Servië en de uitbreiding van de Europese Unie: invloed van ...
Transcript of Servië en de uitbreiding van de Europese Unie: invloed van ...
Master in de Oost- Europese talen en culturen
Major Zuidoost-Europa
Faculteit letteren en wijsbegeerte
Universiteit Gent
Servië en de uitbreiding van de Europese Unie: invloed van het Joegoslavië-tribunaal
Bosnjak Andrea
Masterscriptie
Januari 2013
Promotor: prof. dr. Detrez
Copromotor: prof. dr. Vos
I
Srbija u EU... Tema kojoj nema kraja.
Ulazak Srbije u EU, kao pesma Željka Samardžića- Posle duge veze:
U oktobru biće u novembru
U novembru biće u decembru
biće bolje što nas [ u originalu: me] više lože
nama [u originalu: meni] gore biti ne može...
-Košarkaški reprezentativac Marko Kešelj 20111
1 Servië en de EU..Een thema dat geen einde kent.
De toetreding van Servië tot de EU net als het liedje van de zanger Željko Samardžić- Posle duge veze
[=na een lange relatie):
In oktober zal in november zijn.
In november zal in december zijn.
Het zal beter zijn hoe meer ze ons [in het origineel: mij] tergen
voor ons [in het origineel: mij] kan het niet nog meer verergeren.
- Speler van de nationale basketbalploeg Marko Kešelj 2011.
Zie http://www.novosti.rs/vesti/sport.295.html:356947-Keselj-Ulazak-Srbije-u-EU-kao-pesma-Zeljka-
Samardzica. En zie ook http://www.youtube.com/watch?v=J5UBHH57Lu8 .
II
Voorwoord
Dankwoord en ontstaansgeschiedenis van het werk
Ik wil eerst en vooral mijn promotor, prof. dr. Detrez, en mijn copromotor, prof. dr. Vos,
hartelijk bedanken dat ze het mogelijk hebben gemaakt dat ik over dit onderwerp kon
schrijven. Het was niet vanzelfsprekend. Ik heb de opleiding Oost- Europese talen en culturen
gedaan en niet politieke wetenschappen. Dit onderzoek echter kan noch zonder het ene, noch
zonder het andere. Je hebt kennis nodig van beide opleidingsonderdelen.
Ik wil ook mijn dank uiten aan Dr. Eline De Ridder die me veel nuttige bronnen heeft
aangeraden.
Spomenka Brasić, mijn professor BKS-taal (Bosnisch, Kroatisch, Servisch),wil ik
tevens bedanken voor haar hulp om mijn kennis van de Servische taal te perfectioneren,
waardoor ik mijn Servische bronnen vlot kon lezen en verstaan. Ook dank ik haar voor de
bronnen die ze me aanraadde en de steun die ik van haar kreeg gedurende het schrijven van
deze masterscriptie.
Ik wil ook het Basileusproject2 enorm bedanken voor de unieke kans die ik gekregen
heb om van september 2011 tot oktober 2012 in Belgrado te kunnen wonen en aan de faculteit
van de Politieke Wetenschappen van de universiteit van Belgrado de master na master
Europese Integratie (Master Evropske Integracije)3 te studeren. Zo kon ik van dichtbij en met
behulp van primaire bronnen mijn masterscriptie onderzoeken Dit heeft me ook geholpen om
de huidige politieke toestand van Servië beter te begrijpen en kennis hieromtrent te
verwerven. Ook ben ik veel te weten gekomen over de kijk van de Serviërs op de toetreding
tot de EU.
Hierbij wil ik ook mijn Servische professoren bedanken, prof.dr. Samardžić en prof.
dr. Vasiljević, die me gesteund hebben tijdens de master na master in Servië en me geholpen
hebben aan primaire bronnen te komen.
Ook mijn ouders, mijn vader Bernard Bošnjak en mijn moeder Jolanda Pastuović, wil
ik enorm bedanken voor de goede beslissing die ze genomen hebben toen ze besloten naar
België te verhuizen. België heeft me veel kansen gegeven, zoals het leren van vele talen en de
eer om in het hartje van de EU op te groeien. Ik ben mijn ouders ook dankbaar dat ik nooit
nationalistisch ben opgevoed. Ik kom namelijk zelf uit een gemengd gezin en heb
familieleden met Kroatische, Bosnische en Servische afkomst die verspreid over heel de
2 Meer informatie over deze studiebeurs vindt U op http://www.basileus.ugent.be/index.asp. Erasmus
Mundus Partnerships (Action 2): Scholarships for academic exchange between EU and Western
Balkans. 3http://www.fpn.bg.ac.rs/en/postgraduate-studies/masters-degree/graduate-academic-international-
studies-ma-in-political-science-%E2%80%93-international-studies/ma-in-political-science-
%E2%80%93-international-studies-module-european-integration/
III
Balkan en zelfs Europa leven. Ik wil hen ook bedanken voor de grote steun die ze me gaven
tijdens mijn opleidingen en het schrijven van deze masterscriptie. Zonder hen en hun hulp zou
ik nooit zover in mijn leven geraakt zijn!
Ik wil ook Arnout Gyssels bedanken voor zijn geduld en goede wil om mijn scriptie na
te lezen.
Last but not least wil ik al mijn medestudenten van de opleiding Oost-Europese talen
en culturen, Master Europese Integratie, mijn zussen Anita Bosnjak en Angela Bosnjak en
mijn man Marko Glavonjić bedanken voor hun steun, peptalk en goede raad die ze me gaven
gedurende het schrijven van deze masterscriptie. Vooral dat ze me erop wezen nooit op te
geven.
Zonder al deze mensen hierboven vernoemd zou deze thesis niet ontstaan zijn. Hvala
velika svima4!
4 Hartelijk bedankt iedereen!
IV
Inhoud
Voorwoord ................................................................................................ II
Dankwoord en ontstaansgeschiedenis van het werk .................................................. II
Lijst met afkortingen ............................................................................. VI
1. Inleiding ............................................................................................. 1
1.1 Probleem- en doelstelling ................................................................................. 1
1.2 Status quaestionis ............................................................................................. 1
1.3 Methodologie .................................................................................................... 2
1.4 Opbouw ............................................................................................................ 3
2. De Europese Unie en haar uitbreiding ........................................... 4
2.1 Doel .................................................................................................................. 4
2.2 Waarom uitbreiden naar de Westelijke Balkan? .............................................. 6
2.3 De bereikte Europese partnerschappen met de Westelijke Balkanlanden ....... 8
3. Servië en de uitbreiding van de EU ................................................ 9
3.1 Relaties tussen de EU en Servië ....................................................................... 9
3.1.1 Het begin van de relaties tussen de SFRJ en de drie Europese
Gemeenschappen ...................................................................................... 10
3.1.2 De relatie tussen de EU en de Federale Republiek Joegoslavië ............... 11
3.1.3 De relaties tussen de EU en de Federale Republiek Joegoslavië/Servië en
Montenegro………………………………………………………………13
3.2 Aanvraag tot lidstaat ...................................................................................... 17
3.3 Criteria voor het lidmaatschap ...................................................................... 18
4. Het Joegoslavië –tribunaal en zijn invloed .................................. 19
4.1 Ontstaan ......................................................................................................... 19
4.2 Invloed uitgeoefend door de Europese Unie en het Joegoslavië-tribunaal op de
Westelijke Balkan ............................................................................................. 21
4.3 Invloed van het Joegoslavië-tribunaal op de vooruitgang van de toetreding van
Servië tot de EU ................................................................................................ 23
4.3.1 Servië en de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal: een traag
proces…………………………………………………………………….23
V
4.3.2 De samenwerking van Servië met het Joegoslavië-tribunaal na de
democratische veranderingen in 2000....................................................... 27
4.3.3 Enkele groepen binnen Servië wel bereid samen te werken met het
Joegoslavië-tribunaal. ............................................................................... 30
4.3.4 De invloed van het Joegoslavië-tribunaal en de EU op de toetreding van
Servië tot de EU: een vorm van transitional justice ................................. 33
4.4 Analyse van de Servische media om de invloed van het Joegoslavië-tribunaal
op de toetreding van Servië tot de EU aan te tonen ....................................... 35
4.5 Kritiek geleverd op de invloed van de Europese Unie en het Joegoslavië-
tribunaal op de toetreding van Servië tot de EU ............................................ 40
4.5.1 Kritiek door Belloni .................................................................................. 40
4.5.2 Kritiek door Prof. dr. Samardžić ............................................................... 41
4.5.3 Kritiek door McMahon & Forsythe .......................................................... 44
4.5.4 Kritiek door Subotić .................................................................................. 47
4.5.5 Korte bespreking van deze kritieken ......................................................... 50
4.6 Servië na het voldoen aan de eisen van het Joegoslavië-tribunaal ................ 51
5. Conclusie ......................................................................................... 55
Nawoord ................................................................................................... 58
Eigen ondervindingen tijdens het wonen en studeren in Belgrado over de invloed
van de Europese Unie en het Joegoslavië-tribunaal op de toetreding van Servië tot
de EU ........................................................................................................................ 58
6. Bibliografie ...................................................................................... 60
7. Bijlage .............................................................................................. 70
7.1 Afbeelding: Aangeklaagd door het Joegoslavië-tribunaal. ............................ 70
7.2 Achtergrondliteratuur ..................................................................................... 70
VI
Lijst met afkortingen
DOS Demokratska Opozicija Srbije =
Democratische Oppositie van Servië
(politieke partij)
EEG De Europese Economische Gemeenschap
EGKS De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
EU De Europese Unie
FHP Fond za humanitarno pravo= het Centrum voor
Humanitair Recht
ICTJ International Center for Transitional Justice
ICTY International Criminal Tribunal for the former
Yugoslavia
NATO North Atlantic Treaty Organisation
NAVO De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
OVSE Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in
Europa
PHARE Poland and Hungary: Assistance for
Restructuring their Economies
RS Republika Srbija= De Republiek Servië
SAO Het Stabilisatie- en
Associatieovereenkomst(en)
SAP Het Stabilisatie- en Associatieproces
SCG Srbija i Crna Gora= Servië en Montenegro
SFRJ Socijalistička Federativna Republika Jugoslavija
= De Socialistische Federale Republiek
Joegoslavië
SRJ Savezna Republika Jugoslavija= De Federale
Republiek Joegoslavië
UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees
= De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen
VS De Verenigde Staten
USAID United States Agency for International
Development
1
1. Inleiding
1.1 Probleem- en doelstelling
Dat ik mijn thesis over Servië schrijf is geen verrassing. Ik ben geboren in Belgrado in 1988
en verhuisd naar België met mijn ouders in 1992 vanwege de desintegratie van Joegoslavië.
Sinds die tijd zijn ex-Joegoslavië en zijn inwoners door een zeer zware periode gegaan. Er
werd oorlog gevoerd, veel mensen stierven, etnische zuiveringen vonden plaats, gemengde
gezinnen werden verscheurd, veel mensen vluchtten naar het buitenland (West-Europa,
Amerika, Australië, …) in de hoop op een beter leven voor hen en hun kinderen. Het was een
emotioneel zware periode voor ex- Joegoslavië. Uit deze verschrikkelijke gebeurtenis werd
vooral Servië negatief afgeschilderd. Er zijn veel boeken en artikels geschreven over het
verleden van Servië, maar er wordt minder geschreven over de toekomst van Servië. Is er
hoop voor Servië om in een beter daglicht te komen? Zoals we weten op vlak van cultuur
(Eurosong) en sport (tennis: Novak Đoković, Waterpolo, handbal, basketbal…) staat Servië er
goed voor. Dit wordt ook zo in de media geschreven. Maar hoe zit het op politiek vlak?
Ik heb mijn bachelorpaper over Srebrenica geschreven waarin ik aantoon dat schrijven
over ex- Joegoslavië niet zo vanzelfsprekend is5. Dit heb ik nogmaals tijdens het schrijven van
deze masterscriptie ondervonden. Hier is mijn doel om aan te tonen welke moeilijkheden
Servië ondergaat en welke eisen hen worden gesteld om te mogen toetreden tot de Europese
Unie. Vanwege het beperkt aantal bladzijden heb ik me moeten toespitsen op één onderdeel
van de vele mogelijke om het toetreden van Servië tot de EU te beschrijven. Ik ga me vooral
baseren op de invloed van het Joegoslavië – tribunaal op de vooruitgang van de toetreding van
Servië tot de Europese Unie.
Door een jaar (2011-2012) in Belgrado te studeren heb ik ook ondervonden dat het
voor iemand die de luxe van de EU en van het rijke West- Europa gewoon is, het niet
vanzelfsprekend is te wonen in een land dat op nog veel vlakken vooruitgang moet boeken.
Zo is het ook niet vanzelfsprekend dat Servië ineens omgetoverd wordt tot een lidstaat naar
Europese normen. Dit vraagt veel tijd en geduld. In deze masterscriptie zullen die
moeilijkheden beschreven worden.
1.2 Status quaestionis
Zoals ik al eerder vermeldde is er al veel geschreven over de geschiedenis van Servië, maar
minder over de toekomst. Er wordt wel veel over de situatie in het Joegoslavië-tribunaal in
5 Hier voor kan U mijn bachelorpaper raadplegen: Bosnjak Andrea, onderzoek naar de moeilijkheden
van het schrijven van hedendaagse geschiedenis: de Srebrenica Casus,
2
Den Haag geschreven. Echter als ze het over Servië en het Joegoslavië-tribunaal hebben gaat
het vooral over de rechterlijke aspecten en de kritiek op Servië dan over de vooruitgang van
Servië.
Voor dit onderzoek heb ik Servische bronnen gelezen en geraadpleegd waaronder deze
belangrijke van Miščević, Tanja (2009); Pridruživanje Evropskoj Uniji6 en Samardžić,
Slobodan (ed.) (2009); Srbija u procesu pridruživanja Evropskoj Uniji7. Ik moest tevens
aandachtig de actualiteit volgen, omdat het een hedendaags onderwerp is en de politieke
situatie in Servië en het verloop tot de Europese Integratie elke dag verandert. Sinds 2006
hebben mijn ouders satelliet geïnstalleerd waardoor we vanuit onze zetel in Antwerpen de
Servische kanalen kunnen volgen en zo kon ik het Servische nieuws volgen op TV. Ook
raadpleegde ik krantenartikels op het internet. Gedurende de periode dat ik in Belgrado zelf
woonde, was het nog gemakkelijker de actualiteit te volgen. Ik zat er gewoon middenin. De
gewone mens op straat, aan de bushalte, in de winkel, de medestudenten aan de faculteit
Politieke Wetenschappen… spraken erover. Dit zijn natuurlijk geen wetenschappelijke
bronnen, maar ze hebben me geholpen de huidige situatie in Servië beter te begrijpen. Dit was
niet genoeg om kritisch te zijn en zoals vermeld in mijn bachelorpaper [Bosnjak 2011:22]
naar “the Bigger Picture” te kijken. Ik moest ook andere wetenschappelijke bronnen
raadplegen, die dan overwegend Engelstalig zijn. Dit maakte het schrijven nog uitdagender
omdat ik echt te maken had met twee verschillende werelden. De Servische
wetenschappelijke bronnen leverden kritiek op het Joegoslavië-tribunaal en de Europese Unie
(EU), de Engelstalige wetenschappelijke bronnen leverde vooral kritiek op Servië, af en toe
ook op het Joegoslavië-tribunaal en de EU. Enkele belangrijke Engelstalige bronnen die ik
geraadpleegd heb zijn Belloni, R. (2009), European integration and the Western Balkans:
lessons, prospects and obstacles, McMahon, P. & D. Forsythe (2008), The ICTY's Impact on
Serbia: Judicial. Romanticism meets network politics en vijf werken van Jelena Subotić (zie
bibliografie). Vooral deze werken gaven me wetenschappelijk inzicht op de politieke situatie
in Servië en de invloed van het Joegoslavië-tribunaal op het proces van de toetreding van
Servië tot de EU. Zij hadden ook de media en actualiteit in Servië (ex-Joegoslavië) goed
moeten volgen om hun wetenschappelijke uitspraken te staven.
1.3 Methodologie
Voor een betere kennis over de politieke achtergrond van de Europese Unie heb ik eerst
enkele bronnen aangeraden door mijn copromotor prof. dr. Vos gelezen waaronder De Ridder,
Eline, An Schrijvers & Hendrik Vos (2008), Civilian Power Europe and Eastern
Enlargement: The More the Merrier?en Barnes, Ian & Pamela Barnes (2010), Enlargement.
6 Het toetreden tot de Europese unie.
7 Servië in het proces van de toetreding tot de Europese Unie.
3
Aangezien ik besefte dat dit niet genoeg was, heb ik me dankzij het Basileusproject in
Belgrado voor de master na master Europese Integratie ingeschreven. Deze bronnen en studie
hebben me ingeleid tot de geschiedenis en werking van de Europese Unie en haar
verschillende instellingen zelf (het Europese Parlement, de Europese Raad,…) en de redenen
van uitbreiding. Ook een heel belangrijk punt was de reden van uitbreiding naar de Westelijke
Balkan, waaronder Servië. Het was voor de EU belangrijk vrede en verzoening in die regio te
brengen en gebruikte daar het instrument van voorwaarden stellen. In ruil hiervoor boden ze
de mogelijkheid tot het EU-lidmaatschap. Voor het verkrijgen van informatie over het
Joegoslavië-tribunaal heb ik de website van het ICTY zelf geraadpleegd en in enkele andere
bronnen vond ik extra informatie over het Tribunaal zelf. Aangezien ik de werking van het
Joegoslavië-tribunaal zelf niet onderzoek, heb ik me er niet verder in verdiept. Mijn doel was
de invloed van het Joegoslavië-tribunaal op de vooruitgang van de toetreding van Servië in de
Europese Unie te bespreken. Deze informatie heb ik uit bovenvermelde bronnen (zie supra
1.2) gehaald. De focus in de gebruikte wetenschappelijke bronnen werd op meer aspecten
gelegd dan enkel op de invloed van het Joegoslavië-tribunaal op de toetreding van Servië tot
de EU, zoals de nadruk op het feit waarom Servië niet samenwerkte met het Tribunaal en dan
vergelijken met Kroatië of op het feit dat Servië de onafhankelijkheid van Kosovo niet
wou/wil aanvaarden. Deze onderwerpen komen ook kort in mijn werk voor, omdat de
masterscriptie anders niet volledig zou zijn.
Alle vertalingen van citaten en krantenartikels die voorkomen in deze masterscriptie
zijn eigen vertalingen, tenzij anders vermeld.
1.4 Opbouw
Het onderzoek vangt aan met een hoofdstuk over de Europese Unie en haar uitbreiding zelf.
Er wordt onderzocht hoe en waarom de Europese Unie van 6 lidstaten in 1958 tot 27 lidstaten
uitgegroeid is tegen 2007. Er wordt besproken waarom veel naburige staten het aanlokkelijk
vonden om tot dit politiek en economisch aantrekkelijk model toe te treden. Er wordt verder
in dit hoofdstuk onderzocht waarom de uitbreiding het meest succesvolle buitenlandse
beleidsinstrument is van de EU om het gedrag van de naburige staten te beïnvloeden. Het
volgende hoofdstuk is gewijd aan Servië zelf en de relatie met de EU. Sinds de democratische
veranderingen van 2000 in Servië en vooral sinds het presidentschap van Boris Tadić is
Servië terug beginnen ‘onderhandelen’ met de EU om toe te treden. Het is een moeizame weg
geweest. In dit hoofdstuk zal onderzocht worden wanneer de EU eerste relaties verkreeg met
deze regio en hoe die geëvolueerd zijn. Eveneens wordt er een overzicht gegeven hoe deze
regio vooruitging en dan vanwege lokale conflicten terug achteruitging en zo het vertrouwen
van de Europese Unie verloor. Het vierde en belangrijkste hoofdstuk is gewijd aan wanneer
en waarom het Joegoslavië-tribunaal is opgericht en wat de invloeden ervan op de regio van
4
de Westelijke Balkan en meer specifiek op Servië waren. Hier zien we dat het Joegoslavië-
tribunaal ook gezien kan worden als zo’n buitenlands instrument van de EU. Deze keer om de
Westelijke Balkanlanden, waaronder ook Servië te beïnvloeden. Vervolgens wordt er
onderzocht hoe dit ook een invloed had en nog steeds heeft op het toetreden van Servië tot de
EU. Tijdens het onderzoek botste ik in mijn bronnen op de term Transitional Justice. Eerst
achtte ik die van weinig belang, tot ik besefte dat wat de Europese Unie en het Joegoslavië-
tribunaal wilden, was tot Transitional Justice komen. Het zou niet volledig zijn indien dat niet
vermeld werd. In dit hoofdstuk ga ik verder nog na hoe de invloed van het Joegoslavië-
Tribunaal in de media werd weergegeven. Ik baseer me vooral op de Servische media. Ook
geef ik verschillende kritieken van geleerden op het Joegoslavië-tribunaal weer en trek er
conclusies uit. Als laatste voeg ik nog aan dit hoofdstuk toe hoe de situatie in Servië is na de
voltooiing van de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal om het verhaal af te ronden. In
het vijfde hoofdstuk trek ik mijn algemene conclusie, die echter niet volledig kan zijn omdat
dit nog altijd een actueel onderwerp is. Van de dag dat ik begon te schrijven tot op heden is er
veel gebeurd. Een conclusie van de informatie die we op heden hebben, kan getrokken
worden. Wat er zich verder echter gaat afspelen moet afgewacht worden.
Iets wat normaal niet van toepassing is voor het schrijven van een masterscriptie is een
nawoord. Toch wil ik die er graag aan toevoegen. Ik wil graag met mijn eigen bevindingen
tijdens mijn verblijf in Belgrado gedurende 2011-2012 de invloed van het Joegoslavië-
tribunaal op Servië en de Servische bevolking aantonen. Ik wou er eerst een apart hoofdstuk
aan wijden, maar dacht dat het dan misschien beter in een nawoord hoort, aangezien het niet
zeer wetenschappelijk en objectief is, maar eerder persoonlijk. Toch denk ik dat de lezer
hiermee een volledig overzicht krijgt over mijn onderwerp.
2. De Europese Unie en haar uitbreiding
2.1 Doel
De Europese Unie heeft sinds haar ontstaan 5 fases van uitbreiding doorstaan. De eerste
uitbreiding vond pas plaats in 1973. Het motief voor de staten om toe te treden hebben
grotendeels te maken met de veranderende politieke en economische omstandigheden. De
Zuid- Europese staten zoals Griekenland, Portugal en Spanje die in 1980 waren toegetreden
wilden hun economische ontwikkeling verbeteren en de democratie versterken en garanderen
na het uiteenvallen van de fascistische regimes. Wanneer Zweden, Finland en Oostenrijk
toetraden in 1995 wilden ze grotendeels een groeiende en dynamische interne markt en de
garantie dat het lidmaatschap hun neutraliteit niet zou schenden. De Europese Unie had
verschillende motieven doorheen de tijd voor de uitbreiding en het aanvaarden van nieuwe
5
lidmaatschappen (zie Barnes I. & P. Barnes 2010: 419). Het voornaamste doel was om de
liberale democratie te behouden en verspreiden en om het principe van de markteconomie
over heel Europa te handhaven. Dit was een belangrijk motief geworden na de val van het
communisme in Centraal- en Oost- Europa. Nieuwe staten ontstonden doordat de bevolking
in Europa hun nationale identiteit herontdekten en net ontsnapt waren van de onderdrukking
van het Sovjetregime. Dit was het geval voor de Baltische staten. Slovenië daarentegen had
zich net losgekoppeld van het voormalige Joegoslavië (zie Barnes I. & P. Barnes 2010: 420).
De Europese Unie was hier echter niet op voorbereid en ook niet meteen geïnteresseerd in
een snelle uitbreiding naar deze nieuwgevormde democratische staten (zie Barnes I. & P.
Barnes 2010: 420). In het begin verliep het toelatingsproces van nieuwe lidstaten niet
professioneel en niet gedetailleerd. Later wanneer een groot aantal wou toetreden moesten er
maatregelen genomen worden om dit toelatingsproces vlotter en gedetailleerder te doen
verlopen (zie Barnes I. & P. Barnes 2010: 423). Als gevolg hiervan heeft de Europese Raad in
Kopenhagen in 1993 een aantal algemene voorwaarden opgesteld waaraan de niet EU-landen
moeten voldoen om in aanmerking te komen voor het lidmaatschap. Deze toetredingscriteria
werden de Criteria van Kopenhagen genoemd en zijn gebaseerd op constitutionele contracten
met de EU en hebben betrekking tot economische en politieke voorwaarden (Zie Kovačević
2010:1)
Ze houden het volgende in:
Stabiele democratie en institutionele stabiliteit
Aanwezigheid van een rechtvaardige regering
uit meerdere partijen bestaand systeem
pluralisme
bescherming van de mensenrechten
rechten van de minderheden
functionele, concurrerende, markteconomie
vermogen en capaciteit dat de rechten en plichten overgenomen worden die voortvloeien
uit het erfgoed van de gemeenschap/unie
akkoord zijn met de politieke doelen van de Europese unie, net als de economische en
monetaire unie.
Deze criteria waren belangrijk omdat de EU hierdoor een agenda opstelde voor de
transitie en bereidt was haar grenzen te verleggen door de kandidaat-staten meer te
beïnvloeden dan in het verleden. Eens de aanvraag voor het lidmaatschap goedgekeurd is,
begint het toelatingsproces. Dit proces wordt door het directoraat-generaal van de Europese
Commissie geleid en geregeld. De hoofdfunctie van de Commissie is voor de toekomstige
lidstaat een tijdschema op te stellen voor het omzetten en invoeren van de EU-wetgeving. De
Commissie houdt dit proces jaarlijks nauw in het oog. De geboekte vooruitgang van de
lidstaten is van groot belang. Elke stap van het proces moet voltooid zijn voor de lidstaat naar
6
de volgende mag gaan. De Commissie moet erna een besluit trekken over de geschiktheid van
de kandidaat-lidstaat. De Commissie stuurt ook een lijst vragen naar de overheid van de
kandidaat-lidstaat en verzoekt zo informatie over een reeks kwesties waartoe de staat bereid
is om op zich de verantwoordelijkheden voor het lidmaatschap te nemen. De Commissie
steunt niet enkel op de antwoorden van de nationale overheden. (zie Barnes I. & P. Barnes
2010: 424). Kroatië, die hoogstwaarschijnlijk in 2013 tot de EU treedt nadat in 2011 de
onderhandelingen succesvol tot een einde zijn gekomen, is een mooi voorbeeld hiervan. In dit
geval heeft de Commissie ook informatie gezocht zoals bijvoorbeeld bij de EU-lidstaten, de
Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE),
De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen of United Nations High Commissioner for
Refugees (UNHCR), Joegoslavië- tribunaal (ICTY),… . Naast dit had ook de vooruitgang bij
het uitvoeren van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten (SAO) een invloed op het
vormen van het besluit van de Commissie. Zoals we later zien is de SAO een deel van het
toelatingsproces voor het lidmaatschap van de Westelijke Balkan en bevat de concrete
maatregelen waaraan deze landen moeten voldoen.
De Europese Unie is in het verleden al akkoord gegaan met de Associatieovereenkomsten
met Malta en Cyprus die tot samenwerking leidden die respectievelijk teruggaan tot de jaren
1971 en 1973. Na de Raad in Kopenhagen werden Associatieovereenkomsten getekend met
alle Centrale Europese staten die kandidaat wilden worden (zie Barnes I. & P. Barnes 2010:
420).
In 1998 begonnen onderhandelingen met Hongarije, Polen, Estland, Tsjechië, Slovenië en
Cyprus. In 1999 had de Europese Commissie de Europese Raad aangeraden ook
onderhandelingen met Roemenië, Slowakije, Litouwen, Bulgarije en Malta te beginnen. Al
deze landen uitgezonderd Bulgarije en Roemenië werden EU-lidstaten in 2004. Deze twee
laatstgenoemden traden toe in 2007 vanwege hun vertraagde vooruitgang in het voldoen aan
de eisen van de EU voor het lidmaatschap (zie Barnes I. & P. Barnes 2010: 420). Zo was de
Europese unie van 15 staten tot in 2007 tot 27 staten gegroeid.
2.2 Waarom uitbreiden naar de Westelijke Balkan?
De Westelijke Balkan werd reeds in 1996 benaderd door de EU. Vijf landen uit de regio
werden aangesproken, met name Bosnië- Herzegovina, Kroatië, de Voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië, Albanië, alsook de toenmalige Federale Republiek
Servië die is opgesplitst in Montenegro en Servië, inbegrepen Kosovo8. Het doel van deze
regionale benadering was om de vredesakkoorden van Dayton/Parijs en van Erdut te
8 Overeenkomstige resolutie van 1244 van de Verenigde Naties
7
ondersteunen en om zo voor politieke stabiliteit en economische welvaart in het gebied te
zorgen. De belangrijkste middelen om dit doel te realiseren waren: 9
het vestigen en handhaven van de democratie en de rechtsstaat;
het eerbiedigen van de minderheden en de mensenrechten;
het op gang brengen van de economische activiteit
De Europese Unie wenste in 1999 na deze Europese regionale aanpak een proces van
stabilisatie en associatie op gang te brengen in de Westelijke Balkan. De Commissie
formuleerde het stabilisatie- en associatieproces.10
Op de top van Zagreb in november 2000
werden voor het Stabilisatie en Associatieproces (SAP) instrumenten ontworpen en in juni
2003 op de top van Thessaloniki aangevuld met elementen aangegeven door het
uitbreidingsproces. Het doel is zo beter de nieuwe uitdagingen aan te kunnen. De agenda van
Thessaloniki kondigde een reeks nieuwe instrumenten aan om het hervormingsproces in de
Westelijke Balkanlanden te bevorderen en hen zo dichter bij de EU te brengen. Een
nieuwigheid zijn de Europese Partnerschappen gebaseerd op de toetredingspartnerschappen.
In 2004 werden de eerste partnerschappen gesloten. Hierbij werden prioriteiten vastgelegd die
de landen in een korte tijdspanne moeten verwezenlijken. De Europese partnerschappen
willen zo de Westelijke Balkanlanden helpen bij hun hervormingen en voorbereidingen voor
hun toekomstig lidmaatschap.11
Het lidmaatschap van de Europese Unie staat al deze landen in de nabije toekomst te
wachten, dat zoals we verderop zien bevestigd werd in juni 2000 door de Europese Raad van
Feira en in 2003 geconfirmeerd door de Europese Raad in Thessaloniki. In 2005 benadrukte
de Europese Raad nogmaals deze beslissing.12
De Europese Raad van Feira13
erkende dus dat de Westelijke Balkanlanden die
deelnamen aan de Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten (SAO) “potentiële kandidaten”
voor het EU-lidmaatschap zijn (European Commission 2011: 2). De SAO is een belangrijke
beginfase en dient om vast te stellen of er een voldoende mate van politieke en economische
stabiliteit is voor de onderhandelingen zelf beginnen. De juiste uitvoering van de SAO is de
beste factor die weergeeft dat een toekomstige lidstaat er klaar voor is om daadwerkelijk het
lidmaatschap te verkrijgen(zie Barnes I. & P. Barnes 2010: 425). Het Europese perspectief
voor deze landen werd bevestigd door de Europese Raad van Thessaloniki in juni 2003. De
“agenda van Thessaloniki voor de Westelijke Balkanlanden” werd goedgekeurd. Deze agenda
bleef de hoeksteen van het EU-beleid tegenover de regio (European Commission 2011:2).14
9 http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/western_balkans/r18003_nl.htm
10 http://www.mfa.gov.rs/sr/index.php/spoljna-politika/eu/rep-srbija-eu?lang=cyr
11 http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/western_balkans/r18003_nl.htm en
http://ec.europa.eu/enlargement/enlargement_process/accession_process/how_does_a_country_join_the
_eu/sap/index_de.htm 12
http://ec.europa.eu/enlargement/enlargement_process/accession_process/how_does_a_country_join_th
e_eu/sap/index_de.htm 13
Santa Maria de Feira: Portugees Voorzitterschap 14
2518e zitting van de Raad- externe betrekkeningen-, de heer Giorgos PAPANDREOU
8
De Europese Raad van december 2006 besloot dat de toekomst van de Westelijke
Balkan in de Europese Unie ligt en herhaalde dat de vooruitgang van de Westelijke
Balkanlanden in de EU afhankelijk is van hun inspanningen om te voldoen aan de Criteria van
Kopenhagen en de voorwaarden van het Stabilisatie- en Associatieproces (SAP) . Het is ook
van essentieel belang om in aanmerking te komen als lidstaat van de EU dat de Westelijke
Balkanlanden bevredigende resultaten boeken bij het uitvoeren van hun verplichtingen die
beschreven worden door de Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten, inclusief de
handelsgerelateerde bepalingen. Op de ministeriële bijeenkomst van de EU - Westelijke
Balkan in Sarajevo in 2010 werd nogmaals beaamd dat de toekomst van deze landen in de EU
ligt (European Commission 2011:2).
2.3 De bereikte Europese partnerschappen met de Westelijke Balkanlanden
Kroatië is een toetredend land. Het land is sinds 2004 kandidaat-lidstaat en als alles volgens
planning verloopt zal Kroatië op 1 juli 2013 de 28ste
lidstaat van de Europese Unie worden.
Montenegro, Servië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, die de status van
kandidaat-lidstaat hebben gekregen, blijven deel uitmaken van het SAP. Albanië, Bosnië-
Herzegovina en Kosovo*15
zijn potentiële kandidaten.
Reeds in januari 2006 had de Commissie goedgekeurd dat de Westelijke Balkan zou
toetreden tot de EU( zie supra). Deze publicatie luidt “De Westelijke Balkan op weg naar de
EU: consolidatie van stabiliteit en verhoging van welvaart”.16
Het beoordeelt de progressie die
gemaakt werd sinds de top van Thessaloniki en stelt de concrete maatregelen om het EU-
beleid voor de Westelijke Balkanlanden en zijn instrumenten te verstevigen.17
Het
voorwaardenbeleid waaraan de landen van de Westelijke Balkan moeten voldoen zijn die van
de SAP. Dit is een proces dat uit meerdere stappen bestaat: het opstellen van een
haalbaarheidsstudie over de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst; de onderhandeling en
ratificatie van de Overeenkomst- die op zijn beurt de weg vrij maakt voor een aanvraag voor
het EU-lidmaatschap. Ook is de oprichting van een Raadgevend Taskforce (comité met een
speciale opdracht) inbegrepen. Het proces van de SAP is opgemaakt om tussentijdse
uitspraken te geven aan die lokale politici die bereid zijn om noodzakelijke, maar ook politiek
gevoelige hervormingen te omarmen. Dit instrument regelt voor elk land de weg in de richting
van toetreding tot de EU werd ontwikkeld. Zo zijn de Europese instellingen ook begonnen
met zich tot de Westelijke Balkan te richten als een regio met gemeenschappelijke problemen
en vooruitzichten (zie Belloni 2009: 318).
15
*zoals bepaald in de VN VEILIGHEIDSRAAD, Resolutie 1244 inzake de situatie in Kosovo,
S/RES/1244, 10 juni 1999 16
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:52006DC0027:NL:NOT 17
http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/western_balkans/r12650_nl.htm
9
Eindelijk na lange periodes van crisis en tegenwerkende conflictinterventie, lijkt het
vooruitzicht van de integratie van de westelijke Balkan in de Europese politiek, economisch
en militaire instellingen op een lange termijn perspectief te bieden aan de internationale
betrokkenheid en een waardevolle conflictbeheersing.
Conditionality (based on the short-term cost/benefit calculations in which EU aspiring
members respond to the material incentives offered by European institutions) and social
learning (the long-term redefinition of interests and identities of domestic players) are singled
out as the two main pathways of EU influence in the Western Balkans (Belloni 2009: 320).
Deze mechanismen zijn een duidelijke verbetering ten opzichte van de beperkingen
van eerdere internationale interventies. Het vooruitzicht van de Europese integratie zorgt voor
een langdurig en samenhangend perspectief, stimuleert de binnenlandse eigendom en
institutionele ontwikkeling, ondersteunt de stabiliteit en de regionale samenwerking, en
verzacht nationalistische identiteiten (Belloni 2009).
3. Servië en de uitbreiding van de EU
3.1 Relaties tussen de EU en Servië
De relatie tussen Servië en de Europese Unie neemt een periode van 35 jaar in beslag. Het
verloopt met vallen en opstaan en daarbij worden nieuwe middelen gecreëerd zowel voor de
samenwerking als voor de sancties. Het merkwaardigste is dat van het begin van de relatie,
midden jaren ’60, Servië van vier staatsvormen wisselde: Socijalistička Federativna
Republika Jugoslavija (SFRJ)18
, Savezna Republika Jugoslavija (SRJ)19
, Državna zajednica
Srbija i Crna Gora (SCG)20
en Republika Srbija (RS)21
. De relatie tussen de twee
partnerschappen waren naast het feit dat ze noodzakelijk onderling gelijkgesteld moesten
worden, onderworpen aan eigen binnenlandse ontwikkelingen. In de jaren ’80 was het
hoogste niveau van hun relatie bereikt wanneer aangenomen werd dat net de SFRJ, de eerste
tussen de socialistische staten het lidmaatschap zou verkrijgen. Slechts enkele jaren later
kwam er helaas een drastische verandering in de relatie, waardoor Servië nu in die positie zit
dat ze net probeert aan de voorwaarden te voldoen om status van kandidaat te verkrijgen, die
het land eigenlijk al 15 jaar geleden had kunnen krijgen (zie Miščević 2009: 171).
18
De Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. 19
De Federale Republiek Joegoslavië. 20
Het statenbond Servië en Montenegro. 21
De Republiek Servië.
10
3.1.1 Het begin van de relaties tussen de SFRJ en de drie Europese
Gemeenschappen
Een eerste overeenkomst van wederzijdse betrekkingen tussen drie Europese
Gemeenschappen en SFRJ werd gesloten op 2 december 1967. Dit was uniek, aangezien de
EEG voor de eerste keer in haar tot dan toe 20-jaar bestaan een overeenkomst met een
socialistisch land sloot. Deze overeenkomst bevestigde de toekomstige politieke en
economische voorkeuren van de SFRJ en de drie Europese Gemeenschappen. Daaropvolgend
werden in 1970 en 1973 twee verdragen gesloten tussen de SFRJ en de Europese
Economische Gemeenschap (EEG). Dankzij deze verdragen kreeg de SFRJ de status van
meestbegunstigde natie met wederzijdse concessie. Aangezien deze verdragen preferentiële
handelsovereenkomsten zijn, is het van groot belang hun politieke betekenis weer te geven.
Achter de sluiting van deze overeenkomsten schuilt de werkelijke politieke interesse van de
SFRJ en Europese Gemeenschappen: nauwere economische banden met elkaar aan te gaan in
een periode van politieke verdeeldheid (zie Miščević 2009: 171).
De volgende stap was het Verdrag over de samenwerking tussen SFRJ en de EEG
gesloten in Belgrado op 2 april 1980. Dit verdrag is gebaseerd op de voorkeursstatus van
Joegoslavië en biedt vele mogelijkheden voor een economische samenwerking tussen de
contractuele partners en regelt ook samenwerking in andere belangrijke sectoren zoals: de
uitwisseling van goederen, financiële en industriële samenwerking, landbouw, verkeer,
toerisme, wetenschappelijke en technische samenwerking,… (zie Miščević 2009: 171-172).
Datzelfde jaar heeft de SFRJ met de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en
haar lidstaten een Verdrag gesloten die op vlak van de samenwerking, die de bevoegdheden
van de EGKS, de specifieke productie-eisen en handel in ijzermetallurgie bevatten, regelt.
Het doel van dit verdrag was om de uitwisseling tussen de partijen te verbeteren rekening
houdend met de graad van hun ontwikkeling en de noodzaak om een beter evenwicht te
verzekeren van de onderlinge handel ter wille van de verbetering van de
toelatingsvoorwaarden van de Joegoslavische producten op de markt van de Gemeenschap.
Dit verdrag bevestigde tevens dat de producten van oorsprong uit SFRJ die onder de
bevoegdheid van de EGKS vallen, kunnen worden geïmporteerd in de Gemeenschap zonder
kwantitatieve beperkingen en vrijgesteld zijn van douanerechten en andere taksen (zie
Miščević 2009: 172).
Het feit dat de EG geïnteresseerd was in het verder ontwikkelen van haar
samenwerking met de SFRJ toont ook het niveau van de geboden financiële en technische
hulp. Dit was voorzien in het Verdrag van samenwerking uit de jaren ’80 (zie Miščević 2009:
173). In 1987 werd dit Verdrag van samenwerking aangevuld, naar aanleiding van het
opzetten van een nieuw handelsregeling tussen de EEG en Joegoslavië, en aangepast vanwege
de toetreding van Spanje en Portugal tot de Gemeenschap (zie Miščević 2009: 174).
11
Joegoslavië heeft op 17 december 1990 het Kaderverdrag PHARE22
tussen SFRJ en
EG ondertekend, waarmee de onderlinge samenwerking tevens werd uitgebreid op het vlak
van bijstand voor sociale en economische hervormingen gebruikmakend van financiële en
technische maatregelen. Dezelfde dag is ook het Financiële memorandum ondertekend, welke
het samenwerkingsprogramma volledig uitstippelde (zie Miščević 2009: 174).
In 1991, nog geen jaar later na de deelname aan het programma PHARE, brak er een
conflict uit op het territorium van de SFRJ. Dit was net het moment wanneer de SFRJ zowel
financieel en institutioneel geassocieerd was met de EG en wanneer het een status verworven
had die zelfs gunstiger beschouwd kan worden dan die van de toekomstige toegetreden staten
van Centraal- en Oost- Europa. Het uitgebroken conflict in de SFRJ zorgde ervoor dat de EG
een sanctie invoerde en het Verdrag van de Samenwerking tussen de SFRJ en EG een halt
toeriep. De schorsing van het Verdrag wordt opgeheven voor alle andere Republieken van de
SFRJ, behalve voor Servië en Montenegro. De maatregelen en sancties van de EU tegenover
ex-Joegoslavië waren dus enkel van toepassing op Servië en Montenegro net als de eerdere
besluiten van de Raad. Na het nemen van deze noodmaatregelen had de Unie zich aangesloten
bij de sancties tegen Joegoslavië uitgevaardigd door de Veiligheidsraad van de Verenigde
Naties (VN) (zie Miščević 2009: 174-175).
3.1.2 De relatie tussen de EU en de Federale Republiek Joegoslavië
Belangrijke veranderingen binnen de Europese Gemeenschap en Joegoslavië vonden plaats
gedurende de sanctieperiode. In 1992 werd het Verdrag van Maastricht ondertekend dat de
basis vormde voor de oprichting van de Europese Unie. Officieel wordt dit Verdrag het
Verdrag betreffende de Europese Unie of kortweg het EU-verdrag genoemd. Het zorgde voor
een nieuwe gestalte: drie nieuwe lidstaten ( Oostenrijk, Finland en Zweden) traden toe en
daarmee werd het een “Unie van 15 lidstaten”. De EU besloot toetredingsonderhandelingen
aan te gaan met de Centraal- en Oost-Europese staten. Ondertussen bestond de SFRJ niet
meer. Alle Republieken waren onafhankelijke staten geworden, die elk apart
onderhandelingen begonnen met de EU. De Federale Republiek Joegoslavië (SRJ) die
bestond uit Servië en Montenegro is 27 april 1994 gevormd. Sinds de vorming bleef het onder
de sancties van de EU en UN. Pas na het ondertekenen van het Verdrag van Dayton in juni
1995 werd de SRJ verlost van de EU- en UN-sancties. In juni 2006 bracht de voorzitter van
de EU een eerste bezoek in dit nieuwe Joegoslavië (zie Miščević 2009: 175). Tegelijkertijd
was de Overheid van de Federale Republiek Servië begonnen met enkele acties te
22
Het PHARE-programma is een van de drie pretoetredingsinstrumenten gefinancierd door de Europese Unie
om de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa te helpen bij hun voorbereiding op de toetreding tot de
Europese Unie. Het is oorspronkelijk opgericht in 1989 ter ondersteuning van het hervormingsproces en de
economische en politieke omschakeling in Polen en Hongarije. PHARE staat voor Poland and Hungary:
Assistance for Restructuring their Economies
(zie http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/2004_and_2007_enlargement/e50004_nl.htm ).
12
ondernemen om dichter bij de EU te komen. De SRJ had een “Werkprogramma van
harmonisatie van de nationale regelgeving met de EU-regelgeving” aangenomen in mei 1995.
De SRJ zou hiermee belangrijke politieke voordelen en een betere internationale positie
verkrijgen. Tegen de tijd dat de SRJ de mogelijkheid en de wil had om de toetredingsstatus of
status van volwaardige lidstaat van de EU te verkrijgen zou de nationale regelgeving al
aangepast zijn. Dit zou heel het toetredingsproces vergemakkelijken. Het Programma dat
gevolgd werd, was datgene dat van toepassing was voor de landen van Centraal- en Oost-
Europa neergeschreven in het Witboek "Voorbereiding van de geassocieerde landen in
Midden- en Oost-Europa op integratie in de interne markt van de Unie23
" (zie Miščević 2009:
176).
Hoe ambitieus dit programma ook was, het enige dat bereikt werd in 1996 was de
vertaling van dit Witboek. De redenen waarom er niet werd aangedrongen naar een verdere
ontwikkeling van de relatie met de EU waren overwegend van politieke aard, namelijk de
Unie werd toen niet gezien als een doel waarnaar gestreefd moest worden. Dit kondigde nog
meer politieke obstakels aan: waaronder protesten gedurende de lokale verkiezingen van
1996. De EU stuurde zelfs een speciale gezant, Felipe Gonzáles, die probeerde te bemiddelen
om zo een vreedzame oplossing voor deze crisis te vinden (zie Miščević 2009: 176).
De volgende jaren (1997-1998) zijn gekenmerkt door de versterking van de conflicten
in Kosovo. Dit leidde tot nieuwe sancties: het verbod van binnenkomst van mensen die dicht
bij het Servische regime stonden in de EU – lidstaten en het verbod van vluchten van
nationale vliegtuigmaatschappijen. Al snel hierna leidde het tot de aankondigingen van en
erna ook het uitvoeren van luchtaanvallen van de NAVO op de Federale Republiek
Joegoslavië. De bombardementen werden beëindigd met het militair-technische Kumanovo –
akkoord24
(ondertekend in augustus 1999). In deze periode (gedurende en na de
bombardementen) bevonden de relaties tussen de EU en SRJ zich op een dieptepunt en
bestonden praktisch geen officiële contacten tussen de twee overheden, noch met de EU-
lidstaten. Hierna begon de EU met een nieuwe aanpak tegenover van de regio van de ex-
Joegoslavische landen. Deze aanpak werd later het Stabilisatie- en Associatieproces (SAO)
genoemd. Om in de regio de stabiliteit te garanderen en om op lange termijn conflicten te
voorkomen werd op het initiatief van de EU in juni 1999 het Stabiliteitspact voor Zuidoost-
Europa25
opgericht (in Keulen). Alle landen van de regio, met uitzondering van FR
23
http://eurlex.europa.eu/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexapi!prod!CELEXnumdoc&lg=nl&numdoc=51996I
P0101&model=guichett 24
De militair-technische overeenkomst tussen de internationale veiligheidsmacht ("KFOR") en de regeringen
van de Federale Republiek Joegoslavië en de Republiek Servië, ook wel bekend als simpelweg de militair-
technische overeenkomst of MTA of als het verdrag van Kumanovo, werd een overeenkomst gesloten in
augustus 1999. Zij beëndigde het Kosovo-conflict (zie Miščević 2009: 176). 25
Dit pact moet zorgen voor vrede, democratie, eerbiediging van mensenrechten en welvaart in Zuidoost-
Europa, door het bevorderen van regionale samenwerking. Ook biedt het een kader voor internationaal beleid om
dit doel te bereiken. Het pact harmoniseert de verschillende initiatieven die door de internationale gemeenschap
13
Joegoslavië en Moldavië, waren aanwezig op de conferentie. Het deelnemen aan het
Stabiliteitspact en de mogelijkheid om opgenomen te worden in het Stabilisatie- en
Associatieproces was ook voorzien voor SRJ, maar niet zolang het regime van Slobodan
Milošević aan de macht was (zie Miščević 2009: 176).
3.1.3 De relaties tussen de EU en de Federale Republiek Joegoslavië/Servië en
Montenegro
De relaties tussen de EU en Servië begonnen tijdens de democratische veranderingen van
2000, aanvankelijk met de Federale Republiek van Joegoslavië en dan vanaf 2003 met de
statenunie van Servië en Montenegro. De EU zette haar betrekkingen verder met Servië, de
opvolger van de statenunie Servië en Montenegro, nadat Montenegro onafhankelijk werd in
2006 (European Commission 2011:4).
De democratische veranderingen die kwamen na de val van het Milošević-regime in
oktober 2000 in de SRJ leidden tot het begin van een nieuwe fase in de verhoudingen tussen
de EU en de SRJ. De nieuwe democratische autoriteiten stelden de Europese Integratie als
prioriteit. De SRJ toonde met de verschijning van haar nieuwe president Vojislav Koštunica
in 2000 op een internationale conferentie in Biarritz waar hij deelnam aan de EU-top, de
veranderingen van haar beleid aan. Koštunica werd gekozen door de Demokratska Opozicija
Srbije (DOS)26
een coalitie van achttien politieke partijen, om tegen Milošević te draaien in de
presidentsverkiezingen van 2000 (McMahon P. & D. Forsythe 2008: 415). Volgens Subotić
(2011) werd de conservatieve Koštunica door frauduleuze verkiezingen president en de
matige Đinđić premier. De nieuwe overheid van de SRJ toonde het belang dat ze hechten aan
de Europese instituties. Toch zeggen McMahon P. & D. Forsythe. (2008: 420) dat
“Milosevic’s successor Vojislav Koštunica illustrates the continued prominence of illiberal,
chauvinistic nationalism in Serbia.” Veelzeggend is dat de nationalistische Koštunica volgens
hen de meest gematigde politicus was om te draaien in de verkiezingen van 2000. Hiermee
gaat Subotić (2011) niet akkoord, volgens haar was Đinđić de matige. Beiden gaan wel
akkoord dat vanuit zijn positie Koštunica geen kritiek heeft op de inhoud van Milošević
beleid.
Political narrative in Post-Milosevic Serbia rejected Milosevic’s wartime strategies as wrong
and destructive , not because they caused great suffering, and mass casualties in Croatia,
Bosnia and Kosovo, but because they economically, politically and diplomatically devasted
worden genomen. Het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa is in 1999 onmiddellijk na de Kosovo-crisis
opgezet, al stamt het idee al van vóór dat conflict.
(zie: http://www.europa-nu.nl/id/vha3g5vl34yt/stabiliteitspact_voor_zuidoost_europa ) 26
Democratische Oppositie van Servië (DOS)
14
Serbia and denied aspirations to regional dominations. Milosevic was not wrong to fight the
wars, he was wrong to lose them (Subotić 2011: 13)
Hoewel ondersteund door een aantal liberale binnenlandse groepen (evenals een aanzienlijk
bedrag aan steun uit de VS), bleef de DOS enkel bestaan bij de gratie van het oude leger en de
paramilitaire troepen. Anders gezegd, de DOS kreeg de overwinning mede als gevolg van de
steun van degenen die de oorlogen in Kroatië en Bosnië gepland en uitgevoerd hadden.
Eenmaal aan de macht, heeft president Koštunica niet geprobeerd om het Servische onliberale
nationalisme te matigen, maar in plaats daarvan heeft hij de schuld voor de mislukkingen van
Servië op Milošević en op de internationale gemeenschap gestoken (McMahon P. & D.
Forsythe 2008: 418). Hoewel de kortetermijnimpact van het vertrek van Milošević niet geleid
heeft tot een onmiddellijke of significante liberale verschuiving, bleken er vage tekenen van
vooruitgang in 2002-2003 toen de door de DOS gedomineerde Servische politiek en debatten
vaak gericht waren op betrekkingen van Servië met het Westen en de samenwerking met het
ICTY (McMahon P. & D. Forsythe 2008: 419). De houding van de Unie tegenover de
veranderingen die hebben plaatsgevonden in de SFRJ was ook merkbaar op de internationale
conferentie in Biarritz. Dit leidde tot het institutionaliseren van de relaties tussen de EU en de
SFRJ. Het bezoek van de toenmalige voorzitter van de Commissie, Romano Prodi, kenmerkte
deze gebeurtenis. Tijdens zijn bezoek in november 2000 werd ook het Kaderakkoord SRJ-EU
ondertekend (in Belgrado), waarmee de hulp die voorzien was voor de SRJ mogelijk werd
gemaakt. Volgens de EU voldeed de SRJ nu pas aan de voorwaarden om deel te nemen aan
het Stabilisatie- en Associatieproces (zie Miščević 2009: 176; Kostovica 2004: 23).
Binnen de Joegoslavische federatie waren nog enkele interne problemen die opgelost
moesten worden als voorwaarde om verder te gaan met de begonnen onderhandelingen met de
EU. Tussen Servië en Montenegro (SCG) bestonden eind 2000 nog verscheidene politieke
problemen die de betrekkingen met de EU vertraagden en zelfs onmogelijk maakten. Reeds in
2001 begonnen deze landen een oplossing te zoeken. Op 14 maart 2002 zijn ze tot een
compromis gekomen door het aanvaarden van de Uitgangspunten voor een reorganisatie van
de betrekkingen tussen Servië en Montenegro, wiens borg (en de kracht achter de
overeenkomst) precies de Europese Unie was. De implementatie van dit programma-akkoord,
genaamd het Verdrag van Belgrado, nam een heel jaar in. Pas op 4 februari 2003 werd de
statenunie Servië en Montenegro gevormd (zie Miščević 2009: 180).
De nieuwe statenunie moest heel wat bevoegdheden (zoals de eerbiediging van
mensenrechten, oprichting van een markteconomie, vrije verkeer van personen, …) op elkaar
alsook op de Europese Unie en haar lidstaten afstemmen als voorwaarde om deel te mogen
nemen aan het Stabilisatie- en Associatieproces (SAP). Dit zou de Europese Integratie ook
verder zetten. SCG is er echter niet geslaagd in de voorziene periode van 3 jaar (zelfs recht op
verlenging van 2 jaar) intern te harmoniseren. Tevens werkte SCG onvoldoende samen met
15
het Joegoslavië-Tribunaal. Dit waren de twee redenen waarom de publicatie
haalbaarheidsstudie voor de start van onderhandelingen over de Stabilisatie- en
Associatieovereenkomst (SAO) meerdere malen was uitgesteld(zie Miščević 2009: 181-182).
In 2004 komt het tot een ommekeer . De Europese Commissie stelt aan de Raad van de
Europese Unie (Raad van Ministers) een nieuwe aanpak voor genaamd het tweesporenbeleid
(twin-track approach) van de Europese Integratie. Dit voorstel wordt datzelfde jaar in oktober
geïmplementeerd door de Raad. De Commissie heeft eigenlijk vastgesteld dat de
bevoegdheden over kwesties die van fundamenteel belang zijn voor het proces van de
Europese Integratie in de handen van de Lidstaten van de Unie liggen en dat zij
verantwoordelijk zijn voor het technische gedeelte van het Associatieproces (zie Miščević
2009: 182).
In het begin van 2005 voldoet Servië aan de voorwaarden van de EU: de politiek van
de overheid is veranderd en er zijn concrete afspraken gemaakt met het Tribunaal dat de
beschuldigden vrijwillig worden overhandigd. Op 12 april 2012 nadat de hoofdaanklaagster
van het Internationaal Joegoslavië Tribunaal, Carla Del Ponte, zich positief uitgesproken heeft
over de medewerking van SCG werd de haalbaarheidsstudie voor de start van
onderhandelingen over de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst gepubliceerd. Op 3
oktober werd besloten de onderhandelingen te beginnen. Toen had de Raad van ministers het
mandaat over onderhandelingen aangenomen die het in de naam van de Europese Commissie
zal uitvoeren. Onderhandelingen over het sluiten van de Stabilisatie- en
Associatieovereenkomst voor SCG zouden een jaar in beslag nemen volgens de planning van
de Europese Commissie (zie Miščević 2009: 182-183).
SCG moest haar bevoegdheden aan het Handvest van de grondrechten aanpassen
waarin een reeks persoonlijke, burgerlijke, politieke, economische en sociale rechten van de
burgers en de ingezetenen van de EU erkend en in het EU-recht opgenomen worden. Dit
bemoeilijkte het integratieproces van de SCG tot de EU enorm. Bovendien had SCG haar
verplichting voor de verdere samenwerking tegenover het Joegoslavië-tribunaal niet vervuld
en was er nog een interne kwestie van de wederzijdse betrekkingen tussen de twee lidstaten
die opgelost moest worden (zie Miščević 2009: 184).
Wanneer SCG net dacht dat er akkoorden gingen gesloten worden werd echter op 3
mei 2006 door de Europese Commissie besloten om de onderhandelingen met SCG een halt
toe te roepen. De hoofdreden hiervoor was de slechte medewerking van SCG met het
Joegoslavië-Tribunaal. In het mandaat van de Europese Commissie stond dit als een
mogelijke reden voor het stoppen met EU-onderhandelingen. Een unieke term werd gebruikt
voor deze situatie called off wat letterlijk betekent: de hervatting van deze ronde
onderhandelingen over de SAO wordt uitgesteld (zie Miščević 2009: 184). Dit uitstel dat
bijna leek op een schorsing duurde welgeteld 13 maanden. Ondertussen vonden er binnen de
statenunie SCG belangrijke veranderingen plaats. In mei 2006 had Montenegro de
16
onafhankelijkheid uitgeroepen. De onafhankelijkheidsverklaring werd op 3 juni door Servië
erkend en door de Raad van Ministers 12 juni (zie Miščević 2009: 184).
Servië neemt sinds 3 juni zelfstandig deel aan het Stabilisatie- en Associatieproces.
Het uitstel van EU-onderhandelingen gold nog. Ondertussen werkte Servië aan haar
succesvolle interne hervormingsproces. De prioriteiten voor het EU-partnerschap werden ook
vervuld. De Europese Commissie stelde vast in het jaarlijkse verslag dat Servië zulke
administratieve capaciteiten heeft dat ze in staat is de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst
te implementeren (zie Miščević 2009: 184). Op 15 mei 2007 werd er in Servië een nieuwe
overheid gevormd. De nieuwe minister-president Vojislav Koštunica heeft vijf
basisprioriteiten van de regering te kennen gegeven, waaronder ook het proces van de
Europese Integratie valt alsook de volledige samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal.
Echter konden de onderhandelingen over de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst niet
verder gezet worden zolang er geen vorderingen gemaakt werden in de samenwerking met het
ICTY. Die vooruitgang werd geboekt met de arrestaties in mei 2007 van Zdravko Tolimir,
voormalige generaal van het Bosnisch-Servische leger, en in juni 2007 Vlastimir Đorđević ,
voormalige generaal van de politie. De onderhandelingen werden verder gezet vanaf 13 juni
2007 in Brussel. De onderhandelingen waren afgerond in september datzelfde jaar (zie
Miščević 2009 : 185).
De Stabilisatie- en Associatieovereenkomst werd samen met de Interim-overeenkomst
betreffende de handels- en aanverwante zaken in april 2008 ondertekend. De Stabilisatie- en
Associatieovereenkomst voorziet een kader van wederzijdse verbintenissen met betrekking tot
een groot aantal van politieke, handels- en economische vraagstukken. De Raad van
Ministers was overeengekomen om de SAO ter ratificatie voor te leggen aan hun
parlementen. De EU zelf stemde in om de interim-overeenkomst inzake de handels en
handelsgerelateerde bepalingen ten uitvoer te brengen van zodra de Europese Raad besloten
had dat Servië volledig samenwerkte met het Joegoslavië-tribunaal. Servië begon op 1 januari
2009 met het tot uitvoer brengen van de Interim-overeenkomst. De overeenkomst trad in
werking op 1 februari 2010. Op de raadsformatie van Buitenlandse zaken op 14 juni 2010
kwamen de ministers tot de overeenstemming om de SAO ter ratificatie voor te leggen aan
hun parlementen. Het proces was toen nog aan de gang. Over het algemeen had Servië een
positieve vooruitgang geboekt met het invoeren van de verplichtingen die opgelegd waren
door het Stabilisatie- en Associatieovereenkomst en de Interim-overeenkomst. Telkens er
problemen ontstonden, loste Servië die met een constructieve en transparante benadering snel
en effectief op (European Commission 2011:4).
17
3.2 Aanvraag tot lidstaat
Aanvankelijk sloot Servië een partnerschap met de EU in 2004. Het werd aangenomen door
de Europese Raad en aangepast in 2006 en 2008 (European Commission 2011:4). Servië had
zijn aanvraag voor de lidmaatschap van de Europese Unie pas op 22 december 2009
ingediend. Vervolgens op 25 oktober 2010 verzocht de Raad van de Europese Unie de
Commissie om zijn opinie omtrent deze aanvraag voor te leggen in overeenstemming met de
procedure zoals omschreven in Artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie dat
als volgt luidt (zie European Commission 2011: 2):
Elke Europese staat die de in artikel 6, lid 1 i, genoemde beginselen in acht neemt, kan
verzoeken lid te worden van de Unie. Hij richt zijn verzoek tot de Raad, die besluit met
eenparigheid van stemmen na de Commissie te hebben geraadpleegd en na instemming van
het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij volstrekte meerderheid van zijn leden.27
Artikel 6 of volgens de Engelse versie Artikel 2 luidt als volgt:
De Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat. Deze beginselen de hebben
lidstaten gemeen in een samenleving waar pluralisme, geen discriminatie, verdraagzaamheid,
gerechtigheid, solidariteit en gelijkheid tussen vrouwen en mannen overheersen.28
Dit is het juridische kader waarbinnen de Commissie haar huidige mening vormt.
Alvorens het lidmaatschap werd aangevraagd, waren reeds enkele afspraken met de EU
gemaakt en vooruitgang geboekt richting de Europese Integratie. Sinds 2003 voerden de
Europese Commissie en Servië politieke dialogen en hielden de vertegenwoordigers van
beiden interparlementaire vergaderingen. Servië voerde ook een economisch dialoog met de
EU-lidstaten en de Commissie (European Commission 2011:4).
Op 19 december 2009 werd de droom van veel Serviërs werkelijkheid. De Europese
Raad verleende aan de Servische burgers, na overleg met het Europese parlement visumvrije
toegang tot de Europese unie, dit betekent dus visumvrij reizen naar de 25 lidstaten van de EU
en 3 niet-lidstaten van de EU die allen deel uitmaken van de Schengenzone. Servië had
aanzienlijke vooruitgang gemaakt op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid en voldeed
aan de specifieke voorwaarden uiteengezet in de routekaart voor visumliberalisering. De
regels voor visumvrij reizen zijn nageleefd door de overgrote meerderheid van de reizigers.
27
Zie http://www.europa-nu.nl/id/vh25de4aj8xr/artikel_49_toetreding_nieuwe_lidstaten of European
Commission 2011:1. 28
Zie http://www.europa-nu.nl/id/vh25de3y9pxd/artikel_6_grondrechten_europese_burgers of European
Commission 2011:1.
18
Dit weten we aan de hand van de controles die uitgevoerd werden door de Commissie na de
visumliberalisering, die noodzakelijk waren om ervoor te zorgen dat Servië de verplichtingen
naleefde. Op basis hiervan kon ook het toegenomen aantal asielzoekers uit de regio
vastgesteld worden (European Commission 2011:5).
De overheid van Servië had reeds in oktober 2008 het Nationaal Programma voor het
Integreren van Servië in de Europese Unie voor een periode van 2008-2012 aangenomen. Een
herziene en bewerkte versie werd in December 2009 opgenomen (European Commission
2011:4).
3.3 Criteria voor het lidmaatschap
De niet-EU-landen moeten tegenwoordig voldoen aan de Kopenhagencriteria om in
aanmerking te komen voor het lidmaatschap (zie supra). Het gaat hier vooral inzake stabiele
instellingen die democratie garanderen, de rechtstaat, mensenrechten en het respecteren en
beschermen van de minderheidsgroepen. Hiernaast moeten ze ook voldoen aan de
voorwaarden van het Stabilisatie- en Associatieproces (European Commission 2011:5).
Servië is een parlementaire democratie. Het grondwettelijke en wettelijke kader van
het land is grotendeels in lijn met de Europese principes en normen. De instituties van Servië
zijn goed ontwikkeld. Servië is toegewijd aan haar doelstelling van lidmaatschap van de
Europese Unie. Sinds 2008 richtte ze meer en meer haar inspanningen gelijk met de
hervormingsagenda van de EU (European Commission 2011:5).
Wat de voorwaarden van het Stabilisatie- en Associatieproces betreft vervult Servië
deze over het algemeen volgens de Europese Commissie (2011:8). Samenwerking met het
Joegoslavië-Tribunaal is sterk verbeterd sinds 2008. Het heeft nu een bevredigend niveau
bereikt. Het beste wordt dit geïllustreerd door het arresteren en overdragen van Radovan
Karadžić in 2008, Ratko Mladić en Goran Hadžić in 2011. Servië streeft er verder naar om
deze samenwerking op hetzelfde niveau te behouden. Volgens de beoordeling van de
Europese Commissie (2011:8) neemt zij actief deel aan regionale initiatieven en heeft
belangrijke stappen ondernomen om verzoening te bevorderen. Het akkoord bereikt met
Bosnië-Herzegovina, Kroatië en Montenegro in de Verklaring van het Sarajevo-Proces over
duurzame oplossingen voor vluchtelingen en ontheemden is een grote prestatie. Verder
volgens de bevindingen van de Europese Commissie (2011:8) heeft Servië een grote
vooruitgang geboekt op vlak van haar bilaterale betrekkingen met andere uitbreidingslanden
in het bijzonder met Kroatië, Bosnië-Herzegovina en Montenegro. Tegelijkertijd behoudt
Servië in het geheel goede relaties met naburige EU-lidstaten.
Servië overwon in mei 2011 met de arrestatie en uitlevering van Ratko Mladić de
belangrijkste hindernis in het toetredingsproces tot de EU, de samenwerking met het
19
Joegoslavië-Tribunaal. De Servische regering maakte duidelijk in juli 2011 met het uitleveren
van Goran Hadžić, de laatste voortvluchtige Servische leider, dat ze ook na de arrestatie van
Mladić de samenwerking met het Tribunaal serieus blijft nemen. Voordat Servië kan
toetreden moeten wijzigingen in de Servische wetgeving gemaakt worden en moet aan andere
toetredingscriteria worden voldaan. In februari 2012 werd het proces rondom het kandidaat-
lidmaatschap van Servië plotseling versneld.29
Verder lezen we op de site van Europa Nu
(2012d) dat de Europese ministers van Buitenlandse Zaken tot de overeenstemming kwamen
dat Servië intussen voldoende stappen heeft gezet om in aanmerking te komen voor het
lidmaatschap. Enkel wordt vernoemd dat Roemenië zich echter zorgen maakte over de
bescherming van de Roemeense minderheid in Servië, waardoor de beslissing uiteindelijk
werd doorgeschoven naar 1 maart 2012. Servië is dus sinds 1 maart 2012 kandidaat-lidstaat
van de Europese Unie, nadat de Europese regeringsleiders en staatshoofden in de Europese
Raad toestemming gaven. Dit was een zeer belangrijk moment voor Servië. Toch blijven een
aantal opvallende bilaterale kwesties een probleem vormen tussen Servië en haar buurlanden,
vooral met betrekking op de grensafbakening. De grootste kwestie dat een probleem blijft
vormen en dat de toetreding tot de Europese Unie vertraagt is het feit dat Servië de unilaterale
onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo niet erkent (European Commission 2011:5). Op de
site van Europa Nu (2012d) lezen we dat de Europese ministers van buitenlandse zaken in
december 2012 lieten weten dat Servië een half jaar langer moet wachten om de
onderhandelingen te kunnen starten. Volgens de ministers moeten Servië en Kosovo eerst een
betere onderlinge relatie krijgen.30
In dit hoofdstuk hebben we in een notendop een overzicht gegeven van de relaties
tussen Servië en de EU. Sporadisch wordt de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal
vermeld en aangetoond dat het invloed had op het proces van de Europese integratie van
Servië. In het volgende hoofdstuk gaan we er dieper op in.
4. Het Joegoslavië –tribunaal en zijn invloed
4.1 Ontstaan
Het internationale gerechtshof voor oorlogsmisdaden gepleegd op het grondgebied van het
voormalig Joegoslavië zoals we kunnen lezen op de officiële site van het gerechtshof31
is
opgericht op 25 mei 1993. De volledige officiële naam luidt International Tribunal for the
Prosecution of Persons Responsible for Serious Violations of International Humanitarian
29
http://www.europa-nu.nl/id/vh9if1ear39f/toetreding_servie_tot_de_europese_unie 30
http://www.europa-nu.nl/id/vh9if1ear39f/toetreding_servie_tot_de_europese_unie 31
http://www.icty.org/sections/AbouttheICTY
20
Law Committed in the Territory of the Former Yugoslavia since 1991, kortweg International
Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY). Het is het eerste internationaal tribunaal
voor oorlogsmisdaden opgericht in opdracht van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
De Veiligheidsraad van de VN heeft in zijn Resolutie 827 van 25 mei 1993, verklaard dat zij
(McMahon, P. & D. Forsythe 2008:415):
Believing that the establishment of an international tribunal and the prosecution of persons
responsible for the above-mentioned violations of international humanitarian law will
contribute to ensuring that such violations are halted and effectively redressed. 32
De belangrijkste doelstelling van het Joegoslavië- tribunaal is om degene die het
meeste verantwoordelijk zijn voor verschrikkelijke daden zoals moord, marteling,
verkrachting, slavernij, vernietiging van eigendommen en andere misdaden vermeld in de
statuten van het Joegoslavië- tribunaal te vervolgen. Het Joegoslavië- tribunaal heeft als doel
door de daders te berechten toekomstige misdaden te voorkomen en gerechtigheid te brengen
voor de duizenden slachtoffers en hun familieleden en zo bij te dragen tot een duurzame vrede
in het voormalige Joegoslavië.
Het Joegoslavië- tribunaal bevindt zich in Den Haag. Het heeft meer als 160 personen
aangeklaagd. Het Tribunaal beoogt drie zaken: het stoppen van de oorlogsmisdaden, het
bestraffen van oorlogsmisdadigers en het voorkomen van het schenden van het humanitair
recht. De aangeklaagden zijn onder meer staatshoofden, premiers, legerleiders of –
medewerkers, ministers van Binnenlandse Zaken en vele andere militaire, politieke of
politieleiders met een hoge of matige functie. De beschuldigingen zijn gericht tegen de
misdaden gepleegd van 1991 tot 2001 tegen leden van verscheidene etnische groepen in
Kroatië, Bosnië, Servië, Kosovo en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.
Zoals we kunnen lezen op de website33
van de stad Den Haag worden rechtssystemen
van verschillende landen gecombineerd, omdat het Tribunaal een internationaal gerechtshof
is. Het bestaat uit drie kamers en een kamer voor hoger beroep. De voertalen in de rechtszalen
zijn Engels en Frans, waar nodig met behulp van tolken. De getuigen en verdachten mogen in
hun eigen taal spreken en alle stukken zijn beschikbaar in het Bosnisch, Kroatisch en
Servisch. Volgens het statuut mag het Tribunaal op vier punten aanklagen: misdaden tegen de
menselijkheid, schending van de Verdragen van Genève, genocide en oorlogsmisdrijven.
Uiteindelijk is besloten dat de hoogste straf die het Tribunaal uit mag delen levenslang is. De
rechters kiezen vervolgens een land waar de veroordeelde zijn straf moet uitzitten uit een lijst
met staten die zich daartoe bereid hebben verklaard. Als er geen beschikbaar is, zal de straf in
Nederland worden uitgezeten.
32
http://www.nato.int/ifor/un/u930525a.htm 33
http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Joegoslavie-Tribunaal-2.htm
21
4.2 Invloed uitgeoefend door de Europese Unie en het Joegoslavië-tribunaal op de
Westelijke Balkan
Vele academici vonden dat een grotere betrokkenheid van de Westelijke Balkan bij de
Europese instellingen de noodzakelijke voorwaarde is voor stabilisatie in de regio en aan de
grenzen van de EU. De integratie in de Europese instellingen vertegenwoordigt de beste
conflicthantering en benadering van de ontwikkeling van de Westelijke Balkan (zie Belloni
2009: 313). Dit proces, waarbij Europese regels en wetten worden aangenomen, wordt
Europeanisering genoemd (Subotić 2011). Belloni (2009: 314) meent dat
Widespread agreement on the need for European integration stems from disillusionment with
the failures of managing the violent process of Yugoslav dissolution throughout the 1990s, and
then with the difficulties faced by post-conflict international peacebuilding missions—
particularly the one to Bosnia-Herzegovina.
De Europese Unie had haar lesje geleerd. Belloni (2009: 314) merkt tevens op dat
European institutions lacked the military capability for conflict intervention. European
institutions failed to address the evolving crisis of the 1990s. In part, this failure has been of a
military nature, and in part it reflected the lack of political cohesion among key
international/European actors […]. Militarily, European institutions did not possess the
capabilities to deploy credible force to prevent or stop the escalation of war.
Aangezien de EU hierin gefaald was, moest ze op een andere manier dit compenseren.
In 1999 werde de Kosovo-oorlog gevoerd door de NAVO tegen het overblijfsel van
Joegoslavië zonder formele goedkeuring van de VN en in de praktijk gepland en uitgevoerd
door de Verenigde Staten. Deze oorlog droeg beslist mede bij aan een nieuw bewustzijn over
de rol die de EU kon en zou spelen in de regio. In 1998 in Saint-Malo werd door Frankrijk en
Verenigd Koninkrijk al overeengekomen dat de verwerving van militaire middelen en de
introductie van een meer effectieve gemeenschappelijke defensie noodzakelijk was voor
Europa. Naar aanleiding van de Kosovo-oorlog kwamen de Europese staatshoofden en
regeringsleiders bijeen in Keulen en besloten de ontwikkeling van mogelijkheden en middelen
voor conflictbeheersing te versnellen (zie Belloni 2009: 317- 318). Hierna volgde een
verdeling van verantwoordelijkheden tussen de NAVO en de EU. De EU richt zich steeds
22
meer op de hervorming van de politie en de interne veiligheid, terwijl de NAVO zich bezig
houdt met militaire kwesties (zie Belloni 2009: 317- 318).
Het verhogen van het EU-beleid en de militaire verantwoordelijkheden in de
Westelijke Balkan leggen de traditionele nadruk op "soft power", die voorrang geeft aan
activiteiten in het kader van het opbouwen van vertrouwen, steun voor de justitiële en
politiehervorming, en betrokkenheid bij multilaterale actie en samenwerking met andere
organisaties zoals de VN, NAVO en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in
Europa (OVSE). De “soft power” van de EU heeft de neiging om uitgevoerd te worden via de
zwaartekracht die het projecteert tegenover zijn buurstaten, vooral via de belofte van
integratie en de potentiële toetreding tot de Europese instituties. Via het Stabilisatie en
Associatieproces (SAP), verschenen in 1999 als antwoord op de Kosovo Oorlog, stelde de EU
voor dat de landen van de Westelijke Balkan (inclusief Bosnië, Macedonië, Servië,
Montenegro en Kosovo) “potentiële kandidaten” voor het lidmaatschap waren (zie supra).
De EU-ervaring met Centraal-en Oost-Europese landen suggereert dat het EU-
integratieproces van cruciaal belang is om alle belangrijke politieke krachten in te zetten voor
het doel van het EU-lidmaatschap. Volgens Belloni (2009:321) is de EU-onderneming zowel
zeer asymmetrisch en onverklaarbaar, maar niet "opgelegd". De EU lijkt op een neo-
middeleeuwse rijk gekenmerkt door overlappende autoriteiten en verdeelde soevereiniteit,
meervoudige identiteiten, onduidelijke grenzen en de verschillende vormen van bescherming
van buitenaf. De relatie tussen de leden en niet-leden betreft zowel imperiale als coöperatieve
aspecten, met de Europese centra en periferieën die voortdurend onderhandelen over de
voorwaarden van hun relatie. Het is dit proces van onderhandelingen die voor de
samenlevingen van de Westelijke Balkan alternatieve wereldbeelden en vooruitzichten biedt,
terwijl een broodnodige binnenlandse debat wordt aangemoedigd. In het beste geval, kan dit
proces hervormers binnen de overheid en de samenleving aanmoedigen en misschien nog
belangrijker, kan een verandering in de prioriteiten van de nationalisten ondersteunen.
De EU kan respect voor de bestaande internationale grenzen en regionale
samenwerking stimuleren, een taak eerder geprobeerd door de Verenigde Staten. Voor het
grootste deel van de post-Daytonperiode, waren het de Verenigde Staten die druk hadden
uitgeoefend op Servië en Kroatië om de politieke integriteit van Bosnië en de internationaal
erkende grenzen te eerbiedigen (zie Belloni 2009: 322). Met de Amerikaanse aandacht
momenteel gericht op Irak en Afghanistan en meer in het algemeen op de war on terror, zijn
de soft power van de EU en de politieke voorwaardelijkheid de Amerikaanse invloed in het
stabiliseren van de regio beginnen te vervangen (zie Belloni 2009: 323). Zodra de Westelijke
Balkan is geïntegreerd in de Europese instellingen, zullen transnationale en regionale kwesties
zoals de strijd tegen de georganiseerde misdaad gemakkelijker moeten worden om aan te
pakken, aangezien de regio een deel zal uitmaken van de Europese Unie en dus genieten van
het recht van handhaving van ruimte (zie Belloni 2009: 323).
23
Op lange termijn, kan opname in de Europese instellingen exclusieve nationalistische
identiteiten, zoals die in Kroatië, Servië en Kosovo heersen, verzachten door het toevoegen
van een nieuwe laag van identificatie. Bijvoorbeeld, een burger van Sarajevo kan
tegelijkertijd een Servische, Bosnische en Europese identiteit (en burgerschap) bezitten, een
situatie van meerdere lagen gemeenschappelijk voor de meeste mensen die in de Europese
hoofdsteden wonen. Niet alleen leiden zulke verscheidene identiteiten tot een grotere
acceptatie van diversiteit en bieden een tegengif tegen partijzuchtig extremisme, maar ook zij
kunnen een pragmatische houding bij het aanpakken van groepsverschillen tegenhouden.
Misschien nog belangrijker, de integratie in de Europese instellingen kan een weg bieden voor
het versterken van de contacten tussen de landen in de regio, en bijdragen aan het wegnemen
van het politieke karakter van de potentieel gespannen grenskwesties. Voor al deze staten, zou
een snelle integratie in de EU de oproep van de nationalisten om de regionale politieke kaart
opnieuw te hertekenen verzwakken. Feitelijk is het antwoord op de grenskwestie niet het
hertekenen, maar de grenzen steeds minder relevant te maken door de erkenning van loyaliteit
aan overlappende staten en dus het depolitiseren van de betekenis van grenzen (Belloni 2009:
324).
De EU maakte dus vaak gebruik van instrumenten van voorwaarden stellen om de
kandidaat-staten te forceren EU-regels en wetgevingen aan te nemen. Daarbij biedt de EU
beloningen aan de kandidaat-staten die meewerken en onthoudt de beloningen als ze niet
toegeven. Deze aanpak staat bekend als “reinforcement by reward” (Subotić 2011:3).
Verhoogde Europese druk (externe prikkels), moedigde niet altijd een snellere
Europeanisering aan. Europese regels worden volgens de “literature on social learning”
aangenomen, omdat de kandidaat-staten ze gepast vinden en het proces van Europeanisering
in eigen land beschouwd wordt als legitiem. Kandidaat-lidstaten namen na verloop van tijd de
EU-regels aan door middel van socialisatie34
, overtuiging of gewoonte (Subotić 2011:3).
4.3 Invloed van het Joegoslavië-tribunaal op de vooruitgang van de toetreding van Servië
tot de EU
4.3.1 Servië en de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal: een traag proces
Het meest krachtige instrument waarover de EU beschikt is de kwestie van voorwaarden
stellen om de uitvoering van een hervormingsbeleid te eisen (Barnes I. & C. Randerson 2006;
Belloni 2009). Een voorwaarde gesteld door de EU voor de regio is de volledige
34
In de sociale wetenschappen is socialisatie het proces waarbij iemand, bewust en onbewust, de
waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd. Het is een levenslang
proces en een voorwaarde voor integratie (http://www.encyclo.nl/begrip/Socialisatie).
24
samenwerking met het ICTY (Belloni 2009: 326). In de praktijk betekende dit vereiste dat het
Tribunaal en zijn hoofdaanklager Carla Del Ponte (van 1999-2008) de “belangrijkste
poortwachters” in het proces van de Europese integratie werden zoals Belloni (2009: 326) het
verwoordde. In het bijzonder met betrekking tot de beoordeling van de mate van
samenwerking van Kroatië en Servië met Europese eisen, heeft Del Ponte vaak geschommeld
tussen onverzettelijke en flexibelere posities.
The EU, a supporter of the tribunal and human rights, has used the promise of membership as
leverage to bolster the tribunal in its quest for cooperation from the Yugoslav successor states
(Peskin, V & M, Boduszyński 2011: 52).
Dit hield Kroatië en Servië op het juiste pad richting de EU. Deze twee landen vonden
het belangrijker de EU-horizon te behouden dan bijvoorbeeld de verdeling van Bosnië tussen
de twee. De Kroatische nationalistisch gerichte regering heeft veel moeite gedaan om de
sceptische EU-instellingen gerust te stellen dat de hervormingen van het land snel zullen
vorderen. In het bijzonder omdat het de EU-lidmaatschap al had aangevraagd in het begin van
2003 (Belloni 2009: 323). In het begin van 2005 voldeed ook Servië aan de Europese
voorwaarden toen de regering in Belgrado verschillende beschuldigden van oorlogsmisdaden
aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag overleverde, waardoor de weg vrijgemaakt werd
voor het beginnen van onderhandelingen over een SAO. Toch ging dit niet van een leien
dakje. Zowel de Kroatische politieke elites als de Servische politieke elites beschouwden niet
alle Europese eisen als geschikt of legitiem (Subotić 2011).
In short, while Serbia [ and Croatia] struggles with the question of whether to cooperate with
the tribunal, the EU struggles with how much pressure to exert at a given time to elicit that
cooperation (Peskin, V. & M. Boduszyński 2011: 56).
Kroatië verlangde meer dan Servië te europeaniseren omdat Kroatië Europa zag als
hun culturele en politieke “thuis”. Zij beschouwden Kroatië reeds als een Europese staat en
beschouwden zichzelf als Europese leiders, namelijk als moderne, Westerse leiders. Ze waren
bereid om regels aan te nemen waar ze het oneens met waren, omdat het gevoel van behoren
tot een gemeenschappelijke Europese familie de andere zorgen die ze hadden met het proces
van Europeanisering overtroffen. Dit soort van proces wordt identity convergence genoemd
en verklaart de snelle naleving van Kroatië met controversiële EU-eisen (Subotić 2011).
Identity convergence is a process by which political actors strategically emphasize shared
norms and values and disregard contradictionary ones in pursuit of particular political goals
(Subotić 2011: 2).
25
Daartegenover staat het buurland Servië die zich niet meteen identificeerde met
Europa. Het onderging het proces van identity divergence dat het land ontspoorde van de EU
kandidatuur (Subotić 2011).
Conversely, Identity divergence is a mechanism by which domestic coalitions resist norms and
rules of Europeanization and instead define the national community in contrast to Europe
(Subotić 2011: 2).
The process of Europeanization in Serbia is therefore best viewed as one of identity
divergence, as influenced by the interplay of three factors: (i) the ‘‘European idea’’ in Serbia
was not universally shared and was underdeveloped; (ii) alternative identity narratives,
especially those built around the myths of Kosovo and cultural affinity with Russia, were
strong and clearly elaborated; and (iii) Serbia’s previous relationship with Europe was
perceived as negative, painful, and costly, and so expectations for the policy success of
Europeanization were weak (Subotić 2011:15).
Toetreding tot de EU was- en is nog steeds- de officiële nationale prioriteit van Servië.
De Europese identiteit werd echter nooit vanzelfsprekend als volledig eigen aangenomen. De
Servische post-Joegoslavische identiteit werd ontwikkeld in diepe afzondering van Europa
vanwege de reputatie van Servië als de veroorzaker van het Joegoslavische uiteenvallen en de
grootste dader van oorlogwreedheden. Servische elites en het grote publiek voelen zich
beledigd door deze Europese schanddaad en de hardheid waarmee dat de Europese
instellingen Servië behandelen. Het is deze onzekere en tijdelijke identiteit, het tegenwerken
van de betekenis van Europa, en de aanwezigheid van de voortzetting van een alternatieve
nationale identiteit die het beste de vastgelopen Europeanisering kan verklaren (Subotić
2011:3-4).
Het ICTY werd opgericht op een uniek moment in de geschiedenis van Europa,
talrijke intergouvernementele organisaties en westerse niet-gouvernementele organisaties
vonden hun weg naar landen in het Oosten (van Europa) om de economische en politieke
hervormingen te bevorderen (McMahon, P. & D. Forsythe 2008). Deze relatie van de
organisatie met andere actoren die de toekomst van Servië wil beïnvloeden wordt nagegaan.
Eerst wil ik aantonen dat niet enkel de europeanisering van Servië niet vanzelfsprekend is
gegaan vanwege de weigering om samen te werken met het ICTY, ook die van Kroatië
doorstond op dat vlak moeilijkheden. Kroatië vervulde de eisen van de EU stelselmatig op
vlak van economie en sociaal beleid (Josipović 2010; Subotić 2011). Alleen de onwil om
samen te werken met het ICTY versperde de weg van Kroatië tot de EU. Deze onwil is te
verklaren met de herinneringen die ze koesteren over de oorlogen die ze gevoerd hadden voor
26
hun onafhankelijkheid. Kroatië had een mythologisch, zuiver en heilig beeld van zichzelf. Ze
voelden zich beledigd door de EU en wou zijn oorlogshelden niet overdragen aan het
Tribunaal (Josipović 2010). De inmiddels overleden president Tuđman zei in 1998 dat een
onafhankelijke staat zijn hun droom al gedurende 1000 jaren was. Het koestert zowel
diepgewortelde herinneringen over de oorlog tegen de Nazi’s als over de desintegratie van
Joegoslavië die in 1990 voor hen begon en hen in 1991 eindelijk de onafhankelijkheid (van
Ex-Joegoslavië) bracht (Subotić 2011). Niet enkel rechtse partijen en oorlogsveteranen
verzetten zich tegen de samenwerking met het Tribunaal, ook de kerk was een fervente
opposant. Toch slaagde de politieke elites erin om de grote maatschappelijke weerstand tegen
het criminaliseren van het recente verleden te overwinnen en de samenwerking met het ICTY
te omschrijven als een kwestie dat verder de Europese identiteit van Kroatië verstevigt en niet
bedreigt (Subotić 2011). Zo werd Kroatië geaccepteerd als een Europese Unie kandidaat-
lidstaat in 2004.
Ook voor Servië was het grootste obstakel voor de toetreding tot de EU zijn onwil om
verdachten van oorlogsmisdaden te arresteren en volledig samen te werken met het
Joegoslavië-tribunaal (Subotić 2011). Reeds boven probeerde probeerden we een verklaring te
geven van deze onwil. Een factor die ook bij Servië een rol speelt is de (Servisch-Orthodoxe)
kerk die contribueert in het vormen van de Servische (nationalistische) identiteit. Servië
koesterde ook het gevoel van slachtofferschap en dat het met onrecht werd behandeld door de
grote machten (Subotić 2011). Het had vooral na de NAVO-bombardementen van 1999 het
vertrouwen verloren in de West-Europese en Amerikaanse instituties. De publieke opinie in
het algemeen was dat West-Europa en de Amerikaanse instituties hen helemaal hadden
verwoest om daarna hun te belonen als ze meewerken. Zowel de mensen als de politici zagen
het als een soort van chantage en het voelde als verraad en vernedering om met de vijand
samen te werken. Ze leefden en leven nog in een soort roes, alsof elk moment de EU of de VS
hen terug kan aanvallen.
The United states was blamed for interventing military against Serbian forces in Bosnia in
1995 and then in Serbia proper in 1999, while the European Union was blamed for
recognizing Croatia and Bosnia prematurely, which in the broadly shared Serbian view,
percipitated the war (Subotić 2011: 12).
In Servië heerst het motto van carpe diem, want je weet niet wat morgen brengt. Geen
enkele nieuwe eis van de EU verbaast hen nog. Als ze konden zouden ze zelfs niet
meewerken met de EU, maar ze hangen er financieel van af. De grootste investeringen komen
uit het Westen. Veel Serviërs ontkennen de oorlogsmisdaden. Volgens hen hadden andere
naties de oorlog uitgelokt en waren zij de slachtoffers.
27
Even in the newly democratic Seria, studies consistently show that the public largely
refused to believe that Serbs had committied war crimes, and Serbs blamed other
nations and etnic groups fors tarting the war (Subotić 2011:13).
Subotić (2011) geeft weer aan waarom Kroatië sneller europeaniseerde dan Servië.
Kroatië zag de Europese Unie als een staatsorgaan dat veel te bieden had voor Kroatië zoals
economische welvaart, lidmaatschap, internationale legitimiteit,… Servië aan de andere kant
zag de Europese Unie eerder als een “dief” die zijn territorium (Kosovo), zijn trots (de
vernedering van het verliezen van de Balkanoorlogen) en de gezamenlijke herinnering van het
verleden (door het schrijven van een nieuw hoofdstuk in het Joegoslavië-tribunaal) afneemt
(Subotić 2011: 13). De Servische elites delen een verschillende mening onderling over de
mogelijkheid van de europeanisering, terwijl die in Kroatië vrijwel unaniem was. Voor
Kroatië was de EU de enige weg. Servische politieke en intellectuele elites daarentegen
verwijten Europa voor de desintegratie van Joegoslavië en de oorlogen die hieruit ontsproten
(Subotić 2011). “This makes jointing Europe a bitter pill to swallow for Serbian nationalist
elites” (Subotić 2011:13). Toch zijn deze elites van mening dat de europeanisering van Servië
onvermijdelijk is.
4.3.2 De samenwerking van Servië met het Joegoslavië-tribunaal na de
democratische veranderingen in 2000
Tijdens de democratische veranderingen in Servië in 2000 (zie supra 3.1.3) hadden de
toenmalige conservatieve president Vojislav Koštunica en matige premier Zoran Đinđić
hadden beiden een soortgelijke doelstelling voor Servië. Dit hield in dat Servië volledig zou
integreren in Europa en een moderne democratische staat zou worden (McMahon, P. & D.
Forsythe 2008:419). Het Westen zette een groot deel van het geloof in de DOS-partijen. Toch
bleek deze coalitie corrupt en politiek ongevoelig voor de gemiddelde Serviër. Het probeerde
haar doelen te bereiken met ondemocratische middelen. Niettemin beschouwden de DOS-
politici zichzelf als de beste die Servië te bieden had. Dat zij de enige waren die hervormingen
wilden voeren. Als zij zouden falen, zou Servië gedoemd zijn. “Anti-tribunal sentiment did
not dissaper with the 2000 demise of the Milošević […] regimes in Serbia […], respectively
(Peskin, V. & M., Boduszyński 2011:55).” Premier Đinđić daarentegen had een hechte
persoonlijke relatie met de Amerikaanse ambassadeur William Montgomery. Đinđić wou een
decreet naar voren duwen waarbij de regering van Servië het statuut van het Joegoslavië-
tribunaal als het nationale recht zou vaststellen. Ondertussen begin 2001 begon het geduld van
de hoofdaanklaagster Del Ponte op te geraken. Ze eiste de arrestatie van Milošević (Peskin, V.
& M., Boduszyński 2011). In het begin wilden Servië en de EU dat Milošević werd berecht
op eigen bodem, Del Ponte wou hier niet van horen. Dit lokte een grote crisis uit binnen de
28
DOS. De eis van Del Ponte had meer gehoor in Washington dan in Brussel. Het was ook de
VS die de eerste druk uitoefende op Servië met het uitleveren van Milošević. De VS dreigde
met het inhouden van hulp: welgeteld 100 miljoen dollar (Peskin, V. & M., Boduszyński
2011). “The EU then also indicated it might withhold a significant amount of aid (Peskin, V.
& M., Boduszyński 2011).” Dit zorgde ervoor dat Premier Đinđić het klaarspeelde om
Milošević uit te leveren aan het Tribunaal op 28 juni 2001. Het leidde tot een discussie binnen
Servië over de noodzaak van de samenwerking met het ICTY en de juridische veranderingen
die hierbij nodig waren om dit te laten gebeuren. Dit toont aan dat Đinđic verlangde samente
werken met het Tribunaal en het Westen en heeft in het voorjaar van 2003 ook zijn leven
gekost (McMahon, P. & D. Forsythe 2008).
The grip exerted by the war criminals-organized crime nexus and the volatility of the war
crimes issue were violently underscored by the March 2003 assassination of Đinđic by
suspecst who feared their handover to The Hague (Peskin, V. & M., Boduszyński 2011:60).
Enkelen beweren dat het te wijten was aan het feit dat Đinđic beloofd had Ratko
Mladić te arresteren en over te dragen. Na de moord en vanwege de reeds dalende populariteit
van de DOS hield hun heerschappij op. De Serviërs voelden zich genegeerd door de regering
en vreesden dat wetteloosheid en corruptie de toekomst van Servië zouden zijn (McMahon, P.
& D. Forsythe 2008:419). Tijdens de verkiezingen van december 2003 kreeg de Servische
Radicale Partij (SRS) het grootste aantal stemmen. Dit betekende ook de terugkeer van de
Socialistische Partij van Milošević (SPS) en werd opgevat als een totale nederlaag voor de
liberale elementen.
Serbia’s attitude toward Europe, therefore, is a deeply conflicted one. Serbia continues to
imagine itself as a regional leader with grand political ambition. It pursues this ambition
through its strategic alliance with Russia, which often comes at the expense of a full embrace
of Europeanization (Subotić 2011: 14).
De Radicale Partij adopteerde toch enkele pro-Europese slogans ondanks de campagne
die beloftes maakten om “verloren” Servische land te bevrijden en alle samenwerking met het
ICTY te stoppen. De hoofdaanklaagster van het ICTY had in 2003 vier Servische generaals
aangeklaagd die beschuldigd waren van misdaden tegenover de menselijkheid in Kosovo.
Ook al had de Servische overheid reeds enkele hoofdverdachten gearresteerd, waaronder
Milošević zelf, each new indictment created a huge domestic political drama and further
radicalized the population (Subotić 2011:15). De toenmalige Servische minister van Politie
Dušan Mihajlović zei zelfs dat:
29
“Učiniću sve što mogu da oni nikad ne vide Hag, sem kao turisti. Verujem da će mi građani
pomoći u tome, ali o tom potom. (SRNA 2003, Mihajlović: Boriću se da generali ne odu u
Hag [ Mihajlović: Ik zal mijn best doen dat de generaals niet naar Den Haag gaan).35
Een decennium nadat het Joegoslavië-tribunaal werd opgericht en zes jaar sinds het
vertrek van Milošević uit de politiek waren hervormingen zichtbaar. Toch zit de regering nog
steeds in een overgangsperiode. Het ICTY werd gezien als een groot kwaad en politiek
monster voor de Serviërs en dat probeerde veronderstelde oorlogsmisdadigers te berechten
(McMahon, P. & D. Forsythe 2008). In 2005 had het ICTY hogere eisen gesteld aan Servië
voor het arresteren van de laatste twee “most wanted” verdachten Radovan Karadžić en
Ratko Mladić. Indien ze niet werden gearresteerd dreigde financiële hulp en verdere
toetredingsonderhandelingen onthouden te worden door de EU. Servië probeerde deze eisen
voor een lange tijd te negeren. Indien Servië een SAO wou moest het volledig samenwerken
met het Tribunaal maakte de EU hen duidelijk. Tegen 2006 waren onderhandelingen met
Servië officieel stopgezet en de VS ontzag van financiële hulp als straf voor het negeren van
de eisen van het ICTY (Subotić 2009b). We hadden al eerder gezegd dat Servië een probleem
had met zich te identificeren met Europa en de uitgedeelde straffen verergerde het alleen
maar. Servië kon zich beter associëren met Rusland en kreeg interesse in een partnerschap
met hen. Servië kreeg meer en meer de indruk dat de EU hen enkel wou sanctioneren en
Rusland hen helpen.
While nominally supporting Serbia’s EU bid, the leaders themselves felt profoundly conflicted
about what being European meant and how to negotiate the European identity with deeply felt
national attachments and cultural affinities with Russia (Subotić 2011: 15).
. In 2008 werd een economisch akkoord omtrent gas gesloten. Dit was het begin van
een groot economisch partnerschap. “Serbian president Boris Tadic framed this agreement as
a major geostrategic accomplishment that would allow Serbia to be an economic conduit of
sorts for Russia in the EU (Subotić 2011: 14).” Ondertussen herbegon Servië verder banden
met de EU te scheppen.
Serbia was the president of the rotating Council of Europe presidency in 2007, and the
government marked that occasion with a great celebration in Belgrade. For the first
time, the European flag was flying next to the Serbian flag on the Serbian Parliament’s
building (Subotić 2011: 14).
35
Ik zal er alles aan doen dat ik kan opdat zij nooit Den Haag zien, behalve als toeristen. Ik geloof erin
dat de burgers me erbij zullen helpen, maar daarover later meer.
30
De stabilisatie- en associatieovereenkomst werd eindelijk ondertekend in april 2008.
Toch werd die niet onmiddellijk geratificeerd. Het feit echter dat ze er niet in slaagden
cruciale aangeklaagde oorlogsmisdadigers te arresteren, zoals Radovan Karadžić en Ratko
Mladić, zorgde ervoor dat de implementatie van de overeenkomst werd stopgezet (Belloni
2009: 323; Miščević 2009: 186). Dit is een perfect voorbeeld hoe het Joegoslavië-tribunaal
invloed kan uitoefenen op de vooruitgang van de Europese Integratie. Deze ratificatie werd
dus uitgesteld omdat er nog altijd geen volledige samenwerking met het Tribunaal bestond. In
mei 2008 kwam er in Belgrado een prowesterse regering aan de macht. In juli, aan de
vooravond van een vergadering van de EU ministers van Buitenlandse Zaken in Brussel
gepland om de poging van Servië om tot de Unie toe te treden te bespreken, werd Karadžic
gearresteerd in Belgrado (Belloni 2009: 323). Dit opende de weg tot het EU. Servië
arresteerde in mei 2011 Ratko Mladić. Dit werd zeer goed ontvangen in het ICTY aangezien
het Tribunaal sinds de oprichting ervan hem wou berechten. Servië beëindigde de
samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal in juli 2011 wanneer de laatste voortvluchtige
Servische verdachte Goran Hadžić werd uitgeleverd. Zo toonde Servië aan dat ze de
samenwerking met het Tribunaal serieus nam en overwon één van de belangrijkste
hindernissen in het toetredingsproces tot de EU.
4.3.3 Enkele groepen binnen Servië wel bereid samen te werken met het
Joegoslavië-tribunaal.
Enkele groepen binnen Servië waren wel bereid om hun organisatie van het begin af aan af te
stemmen op de doelstellingen van het Westen en in het bijzonder van het ICTY en zo de
publieke opinie te wijzigen. Vooral sinds 2000 is het te merken dat het Servische
maatschappelijke middenveld actief aan het debatteren is over de oorlog en de Servische
verantwoordelijkheid (zie supra). Het gaat om de niet-gouvernementele sector in Servië die
een aanzienlijke groei had in 1990, maar stagneerde in 2005. Echter waren volgens de United
States Agency for International Development (USAID) de meest succesvolle en bekende
NGO’s in deze sector de organisaties die zich bezighielden met de verzoening en
mensenrechten. Deze NGO’s vallen op vanwege hun inspanningen om de militarisering van
de Servische samenleving en het verleden van Servië te confronteren. Ze roepen ook expliciet
op tot samenwerking met het ICTY (McMahon, P. & D. Forsythe 2008: 425; The 2005 NGO
Sustainability Index for Central and Eastern Europe and Eurasia: 176). De meest bekende
mensenrechtenorganisatie in Servië is het Fond za humanitarno pravo (FHP) 36
en zoals we
36
Humanitarian Law Centre (HLC)
31
op de site37
kunnen lezen is het opgericht om documenten op te maken van de schendingen
van de mensenrechten in de regio van ex-Joegoslavië:
[…] je nevladina organizacija koju je 1992. godine osnovala Nataša Kandić sa ciljem
dokumentovanja kršenja ljudskih prava koja su masovno činjena širom bivše Jugoslavije,
tokom oružanih sukoba u Hrvatskoj, Bosni i Hercegovini i kasnije na Kosovu.38
Het hoofdkantoor van het centrum bevindt zich in Belgrado en verscheidene anderen
verspreid in het land en Kosovo. Verder biedt het FHP informatie, juridische analyses en
conferenties en congressen aan gastheren over de overgang naar gerechtigheid (McMahon, P.
& D. Forsythe 2008: 425).
U okviru FHP, program tranzicione pravde se spovodi kroz sledeće aktivnosti:
Istraživanje, dokumentovanje i pamćenje
Pravda i reforma institucija
Javno informisanje i Outreach39
Misija:
Fond za humanitarno pravo (FHP) pomaže post-konfliktnim društvima u bivšoj Jugoslaviji u
ponovnom uspostavljanju vladavine prava i suočavanja sa nasleđem masovnih kršenja ljudskih
prava, radi sprečavanja njihovog ponavljanja, kao i radi obezbeđivanja odgovornosti i
izvršenja pravde.40
Vaak zijn deze organisatie en haar oprichter het doelwit geweest van minachting van
de nationalisten, vanwege de samenwerking met het ICTY. Anderzijds werd het centrum en
Kandić door de internationale gemeenschap beloond voor hun inspanningen om meer
waarheid, gerechtigheid en verzoening te brengen in Servië. De FHP bestaat uit zo'n zeventig
advocaten, onderzoekers en mensenrechtenactivisten die zich inzetten voor het verstrekken
37
http://www.hlc-rdc.org/?page_id=14390 38
[…] is een niet-gouvernementele organisatie die Natasa Kandic in 1992 opgericht heeft met het doel
om te documenteren over de schending van de mensenrechten die massaal begaan zijn in het
voormalige Joegoslavië tijdens de gewapende conflicten in Kroatië, Bosnië en Herzegovina en later in
Kosovo. 39
In het kader van de FHP, wordt het transitional justice-programma uitgevoerd door middel van de
volgende activiteiten:
• Onderzoek, documentatie en het zich herinneren
• Justitie en Institutionele Hervormingen
• Informatie publiek maken en Outreach 40
Missie:
Het Centrum voor Humanitair Recht helpt samenlevingen na een conflict in het voormalige Joegoslavië
met het herstel van de rechtstaat en het omgaan met de erfenis van schendingen van de mensenrechten,
om de herhaling ervan te voorkomen, alsmede de verantwoording en de uitvering van gerechtigheid te
waarborgen.
32
van de ICTY met objectieve informatie en deskundige analyses in oorlogsmisdaden. In 2004
heeft de FHP een protocol met gelijkgezinde NGO's in Sarajevo en Zagreb ondertekend om
samen te werken en informatie met betrekking tot oorlogsmisdaden te consolideren en de
verzoening te bevorderen (FHP 2012; McMahon, P. & D. Forsythe 2008: 425).
De FHP werkt samen met andere Servische NGO's, waaronder Žene u crnom [Women
in black], Transparentnost Srbija [Transparantie Servië] en Centar za nenasilnu akciju [het
Centrum voor Geweldloze Actie]. Het werkt op het basisniveau van de burgers om het
Servische bewustzijn van de misdaden uit het verleden te trekken en verzoening aan te
moedigen. McMahon, P. & D. Forsythe (2008: 425) zeggen er nog bij dat de veranderingen in
de Servische samenleving op gang zijn: “Without exaggerating the importance of any single
orgnaization, it is fair to say that changes in Serb society are underway.” Ook wijzen ze op
wat het ICTJ gezegd heeft over de NGO’s in Servië: “[there is] a reasonable dynamic NGO
movement [in Serbia]” Ook al is duidelijk dat de overheid nog altijd meer macht uitoefent dan
de NGO’s zegt de ICTJ erbij dat “reformist stalwarts like Radio TV B92 …[will help right-
based NGO’s]…play a positive and active role in any transitional justice initiatives.” (ICTJ
2004: 13) (zie infra 4.3.4 voor extra informatie over het begrip transitional justice). Hieruit
kunnen we aannemen dat progressieve institutionele verandering duidelijk zijn in Servië
ondanks het feit dat de politiek leiderschap en instellingen grotendeels onliberaal blijven.
Hoofdzakelijk worden de NGO’s door de politici gemarginaliseerd, toch dragen die een groot
steentje bij dankzij hun organisatiedoelen te koppelen naar verdere samenwerking met het
ICTY (McMahon, P. & D. Forsythe 2008: 426). Ondertussen zijn een paar top Servische
ambtenaren reeds begonnen met het verleden van het land te erkennen en een verlangen naar
verantwoording. McMahon, P. & D. Forsythe (2008: 426) verwijzen naar het artikel van
Ljubas (2006) en citeren de woorden van de toenmalige vice-premier Ivana Dulić-Marković
om de bereidheid van de ambtenaren om het verleden te erkennen aan te tonen.
'Srebrenica remains on the conscience of all humanity, because not enough was done to stop
the mass-murder,' Dulic-Markovic said in the statement. She also said those who committed
the massacre must be brought to justice and punished for the sake of 'reconciliation in Bosnia-
Herzegovina, the region and Europe.' ''A crime must neither be hidden, nor remain
unpunished. It is impossible to erase pain or change the past, but we can and must jointly
reach the truth and justice,' said Dulic-Markovic.
Dit toont aan dat een aantal politieke elites op weg zijn in de richting waarop het
Westen gehoopt had toen het Joegoslavië-tribunaal opgericht werd. Toch vragen ze (2008:
426) zich af “what role, if any, did the ICTY play in inspiring these changes?” Ze zeggen
echter dat de effecten van het ICTY op Servië tweeledig is. Ten eerste sinds 2007 (toen M&P
hun artikel begonnen te schrijven) waren er weinig tekenen van progressief-liberale
veranderingen in Servië (zie supra) Ten tweede verwijzen de liberale veranderingen die zich
33
wel hebben voorgedaan niet naar een rechtstreeks causaal verband tussen de ICTY en deze
uitkomsten. Eerder zeiden McMahon, P. & D. Forsythe (2008: 426) al dat sommige leden
van de Servische samenleving erkend hebben dat de samenwerking met het ICTY een
noodzakelijk kwaad is. Enkele bijzonder NGO’s hebben zelfs de missie van hun organisatie
gekoppeld met de doelstellingen van het Tribunaal. Verder hadden ze niet voldoende bewijs
om het ICTY te koppelen tot een directe weg naar vrede en liberale veranderingen in Servië.
In de sectie 4.4 van deze masterscriptie wordt aan de hand van recentere krantenartikelen en
bronnen aangetoond dat het ICTY degelijk wel genoeg invloed had op de Europese integratie
van Servië, weliswaar als hulpmiddel gebruikt door de EU zelf. Toch zeggen ze (2008: 426)
dat het ICTY niet irrelevant is of volledig genegeerd moet worden. Ze wisten toen al dat het
ICTY en de doelstellingen belangrijke onderwerpen zouden blijven van gesprekken binnen
Servië. De samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal is tevens een eeuwigdurende
voorwaarde geweest voor economische hulp en de toekomstige samenwerking met Euro-
Atlantische instellingen en Westerse landen. Het zou dus volgens hen verkeerd zijn aan te
nemen dat het ICTY geen enkel effect gehad heeft op dat moment.
4.3.4 De invloed van het Joegoslavië-tribunaal en de EU op de toetreding van
Servië tot de EU: een vorm van transitional justice
In het verleden vonden gruweldaden zoals Srebrenica plaats. De internationale wil om zo’n
gruweldaad te voorkomen was veel te traag en het internationale schuldgevoel kwam te laat.
De lesjes uit het verleden zijn geleerd en daarom staken nadien internationale actoren veel
moeite in het uitbreiden van het systeem van “Transtional justice -systematic addressing of
crimes of the past- to deal with the atrocities' political aftermath” (Subotić 2009a: 3).
Moderne Transitional Justice dateert nog van WOII (Teitel 2005). Op de site van
International Center for Transitional Justice (ICTJ) wordt een definitie van Transitional
justice gegeven:
Transitional justice refers to the set of judicial and non-judicial measures that have been
implemented by different countries in order to redress the legacies of massive human rights
abuses. These measures include criminal prosecutions, truth commissions, reparations
programs, and various kinds of institutional reforms (ICTJ 2013).
Aangezien tijdens de Joegoslavische oorlogen veel (oorlogs)misdaden gepleegd zijn,
was het voor de landen als Kroatië en Servië noodzakelijk oog in oog te staan met die feiten.
Dat was niet vanzelfsprekend, daar de militairen beschouwd door de internationale
gemeenschap als oorlogsmisdadigers voor hen oorlogshelden zijn. Deze landen wouden hun
34
oorlogshelden niet uitleveren aan internationale rechtbanken en zeker niet zelf vervolgen.
Toch vond de internationale gemeenschap een manier om van buitenaf druk op hen uit te
oefenen (Subotić 2009a,). De EU stelde Transitional Justice als een voorwaarde voor de
toetreding.
Transitional justice is increasingly becoming part of regional integration requirements, as
European Union […] candidate states are being required to implement some form of
institutional reckoning with the past as a condition for joining (Subotić 2009a: 5).
Meer bepaald, de EU wou tot Transitional Justice in de Westelijke Balkan komen
door het onthouden van financiële hulp indien de landen weigerde samen te werken met het
Joegoslavië-tribunaal (Subotić 2009a). Het ICTY was dus niet enkel opgericht om recht te
spreken over een paar verdachten, maar ook om bij te dragen tot de herstelling van vrede en
de behouding ervan in de regio van de Westelijke Balkan ( zie Resolution 827 (1993); NATO
2012; Subotić 2012). Dit trok de aandacht van geleerden en voorstanders van de Transtional
Justice (Subotić 2012).
Transitional justice is not a ‘special’ kind of justice, but an approach to achieving justice in
times of transition from conflict and/or state repression. By trying to achieve accountability
and redressing victims, transitional justice provides recognition of the rights of victims,
promotes civic trust and strengthens the democratic rule of law (ICTJ 2013).
Dus zoals we hierboven lezen was Transition Justice bestemd om vrede en
gerechtigheid te brengen in conflict- en transitielanden zoals de Westelijke Balkan. Nu
Subotić (2009a:6) zegt dat hiervan misbruik is gemaakt in die regio en noemt het Hijacked
justice. De internationale gemeenschap gebruikt het voor persoonlijke doeleinden om van
bepaalde personen (politieke leiders, militairen, …) vanaf te geraken en niet de landen sociaal
te hervormen.
Transitional justice institutions have become such a popular way of addressing past abuses
that more and more states are adopting some mechanism of transitional justice. At the same
time, states use these mechanisms to achieve goals quite different from those envisaged by
international justice institutions and activists. States now use transitional justice to get rid of
domestic political opponents, obtain international material benefits, or gain membership in
prestigious international clubs, such as the European Union. The use of international norms
and institutions for local political ends then leads to policy outcomes far removed from
international transitional justice expectations. This domestic misuse of transitional justice
35
norms, a phenomenon I call “hijacked justice”, is tremendously problematic and significant in
that it greatly reduces the effectiveness of international justice projects, jeopardizes their
legitimacy, and does not bring about the profound social transformation that countries coming
out of violent conflict require (Subotić 2009a:6).
Deze uitspraken van Subotić gelden zeker voor Servië, want daar heeft nog steeds
geen sociale hervorming of verzoening met het verleden plaatsgevonden. De EU moest Servië
fel chanteren alvorens het oorlogsmisdadigers uitleverde. Servië verantwoordde zich zelfs
elke keer tegenover het volk dat het de oorlogsmisdadigers moest uitleveren en vroeg zelfs de
oorlogsmisdadigers zich “vrijwillig” over te geven in ruil voor een geldvergoeding aan hun
familie (zie supra 4.3.2 en infra 4.4). Dus het keurde wat de EU en de ICTY van hen eiste niet
goed, maar deed het omdat het anders geen financiële hulp kreeg. Het zag de ICTY altijd als
een noodzakelijk kwaad voor een betere toekomst wat het EU-lidmaatschap inhield. Met de
recente vrijlatingen van de twee Kroatische generaals en de drie leden van het Kosovaarse
bevrijdingsleger zijn hun oude nationalistische gevoelens terug aangewakkerd en is er zeker
geen sprake van Transtional justice, maar van Subotić haar Hijacked justice.
4.4 Analyse van de Servische media om de invloed van het Joegoslavië-tribunaal op de
toetreding van Servië tot de EU aan te tonen
De media in Servië speelt een rol bij het vormen van de publieke opinie over het Joegoslavië-
tribunaal. Dit is een belangrijk punt, omdat politieke leiders rekening moeten houden met de
publieke opinie, aangezien zij het volk vertegenwoordigen. Het International Center for
Transitional Justice ging ervan uit dat het wijdverbreid wantrouwen tegen het ICTY te wijten
is aan de staatspropaganda die het tribunaal als anti-Servisch afschilderde. Volgens McMahon
P. & D. Forsythe (2008: 423 ) is dit vaak onjuist en verbeeldt de rechtbank zich dit. Deze
stelling tonen ze aan met het feit dat sinds een Tv-kanaal live verslaggeving begon te bieden
van het Joegoslavië-tribunaal, andere media hierop reageerden door het uitnodigen van gasten
en redacties die de commentaren gemaakt tijdens de processen tegenspraken. Tegelijkertijd is
de verbeterde Servische houding direct gekoppeld aan de bereidheid van de media om de
stemmen van de slachtoffers te laten horen. Een duidelijke verschuiving in de houding kwam
pas nadat in juni 2005 op de Servische televisie een video (B92 2005b) vertoond werd waarbij
Servische paramilitairen betrokken waren bij de Srebrenica wreedheden.
36
Video grab from footage shot near Srebrenica shown at the Hague war crimes
tribunal on June 2 2005 showing men lying on the ground before being taken elsewhere where
some of them were shot (Guardian 2005; Photograph: Hague tribunal handout/Reuters)
Hag -- Tužilaštvo Haškog tribunala prikazalo je video snimak streljanja šestorice zarobljenika
iz Srebrenice (B92 2005a).41
Tužilaštvo Haškog tribunala emitovalo je šokantan snimak egzekucije Muslimana iz
Srebrenice (B92 2005b).42
Serbia shocked by video showing Srebrenica shootings (Guardian 2005).
De vertoning bracht een "lawine" van uiteenlopende publieke reacties in beweging.
Naar aanleiding van de uitzending, vielen sommige SRS afgevaardigden de mediakanalen en
–organisaties aan en riepen ze uit tot " Vijanden van het volk [непријатељи
народа=neprijatelji naroda]", en beweerden dat de foto’s van het bloedbad een belediging
waren tegen de waardigheid van het Servische volk. Aan de andere kant uitten
vertegenwoordigers van andere nationalistische politieke groeperingen hun spijt. Terwijl
reacties gevarieerd waren, was de uitzending toch een aanleiding tot een ongekende omvang
van publicaties in de Servische kranten over de massamoord in Srebrenica (McMahon P. & D.
Forsythe 2008: 424). Naar aanleiding van deze video verklaarde de Servische premier
Vojislav Koštunica dat43
:
41
Den Haag- De openbare aanklager van het Joegoslavië- tribunaal heeft de
video van de executie van zes gevangenen uit Srebrenica getoond 42
De openbare aanklager van het Joegoslavië- tribunaal heeft schokkende beelden
uitgezonden van de executies van Moslims in Srebrenica]
http://www.b92.net/info/galerija/photo.php?categoryId=118#imgId=36548 43
De oorspronkelijke bron is de nationale zender van Servië: http://www.rts.rs/ , maar die link is
37
[…] su nadležni organi Srbije, posle prikazivanja filma u Haškom tribunalu o zločinima u
Srebrenici, priveli i pritvorili više osumnjičenih za taj zločin, koji se nalaze na snimku (RTS
2005).44
[…] snimak iz Srebrenice svedoči o brutalnom, bezdušnom i sramnom zločinu počinjenom
nad civilima i veoma je važno da su vlada i nadležni organi odmah po prikazivanju filma
reagovali i preduzeli odgovarajuće akcije kako bi svi koji su počinili ovaj zločin, a nalaze se u
Srbiji, bili privedeni pravdi (RTS 2005).45
Eén maand later woonde de toenmalige Servische president Boris Tadić de tiende verjaardag
van de wreedheden in Srebrenica bij. Hierbij zei hij echter geen woord (McMahon P. & D.
Forsythe 2008: 424). De Servische televisiezenders brachten hier natuurlijk verslag over uit
en de televisiezender B92 schreef het volgende op 11 juli 2005:
Predsednik Srbije Boris Tadić prisustvovao je komemoraciji i položio venac srebreničkim
žrtvama na kome piše: "Srebreničkim žrtvama predsednik Srbije, Boris Tadić". On, međutim,
nije govorio. Njegov savetnik Branko Radujko za B92 kaže da to protokolom nije ni bilo
predviđeno, ali da je predsednik Tadić poslednjih dana preko medija jasno izneo svoj odnos
prema zločinu[…]46
Dit historisch moment werd ook door elke dagelijkse krant van Belgrado vastgelegd
en de minister van Buitenlandse Zaken van Servië nam deel aan een live televisiedialoog
(McMahon P. & D. Forsythe 2008: 424). Het artikel dat aangehaald wordt door McMahon P.
& D. Forsythe (2008: 424) waarin de uitgever en media-analist Bratislav Grubačić aantoont
dat er iets fundamenteel veranderd is in Servië sinds het vertonen van de video.
verdwenen en is de volledige tekst te vinden op http://forum.sarajevo-rs.com/index.php?/topic/526-
kostunica-privedeno-vise-osumnjieenih-za-srebrenicu/. 44
[…]de autoriteiten van Servië, hebben na de vertoning in het Joegoslavië-tribunaal
van de beelden van de misdaden begaan in Srebrenica, diverse verdachten, die zijn opgenomen in
de video, aangehouden en in de gevangenis gestopt voor die misdaad,. 45
[…]de video uit Srebrenica getuigt van de wrede, harteloze en schandelijke misdaden gepleegd tegen
de burgers, en het is zeer belangrijk dat de overheid en de autoriteiten direct na het bekijken van deze
video gereageerd hebben en de nodige maatregelen genomen hebben om aan al degenen die deelnamen
aan die schandelijke misdaad en die nog in Servië wonen gerechtigheid te brengen. 46
De president van Servië heeft deelgenomen aan de herdenking en legde een krans
voor de slachtoffers van Srebrenica waarop geschreven staat: “voor de slachtoffers van Srebrenica
president van Servië, Boris Tadić. Hij sprak echter niet. Zijn raadgever dat het volgens protocol niet
voorzien was, maar dat de president de afgelopen dagen duidelijk zijn standpunt over de misdaad
uitgedrukt […]
38
Publisher and media analyst Bratislav Grubacic believes the Serbian public is at the beginning
of the process of coming to terms with the massacre at Srebrenica. “What had been a wall of
denial”, he says, “began to crack a month ago when Serbian television broadcast the video of a
special Serbian police unit murdering six unarmed Muslims near Srebrenica (VOA 2009).”
De video werd vertoond door het ICTY dus hiermee heeft het ICTY invloed gehad op
Servië en hen nog meer op weg geholpen tot de samenwerking met het Tribunaal en richting
EU. Het artikel van Željko Ljubas geeft ook bewijs dat de EU invloed heeft op de vooruitgang
samen met de ICTY wanneer oorlogsmisdadigers niet worden gearresteerd en uitgeleverd.
Believing that Serbia has provided shelter to ICTY fugitive Ratko Mladic, the European Union
suspended Stabilization and Association Agreement talks with Serbia in May this year.
The whereabouts of Radovan Karadzic remain unknown ( Ljubas 2006).
Grubečić zegt nog:
Serbs are becoming, let us say, more sober after being drunk all these years of wars (and 10
years of Milosevic rule). And I think it is improving. The fact is that the government has the
clear political will to cooperate with the Hague tribunal and send (the alleged perpetrators of
Srebrenica) Mladic and Karadjic to the Hague, if they catch them here (VOA 2009).
En gelijk kreeg hij want in 2008 werd Radovan Karadžić gearresteerd en uitgeleverd,
en in 2011 Ratko Mladić en zelfs Goran Hadžić de laatst gezochte. Subotić (2009a: 1)
analyseert de invloed van de arrestatie van Karadžić op Servië en geeft hiermee een mooi
voorbeeld hoe de ICTY invloed heeft op de Europese integratie van Servië:
Radovan Karadžić was arrested on a Belgrade commutur bus in July 2008 after thirteen years
in hiding. His arrest was sudden and surprising and came only a few weeks after the new,
reformist government had come to power in Serbia. And while the Serbian press devoted
hunderds of stories to his bizarre disguise and to his mistress, friends, neighbors, and favorite
Belgrade bars, the Serbian government looked at Karadžic and saw the country’s ticket to the
European Union (EU). Suddenly the doors to Europe could open for a country shunned for
years because of its reluctance to apprehend war- crimes suspects.
Vooral de arrestatie van Ratko Mladić was zeer belangrijk. Reeds bij de oprichting van
de ICTY was Mladić een “most wanted criminal”. Het feit dat premier Đinđić hem wou
arresteren en uitleveren aan het Tribunaal, heeft volgens sommigen in 2003 hem het leven
39
gekost (zie supra). Nu was het nog belangrijker aangezien Karadžić en hij de laatste twee
oorlogsmisdadigers die Servië moest uitleveren om tot de EU te mogen treden.
Odbegli haški optuženik Ratko Mladić uhapšen je jutros, potvrdio je predsednik Srbije Boris
Tadić. Uhapšen je u selu Lazarevu kod Zrenjanina.[…]Pokrenut postupak za izručenje
Haškom tribunalu.47
Tadić zei de dag van de arrestatie van Mladić: "Pokazali smo da želimo u Evropu i da
želimo da podignemo svoj kredibilitet u međunarodnoj javnosti (RTS, Uhapšen Ratko
Mladić48
, 2011).”49
Het was bij wijze van spreken “the golden ticket” tot de Europese Unie
waarover Subotić reeds hierboven sprak. Althans dachten ze dat toen nog, want Kosovo blijft
nog een belangrijke kwestie (zien we later). Het heeft hen alvast dichter bij de eindstreep
gebracht. Tadić verantwoordde het arresteren van Mladić: […] Srbija [je] samo poštovala
domaće i međunarodne zakone[…] (RTS, Uhapšen Ratko Mladić , 2011).”50
Eerder werd
vermeld dat de publieke opinie van belang is voor de politici aangezien ze het Servische volk
vertegenwoordigen. De politieke elites hebben zich al eerder verantwoord tegenover het volk
voor het uitleveren van oorlogsmisdadigers. Aangezien de oorlogsmisdadigers vaak als
oorlogshelden werden gezien, kon dat leiden tot protesten en zelfs het vermoorden van
politieke leiders, denk aan Đinđić supra. Vaak zeiden ze er nog bij dat dit gebeurde vanwege
de internationale druk en dat dit de enige manier was om tot de EU toe te treden (Subotić
2009: 2). Tadić voegde er nog aan toe: Više niko u svetu nema dilemu da Srbija punom snagom
sarađuje sa Tribunalom" (RTS, Uhapšen Ratko Mladić, 2011).51
Deze uitstpraak van Tadić werd
bevestigd wanneer de laatste voortvluchtige Goran Hadžić gearresteerd werd.
Последњи хашки бегунац Горан Хаџић ухапшен јутрос на Фрушкој гори. Испуњени
услови за изручење Хагу. Хаџић рекао да се неће жалити. Пре хапшења користио лажни
идентитет, био наоружан али није пружао отпор, изјавио тужилац Владимир Вукчевић.
Хапшењем Хаџића, Србија завршила најтежи део сарадње са Хашким трибуналом,
поручио председник Тадић ( RTS 2011, Ухапшен Горан Хаџић)52
.
47
Donderdag 26 mei 2011 – RTS (Servische nationale televisiezender)
http://www.rts.rs/page/stories/sr/story/135/Hronika/898386/Uhap%C5%A1en+Ratko+Mladi%C4%87.h
tml 48
Ratko Mladić gearresteerd. 49
We hebben laten zien dat we in Europa willen en onze geloofwaardigheid willen verhogen tegenover
de internationale gemeenschap. 50
[…]Servië [heeft] enkel de nationale en internationale wetten gerespecteerd. 51
Niemand in de wereld heeft nog twijfel dat Servië volledig samenwerkt met het Tribunaal. 52
De laatste voortvluchtige van het Joegoslavië-tribunaal Goran Hadžić is deze morgen gearresteerd op
de Fruška Gora. Aan de eis van het overdragen aan het Tribunaal is voldaan. Hadžić zei dat hij geen
spijt zal hebben. Voor de arrestatie gebruikte hij een valse identiteit, was gewapend, maar bood geen
weerstand, maakte de aanklager Vladimir Vukčević bekend. Met de arrestatie van Hadžić, heeft Servië
40
Met deze arrestatie sloot Servië het hoofdstuk van de samenwerking met het
Joegoslavië-tribunaal af. Jammer genoeg betekende dit niet het afsluiten van het hoofdstuk
met de samenwerking met het EU. Servië was nog geen lidstaat, maar verkreeg wel eindelijk
de status van kandidaat-lidstaat van de Europese Unie op 1 maart 2012 (zie supra 3.3). Het
enige obstakel nog van Servië tot het lidmaatschap zelf is de kwestie van Kosovo.
4.5 Kritiek geleverd op de invloed van de Europese Unie en het Joegoslavië-tribunaal op
de toetreding van Servië tot de EU
4.5.1 Kritiek door Belloni
Belloni wijst erop dat het wankelen en de vervaging tussen juridische en politieke rollen van
Del Ponte voor veel opgetrokken wenkbrauwen zorgde onder de leden van de EU Raad
Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. Het leidde tot de verlegenheid van politieke
instellingen en zette af en toe aan tot een scherp debat tussen de EU-lidstaten. In het bijzonder
met betrekking tot Servië, ondersteunden staten als Oostenrijk, Slovenië en Italië een snelle
toebedeling van de status van Kandidaat-lidstaat aan Belgrado (die uiteindelijk sinds 1 maart
2012 kandidaat-lidstaat is van de EU) als een stilzwijgende beloning voor het verlies van
Kosovo. Terwijl bepleitten het Verenigd Koninkrijk en Nederland voor het strenger maken
van de voorwaarden (Belloni 2009: 326) .
Het gebrek aan duidelijkheid over de respectieve verantwoordelijkheden van de EU en
van het tribunaal bij het vaststellen van overeenstemming creëerde een indruk van
besluiteloosheid. Het Joegoslavië-Tribunaal stond onder grote financiële druk in die periode.
Het gevaar bestond dat het tribunaal in 2010 moest stoppen, terwijl het dan nog niet klaar was
(zie Volkskrant 2006; Belloni 2009: 326). De president van het tribunaal, Patrick Robinson,
zei in oktober 2010 dat hij verwachtte dat het tribunaal op zijn vroegst pas in 2014 zal kunnen
sluiten, als alle zaken zijn afgehandeld (NOS 2011).
Volgens Belloni (2009: 326) zouden uiteindelijk de EU- instellingen voor het
buitenlands beleid, het Joegoslavië-Tribunaal, het Stabiliteitspact en de SAP allemaal
verweten moeten worden voor het feit dat ze zich richten op de politieke leiders, en voor het
leiden tot een polarisatie tussen een geëuropeaniseerde elite en niet-geëuropeaniseerde en
vervreemde burgers. Ondanks de inzet van de EU voor de regio, merkt Belloni toen hij zijn
artikel in september 2009 publiceerde terecht op dat de Zuidoost-Europese burgers zelden
konden vrij reizen naar West-Europa, iets wat ze konden doen tijdens Tito's Joegoslavië.
Sinds 19 december 2009 kunnen de Serviërs terug visumvrij reizen naar West-Europa (zie
het moeilijkste gedeelte van de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal voltooid, verkondigde de
president Tadić.
41
supra 3.2 Aanvraag tot lidmaatschap). Bovendien merkt hij op dat de Europese instellingen
zich niet alleen richtten op politieke leiders, maar ook zorgden zij niet voldoende voor
middelen en ondersteuning van de lokale burgerlijke samenleving. Bureaucratische
ondoeltreffendheid blijft. Deze leidde er vaak toe dat de lokale burgerlijke samenleving enkel
Europese middelen aanvroeg als er geen andere realistische alternatieven bestonden.
Misschien nog belangrijker volgens Belloni is, ondanks de nadruk die door de EU gelegd
wordt op het partnerschap, dat het proces van de Europese integratie enkele beperkingen van
eerdere top-down politiek toont. Vaak is een dergelijk proces opgebouwd rond de idee van de
toenemende betrokkenheid van de EU in de Westelijke Balkan met de bedoeling van het
opnemen van deze regio in de Europese instellingen en de sociale contacten door middel van
Europese normen. Zo zal het terug dezelfde aanpak van regionale ontwikkeling vormen, die
gebaseerd is op externe internationale interventie. Dit werd al het grootste deel van het
afgelopen decennium op de regio toegepast. Deze benadering maakt Bosnië, Macedonië,
Kosovo en de andere landen van de Westelijke Balkan opnieuw de ontvanger van strategieën
die elders ontwikkeld zijn.
Ten slotte zegt Belloni (2009), voor zover alleen de prestaties van kandidaat-lidstaten
van de EU bepaald zijn in termen van het voldoen aan het vereiste voor een lidmaatschap, is
er een risico dat de hervorming niet zal voldoen aan belangrijke binnenlandse kwesties die
uniek zijn voor deze regio. In het bijzonder ligt de nadruk op de noodzaak om de staat en de
regionale instellingen te ontwikkelen. Middelen, zoals het SAP, zijn misschien helemaal niet
van toepassing voor de aanpak van de regiospecifieke problemen. Hoewel op lange termijn
mechanismen zoals het SAP onmisbaar zijn, en een belangrijke stap van de eerdere
crisisgevoelige aanpak op interventie betekenen, hebben deze mechanismen meer kans om
effectief te zijn als ze gebaseerd zijn op de binnenlandse politieke processen en genoeg de
binnenlandse actoren prikkelen om hen te omarmen.
4.5.2 Kritiek door Prof. dr. Samardžić
Belloni is echter niet de enige die kritiek levert op de EU en het Joegoslavië-tribunaal. Prof.
dr. Samardžić, de hoofdprofessor van de masteropleiding Europese Integratie aan de Faculteit
Politieke Wetenschappen van de Universiteit Belgrado, geeft in het boek Srbija u procesu
pridruživanja Evropskoj Uniji (2009) dat door hem is samengesteld ook kritiek op het verloop
van de Europese integratie van Servië. Hij geeft eerst een overzicht van het toetredingsproces
van Servië en vergelijkt het dan met gelijkaardige toetredingsprocessen van andere landen.
In 2006 waren de onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst
net begonnen, niemand had volgens Samardžić (2009: 7) verwacht dat na meer dan drie jaar
de status van die overeenkomst op zo’n laag niveau zou zijn als midden 2009. Dit betekent
concreet dat alle deelnemers de SAO hebben ondertekend (Servië aan de ene kant, en de Raad
42
van ministers van de EU en de 27 lidstaten aan de andere kant op 29 april 2008), maar dat
meer dan een jaar na dat verdrag alleen Servië het geratificeerd had. Bovendien werd een deel
van de SAO, die in de vorm van de interim-overeenkomst in werking treedt bij de
ondertekening, onverwijld bevroren door de EU- Raad van Ministers na de ondertekening, en
werd alleen door Servië op 1 februari 2009 uitgevoerd. Juist het feit dat Servië als het laatste
land in de regio (de westelijke Balkan) onderhandelingen over de SAO begon zegt genoeg
over die periode. Deze valt samen met het begin van het werk rond dit project. Dit toont aan
dat de betrekkingen tussen Servië en de EU niet gebruikelijk waren. In het bijzonder, waren
deze betrekkingen significant verschillend in vergelijking met de betrekkingen tussen de EU
en de andere landen van de westelijke Balkan, of tussen de EU en de landen van Centraal- en
Oost- Europa die tot de EU waren toegetreden in 2004 en 2007. Het belangrijkste verschil
bestaat volgens Samardžić (2009: 7) in de aanwezigheid van intense hoge zaken van het
rijksbeleid vanaf het begin zelf van de Servische betrokkenheid bij de Stabilisatie- en
associatieproces begin 2001.
De eerste van deze kwestie was het lot van de gemeenschappelijke staat van Servië en
Montenegro, die tot aan het referendum over de afscheiding van Montenegro, in mei 2006,
aanzienlijk de PSP veel meer in Servië vertraagde dan in Montenegro. Bekeken vanuit de
technische kant hoefde het niet tot een aanzienlijke vertraging van het proces te komen indien
de EU dit geval niet als een zeer belangrijke politieke kwestie had beschouwd en dat het niet
hierin de functie van dergelijke gezaghebbende arbiter had ingenomen. Dat op één of andere
manier, de EU hier had opgetreden zo zoals het de voormalige Tsjechoslowaakse Republiek
behandelde, zou de SAP niet zo drastisch vertraagd geweest zijn en kon de SAP vooruitgaan
ongeacht de uiteindelijke beslissing van de interne staatsaangelegenheden van Servië en
Montenegro. Samardžić herinnert ons eraan dat de EU een associatieovereenkomst (de
Europese Overeenkomst) met de Tsjechoslowaakse Republiek in 1991 gesloten had en dat
meteen na de internationale regeling tot het vreedzame uiteenvallen van de twee delen van de
staat, de onderhandelingen werden voortgezet in de vorm van twee associatieovereenkomsten
(1993), technisch gezien daar waar het formeel werd beëindigd met het scheiden van de staten
Tsjechië en Slowakije. In het geval van Servië en Montenegro heeft de EU heel anders
gehandeld (zie supra 3.1.3).
Ten tweede, nog een moeilijkere vraag dan eerder vernoemd waarin de EU nog dieper
is op ingegaan, is de kwestie van Kosovo en Metohija. De huidige situatie van de
ondertekende en bevroren overeenkomst en het aanzienlijk vertraagde proces is te wijten aan
de actieve deelname van de EU en de (enorm, zeer) verkeerde manier van het oplossen van
deze Servische staatskwestie. Hier vergelijkt Samardžić (2009: 8) de kwestie Kosovo en
Metohija met de kwestie van afscheiding van het noordelijke deel van Cyprus. Deze laatste
kwestie heeft het niet onmogelijk gemaakt dat deze staat zo snel mogelijk een
associatieovereenkomst sloot met de EU, en dan zelfs tot de Unie is toegetreden als
43
volwaardig lidstaat. Noch de EU-lidstaten noch de EU-autoriteiten erkennen de zogenaamde
Republiek Noord-Cyprus, waarin het toetredingsverdrag en andere rechtshandelingen van de
Unie niet van toepassing zijn. Tegenover Kosovo en Metohija handelen de EU-autoriteiten en
haar 22 lidstaten op precies de tegenovergestelde manier.
Ten slotte is er het derde geval dat Samardžić (2009: 8) aangeeft en tevens het voor
ons belangrijkste geval van hoge politisering van de betrekkingen tussen Servië en de EU. Het
gaat om de kwestie van de samenwerking van Servië met het Joegoslavië-tribunaal. De
zogenaamde volledige samenwerking is een voorwaarde waaraan Servië moet voldoen als
basisconcept voor de SAP, evenals als schriftelijke normen opgenomen in de SAO. Vanaf het
begin van de uitvoering van de SAP tot nu toe werd het determineren van de "volledigheid"
van de samenwerking van Servië met het tribunaal, ondanks de onmiskenbare kwalitatieve en
kwantitatieve indicatoren, de inzet in het politieke spel van de hoge rang waarvan niemand het
einde kan zien en na verloop van tijd zelfs het begin niet. In het geval van Servië heeft de EU
haar ongetwijfelde manoeuvre van praktisch inzicht en de toepassing van haar stelling over de
"volledige samenwerking" meer gebruikt als principe van sanctionering dan van stimulering.
Ook hier zegt Samardžić is een vergelijking van toepassing. Kroatië heeft zijn SAP met de
EU ondertekend in 2001, na de ratificatie door alle deelnemende partijen, evenals de
onmiddellijke uitvoering van de interim-handelsovereenkomst, is hij met succes toegepast
gedurende een aantal jaren sinds de lancering van de kandidatuurprocedure. Pas dan heeft de
EU (eind 2005) deze procedure als gevolg van niet nagekomen verplichtingen van Kroatië aan
het ICTY tijdelijk stopgezet. In het geval van Servië is de "volledige samenwerking" met het
Joegoslavië-tribunaal een verplichting die vreedzaam onderhandelen over SAP onmogelijk
maakte, net als de uitvoering ervan na ondertekening.
In het verdere verloop van de tekst geschreven door Samardžić (2009: 9) worden nog
enkele voorbeelden gegeven van het vertragen of zelfs het blokkeren van de toetreding van
Servië door de EU, die rechtstreeks deelnam aan het oplossen van de interne politieke en
systematische problemen in Servië. Het overgaan van het ene politieke (in de zin van het
totale openbare) systeem naar het andere, van het autoritaire naar het democratische regime,
betekent vooral de bereidheid van een samenleving en haar staat tot diepe en uitgebreide
veranderingen. Tegenwoordig is zo’n poging op een autarkische53
manier niet mogelijk. De
relatief snelle toetreding van Servië tot het stabilisatie- en associatieproces, vrijwel direct na
de politieke veranderingen in de herfst van 2000, spreekt over de bereidheid van de politieke
partijen, maar ook van het grotere deel van de samenleving, tot diepe en brede binnenlandse
hervormingen voor het belang van de Europese Integratie. De fundamentele stelling van
Samardžić is dat de verstoringen die zijn ontstaan in het proces van de Europese Integratie
niet het gevolg waren van specifieke systematische en technische problemen van Servië om
53
Autarkie of gesloten staatshuishouding is het (al dan niet economisch) streven zo min mogelijk
afhankelijk te zijn van anderen.
44
aan de toetredingsvoorwaarden te voldoen, maar blijk waren van specifieke politieke
moeilijkheden in Servië waar bij het zoeken van een oplossing ook de Europese Unie
rechtstreeks aan deelnam. Ondanks het feit dat de Europese Unie rechtstreeks deelnam aan het
helpen van Servië, heeft het toch op bepaalde vlakken Servië niet gesteund. Een voorbeeld dat
hij aanhaalt is dat de Europese Unie geen ondersteuning gegeven heeft aan Servië in zijn
pogingen om de staatunie van Servië en Montenegro te handhaven, maar integendeel was het
bijna geneigd om de openbare tegenwerking van Montenegro te steunen. Een natuurlijk
gevolg van deze situatie is het aanzienlijk vertragen van het toetredingsproces.
Verder geeft Samardžić (2009: 9) nog kritiek op het Joegoslavië-tribunaal. De
Europese Unie heeft aan het begin van mei 2006 de onderhandelingen met Servië over het
SAP stopgezet vanwege het gebrek aan samenwerking van Servië met het ICTY.
Onvoldoende samenwerking is vrijwel gereduceerd tot het falen van Servië om de vier
mannen die door het Tribunaal beschuldigd zijn voor oorlogsmisdaden te arresteren en uit te
leveren, maar tegen die tijd had Servië al 44 personen die aangeklaagd waren voor
oorlogsmisdaden uitgeleverd. De onderhandelingen zijn voortgezet na veertien maanden van
stopzetting, maar tot die tijd was één van de andere verdachten niet gevangen genomen, wat
duidt op een onnodige verspilling van tijd voor de afronding van de onderhandelingen en de
ondertekening van de Overeenkomst. Tijdige afronding en ondertekening van deze
overeenkomst was blijkbaar het slachtoffer van onduidelijke en onzichtbare politieke
berekeningen binnen de EU meent Samardžić.
Betrokkenheid van de EU in de laatste fase van de uitvoering van de afscheiding van
Kosovo en de daaropvolgende uitvoering van deze voor de Serviërs illegale creatie heeft niet
alleen het proces vertraagd voor Servië, maar heeft geleid tot een sfeer van extreme
onzekerheid en onvoorspelbaarheid, die ondoorzichtig is op het gebied van politieke
onderhandelingen en besluitvorming. Na deze handelingen en activiteiten van de EU blijven
ten minste twee dingen heel onzeker. De kwestie van de ratificatie van de SAP in de EU-
lidstaten die Kosovo hebben erkend , ondanks het feit van de niet-erkenning van Kosovo door
Servië, en de kwestie van het vervullen van Servië van zijn verplichtingen uit het tweede
hoofdstuk van de Overeenkomst inzake regionale samenwerking. Deze twee zaken, en vele
andere onzekerheden in verband met de zeer verschillende EU-beleid inzake Kosovo en
Servië (bijvoorbeeld het gebruik van de CEFTA, de toepassing van een mogelijke
overeenkomst tussen Servië en de EU over visumliberalisering, etc..), hebben ze tot nu toe
een remmend effect gehad op het proces van Servië (Samardžić 2009: 10).
4.5.3 Kritiek door McMahon & Forsythe
Deze twee professoren, McMahon in de Politieke Wetenschappen en Forsythe in de
mensenrechten, leveren ook kritiek op de EU en vooral op het Joegoslavië-tribunaal in hun
45
artikel The ICTY's Impact on Serbia: Judicial Romanticism meets network politics (2008).
Volgens McMahon, P. & D. Forsythe (2008: 426-427) is de invloed van het ICTY in Servië
indirect, omdat het werkt door middel van de nauwe banden die het heeft met andere
internationale actoren. Het ICTY heeft het vermogen om de agenda van de internationale
gemeenschap in de richting van de Servische kwesties te houden, informatie en juridische
expertise met betrekking tot oorlogsmisdaden te bieden, en vooral, om andere meer krachtige
internationale actoren te mobiliseren naar hun rechtszaak. Het ICTY oefent op die manier
invloed uit. Het tribunaal speelt tevens een belangrijke rol in het netwerk van overheden,
regionale organisaties en de NGO’s in de vredesopbouw in Servië en in de regio. Het
Joegoslavië-tribunaal heeft weinige economische macht of capaciteit van een directe dwang.
Het heeft minder de capaciteit om zich onafhankelijk te handhaven dan de nationale
rechtbanken, en een onzeker diplomatieke basis. Het heeft wel de capaciteit om de
internationale gemeenschap gericht te houden op de wettelijke juridische kwesties van Servië
en hen de missie van het Tribunaal te doen aannemen. Zulke tribunalen als het ICTY hebben
beperkte mandaten en middelen, beperkte bevoegdheden van dagvaarding, en niet de
bevoegdheid om te arresteren. Het ICTY kan misschien niet zelfstandig Servië belonen of
sanctioneren, maar dit is ook niet de bedoeling aangezien het nooit los bestaan heeft van
andere internationale organisaties en relaties in Europa. Het was ook nooit de bedoeling van
de makers van het tribunaal dat het als enige mechanisme zou dienen om de internationale
juridische gerechtigheid af te dwingen (McMahon, P. & D. Forsythe 2008: 427-428) (Bij
Subotić infra zien we het tegendeel).
Beide professoren (2008: 414) stellen tevens vast dat het ICTY weinig progressief
effect heeft gehad op de Servische politieke leiders, partijen, institutionele veranderingen, of
de maatschappij, voornamelijk als gevolg van de blijvende kracht van het traditionele
Servische nationalisme. Het nationalistische perspectief ziet de Serviërs als slachtoffers en de
meeste buitenstaanders, met inbegrip van het ICTY, als de dader. Er is enige vooruitgang of
liberalisering in de Servische politiek, maar niet veel en weinig van deze verandering kan
rechtstreeks worden gekoppeld aan het Joegoslavië-tribunaal. De ICTY had behalve de
waarde van het juridische straffen en het juridische ontwikkelen, in het bijzonder een relatie
met de Europese Unie, de Verenigde Staten, de NAVO, en de Raad van Europa, die ook
begaan zijn met de handhaving van de vrede in de Balkan. Dat wil zeggen, in het
transnationale netwerk van gouvernementele en niet-gouvernementele actoren had het de taak
van het bevorderen van vrede, stabiliteit en democratie in Servië (McMahon P. & D. Forsythe
2008: 414). Het ICTY werd volgens de twee professoren (2008: 417) voor een groot deel
opgericht door de Westerse staten binnen de VN om kostbare interventie te voorkomen in de
Balkan, maar om toch de indruk te geven van iets te doen. Volgens hen is het dan niet
verwonderlijk dat het Tribunaal er niet in geslaagd is om het geweld in de Balkan te stoppen
of zelfs te verminderen. De invloed van het Joegoslavië-tribunaal op de desintegrerende
46
Joegoslavische staat was op korte termijn duidelijk en teleurstellend: het geweld werd noch
gestopt noch afgeschrikt. De Bosnische oorlog werd beëindigd door de VS geleide
bemiddeling in 1995, waarin het criminele strafrecht werd gebagatelliseerd. Toch bleef er
geweld in Kosovo tot de NAVO-interventie in 1999. Wat kan worden gezegd van de
doelstellingen van het Joegoslavië-tribunaal, namelijk het vermogen om Servië te duwen in de
richting van vrede en verzoening?
Vanaf het begin van 2007, is er weinig bewijs dat het ICTY het gedrag van de
Servische elite op de één of andere voor de hand liggende manier aanzienlijk heeft veranderd.
Vermoedelijk moet de veroordeling van Bosnische Serviërs en anderen voor grove
schendingen van de mensenrechten de Serviërs gedwongen hebben hun politieke uitzicht
opnieuw te onderzoeken. De aanklacht van het Joegoslavië-Tribunaal tegen vele Serviërs, en
de veroordeling van een paar, heeft de elites amper geschokt of in schaamte gebracht, laat
staan aangemoedigd tot een meer liberale, tolerante politieke cultuur (McMahon P. & D.
Forsythe 2008: 418). Ondanks het feit dat aantal positieve veranderingen zijn opgetreden,
blijft veel hetzelfde. In het begin tijdens de regering van Milošević had het Tribunaal totaal
geen invloed op Servië. Milošević verloor pas in september 2000 de macht in Servië. Dit is
zeven jaar nadat het Joegoslavië-tribunaal werd opgericht en pas na de verkiezingen waar hij
zelf om gevraagd had. De democratische opmars van 2000 die Milošević van de macht
geduwd had, had weinig en geen blijvend effect. Het land bevrijden van Milošević, was een
belangrijke stap voorwaarts, maar het was nauwelijks voldoende om de liberale verandering te
doen doordringen. Het werkelijke niveau van democratische veranderingen in Servië moesten
nog steeds tot uiting komen. Dit had te maken met het feit dat Milošević’ gebruik van
mythologie, geschiedenis en politieke symbolen verder bleven voortleven aan de macht. Het
was ook te wijten aan het feit dat latere Servische elites met hun beleid de doelstellingen van
hun voormalige leider nastreefden (McMahon P. & D. Forsythe 2008: 418). Ondanks de
populariteit van de zeer nationalistische partijen wijzen studies uitgevoerd in 2003 en 2004
dat de Serviërs over de samenwerking met het Westen en het Joegoslavië-tribunaal positiever
beginnen te denken (McMahon, P. & D. Forsythe 2008: 422). De meeste Serviërs waren voor
de samenwerking met het ICTY, ook al waren ze er ambivalent tegenover en zagen ze het als
een noodzakelijk kwaad. Volgens McMahon, P. & D. Forsythe (2008: 423) kan het
wantrouwen van het ICTY te wijten zijn aan onwetendheid. Veel Serviërs beweren weinig te
weten over de werking ervan. Anderen dachten in 2004 dat het ICTY geen aanklachten
indiende tegen misdaden begaan tegen Serviërs, terwijl op dat moment zestien niet-Servische
individu’s waren aangeklaagd voor dergelijke misdrijven. In 1999 had het ICTY geprobeerd
iets te ondernemen om dit probleem aan te pakken met the Outreach program, maar dat had
weinig invloed (zie 4.5.4).
47
4.5.4 Kritiek door Subotić
In de meeste van haar artikelen geeft Subotić weer waarom wel of waarom niet Servië en
Kroatië willen samenwerken met het Joegoslavië-tribunaal. Dat is wat de EU, de VS, de
ICTY en heel de internationale gemeenschap verwachten en zelfs eisen van deze Westelijke
Balkanlanden. In haar boek Hijacked Justice: Dealing with the Past in the Balkans (2009a)
wijst ze erop hoe de internationale gemeenschap, vooral de EU en het ICTY, misbruik maken
van het concept Transitional justice om zogenaamd druk uit te oefenen op de Westelijke
Balkan om vrede te brengen en verzoening met het verleden te eisen. Volgens haar (2009a)
doen ze het eerder voor persoonlijke doeleinden om bepaalde leiders uit die landen weg te
krijgen en geven er een eigen draai aan waardoor ze de werkwijze van Transtional justice niet
naleven. Het Tribunaal ontsnapt ook niet aan haar kritiek (2012) na de vrijlating van de twee
Kroatische Generaals en de drie leden van het Kosovaarse Bevrijdingsleger. Zoals reeds in
deze scriptie vermeld was, is het ICTY opgericht “ to contribute to the restoration and
maintenance of peace (Resolution 827 (1993); NATO 2012).” Subotić (2012) zegt terecht
maar hoe een Tribunaal daartoe moet bijdragen werd niet gespecificeerd. Het ICTY zou meer
voordelen aan de Westelijke Balkan moeten bieden dan enkel recht te spreken. Er werd van
de internationale rechtbanken verwacht dat door het afkeuren van etnische zuiveringen en het
opwekken van individuele verantwoordelijkheid ze de identiteitspolitiek zouden overtreffen
en zo een verschuiving naar een liberale orde bevorderen (Teitel 2005; Subotić 2012). Dit is
zeer moeilijk te verwezenlijken en volgens de conclusies van wetenschappelijke studies
hierover, waaronder diegene gebruikt in dit werk, is de invloed van ICTY slechts indirect
geweest.
There has never been a strong theoretical case made for exact mechanism of socio-political
change that explains how we get from A (individual trial) to B (peace) to C (reconciliation)
(Subotić 2012:11).
Ook zegt Subotić (2012: 11):
A larger concern with the overreliance on the ICTY as the principal mechanism of transitional
justice in the Western Balkans is the exclusive focus on individual criminal accountability as
the main mechanism of justice. Here, the problem is that the legitimate function of a war
crimes court- to provide retributive justice for serious crimes- has over time expanded to
become the main mechanism of transitional justice, and not only retributive, but also
restorative, even reparative justice.
48
Dus de taak van het ICTY ging van “peacebuilding” naar verzoening. Er werd dus veel
groots verwacht van het ICTY en “the ICTY has become the principal mechanism of justice,
an institution endowed with superpowers above and beyond what it is actually designed and
equipped to do (Subotić 2012: 12-13).” Dat oorlogsmisdadigers moeten veroordeeld worden
is vanzelfsprekend. Toch zegt Subotić (2012: 13) dat het paradoxaal is dat individuele
rechtszaken op het Joegoslavië-tribunaal uitsluitend collectieve reacties uitlokten, zowel
onder winnaars als verliezers. Het legitimeerde het vormen van onafhankelijke staten voor
Kroatië en Kosovo of diende als bewijs voor het gezamenlijk straffen van de Serviërs. We
zullen in 4.6 zien hoe de Serviërs werkelijk over het ICTY denken. Dit denken leidde zelfs tot
slogans op pamfletten zoals "Iedereen is onschuldig tot bewezen wordt dat hij Serviër is
[Svako je nevin dok se ne dokaže da je Srbin] (Beta, Tanjug 2012b)" die de Servische
universiteitsstudenten droegen op het protest tegen het ICTY van 4 december 2012. Door de
afwezigheid van een andere vorm van Transitional Justice werden deze individuele
rechtszaken collectieve rechtszaken. Er was geen ander mechanisme dat een groter debat
hierover kon uitlokken. Dit had het gevolg dat het ICTY aansprakelijk werd gehouden voor
het aanhoudende dwarsbomen van de verzoening in de regio (Subotić 2012: 13). Volgens
Subotić had het Joegoslavië-tribunaal dit allemaal aan zichzelf te danken. In 1999 had het
ICTY een Outreach program opgemaakt om misinformatie omtrent het Tribunaal van de
Servische en Kroatische overheden tegen te gaan. Het was belangrijk dat de regio van ex-
Joegoslavië op de hoogte werd gebracht van wat er daar gaande was. Zo hield het
Joegoslavië-tribunaal zich ook bezig met het opmaken van een geloofwaardig historisch
transcript van wat er was gebeurd, tegen wie en waarom (Subotić 2012).
The problem with the ICTY taking on the role of historians is, first, in the concept of evidence.
The evidence that the ICTY, and any court, uses to determine facts are only used to establish the
accountability of a specific individual, accused of a specific crime- not wheter crimes in general
have occured (Subotić2012: 15).
Dit leidde tot misverstanden na de vrijlating van Gotovina en Haradinaj. Deze individuen
werden door het Joegoslavië-tribunaal misschien niet schuldig bevonden van bepaalde
misdaden dat betekende niet dat het ICTY ontkende dat deze misdaden ooit gebeurd waren
(Subotić 2012).
It is precisely this confusion about the ICTY as a historical arbiter that has led historians in the
former Yugoslavia to despair over the “wrong history” that the recent ICTY verdicts
produced. So, the efforts of the ICTY to gain legitimacy by promising to offer unimpeachable
historical record have further delegitimized it because it was not designed to and should not
have promised to deliver something it was not equipped to create (Subotić 2012: 15).
49
Subotić (2012:15) voegt er nog aan toe dat het ICTY niet juist begrepen heeft hoe
“reconciliation” in zijn werking gaat ook al weten zij zowel als alle andere internationale
rechtbanken dat “reconciliation” betekent “co-existence, acknowledgment of other’s
suffering, correcting for past wrongs.” Op het lokale niveau onder politici werd aangenomen
dat zij allen pas konden “reconcile” als de verantwoordelijkheden voor misdaden uit het
verleden gelijkgesteld werden en alle partijen schuldig bevonden voor fouten uit het verleden.
So, when erbian politicians talk about “reconciliation”, what they were looking for from the
ICTY was acknowledgment of crimes by Croats, Bosniacs, and Albanians against Serbs,
which would then compensate for the embarrassment of accepting crimes by Serbs against
non-Serbs.[…] Reconciliation, in other words, was a currency, an exhange mechanism in the
process of acknowledging past crimes. It was not understood as an end in itself, as a public
good. It was a means to an end (Subotić 2012: 16).
De universiteitsstudenten wezen het ICTY hier nog eens op door het dragen van
pamfletten met het opschrift “Zonder rechtvaardigheid, geen verzoening [Bez pravde, nema
pomirenja].” op het protest van 4 december 2012 (Beta & Tanjug 2012b). Niet enkel de
politici, studenten en het gewone volk waren teleurgesteld in de recente verdicten van het
ICTY, maar ook de NGO’s voor mensenrechten in de regio die hevig samenwerkte met het
ICTY. Zij fungeerden als de primaire informatiestroom voor het ICTY en werkten mee aan
het arresteren van deze verdachten (Subotić 2012).
In the afermatthg of Gotovina and Haradinaj, human rights groups in Serbia and Croatia
found themselves in particularly precarious position, trying to defend acquittals after
spending years advocating for arrest and punishment of these same defendants. This was
an especially difficult task for Serbian human rights groups, who found themselsves
agreeing with the government and virtually every public figure in Serbia in expressing
dissapointment with the ICTY’s acquittels (Subotić 2012: 17).
Deze verdicten desoriënteerde de mensenrechtengroepen, want zij hadden vertrouwen
in de uitspraken van het ICTY. Dit leidde ook tot “[…]increasing criticism of ICTY practices,
staffing and even expertise-criticisms that would have been unimaginable to hear from local
transtional justice advocates just a few months back (Subotić 2012: 17).” Het was nu zeker
moeilijker voor de mensenrechtengroepen om verder samen te werken met het ICTY of
verder pogingen van Transitional justice toe te passen. Deze verdicten hebben geleid tot
zowel overwinning in Kroatië en Kosovo als afwijzing in Servië. Het wordt nu een moeizame
taak voor de mensenrechtengroepen misdaden te onderzoeken tegenover de rechtbanken van
50
Kroatië en Kosovo of om door te drammen op Servië dat het de verantwoordelijk erkent voor
massagruweldaden (Subotić 2012). Subotić (2012) komt tot de conclusie dat de
verwachtingen van het ICTY door de internationale gemeenschap, lokale overheden,
mensenrechtengroepen en het tribunaal zelf onrealistisch waren.
4.5.5 Korte bespreking van deze kritieken
Ik heb vier kritieken aangehaald van vier geleerden van verschillende faculteiten en origine.
Alle vier zijn het erover eens dat de invloed die het ICTY geleverd had slechts indirect was.
Belloni wijst erop dat de EU en het ICTY niet genoeg rekening hielden met de noden van
Servië. Dat ze niet eerder toegepaste mechanismen op andere landen zomaar ook kunnen
toepassen op Servië. Ze wilden Servië direct naar Europese normen krijgen, maar er is meer
nodig dan bepaalde overeenkomsten om het land zover te krijgen meent hij. Samardžić zegt
dat de EU er alles aan deed om het toetredingsproces te vertragen. Hij geeft voorbeelden van
andere kandidaat-lidstaten die wel met gemak konden toetreden tot de EU, maar bij Servië
was er altijd wel een reden om het proces te vertragen: van de statenunie SCG, Kosovo tot de
samenwerking met het ICTY. McMahon & Forsythe bevestigen dat het ICTY weinig
indirecte invloed op Servië heeft gehad, omdat het niet de macht had om zelf te arresteren.
Het had niet de onafhankelijke status die nationale rechtbanken hebben, maar hing af van
internationale actoren zoals de VS en vooral de EU.
De EU en het ICTY verkregen wat ze wilden door voorwaarden te stellen en door te
chanteren. Als Servië een oorlogsmisdadiger niet inleverde werd financiële hulp ingehouden.
Ze merken op dat de politici zich totaal niet schaamden voor de oorlogsmisdadigers, zelfs niet
met de val van het Milošević-regime. De Servische politici bleven zijn gebruiken verder
toepassen. Dus op hen had het ICTY geen invloed. Ze toonden geen verantwoordelijkheid of
spijt. Bij McMahon & Forsythe zagen we waarom het ICTY tekortschiet en Subotić voegt
hier nog het één en ander aan toe. Het nam taken op zich, of beter gezegd kreeg taken
opgelegd, waarvoor het helemaal niet bevoegd is. Zoals bijvoorbeeld verzoening eisen, of de
rol van historicus innemen. Het ICTY had misschien goede bedoelingen en wou de
misinterpretaties van de Servische en Kroatische overheden tegen gaan, maar het is verkeerd
gelopen. De verdicten werden collectief geïnterpreteerd als ofwel overwinning ofwel
belediging en afwijzing. Zeker na het vrijspreken van de twee Kroatische generaals en de drie
leden van het Kosovaarse bevrijdingsleger werd er veel kritiek geleverd op het ICTY, niet
enkel vanwege Serviërs, maar ook vanwege geleerden en personeel van het ICTY zelf.
Diegene die het meeste teleurgesteld waren in het ICTY waren de mensenrechtengroepen uit
ex-Joegoslavië die zo intensief hadden meegewerkt om informatie in te zamelen zodat de
oorlogsmisdadigers werden opgepakt. Ze deden er alles aan om de regio tot verzoening te
brengen en net wanneer ze zo ver gekomen waren keerde de toestand om. Servië kreeg
51
bevestiging voor de boze uitspraken over het Tribunaal dat als anti-Servisch werd bestempeld.
Verzoening was voor hen nog ver. Eerst wil het land gerechtigheid zien voor hun slachtoffers.
Dat wat de internationale gemeenschap verwachtte van het ICTY was onrealistisch
concludeerde Subotić.
4.6 Servië na het voldoen aan de eisen van het Joegoslavië-tribunaal
Servië had op 20 juli 2011 het moeilijke en pijnlijke hoofdstuk van de samenwerking met het
Joegoslavië-tribunaal eindelijk afgesloten. Toch bleef heel die samenwerking die intensief
begonnen was in 2000 en eindigde in 2011 een litteken op de geschiedenis van Servië. De
Servische politieke leiders focuste zich sinds eind 2011 verder op de kwestie van Kosovo, dat
nu nog het enige en grote obstakel vormde voor de EU-lidmaatschap van Servië. Totdat in
november 2012 oude wonden terug werden opengereten met de vrijlating van twee Kroatische
legergeneraals, Ante Gotovina en Mladen Markač, en drie leden van het Bevrijdingsleger van
Kosovo, Ramush Haradinaj (voormalige Eerste Minister van Kosovo), Idriz Balaj en Lahi
Brahimaj. Servië had 45 mensen aan het Joegoslavië-tribunaal overgeleverd (RTS 2011,
Процес сарадње са Хагом54
). Op de afbeelding 7.1 (zie bijlage) zien we dat de Serviërs
(inclusief de Kroatische Serviërs en Bosnische Serviërs) het meeste zijn veroordeeld. Deze
bevindingen leidden tot de publieke opinie onder alle Serviërs ter wereld zoals de huidige
President Nikolić zegt dat “ het Joegoslavië-tribunaal is opgericht om Serviërs te veroordelen
[Haški tribunal je formiran da bi se sudilo Srbima] (Beta 29 november 2012)” Ook de
president van de Servische republiek in Bosnië-Herzegovina gaat akkoord met deze uitspraak:
“De president van de Servische republiek [in Bosnië-Herzegovina] vindt dat het Joegoslavië-
tribunaal in de plaats voor het selectieve recht enkel opgericht is om Serviërs te veroordelen
[Predsednik Republike Srpske Milorad Dodik smatra da je Haški tribunal mesto za selektivnu
pravdu i da je osnovan samo da bi sudio Srbima] (Tanjug 28 december 2012).” Hieruit blijkt
hoe hard de Serviërs teleurgesteld zijn in het Joegoslavië-tribunaal. Door deze vrijlatingen
heeft het Joegoslavië-tribunaal haar geloofwaardigheid verloren zegt de Voorzitter van de
Nationale Raad voor Samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal (Beta & Tanjug 16
november 2012). De gemaakte uitspraken door de Servische politieke leiders en het Servische
volk dat het Joegoslavië-tribunaal een politiek monster en een groot kwaad is worden in hun
ogen bevestigd (zie supra 4.3). Ook Subotić (2012) schrijft in haar recentste werk over de
teleurstelling in Servië over het Joegoslavië-tribunaal en hoe door hen geen enkele Kroaat van
Kroatië schuldig bevonden is voor misdaden tegen de Servische burgers (zie bijlage
afbeelding 7.1). In 2011 waren Ante Gotivina en Markač veroordeeld voor 24 en 18 jaar,
respectievelijk voor misdaden begaan tegen Servische burgers in de Kroatische militaire
operatie Oluja [Storm] in de zomer van 1995. Daarna gingen beiden in beroep (de Knack 5
54
Het proces van de samenwerking met het Tribunaal.
52
december 2012). Door hen vrij te spreken in november 2012 heeft enkel Servië geen
gerechtigheid gehad voor haar slachtoffers.
This case [Prosecutor v. Ante Gotovina and Mladen Markač] concerns events that occurred
from at least July 1995 to about 30 September 1995 in the Krajina region of Croatia. During
this period, Croatian leaders and officials initiated “Operation Storm”, a military action aiming
to take control of territory in the Krajina region (ICTY 2012a:1) .
President Nikolić herinnerde eraan “[…] da je tokom operacije "Oluja" proterano
preko 220.000 Srba [iz Republike Srpske Krajine] i ubijeno na hiljade nenaoružanih
muškaraca, žena i dece (Obućina 2012)”55
. In de ogen van de Serviërs waren, zoals de
politieke partij “Dveri” het verwoordt, Ante Gotovina en Markač “[…]tvorci[…] i
realizatori[…] etničkog čišćenja i genocida nad srpskim narodom u Republici Srpskoj
Krajini56
(Beta & Tanjug 2012).
Net of dit niet genoeg was voor Servië te slikken werden twee weken later de drie
leden van het Bevrijdingsleger van Kosovo, Ramush Haradinaj (voormalige Eerste Minister
van Kosovo), Idriz Balaj en Lahi Brahimaj, vrijgelaten. “Nieuwe klap: ook Haradin is
vrijgelaten [Novi šamar: Oslobođen i Haradinaj] (B92, Tanjug 2012)”
Хашки трибунал по други пут ослободио Рамуша Харадинаја кривице за ратне
злочине почињене над цивилима током 1998. године. Експлозија одушевљења у
Приштини (РТС [RTS ]2012).57
De eerste rechtszaak was mislukt vanwege de beschuldiging van het intimideren van
de getuigen. De Kamer van Berechting heeft zich uitgesproken over een nieuw proces, omdat
de vervolging niet bewezen had dat de verdachten deel uitmaakten van een gezamenlijke
criminele initiatief om met het Bevrijdingsleger van Kosovo controle te verkrijgen over het
westelijke deel door middel van detentiekampen, waar ze naar verluidt in 1998 Serviërs en
Albanese collaborateurs hadden gemarteld en vermoord (Subotić 2012; ICTY 2012b).
Haški tribunal danas je oslobodio bivšeg komandanta takozvane Oslobodilačke vojske Kosova
Ramuša Haradinaja i njegove pomoćnike Idriza Baljaja i Lahi Brahimaja. Veće je zaključilo
da oni nisu krivi ni po jednoj tački optužnice za učešće u udruženom zločinačkom poduhvatu s
55
[…] dat tijdens de operatie “Storm” meer dan 220 000 Serviërs [uit de Servische Republiek Krajina]
is verdreven en meer dan duizend ongewapende mannen, vrouwen en kinderen zijn vermoord. 56
[…]de scheppers en de uitvoerders van de entische zuivering en genocide van het Servische volk in
de Servische Republiek Krajina. 57
Het Joegoslavië-tribunaal heeft voor de tweede keer Ramush Haradinaj, schuldig voor
oorlogsmisdaden tegen burgers in 1998, vrijgelaten. Explosie van enthousiasme in Prishtina.
53
ciljem zlostavljanja kosovskih Albanaca, Srba i Roma 1998. godine u logoru OVK u Jablanici
(Tanjug [29 november]2012b).58
Servië was zoals te verwachten woedend en verontwaardigd. Dit bevestigde enkel hun
mening dat het ICTY “an anti-Serb bias” heeft (Subotić 2012:3). In Kroatië en Kosovo was
iedereen natuurlijk overweldigd door blijde emoties.
The Gotovina acquittal, in particular, was surprising, since the two Croatian generals were
convicted by the lower chamber and there was nothing glaringly obvious in this initial verdict
that would predict the overturn by the Appeals chamber (Subotić 2012:4).
Hun oorlogshelden werden dan ook warm verwelkomd in het thuisland. Zo deed een
“grap” door Serviërs gepost op facebook de ronde “Dok Srbija dočekuje šampione [Đoković,
…], Hrvatska i Kosovo dočekuju ratne zločince”59
en niet alleen op facebook deden zo’n
uitspraken de ronde ook kranten schreven er zo over “Zločince dočekali kao heroje (Beta
2012b)”.60
Tijdens de verwelkoming van de twee Kroatische generaals op het plein Bane
Jelačić in Zagreb waar "Ante, Ante" werd gescandeerd zei Gotovina:
"Ovo je naša zajednička pobeda. Bila je ratna Oluja, a ovo je bila pravna oluja. Ovo je tačka
na "i". Rat pripada istoriji, okrenimo se budućnosti svi zajedno (Beta 2012b)."61
En dat doet Kroatië aangezien zij in verloop van dit jaar (juli 2013) zal toetreden tot de
EU. Servië daarentegen is nog niet klaar met haar toetredingsproces. Deze vrijlatingen hebben
Servië zo boos gemaakt dat President Nikolić zelfs zei (Subotić 2012):
Ne može da se desi da posle svega ovoga mi nastavimo da sa svojim susedima održavamo
odnose kakve smo imali do sada. Ako je neko hteo da nas posvadja, našao je pravi način (Blic
2012).62
58
Het Joegoslavië-tribunaal heeft vandaag de ex-commandant van het zogenaamde Bevrijdingsleger
van Kosovo Ramuša Haradinaj en zijn helpers Idriza Baljaja en Lahi Brahimaj. De hofraad heeft
besloten dat ze op geen enkel punt van de aanklacht voor het deelnemen aan de gezamenlijke criminele
onderneming met het doel Albaneze Kosovaren, Serviërs en Roma te mishandelen. 59
Terwijl Servië kampioenen [Djokovic,…] verwelkomt, verwelkomen Kroatië en Kosovo
oorlogsmisdadigers 60
De misdadigers werden verwelkomd als helden 61
Dit is onze gezamenlijke overwinning. Het was een oorlogstorm, en dit was een rechtsstorm. Dit is
het puntje op de “i”. De oorlog behoort tot het verleden, laat ons samen ons wenden tot de toekomst. 62
Het is onmogelijk dat na al dit wij de banden kunnen behouden met onze buren die we tot nu toe
hadden. Als iemand ruzie wou stoken tussen ons, heeft hij de de manier ervoor gevonden.
54
Hij vond ook dat het tijd was Serviërs vrij te laten uit het ICTY. Ook in de Servische
republiek van Bosnië en Herzegovina waren boze boodschappen te horen. President Dodik
vroeg zich af,
Osnivači Haškog tribunala i međunarodna zajednica su dužni da Srbima daju objašnjenje
ovakvog bestijalnog pravnog nasilja, pre svega, po čijem političkom diktatu Haški sud pere,
srpskom krvlju, okrvavljene ruke zločinaca!? Kada će Haški sud prestati da bude sud
isključivo za Srbe!? (Tanjug 2012b).63
Hierdoor begonnen enkele pro-Europese politici zich zorgen te maken over de
toekomst van Servië. Ze waren er van bewust dat deze vrijlatingen het toetredingsproces van
Servië tot de EU zal vertragen (Subotić 2012: 6). Vooral de Kosovo-kwestie speelt nog een
grote rol bij het versperren van de weg tot het toetreden van Servië tot de EU..
European support of Kosovo’s independence was seen by Serbia even more as a betrayal than
the promotion of the Hague tribunal (Subotić 2011:17).
Servië laat dit niet gemakkelijk los. Het is de trots van Servië omdat hier een voor hen
belangrijke historische gebeurtenis, de slag op het merelveld (Kosovo polje, eind 14de eeuw),
heeft plaatsgevonden. We herinneren ons de woorden van Tadić,
Na Kosovu leži identitet mog naroda, tamo su koreni naše kulture, trećina stanovnika je srpske
narodnosti. Kosovo je osnova istorije Srbije i zato ne možemo da ga se odreknemo (B92 &
Beta 2007).
Servië en Kosovo zijn al een tijdje bezig onderling tot akkoorden te komen, maar dat
verloopt moeizaam. Nu is het verder de actualiteit volgen en afwachten wat er in de toekomst
nog zal gebeuren.
63
De oprichters van het Joegoslavië-tribunaal en de internationale gemeenschap zijn alle Serviërs een
verklaring schuldig van dergelijk beestachtig juridisch geweld, allereerst, op wiens politiek bevel wast
het Joegoslavië-tribunaal, met Servisch bloed, de bebloede handen van de misdadigers!? Wanneer gaat
het Joegoslavië-tribunaal stoppen met uitsluitend voor Serviërs te zijn!?
55
5. Conclusie
De EU begon sinds 1973 uit te breiden en zal niet stoppen na de toetreding van Kroatië in
2013, aangezien Servië nog altijd geen EU-lidstaat. Uit deze scriptie kunnen we concluderen
dat de EU uitbreidde om liberale democratie in de regio te behouden alsook de
markteconomie te handhaven. De staten die sinds 1973 toetraden tot de EU zagen in de EU de
kans om oude regimes zoals het fascisme en communisme voorgoed dag te zeggen en hun
economische ontwikkelingen en politieke veranderingen te verbeteren en garanderen door een
democratisch land naar Europese normen te worden. Dit gold misschien wel voor landen als
Portugal en Spanje, maar voor de ex-Sovjetstaten en de Westelijke Balkan was de situatie
toch wat anders. In het begin, bij de desintegratie van Joegoslavië in 1991, was de EU niet
onmiddellijk geïnteresseerd in het uitbreiden naar deze regio. Het had ook in die periode geen
gedetailleerd en professioneel toelatingsproces. In 1993 werden als gevolg hiervan de Criteria
van Kopenhagen opgesteld. Hiermee kon de EU haar kandidaat-lidstaten meer beïnvloeden en
haar grenzen verleggen. Ze begon daarna extra voorwaarden te stellen in de vorm van
associatieovereenkomsten in Centraal-Europa. Aan het toelatingsproces voor het lidmaatschap
van de Westelijke Balkan werden nog concretere maatregelen toegevoegd, namelijk de
Stabilisatie-en Associatieovereenkomst. Dus hieruit kunnen we concluderen dat de EU
strenger was geworden dan in het verleden. In 1996 was de EU reeds beginnen onderhandelen
met de Westelijke Balkan. De EU wou in de regio ervoor zorgen dat de democratie en de
rechtsstaat werden gevestigd en gehandhaafd, dat de mensenrechten en minderheden werden
gerespecteerd en dat de economische activiteit op gang werd gebracht. Die SAO moest ervoor
zorgen dat de vooruitgang die geboekt werden, werd opgemeten.
Tussen Servië en de Europese Unie bestaat er al gedurende 35 jaar een relatie. Beiden
waren in het begin net aan het ontwikkelen en hebben veel wijzigingen doorstaan. Toch is
Servië er niet in geslaagd toe te treden tot de EU. Dit is te wijten aan het feit dat de EU toen
niet echt van plan was uit te breiden en zeker niet naar een communistisch land.
Partnerschappen werden wel onderhouden. Daarna heerste in Servië en zijn buurlanden
voortdurend conflicten. Het was nog steeds niet democratisch omdat het streefde naar een
Groot-Servië en probeerde het uiteenvallen van Joegoslavië tegen te gaan. Ondertussen begon
de EU wel interesse te krijgen in haar territorium uit te breiden en vanaf 1996 zelfs richting de
Westelijke Balkanlanden en Centraal-Europa.
Tijdens de democratische veranderingen in 2000 en na de val van het Milošević-
regime zien we een echte relatie beginnen tussen de EU en Servië (toen SCG). Nu waren er
kansen dat Servië kon toetreden tot de EU, omdat het een democratisch land wou worden. Dit
was niet vanzelfsprekend. Het Milošević-regime waaide niet zomaar meteen over. Servië
werkte ook de eisen van de EU tegen. Het wou wel en niet tot de EU treden. Het wou wel EU-
56
lidstaat worden omdat het financiële en andere soort hulp zou krijgen. Het wou niet tot de EU
treden omdat het net NAVO-bombardementen achter de rug had en niet meteen West-Europa
vertrouwde. Bovenop gebruikte de EU haar machtigste beleidsinstrument om de uitvoering
van een hervormingsbeleid te eisen, voorwaarden stellen. De grootste voorwaarde die de EU
aan Servië en andere Westelijke Balkanlanden stelde was de samenwerking met het
Joegoslavië-tribunaal opgericht in 1993. De internationale gemeenschap vond dat
oorlogsmisdadigers moesten aangepakt worden. Vaak worden zulke oorlogsmisdadigers in
eigen land als helden beschouwd en wisten ze dat die daar nooit zouden veroordeeld worden.
Internationale tribunalen boden de beste oplossing om tot Transitional justice te komen. De
slachtoffers hadden recht op gerechtigheid, ook die in de Westelijke Balkan. Zowel Servië en
Kroatië waren beledigd door deze eis. Kroatië zag de “oorlogsmisdadigers” als de bevrijders
van hun land van Servië en Servië zag ze als de strijders voor het behouden van territorium.
Kroatië werkte het ICTY niet lang tegen, het zag het uiteindelijk als een rechtvaardige eis,
want het wou deel zijn van de Europese Unie en vertrouwde haar. Het beschouwde zichzelf
reeds een Europese staat. Servië had problemen om zich met de Europese identiteit te
identificeren, vooral vanwege het feit dat de Europese Unie niets anders deed dan Servië
straffen. Servië vond dat de internationale gemeenschap, de EU en de VS hen zagen als
oorlogszuchtig en de enige schuldig van oorlogwreedheden en voor de desintegratie van
Joegoslavië. We zien vooral dat de VS is begonnen met druk uit te oefenen op Servië. In het
begin wou de EU niet zo veel druk uitoefenen, maar de VS bleef hameren op de uitlevering
van Milošević. Daarna had de VS het te druk met de War on Terror dat de EU de rol overnam
en hiervoor het ICTY als krachtig onderhandelingsmiddel gebruikte.
Het ICTY en de EU hebben Servië wel zo ver gekregen om alle gezochte
oorlogsmisdadigers uit te leveren, maar Servië deed het meer omdat het “moest” dan dat het
zelf wou. De Servische overheid riep de “oorlogsmisdadigers” op om zich “vrijwillig” over te
geven als voor een groter doel en in ruil gaven ze aan hun familie een geldvergoeding. Dus
aan het denken van Servië over de EU en zichzelf is niets veranderd. Dit tonen de geleerden
als Subotić, Belloni en McMahon, P. & D. Forsythe aan. Zij zeggen allen dat de invloed van
het Joegoslavië-tribunaal slechts indirect was. Iedereen had te veel van het Tribunaal
verwacht. Zij was niet in staat de verzoening in de Westelijke Balkanlanden te brengen. Het
Joegoslavië-tribunaal had een rol op zich genomen/opgelegd gekregen, waarvoor het eigenlijk
niet bevoegd was. McMahon, P. & D. Forsythe tonen deze beperkingen van het ICTY aan.
Het Tribunaal had weinig individuele macht en kon niet arresteren. Subotić toont aan dat het
Tribunaal net het tegendeel van verzoening bracht en de buurlanden nog meer uit elkaar dreef
door collectieve overwinning of teleurstelling aan te wakkeren in de plaats van individuele
rechtszaken te behandelen. Servië had de indruk gekregen dat het ICTY met het vrijspreken
van de twee Kroatische generaals en de drie leden van het Kosovaarse bevrijdingsleger
ontkende dat er oorlogsmisdaden op Servische slachtoffers gepleegd waren.
57
Zowel de EU als Servië speelde gedurende de onderhandelingen van het
toetredingsproces een politiek spelletje. De EU stelde meer eisen om te verkrijgen wat ze wou
en Servië werkte tegen en overhandigde de oorlogsmisdadigers pas als het geen andere keus
had. Belloni leverde vooral kritiek dat de EU het verkeerde aanpakte. De middelen die voor
andere landen wel werkte, waren duidelijk niet meteen van toepassing voor Servië. Ik denk
dat het allemaal veel dieper zit en ga akkoord met Subotić dat Servië een groot wrokgevoel
koestert tegenover de EU en het Westen en zich niet met hen kon identificeren. Er is geen
gemakkelijkere manier om Servië tot de EU te krijgen dan “chanteren”. Ze zouden de
oorlogsmisdadigers nooit zomaar uitgeleverd hebben. Nu nog zien ze hen als helden. Langs
de andere kant eist de EU misschien te veel en verwacht ze te snel iets van Servië. Het land
moet nog een grote weg doorstaan voordat het aan Europese normen voldoet. Echter spreekt
professor Samardžić dit tegen en wees erop dat andere landen zoals Cyprus, Tsjechië en
Slowakije (Tsjecho-Slowakije) en Kroatië wel eerder dan Servië een SOA goedgekeurd
kregen en mochten toetreden, ook al voldeden ze niet aan alle EU-voorwaarden. Het lijkt er
net op of Servië strenger wordt behandeld dan eerdere kandidaat-lidstaten. Samardžić wijst
erop dat de EU zelf het toetredingsproces van Servië vertraagd heeft en nog steeds vertraagt.
Zeker nu met de vrijlating van de twee Kroatische generaals en de drie leden van het
Kosovaarse bevrijdingsleger ziet Servië dit als een bevestiging dat het ICTY enkel opgericht
is om Serviërs te veroordelen. Het land vraagt zich af wanneer zijn slachtoffers gerechtigheid
zullen verkrijgen. Zolang dat niet gebeurt, willen ze niet verzoenen. Diegene die het meeste
teleurgesteld waren in het ICTY na deze vrijlatingen waren de mensenrechtengroepen uit ex-
Joegoslavië die zo intensief hadden meegewerkt om informatie in te zamelen zodat de
oorlogsmisdadigers werden opgepakt. Ze hadden er alles aan gedaan om de regio tot
verzoening te brengen en net wanneer ze zo ver gekomen waren keerde de toestand om. Niet
alleen zij waren teleurgesteld, maar zelfs geleerden en personeel van het ICTY zelf.
De meeste geleerden concluderen hieruit dat het toetredingsproces nogmaals zal
vertragen. In 2011, bij het uitleveren van Mladić en de laatste gezochte verdachte Hadžić, leek
Kosovo nog de enige kwestie die Servië in de weg stond om toe te treden tot de Europese
Unie. Nu sinds november 2012 maakten de internationale gemeenschap, de EU, het ICTY en
de geleerden zich zorgen dat de teleurstelling in de EU en het ICTY de kwestie van Kosovo
nog moeilijker zullen maken en het toetreden tot de EU nog langer zullen uitstellen.
58
Nawoord
Eigen ondervindingen tijdens het wonen en studeren in Belgrado over de invloed van
de Europese Unie en het Joegoslavië-tribunaal op de toetreding van Servië tot de EU
Om deze masterscriptie af te sluiten wil ik nog dit gedeelte wijden aan eigen ondervindingen
tijdens het wonen en studeren in Belgrado en het schrijven van deze masterscriptie. Reeds in
mijn voorwoord en inleiding heb ik vermeld dat ik de unieke kans heb gekregen een jaar in
Belgrado te wonen en de master na master Europese Integratie te studeren aan de faculteit
Politieke Wetenschappen dankzij het Basileusproject. Ik had al van het begin dat ik aan deze
thesis begon ingezien dat schrijven over zo’n actueel onderwerp als de toetreding van Servië
tot de EU enorm moeilijk was. Niets is echter zo moeilijk dan als Europees meisje te
integreren in Servië zelf, ondanks het feit dat ik zelf geboren ben in Belgrado. Ik was slechts
3,5 jaar toen ik met mijn ouders verhuisde naar het beloofde West-Europa. Ik was helemaal
geïntegreerd. Het was in de puberteit dat ik me echt begon af te vragen waarom zijn we naar
België gekomen? Wat is er gebeurd in ex-Joegoslavië? Heel mijn levensmissie was gebaseerd
om antwoorden te zoeken op deze persoonlijke vragen. Dan kwam de wens een jaar in
Belgrado te studeren en wonen. Een beetje te proeven van het land en de stad waar ik zou
opgegroeid zijn. Natuurlijk was dit niet genoeg. Het was heel belangrijk achtergrondkennis te
hebben die ik dankzij de studie Oost-Europese talen en culturen heb verkregen. Eenmaal
aangekomen in Belgrado had ik al mijn eerste cultuurshock: administratie. Heel het
papiergeregel is in België al niet aangenaam laat staan daar. Ze moeten nog veel digitaliseren,
maar veel zijn ook overblijfselen van het oude communisme neem ik aan, zoals naar de dokter
gaan. Je moet daarvoor niet betalen, dat doet de verzekering meteen voor je. Dus het lijkt net
alsof je “gratis” naar de dokter gaat. Wat ook wel zo is want ofwel de schoolverzekering of de
werkverzekering betaalt ervoor. Het is niet geprivatiseerd zoals in België. Nu dit is slechts een
klein voorproefje van wat ik allemaal doorstaan heb. Gezondheidsproblemen, stress vanwege
het feit dat niemand daar stipt is. Iedereen is heel “chill”. We zien wel wat morgen brengt. Ze
hebben zoveel oorlog en teleurstellingen meegemaakt dat niets de Serviërs nog verbaast.
Nu als we het hebben over de politieke toestand in Servië is het allemaal echt te voelen
bij het gewone volk. Elke verandering die plaatsvindt op hoger niveau voel je op lager niveau.
België was een jaar zonder regering, veel mensen lagen daar niet echt van wakker. Alles bleef
normaal functioneren. In Servië praat echt de gewone mens op straat er constant over. “De
EU, ze hebben weer nieuwe eisen. Nu ze alle misdadigers hebben, willen ze Kosovo. Wat is
het volgende?” In hun ogen lijkt het net of er nooit een einde komt aan al de EU-eisen. Ze
voelen zich volledig van hun identiteit ontnomen. Ze vertrouwen West-Europa en de VS niet
vanwege de slechte ervaringen met hen: bemoeienissen tijdens de Joegoslavische oorlogen,
bemoeienissen tijdens de Kosovo-kwestie,… Echter beseffen ze wel dat ze geen andere kant
59
op kunnen, dat Servië de financiële hulp van de EU nodig heeft. Ze koesteren dus een dubbel
gevoel tegenover de EU, dat zelfs gezien kan worden als een gevoel van onmacht.
Ik heb ook de kans gehad om de plaatsvervangende secretaris-generaal Ivan Knežević
van Evropski Pokret u Srbiji (European Movement in Serbia) op 26 mei 2012 te interviewen.
The European Movement in Serbia (EMinS) is an independent and voluntarily organization of
the citizens of Serbia. It was founded on November 24, 1992 as a non-governmental, non-
party and not-profit organization. EMinS is an independent institution of the democratic public
and a citizens' organization that advocates for peaceful, democratic and full European
integration and a democratic and modern Serbia as part of Europe64
.
Hij heeft enkel kunnen bevestigen dat wat ik in deze thesis al geschreven hebben. Dat
vooral zij als NGO’s zich bezighouden met te voldoen aan de eisen van de Europese Unie en
zo de overheid ook helpen hier aan te voldoen. Waar ze zich vooral met bezighouden is
projecten in Servië zelf organiseren om het gewone volk op de hoogte te brengen van wat de
EU doet en wil en wat goeds het brengt voor Servië indien ze toetreden. Ik ken zijn mening
niet na de recente vrijlatingen van november 2012, aangezien het interview in mei 2012 had
plaatsgevonden. Ik kan enkel aannemen dat zij ook teleurgesteld zullen zijn, maar Subotić
(2012) neemt aan dat alle NGO’s verder zullen meewerken om Servië richting de EU te
brengen. Ik heb dit interview niet opgenomen in mijn werk zelf, omdat het niet meer kennis
opbrengt dan dat ik al uit mijn bronnen en de krantenartikels heb kunnen halen. Zij zeggen
ons genoeg over de publieke mening van Servië en over het ICTY en de EU.
Ik had ook de wens enkele politieke figuren in Servië te interviewen, maar dat was
jammer genoeg niet gelukt. Ze hebben wel betere dingen te doen dan met een studentje uit
België te praten. Ik heb paar keer de voormalige president Tadić proberen te “contacteren”,
maar dat was hopeloos. Uiteindelijk besefte ik dat ik zijn mening uit de actualiteit kon halen.
Ik hoop dat Servië één dag ondanks al haar teleurstellingen toe zal treden tot de EU en
dat de jongeren die de toekomst zijn van Servië ook eens de kans krijgen in een land te leven
waar vrijheid en democratie heerst, zonder zich zorgen te maken dat er elke dag weer oorlog
kan uitbreken.
64
http://emins.org/emins_english/content/01_about_us/index.html
60
6. Bibliografie
B92
2005 Prikazan snimak ubijanja Muslimana [Video van moorden op Moslims vertoond].
B92. 1 juni 2005. Online. Internet. Geraadpleegd op 28 december 2012. Beschikbaar
via
http://www.b92.net/info/vesti/index.php?yyyy=2005&mm=06&dd=01&nav_category
=64&nav_id=16%209645.
B92
2005 Srebrenica 2005. B92. 1 juni 2005. Online. Internet. Geraadpleegd op 28 december
2012. Beschikbaar via
http://www.b92.net/info/galerija/photo.php?categoryId=118#imgId=36548
B92
2005 Srebrenica: 10 godina od zločina [Srebrenica: 10 jaar jaar na de misdaad]. B92. 11 juli
2005. Online. Internet. Geraadpleegd op 29 december 2012. Beschikbaar via
http://www.b92.net/info/vesti/index.php?yyyy=2005&mm=07&dd=11&nav_category
=12&nav_id=172392
B92 & Beta
2007 Kosovo glavna tema na samitu u Brnu [Kosovo het hoofdthema op de conferentie in
Brno]. B92. 25 mei 2007. Online. Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2012.
Beschikbaar via
http://www.b92.net/info/vesti/index.php?yyyy=2007&mm=05&dd=25&nav_category
=11&nav_id=248303
B92 & Tanjug
2012 Novi šamar: Oslobođen i Haradinaj[Nieuwe klap: ook Haridinaj vrijgelaten]. B92. 29
november 2012. Online. Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2013. Beschikbaar via
http://www.b92.net/info/vesti/index.php?yyyy=2012&mm=11&dd=29&nav_category
=64&nav_id=664315
Barnes, Ian & Clair Randerson
2006 EU enlargement and the effectiveness of conditionality: keeping tot the deal?
Managerial Law 48/4: 351-365
61
Barnes, Ian & Pamela Barnes
2010 Enlargement. In: M. Cini & N. Pérez-Solorzano Borragan (eds), European Union
Politics, Oxford : Oxford University Press: 419- 435
Belloni, Roberto
2009 European integration and the Western Balkans: lessons, prospects and obstacles. A
Journal of Balkan and Near Eastern Studies 11/3: 313-331.
Beta
2012 Zločince dočekali kao heroje [De misdadigers verwelkomt als helden]. Vesti online. 16
november 2012.Online. Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2013. Beschikbaar via
http://www.vesti-online.com/Vesti/Ex-YU/270216/Zlocince-docekali-kao-heroje
Beta
2012 Nikolić: Haški tribunal je formiran da bi se sudilo Srbima. 24 sata. 29 november 2012.
Online. Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2012. Beschikbaar via
http://www.24sata.rs/vesti/aktuelno/vest/nikolic-haski-tribunal-je-formiran-da-bi-se-
sudilo-srbima/65243.phtml
Beta & Tanjug
2012 Reakcije: Skandal, gore od nepravde. B92. 16 november 2012. Online. Internet.
Geraadpleegd op 3 januari 2013. Beschikbaar via
http://www.b92.net/info/vesti/index.php?yyyy=2012&mm=11&dd=16&nav_category
=64&nav_id=660687
Beta & Tanjug
2012 Zbog Haga protest studenata [Vanwege het Joegoslavië-tribunaal protesteren
studenten]. B92. 4 december 2012. Geraadpleegd op 3 januari 2013. Beschikbaar via
http://www.b92.net/info/vesti/index.php?yyyy=2012&mm=12&dd=04&nav_category
=12&nav_id=665789
Blic
2012 Nikolić: Ovo je čas kad bi iz Tribunala trebalo da izađu svi Srbi [Nikolić: Dit is het
moment waarop uit het Joegoslavië-tribunaal alle Serviërs moeten vrijkomen]. Blic. 29
november 2012. Online. Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2013. Beschikbaar via
http://www.blic.rs/Vesti/Politika/355491/Nikolic-Ovo-je-cas-kad-bi-iz-Tribunala-
trebalo-da-izadju-svi-Srbi
62
Bosnjak, Andrea
2011 Onderzoek naar de moeilijkheden van het schrijven van hedendaagse geschiedenis: de
Srebrenica Casus. Gent: Universiteit Gent
De Ridder, Eline, An Schrijvers & Hendrik Vos
2008 Civilian Power Europe and Eastern Enlargement: The More the Merrier? In: Orbie, J.
(ed.), Europe's Global Role, Burlington, Vt. : Ashgate: 239-257
Den Haag
2012 Joegoslavië Tribunaal. De officiële website van de stad Den Haag. Online. Internet.
Geraadpleegd op 20 juni 2012. Beschikbaar via
http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Joegoslavie-Tribunaal-2.htm
Encyclo. Online Encyclopedie.
2013 Socialisatie. Encyclo. Online Encyclopedie. Online. Internet. Geraadpleegd op 2
januari 2013. Beschikbaar via http://www.encyclo.nl/begrip/Socialisatie
Europa
2012 Grotere stabiliteit en meer welvaart in de Westelijke Balkan. Europa. Online. Internet.
Geraadpleegd op 10 oktober 2012. Beschikbaar via
http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/western_balkans/r12650_nl.htm
Europa
2012 Mededeling van de Commissie - De westelijke Balkan op weg naar de EU :
consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart. Europa. Online. Internet.
Geraadpleegd op 10 oktober 2012. Beschikbaar via
http://eur-
lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:52006DC0027:NL:NOT
Europa
2012 Resolutie over het Witboek "Voorbereiding van de geassocieerde landen in Midden-
en Oost-Europa op integratie in de interne markt van de Unie" (COM(95)0163 - C4-
0166/95). Europa. Online. Internet. Geraadpleegd op 10 oktober 2012. Beschikbaar
via
http://eurlex.europa.eu/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexapi!prod!CELEXnumdoc
&lg=nl&numdoc=51996IP0101&model=guichett
63
Europa
2012 Stabilisatie- en associatieproces: westelijke Balkanlanden. Europa. Online. Internet.
Geraadpleegd op 3 oktober 2012. Beschikbaar via
http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/western_balkans/r18003_nl.htm
Europäische Kommission
2013 Der Stabilisierungs- und Assozierungsprozess. Die Homepage der Europäischen
Kommission. Online. Internet. Geraadpleegd op 2 januari 2013. Beschikbaar via
http://ec.europa.eu/enlargement/enlargement_process/accession_process/how_does_a_
country_join_the_eu/sap/index_de.htm
Europa Nu
2012 Artikel 6: Grondrechten Europese burgers, eerbiediging nationale identiteit lidstaten,
middelen. Europa Nu. Online. Internet. Geraadpleegd op 10 oktober 2012.
Beschikbaar via
http://www.europa-nu.nl/id/vh25de3y9pxd/artikel_6_grondrechten_europese_burgers
Europa Nu
2012 Artikel 49: Toetreding nieuwe lidstaten tot de Europese Unie, procedure,
voorwaarden. Europa Nu. Online. Internet. Geraadpleegd op 10 oktober 2012.
Beschikbaar via
http://www.europa-nu.nl/id/vh25de4aj8xr/artikel_49_toetreding_nieuwe_lidstaten
Europa Nu
2012 Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa. Europa Nu. Online. Internet. Geraadpleegd op
10 oktober 2012. Beschikbaar via
http://www.europa-nu.nl/id/vha3g5vl34yt/stabiliteitspact_voor_zuidoost_europa
Europa Nu
2012 Toetreding Servië tot de Europese Unie. Europa Nu. Online. Internet. Geraadpleegd
op 10 oktober 2012. Beschikbaar via
http://www.europa-nu.nl/id/vh9if1ear39f/toetreding_servie_tot_de_europese_unie
European Commission
2011 Commission Opinion on Serbia's application for membership of the European Union.
Communication from the Commission to the European Parliament and the Council. 1-
13. Online. Internet. Geraadpleegd op 2 januari 2013. Beschikbaar via
64
http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2011/package/sr_rapport_2011_e
n.pdf
Fond za Humanitarno Pravo (FHP) [Centrum voor Humanitair Recht.]
2012 O nama [over ons]. Zvanična stranica Fonda za Humanitarno Pravo [De officiële site
van het centrum voor Humanitair Recht].Online. Internet. Geraadpleegd op 28
december 2012. Beschikbaar via http://www.hlc-rdc.org/?page_id=14390
Guardian, The
2005 Serbia shocked by video showing Srebrenica shootings. The Guardian. 3 juni 2005.
Online. Internet. Geraadpleegd op 28 december 2012. Beschikbaar via
http://www.guardian.co.uk/world/2005/jun/03/warcrimes.balkans
International Center for Transitional Justice (ICTJ)
2004 Serbia and Montenegro: selected developments in transitional justice. The Official
website of the International Center for Transitional Justice (ICTJ). Online. Internet.
Geraadpleegd op 30 december 2012. Beschikbaar via
http://ictj.org/sites/default/files/ICTJ-FormerYugoslavia-Serbia-Developments-2004-
English_0.pdf
International Center for Transitional Justice (ICTJ)
2013 What is Transitional Justice? The Official website of the International Center for
Transitional Justice (ICTJ). Online. Internet. Geraadpleegd op 29 december 2012.
Beschikbaar via http://www.ictj.org/about/transitional-justice.
International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY)
2012 About the ICTY. The official website of the International Criminal Tribunal for the
former Yugoslavia (ICTY). Online. Internet. Geraadpleegd op 20 juni 2012.
Beschikbaar via http://www.icty.org/sections/AbouttheICTY
International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY)
2012 Appeals Judgement Summary for Ante Gotovina and Mladen Markač. The official
website of the International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY).
Online. Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2013. Beschikbaar via
http://www.icty.org/x/cases/gotovina/acjug/en/121116_summary.pdf
65
International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY)
2012 Retrial Judgement Summary for Ramush Haradinaj, Idriz Balaj and Lahi Brahimaj.
The official website of the International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia
(ICTY).Online. Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2013. Beschikbaar via
http://www.icty.org/x/cases/haradinaj/tjug/en/121129_summary.pdf
Josipović, Ivo
2010 The Western Balkans: New politics for a new age. Mediterranean Quarterly 21/4: 7-
18.
Kostovicova, Denisa
2004 Post-socialist identity, territoriality and European integration: Serbia's return to
Europe after Milosevic. Geojournal 61/1: 23-30.
Kovačević, Živorad
2010 Pogled sa druge strane zlatnog kruga: zapadni Balkan i Evropska Unija [Het uitzicht
van de andere kant van de gouden cirkel: de Westelijke Balkan en de Europese Unie].
Ljubas, Zdravko
2006 Do not forget Srebrenica massacre, survivors say. Deutsche Presse-Agentur. 11 juli
2006. Online. Internet. Geraadpleegd op 30 december 2012. Beschikbaar via
http://news.monstersandcritics.com/europe/news/article_1179900.php
North Atlantic Treaty Organization (NATO)
2012 Resolution 827 (1993). The official website of the North Atlantic Treaty Organization
(NATO). Online. Internet. Geraadpleegd op 28 december 2012. Beschikbaar via
http://www.nato.int/ifor/un/u930525a.htm
NOS
2011 Opvolger Joegoslavië-tribunaal ook in Den Haag. NOS. 20 januari 2011. Online.
Internet. Geraadpleegd op 30 december 2012. Beschikbaar via
http://nos.nl/artikel/212903-opvolger-joegoslavietribunaal-ook-in-den-haag.html.
McMahon, Patrice & David Forsythe
2008 The ICTY's Impact on Serbia: Judicial Romanticism meets network politics. Human
Rights Quarterly 30/2: 412-35
66
Министарство Спољних Послова Републике Србије [Ministarstvo Spoljnih Poslova
Republike Srbije = Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Servië]
2012 Република Србија и Европска унија (ЕУ) [Republike Srbija i Evropska Unija (EU)=
De Republiek Servië en de Europese Unie (EU)]. Званична страница Министарства
Спољних Послова Републике Србије [Zvanična stranica Ministarstva Spoljnih
Poslova Republike Srbije = De officiële website van het ministerie van Buitenlandse
Zaken van de Republiek Servië]. Online. Internet. Geraadpleegd op 3 oktober 2012.
Beschikbaar via
http://www.mfa.gov.rs/sr/index.php/spoljna-politika/eu/rep-srbija-eu?lang=cyr
Miščević, Tanja
2009 Pridruživanje Evropskoj Uniji [De toetreding tot de Europese Unie]. Beograd:
Službeni glasnik
Obućina, Jelena
2012 Reagovanja na presudu hrvatskim generalima. RTS. 16 november 2012. Online.
Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2013. Beschikbaar via
http://www.rts.rs/page/stories/sr/story/135/Hronika/1212324/Reagovanja+na+presudu
+hrvatskim+generalima.html
Peskin, Victor & Mieczysław Boduszyński
2011 Balancing International Justice in the Balkans: Surrogate Enforcers, Uncertain
Transitions and the Road to Europe. The International Journal of Transitional Justice
5: 52-74.
Radio-televizija Srbije (RTS) [Radiotelevisie Servië (RTS)]
2011 Uhapšen Ratko Mladić [Ratko Mladić gearresteerd]. Radio-televizija Srbije (RTS). 26
mei 2011. Online. Internet. Geraadpleegd op 28 december 2012. Beschikbaar via
http://www.rts.rs/page/stories/sr/story/135/Hronika/898386/Uhap%C5%A1en+Ratko+
Mladi%C4%87.html
Радио-телевизија Србија (РТС)[ Radio-televizija Srbija (RTS)=Radiotelevisie Servië]
2011 Ухапшен Горан Хаџић [Uhapšen Goran Hadžić= Goran Hadžić gearresteerd]. РТС
[RTS]. 20 juli 2011. Online. Internet. Geraadpleegd op 29 december 2012.
Beschikbaar via
http://www.rts.rs/page/stories/ci/story/134/%D0%A5%D1%80%D0%BE%D0%BD%
D0%B8%D0%BA%D0%B0/927478/%D0%A3%D1%85%D0%B0%D0%BF%D1%8
67
8%D0%B5%D0%BD+%D0%93%D0%BE%D1%80%D0%B0%D0%BD+%D0%A5
%D0%B0%D1%9F%D0%B8%D1%9B.html#ls
Радио-телевизија Србија (РТС)[ Radio-televizija Srbija (RTS)=Radiotelevisie Servië]
2012 Харадинај ослобођен![Haradinaj oslobođen!=Haradinaj vrijgesproken!] РТС [RTS].
29 november 2012. Online. Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2013. Beschikbaar via
http://www.rts.rs/page/stories/ci/story/134/%D0%A5%D1%80%D0%BE%D0%BD%
D0%B8%D0%BA%D0%B0/1220032/%D0%A5%D0%B0%D1%80%D0%B0%D0%
B4%D0%B8%D0%BD%D0%B0%D1%98+%D0%BE%D1%81%D0%BB%D0%BE
%D0%B1%D0%BE%D1%92%D0%B5%D0%BD!.html
Ristic, Marija
2012 Belgrade Protest Over Croatian Generals Acquittal. BalkanInsight. 26 november 2012.
Online. Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2013. Beschikbaar via
http://www.balkaninsight.com/rs/article/belgrade-protest-over-generals-acquittal
Samardžić, Slobodan (ed.)
2009 Srbija u procesu pridruživanja Evropskoj Uniji [Servië in het proces van de toetreding
tot de Europese Unie.]. Beograd: Službeni glasnik
Srna
2003 Mihajlović: Boriću se da generali ne odu u Hag. B92. 2 december 2003. Online.
Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2013. Beschikbaar via
http://www.b92.net/info/vesti/index.php?yyyy=2003&mm=12&dd=02&nav_category
=64&nav_id=126242
Teitel, Ruti
2005 The Law and Politics of Contemporary Transitional Justice. Cornell International Law
Journal 38/3: 837-862.
Subotić, Jelena
2009 Hijacked Justice: Dealing with the Past in the Balkans. New York: Cornell University
Press.
Subotić, Jelena
2009 The Paradox of International Justice Compliance. The International Journal of
Transitional Justice : 1-22.
68
Subotić, Jelena
2011 Europe is a State of Mind: Identity and Europeanization in the Balkans. International
Studies Quarterly 55: 1-22.
Subotić, Jelena
2012 Legitimacy, Scope, and Conflicting Claims on the ICTY: In the Aftermath of Gotovina
and Haradinaj (this is a draft manuscript: persoonlijk door de auteur naar mij gestuurd
via mail). George State University.
Tanjug
2012 Dodik: Hag sudi samo Srbima [Dodik: Het Joegoslavië-tribunaal veroordeelt enkel
Serviërs). B92. 28 december 2012. Online. Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2013.
Beschikbaar via
http://www.b92.net/info/vesti/index.php?yyyy=2012&mm=12&dd=28&nav_category
=167&nav_id=673146
Tanjug
2012 Dodik: Hag pere krvave ruke [Dodik: Het Joegoslavië-tribunaal wast bebloede
handen]. B92. 29 november 2012. Online. Internet. Geraadpleegd op 3 januari 2013.
Beschikbaar via
http://www.b92.net/info/vesti/index.php?yyyy=2012&mm=11&dd=29&nav_category
=64&nav_id=664559.
United States Agency for International Development (USAID)
2005 The 2005 NGO Sustainability Index for Central and Eastern Europe and Eurasia. The
official website of the United States Agency for International Development (USAID).
Online. Internet. Geraadpleegd op 30 december 2012. Beschikbaar via
http://transition.usaid.gov/locations/europe_eurasia/dem_gov/ngoindex/reports/2011/2
005complete_document.pdf
Voice of America (VOA)
2009 Serbs Slowly Come to Terms with Srebrenica Massacre. Voice of America (VOA). 30
oktober 2009. Online. Internet. Geraadpleegd op 29 december 2012. Beschikbaar via
http://www.voanews.com/content/a-13-2005-07-13-voa90/395039.html
Volkskrant, de
2006 Joegoslavië-Tribunaal moet eigen boontjes doppen. De Volkskrant. 6 oktober 2006.
Online. Internet. Geraadpleegd op 30 december 2012. Beschikbaar via
69
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2668/Buitenland/article/detail/786028/2006/10/06/Joeg
oslavie-Tribunaal-moet-eigen-boontjes-
doppen.dhtml?utm_source=scherm2&utm_medium=button%20top&utm_campaign=
Cookiecheck
70
7. Bijlage
7.1 Afbeelding: Aangeklaagd door het Joegoslavië-tribunaal.
Bron: De knack, 5 december 2012: 24; originele bron: ICTY
7.2 Achtergrondliteratuur65
Euractiv
2010 Serbia rushes to launch accession talks. Euractiv. 28 oktober 2010. Online.
Geraadpleegd op 4 mei 2011. Beschikbaar via
http://www.euractiv.com/en/enlargement/serbia-rushes-launch-accession-talks-news-
499155
Freyburg, Tina & Solveig Richter
2008 National Identity Matters: The Limited Impact of EU Political Conditionality in the
Western Balkans. National Centre of Competence in Research (NCCR) 19: 1-18
Fuše, Mišel
65
Hieronder geef ik literatuur weer die ik gelezen heb, maar niet rechtstreeks gebruikt heb in mijn
thesis. Het heeft me geholpen om de bronnen die ik wel gebruikt heb, beter te begrijpen en voor een
goede basiskennis over Servië en de EU. Vaak kwam dezelfde informatie voor in de gebruikte bronnen.
71
2009 Evropska Unija pola veka kasnije: stanje i scenariji obnove. Beograd: Službeni
Glasnik
Јовашевић, Драган [Jovašević, Dragan]
2011 Србија и Хашки Трибунал, између права и политике [Srbija i Haški Tribunal,
između prava i politike= Servië en het Joegoslavië-tribunaal, tussen recht en politiek].
Нова српска политичка мисао 3: 321-347
Limburger, de
2010 Kamer tevreden over EU-besluit Servië. De Limburger. 25 oktober 2010. Online.
Internet. Geraadpleegd op 4 mei 2011. Beschikbaar via:
http://www.limburger.nl/article/20101025/ANPNIEUWS01/10250364/1011
Miščević, Tanja
2010 Tranzicija i evropeizacija Srbije - Isto ili različito? Danas. 11 februari 2011. Online.
Internet. Geraadpleegd op 4 mei 2011. Beschikbaar via:
http://www.danas.rs/dodaci/vikend/plave_strane/tranzicija_i_evropeizacija_srbije__ist
o_ili_razlicito.45.html?news_id=209581
Miščević, Tanja
2010 Tranzicija i evropeizacija Srbije - Isto ili različito? Danas. 18 februari 2011. Online.
Internet. Geraadpleegd op 4 mei 2011. Beschikbaar via:
http://www.danas.rs/dodaci/vikend/plave_strane/tranzicija_i_evropeizacija_srbije__ist
o_ili_razlicito.45.html?news_id=210057
Nieuws
2010 Servië arresteert vijf verdachten oorlogsmisdaden. Nieuws. 30 oktober 2010. Online.
Internet. Geraadpleegd op 4 mei 2011. Beschikbaar via:
http://buitenland.nieuws.nl/616441/servie_arresteert_vijf_verdachten_oorlogsmisdade
n
NOS
2010 Servië verhoogt tipgeld voor Mladic. NOS. 28 oktober 2010. Online. Internet.
Geraadpleegd op 4 mei 2011. Beschikbaar via: http://nos.nl/artikel/194432-servie-
verhoogt-tipgeld-voor-mladic.html
72
Noutcheva, Gergana
2009 Fake partial and imposed compliance: the limits of the EU’s normative power in the
Western Balkans. Journal of European Public Policy 16/7: 1065-1084
Pantelic, Zeljko
2010 EU to move ahead on Serbia accession, add tough conditions. Euobserver. 23 oktober
2010. Online. Internet. Geraadpleegd op 4 mei 2011. Beschikbaar via
http://euobserver.com/?aid=31113
Pantelic, Zeljko
2010 Serbia is key to future Balkan EU bids, say diplomats. Euobserver. 29 november
2010. Online. Internet. Geraadpleegd op 4 mei 2011. Beschikbaar via
http://euobserver.com/?aid=31371
Standaard, de
2010 Servië op weg gezet naar EU-lidmaatschap. De Standaard. 26 oktober 2010. Online.
Internet. Geraadpleegd op 4 mei 2011. Beschikbaar via:
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=EA31BTJP&word=op+weg+naa
r
Степић, Миломир [Stepić, Milomir]
2010 Геополитичност ширења Европске Уније и положај Србије [Geopolitičnost širenja
Evropske Unije i položaj Srbije= De Geopolitieke uitbreiding van de Europese Unie
en de positie van Servië]. Нова cрпска политичка мисао [Nova srpska politička
misao= Nieuwe Servische Politieke gedachte] 27/17: 17-42
Subotić, Jelena
2010 Explaining Difficult States: The problems of Europeanization in Serbia. East
European Politics and Societies 24/4:595-616.
Суботић, Момчило [Subotić, Momčilo]
2010 Србија и Европска Унија [Servië en de Europese Unie]. Нова cрпска политичка
мисао [Nova srpska politička misao= Nieuwe Servische Politieke gedachte] 27/17: 43-66
Telegraaf, de
2010 Servië onder harde voorwaarden op weg naar EU. De Telegraaf. 25 oktober 2010.
Online. Geraadpleegd op 4 mei 2011. Beschikbaar via:
73
http://www.telegraaf.nl/binnenland/8025121/__Servi_op_weg_naar_EU__.html?sn=bi
nnenland
Wereldjournalisten
2010 EU-toelating Servië. Wereldjournalisten. 28 oktober 2010. Online. Internet.
Geraadpleegd op 4 mei 2011. Beschikbaar via:
http://www.wereldjournalisten.nl/artikel/2010/10/28/eu-toelating_servi/