Tijdschrift voor sociaal recht Bijvoegsel aan nr 8/73

Seminaries over de praktijk van het sociaal recht

Programma 1974 : - SPECIFIEKE GESCHILLEN. - BIJSCHOLING. - HET INDIVIDUEEL ONDERHOUD.

Het programma voor 1974 ligt in de lijn van de seminaries die de voorgaande jaren werden ingericht maar met doelstellingen en me­thoden die zich duidelijker gaan stellen. De seminaries op aanvraag worden verder ingericht. De werkzaamheden zullen betrekking hebben op de prektische uitwerking van de juridische problemen. Daar van alle deelnemers een actieve inbreng wordt verwacht, zullen de dis­cussies in kleine groepen plaatsvinden.

1. Nederlandstalig seminarie : BEREKENING VAN DE BEZOLDI­GING EN VLUGGE ONTCIJFERING VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN.

- zaterdag 2 maart 1974 van 9.30 u. tot 16 u.

Belang van het onderwerp. In de arbeidsverhouding is de reglementerende bron van recht

zo omvangrijkgeworden dat het van belang is de studie en de praktijk ervan te herdenken.

Werkschema. . - Inventaris van de basisbegrippen van de collectieve arbeidsover­

eenkomsten zoals indexatie en de daarmee verbonden berekeningen, peilindex, klassifikatie van de werknemers, afhankelijkheid van verschillende commissies, enz.

- Inventaris van de meest voorkomende geschillen. - Inventaris van de meest voorkomende berekeningsmoeilijkheden. - Praktische werken.

Animators: R. VAN DE PUT en A. CLAEYS.

2. Franstalig seminarie : AFWEZIGHEDEN, HERHAALDELIJK TE­LAATKOMEN, GEBREKKIGE UITVOERING VAN DE OVER­EENKOMST IN ARBEIDSRECHT GEZIEN VANUIT KONTRAK­TUEEL, TUCHTRECHTELIJK EN MEDISCH GEZICHTSPUNT

- zaterdag 23 maart 1974 van 9.30 u. tot 16 u.

Bel,ang van ket onderwerp. Het herhaaldelijk telaatkomen, de afwezigheden, de tekort­

komingen en gebreken van de werknemers in de uitvoering van de overeenkomst, zijn verschijnselen die dikwijls gepaard gaan.

Het lijkt ons interessant de gegevens, die de praktijk van de arbeidsgeneeskunde, van de kontrolegeneeskunde, van het personeels­beleid en van het gehele sociale contentieux aan het licht brengen, met elkaar te vergelijken en de krachtlijnen eruit naar voren te brengen.

Een ingewikkelde en kontradiktorische dialectiek stelt technieken van overtuiging, van deelneming, van kontrole en sanktie tegenover elkaar. Het is van belang hiervoor aandacht op te brengen om de met elkaar overeenstemmende gegevens te vinden.

Werkschema. - Theoretische uiteenzetting over de krachtlijnen van de beschouwde

problemen vanuit de hogergenoemde gezichtspunten. Opsporen van de overeenstemmende punten.

- Bespreking van toepassingsgevallen vanuit verschillende gezichts­punten.

- Praktisch werk in kleine groep. Animators: J.-Ol. THOMAS, R. MEERT

en R. VAN DE PUT.

3. Fraiistalig seminarie: BIJSCHOLING IN HET ARBEIDSRECHT EN HET SOCIALE ZEKERHEIDSRECHT.

- vrijdag 10 mei 1974 van 18 u. tot 21 u. - zaterdag Il mei 1974 van 9.30 u. tot 16 u.

Belang van het onderwerp en werkschema: zie 4. ·Animators: Ph. GOSSERIES, R. VAN DE PUT

en L. VAN ROSSUM.

4. Nederlandstalig seminarie : BIJSCHOLING IN HET ARBEIDS­RECHT EN SOCIALE ZEKERHEIDSRECHT. ·

- vrijdag 17 mei 1974 van 18 u~ tot 21 u. - zaterdag 18 mei 1974 van 9.30 u. tot 16 u.

Bel,ang van het onderwerp. Naast het bijhouden van onze kennis van de wetgeving valt er

ook de praktische weerslag te bestuderen van de nieuwe begrippen op het dagelijks contentieux van een bepaalde materie.

Het sociaal recht is voortdurend in wijziging en is zo beweeglijk dat een voortdurende bijscholing op deze beide vlakken, noodzakelijk is.

Werkschema. - Konkrete inventaris van de vernieuwingen in wetgeving, rechtsleer

en rechtspraak van de laatste jaren.

_,

~!~ ill~

i i

:~::~:'.'r=~~

- Opsporing en poging tot rangschikking van de wijzigingen die zij meebrachten op de gerechtelijke en buitengerechtelijke geschillen.

- Ontleding yàii praktische· gevallen - werk in kleine groep.,. Animators : A. CLAEYS en R. VAN DE PUT:

5. Permanent seminarie : HET INDIVIDUEEL ONDERHOUD IN :HET DOMEIN VAN HET SOCIAAL RECHT •..

- vrijdag 17 mei 1974 van 18 u. tot 21 u. - zaterdag 18 mei 1974 van 9.30 u. tot 16 u.

Belang van het onderwerp en werkschema : zie 1. Animators: A: CLAEYS en· R. VAN DE PUT. - 12 bijeenkomsten van 19 u. tot 22 u.

Belang van het onderwerp. Bij de bespreking van een twistpunt is het steeds aange;wezen

de· persoonlijke en relationele aspekten afzonderlijk te beschouwen vanuit hun rechtskundige en technische kant en er de wederzijdse inter­ferenties van te waarderen. Bij het voorbrengen der gebeurtenissen, het bespreken ervan, het onderhandelen, het pleiten en het beraad­slagen, kan men vanuit die verschillende standpunten de zaak be­naderen. Deze uiteenlopende oogpunten zijn nochtans bepalend voor het resultaat.

Het doel van dit seminarie is gezamelijk daarover te bezinnen.

Werkschema. - Bespre~g.van gevallen in groep met juridische en psychologische

supervisie. - De debatten worden geleid door een jurist en door een geneesheer-

psycholoog. · - De supervisie gebeurt in het Frans en de deelnemers drukken zich

uit in het Frans of in het Nederlands.

Balans 1973.

Het tijdschrift organiseert nu sedert vier jaren seminaries. Uit deze ervaring kunnen reeds twee belangrijke . besluiten ge­

nomen worden : --- de uitwisse~ngen van ideeën tussen practici komen zelden voor en

het inrichten van gestruktureerde samenkomst.en over een bepaald onderwerp met actieve d~elname .van.· een kleine groep is zeer vruchtbaar; . . . .

- er bestaat een groot verschil tussen de praktijk van e~n juridisch ·begrip, zijn operationeel ingrijpen en de traditionele theoretische benadering ervan in studi~s en publikaties.

De synthese van de in 1973 gehouden seminaries, die in 1974 in het Tijdschrift zal verschijnen, zal dit duidelijk a~ntonen.

- -~ ~. -. - - l

Praktische inrichting. De seminaries vinden plaats te Brussel, op de hiervoor aange­

geven data of op overeen te komen data. De deelnemingskosten bedragen 1.500 F., aan een seminarie van

een dag, 1.000 F., en aan het permanent seminarie 4.000 F., eetmalen niet inbegrepen.

Een praktisch inlichtingenblad zal aan de deelnemers toegezonden worden.

Seminarie op aanvraag. Het Tijdschrift voor sociaal recht richt op aanvraag seminaries in

voor belanghebbende groepen aan gunstige voorwaarden, op nader te bepalen plaatsen en data en over overeen te komen onderwerpen.

Deelneming. Belangstellenden worden verzocht het onderstaand inschrijvings­

bulletin terug te sturen aan het Sekretariaat van de seminaries van het T.S.R .. Moscickilaan, 17, 1180 Brussel.

INSCHRIJVINGSBULLETIN

Naam:

Adres:

Beroep : ............................................ · .... Telefoon :

schrijft in *) voor het :

- Nederlandstalig seminarie van 2 maart 197 4 te Brussel, Berekening van de bezoldiging en vlugge ontcijfering van de collectieve arbeids­overeenkomsten, en betaalt de som van 1.000 F.

- Franstalig seminarie van 23 maart 197 4 te Brussel, Afwezigheden, herhaaldelijk telaatkomen, gebrekkige uitvoering van de overeen­komst in arbeidsrecht vanuit kontraktueel, tuchtrechtelijk en medisch gezichtspunt, en betaalt de som van 1.000 F.

- Franstalig seminarie van 10 en 11 mei 197 4 te Brussel, Bijscholing in het arbeidsrecht en het sociale zekerheidsrecht, en betaalt de som van 1.500 F.

- Nederlandstalig seminarie van 17 en 18 mei 1974 te Brussel, Bij­scholing in het arbeidsrecht en het sociale zekerheidsrecht, en betaalt de som van 1.500 F.

- Permanent seminarie over het individueel onderhoud in het sociaal recht, en betaalt de som van 4.000 F.

stort het voormeld bedrag op bankrekening nr 630-0216342-91 van het T.S.R., Seminaries, van de Private kas (P.C.R. 526).

*) Schrap het overbodige.

1973

REVUE DE DROIT SOCIAL Doctrine - Jurisprudence - Législation

TIJDSCHRIFT VOOR SOCIAAL RECHT Rechtsleer - Rechtspraak - Wetgeving

Directeur : R. GEYSEN

La notion de rémunération en droit beige *)

lJliPORTANCE DE LA NOTION « RÉMUNÉRATION »

N~S

Plusieurs lois prennent la rémunération ou le salaire 1) comme base pour calculer certains avantages légaux à payer aux travailleurs salariés, soit à charge de l'employeur, soit à charge d'un organisme payeur. D'ou l'importance d'une notion claire et précise de la rémuné­ration ou du salaire pour déterminer le montant des sommes dues.

Aux termes de l'article 3, § 2, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs salariés, les cotisations de sécurité sociale doivent être perçues sur toute rémunération.

De même, les salaires gagnés sant pris en considération dans la plupart des cas pour le calcul des allocations dues aux travailleurs par les caisses ou organismes d'assurances sociales : allocations de chömage, maladie-invalidité, pensions de vieillesse ...

Le salaire de base sert à calculer les indemnités dues en réparation des dommages résultant des accidents du travail ou des maladies pro­fessionnelles.

La protection de la rémunération est assurée par la loi du 12 avril 1965, qui limite la partie cessible et saisissable de la rémunération, ainsi que les retenues pouvant être opérées sur les salaires par l'em­ployeur. Le payement de la rémunération doit se faire au mains une

*) Étude publiée dans : « Studi in onore di Giuseppe Chiarelli, professore del­la Università di Roma e presidente emerito della Corte costituzionale », Milano.

1) Rémunération, terme générique, comprenant salaire (pour ouvriers) et traite. ment, appointements, émoluments (pour employés). P. Durand (Traité de droit du travail, IJ), les emploie indifféremment l'un pour l'autre (rémunération ou salaire).

- 354-

fois par mois pour les employés, deux fois par mois pour les ouvriers (art. 9; sanctions pénales: art. 42).

La notion de rémunération revêt également de l'intérêt pour déterminer Ie montant du salaire minimum légal, ou réglementaire si prévu par convention collective rendue obligatoire par arrêté royal, et notamment les éléments entrant en ligue de compte pour calculer ce minimum: salaire en nature (nourriture, logement, chauffage) accessoire du salaire en argent et évalué forfaitairement, au contraire des avantages en nature qui n'ont pas Ie caractère d'un salaire 2);

su;rs~Jaire, ou salaire légal dû pour les heures supplémentaires; com­nnss10ns ...

La rémunération annuelle est prise en considération pour fixer Ie délai de préavis à donner soit par l'employeur, soit par ]'employé, pour mettre fin au contrat de travail, ainsi que Ie montant de l'indem­nité de rupture, à défaut de préavis (art. 15, 16 et 20 de la législation sur Je contrat d'emploi), de même que d'autres indemnités forfaitaires, en cas de clause de non-concurrence (art. 26) ...

LA NOTION TRADITIONNELLE DE LA RÉMUNÉRATION

Dans la législation sociale be.lge, il n'y a pas de définition claire, précise et uniforme. Certains textes légaux donnent une énumération des éléments de la rémunération, différents d'une loi à l'autre et propre à chacune 3).

En doctrine, les auteurs regrettent J'incohérence et la confusion qui règne et se répcrcute en jurisprudence. Sclon M. Taquet, la défini­tion de la rémunération a fait l'objet de versions différentes, quant au fond et quant à la forme. Le caractère hétérogène de la notion de rémunération confirme, une fois de plus, la tendance du droit social à descendre au niveau de la logique des faits, quitte à paraître ignorer la logique des idées et notamment la logique juridique . . . Le sens des mots s'élargit au point de devenir imprécis 4).

2) • La. rémunéra.tion en nature doit, du point de vue juridique, être distinguée d'a.utres notions qui ne répondent pas à la. notion de sa.la.ire. Au point de vue de la. terminologie, il sera.it donc désira.ble de réserver Ie terme de sa.laire en nature a.ux presta.­tions fäites à titre de sa.la.ire et celui d'a.va.nta.ges en nature a.ux presta.tions qui n'ont pas Ie ca.ractère de sa.la.ire. Certaines presta.tions, fäites bénévolement par l'employeur, ont Ie ca.ra.ctère de libéra.lité» (P. Dura.nd, op.cit., p. 612, + note 1).

3) A. Trine et P. Blondia.u, La. notion de rémunération ... (Rev. dr. soc. 1965, p. 285); M. Dema.ret, La. protection de la rémunération des tra.vailleurs (Rev. dr. soc. 1968, p. 360); M. Papier-Ja.moulle (Rev. crit. jur. belge 1969, p. 25, no 6); M. Ta.quet et P. Denis (Jl trib. 1965, p .. 35); M. Ta.quet et C. Wantiez (Jl trib. 1970, p. 166); R. Elst, La. notion de • sa.la.ire • dans la législation, la jurisprudenee et la. doctrine concerna.nt la sécurité sociale (Rev. belge de séc. Boe. 1967, pp. 264, 267, 272 et 285); A. Trine (Rev. dr. BOC, 1971, p. 232); G. Hélin (Rev. dr. BOC. 1972, p. 37).

4) M. Ta.quet (Rev. dr. BOC. 1968, pp. 338 et 353-354).

- 355 -

Selon A. Trine, la notion de rémunération est floue dans la légis­lation ... ; nous devons considérer la notion de rémunération dans un sens strict, suivant sa signification habituelle 5).

Définition classique. - Juridiquement, la rémunération est la contrepartie de la prestation de travail fourni par Ie travailleur salarié en vertu du contrat qui lelie à l'employeur 6). Le mot salaire implique une certaine régularité 7).

Selon M. Papier-Jamoulle, c'est en échange d'un salaire que l'une des parties met son activité au service de l'autre; c'est en échange de cette activité que l'autre partie promet une rémunération 8). Celle-ci demeure en principe, comme l' enseigne le droit civil, la contrepartie de l'activité subordonnée due en vertu de la convention synallagmatique 0)

Selon M. Taquet et C. Wantiez, la rémunération ne peut être que la contrepartic du travail presté par le salarié ... ; il est exact que la rémunération («les appointements ») constitue la contrepartie d'un travail fourni 10).

Selon G. Hélin, la rémunération est la contrepartie des prestations fournies par Ie travailleur 11).

Selon A. Trine, les appointements sont dans Ie langage courant 12)

la contrepartie des prestations de travail 1a). Cette définition classique, objective, universelle rejoint d'ailleurs

celle donnée par le professeur P. Durand. I~e salaire, contrepartie de la prestation de travail: Le salaire est la contrepartie due par l'em­ployeur pour Ie travail accompli par Ie salarié. L'obligation de l'em­ployeur a donc sa cause dans l'accomplissement du travail ... Le payement du salaire est uni par un lien de connexité à l'exécution de travail. Les deux obligations sont interdépendantes, et l'inexé­cution du travail dispense normalement Ie chef d'entreprise de son obligation de payer un salaire. Il arrive pourtant, dans Ie droit moderne, que l'interruption du travail ne libère pas l'employeur de son obli­gation. La somme versée ne constitue pas juridiquement un salaire ...

5) A. Trine (Rev. dr. soc. 1971, p. 232; 1968, p. 400). 6) R. Geysen, Jurisprudence du travail (1949-55), no 612; id. (1961-65), no 1486;

id. (1966-70), no 1985 (notes); A. Trine (Rev. dr. soc. 1971, p. 232). 7) A. Trine et P. Blondiau (Rev. dr. soc. 1965, p. 291). 8) M. Papier-Jamoulle (Rép. prat. dr. belge, Complément, t. II!, 1969, vo Contrat

de travail et contrat d'emploi, no 8).

9) M. Papier-Jamonlle (Rev. crit. jur. b. 1969, p. 26). 10) M. Taquet et C. Wantiez (Jl trib. tr. 1970, p. 96; 1972, p. 242). 11) G. Hélin (Rev. dr. soc. 1972, p. 37; 1969, p. 41). 12) « Rémunération : Récompense. La rémunération d'un travail; Salaire : Paie­

ment pour travail ou pour service ordinairement en vertu d'un contrat de travail • (E. Littré, Dictionnaire de la langue française, abrégé par A. Beaujean, 1958) [note R.G.].

13) A, Trine (Rev. dr. soc. 1971, p. 234).

- 356 -

IJa condition de l'exécution préalable d'un travail permet de dissiper les confusions, souvent faites, entre Ie salaire et des indemnités acces- . soires 14).

N otion extensive du salaire. - Dès lors, c' est à tort que l' on qualifie, juridiquement, de rémunération toute somme payée au travailleur salarié à !'occasion d'un contrat de travail, soit comme avantage contra.ctu.el en complément du revenu professionnel habituel (allocations familiales complémentaires, pension extra-légale, primes . "), soit comme avantage légal en remplacement du salaire (indemnité de rupture, indemnité de maladie ".),sous la dénomination de« salaire indirect ou salaire différé », concept économique étranger à la notion juridique.

La confusion entre salaire sur Ie plan juridique et sur Ie plan économico-social est fréquente, écrit A. Trine 15) : des ambiguïtés d'ordre économico-social se greffent sur cette définition pourtant claire.

AvANTAGESCONTRACTUELS

Certains avantages complémentaires peuvent être prévus au contrat à titre de libéralité: ce sont des gratifications qui ne con­stituent pas une rémunération 1 6).

Ces mêmes avantages contractuels peuvent également faire l'objet d'un engagement de la part de l'employeur, auxquels Ie travailleur peut en ce cas prétendre comme un droit. L'employeur peut ainsi être engagé soit contractuellement, par contrat individuel de travail ou par convention collective, soit en vertu d'un usage qui s'est créé en revêtant les caractères de généralité, de régularité et de fixité.

Peuvent être considérés comme avantages contractuels, les primes de fin d'année, Ie treizième mois, les primes de productivité, les parti­cipations aux bénéfices, les primes complémentaires d'assurance (assu­rance-groupe) 17), les avantages complémentaires de la sécurité sociale (allocations familiales complémentaires, pension supplémentaire extra­légale, suppléments à l'allocation maladie-invalidité payée par la mutualité ... ), les primes syndicales, les frais de transport ."

Selon A. Lagasse, Ie paiement régulier d'une prime ne signifie pas nécessairement et définitivement paiement obligatoire ". ; il importe peu que la prime ait ou non toujours été payée sur les mêmes bases".; cette continuité dans les modalités de calcul n'affecte pas la nature

14) P. Durand et Vitu, Traité dr. trav" Il, no 323, pp. 599-600. 15) A. Trine (Rev. dr. Boc. 1971, p. 232). 16) Voir également A. 'l'rine et P. Blondiau (Rev. dr. Boc. 1965, p. 287; 1966, p. 294);

R. Elst (R.B.8.8. 1967, p. 288); Cass. 16-11-63 (Pasicrillie 1964, 1, 279). 17) Par exemple: allocations familiales, pensions, accidents ... Voir G. Hélin

(Rev. dr. BOC. 1972, p. 42 ".); M. Taquet et P. Denis (Jl trib. 1965, p. 35 .").

- 357 -

du paiement; si celui-ci dans son principe a été conçu comme bénévole, il pourra toujours ne pas être renouvelé 18).

Ces avantages contractuels, constituant une obligation dans le chef de l'employeur et dus en vertu du contrat, n'en constituent pas pour autant une rémunération 19). Même protégés par la loi concernant la protection de la rémunération, ils devraient en tant que salaires, être payés au moins une (ou deux) fois par mois, aux termes de l'ar­ticle 9 de la même loi du 12 avril 1965 (sanctionné pénalement, art. 42).

En ce qui concerne les frais de transport, le remboursement par l'employeur des frais de déplacement oude voyage n'en font pas une rémunération, même si eet avantage est prévu contractuellement. Depuis la convention collective du travail du 8 mars 1972 sur l'inter­vention dans les frais de transport, la moitié des frais de déplacement de l'employé sont à charge de l'employeur. Ils ne constituent pas une rémunération pour autant 20).

ÁVANTAGES LÉGAUX

Certaines sommes (indemnités) sont mises par la loi à charge de l'employeur dans des cas déterminés : elles sont la plupart du temps calculées sur base de la rémunération, qu'elles remplacent pour la même période. Ainsi, la partie qui rompt Ie contrat sans respecter les délais de préavis fixés par la loi est tenue de payer à l'autre partie une indemnité égale au traitement en cours correspondant soit à la durée du délai de préavis, soit à la partie de ce délai restant à courir (art. 20, législation sur le contrat d'emploi). Le délai de préavis à observer par l'employeur est d'au moins trois mois pour les employés engagés depuis moins de cinq ans, lorsque la rémunération annuelle ne dépasse pas 150.000 F (art. 15). Il est de moitié pour l'employé.

Pour les ouvriers, la partie qui rompt le contrat en omettant le préavis ou avant l'expiration du délai de préavis, est tenue de payer à l'autre partie une indemnité égale au salaire correspondant, soit au délai de préavis, soit à la partie de ce préavis restant à courir (art. 22, loi sur le contrat de travail des ouvriers). Le délai de préavis est fixé à 28 jours lorsque le congé est donné par l'employeur (art. 19). Il est de moitié pour l'ouvrier.

Ces indemnités de rupture sont considérées, par la doctrine et la jurisprudence, comme des dommages-intérêts ne constituant pas une rémunération 21).

18) A. Lagasse (Rev. dr. soc. 1958, p. 130). 19) A. Trine et P. Blondiau (Rev. dr. soc. 1965, p. 291). 20) Vair également R. Elst (R.B.S.S. 1967, p. 281). 21) Les Novelles Dr. soc., I, Les contrats de travail, n° 187, Le contrat d'emploi,

nos 209 et 225; Cass. 5-7-56 (Jl trib. 1956, p. 611); R. Elst (R.B.S.S. 1967, p. 278). Par contre, certaines indemnités de sécurité d'existence sant payées directement par l'em­ployeur dans certaines branches d'industrie, en sus des allocations de chömage; elles ne sant pas considérées comme salaire par l'O.N.S.S. (cfr Elst, p. 278).

- 358 -

Il en est de même des autres indemnités forfaitaires en cas de fer­nieture d'entreprise, de clause de non-concurrence, pour abus de droit (ouvriers), indemnité d'éviction pour les représentants de com­merce, etc.

D'autres avantages légaux sont mis à charge de l'employeur, à !'occasion d'un contrat de travail, qui ne sont pas la contrepartie pour Ie travail effectué par Ie salarié; remplaçant ou compensant la rémunération perdue, leur montant est souvent égal à la rémuné­ration normale. Ces indemnités légales, qui indemnisent des absences légales dûment justifiées, au cours desquelles Ie contrat de travail est suspendu, sont improprement appelées salaires. Ainsi !'absence de deux demi-jours pendant Ie préavis pour chercher un emploi est in­demnisé par l'employeur. Cette obligation, à charge de l'employeur, est imposée par la loi. Il en est de même: des absences Jégales à !'occa­sion d'événements familiaux et pour l'accomplissement d'obligations civiques ou de missions civiles (petits chömages); de 12 jours fériés légaux; lorsque, pour des causes indépendantes de sa volonté, Ie tra­vailleur salarié n'a pu commencer son travail ou a dû l'interrompre; en cas d'absence pour maladie ou incapacité de travail dûment justifiée, à condition: d'avertir l'employeur, de ne pas s'agir d'un accident dû à une compétition sportive, et, pour les ouvriers, de ne pas refuser un travail de remplacement; cette indemnité est payée parfois par un Fonds de sécurité d'existence à la décharge de l'employeur en faillite 22); enfin, pour les ouvriers, en cas d'intempéries, d'accident technique dans l'entreprise, ou de suspension du contrat pour causes économiques (pendant 7 jours).

Ootisations de sécurité social,e. - Les cotisations patronales, à verser par l'employeur à !'Office national de sécurité sociale, également avantage légal à charge de l'employeur, imposé par la législation concernant la sécurité sociale des travailleurs salariés, ne sont pas considérées comme une rémunération 23).

Allocations de sécurité sociale. - Ces avantages légaux ne sont pas considérés comme rémunération. Aux termes de l'article 74 de la législation sur les allocations familiales, les allocations et primes ne constituent à aucun titre un supplément de salaire 24).

Les allocations de chOmage et les indemnités de sécurité d' existence, payées en sus des allocations de chomage par un Fonds de sécurité

22) Notamment dans Ia construction: A. Trine (Rev. dr. soc. mts, p. 400). 23) Vair M. Taquet et P. Denis (Jl trib. 1965, p. 35); M. Taquet (Rev. dr. Boe. 1968,

p. 347); R. Elst (R.B.8.8. 1967, p. 283). 24) Voir Doe. parl., Sénat, session 1964-65, no 115, p. 19; R. Elst (R.B.8.8. 1967,

pp. 283 et 287); R. Geysen, Jurisprudence du travail (1966-70), note so.us Ie n° 1985. Pour les allocations familiales, voir A. Lagasse (Rev. dr. soc. 1958, p. 177 ... ); R. Elst (R.B.8.8. 1967, p. 278).

- 359 -

d'existence, les pensions de vi'.eillesse ne constituent pas une rémuné­ration.

Les allocations de maladie-invalidité, payées par les mutualités, ne sont pas du salaire. La Cour de cassation a jugé que Ie droit d'obtenir l'exécution de l'obligation imposée à l'employeur de fournir les docu­ments nécessaires pour obtenir les prestations de l'assurance maladie­invalidité, loin de résulter du contrat de travail qui lie travailleur et employeur, trouve son fondement dans les dispositions légales et régle­mentaires en la matière 25). Selon l'auteur de la note qui commente eet arrêt (W.G.), l'obligation légale de remettre au travailleur un bon de cotisation implique sans doute l'existence d'un contrat de travail; mais on ne saurait déduire de là que la contestation, qui, dans Ie cadre du droit à l'assurance obligatoire, porte sur cette obligation légale, est un droit qui résulte du contrat de travail lui-même. Ce droit demeure un droit issu de la législation relative à l'assurance maladie-invalidité.

Les indemnités dues en réparation des dommages résultant des accidents du travail et des maladies professionnelles ne sont pas du salaire.

Les indemnités de vacances ne constituent pas une rémunération, n'étant pas la contrepartie d'une prestation de travail, ni un avantage contractuel, étant imposées par la loi 26). L'indemnité de vacances des ouvriers est payée par les caisses de vacances ou l'Office national de vacances annuelles, à charge de l'employeur qui verse Ie montant par l'intermédiaire de l'Office national de sécurité sociale.

Aucune discussion n'existe sur le caractère d'allocation du double pécule pour les ouvriers, écrit G. Hélin : pourquoi dans ces conditions créér une différence nouvelle entre ouvriers et employés, alors que les efforts de tous tendent à unifier Ie statut légal des travailleurs manuels et intellectuels ~ IJe double pécule de vacances constitue certes un revenu pour le travailleur, mais non une rémunération 27).

Les pécules de vacances demeurent exclus de là notion de rému~ nération 2s).

Selon A. Trine, Ie pécule de vacances ne peut être considéré comme des appointements puisqu'il remplace ... une rémunération non due en raison de !'absence de prestation. Et cette affirmation vaut autant pour le simple que pour Ie double pécule. Comment pourrait-on consi-

25) Cass. 27-11-69 (Paa. 1970, 1, 289). 26) R. Geysen, Jurisprudence du tra va.il (1949-55), no 612; id. (1956-60), no 1486;

id. (1966-70), n° 1985, notes; G. Hélin (Rev. dr. 800. 1969, p. 41; 1971, p. 178; 1972, p. 37 ... ); A. Trine (Rev. dr. aoc. 1971, p. 233); cfr Cass. 27-11-69 (Paa. 1970, 1, 289); Cass. 23-3-53 (Paa. 1953, 1, 560).

27) G. Hélin (Rev. dr. aoc. 1972, p. 37; 1971, p. 178). Voir également A. Trine (Rev. dr. 800. 1971, p. 234).

28) M. Taquet (Rev. dr. soc. 1968, p. 350).

- 360 -

dérer comme faisant partie de la rémunération un avantage accordé en l'absence de prestations et dépassant le montant de ce à quoi le tra­vailleur aurait pu prétendre en contrepartie de ses prestations 29).

Selon le même auteur, le pécule n'est pas un avantage acquis en vertu du contrat.

Les indemnités de vacances, comme les indemnités des autres branches de la sécurité sociale et des autres absences légales, ne sont pas contractuellement prévues par les parties, mais imposées à l'em­ployeur par la loi en faveur des employés (et à l'origine imposés régle­mentairement par convention collective de travail rendue obligatoire par arrêté royal). Voir l'argumentation à la note 25.

Le fait que le simple pécule est égal à la rémunération normale n'y change rien: la rémunération n'est que la référence pour calculer le pécule. A. Trine en trouve la confirmation dans l'article 39 de l'arrêté royal du 20 mars 1967, qui prévoit comment sera calculé le pécule des employés dont la rémunération est variable, faisant ainsi une distinction entre ces deux notions. Il en est de même à l'article 40, qui permet de recourir par arrêté royal à d'autres modes de calcul du pécule de vacances lorsque le traitement est totalement ou par­tiellement variable 3°).

Selon G. Hélin, la terminologie des lois coordonnées sur les vacances annuelles est extrêmement diversifiée et donc floue : les expressions « pécules, rému11érations, a.llocation et même gratification de vacances » sont utilisées les unes pour les autres tout au long des quelque 70 ar­ticles que comportent ces lois. Les articles 16 et 19 qui comportent eux aussi l'expression « rémunérations de vacances » visent expressé" ment le pécule payé par la caisse de vacances, pécule dont la nature d'indemnité normalement non soumise aux cotisations de la sécurité sociale n'a jamais été discutée 31 ).

Le même titre II des lois coordonnées sur les vacances annuelles, fait observer R. Elst, traite sans transition, en usant, à eet égard, à peu près de la même terminologie, des cotisations et des pécules de va" cances. Le même auteur déclare que ne constituent, en aucun cas, un « salaire » : le double pécule de vacances des employés; les revenus complémentaires, tels que le double pécule de vacances ... , sont à considérer en dehors du salaire, tant en matière sociale, qu'en matière fiscale 32).

Remarquons que l'arrêté royal du 28 juin 1971 remplace l'emploi abusif du terme impropre « rémunération » par celui de « pécule ».

D'autre part, il faudrait, logiquement, inclure le pécule (consi-

29) A. Trine (Rev. dr. soc. 1971, p. 234). 30) A. Trine (Rev. dr. soc. 1971, p. 233). Voir aussiCass. 5-3-69 (Pas. 1959, I, 672). 31) G. Hélin (Rev. dr. soc. 1972, p. 39). 32) R. Elst (R.B.S.S. 1967, pp. 269 et 287; 1972, p. 161).

- 361-

déré comme rémunération) dans Ie caicuI même du pécule, soit caicuier Ie pécuie sur une rémunération qui comprend déjà Ie pécuie 33).

Actuellement protégé par la Ioi sur la protection de la rémuné~ ration, il devrait être payé, non une fois par an, mais au moins une fois par mois selon cette loi (art. 9; sanctions pénales, art. 42).

LA NOTION LÉGALE DE RÉMUNÉRATION

La notion de rémunération, par l'énumération des éléments qui la composent, est non seulement variabie d'une loi à l'autre, mais également dans les modifications successives des différentes lois. .

Aux termes de l'article 2 de la loi concernant la protection de la rémunération de 1965, un arrêté royal peut étendre la notion de rémunération ». En vertu de la loi du 27 juin 1969 (sur la sécurité sociale), la notion de rémunération est déterminée par l'article 2 de la loi de 1965 : toutefois, un arrêté royal peut élargir ou restreindre la notion ainsi déterminée. Également Ie comité de gestion de !'Office de sécurité sociale des marins de la marine marchande, de même que celui du Fonds national de retraite des ouvriers mineurs, jouit d'une très large compétence pour définir la notion de « salaire », ·en fonction de laquelle sont calculées les cotisations de sécurité sociale 3 4). Le pécule de vacances des ouvriers mineurs est déterminé sur la base du· salaire brut, non majoré de la valeur des avantages en nature (A.R. 15-2-51; art. 1 er). Par contre, selon Ie même arrêté, art. 10, le salaire brut doit être majoré, dans certaines conditions, pour chaque jour de travail à salaire réduit, du montant de l'indemnité journalière pour incapacité temporaire partielle obtenue en réparation d'un accident du travail ou d'une maladie professionnelle 35).

Loi du 12 avril 1965 concernant la protection de la rémunération. -Aux termes de l'article 2, la loi entend par rémunération:

1. Ie salaire en espèces auquel Ie travailleur a droit à charge -de l'employeur en raison de son engagement;

2. Ie pourboire ou service auquel Ie travailleur a droit en raison de son engagement ou en vertu de l'usage;

3. les avantages évaluables en argent auxquels Ie travailleur a droit à charge de l' employeur en raison de son engagement.

Toutefois, ne sont pas à considérer comme rémunération pour l'application de la loi, les indemnités payées directement ou indirecte­ment par l'employeur: 1. comme pécule de vacances; 2. qui doivent

33) R. Geysen, Jurisprudence du tra.va.il (1961-65), no 1486, note; G. Hélin (Rev. dr. aoo. 1972, p. 37, note 6).

34). R. Elst (R.B.8.8. 1972, p. 155). 35) R. Elst (R.B.8.8 •. 1967, p. 269).

- 362 -

être considérées comme un complément des indemnités dues par suite d'un accident du travail ou d'une maladie professionnelle; 3. qui doivent être considérées comme un complément des avantages accordés pour les diverses branches de la sécurité sociale.

D'après les travaux préparatoires, «Ie salaire est dû en toutes hypothèses comme contrepartie du travail»; « c'est une récompense, dans Ie sens juridique classique (compensation) » 36). Il fa.llait, selon Ie député Lebas, trouver une définition de ce terme, assez large, pour englober tous les avantages patrimoniaux que l'employeur a l'obli­gation de fournir au travailleur à raison du travail presté. A cela de­vaient s'ajouter les pourboires qui, bien que non fournis par l'em­ployeur, sont cependant dus à raison du travail. D'autre part, la définition devait être précise et écarter les libéralités offertes par des tiers ou par l'employeur à !'occasion du travail, écarter aussi les prestations de sécurité sociale 37).

Selon Ie rapporteur au Sénat, l'expression « rémunération » doit être interprétée dans Ie sens Ie plus large ; ce terme a un sens qui « dépasse son acception classique » 38}. « Cette définition extensive de la notion de rémunération ne modifie en rien les bases de calcul des cotisations de sécurité sociale» a9).

Dans !'exposé des motifs, Ie ministre du travail déclare que Ie projet réalise l'extension de la réglementation existante en élargissant la signification de la notion « rémunération » (p. 2). La rémunération que Ie gouvernement entend protéger comprend non seulement Ie salaire proprement dit, payé en contrepartie directe du travail accom­pli, mais aussi tous autres avantages accordés à l'occa,sion de ]'exé­cution, de l'expiration ou de la suspension des services, tels que les indemnités de préavis et de licenciement, Ie pécule de vacances, Ie salaire afférent aux jours fériés rémunérés, les indemnités pour acci­dents du travail, les indemnités pour perte de salaire du fait de chö­mage dû à la maladie ou au manque de travail, les allocations pour charge de fa.mille ... «Les avantages reçus de l'employeur » visent à exclure de la protection les mêmes avantages lorsqu'ils sont payés par des organismes èhargés de la liquidation d'avantages sociaux, tels que les caisses de vacances annuelles, les caisses pour allocations familiales, les organismes assureurs en cas d'accidents du travail, ... les fonds de sécurité d'existence. Les pourboires constituent l'unique exception à cette règle. Aussi sont-ils mentionnés spécialement comme rémunération 40).

36) Doe. parl., Séna.t, session 1964-65, no 115, p. 30. 37) Ann. parZ., Cha.mbre, session 1963-64, 19-11-63, p. 8. 38) Doe. pwrZ., Ch., 1964-65, n° 115, pp. 10, 19 et 78; Doe. parl. Séna.t, 1964-65,

no 115, p. 18. 89) Exposé du ministre (Doe. parl., Séna.t, session 1964-65, no 115, p. 10). 40) Doe. parl., Ch., session 1962-63, 18-12-62, 471, no 1, Exposé des motifs, p. 4.

- 363-

Le rapporteur Lebas, concernant Ie sort de certains avantages qui, tout en étant payés par l'employeur, participent au caractère d'avantages de sécurité sociale, tels les pécules de vacances, signale qu'il n'était pas souhaitable de les considérer comme partie intégrante de la rémunération 41).

La commission a montré peu d' empressement à accueillir Ie terme « avantage » dans Ie sens de rémunération; il est reçu en droit beige, mais pas dans Ie sens de rémunération 42).

Les sommes accordées « à titre de libéralité » sont protégées par la loi concernant la protection de la rémunération (art. 24). M. Taquet observe judicieusement que « libéralité, rémunération : ce sont deux notions antinomiques ». « La libéralité est considérée comme une rémunération » 43).

D'autre part, selon Ie même auteur, la loi s'appliquerait, dit-on, au remboursement des frais de déplacement que l'employeur serait tenu de faire au représentant de commerce: cette obligation de l'em­ployeur est étrangère à la notion de rémunération 44).

Pour L. Duchatelet, étendre la notion de rémunération, sous prétexte que les travaux préparatoires nous auraient invités à Ie faire; lui paraît une tendance assez dangereuse qui peut nous amener à des solutions pour Ie moins contestables 45).

«On ne nous précise pas, et c'est évidemment un vice de technique législative, qu'il s'agit de pécule de vacances des employés. Aussi pourrait-on croire, à première vue, qu'il s'agit du pécule de vacances des ouvriers ou des employés», souligne P. Horion 46).

Législation concernant la sécurité sociale. - L'arrêté-loi du 28 dé­cembre 1944 et la loi du 27 juin 1969 revisant eet arrêté-loi stipulent que les cotisations de sécurité sociale sont calculées sur base de la rému­riération du travailleur. La notion de rémunération est déterminée par l'article 2 (de la loi de 1965).

Par dérogation à l'article 2 de la loi du 12 avril 1965 concernant la protection de la rémunération, sont considérés comme rémunération : 1. Ie pécule de vacances des travailleurs manuels jusqu'à concurrence d'un montant égal à 6 % des autres sommes et avantages considérés comme rémunération; 2. Ie pécule de vacances des travailleurs intel­lectuels jusqu'à concurrence ". (art. 19, loi de 1969).

Ainsi, non seulement Ie simple pécule de vacances des employés est considéré comme rémunération, mais également Ie simple pécule

41) .Ann. parl., Ch., session 1963-64, 19-11-63, p. 8. 42) Doe. parl., Sén., session 1964-65, no 115, p. 30. 43) M. Taquet (Rev. dr. Boe. 1968, p. 353 et 354). 44) M. Taquet (Rev. dr. soc. 1968, p. 353). 45) L. Duchatelet (Rev. dr. Boe., 1968, p. 397). 46) P. Horion (Rev. dr. Boe. 1968, p. 409).

·-·-:--:-·-- .. -.:-:-·r

- 364 -

des ouvriers payé par les caisses de vacances, qui antérieurement était considéré comme n'étant pas un salaire, même par l'Office national de sécurité sociale 47). Le double pécule des employés reste exclu de la notion de rémunération. A ce sujet, l'exposé du ministre, dans les documents parlementaires, signale que la rémunération est remplacée, au cours de la période de vacances, par Ie simple pécule 48). Trine en conclut que les paroles du ministre ne peuvent dire plus clairement que ce pécule n'est pas de la rémunération, mais la remplace 4 9).

Par dérogation à l'article 2 précité, ne sont pas considérés comme rémunération: 1. les indemnités octroyées en cas de fermeture d'entre­prises; 2. les indemnités dues aux travailleurs lorsque l'employeur ne respecte pas ses obligations légales, contractuelles ou statutaires, à l'exception toutefois de l'indemnité due pour rupture irrégulière de l'engagement par défaut de respect du délai de préavis ". (art. 19, § 2, loi de 1969). Cette disposition vise à soumettre l'indemnité de rupture à la perception de cotisations de sécurité sociale.

D'autre part, en retrouvant immédiatement un emploi, l'employé peut ainsi devoir supporter, pour la même période, deux fois les retenues de sécurité sociale.

Par cette innovation, écrit R. Elst, il est porté atteinte à la pureté juridique de la notion de « salaire » : cette dernière indemnité est, en effet, une réparation de dommage forfaitaire 5°).

En matière de sécurité sociale, selon Ie même auteur, les consi­dérations juridiques ne prévalent pas toujours; parfois, en effet, les considérations sociales l'emportent; il en est, notamment ainsi lorsque ... sont à craindre des abus de la part de l'employeur, qui, par le truchement du système. des salaires indirects, tenterait, ainsi, de se soustraire à une partie de ses obligations envers l'O.N.S.S. A titre exceptionnel, les difficultés de comptabilité qu'éprouvent les entre­prises, ainsi que !'Office même, sont prises en considération. Même à considérer les choses sous l'angle purement matériel et individua­liste, Ie prélèvement des cotisations ouvrières ne se solde pas toujours, à la longue, par une perte pure et simple pour la « victime » de cette opération. Des considérations de solidarité, Ie souci de combler Ie déficit de certaines branches, peuvent, à une. époque déterminée et dans certaines circonstances déterminées, promouvoir une interpré­tation extensive de la notion du « salaire » 51).

Aux termes de l'arrêté royal du 20 décembre 1963, est admis au bénéfice des allocations de chómage, Ie travailleur qui devient chömeur, privé de rémunération ... Sont notamment considérées comme rému-

47) Voir R. Elst (R.B.S.S. 1967, p. 278). 48) Exposé du ministre (Doe. parl., Ch. 1970-71, no 887 /6, p. 5). 49) .A. '.l'rine (Rev. dr. soc. 1971, p. 233). 50) R. Elst (R.B.S.S. 1972, p. 159). 51) R. Elst (R.B.S.S. 1967, p. 275).

- 365 -

nération: l'indemnité de préavis ... , Ie pécule de vacances, Ie salaire afférent aux jours fériés, Ie salaire garanti par les lois sur Ie contrat de travail ... (art. 126). La rémunération à prendre en considération pour le calcul de l'intervention ... comprend ... la valeur représentative des avantages en nature, accordés en contrepartie d'un travail effectif ... ; les primes contractuelles constitutives d'un complément direct de salaire, à l' exclusion de toutes primes et indemnités . . . octroyées pour des dépenses relatives aux déplacements (art. 72).

Les législations sur les contrats de travail des ouvriers et des employés obligent l'employeur à payer la rémunération normale pendant les absences légales des travailleurs et se réfèrent à la législation sur les jours fériés payés. Toutefois, un arrêté royal peut fixer un autre mode de calcul du salaire normal (art. 28 septies, loi du 10-3-1900, modifié ainsi en 1962). Aux termes de l'article 5 de l'arrêté-loi du 25 février 1947, les travailleurs ont droit au payement de leur salaire normal pour les jours fériés. Un fonds de sécurité d'existence peut être chargé de ces obligations. Le salaire normal (A.R. 2-4-47, art. 3) comprend les primes en espèces et les avantages en nature éventuellement alloués aux travailleurs; il ne comprend pas les primes et autres avantages ... payés en fin d'année.

Aux termes de l'article 9 des lois relatives aux vacances annuelles des travailleurs salariés coordonnées Ie 28 juin 1971, le montant du pécule de vacances est fixé à 12 % des rémunérations de l'exercice de vacances qui ont servi de base au calcul de la cotisation due pour la constitution de ce pécule, majorées éventuellement d'une rémuné­ration fictive pour les jours d'inactivité qui sont assimilés à des jours de travail effectif. Pour les travailleurs intellectuels et pour les jeunes travailleurs, un arrêté royal peut prescrire une base ou un mode de calcul autres que ceux prévus ci-devant.

A. Trine fait remarquer que la loi lie le pécule à des assimilations de jours non prestés à des jours de travail; or, ces jours assimilés ont parfois fait l'objet de l'octroi d'un avantage social que personne ne considérera comme faisant partie des appointements; peut-on logi­quement prétendre qu'il en soit autrement de !'accessoire de ces jours d'absence, à savoir Ie pécule de vacances auquel ils ont donné droit 1 52).

Aux termes de l'article 35 de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail, la notion de rémunération est celle déterminée par l'article 2 de la loi du 12 avril 1965 concernant la protection de la rémunération. Un arrêté royal peut étendre ou limiter la notion ainsi définie.

La première loi sur les accidents du travail date du 24 décembre 1903. D'après Ie rapporteur de cette loi, Ie mot « rémunération » comprend tout ce qui constitue la rémunération effective du travail fourni, qu'il s'agisse de salaire en espèces ou d'avantages en nature 53).

52) À. Trine (Rev. dr. soc. 1971, p. 234). 53) M. Francotte, ministre du travail (Ann. parl., Ch., session 1902-03, p. 1385).

- 366 -

Dans l'article 6 des lois coordonnées par l'arrêté royal du 28 sep­tembre 1931, le salaire, servant de base à la fixation des indemnités, s'entend de la rémunération effective allouée à l'ouvrier en vertu du contrat ...

Selon P. Horion, seule la rémunération due en vertu du contrat permet de déterminer le salaire de base 54).

Indemnité de rupture et pécule de vacances. - L'article 20 des lois coordonnées sur le contrat de travail des employés (A.R. 20-7-55) stipule que l'indemnité de congé comprend non seulement les appoin­tements mais aussi les avantages acquis en vertu de la convention. Le double pécule de vacances n'étant ni une rémunération, contre­partie d'une prestation de travail, ni un avantage contractuel, prévu par la convention entre parties, mais un avantage légal, imposé par la loi, il n'y pas lieu de le prendre en considération pour le calcul du montant de l'indemnité de rupture 55). L'article 20 distingue les appointements et les avantages dus en vertu du contrat individuel de travail; le pécule n'est dû qu'en vertu de la loi, à l'occasion du con­trat, condition nécessaire à la base de tout avantage légal en faveur des travailleurs salariés à charge soit de l'employeur, soit d'un orga­nisme de la sécurité sociale ou fonds de sécurité d' existence.

La doctrine et la jurisprudence sont fort divisées à ce sujet 56).

Les lois coordonnées ne donnent pas de définition de la rémunération, mais se réfèrent, dans certains articles, au salaire normal défini par la législation sur les jours fériés payés; celle-ci ne fait pas allusion au pécule de vacances. D'autre part, la rémunération de l'employé doit être payée au moins une fois par mois, selon la loi de 1965 sur la pro­tection de la rémunération (art. 9; sanctions pénales, art. 42). Et si l'employé rompt le contrat irrégulièrement, il devrait à l'employeur une indemnité englobant son pécule de vacances?

Dispositions légales relatives aux impóts sur les revenus. - L'article 26 de ces dispositions (coordonnées par A.R. du 26 février 1964 et formant le Code des impots sur les revenus) donne également une énumération des éléments de la rémunération. Les rémunérations comprennent : 1° les traitements, salaires, émoluments, indemnités, à l'exclusion de celles qui sont allouées pour dépenses professionnelles, mais y compris celles qui sont payées par l'employeur, contractuelle­ment ou non, en suite de cessation de travail oude rupture de contrat;

54) P. Horion, Traité des accidents du travail, 1964, nos 626 et 627, note 12, p. 25. 55) R. Geysen, Jurisprudence du travail (1961-65), no 1486 et (1966-70), n° 1985,

notes; A. Trine (Rev. dr. soc. 1971, p. 235); G. Hélin (Rev. dr. soc. 1972, p. 37-38; 1971, p. 178). Voir aussi l'argumentation à la note 25, ci-devant.

56) Voir les références de jurisprudence et de doctrine citées par G. Hélin (Rev. dr. soc. 1972, p. 40, note 17). ·

- 367 -

les gratifications, primes et toutes autres rétributions, fixes ou variables, quelle que soit leur qualification, les rentes et pensions de toutes natures, autres que les pensions alimentaires ... ; 2° les rentes ou pensions et autres allocations en tenant lieu ... ; 3° les rémunérations proméritées ... ; 4° Ie crédit d'impot ...

CoNCLUSION

Dans ce chaos créé par la législation, entraînant à sa suite la doctrine et la jurisprudence, pouvons-nous espérer qu'on mette un jour de l'ordre, surtout en prévision de l'indispensable harmonisation des diverses législations sociales au niveau européen 1 Puisse-t-on arriver à une notion claire et précise de la notion de rémunération, basée sur des critères objectifs, ne variant pas suivant Ie hut pour­suivi. On évitera ainsi les confusions et contradictions dans la jurispru­dence, au détriment des justiciables, de même que !'arbitraire et l'insécurité juridique.

Dans un louable effort de garantir la continuité des ressources des travailleurs salariés, Ie législateur beige, qui a toujours été à l'avant-plan du progrès social, peut en l'occurrence, au lieu de vider les notions classiques de leur sens obvie et traditionnel par l'emploi malheureux de termes impropres, adopter la technique de l'assimi­lation: il lui est loisible d'assimiler à la rémunération proprement dite les avantages (contractuels ou légaux) payés par l'employeur au tra­vailleur salarié en vue de les soumettre aux mêmes effets: protection, cotisations de sécurité sociale ... Tout ce que Ie travailleur salarié obtient de son employeur à !'occasion du contrat de travail n'a pas nécessairement Ie caractère juridique de rémunération : ainsi, les frais de déplacement, les indemnités de rupture, les primes syndicales, les gratifications, etc.

Le souhait de tendre, par les travaux préliminaires de la science juridique et !'examen critique des législations nationales, à simplifier et unifier la terminologie, à établir des définitions identiques pour Ie même objet, à perfectionner la rédaction des textes, en un mot à assurer une codification claire et sûre, en vue d'arriver à une légis­lation uniforme, fut exprimé déjà lors du premier congrès inter­national de droit du travail à Trieste en mai 1951 57).

R. GEYSEN.

67) R. Geysen, Vers l'unification du droit du travail (Atti del primo congreaso inter­nazionale di diritto del lavoro (Trieste 1951), Trieste, 1952, pp. 474-475; Rev. dr. soo. 1951, pp. 109-110.

De vrije beroepen

en de collectieve arbeidsovereenkomsten

De besluitwet van 9 juni 1945 tot vaststelling van het statuut van de paritaire comités bepaalt dat in elke tak van de nijverheid, de handel of de landbouw en in elk vrij beroep een nationaal paritair comité kan worden opgericht bij koninklijk besluit en zulks op verzoek of na raadpleging van de betrokken beroepsorganisaties 1).

In uitvoering van de wetgeving op de paritaire comités, werden regelmatig door koninklijke besluiten opgericht :

a) bijzondere paritaire comités voor bepaalde bedrijfstakken of beroepen (o.a. gezondheidsdiensten, notarisbedienden), met eigen specifieke regels ;

b) een algemeen residuair «Aanvullend nationaal paritair comité voor bedienden» (nr 62) voor de bedienden en hun werkgevers «die onder geen enkel eigen nationaal paritair comité ressorteren» : dus de algemene regel, ·automatisch van toepassing voor de overblijvende bedrijfstakken of beroepen die aan geen eigen specifiek nationaal paritair comité onderworpen zijn.

De vrije beroepen, welke geen eigen nationaal paritair comité hebben, vallen dientengevolge onder toepassing van de algemene regel van het A.N.P.O.B. (nr 62). In die zin : Mededelingen V.B.N. nr 6 van 1966 (ingelaste brochure), p. 2, 1 en nr 6 van 1968, p. 341 (Bevoegdheid), alsook «La Oommission paritaire nationale auxiliaire pour employés (O.P.N.A.E.) est compétente pour tous les employés qui ne relèvent pas d'une commission paritaire particulière » 2).

Die bedoeling en de geest van de wet blijken overigens duidelijk uit de voorbereidende werken der wet welke de besluitwet van 1945 daarom wijzigt en daardoor de vrije beroepen onderwerpt aan gans de wetgeving op de paritaire comités (besluitwet en uitvoeringsbesluiten) : « Werknemers tewerk gesteld door ... personen die een vrij beroep uit­oefenen. Deze categorieën van werknemers genieten, inzake minima­lonen en andere arbeidsvoorwaarden, dezelfde bescherming niet als deze ". uit de nijverheid ". Uit sociaal oogpunt is het niet wenselijk

1) Besluitwet van 9-6-45, art. 1, zoals gewijzigd door de wet van 28-7-62; Cass. 27-9-65 (R. W. 1966-67, kol. 1129).

2) « Les accords à la Commission paritaire nationale auxiliaire pour employés~ (J.T. 1972, p. 455, col. 1).

- 369 -

dat een dergelijke discriminatie blijft bestaan. Het is om die reden dat dit wetsontwerp het eerste artikel van de besluitwet van 9 juni 1945 wijzigt door haar toepassingsgebied uit te breiden tot de personen die een vrij beroep uitoefenen ". » 3).

«Het ontwerp van wet heeft ten doel de besluitwet van 9 juni 1945 uit te breiden tot de vrije beroepen; deze besluitwet zal dus toepasselijk zijn op de vrije beroepen» 4).

« Bovendien zal men, indien men het paritair comité nr 62 wenst in te schakelen, de besluitwet moeten wijzigen om ze toepasselijk te maken op het personeel dat in vrije beroepen werkzaam is» 5).

In alle bedrijfstakken of beroepen hebben de bedienden geen eigen beroepsorganisatie; zij maken meestal deel uit van een algemeen bediendensyndikaat.

Het was voorzien dat niet alle bedrijfstakken of beroepen een paritair comité zouden oprichten (daarom werd een algemeen resi­duair Aanvullend nationaal paritair comité opgericht), noch individueel vertegenwoordigd zouden zijn in het A.N.P.C.B. waaronder zij vallen: hierin zullen zij vertegenwoordigd worden door de grote interprofes­sionele verbonden van werknemers en werkgevers.

Dit blijkt nogmaals uit de voorbereidende werken : « ... niemand kan beweren dat het mogelijk of wenselijk is om paritaire comités in te stellen voor alle bedrijfstakken zonder uitzondering» 6) ; de bedoeling is wel « paritaire comités. te kunnen instellen waar zulks wenselijk en mogelijk mocht zijn» 7).

« Het zullen dus niet de professionele federaties zijn ... die deze werknemers in de paritaire comités zullen vertegenwoordigen, maar wel de gewone vakbonden en vakverbonden» 8).

Er weze opgemerkt dat, indien de wetgever de raadpleging van de organisaties heeft voorgeschreven bij oprichting van een nationaal paritair comité door koninklijk besluit, die raadpleging natuurlijk niet vereist wordt bij uitbreiding van het toepassingsgebied door een wet.

Voor wat betreft het uitvoeringsbesluit dat o.m. het A.N.P.C.B. nr 62 opricht, werden alle organisaties op regelmatige wijze geïn­formeerd (een bericht in het Belgisch Staatsblad is voldoende volgens het Hof van cassatie).

3) Parl. doe., Kamer, zitting 1958-59, n• 280, N• 1, Memorie van toelichting. 4) Pari. doe., Senaat, 1961-62, n• 318, Verslag, p. 1. 5) «Au surplus, même si l'on voulait reoourir à la Commission paritaire no 62, il

faudrait enoore modifier l'arrêté-loi pour Ie rendre applioable au personnel oooupé dans les professions Iibérales& (Pari. doe., Senaat, 1961-62, n• 318, Verslag, p. 3).

6) Parl. doe., Senaat, zitting 1961-62, n• 318, Verslag, p. 2. 7) Pari. doe., Senaat, zitting 1961-62, n• 318, Verslag, p. 3, 40.

8) Pari. doe., Kamer, zitting 1958-59, n• 280, n• 2, p. 2, Verslag.

- 370 -

«La consultation des organisations professionnelles intéressées, à laquelle est subordonnée, en l'absence de demande émanant de ces organisations, la légalité de l'arrêté royal créant une commission paritaire ... , peut être réalisée par la voie d'un avis officiel destiné à ces organisations et publié au Moniteur belge («sans notification distincte à chacune des organisations éventuellement intéressées »). Il n'est pas requis que les organisations professionnelles intéressées aient répondu à eet avis (A.-L. 9-6-45, art. 1 er)» u).

« Aan het woord « raadpleging», in art. 1 van de besluitwet van - 9-6-45, moet zijn gewone betekenis worden gegeven, i.e. het inwinnen

van een mening, het vragen van een advies, niet het bekomen of ver­werven van zulke mening of advies. Al is vermelde raadpleging een substantiële pleegvorm, toch is zij aan geen enkele vormvereiste onderworpen. Zulke raadpleging kan geschieden in de vorm van een oproep in het Belgisch Staatsblad, zonder a:fzonderl~jke aanzegging van die oproep aan elk mogelijke belanghebbende beroepsorganisatie in het b~jzonder » lo).

«Het K.B. van 5-1-57, waarbij bepaald worden de benaming, de bevoegdheid en de samenstelling van de paritaire comités, opgericht in uitvoering van de B.W. van 9 juni 1945, zoals het gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad, vermeldt : « Gelet op het verzoek of het advies van de betrokken beroepsorganisaties». Voor zover het niet van valsheid beticht wordt, moet gezegd koninklijk besluit geacht worden te voldoen aan het vereiste van artikel 1 van de B.W. van 9 juni 1945 : door de bovenstaande vermelding stelt het vast, dat de betrokken beroepsorganisaties hetzij een verzoek hebben ingediend, hetzij geraadpleegd werden» 11).

Alzo werd aan alle wettelijke voorschriften voldaan: regelmatige oprichting door K.B. van een algemeen residuair A.N.P.C.B. voor alle bedienden en werkgevers die geen eigen N.P.C. hebben, met bericht aan alle organisaties (bekendmaking in het Belgisch Staatsblad). Bovendien toepassing van basiswet en uitvoeringsbesluiten op de vrije beroepen door een wet die tevens als berichtgeving geldt.

9) Cass. 21-6-65 (Pas. 1965, I, 1143, + noot: C.E. 12-10-56 (Arr. et avis 1956, sect. adm., p. 653); G.F. De Cuyper, Publiekrechtelijke organisatie van het bedrijfs­leven, n°• 138 et 138bis; R. Blanpain, De collectieve arbeidsovereenkomsten in de be­drijfstak naar Belgisch recht, n° 82.

10) Cass. 27-9-65 (R.W. 1966-67, kol. 1129). 11) Cass. 19-11-65 (T.S.R. 1966, p. 33; R. W. 1965-66, kol. 1265) bekrachtigt

Arb. Ber. Antwerpen 10-4-64 (T.S.R. 1964, p. 303): «gezien de onm.ogelijkheid iedere bestaande beroepsorg&nisatie individueel te raadplegen, de administratie de wijze kiest waarop zij zich tot de betrokken organisaties richt, en het daartoe aangewezen en geldig middel is een oproep in het Belgisch Staatsblad •·

- 371-

De nieuwe wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités bevestigt de inter­pretatie van het Hof van cassatie : « . . . brengt ter kennis aan de be­trokken organisaties door bekendmaking van een bericht in het Bel­gisch Staatsblad» (art. 36).

Het toepassingsgebied -ratione personae wordt ruim opgevat : « Deze wet is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers alsook op de organisaties» (art. 2, § 1).

Die evolutie was reeds merkbaar in de voorbereidende werken der wet die de vrije beroepen inschakelde : «Het is wel te verstaan dat in de verschillende bepalingen van de besluitwet van 9 juni 1945 onder het woord« bedrijfshoofden» (of de evenwaardige termen van« onder­nemingshoofd » « werkgever» of « ondernemer») moet worden verstaan de werkgevers in de VIi.je beroepen» 12).

De bestaande koninklijke besluiten werden in voege gehouden door de wet van 1968 : « De koninklijke besluiten tot algemeen ver­bindend verklaring van overeenkomsten, die vóór de inwerkingtreding van deze wet zijn gesloten, blijven van kracht» (art. 70). «De besluiten genomen ter uitvoering van de besluitwet van 9 juni 1945 blijven van kracht» (art. 69).

De bedienden in de vrije beroepen kunnen aldus aanspraak maken op de minimalonen en andere arbeidsvoorwaarden voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomsten van het Aanvullend nationaal paritair comité voor bedienden nr 62, voor zover zij niet vallen onder de bevoegdheid van een specifiek paritair comité, zoals de bedienden van notarissen.

Wat de werklieden betreft, die door beoefenaars van vrije beroepen worden tewerkgesteld, bestaat er geen algemene regeling, aangezien het Aanvullend paritair comité voor handarbeiders nog niet werd opgericht. Hun lonen en arbeidsvoorwaarden worden dus vastgesteld dodr individuele overeenkomst tussen werkgever en werknemer.

Prof. R. GEYSEN.

12) Parl. doe" Senaat, zitting 1961-62, n• 318, p. 3-4, 5°.

- 372 -

Hof van kassatie (3e k.) - 12-9-1973 Vz.: Wauters - Pl.: Mr Houtekier - n.v. R.B.T. / D.B.

PROEF. - VERBREKING. - VERGOEDING.

Gedurende de proqft~jd zijn - behalve de door de wet bepaalde uit­zonderingen - de wettelijke bepalingen betreffende de arbeidsovereen­komst volledig van toepassing. Een proef is een verbintenis waarop, bij niet-uitvoering ervan, de door de wet op de arbeidsovereenkomst be­paalde forfaitaire 'oergoeding toepasselijk is en geen verbintenis om iets te doen die, in geval van niet-nakoming ervan, overeenkomstig het gemeen recht in schadevergoeding wordt opgelost.

EssAI. - RuPTUitE. - lNDEMNITÉ.

Pendant la période d'essai - savf les exceptions déterm.inées par la loi - les dispositions légales en matière de contrat de travail sont entièrernent d'application. Un essai est un engagement, a1tquel s'applique l'indem.nité forfaitaire prévue par la loi sur le contrat de travail en cas d'inexécution, et non une obligation de faire qui - au cas ou on ne s'en acquitte pas - donne lieu à des dommages-intéréts con­j'ormément au droit commun.

Het Hof, Over het middel afgeleid uit de schending van de art. 1, 5, 5ter,

7, 11, 16, 22, 24 van de wet van 10 maart 1900 op de arbeidsovereen­komst, zoals gewijzigd door de wetten van 4 maart 1954 en 21 no­vember 1969, 1101, 1126, 1134, 1146, 1319, 1320, 1322 van het burger­lijk wetboek en 97 van de grondwet,

doordat, na vastgesteld te hebben dat de vordering strekt tot de veroordeling van verweerster tot betaling van 2.189 F, dit is één week loon, als contractbreukvergoeding, bedrag te vermeerderen met de gerechtelijke interesten en de kosten, de vordering van eiseres gesteund is op het feit dat verweerster op 6 januari 1971 een contract op proef afsloot, ingaande op 11 januari 1971 om te eindigen op 23 januari 1971 verweerster evenmin op 11 januari 1971 als op de volgende dagen op het werk verscheen, zonder dat zij voor deze afwezigheid enige wettige of ernstige reden had laten gelden en verweerster niet ontkent een contract op proef te hebben gesloten en deze overeen­komst niet te hebben nagekomen, het vonnis de vordering van eiseres ongegrond verklaart om de redenen dat : met het bedingen van een proeftijd niet wordt bedoeld een arbeidsovereenkomst voor de duur van de proeftijd aan te gaan, maar voornamelijk de partijen in staat te stellen na te gaan of een arbeidsverhouding hen gelegen is; de proeftijd essentieel gericht is op de arbeidsovereenkomst waarbij hij bedongen is en essentieel een periode is tijdens welke de werkman geen aanspraak kan maken op de bescherming inzake stabiliteit van de betrekking welke hij aan de arbeidsovereenkomst ontleent, daar na

- 373 -

de eerste zeven dagen de tussen de partijen bestaande overeenkomst eenzijdig kan worden verbroken, zonder dat de partijen verplicht zijn hiervoor de normale regelen inzake eenzijdige beëindiging in acht te nemen of de wederzijdse instemming te bekomen; men ten deze te doen heeft met een verbintenis om iets te doen; iedere verbintenis om iets te doen opgelost wordt in schadevergoeding, in geval de schuldenaar de verbintenis niet nakomt (art. 1142 van het burgerlijk wetboek) ; inzake arbeidsovereenkomsten deze schadevergoeding for­faitair wordt vastgesteld, wat niet het geval is inzake de proeftijd; waar de arbeidsovereenkomst afwijkt van het algemeen principe van artikel 1146 van het burgerlijk wetboek, dit principe wél van toepassing is inzake de proeftijd; krachtens artikel 1146 en volgende van het burgerlijk wetboek vereist is : 1) dat de niet-nakoming van de verbintenis te wijten is aan de schuldenaar, veroorzaakt door een schuld of nalatigheid waarvoor hij aansprakelijk was; 2) dat er werke­lijk schade is; dat ten deze de niet-nakoming van de verbintenis te wijten is aan de verwerende partij; dat eiseres echter haar schade niet bewijst,

terwijl 1) verweerster zich door het kwestieus contract verbonden heeft te arbeiden onder het gezag, het bestuur en het toezicht van eiseres tegen een loon van 57,89 F per uur en de partijen derhalve een arbeidscontract gesloten hebben; het bijkomstig beding van proeftijd de aard van dit contract hoegenaamd niet gewijzigd heeft; noch het feit dat de partijen alsdan nagaan of een arbeidsverhouding hen gelegen is, noch het feit dat verweerster nog niet rekenen kan op de stabiliteit van haar werk de aard van dit contract veranderen; derhalve dit met proefbeding gesloten arbeidscontract volledig onder toepassing valt van de wetgeving op de arbeidsovereenkomst (schen­ding van de art. 1, 5, 5ter, 7, 11 van de wet van 10 maart 1900, 1134, 1319, 1320 en 1322 van het burgerlijk wetboek), 2) elk arbeidscontract van bepaalde of onbepaalde duur, met of zonder proefbeding, aan­leiding geeft tot het ontstaan, voor de werknemer, van een verbintenis om te doen en de motieven waar het vonnis de verbintenis om te doen voortspruitend uit het met proefbeding gesloten arbeidscontract; in acht neemt om tot zogezegde niet-toepassing van de wetgeving op de arbeidsovereenkomst te besluiten, duister, dubbelzinnig en tègenstrijdig zijn en de beslissing geenszins rechtvaardigen (schending van de art. 1, 5, 5ter, 7, 11 van de wet van 10 maart 1900, 1101, 1126 van het burgerlijk wetboek en 97 van de grondwet); 3) het door partijen met beding van proeftijd van zeven dagen gesloten arbeids­contract onder de volledige toepassing valt van de wetgeving op het arbeidscontract en, daar verweerster haar verbintenis om te werken vanaf de eerste dag niet heeft nageleefd en evenmin het contract wegens dringende reden heeft verbroken, eiseres gerechtigd is de forfaitaire schadevergoeding te vorderen gelijk aan één week loon (schending van de art. 1, 5, 5ter, 16, 22, 24 van de wet van 10 maart 1900 en 1146 van het burgerlijk wetboek):

Overwegende dat het vonnis vaststelt dat verweerster op 6 januari

- 374 -

1971 een« contract op proef» met eiseres sloot, ingaande op 11 januari 1971 om op 23 januari 1971 te eindigen en op het werk niet verscheen, zonder dat zij enige wettige of ernstige reden voor deze afwezigheid had doen gelden;

Overwegende dat artikel 5ter, paragraaf 4, van de wet van 10 maart 1900 op de arbeidsovereenkomst, ingevoegd door artikel 4 van de wet van 21 november 1969 tot wijziging van de wetgeving betref­fende de arbeidsovereenkomsten, bepaalt : « Wanneer de proeftijd zeven dagen is, kan de arbeidsovereenkomst gedurende die periode

. zonder dringende reden niet eenzijdig beëindigd worden. Wanneer de proeftijd meer dan zeven dagen is, geldt die bepaling alleen voor de eerste zeven dagen ... »;

dat artikel 24 van voormelde wet van 10 maart 1900, vervangen door artikel 15 van gezegde wet van 21 november 1969, bepaalt : « Wanneer de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of voor een bepaald werk wordt aangegaan, geeft de eenzijdige beëindiging ervan zonder dringende reden vóór het verstrijken van de termijn, aan de benadeelde partij, recht op een vergoeding gelijk aan het bedrag van het loon dat verschuldigd zou zijn tot het bereiken van die termijn»;

Overwegende dat geen enkele wetsbepaling noch rechtsprincipe toelaten van deze regels af te wijken inzake arbeidsovereenkomst met beding van proeftijd;

Overwegende dat het verslag op 21 mei 1969 uitgebracht namens de commissie voor de tewerkstelling en de arbeid van de Kamer van volksvertegenwoordigers trouwens preciseert dat de bepalingen om­trent de proeftijd dienen gesitueerd te worden in het geheel van de arbeidswetgeving en, meer bepaald, in het geheel van de wetgeving op de arbeidsovereenkomst, en dat, behalve de door de wet bepaalde uitzonderingen, de wettelijke bepalingen betreffende de arbeidsover­eenkomsten gedurende de proeftijd volledig van toepassing zullen zijn;

Overwegende dat derhalve, door de vordering van ei~eres strek­kende tot contractbreukvergoeding af te wijzen, om de redenen dat het hier niet gaat om een verbintenis waarop, bij niet-uitvoering ervan, de door de wet op de arbeidsovereenkomst bepaalde forfaitaire vergoedingen toepasselijk zijn, maar om een verbintenis om iets te doen die, ingeval van niet-nakoming ervan, overeenkomstig het gemeen recht, in schadevergoeding opgelost wordt, en dat eiseres haar schade niet bewijst, het vonnis de in het middel aangehaalde wets­bepalingen schendt ;

Dat het middel gegrond is; Om die redenen, Vernietigt het bestreden vonnis ...

- 375 -

C. trav. Bruxelles (Se ch.) - 27-6-1972

Pr.: Hélin - PI.: Me Durieux - s.a. A. /M.

ÁCCIDENT DU TRAVAIL. - BARÈME.

En cas d'accident dit travail dont un tiers porte la responsabilité et lorsque ce tiers a indemnisé la victime en capital,. il faut, pour déterminer la part d'intervention de l'assureur-loi dans la réparation du dommage, se référer au barème E, annexé à l'arrêté royal du 21 décembre 1971 .

.ARBEIDSONGEVAL. - BAREMA.

In geval van arbeidsongeml, wanneer een derde verantwoordel~jk is en wanneer deze derde het slachtoffer met een kapitaal vergoed heeft, moet men, om het aandeel van de tussenkomst van de verzelceraar-wet te bepalen, in de herstelling van de schade, naar barema E, gevoegd bij het koninklijk besluit dd. 21 december 1971 verwijzen.

Attendu que la demande tend à faire déterminer le complément d'allocation que l'appelante doit verser à l'intimé du chef de l'inca­pacité permanente partielle de 10 % dont il reste atteint suite à l'acci­dent du travail dont il fut victime le 30 mars 1965; au service de la s.a. S.N.C.R. à Écausinnes d'Enghien assurée en loi auprès de l'appe­lante, accident dont la responsabilité incombe en totalité à un tiers;

Attendu que Jes parties ne contestent pas le principe découlant de l'article 19 des lois coordonnées sur les accidents de travail, à savoir que lorsque la responsabilité de l'accident du travail incombe à un tiers, la victime peut, après avoir obtenu réparation du dommage matériel sur base du droit commun, réclamer à l'assureur-loi éven­tuellement le complément des indemnités forfaitaires puisqu'en aucun cas la victime ne peut recevoir moins que la réparation forfaitaire prévue par la législation sur les accidents du travail; que la divergence de vue des parties porte sur Ie mode de calcul du complément auquel l'intimé a droit;

Attendu en effet que la partie appelante, cöntrairement à l' opinion de l'intimé, soutient que le mode de calcul doit tenir compte du barème F annexé à l'arrêté royal du 13 avril 1936 et basé sur l'article 3 de eet arrêté ;

Attendu que l'intimé, suivi en cela par le premier juge, estime que· Ie barème E, annexé audit arrêté et basé sur son article 2,. est seul d'application, in casu;

Attendu que l'article 2 de l'arrêté royal précité dispose que: « les capitaux constitutifs de rentes, les réserves mathématiques correspondant à ces rentes, seront calculés, dans les cas d'accidents du travail survenus depuis le ler mai 1936, conformément au barème E, ci-annexé sous numéro II»;

- 376 -

Attendu que l'article 3 du même arrêté porte que« les capitaux payables à la victime ou aux ayants droit de celle-ci seront calculés dans les cas d'accidents survenus à partir du 1 er mai 1936, conformé­ment au barême F ci-annexé sous numéro III »;

Attendu que !'accident dont l'intimé fut victime eut lieu -comme dit ci-dessus -, le 30 mars 1965;

Attendu qu'il n'est pas dénié par les parties et spécialement par la partie appelante (voir ses conclusions) qu'il s'agit en l'espèce de la constitution d'une rente annuelle, payable trimestriellement à terme échu, en complément d'allocation alloué en application de l'article 19 des lois coordonnées sur les accidents du travail; que l'intimé réclame non un capita! mais une rente; .

Attendu en conséquence que seul Ie barème E est d'application en l' espèce ;

Attendu, pour Ie surplus que la Cour fait siens tous les motifä contenus dans Ie jugement a quo ;

Par ces motifs et ceux du premier juge, La Cour statuant contradictoirement, ... déclare l'appel recevable

mais mal fondé; en déboute l'appelant; condamne l'appelant aux frais et dépens, non évalués à ce jour ".

Note. - Voir la note sous C. trav. Bruxelles 19-6-73, ei-après p. 378.

C. trav. Bruxelles (8e ch.) - 19-6-1973

Pr. : Atlant - Pl. : J. Lion & Y. Lindfield - S.R.B. / C.

ACCIDENT DU TRAVAIL. - BARÈME.

En ccM d' accident du travail dont un tiers porte la responsabilité et lorsque ce tiers a indemnisé la victime en capital, il faut, pour déterminer la part d'intervention de l'assureur-loi, dans la réparation du dommage, se référer au barème F, annexé à l'arrêté royal du 21 décembre 1971.

.ARBEIDSONGEVAL. - BAREMA.

In geval van arbeidsongeval wam·voor een derde verantwoordelijk is en wanneer deze derde het slachtoffer met een kapitaal vergoed heeft, moet men, om liet aandeel van de tussenkomst van de verzekeraar-wet te bepalen, in de herstelling van de schade, naar barema J!', gevoegd bij het koninklijk besluit dd. 21 december 1971 verwijzen.

Attendu que les faits et antécédents de la cause peuvent être résumés comme suit :

- Ie 12 août 1966, l'intimé a été victime d'un accident sur le chemin du travail, à la suite duquel il a été indemnisé par Ie tiers responsable à concurrence de 664.114 F;

- 377 -

- étant en désaccord sur la manière de calculer l'intervention de l'assureur-loi, dans la réparation du domm.age, les parties ont com.­paru volontairem.ent devant Ie tribunal du travail de Bruxelles, afin de faire vider leur différend;

- Je premier juge a «dit pour droit que l'allocation différentielle allouée au dem.andeur (actuellem.ent intimé) après paiement en droit com.mun pour les séquelles d'incapacité permanente de travail con­sécutives à !'accident du 12 août 1966, était celle produite par Ie capita! obtenu en soustrayant de la réserve mathém.atique provisoire, Ie montant versé en droit com.m.un »;

Attendu que !'appel est régulier dans la form.eet dans Ie temps; Attendu que ne sant pas contestés: Ie taux d'incapacité per­

manente, la date de consolidation, la rém.unération de base, l'allocation annuelle, l'age de la victim.e au mom.ent de la consolidation;

Attendu que les parties adm.ettent égalem.ent : - que l'appelante doit payer à l'intim.é non pas un capita! mais

une rente, - que celle-ci ne doit pas être calculée par différence entre la

rente en assurance-loi et la rente provenant du capita! versé par Ie tiers,

- qu'elle doit l'être par différence entre Ie capita! en assurance­loi et Ie capita] versé par le tiers, Ie capita! ainsi obtenu servant au payem.ent de la elite rente,

- que dans la déterm.ination du capita!, la perte annuelle for­faitaire de revenu, compte tenu du salaire de base et du taux d'inca­pacité, doit être multipliée par les coefficients des barèm.es annexés à l'arrêté royal du 21 décem.bre 1971 et non du 13 avril 1936;

Attendu que Ie litige naît du fait qu'il existe deux barêm.es; Ie barêm.e E employé pour Ie calcul des capitaux constitutifs de rentes et des réserves m.athématiques, auquel se réfère l'intim.é, et Ie barêm.e F employé pour Ie calcul des capitaux payables aux victim.es et aux ayants droit, auquel se réfère l'appelante;

que Ie premier sert à déterminer Ie capita! que doit constituer l'assureur pour verser une rente à la victim.e ou à ses ayants droit, et le second, Ie capita! qui doit être versé par l'assureur à la v-ictim.e ou à ses ayants droit;

Attendu que l'intim.é devant recevoir une rente, il sem.ble, à pre­mière vue, qu'il faille utiliser le barêm.e E;

Attendu toutefois, qu'un examen attentif révèle qu'il ne peut en être ainsi; que Ie payement d'une rente entraîne pour l'assureur des frais de gestion; qu' en raison de cette circonstance, Ie barême E tient compte d'un chargement égal à 3,5 % des versements destiné à couvrir les dits frais; que le capital à constituer suivant ce barême n'est donc affecté qu'en partie au service de la rente;

Attendu qu'il en découle qu'en cas d'accident de travail ou d'accident sur le chemin du travail dont un tiers porte en tout ou en partie la responsabilité, et lorsque ce tiers a indemnisé la victime en

- 378 -

capita!, il faut, pour déterminer la part d'intervention de l'assureur-loi dans la réparation du dommage, se référer au barême F, annexé à l'arrêté royal du 21 décembre 1971; adopter Ie barême E aboutirait à faire bénéficier la victime de sommes revenant à l'assureur-loi en contrepartie des frais de gestion du capita! destiné au payemeDt de la rente;

Attendu que, ceci étant, il reste que l' assureur doit constituer, pour couvrir cette rente, un capita! calculé en fonction du barême E;

Par ces motifs, La Cour, . " dit !'appel recevable et fondé; met à néant Ie juge­

ment dont appel; réformant, dit pour droit que la rente à verser par l'appelante à l'intimé, est celle produite par Ie capita! obtenu en soustrayant du capita! payable à la victime, calculé selon Ie barême F annexé à l'arrêté royal du 21 décembre 1971, Ie capita! versé en droit commun ...

Note. - I. Les arrêts contradictoires rendus les 27 juin 1972 *) et 19 juin 1973 par la se chambre de la Cour du travail de Bruxelles illustrent les diffim11tés qu'en­gendre 1'indemnisation préalablc, en droit commun, de la victime d'un accident du travail, spécialement lorsque l'indemnisation de droit commun est inférieure aux indemuités légales.

On pouvait espérer que la loi du 10 avril 1971 qui, selon la plupart des com­mentateurs 1), contraint la viotime à toujours bénéficier en premier lieu de la répa­ration légale, allait supprimer ce genre de difficultés.

On sait cependant qu'en pratique les victimes ont conservé - les arrêtà annotés Ie démontrent - la faculté d'obtenir, avant !'indemnisation légale, Ie paiement de l'indemuité de droit commun.

Cette situation a pour èonséquence qu'en vertu de l'interdiction du cumul des indemuités consacrée par l'article 46, § 2, al. 2, de la loi, les indemnités légales revenant à la victime doivent être diminuées du montant de la réparation de droit commun (par hypothèse, inférieure aux indemnités légales).

L'opération est particulièrement complexe parce que la réparation de .droit commun consiste généralement dans Ie paiement d'une somme en capita! 2), et que l'indemnisation légale doit nécessairement s'effectuer, du moius jusqu'à l'expi­ration du délai de révision, sous forme d'indemnités journalières (art. 22), d'allo­cations annuelles (art. 24), de rentes viagères (art. 12) ou temporaires (art. 13 et suiv.).

*) Voir C. trav. Bruxelles 27-6-72, ci-devant p. 375. 1) Voy. notamment Réponse du ministre à la question n° 77bis de M. Thib­

baut (Bull. queBt. et rép., Ch. 1971-72, pp. 1262 et 1263 et les réf. citées; a<lde: Vandervorst, P., La loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail (stencil), p. 81 (Conférence du Jeune Barreau, Bruxelles, 1973).

2) Sur la question, voy. Dalcq, Traité de la responsabilité civile, t. II, n° 4180 à 4225, et les réf. citées; David, Responsabilité civile et risque professionnel, 1958, n° 245.

- 379 -

Il est évidemment impossible de déduire un capita! d'une allocation ou d'une rente.

Le problème envisagé soulève donc deux questions distinctes : 1° Faut-il convertir Ie capita! de droit commtm en une rente fictive qui

viendra en déduction de la rente légale, ou faut-il, après avoir converti la rente légale en un capita! fictif dont on déduira Ie capital de droit commun, convertir la différence en une rente nouvelle ?

2° Quel barème adapter pour procéder à la conversion soit du capita! en rente, soit de la rente en capita!?

Nous examinerons ces deux questions ei-dessous.

II. Les deux arrêts annotés tranchent la première question en décidant, par adoption des motifs du premier juge, que la rente due à la victime doit être calculée «par différence entre Ie capital en assurance-loi et Ie capita! versé par Ie tiers, Ie capita! ainsi obtenu servant au paiement de la dite rente» (arrêt 19-6-73).

J,a solution adoptée par les arrêts annotés est conforme à l'enseignement de :Mm• Rouffy S). Elle nous paraît néanmoins contestable pour deux raisons.

Sur Ie plan du raisonnement, il nous semble plus simple et plus logique, lorsque Ie résultat recherché est le montant de la rente à payer par l'assureur-loi, de convertir Ie capita! en une rente fictive qui vient en déduction de la rente qui aurait dû être allouée à la victime, si celle-ci n'avait pas bénéficié de la réparation de. droit commun. On évite ainsi des opérations aussi compliquées qu'inutiles.

Sur Ie plan de la technique de l'assurance comme sur celui de la législation relativa aux accidents du travail, il nous paraît très contestable de fixer Ie montant de la rente en fonction de la réserve constituée. On sait en effet que les <c réserves techniques » sant des sommes que l'assureur affecte spécialement à l'exécution des engagements qu'il a pris. En assurance-vie et en assurance <c accidents du travail », les réserves, calculées mathématiquement selon les méthodes actuarielles

8) Rouffy, D&a action.S de la viótime et de l'assureur-loi contre Ie tiers respon­sable (R.G . .A.R., 1959, n° 6273, folio 5 (verso)). Voy. aussi dans Ie même sens: Trav. Bruxelles (5• ch.}, 9-11-71 (R.G.A.R. 1972, n° 8827 (jugement confirmé par !'arrêt du 27-6-72, ici annoté). Par contre, il ne nous paraît pas exact d'invoquer à l'appui de cette conception, comme on l'a parfois fait, l'autorité de M. Horion. Dans Ie ·passage de son traité (n° 791 et 792), que l'on cite parfois à tart, M. Horion donne uniquemep.t une série d'exemples cxtrêmement schématiques de la répar­tition « entre Ie tiers et Ie patron » des sommes à payer aux victimes; il n'aborde nullement Ie problème ici examiné.

On ne pourrait davantage, à notre avis, invoquer les principes appliqués par la jurisprudence pour calculer I'indemnité complémentaire de droit commun revenant à la victime bénéficiant déjà de la réparation légale. En effet, dans cette hypothèse, il s'agit de calculer non une rente complémentaire, mais un capita!. Ce capita! complémenta.ire est égal à la différence entre l'indemnité de droit com­mun et Ie total des sommes payées par l'assureur-loi, augmenté du capita! repré­sentatif de la rente dont il est redevable (Loi 10-4-71, art. 47). Dans cette hypo­thèse, Ie problème se pose donc en des termes bien différents, puisqu'il s'agit ici d'une simple soustraction.

- 380-

fondées sur les tables de mortalité, sont appelées «reserves mathématiques • 4), Les réserves mathématiques sont calculées en fonction des rentes et allocations à payer. L'arrêté royal du 21 décembre 1971 portant exécution de certaines dispositions de la loi du 10 avril 1971, Ie confirme. Dans la section relativa aux garanties finan­cières que doit fournir l'assureur, il précise que ce dernier est tenu de constituer des réserves suffisantes « poor le paiement des allocations annuelles et la constitu­tion ou Ie versement du capita!» (art. 20, 3°).

La solution adoptée par les arrêts annotés, ou du moins par !'arrêt du 27 juin 1972 qui s'approprie sur ce point le raisonnement du jugement entrepris 5), con­siste à calculer la rente ou l'allocation annuelle en fonction de la réserve différen­tielle ( constituée par la différence entre la réserve mathématique et Ie capita! de droit commun). Cette solution constitue à notre avis une violation certaine de la loi du 10 avril 1971 qui dispose qu'en cas d'incapacité de travail, par exemple, I'allocation annuelle puis la rente sont calculées « d'après la rémunération de base et Ie degré d'incapacité » (art. 24); la réserve à constituer est ensuite calculée en fonction de la rente ou de I'allocation (A.R. 21-12-71, art. 20).

La controverse ne présente, il est vrai, qu'un intérêt purement théorique. En effet, les deux systèmes de calcul doivent en principe conduire au même ré­sultat 6), du moins s'ils prennent pour base Ie même indice de conversion.

IJl. Si Ie choix du mode de calcul est relativement indifférent, le choix de !'indice de conversion et partant, du barème, présente un intérêt pratique évident. Ce choix est cependant extrêmement difficile.

En la matière, la jurisprudence est divisée. Certaines décisions adoptant Ie barème E 7), d'autres Ie barème F B). L'arrêt du 27 juin 1972 opte pour Ie barème E annexé à I'arrêté royal du 13 avril 1936; !'arrêt du 19 juin 1973, pour Ie barème F, annexé à l'arrêté royal du 21 décembre 1971.

') Sur la notion de réserves mathématiques, voy. Picard et Besson, Les assurances terrestres en droit français, t. I, n° 491; Van Ryn et Heenen,.Principes de droit commercial, t. IV, n° 2550. Sur la différence entre Ie. service des rentes en assurance-vie et en assurance « accidents du travail&, voy. Carton de Tournai et Van der Meersch, « Assurances terrestres (contrats particuliere)», R.P.D.B" Compl. t. IJl, n° 10.

5) Trav. Bruxelles (5e ch.), 9-11-71 (R.G.A..R" 1972, n° 8827). 6) Un exemple Ie démontrera. Supposons un capita! fixé en droit commun

à 200.000 F, et une allocation annuelle de 36.000 F, !'indice de conversion étant 10, Les arrêts annotés calculent d'abord Ie « capital-loi » dont ils déduisent Ie

capita! de droit commun pour obtenir la« valeur» de la rente, soit (36.000 X 10) -200.000 = 160.000. Ils calculent ensuite l'allocation complémentaire à payer en divisant la valeur de la rente par !'indice de conversion, soit 160.000/10 = 16.000 F.

Le même résultat peut être obtenu en déduisant simplement de l'allocation annuelle, la rente fictive correspondant au capita! de droit commun, soit : 36.000 - (200.000/10) = 16.000 F.

7) Voy. notamment Trav. Bruxelles 5-11-71 (R.G.A..R., 1972, n° 8827) . . B) Voy. notamment Trav. Hasselt 26-9-72 (R.G.A..R., 1973, n° 9088).

- 381-

Il faut immédiatement préciser que les barèmes E et F annexés à l'arrêté royal du 21 décembre 1!:171 sont appelés à jouer le même role que celui qui leur était dévolu par l'arrêté royal du 13 avril 1936. Le barème E a toujours dû être utilisé pour le calcul « des capitaux constitut.Us de rentes et des réserves mathé­matiques », tand.is que Ie barème F a toujours servi au calcul « des capitaux payables aux victimes ou aux ayants droit ».

Après avoir rappelé la différence qui existe entre les deux barèmes et la fonction de chacun d'eux (A), nous tenterons de déterminer le barème à appliquer pour le calcul de la rente ou allocation complémentaire à payer à la victime déjà indemnisée en droit commun (B).

A. Dans sa circulaire du 31 août 1904, Ie ministre de !'industrie et du travail, commentant l'arrêté royal du 29 août 1904 portant Ie premier« Règlement général de l'assurance contre les accidents du travail », écrit : « L'élaboration de tout tarif de rentes suppose la connaissance de trois éléments, savoir : la loi des mortalités des titulaires des rentes; Ie taux de l'intérêt que doivent vraisemblablement produire les placements; enfin, le montant probable des frais d'administration du service des rentes, lesquels se traduisent par une majoration (chargement) des sommes versées pour l'acquisition de ces rentes» 9).

Le barème E et Ie barème F indiquent tous deux la valeur actuelle d'une rente annuelle (viagère ou temporaire) calculée au taux de 4 % sur base des tables 'de mortalité « Hommes et femmes: 1959-1963 &.

Toutefois, comme l'énonce fort clairement l'arrêt annoté du 19 juin 1973, «Ie payement d'une rente entraîne pour l'assureur des frais de gestion; en raison de cette circonstance Ie barème E tient compte d'un chargement égal à 3,5 % des versements destinés à couvrir les dits frais ». Le barème F qui perm.et de calculer les capitaux payables aux victimes, ne fait pas J'objet d'un chargement, car le chargement ne fait pas partie de la valeur de la rente lO).

La Cour de cassation a déjà eu à se prononcer sur la légalité de l'attribution à la victime de la part du chargement afférente au capita] payé à celle-ci. On aait qu'avant l'arrêté royal du 13 avril 1936, il n'existait qu'un seul barème : le barème D annexé à l'arrêté. royal du 12 novembre 1929 « pour le calcul des capitaux constitutifs de rentes, des capitaux payables aux victimes et aux ayants droit, et des réserves mathématiques ». Ce barème tenait compte d'un taux de chargement de 4 %. La jurisprudence et la doctrine étaient à !'époque, divisées sur la question de savoir si en cas de versement du capita! à la victime, il fallait déduire le chargement 11). Par un arrêt du 24 mars 193812), la Cour de cassation a mis fin

9) Circulaire du ministre de !'industrie et du travail, 31-8-04 (Pasin., 1904, pp. 213 et s., spéc. p. 220, § 26).

lO) « Le chargement est une contribution supplémentaire jointe au capita! de la rente et qui doit permettre à !'organisme responsable de couvrir les frais du service de celle-ci » (Delaruwière et Namèche, La réparation des dommages résul­tant des accidents du travail, éd. 1947, n° 374, p. 414; dans Je même sens: Demeur, Réparation et assurances des accidents du travail, t. I, p. 52, § 29).

11) De nombreuses juridictions se prononça.ient en faveur de la déduction du chargement : « Le chargement de 4 % représente Ie montant des frais de gestion

- 382 -

à la controverse, en décidant que le chargement <c représente le pourcentage à verser par le chef d'entreprise à l'établissement mandaté de la gestion du capita! constitué par lui et du service de la rente, en rémunérations des frais de ces opé­rations; ( ... )Le chargement est, en soi, un élément étranger au calcul de la rente ou de la valeur de la rente»; la Cour de cassation en déduit que l'arrêté royal du 12 novembre 1929, en ce qu'il attribue à la victime la part du chargement afférente au capita! payé à celle-ci, est illégal et ne peut dès lors être appliqué par les tri­bunaux.

L'arrêt du 24 mars 1938 a óté rendu à une date ou Ie pouvoir exécutif avait compris l'erreur qu'il avait commise en n'établissant qu'un seul barème. L'arrêté royal du 13 avril 1936 avait en effet remplacé l'unique barème existant, par les barèmes E et F.

L'arrêt du 24 mars 1938 reste cependant d'actualité. Les principes énoncés par la Cour de cassation démontrent péremptoirement qu'est illégal tout règle­ment, et a fortiori toute décision judiciaire, qui pour calculer les sommes à payer à la victime, sous forme de rente ou de capita!, fait application d'un barème tenant compte d'un chargement.

B. Les principes dégagés ci-dessus permettent, pensons-nous, de déterminer assez aisément Ie barème applicable.

Si l'on procède, comme nous pensons qu'il faut Ie faire (voir supra § II), à la conversion du capita! de droit commun en une rente fictive qui viendra en déduction de la rente légale, la conversion doit certainement se faire sur base du barème F. Le capit.al de droit commun est un capita! payé à la victime, et n'est pas affecté d'un chargement.

Si l'on considère, comme l'ont fait les arrêts annotés, que la rente due à la victime doit être calculée par différence entre le capital-loi et le capita! de droit commun, il est tout aussi certain que Ie <c capital-loi », qui ne peut en aucun cas être assimilé à la réscrve mathématique, doit être calculé sur base du barème F.

Dans ce système en effet, Ie <c capital-loi » est une notion abstraite qui s'iden­tifie à la valeur de la rente due à la victime; il ne peut donc être affecté d'un char­gement.

Le système adopté par les arrêts annotés implique que la somme obtenue par différence entre le capital-loi et le capita! de droit commun, soit à son tour

de !'organisme qui sera appeló à faire le service de la rente et ne représente et ne compense en rien une diminution de capacité de la victime » -(J.P. La Louvière 26-4-35, R.G.A.R., 1936, n° 2039; dans le même sens, voy. : Civ. Mons 11-2-36, J.J.P. 1936, p. 203; Civ. Liège 21-3-36, R.G.A.R. 1936, n° 2196; Civ. Charleroi 10-12-36, J.J.P. 1937, p. 13; Civ. Charleroi 1-2-37, Re"l. acc. trav., 1937, p. 72). Plnsieurs auteurs adoptèrent la même opinion (Herlant, Barème des rentes, B.A. 1935, p. 952; Benoit, Demande du tiers en capita!, B.A. 1935, p. 961). Certaines décisions se prononcèrent contra la déduction du chargement (J.P. Herstal 25-10-35, R.G.A.R. 1936, n° 2225; J.P. Hollogne aux Pierres 5-11-35, B.A. 1936, p. 39; .J.P. Louvain 16-11-35, R.G.A.R. 1936, n° 2225; .T.P. Louvain 4-2-36, B.A. 1936, p. 61; J.P. Chätelet 23-3-36, J.J.P. 1936, p. 297).

12) Caas. 24-3-38 (B.A. 1938, p. 55).

- 383 -

convertie en rente ou allocation. Cette conversion doit se faire sur base du barème Il', puisqu'il s'agit de déterminer le montant de sommes à payer à la victime.

Ce n'est qu'après avoir déterminé le montant de la rente ou allocation à payer à la victime, par application de l'un ou l'autre système, que l'on pourra calculer le capita! constitutif de la rente et les réserves mathématiques. Ce dernier calcul se fera évidemment sur base du barème E.

Le raisonnement de !'arrêt annoté du 19 juin 1973, en ce qui concerne le choix du barème, nous paraît parfaitement judicieux. Il mérite cartes de faire juris­prudence.

J.L. FAGNART.

C. trav. Bruxelles (sect. Mons) - 13-12-1973 Pr.: Thomas - Pl.: M6 J. Delsaut-I.N.A.S.T.I. / D.

8TATUT SOCIAL DES INDÉPENDANTS. - RECONNAISSANCE DE DETTE. - PRESCRIPTION.

Dans certaines circonstances (notamment le peu d'instruction du débiteur, le fait que le formulaire préétabli est rempli par un fonction­naire, etc.), la reconnaissance de dette ainsi présentée, n'apporte pas de suffisantes certitudes sur la volonté de l'intimé de reconnaître une dette déterminée et d' accepter ses modalités de remboursement.

La promesse de paiement par versements mensuels ne peut être considérée comme constituant une déclaration de renonciation à la pres­cription.

SOCIA.AL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN. - SCHULDERKENNING. - VER·

JAlUNG.

In bepaalde omstaruligheden (o.m. het feit dat de Bchuldenaar wei-n·ig geleerd ia, dat het voorafopgesteldeformulier door een ambteooar ingevuld is, enz.), levert de aldU8 voorgestelde schulderkenning geen voldoerule zekerheid omtrent de wil van belang­hebberule om een bepaalde schuld te erkennen en de modaliteiten van haar terugbetaling te aanvaarden.

De be lof te van betaling met maarulelijkBe stortingen kan niet beechouwd worden alB zijrule een verklaring van verzaking aan de verjaring.

Attendu que l'action originaire a pour objet Ie paiement par l'intimé, forain de son état :

1° de 15.153 F du chef de cotisations échues impayées, avec les accessoires, pour les années 1960 à 1963 inclus (9.038 F au principal, 4.483 F d'intérêts jusqu'au 20 mai 1972 et 1.577 F de majorations -pièce 1 du dossier de première instance),

2° des intérêts légaux à 4,5 % sur 7.270 F depuis Ie 21 mai 1972 et 7,5 % sur 1.768 F depuis la même date (même pièce),

3° des dépens en ce compris l'indemnité de procédure (même pièce);

- 384 -

Attendu que Je premier juge a déclaré cette action recevable mais non fondée, lesdites cotisations étant prescrites (prescription quinquennale);

Attendu que l'appelant critique le premier juge en ce qu'il n'a pas pris en considération le fait que l'intimé a reconnu, dans un document signé de sa main le 11 février 1970, devoir 12.297 F représentant les cotisations pour la période du 1 er janvier 1960 au 31 décembre 1963 et s'est engagé à apurer cette dette selon les modalités prévues à la reconnaissance de dette ;

Attendu que l'article 16 § 3 de l'arrêté royal n° 38 du 27 juillet 1967, d'application en la cause, dispose en son alinéa ler que« Ie re­couvrement des cotisations prévues par le présent arrêté se prescrit par cinq ans à compter du 1 er jancier qui suit l'année pour laquelle elles sont dues »; que l'on peut relever que l'article 273 de l'arrêté royal du 22 décembre 1938 étendant les allocations familiales aux travailleurs non salariés et invoqué à tort par l'intimé en première instance, dispose que « L'action dont les caisses et sections mutuelles disposent devant le juge de paix lorsqu'un affilié ne paie pas ses coti­sations dans Ie délai requis, se prescrit par cinq ans alors même que le manquement est punissable en vertu de l'article 291 »;

Attendu quele 11février1970,.l'intimé a signéle.document-sui­vant, produit en double (par papier carbone) par l'I. (pièce 5 du dossier de la Cour) : «Le soussigné, D. (nom-prénoms et adresse complète) 11, rue Ste A.K., reconnait devoir la somme de 12.297 F en application de ]'arrêté royal 11° 38 du 27 juillet 1967 organisant le Statut social des travailleurs indépendants, pour la période du 1-1-60 au 31-12-63. Il s'engage à apurer sa dette selon les modalités et dans les délais suivants : . . . par versements spontanés au C.C.P. n° 649.55 de C.N.A.A.S., 6, place Jean Jacobs, Bruxelles 1. Les présentes facilités ne concernent que la période ci-dessus visées à l'exclusion de toutes autrcs échéances. Si eet engagement n'est pas strictement respecté, aussi bien pour les sommes que pour les dates indiquées, la totalité du solde, après application des majorations s'il y a lieu, redeviendra immédiatement exigible et sera recouvré sans avertissement. La présente reconnaissance de dette et promesse de paiement est faite sans préjudice de toute autre somme qui pourrait être due à la date ou elle est établie. Signature (x). Date: 11-2-70. (sé) D. (x) La signature doit être précédée de la mention : « Lu et approuvé pour la somme de ... (en toutes lettres) » - entièrement écrite de la main du débiteur ».

1. Attendu qu'il échet de relever que le document produit par l'appelant et signé par l'intimé, est un formulaire qui fut rempli intégralement par une tierce personne, très vraisemblablement un fonctionnaire de l'appelant; que d'autre part, ce formulaire préétabli par l'appelant, prévoit expressément en note de pied que« la signature

- 385 -

doit être précédée de la mention « Lu et approuvé pour la somme de ... (en toutes lettres) - entièrement écrite de la main du débiteur »;

Attendu que l'utilité de cette mention prévue comme obligatoire par l'appelant lui-même, se comprend aisément et s'explique par le louable souci de l'Administration d'éviter tout litige sur la portée de la reconnaissance de dette et sur le montant ainsi reconnu et d'attirer tout spécialement l'attention du signataire sur l'importance du docu­ment. qu'il est invité par Iadite Administration à signer;

Attendu qu'en l'espèce, la mention précitée n'a pas été reproduite par l'intimé sur le document qu'il a signé;

Attendu qu'il appartient à l' Administration de faire respecter ]es prescriptions qu'elle a elle-même jugé, à juste titre, obligatoires;

Attendu que dans les circonstances de la cause (notamment l'in­timé est forain, le formulaire préétabli par l'appelant est rempli intégralement par un fonctionnaire de ses services et ne porte que la seule signature de l'intimé, on n'a pas veillé à ce que l'intimé fasse précéder sa signature de la formule obligatoire reprise en note du document), la Cour estime que la « reconnaissance de dette » ainsi présentée, n'apporte pas de suffisantes certitudes sur la volonté de ]'intimé de reconnaître la dette pour tel montant, de l'apurer selon telles échéances et ainsi de renoncer à la prescription quinquennale d'application en vertu de l'article 16 § 3 de l'arrêté royal n° 38;

2. Attendu de surcroît que la prescription quinquennale prévue en la matière - que ce soit celle de l'article 273 de l'arrêté royal du 22 décembre 1938 à tort invoqué par l'intimé en première instance ou que ce soit celle de l'article 16 § 3 de l'arrêté royal n° 38 d'appli­cation en la cause - est de la même nature que la prescription visée à l'article 2277 du code civil; qu'en effet, cette disposition du code civil porte, en finale, que« ... généralement tout ce qui est payable par année ou à des termes périodiques plus courts, se prescrivent -par cinq ans »; que les cotisations dues par les travailleurs indépendants entrent exactement dans le cadre de l' article 2277 du code civil;

Attendu que la prescription quinquennale ne constitue pas une simple présomption de paiement, comme le sont les prescriptions libé­ratoires de durée plus courte; que selon De Page (t. VII, n° 1317), « historiquement et rationnellement, le fondement de la prescription quinquennale des revenus est le désir d'éviter l'accroissement insen­sible et ruineux d'une obligation périodique, d'épargner aux débiteurs une accumulation d'arrérages telle qu'elle aboutirait, par la négligence des créanciers, à transformer un jour la charge des intérêts exposés en un nouveau capita!»;

Attendu qu'il en résulte pour la prescription quinquennale, l'application de règles différentes de celles applicables aux autres prescriptions libératoires (R.P.D.B., V0 Prescription en matière civile, n° 570); qu'ainsi la prescription quinquennale ne peut être combattue par aucune preuve contraire et que la seule reconnaissance de <lette,

- 386 -

non accompagnée d'une renonciation expresse à la prescription acquise, n'empêche pas le débiteur de bénéficier de la prescription (R.P.D.B., Vo cit. n° 571 et doctrine citée);

Attendu en conséquence qu'alors que la renonciation tacite de la prescription résultant, par exemple, d'une reconnaissance de dette est admise pour les prescriptions libératoires en général, seule une renonciation expresse à la prescription quinquennale peut être opposée au débiteur; qu'en l'espèce, la reconnaissance de dette de l'intimé n'est pas accompagnée d'une déclaration expresse de renonciation à la prescription et que la promesse de paiement par versements échelonnés ne peut être considérée comme constituant pareille déclaration; qu'il doit en être d'autant plus ainsi au vu du document invoqué par l'appe­lant comme reconnaissance de dette avec promesse de paiement échelonné (voir point 1 ci-devant);

Par ces motifs, La Cour, statuant par défaut et sur avis écrit et conforme déposé

par M. H. Peereboom, substitut général, à l'audience publique du 8 novembre 1973, déclare l'appel recevable mais non fondé; en déboute l'appelant, le condamne aux dépens liquidés jusqu'ores à 0 F par les parties.

Arb. Antwerpen - 18-10-1973 Vz. : D'Halleweyn -· Pl. : Mrs Demet & Rubens

S. / p.v.b.a. A.O.V.L.

GEWAARBORGD WEEKLOON. - ZIEKTE. - POGING TOT WERK­

HERVATTING.

De wet op de arbeidsovereenkomst kent het begrip « poging tot werk­hervatting» niet. Z~j koppelt haar rechtsgevolgen aan de arbeidsge­schiktheid of aan de arbeidsongeschiktheid van de werkman. Het begrip «poging tot werkhervatting» dankt z~jn historisch ontstaan aan de rechtsleer en de rechtspraak die bedoelde rechtsconstructie in sommige concrete gevallen gebruikten t~jdens de periode welke voorafging aan de inlassing van uitdrukkelijke bepalingen in de wetten betreffende de arbeidsovereenkomsten inzake de geldelijke gevolgen van hervallingen binnen een korte periode volgend op een periode van arbeidsongeschikt­heid welke reeds aanleiding had gegeven tot de uitkering van het gewaar­borgd loon.

Sedertdien maakt d,it begrip dubbel gebruik uit met bovenbedoelde nieuwe bepalingen (art. 29, § 2 van de 'wet op de arbeidsovereenkomst). Niets laat toe te beweren dat de ,werkhervatting gedurende een volle dag geen einde zou stellen aan de daaraan voorafgaande periode van a,rbeidsonge­schiktheid.

De werkgever dient de arbe1:dsongeschiktheid van de werkman te be­w~jzen, wanneer h~j, in strijd met de daadwerkeli'jke werkhervatting van de werknemer, beweert dat betrokkene in feite verder «arbeidsongeschikt was».

- 387 -

SALAIRE GARANT!. - MAL.ADIE. - TENTATIVE DE REPRISE DE TRAVAIL.

La loi sur le contrat de travail ignore la notion « tentative de reprise de travail ». Elle lie ses conséquences furidiques à la, capacité de travail ou à l'incapacité de travail de l'ouvrier. La notion « tentative de reprise du travail » doit sa naissance historique à la doctrine et à la jurisprudence qui ont utilisé cette conception juri:dique dans cer­tains cas concrets au cours de la période précédant l'insertion de dispositions formelles dans les lois concernant les contrats de louage de travail, en mat,ière de conséquences financières des rechutes au cours d'une courte période suivant une période d'incapa­cité de travail, laquelle avait déjà donné lieu à l'octroi du salaire garanti.

Depuis lors, cette notion fait double emploi avec les nouvelles dispositions pré­citées (art. 29, § 2 de la loi sur le contrat de tmvail). Rien n'autorise d'affirmer que la reprise du tmvail au cours d'une journée entière ne mettrait pas fin à la période d'in­capacité de travail qwi l' a précédée.

L'employeur doit prouver l'incapaci'.té de travail de l'ouvrier lorsqu'en oppo­sition avec la reprise effective du travail de l'ouvrier, il affirme que l'fotéressé con­tinuait en fait à être « incapable de travaU ».

Overwegende dat het debat ter zitting van 4-10-73 werd voor­afgegaan door een poging tot minnelijke schikking, doch dat partijen alsdan niet tot verzoening zijn gekomen;

Overwegende dat de vordering ertoe strekt verweerster te horen veroordelen om aan aanlegger een som te betalen van 2.569 F, verhoogd met de vergoedende intresten vanaf 14 februari 1972 overeenkomstig de bepalingen van de wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers, verhoogd met de gerechtelijke intresten en de kosten van het geding en het te vellen vonnis uitvoerbaar te horen verklaren bij voorraad niettegenstaande alle verhaal en zonder borgstelling;

Overwegende dat niet betwist wordt dat aanlegger als werkman­bekister van mei 1971 tot en met 15 april 1972 in dienst was van verweerster ;

Overwegende dat aanlegger betoogt dat hij arbeidsongeschikt was tengevolge van ziekte vanaf 29 sef!tember 1971 tot 7 januari 1972 waarover hem het gewaarborgd weekloon betaald werd; dat hij op­nieuw ziek was van Il januari tot 28 januari 1972; dat hij vanaf 31 januari 1972 arbeidsgeschikt bevonden werd; dat echter op die datum de uitvoering van de tussen partijen gesloten arbeidsovereen­komst ingevolge vorst geschorst was; dat hij na het verstrijken van deze schorsingsperiode, zijn normale dagtaak hervatte, doch op 8 februari 1972 opnieuw arbeidsongeschikt werd; dat hij hoofdens deze laatste ziekteperiode aanspraak heeft op de uitkering ten laste van verweerster van het gewaarborgd weekloon, hetzij 73,40 F X 43,75 u. x 80 % = 2.569 F;

Overwegende dat verweerster hiertegen opwerpt dat de eerste ziekteperiode van aanlegger een aanvang nam op 29 juli 1971 tot 10 januari 1972, datum waarop betrokkene een eerste poging deed om het werk te hervatten, welke hij echter op Il januari 1972 reeds

- 388 ~

diende te staken; dat hij op 31 januari 1972 een tweede poging tot werkhervatting ondernam, doch ingevolge schorsing van de uit­voering van de arbeidsovereenkomst door slecht weer, werkloosheids­uitkering genoot tot en met 4 februari 1972; dat hij op maandag 7 februari 1972 een derde vergeefse poging tot werkhervatting onder­nam, welke reeds dezelfde dag werd stopgezet; dat de periode begrepen tussen 29 juli 1971 tot. en met 31 januari 1972 een ononderbroken periode van blijvende arbeidsongeschiktheid uitmaakte; dat aan­legger niet betwist dat de ganse duur van zijn arbeidsongeschiktheid door éénzelfde ziekte veroorzaakt werd; dat de hervalling van 8 fe­bruari 1972 aldus plaats vond binnen de 14 dagen bedoeld bij artikel 29, § 2 van de wet op de arbeidsovereenkomst en geen aanleiding geeft tot de uitkering van het gewaarborgd weekloon ;

Overwegende dat verweerster in haar betoog herhaaldelijk ge­waagt van een « poging tot werkhervatting»;

dat de wet op de arbeidsovereenkomst dit begrip niet kent; dat de wet door haar bepaalde respectieve rechtsgevolgen enkel koppelt hetzij een de arbeidsongeschiktheid van de werkman (sic); dat het begrip «poging tot werkhervatting» in sommige concrete gevallen zijn historisch ontstaan dankt aan de rechtsleer en rechtspraak, die bedoelde rechtsconstructie in sommige concrete gevallen zinvol ge­bruikten tijdens de periode welke voorafging aan de inlassing van uitdrukkelijke bepalingen (in casu art. 29, § 2) in de wetten betreffende de arbeidsovereenkomsten inzake de geldelijke gevolgen van her­vallingen binnen een korte periode volgend op een periode van arbeids­ongeschiktheid welke reeds aanleiding had gegeven tot de uitkering van het gewaarborgd weekloon; dat dit begrip inmiddels juridisch dubbel gebruik uitmaakt met bovenbedoelde nieuwe bepalingen; dat artikel 29, § 2, waarop verweerster zinspeelt, een afwijkingsbepaling behelst, welke als zodanig op restriktieve wijze dient geïnterpreteerd; dat inderdaad uit artikel 29, § 1 voortvloeit dat elke daarin bedoelde periode van arbeidsongeschiktheid, zelfs indien zij aan éénzelfde ziekte te wijten is, in principe aanleiding geeft tot de uitkering van het gewaarborgd weekloon (Cass. 4-9-70, T.S.R. 1970, p. 264);

Overwegende dat de term «periode», welke voorkomt in de laatste zinsnede van artikel 29, § 2, eerste lid van de wet op de arbeids­overeenkomst («einde van de periode van arbeidsongeschiktheid welke aanleiding gegeven heeft tot de onder § 1 bedoelde betaling ... »), bij ontstentenis van enige andersluidende omschrijving in de wet, in zijn normale betekenis duidt op een ononderbroken tijdvak; dat zulks overigens bij analogie kan afgeleid worden uit de uitdrukkelijke of bij wijze van voorbeelden gegeven toelichtingen tijdens de voorbereidende werkzaamheden van de wet met betrekking tot de draagwijdte van àndere « periodes», waarop de wet op de arbeidsovereenkomst zin­speelt (Senaat 1959-60, Doe. 443, p. 43; K. 1961-62, Doe. 369, n° 4, p. 29, 7° van art. 16; Senaat 1961-62, Doe. 426, p. 20, 14° voorbeeld); dat niets toelaat te beweren dat de werkhervatting gedurende een

- 389 -

volle dag geen einde zou stellen aan de daaraan voorafgaande« periode » van arbeidsongeschiktheid (Parl. Vr. De Keyzer 20-9-60, Bull. vr. en antw., Senaat 22-11-60); dat het tegendeel kan afgeleid worden uit het gebruik van de term « eerste periode van arbeidsongeschiktheid» in artikel 29, § 2, tweede lid, 1° (Arbeidsrecht-C.A.D. 2-4-, p. 30), dat overigens elke andere zienswijze een innerlijke tegenspraak zou in­houden vermits zij er zou op neerkomen de werkman als arbeidson­geschikt te beschouwen op een ogenblik waarop hij door zijn feitelijke werkhervatting zijn arbeidsongeschiktheid bewijst;

Overwegende dat, zoals de werkman ertoe verplicht is, ter verant­woording van zijn gebeurlijke afwezigheid of zijn aanspraak op ge­waarborgd weekloon, zijn arbeidsongeschiktheid te bewijzen, zo dient zulks evenzeer van de werkgever geëist, wanneer hij, in strijd met de daadwerkelijke werkhervatting van de werknemer (al was deze tot de duur van één dag beperkt) beweert dat betrokkene in feite verder « arbeidsongeschikt» was; dat in geval van betwisting, het bewijs van arbeidsongeschiktheid in geen geval door louter éénzijdige en sub­jectieve beoordeling van de werkgever geleverd wordt; dat alleen een attest van een akademisch daartoe bevoegde persoon hierover op overtuigende wijze uitsluitsel kan geven (vgl. Cass. 20-1-71, T.S.R. 1971, p. 12); dat verweerster geen geneeskundig attest voorbrengt, luidens welk aanlegger op 8 en 9 januari 1972 arbeidsongeschikt zou geweest zijn; dat, zelfs indien deze dagen samenvielen met dagen van inactiviteit in de onderneming inderdaad ook zij aan de daaraan voor­afgaande periode van arbeidsongeschiktheid een einde stelden, indien niet bewezen wordt dat aanlegger ook gedurende die dagen arbeids­ongeschikt was; dat door « arbeidsongeschiktheid» inderdaad niet enkel dient verstaan de fysiologische toestand die de werkman in de onmogelijkheid stelt zijn werk te verrichten, doch ook deze die hem in de onmogelijkheid zou stellen het te verrichten, moest hij tewerk­gesteld geweest zijn (Parl. vr. nr 65 Feron dd. 11-9-62, Bull. vr. en antw. nr 45, Senaat 25-9-62, p. 954 en 955; Cass. 8-12-66, T.S.R. 1967, p. 44; W.R. Charleroi 23-2-65, Bull. V.B.N. 1966, p. 1638; Parl. vr. nr 6, A. Bogaert 10-11-70, Bull. vr. en antw., Senaat 1-12-70, p. 229; Oriën­tatie 1971, p. 93 en p. 183);

Overwegende dat uit een door de adviserende geneesheer van het Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeitsverzekering afgelegde ver­klaring blijkt dat aanlegger geschikt werd bevonden om op 10-1-72 het werk te hervatten; dat verweerster de inhoud van deze verklaring niet bij middel van een medisch verantwoord tegenbewijs weerlegt; dat bedoelde werkhervatting de daaraan voorafgaande« periode» van arbeidsongeschiktheid heeft afgesloten; dat de daarop volgende periode van arbeidsongeschiktheid geen aanleiding gaf tot uitkering van ge­waarborgd weekloon aan aanlegger; dat deze laatste een attest van Dr J. Sels voorbracht, luidens welk hij op 31-1-72 het werk mocht hervatten; dat verweerster geen enkel medisch gestaafd bewijs voor­brengt van zijn bewering, luidens welke aanlegger van 31-1-72 tot

- 390 -

en met 6-2-72 arbeidsongeschikt zou geweest zijn, dit is gedurende de periode, tijdens welke de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ten­gevolge van slecht weer geschorst was, dat aanlegger door zijn effec­tieve arbeidsprestaties op 7-2-72 zijn arbeidsgeschiktheid op die dag bewees; dat verweerster alleszins in gebreke blijft te bewijzen dat betrokkene op die dag arbeidsongeschikt zou geweest zijn; dat der­halve de nieuwe periode van arbeidsongeschiktheid die na deze datum aanving - en waarvan niet betwist wordt dat zij tot 15-4-72 duurde -- een aanvang nam meer dan 14 dagen na de laatste periode welke tot de uitkering van gewaarborgd weekloon aanleiding had gegeven, dit is in casu deze die verstreek op 7-1-72; dat derhalve, waar op 12-1-72 de tweede periode van arbeidsongeschiktheid van aanlegger aanving, verweerster zich op grond van artikel 29, § 2 bevrijd kon achten van haar principiële verplichting tot de betaling van het ge­waarborgd weekloon over de eerste 7 dagen van bedoelde tweede periode, dat zij deze uitzonderlijke bevrijdende rechtsgrond echter niet een tweede maal kon inroepen voor de derde periode van arbeids­ongeschiktheid, welke op 9-2-72 aanving (Parl. vr. Harmegnies 20-2-63, Bull. vr. en antw., K. 19-3-63, p. 868; Parl. vr. Martin 9-2-65, Bull. vr. en antw., K. 1964-65, nr 4; Arb. h. Antwerpen 14-5-73, n.v. Bell Telephone /De Kerf, onuitgegeven); dat aanlegger derhalve terecht aanspraak maakt op de uitkering ten laste van verweerster, van het gewaarborgd weekloon over de eerste 7 dagen welke op 9-2-72 aan­vingen, hetzij voor een als zodanig niet betwist bedrag van 2.569 F; dat aanlegger terecht op deze som de uitkering vordert met ingang van 14-2-72 van de intresten, bedoeld bij artikel 10 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werk­nemers;

Overwegende dat er geen aanleiding toe bestaat dit vonnis uit­voerbaar te verklaren bij voorraad niettegenstaande alle verhaal en zonder borgstelling ;

Om deze redenen, De rechtbank, rechtdoende bij tegenspraak; na erover beraad­

slaagd te hebben; alle andere en verder strekkende conclusies ver­werpende, verklaart de vordering ontvankelijk en gegrond; ver­oordeelt verweerster om aan aanlegger een som te betalen van 2.569 F ".

Noot. - Wij kunnen ons met dit vonnis niet volledig akkoord verklaren. Weliswaar kent de wetgeving op het arbeidskontrakt het begrip « poging tot werkhervatting» niet. Doch het vloeit noodzakelijkerwijze voort uit het begrip « arbeidsongeschiktheid ».

Deze beslissing beweert dat de ongeschiktheidsperiode ononderbroken moet zijn. Wij zijn het hiermee volledig eens, doch de rechtbank heeft gemeend dat de werkhervatting noodzakelijkerwijze gelijkstaat met een arbeidsgeschiktheid. Welnu, dit is, naar onze bescheiden mening, verkeerd.

- 391 -

Het feit kan zich voordoen dat een arbeider zijn krachten heeft overschat en zich na een ziekteperiode opnieuw op het werk aanbiedt in de mening dat hij genezen is, alhoewel uit de omstandigheden kan blijken dat zulks niet het geval is. Kan men, alleen uit het feit dat hij getracht heeft te werken, afleiden dat hij hier­voor geschikt was ?

Wij menen dat deze gevolgtrekking uit een verwarring voortvloeit : het feit dat de arbeider op het gebied van de ziekteverzekering geen 66 % ongeschikt meer is, betekent nog niet dat hij voor de onderneming arbeidsgeschikt is geworden; het verschil tussen beide begrippen kan de vruchteloze pogingen uitleggen en het advies van de adviserende geneesheer van het ziekenfond11 is terzake zeker niet doorslaggevend. De veiligste oplossing bestaat dan ook hierin dat de zieke arbeider, vooraleer zijn werk te hervatten, door de bedrijfsgeneesheer onderzocht wordt. Indien de arbeider met deze procedure niet kan instemmen, dan zou beroep moeten gedaan worden op een deskundige.

Mag de rechter zich echter nooit op vermoedens steunen ? In onderhavig geval, gaat het om een arbeider waarvan de ongeschiktheid slechts door zeer korte (soms een dag) werkhervattingen onderbroken wordt. Na deze pogingen wordt hij, naar het schijnt, voor min of meer lange periodes, opnieuw ten laste genomen door de ziekteverzekering. Is het waarschijnlijk dat de werkman die 66 % arbeidsongeschikt was, voor één enkele dag plots 100 % geschikt zou worden om de volgende dag opnieuw 66 % ongeschikt te zijn? Is het niet waarschijnlijker dat de adviserende geneesheer zich vergist heeft? Indien hij voor die dag niet volledig geschikt was voor zijn werk, dan moet hij voor de onderneming beschouwd worden als zijnde zonder onderbreking ongeschikt gebleven. De (on)geschiktheid moet terzake inderdaad uit het standpunt van de onderneming, en niet van de ziekteverzekering bekeken worden.

Onderhavig vomlis mag dan ook niet zonder meer bijgetreden worden.

Sommaires - Korte inhouden

Corr. Mons (Je ch.) - 5-11-1973 Pr. : W uilbaut - Aud. tra v. de Leuze

Pl. : Mes Grévy & Bastin - Min. pub. / V.N. & 0.

A.T.

DocUMENTS SOCIAUX. - RESPONSABILITÉ PENALE DES ORGANES

DES SECRÉTARIATS SOCIAUX AGRÉÉS D'EMPLOYEURS.

Les administrateurs et employés des secrétariats sociaux agréés d' employeurs ne sant pas les mandataires et préposés des employeurs affiliés à ces orgcinismes et ne sant dès lors pas passibles des sanctions pénales prévues par la loi du 26-1-19.51 sttr la simplification des docit­ments sociaux, lorsque les indications desdits employcurs ne leur ont pas permis de remplir complètement les comptes individuels prévus en exé­cution de ladite loi.

- 392 -

SOCIALE DOCUMENTEN. - STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID

V .AN DE ORGANEN VAN DE ERKENDE SOCIALE SEKRETARIATEN VOOR WERKGEVERS.

De beheerders en bedienden van de erkende sociale sekretariaten voor werkgevers zijn niet de lasthebbers en de aangestelden van de bij deze organismen aangesloten werlcgeversen zijn dan ook niet strafbaar met de sankties, voorzien bij de wet van 26-1-51 betref! ende de vereenvoudiging der sociale dokumenten wanneer de dooi· deze werk­gevers verstrekte inlichtingen hen niet toegelaten hebben de individuele rekeningen, die in uitvoering van deze wet voorzien zijn, volledig in .te vullen.

Note. - Appel a été interjeté contre cette décision.

Bibliographie - Bibliografie

Principaux articles et notes d'observations sur le droit social belge parus en 1971 et 1972

Voornaamste artikelen en noten over het Belgisch sociaal recht verschenen in 1971 en 1972

l. DROIT DU TRAVAIL - ARBEIDSRECHT

A.C" Bediende-handelsvertegenwoordiger. Noot (R. W. 1972-73, kol. 674).

BLANPAIN R" Toestand van de interimarissen t.o.v. het sociaal recht (T.S.R. 1971, p. 19); De tijdelijke arbeid (R. W. 1972-73, kol. 509).

BoNHEURE-FAGNART M" Ouvriers/Employés (R.D.S. 1971, pp. 183, 187 & 189); Handarbeiders/Bedienden (T.S.R. 1971, pp. 185, 188 & 189); Subordination (R.D.S. 1971, p. 341); Ondergeschikt­heid (T.S.R. 1971, p. 345).

CLAEYS A" Opzegging van de hogere bedienden (T.S.R. 1971, pp. 45 & 95); Préavis des employés supérieurs (R.D.S. 1971, pp. 45 & 95).

CLAEYS A. & VAN DE PUT R" Profiel van rechtspraak (T.S.R. 1971, pp. 58, 108, 154, 217 & 291); Profil de jurisprudence (R.D.S . . 1971, pp. 49, 97, 145, 207 & 261).

CLAEYS Th" Indemnité. Pécule de vacances. Note (J.T.T. 1972, p. 159). DE BERSAQUES A" La notion de licenciement arbitraire dans le

contrat de travail (R.O.J.B. 1972, p. 213). DE BocK A" Het arbeidsgerecht (R. W. 1970-71, kol. 1017). DE BROECK G" La législation sociale en 1970 (R.D.S. 1971, p. 1);

De sociale wetgeving in 1970 (T.S.R. 1971, p. 4); La législation sociale en 1971 (R.D.S. 1971, p. 240); De sociale wetgeving in 1971 (T.S.R. 1971, p. 245).

~ 393 -

DE CuYPER G.F., De wet van 24 april 1970 betreffende de arbeids­overeenkomst voor dienstboden (R.W. 1970-71, kol. 1401).

DE KEERSMAECKER J., Commentaar op de arbeidswet (Arbl. 1971, p. 495); Commentaire de la Joi sur le travail (R.T. 1971, p. 481).

DE LE COURT, Bilan des dix premiers mois d'activité des juridictions du travail (R.D.S. 1971, p. 249).

DE LEUZE G., Appel. Délai. Point de départ. Note (J.T.T. 1972, p. 270).

DE LEY F., De gerechtelijke stage (R. W. 1970-71, kol. 1439); Het verzoekschrift bedoeld in art. 704 G.W. (R. W. 1970-71, kol.1723).

DEMEESTER H., Geldigheid van de ontbindende voorwaarde van het huwelijk. Noot (T.S.R. 1971, p. 132); Moeten al de betrokken vakorganisaties in zake geroepen worden opdat een eis tot nietig­verklaring der verkiezingen voor de ondernemingsraden zou ontvankelijk zijn? Noot (T.S.R. 1972, p. 30).

DEMEZ G., La compétence territoriale des tribunaux du travail (J.T.T. 1972, p. 161); Du droit du demandeur de recourir à la citation par exploit en lieu et place de la requête en matière de statut social des travailleurs indépendants. Note (J.T.T. 1971, p. 44); La requête devant le tribunal du travail. Article 704, alinéa 1 er, du Code judiciaire (J.T.T. 1971, p. 61); Cumul d'incompétences. Note (J.T.T. 1971, p. 154).

DENIS P., La grève suspend-elle les délais de préavis? (R.D.S. 1971, p. 33).

DEPREZ U., Vastheid van dienstbetrekking (R. W. 1970-71, kol. 1689). DuBOIS B., Arbeidsovereenkomsten: 1966-1970. Overzicht van recht­

spraak (T.P.R. 1971, p. 475). FRANÇOIS L., La Cour de cassation en Belgique et le droit de grève

(J.T.T. 1971, p. 121 & 133). GEORGE J.-P" Regroupement et réforme de l'inspection du travail:

le Comité supérieur d'inspection du travail (R.T. 1972, p. 991); Hergroepering en hervorming van de arbeidsinspectie : het Hoog comité van de arbeidsinspectie (Arbl" 1972, p. 1019).

GERMAIN-PocHET M.E. & SERVAIS J.M., La loi sur le contrat de travail domestique (.J.T.T. 1971, p. 37).

GoFFIN R.Ch., Indemnité d'éviction. Note (J.T.T. 1972, p. 15); L'indemnité d'éviction et les avantages aequis en vertu de la convention. Note (J.T.T. 1972, p. 139); Notification d'un préavis indiquant la durée et la fin du préavis mais non la date de prise de cours. Note (J.T.T. 1972, p. 183); Rémunération. Rembourse­ment forfaitaire de frais. Allocations de chömage. Indemnité et salaire garanti. Réduction du montant de l'indemnité. Notion de clientèle fidèle. Note (J.T.T. 1971, p. 57).

HÉLIN G., Absences légales (R.D.S. 1971, p. 237); Wettelijke afwezig­heden (T.S.R. 1971, p. 239); Des principes à appliquer pour dé­terminer la qualité d'un travailleur. Note (R.D.S. 1971, p. 89); De l'incompétence du tribunal du travail pour connaître d'une

- 394 -

action tendant à l'interdiction de procéder à une élection ordonnée par arrêté royal. Note (R.D.S. 1971, p. 38); Des manquements systématiques au paiement de la rémunération, équivalant à rupture intempestive du contrat. Note (R.D.S. 1972, p. 21); Grève. Suspension du contrat et suspension du délai de préavis. - Staking. Schorsing van het kontrakt en schorsing van de op­zeggingstermijn (Orient. 1971, p. 152); De l'importance du préavis oude l'indemnité en tenant lieu. De la non-assimilation du double pécule à la rémunération. Du caractère contractuel ou non du rne mois. De la nature de la cotisation patronale à l'assurance­groupe. Note (R.D.S. 1972, p. 34); De la grève perlée. Note (R.D.S. 1972, p. 106); Des effets de la prolongation de la durée de l'essai. Note (R.D.S. 1972, p. 120); La valeur du pécule n'est pas due sur l'indemnité de préavis et Ie double pécule ne con­stitue pas une rémunération. Note (R.D.S. 1971, p. 178).

HENRY M., Représentant de commerce. Note sous l'arrêtde la Cour du travail de Liège, du 19 mars 1971 (J.L. 1971-72, p. 19).

J.R.R., Het artsenberoep en arbeidsovereenkomst. Noot (R. W. 1971-72, kol. 1802) ; Hernieuwingsbeding in bediendenovereenkomst voor bepaalde tijd. Noot (R. W. 1971-72, kol. 1068); Tewerk­stelling van vreemde werknemers. Noot (R. W. 1971-72, kol. 1755); Verkiezing van personeelsafgevaardigden. Noot (R. W. 1971-72, kol. 770); Weigering van loon voor wettelijke feestdagen. Noot (R. W. 1971-72, kol. 530); Willekeurige afdanking. Noot (R. W. 1971-72, kol. 246).

JACQMAIN J., L'occupation d'étudiants (J.T.T. 1971, p. 181). KLEYNEN G., Essai. Rupture avant exécution. Indemnité. Note

(J.T.T. 1972, p. 253). KoHL A., Appel incident par Ie ministère public. Note (J.T.T. 1972,

p. 40). LEGROS R., Droit pénal social. A propos du projet de loi sur les

amendes administratives (J.T.T. 1971, p. 97). LEROY G., Préavis. Notification. Note (J.T.T. 1972, p. 125). MAGREZ M., De la grève et de ses effets sur les délais de préavis (J.T.T.

1971, p. 103). MATTHIJS J., Het Arbeidshof en een paar problemen van rechtsbe­

deling (R. W. 1971-72, kol. 881); Tussenvordering, tegenvordering en tussenkomst voor het arbeidsgerecht (R. W. 1972-73, kol.537).

MEERT-VAN DE PuT R., Du secret médical et de la communication, par les médecins-conseils, du résultat de leurs examens de controle. Note (R.D.S. 1972, p. 219).

MEERT-VAN DE PuT R. & BoNHEURE M., Profil de jurisprudence (R.D.S. 1972, p. 1, 137 & 301); Profiel van rechtspraak (T.S.R. 1972, pp. 49, 221 & 323).

MERTENS J., Verordening nr 3 van de Raad van de Europese econo­mische gemeenschap. Uitleenbureau's. Noot (B.T.S.Z. 1971, p. 425); Règlement n° 3 du Conseil de la Communauté économique européenne (R.B.S.S. 1971, p. 415).

- 395 -

ÛSLET R., I1e statut social et la programmation sociale en faveur des travailleurs indépendants (J.T.T. 1971, pp. 85 & 217).

REYLANDT D., Contrat d'emploi conclu entre étrangers. Autonomie de volonté en matière de louage de services. Note (J.T. 1971, p. 77).

ROELS R., Compétence d'attribution. Primes d'assurance. Note (J.T.T. 1972, p. 15); De la prescription de l'action civile fondée sur la violation d'une disposition légale impérative (J.T.T. 1972, p. 65).

SILANCE L., Droit social et sport (J.T.T. 1972, p. 273); Le statut social du sportif (J.T. 1972, p. 237).

SoREL R. & CLAEYS Th., De l'abus de droit. Note (J.T.T. 1971, p. 58); Rupture du contrat avant l'entrée en service. Note (J.T.T. 1971, p. 163).

TAQUET M., Contestations civiles résultant d'une infraction. Notion. Communication au ministère public. Note (J.T.T. 1971, p. 79); Des documents sociaux à remettre par l'employeur au travailleur licencié et des conséquences de leur non-remise. Note (J.T.T. 1971, p. 141).

TAQUET M. & W ANTIEZ C., L'abus du droit de rupture (J.T. 1972, p. 1); L'ancienneté et la notion de même employeur (J.T.T. 1972, p. 129); Les conventions relatives aux délais de préavis. Article 15, alinéa 2 des lois coordonnées sur Ie contrat d'emploi (J.T.T. 1971, p. 49); Les cotisations patronales à l'assurance­groupe. Les évaluations des délais de préavis. Note (J.T.T. 1971, p. 175); Les indices de l'autorité en matière de représentation commerciale (J.T.T. 1971, p. 193); L'indivisibilité des primes et gratifications (J.T.T. 1971, p. 13); Rémunération et pécules de vacances (J.T.T. 1972, p. 241). ·

TRACHTE M.G., Beschouwingen in verband met het M.B. van 1 juni 1971 waarbij het bedrag van sommige aan de tussenpersonen in verzekeringen toegekende commissielonen wordt beperkt (R. W. 1971-72, kol. 1273).

TRINE A., Les étudiants et les lois sociales (R.T. 1972, p. 813); De studenten en de sociale wetten (Arbl., 1972, p. 839); Le pécule de vacances ne fait pas partie de la rémunération. Note (R.D.S. 1971, p. 232); Du droit du travailleur à la prime de fin d'année pro rata temporis. Note (R.D.S. 1972, p. 164).

VAN ÁLSENOY J., Verdeling der zaken in de Arbeidsrechtbank (R.W. 1972-73, kol. 579).

VAN BoECKHOUT J., Beknopt commentaar op de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten (R.W. 1971-72, kol. 745; J.T.T. 1972, p. 1).

VAN DER VoRST P., Les frontières de la répression en droit pénal social (J.T.T. 1972, p. 115); Les infractions à la législation sociale sont-elles des « délits contraventionnels ou réglementaires » 1 Pour une morale de notre temps (J.T.T. 1971, p. 169); Réglementation du travail. Travailleur étranger. Note (J.T.T. 1972, p. 232).

- 396 -

VERHOFSTADT, De schorsing van de opzeggingstermijn in geval van staking. Noot (J.T.T. 1971, p. 3).

VERPOTEN E., Représentation commerciale (R.D.S. 1971, pp. 91 & 141); Handelsvertegenwoordiging (T.S.R. 1971, pp. 93 & 143).

WANTIEZ C., De l'exigence d'une activité personnelle de prospection et de visite dans le chef du représentant de commerce. Note (J.T.T. 1971, p. 8); Dispense de prestations au cours du préavis et rupture du contrat. Note (J.T.T. 1972, p. 63); Durée déter­minée. Contrats successifs. Note (J.T.T. 1972, p. 11); Essai. Prolongation dans les limites légales. Note (J.T.T. 1972, p. 88); Indemnité et pécule de vacances. Note (J.T.T. 1972, p. 171).

*** Délais de prescription des actions nées d'un contrat de travail. Note (Pas. 1971, I, 929).

Il. RAPPORTS COLLECTIFS DU TRAVAIL KoLLECTIEVE ARBEIDSVERHOUDINGEN

BLANPAIN R., CAO betreffende het statuut van de syndikale afvaar­diging van het personeel der ondernemingen (Arbl. 1971, p. 763); Convention collective de travail concernant le statut des délé­gations syndicales du personnel des entreprises (R.T. 1971, p. 743).

BLANPAIN R. & EYSKENS M., De bevoegdheid van de ondernemings­raad in België naar wet en collectief overleg (Arbl. 1972, pp. 1 & 211); La compétence des conseils d'entreprise en Belgique d'après la loi et les négociations collectives (R.T. 1972, pp. 1 & 203).

BLONDIAU P., Les élections sociales. Chronique de jurisprudence (J.T.T. 1972, p. 97).

CLAEYS Th., Élections sociales. Protection. Réintégration. Note (J.T.T. 1972, p. 268).

DAVID A.-F., Conventions collectives et avantages réservés aux syndiqués (J.T.T. 1972, p. 113).

DESOLRE G., J_.a convention collective au niveau international (R.T. 1971, p. 1); De CAO op internationaal niveau (Arbl. 1971, p. 1).

GoDEFROID X., Les clauses créatrices d'obligations dans les conven­tions collectives. Tribunal compétent (J.T.T. 1972, p. 225).

HÉLIN G., Travailleurs protégés, en qualité de membres du C.S.H. Maintien au travail par préférence aux autres travailleurs. -Beschermde arheiders, lid van K.V.H. Behoud aan het werk liever dan de andere arbeiders (Orient. 1972, p. 248).

HENRARD M., Commissions paritaires et conventions collectives de travail (J.T. 1971, p. 53).

J.R.R., Verkiezing van personeelsafgevaardigden voor de paritaire on­dernemingsraden. Noot (R. H'. 1971-72, kol. 770).

MAGREZ M., Les conseils d'entreprise, les comités de sécurité et les élections sociales de 1971. Commentaire de la loi du 17 février 1971 (J.T.T. 1971, p. 73).

PAPIER-JAMOULLE M., Conventions collectives et avantages réservés aux syndiqués (J.T.T. 1972, p. 113).

- 397 -

RoMBOUTS J., De nieuwe en hernieuwde paritaire comités (Arbl. 1972, p. 1221); Les nouvelles commissions paritaires et les commissions paritaires renouvelées (R.T. 1972, p. 1189).

STROOBANT M., De deelname van de werknemers aan het beheer van het bedrijf. Algemene beschouwingen bij de huidige wettelijke toestand in België (Arbl. 1971, p. 229); La participation des tra­vailleurs à la gestion de l'entreprise (R.T. 1971, p. 223).

V., Élections sociales. Unité technique d'exploitation. Note (J.T.T. 1971, p. 126); Élections sociales. Prérogatives de présenter une liste de candidats et d'ester en justice. Note (J.T.T. 1971, p. 128); Élections sociales. Notion de personnel de direction. Note (J.T.T. 1971, p. 129).

VAN ACKER G., De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de voorlichting en de raadpleging van de ondernemingsraden om­trent de algemene vooruitzichten en de tewerkstellingsproblemen in de onderneming (T.S.R. 1971, p. 193); La convention col­lective concernant l'information et la consultation des conseils d'entreprise et les questions de l'emploi dans l'entreprise (résumé) (R.D.S. 1971, p. 204).

VANDERMEULEN G., De syndicale vertegenwoordiging in de openbare diensten. Wetsontwerpen (Arbl. 1972, p. 503 ;) La représentation syndicale dans les services publics. Le projet de loi (R.T. 1972, p. 489).

VERVLOET J., De gerechtelijke controle van de sociale verkiezingen (R. W. 1972-73, kol. 193).

*** Conseil d'entreprise. Rupture. Réintégration. Conditions. Note sous Cass. 15-9-71 (Pas. 1972, I, 51).

III. SÉCURITÉ SOCIALE - SOCIALE ZEKERHEID

ANCIAUX P., La loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail. Stade actuel de l'évolution de la législation en la matière (R.B.S.S. 1972, p. 45); Arbeidsongevallenwet van 10-4-71 (B.T.S.Z. 1972, p. 47); Quelques considérations à propos d'un élargissement du champ d'application de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés (R.B.S.S. 1971, p. 533); Enkele beschouwingen omtrent een ver­ruiming der werkingssfeer van het K.B. nr 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werk­nemers (B.T.S.Z. 1971, p. 547).

ÜLAEYS-LEBOUCQ E., Arbeidsongevallenrecht 1966-70: overzicht van rechtspraak (T.P.R. 1971, p. 267).

CLOSE R., Accident du travail. Grève. Suspension. Note (J.T.T. 1972, p. 45) ..

DE BRUYKER G., Pensioenen voor werknemers. Inleiding van de vordering voor de arbeidsrechtbank. Noot (B.T.S.Z. 1972, p. 507); Pensions des travailleurs salariés. Introduction de la procédure devant les tribunaux du travail. Note (R.B.S.S. 1972, p. 491).

- 398 -

DE KEYSER H., Pension des indépendants. Aperçu de la jurisprudence des 13e et 14e chambres du tribunal du travail de Bruxelles jusqu'au 31 janvier 1972 (J.T.T. 1972, p. 81).

DE MAUBEUGE A .. Le salaire de base des femmes de journée en matière d'accidents du travail (B.A. 1971, p. 5).

DEMEZ G., Compétence de la Cour du travail en matière d'accidents du travail. Appels interjetés après Ie 1-1-70. Note (J.T.T. 1971, p. 54).

DENAEYER J., Wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen (B.T.S.Z. 1971, p. 867); Modifications de la législation en matière de pensions (R.B.S.S. 1971, p. 851).

DENIS P. & GosSERIES Ph., La rente aux ayants droit de la victime d'llll accident du travail (.T.T.T. 1971, p. 230).

Douws E., De plaats van de vrouw in de Belgische sociale zekerheid: leemten en anachronismen van de reglementering (B.T.S.Z. 1971, p. 1171); La place de la femme dans la sécurité sociale beige : lacunes et anachronismes de la réglementation (R.B.S.S. 1971, p. 1145).

DucHATELET L., l\faladie-invalidité. Certificat. Délai. Note (l.T.T. 1972, p. 12); La notion d'accident du travail. Note (J.T.T. 1971, p. 90).

ELST R., Het begrip« loon» in de algemene wetgeving en reglemente­ring der maatschappelijke zekerheid (B.T.S.Z. 1972, p. 163) ;La notion de salaire dans la législation et la réglementation générales de la sécurité sociale (R.B.S.S. 1972, p. 155); Cumulatie tussen tegemoetkomingen en sociale voorzieningen. Noot (B.T.S.Z. 1972, p. 735); Cumul d'indemnités et de prestations sociales. Note (R.B.S.S. 1972, p. 716); Maatschappelijke zekerheid der zeelieden ter koopvaardij. Noot (B.T.S.Z. 1971, p. 543); Sécurité sociale des marins de la marine marchande. N ote (R.B.S.S. 1971, p. 529); Pensioenen (B.T.S.Z. 1972, p. 933); Pensions (R.B.S.S. 1972, p. 911); Territoriale bevoegdheid inzake sociale zekerheid der werknemers. Verordening nr 3 van de E.E.G. Noot (R. W. 1971-72, kol. 188).

ERNST-HENRION M., Évolution du statut de la femme dans Ie droit beige de la sécurité sociale (R.B.S.S. 1971, p. 1123); Evolutie van het statuut van de vrouw in het Belgisch sociale-zekerheidsrecht (B.T.S.Z. 1971, p. 1147).

FAGNART .T.L., Des conditions dans lesquelles les coups portés par un travailleur à un compagnon de travail constituent, pour la victime, un accident du travail. Note (.!.T.T. 1971, p. 138).

FRANÇOIS L., L'accident du travail ou les vicissitudes d'une définition juridique (J.T.T. 1972, p. 193).

GILOT, Des accidents du travail encore (correspondance) (J.T. 1972, p. 454).

GILOT & WAEGENAERE, Application dans Ie temps de la nouvelle loi sur les accidents de travail (correspondance) (J.T. 1972, p. 394).

- 399 -

GossERIES Ph" Assurance contre Ie chomage involontaire. Aperçu de la jurisprudence du tribunal du travail de Bruxelles au cours de l'année 1970-71 (J.T.T. 1972, p. 49); Assurance contre Ie chümage involontaire. L'évolution de la législation de 1967 à 1971 (J.T.T. 1972, p. 289); Assurance obligatoire contre la maladie et l'inva­lidité. Aperçu de la jurisprudence du tribunal de travail de Bru­xelles (9e ch.) au cours de l'année 1971-72 (J.T.T. 1972, p. 209); Assurance maladie-invalidité obligatoire. La procédure de con­trole de l'incapacité de travail (J.T.T. 1971, p. 25); Assurance obligatoire contre la maladie et l'invalidité. Aperçu de la juris­prudence du tribunal du travail de Bruxelles au cours de l'année 1970-71 (J.T.T. 1971, pp. 145 & 157); De la rééducation fonction­nelle, du collège des médecins directeurs des organismes assu­reurs et de la compétence des commissions juridictionnelles. Note (J.T.T. 1971, p. 106); De l'obligation de l'assuré social de faire parvenir un certificat médical au médecin-conseil en cas d'ahsence de son médecin traitant. Note (J.T.T. 1971, p. 192); Maladie-in­validité. Incapacité. Taux. Cumul. Note (J.T.T. 1972, p. 47); Maladie-invalidité. Indépendants. Rééducation professionnelle (J.T.T. 1972, p. 24-9); Maladie-invalidité. Territorialité des presta­tioni<. Note (J.T.T. 1972, p. 282); Le régime d'assurance-indem­nités pour les travailleurs indépendants (.! .. T.T. 1972, p. 177).

GROSSMANN l\'I., Problèmes de la cession temporaire d'un ouvrier en matière d'accidents du travail. Note (J.T.T. 1971, p. 150).

HALLEMANS P., De la possibilité du rejet des dépenses des organismes payeurs d'allocations de chümage. Note (J.T.T. 1971, p. 212);

HALLEMANS P. & DE KEYSER M" Pensioenen voor zelfstandigen. Overzicht van de rechtspraak van de 13e en J4e kamers van de arbeidsrechtbank te Brussel tot 31 januari 1972 (J.T.T. 1972, p. 81).

HANOTIAU B" La sécurité sociale des travailleurs migrants (problèmes et réalisations) (J.T.T. 1972, p. 257).

HENRARD M" Les accidents de travail (J.T. 1971, p. 393); Amendes administratives et accidents du travail (J.T. 1972, p. 116); La pension des travailleurs salariés (J.T. 1971, p. 161).

HENRARD M. & W AEGENAERE, De la loi nouvelle sur les accidents de travail (correspondance) (J.T. 1972, p. 253).

J.R.R" Arbeidsongeval: mede-oorzaak van de lichamelijke schade. Noot (R. W. 1971-72, kol. 1202).

JAGENAU E" De interpretatie van de nieuwe wet op de arbeidsonge­vallen (R. W. 1971-72, kol. 1220).

KEEREMAN E., Geschillen der ziekte- en invaliditeitsverzekering en werking dezer verzekering (B.T.S.Z. 1972, p. 585) ; Litiges de l'assurance contre la maladie et l'invalidité et fonctionnement de cette assurance (R.B.S.S. 1972, p. 569).

L.F.D., Accident de travail. Employeur qui met un travailleur à la disposition d'un autre employeur. Note (Pas. 1971, I, 604).

- 400 -

LAHAYE D. & VrAENE J., De begrippen« arbeidsongeval» en beroeps­ziekte» (B.T.8.Z. 1971, p. 501); Les notions « accident de travail » et « maladie professionnelle » (R.B.8.S. 1971, p. 489).

LAMALLJ<J J., L'allocation de naissance des travailleurs salariés (R.B.8.8. 1972, p. 963); Kraamgeld van de werknemers (B.T.S.Z. 1972, p. 985).

LEHOUCK F., La convention collective de travail et de sécurité sociale. Une étude sociologique (R.B.8.8. 1971, p. 605); De kollektieve arbeids- en sociale zekerheidsovereenkomst (B.T.8.Z. 1971, p. 621).

MAGREZ M., Les allocations familiales spéciales (R.B.8.8. 1972, p. 1009); Bijzondere kinderbijslag (B.T.8.Z. 1972, p. 1029); Le code européen de sécurité sociale et le droit positif belge des prestations familiales pour travailleurs salariés (R.B.8.8. 1971, p. 639); Het Europees wetboek van sociale zekerheid en het Bel­gisch positief recht inzake familiale prestaties voor werknemers (B.T.S.Z. 1971, p. 653).

MERTENS J., Verdrag van de Europese economische gemeenschappen. Art. 119 (Pensioen). Noot (B.T.S.Z. 1971, p. 673); Traité de la Oommunauté économique européenne: article 119 (R.B.8.8. 1971, p. 659).

MrcHAUX .T., Nature juridique du droit aux prestations sociales. Note (R.B.8.8. 1972, p. 725); Juridische aard van het recht op sociale uitkeringen. Noot (B.T.8.Z. 1972, p. 740); Sécurité sociale. Extra­territorialité. Note (R.B.8.8. 1972, p. 1463); Sociale zekerheid. Extraterritorialiteit. Noot (B.T.8.Z. 1972, p. 1501).

NAUDTS P., Les droits de l'épouse séparée de fait à la pension de retraite du mari (Oorrespondance) (J.T.T. 1972, p. 271).

PAS H., Pensioenen der zelfstandigen (K.B. 22-12-67) (R.W. 1971-72, kol. 973 & 2039).

PEERAER W., Ziekte- en invaliditeitsverzekering. Noot (B.T.8.Z. 1972, -p. 725); l\faladie-invalidité. Note (R.B.8.8. 1972, p. 712).

RENARD-PERNOT, Beroepsziekten. Noot (B.T.8.Z. 1972, p. 514); Maladies professionnelles. Note (R.B.8.8. 1972, p. 499).

ROELS R., Assujettissement à la sécurité sociale. Oommentaire des modifications apportées aux textes concernant le régime général (J.T.T. 1971, p. 52); Assujettissement à la sécurité sociale. Modifications intervenues au cours du 1er trimestre 1971 (J.T.T. 1971, p. 100); Assujettissement à la sécurité sociale. Modifications intervenues dans le courant des trois derniers trimestres de 1971 (J.T.T. 1972, p. 85).

RoLAND A., La pension d'invalidité des ouvriers mineurs. Arrêté royal du 19 novembre 1970 (J.1'.T. 1971, p. 109).

RousSEAU P., Assurance contre le chömage involontaire. Aperçu de la jurisprudence du tribunal du travail de Bruxelles au cours de l'année 1970-71 (J.T.T. 1972, p. 49); Ohömage. Allocations. Oon­ditions. Note (J.T.T. 1972, p. 10).

- 401-

ScHEERE A., Het bestaansrecht van het gezin als basis aan de kinder­bijslag (B.T.S.Z. 1971, p. 221); Le droit de l'existence de la famille comme fondement du régime des allocations familiales (R.B.S.S. 1971, p. 215).

SPITAELS-EVRARD A., L'allocation de naissance (R.B.S.S. 1972, p. 1331); Kraamgeld (B.T.S.Z. 1972, p. 1361).

SWILLENS G., Les règlements n°8 3 et 4 de la Communauté économique européenne sur la sécurité sociale des travailleurs migrants (J.T.T. 1971, p. 205).

SzENTKRESZTY DE ZAGON M., Allocations familiales pour travailleurs salariés. Note (R.B.S.S. 1971, p. 813); Kinderbijslag voor werk­nemers. Noot (B.T.S.Z. 1971, p. 829); Le juge de la jeunesse peut-il, à titre de mesure provisoire, prononcer une mise sous tutelle aux prestations sociales 1 Note (J.T.T. 1971, p. 166).

TAQUET M. & W ANTIEZ C., Indemnités de rupture et cotisations de sécurité sociale (J.T. 1971, p. 39).

THEUNISSEN J., De interpretatie van de nieuwste wet op de arbeids­ongevallen (R. W. 1971-72, kol. 1219).

TREFOIS R. & WYNANTS M., Esquisse d'une simplification du régime des prestations familiales aux travailleurs salariés (R.B.S.S. 1971, p. 515).

UYTTERSPROT J., Arbeidsongevallen en ongevallen in technische scholen (R. W. 1970-71, kol. 1547).

V., Du droit de l'attributaire, du réfugié politique et de ses enfants, aux allocations familiales. Note (J.T.T. 1971, p. 143).

V.E., Arbeidsongevallenwet (R. W. 1970-71, kol. 1873). V.H., De akte van homologatie is niet vatbaar voor beroep. Noot. -

L'acte d'homologation n'est pas susceptible d'appel. Note (B.A.­D. V. 1972, p. 935).

V.H., Over de termijn voor het instellen van de herziening. Noot. -Du délai d'introduction de l'action en revision. Note (B.A.-D. V. 1971, p. 895).

V.H., De l'ouvrier prêté. Note. - Over de afgestane arbeider. Noot (B.A.-D. V. 1971, p. 913).

V.H., De quelques principes en matière d'expertise. Note. - Enkele principes inzake expertise. Noot (B.A.-D. V. 1971, p. 211).

V.H., De l'appréciation de l'incapacité permanente qui doit servir à la fixation de la rente viagère. Note. - Over de beoordeling van de bestendige arbeidsongeschiktheid die als basis moet dienen voor de vaststelling van de lijfrente. Noot (B.A.-D. V. 1971, p. 215).

V.H., De rechter is niet gebonden door de konklusies van de expert. Noot. - Le juge n'est pas lié par les conclusions de !'expert. Note (B.A.-D. V. 1971, p. 223).

V.H., Het oorzakelijk verband tussen arbeidsongeval en zelfmoord. Noot. - Du rapport de cause à effet entre accident du travail et suïcide. Note (B.A.-D. V. 1971, p. 26).

- 402 -

V.H;, Over de gevolgen van de weigering van het slachtoffer van een arbeidsongeval een heelkundig ingrijpen te ondergaan. Noot. -Des conséquences du refus de la victime d'un accident du travail de subir une intervention chirurgicale. Note (B.A.-D. V. 1971, p. 30).

V.H., Gebeurt een niet-uitgelokte aanslag in de fabriek door het feit van de uitvoering van de arbeid 1 Noot. - L'agression non provoquée dans l'usine est-elle due au fait du travail 1 Note (B.A.­D. V. 1971, p. 406).

V.H., Wanneer zijn de omwegendeonderbrekingvande weg naar de arbeid gerechtvaardigd. Noot. - Quand un détour et une inter­ruption du chemin du travail sont-ils justifiés 1 Note (B.A.-D. V. 1971, p. 430).

V.H., De la mission d'expertise en accidents du travail et en droit commun. Note. - Over de opdracht van de expert inzake arbeids­On@:eval en gemeen recht. Noot (B.A.-D. V. 1971, p. 436).

V.H., Zijn de arbeiders onder de hoede van de werkgever op het ogenblik van de loonbetaling 1 Noot. - Les travailleurs sont-ils sous la dépendance de l'employeur au moment du payement du salaire 1 Note (B.A.-D. V. 1971, p. 685).

V.H., L'accord homologué devient-il, par homologation, un véritable jugement 1 Note. - Wordt het gehomologeerd akkoord door de homologatie een echt vonnis 1 Noot (B.A.-D. V. 1971, p. 694).

V.H., Du recours de l'assureur-loi contre l'assureur de droit commun pour la pa1tie du capital représentant la rente jusqu'à l'age de la retraite. Note. - Over het verhaal van de verzekeraar-wet tegen de verzekeraar-gemeen recht voor het deel van het kapitaal dat overeenstemt met de rente tot op de normale pensioenleeftijd. Noot (B.A.-D. V. 1971, p. 697).

V.H., De l'accident survenu à l'étranger. Note. - Het ongeval over­komen in het buitenland. Noot (B.A.-D. V. 1972, p. 52).

V.H., Du recours de ]'assnreur-loi contre son propre assuré en tant que tiers responsable. Note. - Het verhaal van de verzekeraar-wet tegen zijn eigen verzekerde als aansprakelijke derde. Noot (B.A.­D. V. 1972, p. 42).

V.H., De la compétence territoriale en matière d'accidents du travail. N ote. - De territoriale bevoegdheid inzake arbeidsongevallen. Noot (B.A.-D. V. 1972, p. 35).

V.H., De l'imprudence sans rapport avec l'exécution du contrat de . travail. Note. - De onvoorzichtigheid zonder verband met de uitvoering van het arbeidskontrakt. Noot (B.A.-D. V. 1972, p. 387).

V.H., De la compétence du tribunal du travail en matière de respon­sabilité civile et de la recevabilité de l'action de l'assureur-loi qui n'a pas indemnisé. Note. - Over de bevoegdheid van de arbeids­rechtbank inzake burgerlijke verantwoordelijkheid en over de ontvankelijkheid van de eis van de verzekeraar-wet die niet vergoed heeft. Noot (B.A.-D. V. 1972, p. 743).

- 403 -

V.H., Sur Ie caractère du délai de procédure, du délai de revision. Notc. - Over het karakter van procedure-termijn, van de herzienings­termijn. Noot (B.A.-D. V. 1972, 735).

V.H., De la présomption suivant laquelle les parents d'une vicitme d'un accident mortel cohabitant avec celle-ci bénéficiaient de son salaire. N ote. - Het vermoeden volgens hetwelk de ouders van het slachtoffer van een dodelijk ongeval, die met dit laatste samen­wonen, van zijn loon genoten. Noot (B.A.-D. V. 1972, p. 729).

V.H., De l'élément d'appréciation du taux d'incapacité dépassant 100 % et rendant nécessaire ]'assistance d'une autre personne à la victime. N ote. - Elementen voor de schatting van het bedrag van ongeschiktheid hoger dan 100 %, dat de hulp van een andere persoon aan het slachtoffer noodzakelijk maakt. Noot (B.A.-D. V. 1972, p. 998).

V.H., De l'ivresse contractée dans l'entreprise comme cause de !'acci­dent sur Ie trajet. Note. - De dronkenschap in de onderneming, als oorzaak van het ongeval op de weg. Noot (B.A.-D. V. 1972, p. 989).

V.H., De la relation de cause à effet entre la lésion et la cause exté­rieure de !'accident. Notes. - Het oorzakelijk verband tussen het letsel en de uitwendige oorzaak van het ongeval. Noten

· (B.A.-D. V. 1972, pp. 418 & 984). V.H., Du refus du tiers en capita!. Note. - De weigering van het derde

in kapitaal. Noot (B.A.-D. V. 1972, p. 972). V.H., De l'octroi ou du refus du tiers en capita!. Note. - Over de

toekenning of de weigering van het derde in kapitaal. Noot (B.A.-D. V. 1971, p. 715).

V.H., Het normaal loon in het bouwbedrijf. Noot. - Du salaire normal dans la construction. Note (B.A.-D. V. 1972, p. 1234).

V.H., De la notion de trajet normal. Notes. - Het begrip« normale weg». Noten (B.A.-D. V. 1971, p. 711; 1972, pp. 407, 1006, 1224 & 1242).

V.H., De !'accident survenu à !'occasion de l'exécution du travail. N ote. - Het ongeval overkomen ter gelegenheid van de uit­voering van de arbeid. Noot (B.A.-D. V. 1972, p. 1216).

V.H., Vergoeding van de rechtstreekse of onrechtstreekse konse­kwenties van het arbeidsongeval. Noot. - De l'indemnisation du dommage consécutif directement ou indirectement, à !'accident du travail. Note (B.A.-D. V. 1972, p. 1208).

V.H., Over de situatie van de vrouw van de begunstigde ener lijfrente die spoorloos verdwijnt. Noot. - De la situation de l'épouse du bénéficiaire d'une rente viagère disparu sans laisser de trace. Note (B.A.-D. V. 1971, p. 726).

V.P., Du taux des allocations de chömage dû à la femme chomeuse dont Ie mari étudiant est à sa charge au point de vue des allo­cations familiales. Note (J.T.T. 1971, p. 225).

- 404 -

VAN CLEMEN I.J.J" De schadevergoeding van arbeidsongevallen op de weg naar en van het werk in de overheidssector (B.T.S.Z. 1971, p. 247); Laréparationdesdommagesrésultant des accidents du travail et des accidents survenus sur le chemin du travail clans le secteur public (R.B.S.S. 1971, p. 241).

VANDENBOSSCHE E., Sociale zekerheid. Noot (B.T.S.Z. 1972, p. 1139); Sécurité sociale. Note (R.B.S.S. 1972, p. 1118).

VAN DER VORST P., Accident du travail. Révision. Note (J.T.T. 1972, p. 93); Accident du travail. Soudaineté. Critère d'extériorité. Note (J.T.T. 1972, p. 8); Allocations familiales. Compétence. Handicapés. Reconnaissance d'incapacité. Note (J.T.T. 1972, p. 252); La compétence gradeuse du juge de paix en matière sociale. Premières réflexions après l'entrée en vigueur du Code judiciaire (J.T.T. 1971, p. 1); Tutelle aux prestations sociales (J.T.T. 1971, p. 59); L'entrée en vigueur de la loi du 10 octobre 1967 contenant Ie code judiciairc et Ie régime des prestations familiales pour travailleurs salariés (R.B.S.S. 1972, p. 297); Wet van 10 oktober 1967 en de regeling van gezinsprestaties voor werknemers (B.T.S.Z. 1972, p. 307); Vévolution des prestations familiales en droit beige (R.B.S.S. 1971, p. 343); De evolutie van de familiale prestaties in het Belgisch recht (B.T.S.Z. 1971, p. 351); Pension de vieillesse. Travailleurs migrants. Conditions. Note (J.T.T. 1972, p. 57); Allocations familiales: Orpheliii. Con~ ditions. Note (J.T.T. 1972, p. 97); Prestations familiales pour travailleurs salariés. Évolution de la jurisprudence en cours des années 1965, 1966, 1968et1969(R.B.S.S. 1971, p. 271); Gezins­bijslag voor werknemers. Evolutie van de rechtspraak in de loop van de jaren 1965, 1966, 1968 en 1969 (B.T.S.Z. 1971, p. 277); Prestations familiales pour travailleurs salariés. Évolution de la jurisprudence au cours des années 1965-66, 1968-69 (R.B.S.S. 1972, p. 169); Gezinsbijslag voor werknemers. Evolutie van de rechtspraak in de loop van de jaren 1965-66, 1968-69 (B.T.S.Z. 1972, p. 177).

VAN HAUWAERT F., Aanpassing van de index in verband met de Belgische sociale zekerheid voor werknemers (B.T.S.Z. 1972, p. 86) ; L'indexation dans Ie cadre de la sécurité sociale beige pour travailleurs salariés (R.B.S.S. 1972, p. 82).

VAN LANGENDONCK J., De harmonisering van de sociale verzekering voor gezondheidszorgen in de E.E.G. (B.T.S.Z. 1972, p. 479); L'harmonisation de l'assurance sociale soins de santé au sein de la C.E.E. (R.B.S.S. 1972, p. 463); De rechtspraak over sociale zekerheid (B.T.8.Z. 1972, p. 1235); La jurisprudence en matière de sécurité sociale (R.B.S.S. 1972, p. 1211).

VELDKAMP G.M.J., Kinderbijslag en/of kinderaftrekregeling (B.T.S.Z. 1972, p. 229); Allocations familiales et/ou abattement (R.B.S.B. 1972, p. 220).

VERHOFSTADT M., De nieuwe arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 (R. W. 1971-72, kol. 977).

- 405 -

VrAENE J. & LAHAYE D., De begrippen «arbeidsongeval» en «be­roepsziekte» (B.T.S.Z. 1971, p. 501); I,es notions «accident de travail » et « maladie professionnelle » (R.B.S.S. 1971, p. 489).

WYNANTS M. & TREFOIS R., Schets van een vereenvoudiging van het stelsel voor gezinsbijslag voor werknemers (B.T.S.Z. 1971, p. 527).

*** Accident du travail. Modifications apportées par la loi du 10 avril 1971 (E.A. 1972, p. 5).

*** Accident de travail. Rémunération effective et rémunération hypothétique (Pas. 1972, I, 839).

*** Accident du travail. Rente viagère. Evolution. Note sous Cass. 12-1-72 (Pas. 1972, I, 458).

*** Chömage. Formalités. Acte d'appel (Pas. 1972, I, 790). *** Jaarlijkse vakantie. Misdrijven bepaald in art. 59 van de ge­

coördineerde wetten van 9 maart 1951. Noot (R. W. 1971-72, kol. 756).

*** Maladie-invalidité. Nomenclature. Note sous Cass. 28-9-71 (Pas. 1972, I, 97-98).

*** Pension des travailleurs salariés. Correspondance (J.T. 1971, p. 264).

Comptes rendus - Boekbespreking

ÜLARENCE MoRRIS, The justification of the law, Philadelphia, Univ. of Pennsylvania Press, 1971, 214 p.

L'auteur s'efforée d'élaborer une théorie de la justice légale, que l'on peut résumer comme suit: la capacité de l'homme d'être juste ne dérive pas de la raison ou de la révélation divines. Les hommes aspirent fermement à la justice; encore faut-il que la société fournisse à tous les habitants,les occasions de développer leurs aspirations dans son cadre. L'auteur estime que ni Marcuse, ni John Stuart Mill n'ont correctement perçu Ie problème.

A la lumière de sa théorie de la justice, !'auteur examine la logique complexe avec laquelle la loi doit tracer son chemin à travers Ie laby­rinthe de l'existence humaine, Ie besoin de règles générales, Ie röle de Ia loi pénale. Il étudie enfin la nature comme sujet de la justice : il faut en tenir compte si l'homme ne veut pas rendre son propre monde inhabitable.

A. TRINE.

DENIS Pierre, Droit de la sécurité sociale, avec la collaboration de Ph. GosSERIES, Bruxelles, Larcier, 1973, 2° édition, 613 p.

Cet important ouvrage a paru dans la collection des précis de la Faculté de droit de l'Université catholique de Louvain. Il témoigne,

- 406 -

dans Ie chef de ses auteurs, d'une profonde connaissance de la matière traitée. L'exposé, qui n'a ricn d'exégétique, décrit, à càté de l'état actuel de l'institution, l'évolution de ses principales composantes. Il constituc une synthèse remarquable par la clarté de l'exposition. En outre, les auteurs en dégagent Ie doctrine.

On y trouvc, aussi, des références bibliographiques et jurispru­dcntielles sélectionnées.

Non seulemcnt les étudiants, mais tous ceux qui, mêlés à la pra­tique journalière du droit social, désirent en connaître la synthèse, tireront profit de la consultation de l'ouvrage de MM. Denis et Gosseries.

A.T.

HANOTIAU B., Les problèmes de sécurité sociale des travailleurs migrants (Droit comparé et droit international privé), Bruxelles, Larcier, 1973, 179 p., 1.136 F.

Comme Ie fait remarquer Ie professeur Rigaux dans sa préface, le juriste qui sans être spécialiste du droit de la sécurité sociale aborde cette matière, est, s'il réfléchit un peu, frappé par divers paradoxes. Le premier, et sans doute le principal, est la haute technicité d'une réglementation cependant appelée à répondre aux besoins les plus élémentaires du travailleur. Le civiliste n'aperçoit que broussailles et enchevêtrement dans des dispositions multiples, souvent revisées et dont les concepts directeurs ne se dévoilent pas au premier regard. Il est à craindre que les nombreux destinataires de ces règles se sentent plus désarmés encore devant un droit spécialement conçu pour les protéger. Au plan d'une analyse comparative, telle que M. Hanotiau noüs la propose, Ie paradoxe s'amplifie. La plupart des pays con­naissent un système de sécurité sociale. Les besoins auxquels il faut faire face sont apparus à peu près à la même époque et résultent de données socio-économiques très similaires: soins de santé, frais d'ac­couchement, maladie professionnelle, accidents du travail, chàmage, incapacité de travail, vieillesse ... Et cependant les techniques mises en amvre sont variées. Fort curieusement; le développement tardif et quasi simultané en divers pays du droit de la sécurité sociale n'a pas eu une conséquence observée en d'autres matières - les droits intel­lectuels, les transports aériens et routiers, l'assurance - à savoir la convergence des solutions nationales. Avec précision et subtilité M. Hanotiau a dénoué un écheveau embrouillé.

L'ouvrage analysé examine successivement les problèmes sui­vants: champ d'application des législations de sécurité sociale dans l'espace; condition des étrangers au regard des lois sociales; conser­vation des droits acquis ou en yoie .d'acquisition dans les législa­tions de sécurité sociale.

Cet ouvrage est une contribution importante au droit social international.

A.T.

- 407 -

LENAERTS Herman, met de medewerking van E. CLAEYS-LEBOUCQ en B. DuBOIS, Inleiding tot het sociaal recht, Gent-Leuven, Uitg. A. Story-Scientia, 1973, xxiv-560 blz.

Het ontlede werk verdient de meeste aandacht van al degene die belang stellen in de beginselen en in de filosofie van het sociaal recht. Zijn titel is de juiste weergave van zijn inhoud : het gaat veel meer om een - weliswaar zeer grondige - inleiding tot, dan om een ontleding van de teksten die dit deel van de rechtswetenschap uitmaken. De practici, die de principes en de evolutie achter de wettelijke en regle­mentaire voorschriften niet meer doorzien, evenmin als de studenten voor wie een leidraad in de studie van de zo ingewikkeld geworden sociale wetgeving onontbeerlijk geworden is, kunnen de lezing van dit boek niet missen.

Na een inleiding, waarin de inhoud en de begripsomschrijving van het sociaal recht, evenals het plan van het handboek besproken worden, wordt het materieel sociaal recht ontleed (object: recht op arbeid, met inbegrip van vrijheid van arbeid, beroepsopleiding, arbeidsvoorziening, ar beidsovereenkomstenrech t, arbeidsbescherming, recht op bestaanszekerheid, hetgeen het loon, de loondervingsver­goeding, de kostenvergoeding omvat; subject van het sociaal recht voor werknemers, voor met werknemers gelijkgestelden, voor zelf­standigen, voor de ganse bevolking). Dan komt de studie van het formeel recht: bronnen (wettelijke regelingen, collectieve en indi­viduele arbeidsverhoudingen, gebruik, hiërarchie van de rechts­bronnen) ; sociaal organisatierecht (vakverenigingsrecht, publiek­rechtelijke bedrijfsorganisatie, arbeidsgemeenschap, sociaal bestuurs­recht); sociaal handhavingsrecht (sociaal strafrecht, toezichtsrecht, collectieve geschillen); autonomie van het sociaal recht (situering t.o.v. het burgerlijk, het publiek het economisch recht, andere sociale voorzieningen; interne structuur van het sociaal en het arbeidsrecht en van de sociale zekerheid ; proeve van hetvorming en vormgeving van het sociaal recht).

Deze opsomming van de door prof. Lenaerts behandelde punten volstaat zeker niet om een voldoende idee te geven van deze diepgaande studie:·

A.T.

MÉGRET J., J.~v. Loms, D. VrnNES, M. W AELBROECK, Le droit de la Oommunauté économique européenne. Volume 7 : Politique sociale, Bruxelles, U.L.B. Inst. ét. europ., 1973, 142 + 62 p.

La présente étude est consacrée à la politique sociale de la Com­munauté, telle qu' elle résulte des dispositions des articles 117 à 128 du traité et des textes pris pour leur application (ce qui concerne la libre circulation des travailleurs a fait l'objet d'une analyse au tome 3 du même ouvrage).

- 408 -

Un premier chapitre d'analyse reprend et analyse, de façon à la fois exégétique et critique, chacun des articles 118 à 122. On lira avec un particulier intérêt étant donné son actualité, Ie commentaire de l'article 118, concernant l'égalité de rémunération, notamment entre hommes et femmes. Le second chapitre est spécialement consacré au Fonds social européen. Vient ensuite un commentaire. Suit alors un commentaire traitant, sur Ie plan concret, des problèmes de l'emploi, des conditions de vie et de travail, du röle des partenaires sociaux dans l'élaboration de la politique sociale européenne.

On trouve encore dans l' ouvrage des questions écrites à la Commis­sion des communautés européennes, de la jurisprudence de la Cour de justice, ainsi que la reproduction in extenso des textes d'application. A une époque ou l'influence du droit social européen sur Ie droit national ne cesse de s'étendre, la consultation de eet ouvrage paraît indispensa ble.

A.T.

*** Compte rendu de la commémoration du 50e anniversaire de l' Asso­ciation des Caisses d'allocations familiales, le 27 novembre 1972, Bruxelles, A.C.A.F., 1973, 131 p.

Cet ouvrage contient, à cöté d' allocutions de circonstance, quelques intéressantes études scientifiques. Citons:

Ludo Asselberghs, Évolution des allocations familiales en Belgique (p. 15-49) : cette monographie retrace les étapes du régime quant à l'évolution de son champ d'application et des avantages qu'il accorde;

Lucie Deltour, L'aspect social des prestations familiales (p. 51-64): L'auteur y analyse l'influence des considérations sociales sur l'attri­bution des prestations familiales; l'individualisation desdites presta­tions pour des raisons sociales dans Ie cadre de l'application de la réglementation, et enfin, la tutelle aux pre~tations familiales;

Ch. Jaumotte et J. Lacroix-Destrée, Evolution des prestations familiales comparées aux salaires (étude d'allure socio-économique) (p. 65-88);

J. Van Steenberge, Comparaison de quelques régimes européens d'allocations familiales (p. 89-114).

*** La rappresentanza professionale e lo statuto dei lavoratori. Àtti delle giornate di Perugia, 22-23 maggio 1970, Milano, Giuffrè Ed., 1971, 222 p.

L'européanisation des institutions ne peut laisser Ie juriste in­différent. C'est la raison pour laquelle nous présentons aujourd'hui cette étude de droit italien. Elle a été élaborée à I'initiative de 1'« Asso­ciazione italiana del diritto del lavoro et della sicurezza sociale», section italienne de l'Association internationale de droit du travail

......:1- ... " ... ~

- 409 -

et de la sécurité sociale. Elle s'est arrêtée à un aspect important du statut du droit des travailleurs, à savoir Ie problème de leur repré­sentation professionnelle.

L'ouvrage, qui publie les actes de journées d'études, comporte une substantielle étude du professeur Mancini. Il y examine la position du problème en partant d'une analyse de la législation italienne, dont il souligne les caractères et les lacunes, parfois importantes.

Cette étude, d'aspect technique poussé pour ceux quine sont pas familiarisés avec le droit. italien, sera cependant utile surtout aux spécialistes du droit comparé.

Ajoutons que la plus grande partie du volume reprend de nom­breuses interventions au cours des journées de Pérouse.

A. TRINE.

*** Recueil annuel de jurisprudence belge. Année 1972, par Jacques LEPAFFE, Bruxelles, Larcier, 1973, 677 p. 3904 F (dos cuir: 4.504 F).

Cet important ouvrage constitue un élément de travail indispen­sable au juriste. Même le praticien du droit social y trouvera, pour l'essentiel, son compte: la rubrique des accidents du travail ne com­porte pas moins de 133 sommaires de jurisprudence; celle des allo­cations familiales 4; celle de l'assurance maladie-invalidité, 82; celle du chömage : 30; celle du louage de services : 182; celle des pensions : 173; celle de la sécurité sociale : 10, etc. A cöté des sommaires, on relève aussi une jurisprudence sélectionnée par matière.

A.T.

*** Ver slag van de herdenking van het 50-jarig bestaan van de Ver­eniging der Kassen voor gezinsvergoedingen, op 27 november 1972, Brussel, V.K.G., 1973, 139 blz.

Dit werk bevat, naast gelegenheidstoespraken, enkele interes­sante wetenschappelijke studies. Melden wij, o.m.:

Ludo Asselberghs, De evolutie van de gezinsvergoedingen in België (blz. 17-51) : deze monografie schetst de etappen van het regime wat de evolutie van zijn toepassingsgebied en de door hem toegekende voordelen betreft;

Lucie Deltour, Het sociaal aspekt van de gezinsprestaties (blz. 53-67) ; schrijfster ontleedt er : de invloed van de sociale overwegingen op de toekenning van de gezinsprestaties; het individualiseren van de genoemde prestaties om sociale redenen in het kader van de toepassing van de reglementering; de voogdij over de gezinsprestaties;

Ch. Jaumotte en Y. Lacroix-Destrée, De evolutie van de kinder­bijslag in vergelijking met het loon (het gaat om een vooral socio-eko­nomische studie) (blz. 69-93);

J. Van Steenberge, Proeve van vergelijking van enkele Europese kinderbijslagregelingen (blz. 95-119).

Table des matières - Inhoudstabel Année 1973 jaargang

Doctrine - Rechtsleer

ÁMELINCK D. & DE CEUSTER R., Het ouderdomspensioen voor de uit de echt gescheiden vrouw in het sociale zekerheidsrecht 273

BoNHEURE-FAGNART M., Les crédits d'heures . 49 BLANPAIN R., Vastheid van betrekking in de E.G. . 97 DE BROECK G., La législation sociale en 1972 . 1 DE BROECK G., De sociale wetgeving in 1972 . 4 DE MEESTER H., De zware fout in de ziekte- en invaliditeitsver-

zekering . . . 203 FAGNART, Du barème à appliquer pour déterminer laquote-pa1·t de

l' assureur-loi en cas d' accident du travail et de concours de réparation avec l'assureur de droit commun . . . 378

GEYSEN R., La notion de rémunémtion en droit belge . 353 GEYSEN R., De vrije beroepen en de collectieve arbeidsovereen-

komsten . . . . 368 H(ÉLIN) G., De la prora.tisation de la prime. Note sous 0. trav.

Liège 28-3-73 . . 338 H{ÉLIN) G., De l'occupation d'un an conditionnant l'octroidel'in-

demnité d'éviction. Note sous Trav. Bmges 26-6-72 341 LAMAL N., Prime de fin d'année et obligation naturelle . 103 VAN LAETHEM R., La procédure de'vant les juridictions du travail 193

Sommaires - Korte inhouden

Voir J urisprudence - Zie Rechtspraak

Comptes rendus - Boekbespreking

BERGER J.-M., Le droit social du trauàil indépendant . 95 CLARENCE MORRIS; The justijication of the law . 405 CoLENS A., Le contrat d'emploi . . 192 HANOTIAU B., Les problèmes de sécurité sociale des travailleitrs

. migrants . 406 DENIS P., Droit de la sécurité sociale . . . . 405 J,AGASSE Ch.E. & REMICHE B., Une constitution inactivée . 95 LENAERTS H., Inleiding tot het sociaal recht . 407 MÉGRET J., Lours J.-V., VIGNES D., WAELBROECK M., Le d10it

de la Communauté économique européenne . 407

- 411 ~

PrnoN J., Introduction au droit du travail dans les pays de la Communauté économique européenne. Essai de d?·oit com-paré 96

RrnAs J.J., JoNCZY M.J. & SÉCHÉ G., Droit social européen . 96 *** Compte rendu de la commémoration du 50e anniversaire de

l' Association des Caisses d'allocations familiales, le 27 no-vembre 1972 . 408

*** Exposé sur l' évoliition de la situation sociale dans la Com-munaitté en 1973 192

*** Rapport général sur la sécurité sociale, M inistère de la pré-1Joyance sociale 48

*** La rappresentanza prof essionale e lo statuto dei lavoratori. Atti delle giornate di Perugia, 22-23 maggio 1970 . 408

*** Recueil annuel de jurisprudence belge. Année 1972 . 409 *** Verslag over de ontwikkeling van de sociale toestand in de

gemeenschap in 1973 . 192 *** Verslag van de herdenking van het 50-jarig bestaan van de

Vereniging der Kassen voor gezinsvergóedingen, op 27 no-vember 1972 409

Bibliographie Bibliografie

Principaux articles et notes d' observations sur le droit social belge parus en 1971et1972 . 392

Voornaamste artikelen en noten over het Belgisch socia,al recht ver-schenen in 1971en1972 392

Jurisprudence

ABSENCE

RECHERCHE D 'UN EMPLOI

Trav. Turnhout 21-2-73 191 ACCIDENT DU TRAVAIL

ACCIDENT MORTEL. CONTRAT D'AP·

PRENTIS$AGE

C. trav. Gand (seot. Bruges) 11-1-73 337

BARÊME

C. trav. Bruxelles 27-6-72 375 C. tra v. Bruxelles 19-6-73 376

CHEMIN DU TRAVAIL. NoTION

Trav. Anvers 13-4-72 i85 COMPÉTENCE. TIERS RESPONSABLE

Trav. Termonde (sect. St Nico-las) 20-6-72 78

·FRAIS DE L'INSTANCE

Trav. Malines 19-2~73 349 · JNDEMNITÉ. PLAFOND

Cassation 20-6-73 215 LÉGISLATION APPLICABLE

Cassation 20-6-73 122 PRESCRIPTION

Trav. Liège 20-11-72 349 Trav. Tongres 8-5-73 264

REVISION

Cassation 4-4-73 . 174 SALAIRE DE BASE

C. trav. Bruxelles (sect. Anvers) 1-2-73 184

C. trav. Bruxelles (sect. Mons) 21-2-73 245

412 -

ALLOCATIONS FAMILIALES

ENFANT HANDICAPÉ

C. trav. Bruxelles (sect. Mons) 16-3-73 302

C. trav_ Liège (sect. Libramont) 14-3-73 308

ENFANT PLACÉ

Trav. Bruxelles 27-11-72 318

APPRENTISSAGE (CONTRAT)

RUPTURE

Trav. Charleroi 5-2-73 150

CESSION D'ENTREPRISE Cassation 6-6-73 _ 178

CHOMAGE

REJET DES ALLOCATIONS

Trav. Furnes 15-12-72 352

REPRISE DU TRA V AIL. RÉSERVES

Cassation 16-5-73 175

TRAVAILLEUR À DOMICILE

Trav. Audenaerde 16-3-73 189

TRAV AILLEUR INTÉRIMAIRE

Trav. Bruxelles 18-10-72 145

CODE JUDICIAIRE

TOGE DES CONSEILLERS ET JUGES

SOCIAUX

C. trav. Bruxelles (sect. Anvers) 22-6-72 269

COMITÉ DE SÉCURITÉ ET

D'HYGIÈNE

ÉLECTION DÉCISION DU B.R. RECOURS

Trav. Anvers 16-10-72 340 C. trav. Bruxelles 6-11-72 128

COMMISSION PARITAIRE DETTE EN PRESTATIONS. REMISE

Trav. Anvers 9-4-73

DIFFÉRENCES SELON LE SEXE

Cassation 2-5-73 .

253 COMPÉTENCE

App. Bruxelles (sect. Mons) 107 20-10-72 241

Trav. Arlon 2-2-72 93 COMPÉTENCE

DURÉE ANORMALE

C. trav. Bruxelles (sect. Mons) 13-3-73 247

Trav. Anvers 26-6-72 46

Trav. Anvers 19-3-73 250

EMPLOI CONVENABLE. ABANDON

DE TRAVAIL

Trav. Anvers 26-6-72 47

EMPLOI CONVENABLE. REFUS

Cassation 16-5-73 111

ÉTUDES

Cassation 21-2-73 18

FAUSSE DÉCLARATION

C. trav. Liège (sect. Hasselt) 22-6-72 74

GESTION D'UN PATRIMOINE PROPRE

Trav. Verviers 21-2-72 351

HANDICAPÉ

Cassation 16-5-73 176

JOURNÉE HABITUELLE D'INACTI-

VITÉ

Trav. Bruxelles 21-5-73 257

MoTIF ÉQUITABLE

C. trav. Bruxelles (sect. Mons) 20-3-73 249

COMPÉTENCE D 'ATTRIBUTION

Cassation 23-5-73 114

COMPÉTENCE RATIONE MATERIAE

Trav. Gand 19-11-71 81

FAILLITE

Cassation 3-5-73 . 110

fuNDICAPÉ

Trav. Tournai 18-4-72 266

REPRÉSENTATION COMMERCIALE

C. trav. Bruxelles 11-4-72 179

Arr. Liège 25-5-73 263

STATUT OU CONTRAT

Cassation 13-6-73 177

TITRE EXÉCUTOIRE POUR PAIEMENT

DU PÉCULE DE V ACANCES

Trav. Gand 19-2-73 . 348

COMPÉTENCE D'ATTRIBUTION

Cassation 23-5-73 114

COMPÉTENCE RATIONE

MATERIAE

Trav. Gand 19-11-71 81

CONVENTION COLLECTIVE

DE TRAVAIL

Voir : Commission paritaire. CRITÈRE. QUALIFICATION

Voir : Procédure, Sécurité sociale.

413 -

DOCUMENTS SOCIAUX

DOMMAGES ET INTÉRÊTS POUR NON

REMISE

C. trav. Bruxelles 2-2-73 332 SECRÉTARIATS SOCIAUX D'EMPLO­

YEURS

Corr. Mon~ 5-11-73 395 DOMESTIQUES

CONCUBINE

Trav. Namur 10-10-72 350 DURÉE

PRESTATIONS

Trav. Anvers 5-1-73 144 DURÉEDÉTERMINÉE

C. trav. Bruxelles 6-3-73 224 ESSAI

!NDEMNITÉ

Cassation 12-9-73 372 RUPTURE. ÛROSSESSE

Cassation 2-2-73 . 7 ÉTUDIANT (CONTRAT D')

COPIE DU CONTRAT

Trav. Gand 30-10-72 155 FERMETURE D'ENTREPRISE

RECEVABILITÉ DE L'ACTION CON-

TRE LE FONDS

Cassation 30-5-73 117 RUPTURE DU CONTRAT. MOMENT

C. trav. Bruxelles (sect. Anvers) 22-2-73 334

GRÈVE

ARRÊTS DE TRAVAIL COLLECTIFS

FRÉQUENTS ET DE COURTE

DURÉE

Trav. Namur 30-4-73 322 LIEU DE TRAVAIL. DROIT D'Y PÉ­

NÉTRER

C. trav. Bruxelles 12-2-73 294 HANDICAPÉS

LIBRE CIRCULATION DES TRAVAIL­

LEURS

Cour just. C.É. 11-4-73 . 212 INDEMNITÉ

Voir aussi: Rupture. Trav. Termonde (sect. St Nico-

las) 7-2-73 186

lNTÉRÊTS

C. trav. Bruxelles (sect. Anvers) 10-3-73 298

INDÉPENDANTS (STATUT SO­

CIAL)

AcTES ADMINISTRATIFS. CoNTES­

TATION

Trav. Malines 2-2-73 188 CoTISATIONS

C. trav. Liège 3-4-73 312 Trav. Anvers 17-1-72 313 Trav. Charleroi 20-6-73 319

COTISATIONS ARRIÉRÉES. PRES­

CRIPTION

Trav. Termonde (sect. St Nico-las) 8-11-72 80

CoTISATIONS DE RÉGULARISATION

C. trav. Liège (sect. Hasselt) 13-2-73 143

PRESCRIPTION

C. trav. Bruxelles (sect. Mons) 13-12-73 383

JOURS FÉRIÉS

lNFRACTION. PRESCRIPTION

C. trav. Gand 24-11-72 336 MALADIE

AVERTISSEMENT

Trav. Verviers 24-1-72 41 ÜERTIFICAT MÉDICAL. DESTINA­

TAIRE

C. trav. Bruxelles (sect. Mons) 22-12-72 132

MÉDECIN-CONTRÖLEUR. Avrs. VA-

LEUR

C. trav. Bruxelles 3-4-73 226 REPRISE DE TRAVAIL (TENTATrvE)

Trav. Anvers 18-10-73 . 386 RUPTURE PENDANT l•r MOIS

C. trav. Bruxelles 7-2-73 268 MALADIE-INVALIDITÉ

CERTIFICAT MÉDICAL. !NTRODUC-

TION TARDIVE

Trav. Huy 4-5-73 261 CONCOURS AVEC REVENUS PRO­

FESSIONNELS

Cassation 14-2-73 15

414-

EXPERTISE

C. trav. Bruxelles 21-12-72 221 INCAPACITÉ DE TRAVAIL. CONSTA·

TATION

Trav. Huy 4-5-73 262 INDEMNITÉS. SAISONNIER ANCIEN

INDÉPENDANT

C. tra.v. Bruxelles (sect. Mons) 9-1-73 134

JOUR DE CARENCE

Trav. llfalines 28-3-73 86 VEUVE AYANT-DROIT

Trav. Termonde (sect. Alost) 21-12-72 347

MATERNITÉ (PROTECTION)

LICENCIEMENT

C. trav. Bruxelles (sect. Mons) 29-6-73 304

PREUVE

Trav. Gand 26-2-73 . 162 RUPTURE

Cassation 13-6-73 178

MOTIF GRAVE (FOND)

INDEMNITÉ. p AIEMENT

C. trav. Bruxelles 4-12-72 331 TRAVAILLEUR PROTÉGÉ

C. trav. Bruxelles 4-12-72 331

MOTIF GRAVE (FORMALITÉS)

N OTIFICATION

Cassation 16-5-73 175 Cassation 23-5-73 114 C. trav. Bruxelles 7-3-72 44 Trav. Termonde (sect. Alost)

20-11-72 346 NoTIFICATION. SusPENSION DU

CONTRAT

C. trav. Bruxelles 12-2-73 294

MOTIFS GRAVES (CAS

D'ESPÈCE)

ABSENCE

Cassation 23-5-73 176 CONCURRENCE

Trav. Termonde (sect. St Nico-las) 7-2-73 187

GIFLE À UN COLLÈGUE

C. trav. Liège 11-10-72 46

INSUBORDINATION

C. trav. Bruxelles 4-12-72 331 ÛCCUPATION D'USINE

C. trav. Bruxelles 12-2-73 294 PENSION DE VIEILLESSE

(SALARIÉS)

ACTIVITÉ AUTORISÉE

C. trav. Bruxelles 30-6-71 20 C. trav. Bruxelles (sect. Mons)

20-2-73 243 CARRIÈRE. PREUVE

C. trav. Bruxelles 11-5-73 235 CONVENTIONS INTERNATIONALES

Trav. Tongres 29-5-73 265 DEMANDE. INTRODUCTION

Trav. Audenaerde 15-2-73 189 INDEMNITÉ D'ADAPTATION

Trav. Tournai 16-1-73 191 NOUVELLE DEMANDE. LÉGISLA-

TION APPLICABLE

C. trav. Bruxelles 29-6-72 66 POURBOIRE

Voir: Rémunération (Protection). PRÉAVIS

Voir aussi: Motif grave. Rupture. CONVENTIONNEL

Trav. Namur 18-12-72 167 DÉLAI

C. trav. Bruxelles 6-6-72 125 C. trav. Bruxelles 20-6-72 331 Trav. Bruxelles 8-2-73 344 Trav. Termonde (sect. St-Nico-

Ias) 7-2-73 . 347 Trav. Nivelles (sect. Tubize)

7-6-73 325 C.P. Tournai 6-2-71 . 189

DÉLAI. MENTION

C. trav. Gand 8-11-72 335 EMPLOYÉS SUPÉRIEURS

C. trav. Bruxelles 7-3-72 44 Trav. Termonde (sect. Alost)

16-10-72 94 LANGUE (EMPLOI)

C. trav. Bruxelles (sect. Anvers) 5-6-72 182

LOi APPLICABLE

Trav. Bruxelles 9-2-73 344

415 -

MÊME EMPLOYEUR

0. trav. Gand 8-11-72 335 RUPTURE PENDANT PRÉAVIS

Trav. Termonde (sect. St-Nico-

las) 7-2-73 . 347 SIGNIFICATION

Cassation 4-4-73 . 173

PRESCRIPTION

ACTION NÉE APRÈS LA RUPTURE

Trav. Bruxelles 23-11-72 343 ACTION PUBLIQUE. lNTERRUPTION

Cassation 5-2-73 . 8 ÜONTRATS SUCCESSIFS

Trav. Nivelles (sect. Tubize)

7-6-73 325

DÉLAI

C. trav. Bruxelles (sect. Anvers)

23-10-72 271 0. trav. Bruxelles 23-11-72 343

DEMANDE RECONVENTIONNELLE

Trav. Charleroi 9-10-72 345

PROCÉDURE

ACTIO AD FUTURUM

Trav. Huy 14-2-73 259 APPEL

0. trav. Bruxelles (sect. Mons)

7-7-72 25, 240 FRAIS (AVANT LE 1-1-70)

Trav. Malines 19-2-73

.FRAIS. TRAVAILLEURS INDÉPEN·

DANTS

349

C. trav. Gand 19-5-72 272

JUGEMENT. MoTIF ET DISPOSITIF

Trav. Hasselt 3-3-72 87

JUGEMENT. SIGNIFICATION ERRO·

NÉE

Cassation 6-6-73 . 120

PROFESSEUR

C. trav. Bruxelles 6-3-73 180

QUALIFICATION DONNÉE PAR LE

TRIBUNAL D 'ARRONDISSEMENT.

PORTÉE

C. trav. Bruxelles 13-12-72 92

QuALITÉ. PREl.'VE

C. tra v. Brux ~lies (sect. Anvers)

7-6-72 183

QUITTANCE POUR SOLDE DE

COMPTE

Cassation 27-6-73 217 REQUÊTE. lNTRODUCTION PAR UN

MINEUR

Trav. Namur 10-10-72 350 SuBORDINATION. MÉDECIN

C. trav. Gand 27-12-72 337 QUITTANCE POUR SOLDE

DE COMPTE

Cassation 27-6-73 217 RÈGLEMENT DE TRAVAIL

MARIAGE. RÉSILIATION

0. trav. Bruxelles (sect. Anvers)

17-1-73 333 MOTIF GRAVE CONVENTIONNEL

0. trav. Bruxelles (sect. Anvers)

23-10-72 270 RÉMUNÉRATION

Voir aussi : Salaire garanti.

PÉCULE DE V ACANCES

C. trav. Bruxelles 7-3-72 44 0. trav. Bruxelles 20-6-72 330 C. trav. Bruxelles 6-6-72 125 0. trav. Bruxelles (sect. Anvers)

10-3-72 298 Trav. Nivelles (sect. Tubize)

7-6-73 325 PRIME DE FIN D'ANNÉE

0. trav. Liège (sect. Libramont)

28-3-73 338 Trav. Anvers 13-2-73 76

TREIZIÈME MOIS

0. trav. Bruxelles (sect. Anvers)

10-3-73 298 Trav. Bruxelles 30-11-72 147

RÉMUNÉRATION (PROTEC-

TION)

ASSURANCE DE GROUPE

Trav. Anvers 13-2-73 186 FouRNITURES

C. trav. Bruxelles (sect. Mons)

17-11-72 29 lNDEMN!TÉ DE SÉCURITÉ D'EXIS·

TENCE

C. trav. Ga.nd (sect. Bruges)

1-3-72 185

-416 -

POURBOmE

Trav. Bruxelles 24-2-72 255 RETENUES

Trav. Bruxelles 9-2-73 344 REPRÉSENTANT DE COM-

MERCE

COMMISSIONS. N OTION. ÄNNÉE

ANTÉRIEURE

Cassation 7-7-73 . 65 CoNDITIONS DE TRAVAIL. CHAN­

GEMENTS

C. trav. Bruxelles 7-2-73 179 Do111MAGES-INTÉRflTs

Trav . .Anvers 17-10-72 340 INDEMNITÉ D'ÉVICTION

C. trav. Bruxelles (sect. Anvers) 30-6-72 184

Trav . .Anvers 2-1-73 315 Trav. Bruges 26-6-72 341 Trav. Termonde (sect. .Alost)

30-6-71 152 INDICES D'AUTORITÉ

C. trav.- Gand (11ect. Bruges) · 9-11-72 29

P&ÉSOMPTION LÉGALE

C. tra.v. Bruxelles 20-12-71 271 C. trav. Bruxelles 11-4-72 179 Trav. Gand.19-11-71 81

RUPTURE

ÄBANDON DE TRAVAIL

Trav. Charleroi 9-10-72 345 CHANGEMENT DES CONDITIONS

C. trav. Bruxelles 6-12-72 219 Trav. Tournai (sect. Mouscron)

15-12-72 350 CoMPORTEMENT DE Tmxs

C. tra.v. Bruxelles 2-5-72 CoNTRAINTE MORALE

Trav. Bruxelles 28-9-72 INDEMNITÉ

Cassation 14-2-73 Cassation 18-4-73 Trav. Turnhout 25-1-71

LICENCmMENT ABUSIF

C. trav. Gand 9-5-73 Trav. Bruxelles 9-2-73 Trav. Ga.nd 19-3-73 .

330

36

11 175 351

141 344 164

MARIAGE

C. trav. Bruxelles (sect . .Anvers) 17-1-73 333

N OTIFICATION

Trav. Gand 19-3-73 . 164 RUPTURE AVANT COMMENCEMENT

C. trav. Bruxelles 21-11-72 44 Trav. Turnhout 25-1-71 351

TRAVAIL DE SUBSTITUTION

C. trav. Bruxelles 6-3-73 181

SALAIRE GAR.ANTI

GRÈVE

Trav. Turnhout 18-5-73 171 SÉCURITÉ SOCIALE

CoTISATIONS. ÄPPARTENANCE À

UNE COMMISSION PARITAIRE

C. trav. Bruxelles 4-4-73 230 COTISATIONS. FIXATION D'OFFICE

Cassation 6-6-73 . 120 CoTISATIONS. MAJORATIONS

C. trav. Liège 12-2-73 307 PRIME DE FIN D'ANNÉE

C. trav. Bruxelles (àect. Anvers) ~~D ~

RETENUES INSUFFISANTES

Trav. Gand 30-10-72 155 SUBORDINATION

Trav. Nivelles (sect. Wavre) 16-3-73 87

TRAVAILLEUR À DOMICILE

Trav. Bruxelles 10-8-72 33

SUBORDINATION Voir: Procédure. Sécurité sociale.

TRAV AILLEURS PROTÉGÉS J,ICENcmMENT POUR MOTIF TECH­

NIQUE

Trav. Mons 3-5-73 188 UNITÉ D'EXPLOITATION

Cassation 4-4-73 . 173

V .ACANCES .ANNUELLES

PÉCULE. INDEMNITÉ DE RUPTURE

C. trav. Bruxelles 7-3-72 44 C. trav. Bruxelles 6-6-72 125 C. trav. Bruxelles 20-6-72 330 C. trav .. Bruxelles (sect. Mons)

12~3-73 334

- 417

l'BESCRIPTION

Tra.v. Turnhout 27-3-72 90 TITRE EXÉCUTOmE POUB PAIE·

MENT DU PÉCULE

Tra.v. Ge.nd 19-2-73 . 348

Rechtspraak AFSTAND VAN ONDERNEMING

Kassa.tie 6-6-73 . 178 AFWEZIGHEID OM EEN BE­

TREKKING TE ZOEKEN

Arb. Turnhout 21-2-73 191 ARBEIDSONGEVAL

BAREMA

Arb. h. Brussel 27-6-72 . 375 Arb. h. Brussel 19-6-73 . 376

BASISLOON

Arb. h. Brussel (afd. Antwer-

pen) 1-2-73 184 Arb. h. Brussel (afd. Bergen)

21-2-73 245 BEVOEGDHEID. DERDE VEBANT·

WOORDELIJKE

Arb. Dendermonde (afd. St Ni-

klaas) 20-6-72 78 DODELIJK ONGEVAL. LEEBOVEB·

EENKOMST

Arb. h. Gent (afd. Brugge)

11-1-73 337 HERZIENING

Kassa.tie 4-4-73 174 KOSTEN VAN HET GEDING

Arb. Mechelen 19-2-73 . 349 VERGOEDING.LOONGRENS

Kassa.tie 20-6-73 215 VERJARING

Arb. Luik 20-11-72 349

KoNTBAKTUELE DRINGENDE

BEDEN

Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 23-10-72 . 270

BEPAALDE DUUR

Arb. h. Brussel 6-3-73 224

BESCHERMDE ARBEIDERS

AFDANKING WEGENS TECHNISCHE

BEDEN

Arb. Bergen 3-5-73 188 BEDRIJFSEENHEID

Kassa.tie 4-4-73 173

BEVOEGDHEID

F AILLISSEJllENT

Kassa.tie 3-5-73 110 HANDELSVERTEGENWOORDIGING

Arb. h. Brussel 11-4-72 . 179 Arb. Luik 25-5-73 . 263

MINDER· VALIDEN

Arb. Doornik 18-4-72 266 RATIONE lllATEBIAE

Arb. Gent 19-11-71 . 81 STATUUT OF KONTBAKT

Kassa.tie 13-6-73 177 UITVOERBARE TITEL VOOR l!E·

TALING VAN VAKANTIEGELP

Arb. Gent 19-2-73 . 348 V OLSTBEKTE BEVOEGDHEID

Kassa.tie 23-5-73 114

Arb. Tongeren 8-5-73 WEG NAAR DE ARBEID. BEGRIP

Arb. Antwerpen 13-4-72

264 DIENSTBODE BIJZIT

185 WETGEVING. TOEPASSELIJK

Kassa.tie 20-6-73 122 ARBEIDSDUUR

Arb. Antwerpen 5-1-73 . 144 ARBEIDSREGLEMENT

HUWELIJK. VERBREKING

Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 17-1-73 . 333

Arb. Na.men 10-10-72

DRINGENDE REDEN

(FORMALITEITEN)

BETEKENING

. 350

Kassa.tie 16-5-73 175 Kassa.tie 23-5-73 114 Arb. h. Brussel 7-3-72 44 Arb. Dendermonde (afd. Aalst)

20-11-72 346

418-

BETEKENINQ. SCHORSING VAN HET

KONTRAKT .Arb. h. Brussel 12-2-73 . 294

DRINGENDE REDEN (GROND) BESCHERMDE ARBEIDER

Arb. h. Brussel 4-12-72 . 331 VERBREKINGSVERGOEDING. BE-

TALING

.Arb. h. Brussel 4-12-72 . . 331

DRINGENDE REDENEN (GE­

VALLEN) AFWEZIGHEID

Kassatie 23-5-73 176 BEZETTING VAN FABRIEK

Arb. h. Brussel 12-2-73 . 294

MEDEDINGING .Arb. Dendermonde (afd. St Ni-

klaas) 7-2-73 . 187 OORVEEG AAN KOLLEGA

Arb. h. Luik 11-10-72 46 WEERSPANNIGHEID

Arb. h. Brussel 4-12-72 . 331

FEESTDAGEN

MISDRIJF. VERJARING Arb. h. Gent 24-11-72 . 336

GERECHTELIJK WETBOEK

.AMBTSKLEDIJ VAN DE SOCIALE

RAADSHEREN EN RECHTERS Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 22-6-72 . 269

GEWAARBORGD LOON

STAKING Arb. Turnhout 18-5-73

HANDELSVERTEGENWOOR­DIGER

ARBEIDSVOORWAARDEN. WIJZI­GINGEN.

171

Arb. h. Brussel 7-2-73 179 INDICIËN VAN GEZAG

Arb. h. Gent (afd. Brugge) 9-11-72 29

KOM!IHSSIELOON. BEGRIP VORIG JAAR&

Kassatie 7-7-73 . 65 SCHADEVERGOEDINGEN

.Arb. Antwerpen 17-10-72 340

UITWINNINGSVERGOEDING .Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 30-6-72 17 4

Arb. Antwerpen 2-1-73 . 315 Arb. Brugge 26-6-72 341 .Arb. Dendermonde (afd. Aalst)

30-6-71 152 WETTELIJK VERMOEDEN

Arb. h. Brussel 20-12-71 .Arb. h. Brussel 11-4-72 .

Arb. Gent 19-11-71 HOEDANIGHEID

GENEESHEER Arb. h. Gent 27-12-72

LERAAR Arb. h. Brussel 6-3-73

KINDERBIJSLAG

GEPLAATST KIND Arb. Brussel 27-11-72

MINDER-VALIED KIND Arb. h. Brussel (afd. Bergen)

271 179

81

337

180

318

16-3-73 302 Arb. h. Luik (afd. Libramont)

14-3-73 308

KOMITEE VOOR VEILIGHEID EN HYGIENE

VERKIEZING Arb. h. Brussel 6-11-72 .

LEEROVEREENKOMST VERBREKING

Arb. Charleroi 5-2-73 LOON

Zie ook : Gewaarborgd loon.

DERTIENDE MAAND .Arb. h. Brussel (afd. Ant-

128

150

werpen) 10-3-73 298 .Arb. Brussel 30-11-72 . 147

EINDEJAARSPREMIE Arb. h. Luik (afd. Libramont)

28-3-73 338 .Arb. Antwerpen 13-2-73 76

VAKANTIEGELD Arb. h. Brussel 7-3-72 44

.Arb. h. Brussel 2-5-72 330

Arb. h. Brussel 6-6-72 125 .Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 10-3-72 . 298 .Arb. Nijvel (afd. Tubeke) 7-6-73 325

419-

LOON (BESCHERMING) AFHOUDINGEN

Arb. Brussel 9-2-73 344 FOOIEN

Arb. Brussel 24-2-73 255 GROEPSVERZEKERING

Arb. Antwerpen 13-2-73 186 LEVERINGEN

Arb. h. Brussel . (afd. Bergen) 17-11-72 29

VERGOEDINGEN VAN BESTAANS·

ZEKERHEID

Arb. h. Gent (afd. Brugge) 1-3-72 185

MINDER-VALIDEN VRIJ VERKEER VAN DE ARBEIDERS

Hof Just. E.G. 11-4-73 . 212 MOEDERSCHAP (BESCHER-

MING) AFDANKING

Arb. h. Brussel (afd. Bergen) 29-6-73 304

BEWIJS

Arb. Gent 26-2-73 162 VERBREKING

Kassatie 13-6-73 178

ONDERGESCHIKTHEID Zie ook : Hoedanigheid, Sociale

zekerheid. GENEESHEER

Arb. h. Gent 27-12-72

OPZEGGING BETEKENING

. •. 337

Kassatie 4-4-73 173 GEBRUIK DER TALEN

Arb. h. Brussel (afd. Ant-werpen) 5-6-72 182

HOGERE BEDIENDEN

Arb. h. Brussel 7-3-72 44 Arb. Dendermonde (afd. Aalst)

16-10-72 94 KoNTRACTUEEL

Arb. Namen 18-12-72 167 TERMIJN

.. Arb. h. Brussel 6-6-72 . 125

Arb. h. Brussel 20-6-72 . 331 Arb. Brussel 8-2-73 344 Arb. Dendermonde (afd. Aalst)

7-2-73 347 Arb. Doornik 6-2-71 189 Arb. Nijvel (afd. Tubeke) 7-6-73 325

TERMIJN. MELDING

Arb. h. Gent 8-11-72 TOEPASSELIJKE WET

Arb. Brussel 9-2-73 VERBREKING TIJDENS VOOROP·

ZEG

Arb. Dendermonde (afd. Aalst)

335

344

7-2-73 347 ZELFDE WERKGEVER

Arb. h. Gent 8-11-72 335 PARITAIR KOMITEE

BEVOEGDHEID

Ber. Brussel (afd. Bergen) 20-10-72 241

PENSIOEN (LOONTREK-KENDEN) AANPASSINGSVERGOEDING

Arb. Doornik 16-1-73 191 INGEDIENDE AANVRAGEN

Arb. Oudenaarde 15-2-73 189 INTERNATIONALE OVEREENKOM·

STEN

Arb. Tongeren 29-5-72 . 265 LOOPBAAN. BEWIJS

Arb. h. Brussel 11-5-73 . 235 NIEUWE AANVRAAG. TOEPASSE­

LIJKE WETGEVING

Arb. h. Brussel 29-6-72 . 66 TOEGELATEN AKTIVITEIT

Arb. h. Brussel 30-6-71 . 20 Arb. h. Brussel (afd. Bergen)

20-2-73 243 PROEF

VERBREKING. ZWANGERSCHAP

Kassa.tie 2-2-73 7 VERGOEDING

Kassatie 12-9-73 372 RECHTSPLEGING

ACTIO AD FUTURUM

Arb. Hoei 14-2-73 259

420 -

.BEROEP

Arb. h. Brussel (afd. Bergen)

7-7-72 25, 240 KOSTEN (VÓÓR 1970)

Arb. Mechelen 19-2-73 349 KOSTEN. ZELFSTANDIGE ARBEIDER

Arb. h. Gent 19-5-72 272 KWALIFIKATIE DIE DOOR DE AR­

RONDISSEMENTSRECHTBANK GE­

GEVEN WORDT. DRAAGWIJDTE

Arb. h. Brussel 13-12-72 VERZOEKSCHRIFT. INDIENING

DOOR EEN MINDERJARIGE

92

Arb. Namen 10-10-72 350 VoNNIS. MOTIEF EN BESCHIKKEND

GEDEELTE

Arb. Hasselt 3-3-72 VONNIS. VERKEERDE BETEKENING

47

Kassatie 6-6-73 120

SLUITING VAN ONDER­

NEMING

0NTV ANKEL!JKHEID VAN DE VOR­

DERING TEGEN HET FONDS

Kassatie 30-5-73 VERBREKING VAN HET KONTRAKT.

TIJDSTIP

Arb. h. Brussel (afd. Ant-

117

werpen) 22-2-73 334

SOCIALE BESCHEIDEN

SCHADEVERGOEDING WEGENS NIET

AFGIFTE

Arb. h. Brussel 2-2-73 SOCIALE SEKRETARIATEN VOOR

WERKGEVERS

332

Corr. Bergen 5-11-73 391

SOCIALE ZEKERHEID

BIJDRAGEN. AMBTSHALVE VAST­

STELLING

Kassatie 6-6-73 120 BIJDRAGEN. VERHOGING

Arb. h. Luik 12-2-73 307 EINDEJAARSPREl\UE

Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 7-7-72 25

ONDERGESCHIKTHEID

Arb. Nijvel (afd. Waver)

16-3-73 ONVOLDOENDE AFHOUDINGEN

Arb. Gent 30-10-72 . THUISARBEID ER

Arb. Brussel 10-8-72

STAKING

ARBEIDSPLAATSEN. RECHT OM ER

BINNEN TE DRINGEN

Arb. h. Brussel 12-2-73 . FREKWENTE EN PLOTSE ARBEIDS­

STOPZETTINGEN VAN KORTE

DUUR

Arb. Namen 30-4-73

STUDENTENKONTRAKT

AFSCHRIFT VAN HET KONTRAKT

Arb. Gent 30-10-72 . VAKANTIE (JAARLIJKSE)

VAKANTIEGELD. UITVOERENDE

TITEL VOOR BETALING

Arb. Gent 19-2-73 VAKANTIEGELD. VERBREKINGS·

VERGOEDING

87

155

33

294

322

155

348

Arb. h. Brussel 7-3-72 44 Arb. h. Brussel 6-6-72 125 Arb. h. Brussel 20-6-72 . 330 Arb. h. Brussel (afd. Bergen)

12-3-73 334 VERJARING

Arb. Turnhout 27-3-72

VERBREKING

BETEKENING

90

· Arb. Gent 19-3-73 164 GEDRAGING VAN DERDEN

Arb. h. Brussel 2-5-72 330 HUWELIJK

Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 17-1-73 333 MORELE DWANG

Arb. Brussel 28-9-72 36 ONRECHTMATIGE VERBREKING

Arb. h. Gent 9-5-73 . 141 Arb. Brussel 9-2-73 Arb. Gent 19-3-73

344 164

421 -

VERBREKING VÓÓR BEGIN VAN

UITVOERING

Arb. h. Brussel 21-11-72 44 Arb. Turnhout 25-1-71 351

VERGOEDING

Kassatie 14-2-73 Il Kassatie 18-4-73 175 Arb. Turnhout 25-1-71 351

VERVANGEND WERK

Arb. h. Brussel 6-3-73 180 WERKVERLATING

Arb. Charleroi 9-10-72 345 V\7IJZIGING DER VOORWAARDEN

Arb. h. Brussel 6-12-72 . 219 Arb. Doornik (afd. Moeskroen)

15-12-72 350 VERGOEDING

Zie ook: Verbreking. Arb. Dendermonde (afd. St Ni-

klaas) 7-2-73 186 INTRESTEN

Arb. h. Brussel (afd. Ant-werpen) 10-3-73 298

VERJARING

Arb. h. Brussel (afd. Bergen) 23-10-72 271

Arb. h. Brussel 23-11-72 343 OPEENVOLGENDE KONTRAKTEN

Arb. Nijvel (afd. Tubeke) 7-6-73 325

PUBLIEKE VORDERING. ONDER­

BREKING

Kassatie 5-2-73 8 TEGENEIS

Arb. Charleroi 9-10-72 345 WERKLOOSHEID

ABNORMALE DUUR

Arb. h. Brussel (afd. Bergen) 13-3-73 247

Arb. Antwerpen 26-6-72 46 Arb. Antwerpen 19-3-73 250

BEHEER VAN EIGEN VERMOGEN

Arb. Verviers 21-2-72 351 BESLISSING VAN HET G.B. VER­

HAAL

Arb. Antwerpen 16-10-72 340

BILLIJKE REDEN

Arb. h. Brussel (afd. Bergen) 20-3-73 249

GEWOONLIJKE INAKTIVITEITSDAG

Arb. Brussel 21-5-73 257 MINDER-VALIDEN

Kassatie 16-5-73 176 p ASSENDE BETREKKING. WERK­

VERLATING

Arb. Antwerpen 26-6-72 47 p ASSENDE BETREKKING. WERK­

WEIGERING

Kassatie 16-5-73 111 SCHULD IN UITKERINGEN. KWIJT­

SCHELDING

Arb. Antwerpen 9-4-73 . 253 STUDIES

Kassatie 21-2-73 18 THUISARBEID ER

Arb. Oudenaarde 16-3-73 189 UITZENDKRACHTEN

Arb. Brussel 18-10-72 145 VALSE VERKLARINGEN

Arb. h. Luik (afd. Hasselt) 22-6-72 74

VERGOEDINGEN. VERWERPING

Arb. Veurne 15-12-72 352 VERSCHIL NAAR GELANG HET GE­

SLACHT

Kassatie 2-5-73 107 Arb. Aarlen 2-2-72 93

WERKHERVATTING. VOORBEHOUD

Kassatie 16-5-73 175 ZELFSTANDIGEN (SOCIAAL

STATUUT)

ADMINISTRATIEVE HANDELINGEN.

GESCHIL

Arb. Mechelen 2-2-73 188 BIJDRAGEN

Arb. Luik 3-4-73 312 Arb. Antwerpen 17-1-72 313 Arb. Charleroi 20-6-73 319

BIJDRAGEN (ACHTERSTALLIGE).

VERJARING

Arb. Dendermonde (afd. St Ni-klaas) 8-1-72 80

422 -

BIJDRAGEN. REGULARISATIE ZIEKTE-INVALIDITEIT Arb. h. Luik (afd. Hasselt) ARBEIDSONGESCHIKTHEID. VAST·

13-2-73 143 STELLING

VERJARING Arb. h. Brussel (afd. Bergen)

13-12-73 383

ZIEKTE KONTROLERENDE GENEESHEER.

ADVIES. WAARDE Arb. h. Brussel 3-4-73 . 226

MEDISCH ATTEST. BESTEMMELING Arb. h. Brussel (afd. Bergen)

22-12-72 132

VERBREKING TIJDENS EERSTE MAAND Arb. h. Brussel 7-2-73

VERWITTIGING Arb. Verviers 24-1-72

WERKHERVATTING (POGING} Arb. Antwerpen 18-10-73

268

41

386

Table chronologique -

1971 25-I Arb. Turnhout 351 6-II C.P.Tournai 190

18-IV Trav. Tournai 266 30-VI C. trav. Bruxelles 20 30-VI Arb. Dendermonde (afd.

Aalst) 152 20-XII c. tra v. Bruxelles (sect.

Mons) 271

1972 5-I C. tra.v. Bruxelles 43

10-I Trav. Namur 349 17-I Arb. Antwerpen 313 24-I Trav. Verviers 41 2-II Cassation. 7 5-II Cassation. 8

14-II Kassatie . 11, 15 21-II Cassation. 18 21-II Tra.v. Verviers 351 24-II Trav. Bruxelles 255 l~III Arb. h .. Brussel (a.fd. Ant-

werpen) 181

Arb. Hoei 4-5-73 CARENSDAG Arb. Mechelen 28-3-73

CUMULATIE MET BEROEPSIN-KOMENS

262

86

Kassatie 14-2-73 15 DESKUNDIG ONDERZOEK

Arb. h. Brussel 21-12-72 221 GEHECHTIGDE WEDUWE

Arb. Dendermonde (afd. Aalst) 21-12-72 347

MEDISCH ATTEST. LAATTIJDIG IN-DIENEN Arb. Hoei 4-5-73

UITKERINGEN. SEIZOENARBEIDER GEWEZEN ZELFSTANDIGE Arb. h. Brussel (afd. Bergen)

261

9-1-73 134

Chronologische tabel

1972 1-III Arb. h. Gent (afd. Brugge) 185 3-III Arb. Hasselt 47 7-III C. trav. Bruxelles 44

11-IV C. trav. Bruxelles 179 13-IV Arb. Antwerpen 185 2-V Arb. h. Brussel 330

19-V Arb. h. Gent 272 5-VI Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 182 6-VI C. trav. Bruxelles . 125 7-VI Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 183 20-VI C. trav. Bruxelles 330 22-VI Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 269 26-VI Arb. Antwerpen 47 26-VI Arb. Brugge 341 27-VI C. trav. Bruxelles 375 30-VI Arb. h. Brussel (Afd. Ant-

werpen) 184 7-VII c. tra v. Bruxelles (sect.

Mons) 25, 240

-423 -

f972 20-VII Arb. h. Brussel (afd. Ant­

werpen) 10-VIII Trav. Bruxelles 28-IX Arb. Brussel 9-X Trav. Charleroi .

10-X Trav. Namur 11-X C. trav. Liège 16-X Arb. Antwerpen

23 33 36

345 350 46

340 16-X Trav. Bruxelles 38 17-X Arb. Antwerpen 340 18-X Trav. Bruxelles 145 20-X App. Bruxelles (sect. Mons) 241 23-X Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 270, 271 25-X Arb. h. Gent 335 30-X Arb. Gent 155 6-XI Arb. h. Brussel 128 8-XI Arb. h. Gent 335 9-XI Arb. h. Gent (afd. Brugge) 29

17-XI C. trav. Bruxelles (sect. Mons) 27

20-XI Arb. Dendermonde (afd. Aalst) 346

20-XI Trav. Liège 21-XI Arb. h. Brussel 23-XI Arb. Brussel 24-XI Arb. h. Gent 27-XI 'l'rav. Bruxelles 30-XI Arb. Brussel 4-XII C. trav. Bruxelles 6-XII C. trav. Bruxelles

15-XII Trav. Tournai (sect. Mous-cron)

15-XII Arb. Veurne 18-XII Trav. Namur 21-XII Arb. h. Brussel 21-XII Arb. Dendermonde (afd.

Aalst) 22-XII C. trav. Bruxelles (sect.

Mons) 27-XII Arb. h. Gent

f973 2-I Arb. Antwerpen 5-I Arb. Antwerpen 9-I C. trav. Bruxelles (sect.

Mons)

349 44

343 336 318 147 331 219

350 352 167 221

347

132 337

315 144

134

f973 11-I 16-I 17-I

1-II

1-II 2-II 2-II 5-II 7-II 7-II

8-II

8-II 9-II

12-II 12-II 13-II 13-II 14-II 15-II 19-II 19-II 20-II

21-II

21-II 22-II

26-II 6-III 8-III

10-III

12-III

13-III

14-III

16-III

16-III 19-III

;;;; -- - • • ·-------;"'"'----- ... -ss ... ----------j~""--:'1..---~

Arb. h. Gent (afd. Brugge) 337 Trav. Tournai 191 Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 333 Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) 184 Tra v. Nivelles (sect. Tubize) 168 Arb. h. Brussel 332 Arb. Mechelen 188 Trav. Charleroi . 150 C. trav. Bruxelles 179, 268 Arb. Dendermonde (afd.

St Niklaas). 186, 187, 347 C. trav. Bruxelles (sect.

Mons) 272 Arb. Brussel 344 Trav. Bruxelles 344 C. trav. Bruxelles 294 C. trav. Liège 307 Arb. h. Luik (afd. Hasselt) 143 Arb. Antwerpen 186 Trav. Huy 259 Arb. Oudenaarde 189 Arb. Gent 348 Arb. Mechelen 349 C. trav. Bruxelles (sect.

Mons) 243 C. trav. Bruxelles (sect.

Mons} 245 Arb. Turnhout . 191 Arb. h. Brussel (afd. Ant-

werpen) Arb. Gent C. trav. Bruxelles Arb. Antwerpen Arb. Brussel (afd.

werpen) C. trav. Bruxelles

Mons)

334 162

180, 224 186

Ant-298

(sect. 334

C. trav. Bruxelles (sect. Mons) 247

C. trav. Liège (sect. Libra-mont) 308

C. trav. Bruxelles (sect. Mons) 302

Arb. Oudenaarde 189 Arb. Antwerpen 250

- 424 -

1973 1973 19-III Arb. Gent 164 16-V Kassatie . 111, 175, 176 20-III c. tra v. Bruxelles (sect. 18-V Arb. Turnhout 171

Mons) 249 21-V Trav. Bruxelles 257 28-III C. trav. Liège (sect. Libra- 23-V Cassation 114, 176

mont) 338 25-V Arr. Liège 263 3-IV Arb. h. Brussel 226 29-V Arb. Tongeren 265 3-IV C. trav. Liège 312 30-V Cassation 117 4-IV Cassation 173 6-VI Cassation 120, 178 4-IV Kassatie. 173 7-VI Trav. Nivelles (sect. Tu-4-IV C. trav. Bruxelles 230 bize) 325 9-IV Arb. Antwerpen 253 13-VI Kassatie. 177

11-IV Cour just. Oom. européen- 19-VI C. trav. Bruxelles 376 nes 212 20-VI Cassation 122, 215

18-IV Cassation 174, 175 20-VI Trav. Charleroi . 319 30-IV Trav. Namur 322 27-VI Kassatie . 217 2-V Kassatie . 107, 175 29-VI c. tra v. Bruxelles (sect.

3-V Cassation 110 Mons) 304 3-V Trav. Mons 188 12-IX Kassa tie 372 4-V Trav. Huy 261, 262 18-X Arb. Antwerpen 386 8-V Arb. Tongeren 264 5-XI Corr. Mons 391 9-V Arb. h. Gent 141 13-XII c. trav. Bruxelles (sect.

11-V C. trav. Bruxelles . 235 Mons) 383

In • memoriam Bij het ter perse gaan vernemen wij het overlijden van de heer

F. Van Goethem, professor emeritus van de Universiteit te Leuven en lid van het wetenschappelijk comité van het Tijdschrift. Pro­fessor Van Goethem, waarvan de juridische kennis encyclopedisch was, legde zich voornamelijk toe op het onderwijs van de sociale wetgeving en vormde een schaar van specialisten in dit rechtsvak. Het Tijd­schrift, dat meermaals zijn medewerking genoot en voor hetwelk hij een bijzondere sympathie toonde, zal het verlies van deze weten­schapsman zwaar aanvoelen. Wij bieden aan de familieleden onze gevoelens van innige deelneming aan.

Nous avons Je regret d'annoncer le décès de M. F. Van Goethem, professeur émérite de l'Université de Louvain et membre du comité scientifique de la Revue. Le professeur Van Goethem, dont les con­naissances juridiques étaient encyclopédiques, s'est attaché spéciale­ment à l'enseignement de la législation sociale et forma une pépinière de spécialistes dans cette branche du droit. La Revue, qui à de nom­breuses reprises bénéficia de sa collaboration et à laquelle il manifesta une particulière sympathie, ressentira profondément la perte de eet homme de science.