Scheikunde
description
Transcript of Scheikunde
Indeling atomen
1. Metalen.
2. Niet-metalen
Metalen zijn stoffen die graag een paar elektronen willen afstaan.
Niet-metalen zijn stoffen die er graag een paar elektronen bij willen.
Ion
Een ion is een atoom dat elektronen heeft opgenomen of afgestaan.
Voorbeelden:O2- heeft 2 elektronen opgenomenF- heeft 1 elektron opgenomenK+ heeft 1 elektron afgestaanCa2+ heeft 2 elektonen afgestaan
Typen ionen
Kation = een postief ion, dat dus een elektron heeft afgestaan
Anion = een negatief ion, dat dus een elektron heeft opgenomen
Samenvoegen atomen
Atomen klitten aan elkaar en vormen kleine of grotere ‘klompjes’:
1. Metalen: Metalen
2. Niet-metalen: Moleculen
3. Mix metalen en niet-metalen: Zouten
(vinden we terug in apparatuur)
(vinden we terug opgelost in lichaamsvloeistoffen)
(vinden we terug in de huid)
Chemische reacties
2 NaCl + 2 H2O H2 + Cl2 + 2 NaOH
1. Voor de pijl staan de stoffen waar je mee begint
2. Na de pijl staan de stoffen waar je mee eindigt
O
H
H
O
HNa
Cl
Na
Cl
H
OH
O
HNaCl
Na
Cl
HH
Wat moet je kunnen ?
2 NaCl + 2 H2O H2 + Cl2 + 2 NaOH
Tellen: Staan er voor en na de pijl evenveel atomen ?
Ja !
1. 2 O-atomen
2. 2 Ba-atomen
O
H
H
O
HNa
Cl
Na
Cl
H
OH
O
HNaCl
Na
Cl
HH
Wat moet je kunnen ?
2 NaCl + 2 H2O 2H + Cl2 + 2 NaOH
Elementen controleren:
Wordt de regel van Claire goed toegepast ?
Nee !
1. 2H moet H 2 zijn
2. 2 O moet O2 zijn
O
H
H
O
HNa
Cl
Na
Cl
H
OH
O
HNaCl
Na
Cl
HH
Chemische reacties
Wat gebeurt er bij een reactie ?
1. De deeltjes botsen
3. De stukken vormen andere deeltjes
2. De deeltjes breken in stukken
Chemische reacties
Bij een hogere temperatuur bewegen deeltjes sneller.Gevolgen:
1. De deeltjes komen eerder andere deeltjes tegen2. De botsingen zijn heftiger, waardoor de deeltjes eerder in stukken breken
Conclusie: Bij een hogere temperatuur verloopt een chemische reactie beter
Chemische reacties
Het aantal deeltjes dat die stof per liter van die stof bevat.
Concentratie:
Hoog Laag
Chemische reacties
Dezelfde hoeveelheid medicijn zal bij een baby een veel hogere concentratie in het bloed hebben dan bij een volwassene.
Hoog Laag
Chemische reacties
Gevolgen:
Bij een hoge concentratie komen de deeltjes eerder andere deeltjes tegen
Conclusie: Bij een hogere concentratie verloopt een chemische reactie beter
Chemische reacties
Stof die een reactie versnelt zonder zelf verbruikt te worden
Katalysator =
In het lichaam vervullen enzymen de rol van katalysatoren.
http://www.youtube.com/watch?v=TLr7_2wnIXU&feature=related
(0-12 sec en vanaf 1:15)
Zuur = een stof die een H+-ion afstaat
Zuren en basen
Base = een stof die een H+-ion opneemt
Sterk zuur = een stof die ALTIJD een H+-ion afstaat
Sterke base = een stof die ALTIJD een H+-ion opneemt
Zwak zuur = een stof die SOMS een H+-ion afstaat
Zwakke base = een stof die SOMS een H+-ion opneemt
Voorbeeld zuur (koolzuur)
CO
O
O
H
H
Voorbeeld base (ammoniak)
N H
H
H
H
Zure oplossing
Cl
H
H
H
H
H
Zure oplossing = oplossing die heel veel H+-ionen bevat
Cl
Cl
Cl
Cl
Zure oplossing
H
H
H
H
H
Cl
Cl
Cl
Cl
Cl
pH (=zuurgraad)
IndicatorenStukjes papier (of vloeistof) die bij een andere zuurgraad een andere kleur krijgen.
ZweetWat is ongeveer de pH van zweet ?
We gebruiken:
1.Methyloranje: wordt geel: pH groter dan 4,5
2.Lakmoes: wordt helroze: pH kleiner dan 5,5
Conclusie:Dit zweet heeft een zuurgraad (pH) tussen de 4,5 en de 5,5.
Buffer
Belangrijke voorbeelden: het bloed en de huid
Het is moeilijk de zuurgraad van het bloed of de huid te veranderen
Ook als je er een klein beetje van een sterk zuur of base aan toevoegd.
Buffer
Oorzaak: het bloed bevat al grote hoeveelheden zwak zuur en zwakke base.
Die kunnen het toegevoegde sterke zuur of sterke base neutraliseren
Oplossing
Oplossing = Vloeistof (‘oplosmiddel’) waarin een andere stof (‘opgeloste stof’) is verdeeld
2 belangrijke oplosmiddelen:1.Water2.Olie
Polaire stoffen
Stoffen met een positief geladen kant en een negatief geladen kant.
Heel belangrijk voorbeeld: water !
‘Kleine magneetjes’
Polaire stoffen
Polaire stoffen worden tot elkaar aangetrokken, en zitten dus dicht bij elkaar
Apolaire stoffen
Stoffen zonder een positief geladen kant en een negatief geladen kant.
Heel belangrijk voorbeeld: olieën !
Apolaire stoffen
Apolaire stoffen worden naar elkaar toegedreven, en zitten dus ook dicht bij elkaar
Oplossen
1. Polaire (‘waterige’) stoffen lossen goed op in het polaire water. Daarom noemen we ze hydrofiel.
2. Apolaire (‘vetachtige’) stoffen lossen goed op in de apolaire olieën. Daarom noemen we ze hydrofoob.
Hard water
Mg2+
Ca2+
Mg2+
Ca2+
Mg2+
Ca2+
Mg2+
Ca2+
Fe3+
Fe3+
Mg2+
Ca2+
Hard water bevat relatief veel:1.Calciumionen2.Magnesiumionen3.IJzer(III)ionen