Scheikunde
description
Transcript of Scheikunde
ScheikundeHoofdstuk 2
Moleculaire Stoffen
2.2 Elektrisch geleidingsvermogen en naamgeving
• Stoffen kunnen worden ingedeeld in groepen door te kijken naar
het elektrisch geleidend
vermogen.
Wat is elektrische stroom?
• Letterlijk: transport van geladen deeltjes
Er zijn twee mogelijkheden:
1) Elektronen die door een draad bewegen (natuurkunde)
2) Ionen
(alleen in vloeibare fase of in oplossingen)
Moleculaire stoffen
• Bestaan alleen uit niet-metaal atomen• Bevatten atoombindingen• Geleiden geen stroom• Voorbeelden:
Aardgas CH4
Zuurstof O2
Glucose C6H12O6
Moleculaire stoffen geleiden geen stroom
• Zuiver water is een moleculaire stof en kan geen stroom geleiden. Als je keukenzout in water doet geleid water wel stroom zie onderstaande afbeelding
• Dat komt omdat keukenzout GEEN moleculaire stof is• Keukenzout heeft als formule NaCl: Na is een metaal dus is
keukenzout niet moleculair!
» Hieronder een oplossing van keukenzout in water
Voorbeelden
• Kaarsvet bestaat uit stearinezuur en heeft de volgende formule: C17H35COOH
Kan gesmolten kaarsvet stroom geleiden?
Oplossing• Kijk naar de formule van kaarsvet:• Kijk met behulp van Binas tabel 99 of de atomen in
kaarsvet niet-metalen zijn• Ja C = niet metaal H= niet metaal O = niet metaal• Kaarsvet is moleculair kan dus geen stroom geleiden
Soort stof Bouwstenen
Geleiding in
vaste toestand
Geleiding in vloeibare toestand
Formule
Moleculair Ongeladen
moleculen
Nee Nee niet-metalen
Zouten Ionen Nee Ja metaal-/niet-metaal
Metalen vrije elektronen Ja Ja metalen
Element
• Als de atomen allemaal hetzelfde zijn
Bijvoorbeeld:
N2 stikstof
Verbinding
• Als de atomen verschillend zijn
Bijvoorbeeld:
NO2 Stikstofdioxide
http://vimeo.com/4433312
Molecuulformule
• Aan een molecuulformule kun je zien hoeveel en welke atomen aan elkaar zijn gebonden.Bijvoorbeeld : coëfficent
Water: notatie :3 H2O
3 moleculen water die elk bestaan uit 2 waterstof en 1 zuurstofatoom
index
Systematische naamgeving
• De index in de molecuulformule geven we aan met een voorvoegsel
(BINAS 66C)
INDEX voorvoegsel
1 mono
2 di
3 tri
4 tetra
5 penta
6 hexa
Tweede symbool achtervoegsel ide
Tweede symbool Naam
O oxide
S sulfide
N nitride
P fosfide
Se selenide
Voorbeeld 1:
CS2 monokoolstofdisulfide
Voorbeeld 2
• Systematische naam H2O2
• Index H-atoom: 2 di• Index O-atoom: 2 di• De naam wordt dan diwaterstofdioxide
Voorbeeld 3
• Systematische naam P2O5
• Index P-atoom: 2 di
• Index O-atoom: 5 penta
• De naam wordt dan difosforpentaoxide
telwoord- atoomsoort- telwoord-atoomsoort-ide
Voorbeeld 4
• As2O3
• As = niet-metaal
• O = niet-metaal
• Index As = 2 di
• Index O = 3 tri
• Naam: diarseentrioxide
Triviale namen
Naam formule
Glucose C6H12O6
Methaan CH4
Water H2O
Waterstofperoxide H2O2
2.3 Atoombindingen
Structuurformule
• Kun je zien hoe de atomen in een molecuul zijn gebonden
• Atoombindingen worden aangegeven met streepjes.
• Een atoombinding wordt ook wel covalente binding genoemd.
Covalentie
• Getal dat aangeeft hoeveel atoombindingen een atoomsoort kan vormen.Elementen Covalentie
H , F, I, Cl , Br 1
O 2 N 3 C 4
Structuurformules
pentaan 2- methylbutaan
Atoom(covalente)binding
• Worden gevormd door overlap van e-
wolken.• Elk atoom levert per atoombinding 1e-.
De 2e- samen noemt men het bindings- of gemeenschappelijk e- - paar. Als moleculen kapot gaan worden er atoombindingen verbroken.
Waterstof heeft maar 1e- dus kan ook nooit meer dan 1 binding vormen.
Alleen de e- in de buitenste schil spelen een rol, deze e- noemt de valentie-e-.
Meervoudige bindingen
• Een koolstofatoom heeft covalentie 4. Er moeten dus altijd vier bindingen om heen getekend worden , dit heeft soms tot gevolg dat er een meervoudige binding ontstaat.
Ethyn (C2H2)
HCN
etheen
2.4 Vanderwaalsbindingen
VanderWaalsbindingen
• Aantrekkende krachten tussen moleculen: cohesie.
• Er geldt in het algemeen:Hoe groter de molecuulmassa, hoe sterker de VanderWaalsbindingen, hoe hoger het smelt,- kookpunt.
Vast H2O(s)= ijs
• De moleculen zitten vast in een rooster (gestapeld), trillen beetje
• Tussen de moleculen heb je VanderWaalsbindingen
• Kleine intermoleculaire ruimten
Vloeibaar H2O (l)= water
• Moleculen bewegen door elkaar, sommige laten elkaar los
• VanderWaalsbinding kleiner
GAS H2O(g) = waterdamp
• Moleculen bewegen los en ver van elkaar
• De moleculen trekken elkaar niet aan
• De intermoleculaire ruimte is zeer groot
• Er zijn geen VanderWaalsbindingen meer aanwezig
Fase-overgangen
• Bij een fase-overgang spelen alleen de Fvdw een rol
Bijvoorbeeld: verdampen
Als een stof verdampt worden de Fvdw verbroken. De atoombindingen blijven heel.
2.4 Waterstofbruggen
Powerpoint grt