Samenvatting economie SE.docx

34
Samenvatting economie SE-week 3: markt en overheid , vervoer, verdienen en uitgeven, Europa en conjunctuur: Markt en overheid: Aantal aanbieders Soort product Transparante markt Vrije toe- en uittreding Volledige concurrentie Veel Homogeen Ja Ja Monopolistis che concurrentie Veel Heterogeen Nee Ja Oligopolie Enkele Kan beide Nee nee Monopolie Eén Homogeen Ja nee Als er veel aanbieders zijn op een markt is de macht van een individuele producent klein. Prijs wordt bepaald door markt mechanisme (vraag en aanbod). Homogeen product: in de ogen van de consument zijn alle exemplaren van dat product identiek. Heterogeen product: niet homogeen (verschillend van elkaar). Transparante (doorzichtige) markt: als de belangrijke gegevens over de markt helder en duidelijk te verkrijgen zijn. Volledige concurrentie: Als er op een bepaald moment op de markt veel winst wordt gemaakt dan zullen meer producenten het betreffende product gaan aanbieden. De aanbodlijn zal dan naar rechts verschuiven( voor dezelfde prijs meer producten) , hoe ver hangt af van de kosten. Zolang er winst wordt gemaakt zullen aanbieders (concurrenten) toetreden. Aanbieders produceren tegen zo laag mogelijke kosten. Aanbieders blijven toetreden totdat de prijs gelijk is aan de minimale kosten per product. 1

Transcript of Samenvatting economie SE.docx

Page 1: Samenvatting economie SE.docx

Samenvatting economie SE-week 3: markt en overheid , vervoer, verdienen en uitgeven, Europa en conjunctuur:Markt en overheid:

Aantal aanbieders

Soort product Transparante markt

Vrije toe- en uittreding

Volledige concurrentie

Veel Homogeen Ja Ja

Monopolistische concurrentie

Veel Heterogeen Nee Ja

Oligopolie Enkele Kan beide Nee neeMonopolie Eén Homogeen Ja nee

Als er veel aanbieders zijn op een markt is de macht van een individuele producent klein. Prijs wordt bepaald door markt mechanisme (vraag en aanbod).

Homogeen product: in de ogen van de consument zijn alle exemplaren van dat product identiek.

Heterogeen product: niet homogeen (verschillend van elkaar).

Transparante (doorzichtige) markt: als de belangrijke gegevens over de markt helder en duidelijk te verkrijgen zijn.

Volledige concurrentie:Als er op een bepaald moment op de markt veel winst wordt gemaakt dan zullen meer producenten het betreffende product gaan aanbieden. De aanbodlijn zal dan naar rechts verschuiven( voor dezelfde prijs meer producten) , hoe ver hangt af van de kosten.

Zolang er winst wordt gemaakt zullen aanbieders (concurrenten) toetreden. Aanbieders produceren tegen zo laag mogelijke kosten. Aanbieders blijven toetreden totdat de prijs gelijk is aan de minimale kosten per

product.

1

Page 2: Samenvatting economie SE.docx

Prijs is hoger dan evenwicht↓Er ontstaan voorraden(aanbodoverschot)↓Aanbieders verlagen hun prijs Om alles te kunnen verkopen

Prijs is lager dan evenwicht↓Meer vraag dan aanbod(vraagoverschot)↓Aanbieders verhogen hun prijsOmdat er nog steeds vraag is.

Door het marktmechanisme worden de productiefactoren (natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap) zo ingezet dat zij het beste in de behoefte voorzien. (= optimale allocatie van productie factoren)

Monopolie:Een monopolist bepaalt in theorie zelf de prijs van zijn product.Hij is echter wel gebonden aan de betalingsbereidheid van de consument.Als een monopolist verschillende prijzen in rekening brengt aan verschillende groepen voor hetzelfde product is er sprake van prijsdiscrimintatie. (bijvoorbeeld kinderen-/ouderenkorting)

Oligopolie:Toetredingsbarrières:

- Als de toetreding mislukt, is een groot deel van de (hoge) investeringen waardeloos. (verzonken kosten)Mogelijke toetreders laten zich hierdoor afschrikken.

- Op een oligopolistische markt vinden vaak veel innovaties (vernieuwingen) plaats om de concurrentie voor te blijven. Nieuwkomers hebben vaak te maken met octrooien. (= patent)

Je kan concurreren of samenwerken.Concurreren: - productdifferentiatie: product wordt heterogener waardoor de klant zich meer

verbonden kan voelen met het product.- prijs oorlog.

Samenwerken: KartelvormingBedrijf dat als eerste de afspraken bekent gaat vrijuit terwijl de overige karteldelen worden bestraft (boete).

2

Page 3: Samenvatting economie SE.docx

Waarom zal iemand zijn prijs niet verlagen: dan moeten de andere aanbieders meedoen en heeft iedereen minder winst.Waarom zal iemand zijn prijs niet verhogen: de andere aanbieders verhogen hun prijzen niet met als resultaat minder vragers voor de ene aanbieder.

Monopolistische concurrentie:Bijvoorbeeld de horeca.Door productdifferentiatie (onderscheiden van hun producten dan dat van de concurrent) geen volledige concurrentie maar monopolistische concurrentie.

Op korte termijn kan nu overwinst gemaakt worden. Op lange termijn zal deze overwinstnet als bij volledige concurrentie weer verdwijnen. (door imitatie van nieuwe toetreders)

Minimum prijzen:Dit wordt door de overheid gedaan ter bescherming van de producent, bijvoorbeeld een minimale melkprijs. (interventieprijzen)Maximum prijzen:Dit wordt gedaan ter bescherming van de consument, bijvoorbeeld een maximale prijs voor de huur van een woning.

Collectieve goederen:Dit zijn goederen die niet individueel leverbaar zijn en dus alleen door de overheid gemaakt kunnen worden. Ook kunnen mensen niet uitgesloten worden van gebruik van die goederen. Bijvoorbeeld lantaarnpalen, windmolens, het leger en de politie.

Opbrengstfuncties:TO= P x QTO= GO x Q

GO= TO / QGO= P = MO (bij een vaste verkoopprijs per stuk, verkoopmarkt van volledige mededinging)

TO= totale opbrengstP= de verkoopprijsQ= de afzet (aantal stuks)GO= gemiddelde opbrengst (opbrengst per stuk)MO= de marginale opbrengst ofwel de opbrengst van één extra product

3

Page 4: Samenvatting economie SE.docx

Kostenfuncties:TK= TVK + TCKTVK= GVK x QGCK= TCK / QGTK= GVK + GCK = (TCK / Q) + (TVK / Q)

TK= totale kostenTVK= totale variabele kosten (Kosten waarvan het totaalbedrag verandert als de productie verandert)

Variabele kosten kunnen proportioneel, degressief of progressief zijn: Proportioneel: de variabele kosten stijgen recht evenredig met de afzet, productie, … Degressief: de variabele kosten stijgen minder dan evenredig met de afzet, productie, … Progressief: de variabele kosten stijgen meer dan evenredig met de afzet, productie, …

TCK= totale constante kosten (alle kosten die onafhankelijk zijn van de productieomvang)GVK= gemiddelde variabele kosten (variabele kosten per stuk)MK= marginale kosten (kosten van één extra product)

Winstfuncties:TW= TO – TK GW= GO – GTKTW= GW x Q

De omzet is altijd maximaal bij MO = 0 !!!!↓Grafisch berekenen:

1. Zoek in de grafiek het punt waar de MO de horizontale as snijd. Is er geen snijpunt tussen de MO en de horizontale as dan is de winst maximaal bij de maximale productiecapaciteit.

2. Het snijpunt tussen de MO lijn en de horizontale as geeft de afzet (Q) aan waarbij de omzet maximaal is.

3. Ga van het snijpunt tussen de MO en de horizontale as omhoog tot je op de GO lijn uitkomt. Vanaf de GO lijn ga je naar links en kijk op de verticale as wat de verkoopprijs (P) is.

4. Vermenigvuldig de afzet (Q) van stap 2 met de prijs (P) van stap 3. Je hebt dan de maximale omzet (TO) berekend.

De winst is altijd maximaal bij MO = MK !!!!↓Met de formule berekenen:

1. Stel MO gelijk aan MK en bereken zo de afzet (Q) waarbij de winst maximaal is.2. Vul de afzet van stap 1 in bij de TO formule om de omzet te berekenen bij de maximale

winst.3. Vul de afzet van stap 1 in bij de TK formule om de totale kosten te berekenen bij de

maximale winst.4. Verminder de TO van stap 2 met de TK van stap 3.

4

Page 5: Samenvatting economie SE.docx

Grafisch berekenen:1. Zoek in de grafiek het punt waar de MO de MK lijn snijdt. Is er geen snijpunt dan is de winst

maximaal bij de maximale productiecapaciteit.2. Ga van het snijpunt tussen de MO en MK lijn naar beneden en kijk op de horizontale as wat

de afzet (Q) is.3. Ga van het snijpunt tussen de MO en MK lijn omhoog tot je op de GO lijn uitkomt. Ga

vervolgens naar links en kijk op de verticale as wat de verkoopprijs (P) is.4. Vermenigvuldig de afzet (Q) van stap 2 met de prijs (P) van stap 3. Je hebt dan de omzet (TO)

berekend die hoort bij de maximale winst.5. Ga van het snijpunt tussen de MO en MK lijn naar boven tot je op de GTK lijn uitkomt. Ga

vervolgens vanaf de GTK lijn naar links en kijk op de verticale as wat de GTK zijn.6. Vermenigvuldig de afzet (Q) van stap 2 met de GTK van stap 5. Je hebt dan de totale kosten

(TK) berekend bij de maximale winst.7. Verminder de TO van stap 4 met de TK van stap 6. Je hebt dan de maximale winst berekend.

De break-even omzet: Op het break-even punt zijn de totale kosten gelijk aan de totale opbrengsten of de gemiddelde totale kosten gelijk aan de gemiddelde opbrengstBij TO = TK en GO = GTK wordt er geen winst of verlies gemaakt !!!!↓Berekenen met formules van TO en TK:

1. Stel TO gelijk aan TK en bereken zo de afzet (Q) die bij het break-even punt hoort.2. Vul de afzet van stap 1 in bij de TO of TK formule om de omzet / totale kosten te berekenen

waarbij geen winst of verlies wordt gemaakt.↓Grafisch berekenen met GO en GTK:

1. Zoek in de grafiek het punt waar de GO en de GTK lijnen snijden. Is er geen snijpunt dan is er geen break-even punt.

2. Ga van het snijpunt tussen de GO en GTK lijn naar beneden en kijk op de horizontale as wat de afzet (Q) is.

3. Ga van het snijpunt tussen de GO en GTK lijn naar links en kijk op de verticale as wat de verkoopprijs (P) is.

4. Vermenigvuldig de afzet (Q) van stap 2 met de prijs (P) van stap 3. Je hebt dan de break-even omzet (TO) berekend.

↓Grafisch berekenen met TO en TK:

1. Zoek in de grafiek het punt waar de TO en TK lijnen snijden. Ga vanaf het snijpunt naar de linker as hier vind je de break even omzet.

5

Page 6: Samenvatting economie SE.docx

-Collectieve goederen: goederen die door de overheid worden betaald en onderhouden, maar waar de burger gratis gebruik van mag maken. (bv. Straatverlichting, leger)-Quasicollectieve goederen: dit zijn individuele goederen, waarvan de overheid het gebruik zo belangrijk vindt, dat zij ze meestal tegen een lagere prijs aanbiedt dan waartegen het bedrijfsleven deze goederen zou kunnen aanbieden. (bv. Onderwijs, ov, musea)-Individuele goederen: Dit zijn de goederen waar je gewoon zelf voor betaald.

-Nadelige externe effecten: Dit zijn de nadelige gevolgen van productie en consumptie, die niet in de prijs zijn opgenomen. De producent houdt zich bij zijn berekeningen alleen bezig met bijvoorbeeld de lonen en de grondstoffen. Nadelige e. e. zijn dan bijvoorbeeld het dierenleed voor een hamburger of de Co2 uitstoot voor het vervoer.-Positieve externe effecten: andere profiteren van de productie zonder ervoor te betalen. Bijvoorbeeld het onderhoud van monumenten.

Bij negatieve externe effecten levert de markt meer producten dan maatschappelijk gewenst, bij positieve externe effecten is dat omgekeerd, de markt produceert te weinig. In beide gevallen komt de marktuitkomst niet overeen met de maatschappelijk gewenste uitkomst.Als bij de productie of de consumptie externe effecten optreden, spreken we van marktfalen: de markt functioneert niet optimaal maar faalt.

Ook een meelifter veroorzaakt een extern effect. Wanneer het aantal meelifters te groot is, gaat een project niet door en ontstaat er een collectief verlies van de welvaart.

MVO: maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit wil zeggen dat een bedrijf rekening houdt met het effect van hun activiteiten op het milieu.

Bedrijven houden hierbij rekening met de drie P’s:- People: Man/vrouw -verhouding, minder valide arbeidskrachten, sociale leerplekken.- Planet: Milieu vriendelijke productie.- Profit: Hoe de winst wordt verdiend en wat ermee gebeurt.

Ondernemingsvormen:(zonder rechtspersoonlijkheid = eigenaar is hoofdelijk aansprakelijk)

- Eenmanszaak (vaak ZZP’ers)- VOF (vennootschap onder firma) : 2 of meer mensen onder een gemeenschappelijke naam.

(met rechtspersoonlijkheid =de eigenaar is niet hoofdelijk aansprakelijk)- NV (naamloze vennootschap)- BV (besloten vennootschap)

Bij de eenmanszaak en VOF ligt de leiding bij de eigenaren.Bij de BV en NV ligt de leiding bij professionele bestuurders, managers die in loondienst zijn van het bedrijf.Het grote verschil tussen de BV en NV is dat de aandelen van een NV vrij verhandeld kunnen worden en die van een BV niet.

6

Page 7: Samenvatting economie SE.docx

7

Page 8: Samenvatting economie SE.docx

8

Page 9: Samenvatting economie SE.docx

Vervoer:

Marktaandeel van de afzet = ( afzet van een onderneming / afzet van de totale markt ) x 100%

TO van een taxibedrijf = prijs per km x het aantal km (TO= P x Q).

Marginale kosten: de kosten van 1 extra product:0 en 1 in de TK formule invullen en die van elkaar aftrekken.

Premie = kans op schade x gemiddelde hoogte van de te verwachte schade.

Averechtse selectie bestrijden:- Premie differentiatie- Verzekeren verplichten

Moral hazard (mensen die onvoorzichtiger zijn als ze verzekerd zijn) bestrijden:

9

Page 10: Samenvatting economie SE.docx

- Instellen eigen risico- Maximum vergoeding instellen

Asymmetrische informatie= De verzekeraar weet minder dan iemand die zich wil verzekeren.

- Consumenten surplus = het verschil wat de klant moet betalen en bereid is te betalen. (Altijd het bovenste driehoekje)

- Producenten surplus = de “winst” van een bedrijf.(Altijd het onderste driehoekje)

- Werkgevers surplus(Altijd het bovenste driehoekje)

- Werknemers surplus(altijd het onderste driehoekje)

Prijselasticiteit:Vraag naar een product kan prijsgevoelig = prijselastisch zijn of minder prijsgevoelig = prijsinelastisch.Prijselasticiteit van de vraag = EV

- Bestaan er substituten (vervangende producten) dan is de prijselasticiteit van de vraag hoog (minder dan -1)

- Op korte termijn is de prijselasticiteit (vaak) laag, maar op de langere termijn is hij hoger, dus in het begin zal hij tussen de 0 en -1 zitten en later zal hij kleiner zijn als -1)

- Noodzakelijke goederen zijn over het algemeen minder elastisch dan andere goederen. (inelastisch: tussen 0 en -1)

Waarde EV

Elastisch of inelastisch

% verandering van de vraag is groter of kleiner (invullen) dan de % verandering van de prijs

Prijs Hoeveelheid stijgt meer, stijgt minder, daalt meer of daalt minder (invullen)

Omzet stijgt of daalt

< -1 Elastisch Groter P ↑ Qv daalt meer ↓< -1 Elastisch Kleiner P ↓ Qv stijgt meer ↑> -1 Inelastisch Kleiner P ↑ Qv daalt minder ↑

10

Page 11: Samenvatting economie SE.docx

> -1 Inelastisch Groter P ↓ Qv stijgt minder ↓

Inkomen en vraag naar producten:In het algemeen neemt de vraag toe als het inkomen stijgt. Bij inferieure goederen neemt de vraag juist af.

11

Page 12: Samenvatting economie SE.docx

Inkomenselasticiteit-… inferieur goed 0 primair goed 1 luxe goed 1+

Ceteris-paribusvoorwaarde: Alle overige factoren veranderen niet.Bijv. 3 factoren die van invloed zijn op de gevraagde hoeveelheid en die onder de CP vallen:

- Inkomen- Aantal vragers- Aantal vervangende producten (substituten)

Verdienen & uitgeven:

12

Page 13: Samenvatting economie SE.docx

Overdrachtsinkomens: Je ontvangt iets zonder dat er een tegensprestatie tegenover staat in de vorm van het verrichten van arbeid of het ter beschikking stellen van kapitaal of natuurlijke hulpbronnen.(bv. Uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en bijstand)

RIC (indexcijfer reëel inkomen) = NIC (indexcijfer nominaal inkomen)/PIC (prijsindexcijfer) x 100%

Indexcijfer = bepaald jaar / basisjaar X 100

Het bruto binnenlands product van een land is in sterke mate afhankelijk van de grootte van et land en dan vooral van het aantal inwoners.

BBP per inwoner = BBP van het hele land / het aantal inwoners.

! door de toegevoegde waarde van alle bedrijven in een land, commercieel en niet commercieel, bij elkaar op te tellen, krijg je de productie van een heel land. Dit is het bruto binnenlands product (BBP)

Het BBP = het bruto binnenlands inkomen.

Nominaal inkomen: Hoeveel hebben we echt, bijvoorbeeld 600 miljoenReëel inkomen: De koopkracht, dus hoeveel kun je er mee kopen, denk aan inflatie e.d.

Nadelen van het berekenen van de welvaart m.b.v. het BBP:

13

Page 14: Samenvatting economie SE.docx

- Je weet niet hoe de inkomens verdeeld zijn, als 90% van het reëel inkomen wordt verdiend door 5% van de bevolking, dan zijn er dus veel arme mensen en zegt het dus niks over de welvaart.

- Welvaart verhogende dingen worden niet meegerekend, zoals bijvoorbeeld vrijwilligerswerk.- Ook zwart werk wordt niet meegerekend en dit verhoogd wel de welvaart.- Sommigen dingen worden wel meegeteld, maar de externe negatieve effecten hiervan niet,

bijvoorbeeld een bedrijf die zijn afvalstoffen dumpt, dit verslechtert de welvaart maar wordt niet opgenomen in het nationaal inkomen.

- Er wordt geen rekening gehouden met uitputting van natuurlijke hulpbronnen en dit gaat ten koste van de volgende generaties.

Informeel circuit: (of informele economie) Zwartwerk en vrijwilligerswerk.Formeer circuit: (of formele economie) Hierin vindt de geregistreerde productie plaats. Bij de berekening van het binnenlands inkomen wordt alleen rekening gehouden met de formele economie.

Duurzame ontwikkeling: Geïntroduceerd als maatstaaf voor de welvaart. Hieronder verstaan we een economische ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de welvaart van de komende generaties aan te tasten.

Categoriale inkomensverdeling: de verdeling van het inkomen over de verschillende productiefactoren. Het gaat hierbij om de vraag welk deel van het inkomen iedere productiefactor krijgt.

Loonquote: geeft informatie over de verdeling van de productiewaarde over arbeid en kapitaal. Een stijgende loonquote kan wijzen op minder winstgevendheid bij de bedrijven waardoor investeringen in gevaar kunnen komen. Hoeveel van de inkomsten van een bedrijf gaan uit naar de lonen.LQ= loon / binnenlandsinkomen x 100%

De overige inkomensquote (OIQ) :OIQ = huur,pacht,rente en winst / binnenlandsinkomen x 100%

Arbeidsinkomensquote (AIQ): AIQ= loon + toegerekend loon zelfstandigen / binnenlandsinkomen x 100%

Winstquote:De totale winst - toegerekend loon zelfstandigen / binnenlandsinkomen x 100%

Bij berekenen van het binnenlandsinkomen het loon van de zelfstandigen niet meetellen want dat zit al bij de winst inbegrepen.

BBP = bruto binnenlandsinkomen = productiewaarden van alle bedrijven + productiewaarden van de overheid.

Economische kringloop = productie leidt tot inkomen en de inkomens worden weer gebruikt om producten van bedrijven te kopen, dus leidt tot productie.

14

Page 15: Samenvatting economie SE.docx

15

Page 16: Samenvatting economie SE.docx

16

Page 17: Samenvatting economie SE.docx

17

Page 18: Samenvatting economie SE.docx

18

Page 19: Samenvatting economie SE.docx

Procyclisch conjunctuurbeleid: Ze willen de conjunctuurgolf extra versterken. Bijvoorbeeld bezuinigingen tijdens een recessie.

Anticyclisch conjunctuurbeleid: De overheid gaat tegen de conjunctuurgolf in om zo de conjunctuur te dempen. Bijvoorbeeld de belasting verlagen tijdens een recessie of als overheid zelf meer uit te geven.

Ingebouwde (automatische) stabilisatoren:- Sociale uitkeringen: Dit beperkt de onderbesteding, waardoor de conjunctuurgolf wordt

afgevlakt en het niet nóg slechter gaat met de economie tijdens een recessie.- Progressieve belastingen: Hoe meer loon je hebt, hoe meer belasting. Dit gaat dus

overbesteding tegen.

19

Page 20: Samenvatting economie SE.docx

20

Page 21: Samenvatting economie SE.docx

21

Page 22: Samenvatting economie SE.docx

22

Page 23: Samenvatting economie SE.docx

Europa:

Belangrijke oorzaken waardoor landen verschillen in concurrentie positie t.o.v. elkaar:1) Natuurlijke omstandigheden (bv. Klimaat of aanwezigheid grondstoffen)2) Technische ontwikkelingen (door moderne machineparken en goedgeschoolde bevolking)- De loonkosten per product Verschil in ontwikkelde- en- De kwaliteit van producten ontwikkelingslanden3) Infrastructuur (door goede infrastructuur zijn de productiekosten vaak lager4) Stabiliteit (bv. Politieke onrust, veel stakingen, grote maatschappelijke tegenstellingen zijn

onaantrekkelijk voor internationale bedrijven)

Europese Unie:Verdrag van Maastricht (1992) → Eisen EMU:

- Financieringstekort < 3% van BBP- Staatsschuld < 60% van BBP

Stabiliteits- en groeipact (1997)Bij overschrijding van de norm van 3% eerst een waarschuwing en als dat niet helpt een boete.Invoering euro (2002) ipv nationale munten

Wat zijn de nadelen van hoge overheidstekorten?- Kunnen inflatie veroorzaken (wanneer overheden meer uitgeven dan ontvangen)- Kunnen de rente opdrijven (door de vraag naar geld)- Kunnen andere overheidstaken in gevaar brengen (door hoge rentekosten)

Staatsschulden van landen vergelijken:

Staatsschuldquote= StaatsschuldBruto Binnenlands Product

Conjunctuur beleid:- Anticyclisch conjunctuurbeleid: overheid zwakt de conjunctuurcyclus af.- Procyclisch conjunctuurbeleid: overheid versterkt de conjunctuurcyclus.

Indexcijfer r eëelBBP per hoofd= insdexcijfer reëel BBPindexcijfer bevolking

x100

Automatische conjunctuurstabilisatoren:- Bv. Goede sociale uitkeringen- Bv. Een grote overheidssector met constante uitgaven- Bv. Het progressieve belastingsysteem

Convergerend: Landen groeien economisch gezien naar elkaar toe. (tegenovergestelde is divergerend)

Valutamarkt = Het geheel van vraag en aanbod van vreemde valuta.Wisselkoers = Prijs van vreemde valuta (bijvoorbeeld $) uitgedrukt in de eigen valuta €.

23

Page 24: Samenvatting economie SE.docx

Voorbeeld: Bij export van Amerikaanse producten naar Mexico worden peso’s aangeboden en dollars gevraagd.Evenwichtskoers = De gevraagde hoeveelheid = de aangeboden hoeveelheid.

Depreciatie = waardedaling van een valuta t.o.v. een andere valuta. Bv. Eerst 1$ = 3 peso, daarna 1$ = 2 peso. De waarde van de dollar is dus afgenomen t.o.v. de peso.Depreciatie kan ook door afname van de vraag.

Appreciatie = waardestijging van een valuta t.o.v. een andere valuta. Bv. Eerst 1$ = 3 peso, daarna 1$ = 4 peso. De waarde van de dollar is dus toegenomen t.o.v. de peso. ( je kan nu meer gehakt kopen!!)Appreciatie kan ook door toename van de vraag.

Betalingsbalans:Overzicht van alle ingaande en uitgaande geldstromen uit economische transacties met het buitenland gedurende een bepaalde periode.

Bestaat uit - de lopende rekening:- Alles van goederen en diensten.- Loon, pacht, rente en winst. Bv. Loonbetaling aan een in Nederland werkzame japanner.- Betalingen zonder tegenprestatie zoals ontwikkelingshulp etc.

- de kapitaalrekening:- Directe investeringen. Bv. Oprichting/overname van een buitenlands bedrijf.- Effectenverkeer. Bv. Aandelen, obligaties en opties.- Overige financiële transactie zoals bijvoorbeeld buitenlandse crediteuren.

Deze inkomsten en uitgaven samen vormen het materieel saldo. (saldo lopende rekening + saldo kapitaalrekening)

Materieel evenwicht: Saldo lopende rekening en saldo financiële rekening zijn samen 0.

-Bij een overschot is er meer export geweest als import. Er was dus meer vraag naar de munt als aanbod, de koers van deze munt zal dus stijgen. -Bij een tekort is er meer import geweest als export. Er was dus meer aanbod naar de munt als vraag, de koers van deze munt zal dus dalen.-Alle ontvangsten op de betalingsbalans leiden tot vraag naar de munt en alle uitgaven tot aanbod van de munt op de valutamarkt.

24

Page 25: Samenvatting economie SE.docx

25

Page 26: Samenvatting economie SE.docx

26

Page 27: Samenvatting economie SE.docx

Loonkosten per product: loonkosten / productiviteit

Dominante strategie: De voordeligste keuze onafhankelijk van wat de ander doet.

Stroomgrootheid: Wordt gemeten over een periode (bijvoorbeeld salaris).Voorraadgrootheid: Wordt gemeten op één tijdstip (balans).

Geld lenen voor overheidstekorten is een vorm van ruilen over de tijd.

27

Page 28: Samenvatting economie SE.docx

Conjunctuur:

Effectieve vraag: EV = C + I + O + E - M(c = consumptie gezinnen, i = investeringen, o = overheidsbestedingen)

EV = W : Totale vraag = Totale productieW = Y : Totale productie = Totale inkomen

EV = Y

Conjuncturele werkloosheid: werkloosheid doordat mensen te weinig uitgeven.Structurele werkloosheid: kan niet opgelost worden door het verhogen van de productie.

Klassieken, loon = kosten (aanbodkant) Keynesianen, loon = koopkracht (vraagkant)Adam Smith: J.M. KeynesLonen stijgen Lonen Stijgen↓ ↓Prijzen stijgen bestedingen stijgen↓ ↓Internat. concurrentie positie verslechtert productie stijgt↓ ↓Export daalt werkgelegenheid stijgt↓Productie daalt↓Werkgelegenheid daalt

Multiplier effect: Als de toename van bestedingen via een stijging van het internationaal inkomen leidt tot weer andere bestedingen. Geld wordt meerdere keren uitgegeven.

11−Y

→ 1

1−0.75 → de multiplier is 4. ( y is het getal dat voor de y staat in de

formule)

(Bestedingen ↑ → inkomen ↑ → meerdere inkomen wordt uitgegeven → bestedingen stijgen)

Een arbeidsjaar is 1 voltijd werkbaan

Marginale consumptiequote = verandering van C / verandering van Y

Gemiddelde consumptiequote = C / Y

28