Scheikunde

31
Scheikunde Marc Bremer [email protected]

description

Scheikunde. Marc Bremer [email protected]. Indeling atomen. 1. Metalen. Metalen zijn stoffen die graag een paar elektronen willen afstaan. 2. Niet-metalen. Niet-metalen zijn stoffen die er graag een paar elektronen bij willen. Ion. - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of Scheikunde

Page 1: Scheikunde

Scheikunde

Marc Bremer

[email protected]

Page 2: Scheikunde

Indeling atomen

1. Metalen.

2. Niet-metalen

Metalen zijn stoffen die graag een paar elektronen willen afstaan.

Niet-metalen zijn stoffen die er graag een paar elektronen bij willen.

Page 3: Scheikunde

Ion

Een ion is een atoom dat elektronen heeft opgenomen of afgestaan.

Voorbeelden:O2- heeft 2 elektronen opgenomenF- heeft 1 elektron opgenomenK+ heeft 1 elektron afgestaanCa2+ heeft 2 elektonen afgestaan

Page 4: Scheikunde

Typen ionen

Kation = een postief ion, dat dus een elektron heeft afgestaan

Anion = een negatief ion, dat dus een elektron heeft opgenomen

Page 5: Scheikunde

Samenvoegen atomen

Atomen klitten aan elkaar en vormen kleine of grotere ‘klompjes’:

1. Metalen: Metalen

2. Niet-metalen: Moleculen

3. Mix metalen en niet-metalen: Zouten

(vinden we terug in apparatuur)

(vinden we terug opgelost in lichaamsvloeistoffen)

(vinden we terug in de huid)

Page 6: Scheikunde

Chemische reacties

2 NaCl + 2 H2O H2 + Cl2 + 2 NaOH

1. Voor de pijl staan de stoffen waar je mee begint

2. Na de pijl staan de stoffen waar je mee eindigt

O

H

H

O

HNa

Cl

Na

Cl

H

OH

O

HNaCl

Na

Cl

HH

Page 7: Scheikunde

Wat moet je kunnen ?

2 NaCl + 2 H2O H2 + Cl2 + 2 NaOH

Tellen: Staan er voor en na de pijl evenveel atomen ?

Ja !

1. 2 O-atomen

2. 2 Ba-atomen

O

H

H

O

HNa

Cl

Na

Cl

H

OH

O

HNaCl

Na

Cl

HH

Page 8: Scheikunde

Wat moet je kunnen ?

2 NaCl + 2 H2O 2H + Cl2 + 2 NaOH

Elementen controleren:

Wordt de regel van Claire goed toegepast ?

Nee !

1. 2H moet H 2 zijn

2. 2 O moet O2 zijn

O

H

H

O

HNa

Cl

Na

Cl

H

OH

O

HNaCl

Na

Cl

HH

Page 9: Scheikunde

Chemische reacties

Wat gebeurt er bij een reactie ?

1. De deeltjes botsen

3. De stukken vormen andere deeltjes

2. De deeltjes breken in stukken

Page 10: Scheikunde

Chemische reacties

Bij een hogere temperatuur bewegen deeltjes sneller.Gevolgen:

1. De deeltjes komen eerder andere deeltjes tegen2. De botsingen zijn heftiger, waardoor de deeltjes eerder in stukken breken

Conclusie: Bij een hogere temperatuur verloopt een chemische reactie beter

Page 11: Scheikunde

Chemische reacties

Het aantal deeltjes dat die stof per liter van die stof bevat.

Concentratie:

Hoog Laag

Page 12: Scheikunde

Chemische reacties

Dezelfde hoeveelheid medicijn zal bij een baby een veel hogere concentratie in het bloed hebben dan bij een volwassene.

Hoog Laag

Page 13: Scheikunde

Chemische reacties

Gevolgen:

Bij een hoge concentratie komen de deeltjes eerder andere deeltjes tegen

Conclusie: Bij een hogere concentratie verloopt een chemische reactie beter

Page 14: Scheikunde

Chemische reacties

Stof die een reactie versnelt zonder zelf verbruikt te worden

Katalysator =

In het lichaam vervullen enzymen de rol van katalysatoren.

http://www.youtube.com/watch?v=TLr7_2wnIXU&feature=related

(0-12 sec en vanaf 1:15)

Page 15: Scheikunde

Zuur = een stof die een H+-ion afstaat

Zuren en basen

Base = een stof die een H+-ion opneemt

Sterk zuur = een stof die ALTIJD een H+-ion afstaat

Sterke base = een stof die ALTIJD een H+-ion opneemt

Zwak zuur = een stof die SOMS een H+-ion afstaat

Zwakke base = een stof die SOMS een H+-ion opneemt

Page 16: Scheikunde

Voorbeeld zuur (koolzuur)

CO

O

O

H

H

Page 17: Scheikunde

Voorbeeld base (ammoniak)

N H

H

H

H

Page 18: Scheikunde

Zure oplossing

Cl

H

H

H

H

H

Zure oplossing = oplossing die heel veel H+-ionen bevat

Cl

Cl

Cl

Cl

Page 19: Scheikunde

Zure oplossing

H

H

H

H

H

Cl

Cl

Cl

Cl

Cl

Page 20: Scheikunde

pH (=zuurgraad)

Page 21: Scheikunde

IndicatorenStukjes papier (of vloeistof) die bij een andere zuurgraad een andere kleur krijgen.

Page 22: Scheikunde

ZweetWat is ongeveer de pH van zweet ?

We gebruiken:

1.Methyloranje: wordt geel: pH groter dan 4,5

2.Lakmoes: wordt helroze: pH kleiner dan 5,5

Conclusie:Dit zweet heeft een zuurgraad (pH) tussen de 4,5 en de 5,5.

Page 23: Scheikunde

Buffer

Belangrijke voorbeelden: het bloed en de huid

Het is moeilijk de zuurgraad van het bloed of de huid te veranderen

Ook als je er een klein beetje van een sterk zuur of base aan toevoegd.

Page 24: Scheikunde

Buffer

Oorzaak: het bloed bevat al grote hoeveelheden zwak zuur en zwakke base.

Die kunnen het toegevoegde sterke zuur of sterke base neutraliseren

Page 25: Scheikunde

Oplossing

Oplossing = Vloeistof (‘oplosmiddel’) waarin een andere stof (‘opgeloste stof’) is verdeeld

2 belangrijke oplosmiddelen:1.Water2.Olie

Page 26: Scheikunde

Polaire stoffen

Stoffen met een positief geladen kant en een negatief geladen kant.

Heel belangrijk voorbeeld: water !

‘Kleine magneetjes’

Page 27: Scheikunde

Polaire stoffen

Polaire stoffen worden tot elkaar aangetrokken, en zitten dus dicht bij elkaar

Page 28: Scheikunde

Apolaire stoffen

Stoffen zonder een positief geladen kant en een negatief geladen kant.

Heel belangrijk voorbeeld: olieën !

Page 29: Scheikunde

Apolaire stoffen

Apolaire stoffen worden naar elkaar toegedreven, en zitten dus ook dicht bij elkaar

Page 30: Scheikunde

Oplossen

1. Polaire (‘waterige’) stoffen lossen goed op in het polaire water. Daarom noemen we ze hydrofiel.

2. Apolaire (‘vetachtige’) stoffen lossen goed op in de apolaire olieën. Daarom noemen we ze hydrofoob.

Page 31: Scheikunde

Hard water

Mg2+

Ca2+

Mg2+

Ca2+

Mg2+

Ca2+

Mg2+

Ca2+

Fe3+

Fe3+

Mg2+

Ca2+

Hard water bevat relatief veel:1.Calciumionen2.Magnesiumionen3.IJzer(III)ionen