta je weer,

niet weg te schreeuwen, in de stad waar de wetten zijn gelaagd met

kant en de schoonheid dronken wankelt door de straten. Je bent

gegroeid, of ik gekrompen. Ik daal met dode bladeren op je neer

en wentel je in beloftes van kennis en verlichting. Wacht met me,

tot de trams niet langer over de Vijzelgracht razen, tot de rokers

aan de andere zijde van het café hun glazen binnen laten, of de

sigaretten simpelweg niet langer buiten. Ze schroeien hun keel met

grijze teugen adem, ze dansen op brandende tenen, stampen hun

hielen, reiken naar de lampen met rouwrandjes onder hun nagels.

Ze spreken over een waarheid, over theorieën die hun geschiedenis

waren voorgegaan en ooit zullen volgen, zonder te spreken over

de afstand die onherroepelijk ontstaat wanneer de tap niet meer

schenkt. De lucht ruikt naar vreugdevuren, zoals het ’s nachts soms

ruikt, als het koud is en de hemel onbewolkt. Er moet worden

geslapen, alleen of met een vreemde, lang nadat de zon de strijd om

het roodste rood heeft verloren en het neon de kleur van alle ogen

claimt. Ik schrijf je alles, wat geoorloofd zijn weg weet te vinden,

al het andere houd ik ondergronds. Nam het besluit woorden weg

te laten, onontbeerlijk als ze lijken, omdat ze niet stiller en banaler

waren. Ik ben oud, zo ingevallen en onvergetelijk schoon, ik zwijg

je toe.

29

~ Amber Mitchell ~

Page 36: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

PO ËZ I EH

et w

as d

ie z

omer

dat

ik

je w

ilde

ver

tell

en

dat

ik w

ein

ig m

eer

te z

egge

n h

ad e

n ji

j maa

r

moe

st g

aan

dan

sen

lan

gs d

e gr

acht

en e

n n

ooit

mee

r de

nke

n a

an d

ie h

alve

sm

art

die

in e

en

opge

kale

fate

rd,

schi

mm

elti

erig

oud

eta

gepa

nd

te w

acht

en z

at o

p pa

stas

alad

e, la

uwe

cola

en d

e li

efde

van

haa

r le

ven

,

een

man

die

nie

t aa

nbe

llen

zal

: w

eet

je n

og

die

avon

d da

t w

ij h

en s

amen

heb

ben

aan

gere

den

;

jij w

as s

terk

gen

oeg

hem

te

vers

lepe

n z

odat

nie

man

d op

het

Sur

inam

eple

in e

en m

oord

ver

moe

dt

en i

k w

as s

luw

gen

oeg

zijn

vri

ende

n v

oor

mij

n r

eken

ing

te n

emen

,

sam

en h

et b

loed

van

de

bakf

iets

ges

pote

n,

een

lell

etje

vle

es u

it d

e sp

aken

geh

aald

en z

oals

we

die

avon

d n

og h

ebbe

n g

edro

nke

n

zo d

rin

ken

we

noo

it m

eer

en w

at w

as je

bli

j

en w

ij s

amen

wan

t m

eer

nog

dan

hem

had

je

haar

die

de

heks

in

haa

r n

est

en i

k w

as m

edep

lich

tig

in e

en g

root

se A

mst

erda

mse

ove

rwin

nin

gs-

park

dag

dan

sdag

uit

stel

om

gebr

acht

.

Graftdijk

voor

Jelle

Tim

mer

man

s

30

{ Daa

n D

oesb

orgh

}

Page 37: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

alm

aar

sche

rper

wor

den

d ad

erli

cht:

dat

wat

de

man

met

het

laza

rus-

hart

sta

k

dat

wat

de

reik

ende

sch

aduw

van

zij

n

voet

en s

loeg

alm

aar

dich

ter

bij d

e to

ezuc

ht-

stad

alm

aar

sche

rper

wor

den

d ad

emzi

cht

op d

at w

at k

omt

voor

bij d

e ei

nde

r-

gaan

de b

oog

dit,

dez

e du

urlo

op,

kan

all

een

bes

taan

in

dit

arm

enhu

is,

alle

en i

n d

eze

graa

ien

de s

laga

dert

empe

l

draa

i de

taf

els

om man

met

de

laza

rus-

wan

del,

pol

sloz

e

draa

i de

taf

els

om alm

aar

lich

ter

sign

aal,

alm

aar

verd

er w

eg-

gew

orpe

ne

alm

aar

dich

ter

bij d

e ke

rn-

scha

duw

loop

31

{ Mar

tijn

Teer

linck

}

Page 38: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

Niet zo lang geleden was er in Amsterdam-

Noord nog een heuse scheepswerf waar

schepen werden gebouwd en verbouwd, tot

een rampzalig faillissement het gebied leeg

veegde. Toen de arbeiders gingen, kwamen

de kunstenaars. In tijden van echte subsidie-

stop deden die hun zaken in de cocaïne van-

uit hun ruime loodsateliers. Later is de ro-

mantiek van de vergane glorie ontdekt door

beleidsmakers en werd het gebied hervormd

met woorden als ‘broedplaats’, ‘stadsver-

nieuwing’ en andere termen om overheids-

steun te rechtvaardigen. Naast de glanzende

creatieve bedrijven is er sinds een paar jaar

ook een maandelijkse rommelmarkt te be-

zoeken in de IJ-hallen. Een goede plek om

curiositeiten te vinden, waar de meeste be-

zoekers dan ook intensief naar op zoek zijn.

Een hevig bebrild hipstermeisje met een knot

op haar voorhoofd kirt dat de hipsterjongen

met ironische oude-mannensnor naast haar

toch zó’n súperleuke opgezette fret heeft ge-

kocht. Plekken veranderen, net als wat we cu-

rieus vinden.

Al wie zijn boekenkast rechtvaardigt

aan de hand van de onveranderlijke waarde van

klassiekers in de kunst en de literatuur, zou

eigenlijk eens over zo’n rommelmarkt moe-

ten lopen. Simon Carmiggelt waarschuwde

al: ‘Je moet een stier zijn als Picasso om rus-

tig te blijven doorschilderen als je Guernica

bij iedere theetafel in Buitenveldert is aange-

land.’ Niet alleen destijds groots aangekon-

digde schrijvers komen achterop beduimelde

pockets weer tevoorschijn - alleen om aan

hun vergetelheid te herinneren; ook gecano-

niseerde reuzen moeten aan de tand des tijds

geloven. Neem nu de bizarre uitgave van een

bloemlezing uit het werk van Louis Couperus,

die bontgekleurd tussen de vervaalde boeken

lag toen ik hem vond. Zijn werk wordt tel-

kens opnieuw uitgegeven. Dat is niet vreemd:

naast een goede schrijver is hij vooral een erg

dode schrijver – men kan met zijn werk dus

doen wat men wil. Dat zie je terug in deze

uitgave. Bepaalde herkenningspunten zijn

er op de kaft wel te zien; de versieringen aan

de rand doen nog vaag denken aan de onver-

mijdelijke Jugendstilverwijzing die op bijna

iedere Couperus-heruitgave verschijnt. De

titel is vormgegeven in een stijl die ten tijde

van deze uitgave ook al een signaal was ge-

worden: Als ik, bij voorbeeld, de geest van mijn moeder

op den rand van mijn bed zag zitten, staat er in half

jugendstil, half boeddhistische stijl.

Tot zover nog weinig vreemds. De rest van

de omslag past echter beter bij bepaalde New

Age-boekjes – het soort dat je verstopt naast

‘Als ik, bij voorbeeld, de geest van mijn moeder op den

rand van mijn bed zag zitten’

R EC ENSI E

32

Page 39: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

de Bosatlas in de studeerkamer van je moe-

der betrapt, met van die gelige chakra’s op

de kaft, begeleid door titels als ‘ik, jij, wij

samen’. Dit exemplaar heeft een levende ta-

fel met voeten, omgeven door wazige sluiers;

alles weergegeven in felle, ietwat vloekende

kleuren zoals je die op wierookverpakkingen

nog wel ziet. In de rest van het boek zijn de

fragmenten geïllustreerd met ogenschijnlijk

willekeurige afbeeldingen van demonische

wezens: een vliegende koe, heksen op be-

zemstelen en 19e eeuwse pentekeningen van

Mariaverschijningen – alles onder de noe-

mer van ‘het verstandelijk onverklaarbare’.

Zelfs een prent van een moslim met zijn ge-

sluierde vrouw wordt als ‘telkens onzichtbaar

en ongrijpbaar’ beschreven.

De tekst verklaart die vormgeving

enigszins. ‘Okkulte knipsels uit Couperus

verzameld door Karel Reijnders’ is de onder-

titel, en het is inderdaad alsof de Neerlandicus

Reijnders persoonlijk zijn schaar in een pa-

pieren Couperus heeft gezet. Het occulte was

in de New Ageperiode vooral een ratjetoe aan

verschillende religies, en dat zie je. Alles mag

door elkaar, religie, land, periode, zolang

het maar geestverruimend is. Deze insteek

is gezien de herkomst van het boekje niet

vreemd. De uitgave is samengesteld en gepu-

bliceerd ter gelegenheid van de Boekenweek

in 1974, en moest zoveel mogelijk lezers aan-

spreken. Dat publiek keek toen iedere week

massaal naar de spannende verfilming van De

Stille Kracht op televisie, en was geïnteresseerd

in het ‘onverklaarbare’, het occultisme. Dat

was mode in Couperus’ tijd, en ook in de

jaren ’70. Toch vindt Reijnders dat er naast

die mode ook een serieus occultisme was.

Hij omschrijft het als ‘een speurtocht ach-

ter de coulissen die we optrekken door onze

waarnemingen allen met ons verstand te

verklaren’. Het is een dankbaar motief om

Javaanse geesten naast knipsels (sommige

‘echt gebeurd! Wie weet, misschien...’) over

astrologie, voorgevoelens, tafeldans en ande-

re Westerse occulte gebruiken en theorieën te

plaatsen.

Hoewel televisieprogramma’s met paranor-

male kinderen anders doen vermoeden,

hebben we tegenwoordig de coulissen weer

wat opgetrokken. Dat is voor historisch on-

derzoek misschien maar beter, alsook voor

de representatie van inlanders. In plaats van

een verkenning van het duistere Oosten is De

Stille Kracht een van de Indische romans waar-

in juist ‘de Kloof tussen de oosterse en wes-

terse denk- en gevoelswereld centraal staat’,

schrijft criticus Ellen Bosch. De angsten zijn

niet langer voorgevoelens, maar ‘onbegrij-

pelijk en bedreigend voor de westerse kolo-

nisator’. Waar Couperus in Reijnders’ ogen

een ruime geest is die ‘de goede gewoonte

heeft ook naar inheemse vertellers te luis-

teren’ heeft hij naar Bosch’ mening vooral

‘een onoverbrugbare kloof geschetst tussen

het Oosten en Westen’. En dus hebben de

omslagen van de nieuwe uitgaven weer sobere

Jugendstilschetsen, als een verwijzing naar de

tijd waarin het geschreven is. Maar wie weet

raakt het occultisme

weer in de mode en

verworden de huidige,

sobere uitgaven tot cu-

riositeiten. Wie weet,

misschien...

33

{ Saskia Buddelmeijer }

Page 40: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

AGEND A

PICK ONE

or two

or Three

or all

‘DoubleWork, Sandberg Revisited’

oud studenten Fine Art & Design tonen recent

werk naast werk uit de studietijd

Gratis

‘Imagine’

Amsterdam Fantastic Film Festival, met o.a. Night of Terror, interviews variërend

‘De Aanslag’

klassieker van Harry Mulisch in bewerking van

Léon van der Sanden

variërend (19,50 t/m 28,50)

‘Opening gCS’ met als openingstentoonstelling

‘Cultural Speech’

nog onbekend

‘CrossLab: Data Design’ hoe esthetiek en vorm de interpretatie en betekenis van data beinvloeden €7 (studenten €2,50)

‘Best of IDFA’ een selectie van de beste films van het afgelopen

festival

€25

‘Het taoïsme als breekijzer in de

Nederlandse letteren’

Met A.L. Snijders, Tonnus Oosterhoff e.a.

€7 (studenten €5)Virtueel Museum Zuidas

20h30 Perdu

4 april

08 nov.

21 april

18 april

15 april

17h gCS

20h DeLaMar Theater

Foam Fotografiemuseum

Studio K

‘Dana Lixenberg – Set Amsterdam’

Amsterdam vastgelegd als ware het een filmset

€8 (studenten €5,50)

Utrecht

De Balie

22h

Kriterion

20h De Unie R’dam

‘Cities2Cities’

nieuw internationaal literatuurfestival dat elk jaar de

stad Utrecht verbindt met twee andere literaire steden

variërend, passe partout/dag €12,50

‘De /K van Comedy’

Comedy in de breedste zin van het woord

Gratis

09 april _21 april

13 april _23 april

18 april _20 april

09 april _10 april

34

12h17h

25 maart _05 juni

20 maart _10 april

Page 41: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

fill in

‘Sartre zegt sorry’

een Boeddhist met zelfhaat en een

existentialist met spijt

€14

‘Actie Lab door Club Interbellum’

vol performances, muziek, werkplaatsen,

beeldende kunst en lezingen

€12,50

‘Libris Literatuur Prijs’

prijsuitreiking

‘Het Pantheon’

Nederlandse en Vlaamse schrijvers vanaf de

middeleeuwen tot heden

€7,50 (studenten €6), 2 tentoonst.

‘Een literaire roadtrip’

reis langs de honderd schrijvers die de literatuur

van de Lage Landen bepaald hebben

€7,50 (studenten €6), 2 tentoonst.

05 mei

09 mei

vast

t/m 14 aug.

26 april _14 mei 21h Theater Frascati

20h Paradiso

20h Amstel hotel

Letterkundig museum DH

Letterkundig museum DH

35

aansluitend

Page 42: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

Cursussen Theater / Muziek / Dans

Beeldend / Fotografie / Literatuur

Audiovisueel Avondprogramma CREA Debat / Plug & Play / Open

Podium / CREAtions / CREA

Klassiek Ondersteuning voor studenten CREA Fonds /

Studioverhuur / Studenten-

centrum / Festivals

www.crea.uva.nl

Cultureel studentencentrum UvA en HvA

Voor reacties, bijdrages en vragenschrijf: [email protected]

Voor meer infobezoek: www.slangbytes.nl:

36

- Webredacteurs- Vormgevers

- Sponsors

ATHENAEUMBOEKHANDEL

WWW.ATHENAEUM.NL

A B

Spui 14-16, AmsterdamGedempte Oude Gracht 70, Haarlem

Zie dag en nacht: www.athenaeum.nl

S LANG is op zoek naar:

Page 43: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

37

Businesskaartje

Page 44: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

Call for PoetryCall for ProseCall for More

38

S LANG

S LANG

S LANG

S LANG S LANG

Call for PoetryCall for ProseCall for More

Page 45: SLANG Magazine#2 - Amsterdam
Page 46: SLANG Magazine#2 - Amsterdam

VOLUME 2, April 2011

SLANG MAGAZINE/BYTES

S LANG