Samenvatting laat maar zien

19
Samenvatting Beeldende vorming H1 Wat maakt de mens een mens? Hij creëert zijn omgeving naar eigen ideeën en voorkeuren, noteert zijn visuele waarnemingen, representeert en communiceert door middel van beelden. Uniek voor de mens is het vermogen om vorm te geven en ‘visuele sporen’ te gebruiken om er iets anders mee uit te drukken. Iconen De meest karakteristieke beelden van een generatie. Visuele representatie De betekenis zelf kunnen sturen door meer specifieke vormkenmerken toe te voegen. Functies van beelden Functioneel gebruiksgemak Vormgeving die vooral gericht is op gebruiksgemak. Aanschouwelijk ordenend. Vormgeving kan duidelijkheid verschaffen in abstracte begrippen en complexe relaties. (grafiekjes, diagrammen) Narratief Beelden kunnen een verhalende functie hebben. Illustratief Afbeeldingen (foto’s en tekeningen) hebben een illustratieve functie als ze laten zien wat er in een tekst wordt behandeld. Directief Verkeersborden of andere tekens zijn beelden met een aanwijzende, waarschuwende en/of regulerende functie. Verbeeldend Mensen kunnen fantaseren over een werkelijkheid die (nog) niet bestaat. Decoratief Mensen brengen vraag versiering aan in hun omgeving. Esthetisch In het verlengde van de decoratie liggen beelden die gemaakt worden uit louter schoonheidsoverweging. Expressief Beelden kunnen emoties uitdrukken. Amusement

description

Hoofdstukken

Transcript of Samenvatting laat maar zien

Page 1: Samenvatting laat maar zien

Samenvatting Beeldende vorming

H1

Wat maakt de mens een mens?Hij creëert zijn omgeving naar eigen ideeën en voorkeuren, noteert zijn visuele waarnemingen, representeert en communiceert door middel van beelden.Uniek voor de mens is het vermogen om vorm te geven en ‘visuele sporen’ te gebruiken om er iets anders mee uit te drukken.

IconenDe meest karakteristieke beelden van een generatie.

Visuele representatieDe betekenis zelf kunnen sturen door meer specifieke vormkenmerken toe te voegen.

Functies van beelden Functioneel gebruiksgemak

Vormgeving die vooral gericht is op gebruiksgemak. Aanschouwelijk ordenend.

Vormgeving kan duidelijkheid verschaffen in abstracte begrippen en complexe relaties. (grafiekjes, diagrammen)

NarratiefBeelden kunnen een verhalende functie hebben.

IllustratiefAfbeeldingen (foto’s en tekeningen) hebben een illustratieve functie als ze laten zien wat er in een tekst wordt behandeld.

Directief Verkeersborden of andere tekens zijn beelden met een aanwijzende, waarschuwende en/of regulerende functie.

VerbeeldendMensen kunnen fantaseren over een werkelijkheid die (nog) niet bestaat.

DecoratiefMensen brengen vraag versiering aan in hun omgeving.

EsthetischIn het verlengde van de decoratie liggen beelden die gemaakt worden uit louter schoonheidsoverweging.

ExpressiefBeelden kunnen emoties uitdrukken.

AmusementEen bevredigende uitbreiding van hun visuele wereld, het biedt ze vermaak.

Leren met beelden Kinderen maken ‘van nature’ beelden. Ze hebben de behoefte en het recht deze

begaafdheid, hun creatieve en beeldende vermogen te ontwikkelen. Verder betekent vormgeven ook het op een specifieke manier kennismaken met materie.

Kinderen doen ervaringen op met materialen die ze elders niet opdoen. Kinderen hebben veel plezier in het maken en omgaan met beelden. Het verrijkt net als taal,

muziek, dans en spe, de manier waarop ze de werkelijkheid ervaren.

Page 2: Samenvatting laat maar zien

Het creëren van beelden geeft kinderen mogelijkheden zichzelf te ontdekken, een identiteit te ontwikkelen door interactie met hun beelden, de anderen en beelden van de anderen.

Zelf beelden maken is deel uitmaken van cultuur. Door beelden te maken en er met anderen over te praten, vormen kinderen een culturereel (zelf)bewustzijn.

Onderwijs bereidt kinderen voor op het participeren in een samenleving.

H2

Waarnemen als intentionele activiteitKijken is in de eerste instantie functioneel. Als je beweegt, scan je de directe omgeving af op naderend onheil. Dat gebeurt over het algemeen op onbewust niveau. Daarentegen wordt hetgeen dat bewust wordt waargenomen, sterk bepaald door de persoon in kwestie, met zijn eigen geaardheid, gevoeligheid, gerichtheid en intenties. Intentioneel wantIeder heeft een ‘eigen’ beeld van de ‘objectieve’ omgeving.

Beelden makenDoet een beroep op het vermogen te manipuleren met visuele informatie, zoals vorm en kleur, ruimte en compositie. Vormgevende handelingen zijn erop gericht een beeld te laten vertellen wat het moet vertellen. De vormgever geeft het beeld zeggingskracht.

Definitie beeldend vormgevenIs het betekenis verlenen aan materie door de vorm aan te passen. Dat gebeurt in een creatief proces van beschouwing (kijken/vergelijken), onderzoek (experimenteren/overwegen) en werkwijze (handelen/verwerken)Reflectie stuurt die activiteiten aan en zorgt voor persoonlijke afstemming.

Vormgeven is een creatief proces. Het is een ontdekkingstocht.

Productcomponenten (betekenis, vorm, materie)

BetekenisWordt datgene verstaan, wat het beeld uitdrukt: Het geheel van associaties en emoties dat teweeg kan brengen.De mate waarin een beeld begrepen wordt, is afhankelijk van deoverlapping van ervaringsvelden.Drie lagen1. Visuele betekenis: Hoe ziet het eruit?2. Objectkennis: Wat stelt het voor?3. Symbolische betekenis: Waar verwijst het naar?

Beeldende begrippen

Page 3: Samenvatting laat maar zien

RealistischWerkelijkheidsgetrouw. Kunststroming realisme (Moeilijke omstandigheden).SurrealistischEen niet bestaande, droomachtige situatie. (vaak werkelijkheidsgetrouw)AbstractHet kunstwerk verwijst naar een idee of begrip, iets dat niet te zien is. Tegenovergestelde van concreet, iets dat zeer tastbaar aanwezig is.ConcreetHet beeld is wat het is.Non-figuratiefHet beeld bevat geen gelijkenissen of verwijzingen naar iets herkenbaars uit de werkelijkheid.ImpressionistischHet beeld geeft een (globale) visuele indruk van een bestaande situatie. (het werkelijke licht en de werkelijke vorm)ExpressionistischHet beeld geeft uitdrukking aan een emotionele gesteldheid.

VormVerstaan we de verzameling van visuele aspecten die het beeld bepalen.

Beeldaspecten (ingrediënten van een beeld) zijn de visuele variabelen die in een beeld te onderscheiden zijn: vorm, kleur, ruimte, textuur en compositie.Beeldend vormgeven verandert passief kijken in actief waarnemen.

MaterieDatgene waarvan een beeld is gemaakt of kan worden gemaakt.Materialen verschillen in de mate waarin ze vorm hebben of vormloos zijn.Hout en steen hebben een geheel eigen structuur en vorm. Zand, water en klei zijn daarentegen vrij vormloos (amorf).Materie op de basisschoolTwee standpunten:1. opvatting dat kinderen een minimum aan materialen aangeboden krijgen, zodat ze met een optimale materiaalbeheersing echt aan vormgeven toekomen.2. overtuiging dat kinderen recht hebben op een zo rijk mogelijke schakering aan materiaalervaringen.

ProcescomponentenVormgeven is een open, creatief proces dat bestaat uit beschouwen, onderzoeken en handelen.

Page 4: Samenvatting laat maar zien

BeschouwenBewust en met enige afstand kijken naar de wijze waarop een beeld kan worden waargenomen en betekenis krijgt. Kan voorafgaan aan vormgeven, maar ook tussentijds plaatsvinden.

OnderzoekenIs de creatieve ontdekkingstocht naar mogelijkheden met materiaal, variaties in de vorm en het effect op de zeggingskracht van het beeld.

WerkwijzeHet handelen met materiaal en gereedschap, waarmee gerichte vormgevende ingrepen wordt uitgevoerd.Teveel ‘vaardigheid’ kan een authentiek proces in de weg staan.

ReflectieAfstand nemen en beoordelen.Het werk gaat deel uitmaken van sociale interacties en functioneren als communicatiemiddel.Het zorgt voor interactie tussen de procescomponenten. Door te reflecteren stuurt de vormgever zijn handelen in zijn werkproces.

Wat is creativiteit? Een probleem op een vernieuwende wijze kunnen oplossen. Het vermogen om iets origineels te ontwikkelen. De vrijheid om iets steeds van een andere kant te kunnen zien. Iets in een andere context kunnen zien.

Divergentie en convergentieHet voornaamste aspect van creativiteit is het vermogen m nieuwe mogelijkheden op het spoor te komen. Dat generen van mogelijkheden wordt divergentie genoemd. Creatief handelen heeft een zoekend ofwel heuristisch karakter. Beeldend vormgevenHet proces begint met een probleemstelling. Dat probleem wordt vanuit verschillende invalshoeken bekeken. Na herkenning van de verschillende kanten, komt er een stroom van ideeën op gang, vrije associaties en mogelijke oplossingen. Dat kunnen volstrekt irrelevante maar ook zeer bruikbare ideeën zijn. Deze eerste fase, die gericht is op het genereren van mogelijkheden, wordt divergentiefase genoemd. Kentering de creatieve vormgever krijgt het gevoel op het juiste spoor te zijn. Op dat moment ontstaan inzichten en worden keuzes gemaakt en worden vondsten opnieuw met elkaar in verband gebracht. Mogelijkheden worden geselecteerd op basis van voorkeuren en bruikbaarheid. Dat betekent dat er van de mogelijkheden die ontdekt waren er vele zullen worden afgewezen. De fase van het reduceren van mogelijkheden door keuzes en koppeling van deeloplossingen wordt de convergentiefase genoemd.

H3

Beeldend onderwijs

Page 5: Samenvatting laat maar zien

Omvat het maken en het beschouwen van beelden. Reflecteren speelt zowel bij het maken als bij het beschouwen van beelden een centrale rol.MakenBetekent dat je iets doet met je handen. Die handen doen dat niet vanzelf, die worden aangestuurd door hoofd (en hart).BeschouwenFunctie: wat is er eigenlijk te zien?ReflecterenOverwegen, keuzes maken, beoordelen, mening aangeven en beargumenteren.

Beeldende activiteiten en de brede ontwikkelingVijf ontwikkelingsgebieden

Sociaal-emotionele ontwikkeling Zintuigelijke ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Motorische ontwikkeling Ontwikkeling van de creativiteit

Kerndoelen54, de leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om ermee te communiceren.55, de leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.56, de leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.

Het basisplanBeschrijft concrete vak inhouden en doelstellingen van een beeldende activiteit op basis van de componenten uit het cirkelmodel.BetekenisBiedt een onderwerp voldoende aanknopingsmogelijkheden om kinderen vanuit hun eigen beleving en invulling te laten zieken en betekenis te geven? Een ‘goed’ onderwerp biedt mogelijkheden om waarnemingen, belevingen en associaties van kinderen samenhangend uit te diepen.VormWelke mogelijkheden zijn er om kinderen de vorm van het werkstuk te laten variëren, met welke beeldaspecten? Je gaat na welke beeldende inzichten tijdens de les de aandacht moeten krijgen.MaterieWelk materiaal en gereedschap bieden aantrekkelijke mogelijkheden voor vormvariaties?BeschouwingWelk beeldmateriaal kies je om kinderen de juiste visuele informatie te bieden en te prikkelen, te laten waarnemen, inbeelden, fantaseren, associëren, ordenen en selecteren? Je helpt de kinderen zich bewust te worden van wat er te zien is en hoe dat eruitziet.OnderzoekJe bedenkt hoe je kinderen kunt uitnodigen om creatief te zijn.

WerkwijzeJe toont hoe je materiaal en gereedschap kunt gebruiken en laat kinderen oefenen in een betekenisvolle context.

Page 6: Samenvatting laat maar zien

ReflectieJe zoekt naar manier om met het kind over het proces te praten en reflectie op gang te brengen.

Procesgerichte didactiekRicht zich vooral op de kwaliteit van het scheppende proces. Men gaat ervan uit dat een kind zich beeldend authentiek ontwikkelt door het goed doorpen van het creatieve vormgevingsproces.Het gaat om de samenhang tussen het proces en het product.

ProcesbegeleidingHelpen associëren en variëren op betekenissen. Tonen van vormgevingsmogelijkheden: gebruik van beeldaspecten als contour, kleurcontrast en compositie.Aangeven van mogelijkheden m.b.t. materiaalgebruik.Aanreiken van verschillende manieren van kijken: wat valt je op? Contouren, proporties, kleurverschillen, dichtbij, veraf.Aanzetten tot onderzoeken.Aangeven van mogelijkheden m.b.t. gebruik van gereedschap: hoe gebruik je de kwast? Lange streken, korte toetsen, tamponneren.Aanzetten tot reflecteren: overwegen van alternatieven, bepalen van voorkeuren, maken van persoonlijke keuzes.

Lesfasen omschrijvingOriëntatie inspirerende introductie over het

onderwerp. Informatie over beeldaspecten en hun

effect. Instructies over materiaal- en

gereedschapsgebruik.Uitvoering Observatie van het opstartende

vormgevingsproces. Begeleiding van het creatieve proces Logistiek, afronden van

werkzaamheden en opruimen.Nabeschouwing Beschouwen van de resultaten

Evalueren en reflecteren aan de hand van het basisplan.

Beoordelen en registreren.

H4

Beginsituatie

Page 7: Samenvatting laat maar zien

Geheel van voorwaarden die het welslagen van een leeractiviteit in hoge mate beïnvloeden. BetekenisWat weten de kinderen over het onderwerp?VormWat hebben ze eerder rond deze beeldaspecten geleerd?MateriaalWelke ervaringen hebben ze met het materiaal?BeschouwingWelk beeldmateriaal kunnen ze analyseren en gebruiken in hun beeldend werk?WerkwijzeWelke ervaring hebben ze met het werkproces en het gereedschap?OnderzoekKunnen ze experimenteren en probeersteltjes maken om te variëren en te kiezen?ReflecterenKunnen ze afstand nemen en nadenken over hun aanpak, voorkeur en keuzen?

Vakgerichte doelenEen beeldend doel

Bepaalt welk beeldaspect belicht wordt, zodat de kinderen ermee leren variëren in hun werkstuk.

Een materiaal technisch doel Omschrijft de vaardigheid die de kinderen oefenen met het materiaal en het gereedschap.

Lesdoelen bieden Een beeld van het gewenste lesresultaat (hypothese). Handvatten om de activiteit te ontwerpen en een lesbeschrijving te maken (lesfasen). Evaluatiecriteria om (met de kinderen) na te gaan of de leeractiviteit geslaagd is (evaluatie).

Een les doel beschrijft in concreto het gewenste leer resultaat van de lesactiviteit.

Inrichting van de leeromgeving Bij de oriëntatie op een beeldende activiteit hoort veel beeldmateriaal. Werkvormen, organisatie en inrichting Materiaal en gereedschap Plaats voor de eindproducten

Uitwerking van leerkrachtactiviteiten

Oriëntatie

Page 8: Samenvatting laat maar zien

Waaruit bestaat jouw inspirerende intro? Hoe breng je de noodzakelijke info over met het door jou gekozen beeldmateriaal? Hoe geef je een duidelijke instructie

Uitvoering Hoe zet je de kinderen aan het werk? Welk beeld heb je van de beginfase en wat denk je te kunnen observeren? Met welke interventies zet je ze aan tot beschouwing en creatief onderzoek? Waar verwacht je dat ze begeleiding nodig hebben bij de werkwijze? Welke reflectievragen stel je? Hoe organiseer je de afronding en het opruimen?

Nabeschouwing Welke vragen stel je en wat verwacht je van de kinderen? Hoe komen de evaluatiecriteria terug? Hoe benadruk je positieve aspecten en creatieve vondsten? Hoe kom je tot een beoordeling van leerprestaties?

De lesbeschrijving bevat de concrete activiteiten van de leerkracht en de leerlingen en hun interacties met het didactische materiaal tijdens de lesfasen.

H5

De leerkracht stelt alles in het werk om een zo groot mogelijke variëteit in werkstukken tot stand te laten komen. Het is een niet lineair verlopend, open probleemoplossingsproces dat zich voltrekt aan twee referentiekaders: intern en extern.

Open probleemoplossingsprocesHeuristische proces (open, onderzoekend) kent ook algoritmische elementen. (gesloten, vaste route):

Jouw introductie heeft de kinderen geïnspireerd en heeft een veld van associatiemogelijkheden blootgelegd.

In de informatiefase heb je uitgelegd hoe ze kunnen variëren met beeldaspecten. Tijdens de instructie heb je aangegeven welke achtereenvolgende stapjes leiden tot het

juiste gebruik van materiaal en gereedschap.

Twee referentiekaders Enerzijds moeten kinderen zelf bepalen hoe het werkstuk eruit komt te zien: interne

referentiekader.Het ‘interne referentiekader’ bevat kind eigen criteria bepaald door de persoonlijkheid, leeftijd en attitude van het kind.

Anderzijds opereren ze naar de richtlijnen die door de leerdoelen zijn bepaald: het externe referentiekader.

Het ‘externe referentiekader’ bevat vakinhoudelijke criteria ofwel de richtlijnen volgens het basisplan.

Factoren die het interne referentiekader bepalen Persoonlijkheidsaspecten Ontwikkelingsniveau Attitude

Page 9: Samenvatting laat maar zien

Vormgeven als iteratief procesAls een oplossing niet werkt, wordt er weer een stap terug gedaan en andere alternatieven uitgeprobeerd.

Het eigen creatieve vormgevingsproces als ervaringsbasisDoor het eigen vormgevingsproces met distantie te bekijken, leer je om te gaan met divergentie en convergentie, met het iteratieve karakter, maar ook met de attitudekant van creatief vormgeven.(sensitief en responsief handelen)

Creatief stimulerende interventies Begeleidingsinterventie

De bemoeienissen van de leerkracht met het vormgevingsproces van het kind. Beschouwingsinterventie

De leerkracht helpt de kinderen bewust te kijken en relaties te leggen tussen vorm en betekenis.De leerkracht stimuleert het waarnemen, vergelijken en analyseren van visuele informatiebronnen.

Materiaal technische interventieHelpt de leerkracht het kind de relatie zien tussen de omgang met het materiaal en de variatie in vorm en beeldaspect. Helpt ze waar mogelijk met het vergroten van hun vaardigheid door het even voor te doen (zone van naaste ontwikkeling).

Onderzoek interventieHelpt de leerkracht het kind bij het zoeken naar eigenheid in de relatie tussen materiaal, vorm en betekenis.

Reflectie interventieHelpt de leerkracht het kind de relatie te leggen tussen externe en interne criteria (ik-keuzes). Hij stelt het ik-perspectief van het kind centraal.

Overleg stimuleert reflectieJerome Bruner ziet leren als het opnemen van nieuwe informatie in een bestaande cognitieve structuur (vergelijkbaar met Piagets assimilatie en accommodatie proces). Daarin spelen drie representatiewijzen van de werkelijkheid een belangrijke rol:1. actieve representatie: het handelend omgaan met tastbare objecten.2. iconische representatie: het omgaan met visuele beelden.3. symbolische representatie: het omgaan met taal en abstracte tekens (wiskunde).

Tijdens het vormgeven vindt er een intensieve wisselwerking plaats tussen deze representatiewijzen die de begripsvorming (concept formation) ondersteunen.Iemand die vormgeef overleg met zichzelf (inner conversation).Met een ander overleggen (interpersonal conversation).

(overzicht interventies creatieve attitude, blz. 117)

Stijlen en strategieën KolbHield zich bezig met de grote verschillen tussen mensen in leren en probleem oplossen. Beeldend leren vormgeven

Cyclisch proces in fasen.

Page 10: Samenvatting laat maar zien

Waarin experiment leidt tot ervaring. Die door reflectie wordt geconceptualiseerd(tot begrip gemaakt). Om vervolgens weer een nieuw experiment te kunnen bedenken.

4 typen (leerstijlen) De doener verbindt actief experimenteren met de concrete ervaring. De bezinner verbindt de concrete ervaring met waarnemen en reflecteren. De denker koppelt reflectie aan theoretische concepten. De beslisser brengt theoretische concepten in verband met het actieve experiment.

8 Meervoudige intelligenties (Gardner) 1. visueel/ruimtelijke intelligentie: is sterk in beeldende representatie, visualisatie, schema’s, plattegronden en grafieken.2. muzikaal/ritmische intelligentie: is sterk in muziek maken en componeren, muziek om de sfeer te beïnvloeden of in een ritme iets aan te leren.3. lichamelijke/kinesthetische intelligentie: is sterk in motoriek, dans en beweging, lichamelijk communiceren door spel of door beweging structureren.4. naturalistische intelligentie: kan goed classificeren en rubriceren, observeren en vergelijken.5. verbaal/linguïstische intelligentie: kan goed luisteren, lezen en schrijven.6. logisch/mathematische intelligentie: werkt graag met probleemstellingen die een beroep doen op het denkvermogen, denkt probleemoplossend.7. interpersoonlijke intelligentie: kan goed samenwerken en leren, heeft een sterke sociale ontwikkeling. 8. intra persoonlijke intelligentie: is goed in staat te reflecteren, kan goed omgaan met gevoelens, waarden en opvattingen.

Ze hanteren werkvormen waarin ze sterk zijn en met de intelligentie(s) die ze van nature makkelijk ontwikkelen. Van daaruit nemen ze hun zwakkere kanten mee (matchen en stretchen).

H7

Juiste moment nabeschouwingDirect na het maakproces voordeel, het ligt nog vers in het geheugen.

Page 11: Samenvatting laat maar zien

nadeel, nog niet genoeg afstand genomen.Beste moment, na het speelkwartier of de middagpauze.

Nabeschouwen wordt vooral zinvol als de kinderen er ook echt bij betrokken zijn. Je creëert betrokkenheid door beide referentiekaders voor de kinderen als ‘maatstaf’ te gebruiken. Het externe referentiekader biedt min of meer objectieve criteria (oriëntatie). Daarnaast gaat de aandacht uit naar de keuzes die de kinderen hebben gemaakt. Ze worden uitgenodigd te verwoorden wat ze zelf wilden bij het vormgeven en in hoeverre dat is gelukt. Ze leveren daarmee zelf de criteria aan voor e subjectieve maat, het interne referentiekader. Tegen die achtergrond krijgen ze feedback op hun werk en het proces. De informatie kunnen ze in een later stadium weer gebruiken bij het beschouwen en vormgeven.

Functies leerlingen1. de nabeschouwing is een moment van bewondering, verwondering en esthetisch genoegen.2. de nabeschouwing is een evaluatie.3. het kind staat centraal als vormgevend persoon. (ik creëer, dus ik ben)4. Het bekritiseren.

Functies leerkracht1. geeft een helder beeld van de vak inhoudelijke leerprestaties van de kinderen.2. je kunt zien of er een ontwikkeling is bij de kinderen, zowel vak inhoudelijk en in termen van attitude.3.het geeft feedback op je eigen functioneren.

(kijkwijzer nabeschouwing, blz. 136.)

Een juiste beoordeling weerspiegelt1. de mate waarin het kind de aangereikte informatie heeft verwerkt (extern referentiekader).Kon deze leerling:Betekenis kiezen en daarop door associëren?Variëren met de vorm en met materiaal omgaan?Goed en genuanceerd kijken?Juist handelen met materiaal en gereedschap?Onderzoeken en iets nieuws uitproberen?2. de eigen manier waarop dit kind tot beeldend werk is gekomen (interen referentiekader).Kon deze leerling?Een eigen weg gekozen?Voorkeuren getoond?Initiatief genomen?Zelfstandig doorgezet?

Evaluatie Evalueren naar aanleiding van je voorbereiding. Evaluatie van de voorbereiding. Evaluatie van de oriëntatie. Evaluatie van de begeleiding. Evaluatie van de nabeschouwing.

Page 12: Samenvatting laat maar zien

AttributieVan nature de neiging om succes toe te schrijven aan ons eigen optreden, terwijl we falen graag wijten aan allerlei andere factoren, het liefst buiten onszelf.

H8(Indeling beeldaspecten, blz. 157)

Vormgeven aan ruimte Ruimte innemen

Vormen die vooral door verdeling van massa worden bepaald. De maker drukt zicht vooral uit in de ‘plastiek’. De kwaliteit wordt bepaald door de zichtbare spanning.

Ruimte doorstekenVormen waarbij de massa nauwelijks een rol speelt.Daarbij gaat het vooral om het aangeven van de ruimte, vaak zo licht en sterk mogelijk, een ruimtelijke lijnenspel.Een ruimtedoorstekend werkstuk wordt gekenmerkt door grote efficiëntie in materiaalgebruik en boeiende richtingsverschillen van de onderdelen.

Ruimte omvattenZowel functioneel (overleven) als emotioneel (gevoel van veiligheid en beschutting).

Ruimte suggesties op het vlak Lichtinval

Als we binnen de contour licht en donker aanbrengen, dan krijgt de vorm volume. Standpunt en horizon

Een hoog standpunt levert een groot grondvlak op en een laag standpunt een lage horizon en dus klein grondvlak op. (vogelvlucht en kikvorstperspectief)

Plaats in het grondvlakLagere plaatsing van de dingen betekent dichterbij, de hogere dus verder weg.

OverlappingKun je laten zien wat dichterbij en wat verder weg.

GrootteverschilDe ruimtesuggestie wordt versterkt door de (gedeeltelijke) afbeelding van een groot object voorin. Dat ‘duwt’ de rest van de afbeelding terug. (repoussoir)

Kleur en textuurDoor de toenemende afstand neemt in je waarneming de kleurintensiteit af, waardoor de contrasten kleiner worden en contouren vervagen. (atmosferisch perspectief)De oppervlaktestructuur ofwel textuur op afstand dichter en minder goed waarneembaar. (textuurgradiënt)

Ruimtelijk werk van kinderen Ruimte innemend als boetseerwerkstukken (klei, papier maché) Ruimte doorstekend als constructief werk met takken, hout, textiel, saté prikkers,

papierstroken.

Page 13: Samenvatting laat maar zien

Ruimte omvattend als werk met kosteloos materiaal, vaak doezen, papier en kartonbouwwerken en keramiek (potten van klei)

(doelen rondom ruimte blz. 162)

KleurVeroorzaakt door het effect van licht dat je visueel waarneemt.Eigenschappen: toon(bepaalt de soort waartoe de kleur behoort, bruin of violet) helderheid(zegt iets over de mate waarin het licht weerkaatst wordt) en verzadiging(de mate van kleurigheid).SystematiekKleurencirkel Johannes Itten

Combinaties, zowel harmonieus alsin het oog springend. (complementair)

Kleurnuances en contrastenKracht van kleuren komt vooraltot uitdrukking in hun combinatie.Complementair contrastTegenovergesteld kleuren.

Basiskleuren en mengenKleuren die een hevige kracht bezitten (fel).Primaire kleuren, rood, geel, blauw.Pointillisme en kleurendruk (optische kleurmenging).

KleurbelevingWarme en koele kleuren.

FunctieSchutkleur/camouflage kleur.Herkenning, bijv. verkeersborden.

Betekenis en symboliekKleuren kunnen een betekenis vertegenwoordigen en daardoor symbolisch gebruikt worden.

Toonwaarden en lichtvalLichtbron is van doorslaggevende betekenis in de wijze waarop we de omgeving zien.Die geeft het licht een intensiteit (sterkte),een kwaliteit en een richting.Niet belichte kant – schaduw.

(doelen kleur en lichtval blz. 168.)

Vorm Verschijningsvorm Wijze van ontstaan De functie die ze lijken te verrichten

Page 14: Samenvatting laat maar zien

Hetgeen ze uitdrukken

Ruimte innemende vormenVerdeling van de massa staat centraal (plastiek werk).(plastisch betekent kneedbaar of vervormbaar).Ruimte doorstekende vormenDe massa lijkt te ontbreken. Ruimte omvattende vormenZijn hol.

Vormen in het vlak Contour en lijn

De buitenste begrenzing van vorm noemen we ook wel contour (omtreklijn). Figuur en restvorm

In kinderwerkBoetseer en textiel werkstukken.(doelen rondom vorm blz. 172)

Textuur

Weergave van het oppervlakBij vormgeven in het platte vak (tekenen of schilderen) kun je de aard van het oppervlak weergeven of suggereren. Dat noemen we stofuitdrukking.Textuur in kinderwerkKleitegels en boetseerwerk.Natuurmaterialen.Werkvorm rubbing (texturen zichtbaar in beeld brengen doormiddel van doorwrijven).(doelen rond textuur blz. 175)

Compositie Groeperen en rangschikken Construeren

Effect van ordeningswijzen Het kader als uitsnede Rust

Voornamelijk horizontale en verticale richtingen.Grote samenhangende vormen.Symmetrie en balans in de opbouw van het beeld.

BewegingHet gebruik van diagonale richtingen.Ritmische gefragmenteerde vormen.Asymmetrie en doorbroken evenwicht.Factor tijd in beelden (vierde dimensie).

DecoratieVersiering en ornament hebben dezelfde esthetische functie.Stileren, spiegelen en roteren

Page 15: Samenvatting laat maar zien

Samenvattend kunnen we zegen dat de compositorische mogelijkheden als herhaling (ritme en patroon), tegenstellingen (contrast), richting (evenwicht en beweging), esthetisch effect (versiering en decoratie) in de zeggingskracht van zowel ruimtelijke als vlakke producten een prominente rol spelen. Met de compositie wordt de uiteindelijke betekenis van het beeld bepaald. In een helder en functioneel beeld reflecteert de compositie de gewenste betekenis die de maker met het beeld heeft willen uitdrukken.

Compositie in kinderwerk In ruimtelijk werk met blokken, constructiespeelgoed, kosteloos materiaal. Het maken van bewegende constructies als mobiles. In vlakke werkstukken met knippen en plakken van losse vormen, stempelen en sjabloneren.

(doelen rond compositie, blz. 183)