Samenvatting de subjectief ervaren zwaarte van deten...

8
Inleiding In het denken over straf, en in het bijzonder de gevangenisstraf, speelt het concept zwaarte een centrale rol. De zwaarte van een gevangenisstraf wordt bijvoorbeeld essentieel geacht voor de mate waarin zij daders weet af te schrikken van toekomstig crimineel gedrag. Maar ook in het kader van retri- butie speelt het concept zwaarte een cruciale rol. Hierbij wordt de zwaarte van een straf immers gebruikt om een proportionele hoeveelheid afkeuring uit te drukken. Gegeven die achtergrond is gedegen kennis over hoe de zwaarte van een gevangenisstraf gemanipuleerd kan worden dan ook van essentieel belang. Desondanks heeft het concept zwaarte zoals dat de afgelopen drie eeu- wen gebruikt is, vooral betrekking op wat ook wel ‘de objectieve zwaarte’ van detentie wordt genoemd. Zwaarte volgens deze opvatting wordt veron- dersteld een functie te zijn van objectief waarneembare kenmerken van de straf, zoals haar lengte en omstandigheden. Zo wordt een gevangenisstraf bijvoorbeeld verondersteld zwaarder te zijn simpelweg voorzover zij langer is in plaats van korter. Een centrale assumptie die ten grondslag ligt aan conventionele opvat- tingen over het concept zwaarte, is dat de objectieve zwaarte van deten- tie overeenkomt met de zwaarte zoals ervaren door gedetineerden zelf. De afgelopen decennia zijn er echter steeds meer twijfels ontstaan over deze aanname. Grofweg wordt er gesteld dat de duur van een gevangenisstraf naar alle waarschijnlijkheid een nogal grove maat is van de zwaarte zoals ervaren door gedetineerden zelf. Maten van detentieduur houden namelijk geen rekening met het feit dat er verschillen kunnen bestaan in hoe zwaar gedetineerden hun detentie ervaren, wat op haar beurt twee doelen in de weg staat die met een gevangenisstraf worden beoogd. Allereerst belemmert het gebruik van detentieduur als een indicator voor zwaarte het bereiken van specifieke afschrikking. Immers, maten van detentieduur houden geen rekening met het feit dat een straf gelijk in duur, door verschillende gedetineerden wel eens als verchillend kan worden ervaren. Als gevolg daarvan verschillen gedetineerden zeer waarschijnlijk eveneens in hun ingeschatte kosten van toekomstig delictgedrag en daar- mee in de mate waarin zij worden afgeschrikt van crimineel gedrag na vrij- lating. Bovendien houden maten van detentieduur geen rekening met het feit dat een gevangenisstraf ook door eenzelfde gedetineerde verschillend kan worden ervaren op verschillende momenten door de tijd. Onderzoek Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) De Subjectief Ervaren Zwaarte van Detentie: Determinanten en Gevolgen

Transcript of Samenvatting de subjectief ervaren zwaarte van deten...

Page 1: Samenvatting de subjectief ervaren zwaarte van deten...

Inleiding

In het denken over straf, en in het bijzonder de gevangenisstraf, speelt het concept zwaarte een centrale rol. De zwaarte van een gevangenisstraf wordt bijvoorbeeld essentieel geacht voor de mate waarin zij daders weet af te schrikken van toekomstig crimineel gedrag. Maar ook in het kader van retri-butie speelt het concept zwaarte een cruciale rol. Hierbij wordt de zwaarte van een straf immers gebruikt om een proportionele hoeveelheid afkeuring uit te drukken. Gegeven die achtergrond is gedegen kennis over hoe de zwaarte van een gevangenisstraf gemanipuleerd kan worden dan ook van essentieel belang.

Desondanks heeft het concept zwaarte zoals dat de afgelopen drie eeu-wen gebruikt is, vooral betrekking op wat ook wel ‘de objectieve zwaarte’ van detentie wordt genoemd. Zwaarte volgens deze opvatting wordt veron-dersteld een functie te zijn van objectief waarneembare kenmerken van de straf, zoals haar lengte en omstandigheden. Zo wordt een gevangenisstraf bijvoorbeeld verondersteld zwaarder te zijn simpelweg voorzover zij langer is in plaats van korter.

Een centrale assumptie die ten grondslag ligt aan conventionele opvat-tingen over het concept zwaarte, is dat de objectieve zwaarte van deten-tie overeenkomt met de zwaarte zoals ervaren door gedetineerden zelf. De afgelopen decennia zijn er echter steeds meer twijfels ontstaan over deze aanname. Grofweg wordt er gesteld dat de duur van een gevangenisstraf naar alle waarschijnlijkheid een nogal grove maat is van de zwaarte zoals ervaren door gedetineerden zelf. Maten van detentieduur houden namelijk geen rekening met het feit dat er verschillen kunnen bestaan in hoe zwaar gedetineerden hun detentie ervaren, wat op haar beurt twee doelen in de weg staat die met een gevangenisstraf worden beoogd.

Allereerst belemmert het gebruik van detentieduur als een indicator voor zwaarte het bereiken van specifieke afschrikking. Immers, maten van detentieduur houden geen rekening met het feit dat een straf gelijk in duur, door verschillende gedetineerden wel eens als verchillend kan worden ervaren. Als gevolg daarvan verschillen gedetineerden zeer waarschijnlijk eveneens in hun ingeschatte kosten van toekomstig delictgedrag en daar-mee in de mate waarin zij worden afgeschrikt van crimineel gedrag na vrij-lating. Bovendien houden maten van detentieduur geen rekening met het feit dat een gevangenisstraf ook door eenzelfde gedetineerde verschillend kan worden ervaren op verschillende momenten door de tijd. Onderzoek

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

De Subjectief Ervaren Zwaarte van Detentie:Determinanten en Gevolgen

Page 2: Samenvatting de subjectief ervaren zwaarte van deten...

126 Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

laat immers zien dat naarmate gedetineerden langer in detentie verblijven, zij hun detentie als minder zwaar gaan ervaren. Dat impliceert echter, dat na verloop van tijd, iedere extra dag in detentie minder efficiënt wordt in het verhogen van de kosten van toekomstig delictgedrag, en daarmee in het bereiken van specifieke afschrikking.

Ten tweede belemmert de exclusieve focus op detentieduur de mate waarin een gevangenisstraf erin slaagt een proportionele hoeveelheid afkeuring uit te dragen. Immers, wanneer gedetineerden verschillen in hun ervaren zwaarte van detentie, impliceert dit, dat een gevangenisstraf gelijk in duur, een verschillende hoeveelheid afkeuring uitdraagt naar daders die zijn veroordeeld voor eenzelfde delict. De neiging van gedetineerden om hun detentie als minder zwaar te beschouwen naarmate zij langer in deten-tie verblijven, impliceert daarnaast dat, na verloop van tijd, iedere extra dag in detentie een kleinere hoeveelheid afkeuring uitdraagt dan het beoogd wordt te doen.

Hoewel een beter begrip van de zwaarte zoals ervaren door gedetineer-den zelf dus essentieel is voor het bereiken van specifieke afschrikking en voor het uitdragen van een proportionele hoevelheid afkeuring, is hier tot dusver nagenoeg niets over bekend. In dit proefschrift staat de subjectief ervaren zwaarte van detentie (hierna SEZD) daarom centaal. Meer specifiek is het doel van dit proefschrift om kennis te vergaren over de determinanten en de gevolgen van de SEZD voor de herinnerde zwaarte van detentie en voor toekomstig crimineel gedrag. In hoofdstuk 2 en 3 staan de determi-nanten van de SEZD centraal. Daartoe is allereerst ingegaan op (a) de mate waarin gedetineerden verschillen in de SEZD. Daarnaast is onderzocht (b) in hoeverre de SEZD verandert gedurende een detentie en (c) in hoeverre gedetineerden van elkaar verschillen in het verloop van de SEZD. In een poging om verschillen in de SEZD te verklaren, is tot slot onderzocht in hoeverre kenmerken van de gedetineerde zelf (importkenmerken) en ken-merken van de detentieomgeving (deprivatiekenmerken) in staat zijn der-gelijke verschillen te verklaren. De gevolgen van de SEZD zijn onderzocht in hoofdstuk 4 en 5. Meer specifiek is in hoofdstuk 4 aandacht besteed aan de relatie tussen de zwaarte zoals ervaren gedurende een detentie en de zwaarte zoals herinnerd na vrijlating. Tot slot is in hoofdstuk 5 ingegaan op de relatie tussen de SEZD en crimineel gedrag na vrijlating.

Om bovengenoemde vragen te beantwoorden is gebruik gemaakt van data van het Prison Project, een longitudinaal, nationaal onderzoeksproject onder 1904 volwassen mannelijke gedetineerden in Nederland. Voor het huidige proefschrift is gebruik gemaakt van vijf metingen van het Prison Project. De eerste vier metingen zijn verzameld drie weken, 3 maanden, 9 maanden en 18 maanden na instroom in het Huis van Bewaring. De vijfde meting is verzameld zes maanden nadat gedetineerden waren uitgestroomd uit detentie. Door middel van gestructureerde interviews en vragenlijsten zijn gedetineerden bevraagd over onder andere hun subjectief ervaren zwaarte van detentie. Daartoe is hen gevraagd aan te geven in hoeverre zij hun detentie als zwaar ervaren, in hoeverre hun detentie aan voelt als een

Page 3: Samenvatting de subjectief ervaren zwaarte van deten...

127Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

straf en in hoeverre hun detentie zwaarder is dan zij vooraf hadden gedacht. Daarnaast is hen gevraagd aan te geven hoe zwaar zij hun detentie ervaren.

Determinanten van de subjectief ervaren zwaarte van detentie

In hoofdstuk 2 en 3 wordt ingegaan op mogelijke determinanten van de SEZD. Hoofdstuk 2 richt zich op de determinanten van de SEZD bij aan-vang in detentie. Meer specifiek wordt in dit hoofdstuk onderzocht (1) in hoeverre gedetineerden verschillen in hun SEZD en (2) in hoeverre import-kenmerken, deprivatiekenmerken en de interactie tussen import- en depri-vatiekenmerken gerelateerd zijn aan de SEZD. De resultaten laten zien dat gedetineerden aanzienlijk van elkaar verschillen in hun SEZD. Waar onge-veer 20% van de gedetineerden hun detentie als niet zwaar tot helemaal niet zwaar ervaart, geeft ongeveer 60% aan hun verblijf in detentie als zwaar tot heel zwaar te ervaren. Opvallend genoeg, blijken importkenmerken slechts tot op zekere hoogte gerelateerd te zijn aan verschillen in de SEZD. Hoewel drie typen importkenmerken werden onderscheiden (sociaal-demografi-sche kenmerken, conventionele bindingen en indicatoren van een criminele levensstijl), waren er enkel significante verschillen waarneembaar op grond van indicatoren van een criminele levensstijl, zodanig dat hoe meer gede-tineerden gewend waren aan een criminele levensstijl, hoe minder zwaar zij hun detentie ervaarden. Een vergelijkbaar patroon kwam naar voren uit de analyses waarin werd ingegaan op de relatie tussen deprivatieken-merken en de SEZD. Van de drie typen deprivatiekenmerken die werden onderscheiden (deprivatie van veiligheid, fysieke kenmerken van de peni-tentiaire inrichting en de hoeveelheid dagbesteding), kwamen slechts kleine verschillen naar voren op grond van deprivatie van veiligheid, zodanig dat gedetineerden die gedurende hun detentie meer hadden blootgestaan aan geweld, hun detentie als zwaarder ervaarden dan gedetineerden die hier niet aan hadden blootgestaan. Tot slot lieten de analyses zien dat, hoewel er interactie effecten werden verwacht tussen import en deprivatiekenmerken, geen van deze effecten significant bleek, wat impliceert dat de invloed van deprivatiekenmerken op de SEZD gelijk is voor alle gedetineerden.

In hoofdstuk 3 staat de vraag centraal in hoeverre de SEZD onderhe-vig is aan verandering door de tijd. Meer specifiek wordt in dit hoofdstuk onderzocht (1) in hoeverre de SEZD verandert gedurende een detentie, (2) in hoeverre importkenmerken gerelateerd zijn aan initiele verschillen in de SEZD, en (3) in hoeverre diezelfde kenmerken gerelateerd zijn aan verande-ringen in de SEZD door de tijd. De analyses laten zien dat de SEZD aanzien-lijk verandert gedurende een detentie. Gedurende de eerste drie maanden in detentie neemt de SEZD toe, om vervolgens af te nemen, en te stabiliseren na negen maanden in detentie. Deze bevindingen komen overeen met eer-der onderzoek, wat eveneens laat zien dat percepties van detentiezwaarte veranderen volgens de wet van verminderende meeropbrengtst. In tegenstelling tot eerder onderzoek, is er in de huidige studie een stijging waarneembaar

Page 4: Samenvatting de subjectief ervaren zwaarte van deten...

128 Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

in de SEZD gedurende de eerste drie maanden. Geen van de importkenmer-ken is echter significant gerelateerd aan veranderingen in de SEZD gedu-rende een detentie.

Samenvattend laten de resultaten met betrekking tot de determinanten van de SEZD dus zien dat gedetineerden aanzienlijk van elkaar verschil-len in hun SEZD. Daarnaast blijkt dat de SEZD niet alleen verchilt tussen gedetineerden, maar ook binnen gedetineerden door de tijd. Waar de SEZD toeneemt gedurende de eerste drie maanden, laat deze daarna een daling zien, om te stabiliseren na negen maanden in detentie. In een poging der-gelijke verschillen te kunnen verklaren, is in dit proefschrift onderzocht in hoeverre het import- en deprivatiemodel gerelateerd zijn aan verschillen in de SEZD. Hoewel import- en deprivatiekenmerken enigszins gerelateerd bleken te zijn aan verschillen tussen gedetineerden in hun SEZD, bleken importkenmerken in het geheel niet samen te hangen met veranderingen in de SEZD door de tijd.

Gevolgen van de subjectief ervaren zwaarte van detentie

In hoofdstuk 4 en 5 staan de gevolgen van de SEZD centraal. In hoofdstuk 4 wordt nagegaan hoe gedetineerden zich hun SEZD herinneren na vrijlating en hoe de zwaarte zoals herinnerd na vrijlating gerelateerd is aan de zwaar-te zoals ervaren gedurende een detentie. Gedetineerden blijken substantieel van elkaar te verschillen in hoe zwaar zij zich hun detentie herinneren na vrijlating. De zwaarte zoals herinnerd na vrijlating blijkt, zoals verwacht, sterk gerelateerd te zijn aan de zwaarte zoals ervaren tijdens detentie. De meest in het oog springende bevinding echter, is dat zelfs wanneer er wordt gecontroleerd voor de duur van de detentie (de objectieve zwaarte van detentie), de associaties tussen de zwaarte zoals ervaren tijdens detentie en zoals herinnerd na vrijlating, substantieel blijven. Dit is opvallend, aange-zien de veronderstelling dat de objectieve zwaarte van detentie overeen-komt met de zwaarte zoals herinnerd na vrijlating, een centrale assumptie is in de afschrikkingsbenadering van straf. Gezien het feit dat de relaties tussen de SEZD en de zwaarte zoals herinnerd na vrijlating intact blijven wanneer er rekening wordt gehouden met de duur van de detentie, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de relatie tussen de objectieve zwaarte en de zwaarte zoals ervaren door gedetineerden zelf, niet zo eenduidig is als tot dusver werd aangenomen. Bovendien blijkt dat, voorzover de duur van de detentie de herinnerde zwaarte van detentie überhaupt beinvloedt, dit verband de tegenovergestelde richting op gaat dan gewoonlijk wordt ver-ondersteld.

In hoofdstuk 5 wordt gekeken in hoeverre de SEZD gerelateerd is aan toekomstig crimineel gedrag. Meer specifiek staat in dit hoofdstuk de vraag centraal in hoeverre de SEZD gerelateerd is aan de kans om opnieuw ver-oordeeld te worden binnen zes maanden na detentie. In eerste instantie lieten de analyses zien dat gedetineerden die hun detentie als zwaarder

Page 5: Samenvatting de subjectief ervaren zwaarte van deten...

129Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

ervaren, een kleinere kans hadden om opnieuw veroordeeld te worden na vrijlating. Bovendien bleek dat, wanneer er rekening werd gehouden met de duur van de detentie, de correlaties tussen de SEZD en de kans om opnieuw veroordeeld te worden, substantieel bleven. Echter, wanneer er rekening werd gehouden met een breed scala aan achtergrondkenmerken, bleek de relatie tussen de SEZD en de kans op een nieuwe veroordeling grotendeels te verdwijnen. Dit is te wijten aan het feit dat gedetineerden met meer eer-dere veroordelingen hun detentie als minder zwaar ervaren en tegelijkertijd een grotere kans hebben om opnieuw veroordeeld te worden na vrijlating. Daarnaast ervaren gedetineerden die zijn veroordeeld voor een vermogens-delict hun detentie als minder zwaar en hebben zij eveneens een kleinere kans om opnieuw veroordeeld te worden na vrijlating. Alles bij elkaar geno-men lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de relatie tussen de SEZD en toekomstig crimineel gedrag weliswaar sterk is, maar grotendeels spurieus.

Al met al tonen de resultaten met betrekking tot de gevolgen van de SEZD dus aan dat zelfs wanneer er rekening wordt gehouden met de deten-tieduur (de objectieve zwaarte van detentie) de zwaarte zoals herinnerd na vrijlating sterk samenhangt met de zwaarte zoals ervaren gedurende de detentie. Bovendien blijkt dat, voor zover de duur van de detentie de herin-nerde zwaarte van detentie überhaupt beïnvloedt, de richting van dit ver-band tegengesteld is aan wat gewoonlijk wordt verondersteld. Wat betreft de gevolgen van de SEZD voor delictgedrag na vrijlating, is gebleken dat de SEZD niet samenhangt met toekomstig crimineel gedrag. Met ander woor-den, hoe zwaar gedetineerden hun detentie ervaren hangt niet samen met de kans dat zij zich na vrijlating opnieuw inlaten met crimineel gedrag.

Beleidsaanbevelingen

Uit de bevindingen van dit proefschrift is een aantal belangrijke implicaties af te leiden voor verschillende actoren in de strafrechtsketen. Allereerst laten de resultaten zien dat gedetineerden substantieel van elkaar verschillen in hun SEZD. Voor zover importkenmerken gerelateerd zijn aan dergelijke ver-schillen, blijkt de mate waarin gedetineerden gewend zijn aan een criminele levensstijl de belangrijkste voorspeller van verschillen in de SEZD. Dit is in het bijzonder relevant voor rechters, aangezien het feit dat gedetineer-den verschillen in hun SEZD impliceert dat de hoeveelheid afkeuring die wordt uitgedrukt met een objectief gezien gelijke straf, door verschillende gedetineerden als verschillend wordt ervaren. Het rekening houden met dergelijke verschillen komt daarmee ten goede aan het uitdragen van een proportionele hoeveelheid afkeuring.

De vraag of rechters rekening zouden moeten houden met verschillen in de SEZD, is echter controversieel. Enerzijds zou het rekening houden met dergelijke verschillen nuttig kunnen zijn in het bepalen van een geschikte straf. Dat wil zeggen, na het bepalen van de ernst van het delict, het identifi-ceren van het strafbereik wat daarbij hoort en na rekening te hebben gehou-

Page 6: Samenvatting de subjectief ervaren zwaarte van deten...

130 Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

den met verzwarende en verzachtende omstandigheden, zouden rechters ook rekening kunnen houden met ‘individuele gevoeligheden’ van daders, om zo een geschikt punt binnen het aangegeven strafbereik te kunnen bepa-len. Hoewel dit wellicht moeilijk uitvoerbaar lijkt, wordt er in zekere zin al rekening gehouden met individuele gevoeligheden in hedendaagse straftoe-metingspraktijken. In het opleggen van boetes houden Nederlandse rech-ters namelijk al rekening met het draagkrachtbeginsel. Volgens dit beginsel moeten rechters, naast de ernst van het delict, ook rekening houden met een dader’s financiële draagkracht bij het bepalen van de hoogte van de boete. De bevindingen van de huidige studie impliceren dat gedetineerden niet alleen verschillen in hun vermogen om een boete te betalen, maar eveneens in hun vermogen om een gevangenisstraf uit te zitten. Aangezien dit vermo-gen het sterkst wordt bepaald door de gewenning aan een criminele levens-stijl, zou het rekening houden met deze groep eigenschappen een rechtvaar-dige en proportionele straftoemeting kunnen bevorderen.

Anderzijds kan echter ook beargumenteerd worden dat het onmogelijk is om rekening te houden met alle mogelijke individuele gevoeligheden. Om elke suggestie van willekeur te voorkomen, zouden zulke verschillen daarom in het geheel buiten beschouwen moeten worden gelaten. Hoewel het rekening houden met àlle mogelijke gevoeligheden natuurlijk moeilijk, zo niet onmogelijk is, pretendeert dit proefschrift allerminst alle individuele gevoeligheden gemeten te hebben. Integendeel, verschillen in de SEZD wor-den zeer waarschijnlijk ook veroorzaakt door andere kenmerken. Desalniet-temin zou het feit dat gedetineerden verschillen in hun SEZD op grond van hun gewenning aan een criminele levenssstijl, op zijn minst tot discussie moeten leiden over de vraag of het draagkrachtbeginsel zou moeten worden uitgebreid naar gevangenisstraffen en indien ja, onder welke voorwaarden dit gerealiseerd zou kunnen worden.

Afgezien van verschillen tussen gedetineerden, kunnen er ook implica-ties worden afgeleid uit het feit dat de SEZD verandert door de tijd. Deze bevinding is vooral relevant voor rechters, aangezien het twijfels doet rijzen over het gebruik van de duur van de detentie om haar zwaarte te kunnen manipuleren. Rechters gaan er immers typisch vanuit dat de zwaarte van een gevangenisstraf kan worden aangepast door veranderingen aan te bren-gen in haar lengte. De bevindingen uit deze studie impliceren echter dat gedurende de eerste drie maanden, iedere extra dag in detentie steeds meer afkeuring uitdrukt. Hoewel een gevangenisstraf hier na drie maanden nog steeds in slaagt, wordt zij hier minder effeciënt in. Wanneer een rechter dus een proportionele hoeveelheid afkeuring uit wil drukken, doet een korte gevangenisstraf dit op een efficiëntere wijze dan een langere straf.

Uit de bevindingen met betrekking tot de gevolgen van de SEZD kun-nen eveneens implicaties worden afgeleid, in het bijzonder voor het ontwer-pen van evidence-based strafrechtelijk beleid. In het vormgeven van dergelijk beleid wordt immers nog maar al te vaak uitgegaan van de veronderstelling dat delictgedrag een keuze is en dat, door die keuze maar onaantrekkelijk genoeg te maken, mensen zich er wel van zullen weerhouden zich in te laten

Page 7: Samenvatting de subjectief ervaren zwaarte van deten...

131Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

met crimineel gedrag. Deze veronderstelling is bijvoorbeeld duidelijk zicht-baar in het verkiezingsprogramma van de PVV, waarin wordt gepleit voor het afschaffen van taakstraffen en de introductie van three strikes legislation. Maar ook de VVD is voornemens minimumstraffen in te voeren voor recidi-visten en zelfs de huidige regering is van plan zwaardere straffen in te voe-ren voor misdrijven die zijn gepleegd onder invloed van alcohol of drugs en om detentieomstandigheden te versoberen. Natuurlijk zijn er andere doe-len die met dergelijke maatregelen beoogd kunnen worden. Wanneer het doel echter is om mensen af te schrikken van toekomstig delictgedrag, is het invoeren van maatregelen die de zwaarte van de straf verhogen, naar alle waarschijnlijkheid geen effectieve manier om dat te bereiken.

Tot slot is kennis over de gevolgen van de SEZD voor toekomstig delictgedrag relevant voor rechters, aangezien het hen informatie verschaft over de mate waarin het opleggen van langere gevangenisstraffen daders afschrikt van verder crimineel gedrag. Aangezien verschillen in de SEZD niet gerelateerd zijn aan verdere betrokkenheid bij criminele activiteiten, lijkt het veranderen van de zwaarte van de straf geen effectief middel om dit doel te bereiken. Gegeven het feit dat deze bevinding in lijn is met eer-dere bevindingen uit het afschrikkingsonderzoek, zou men redelijkerwijs de vraag kunnen stellen in hoeverre het langer opsluiten van daders met het oog op afschrikking nog wel gerechtvaardigd is. Op basis van de huidige studie, is het evident dat het opleggen van langere gevangenisstraffen, enkel met het oog op afschrikking, in ieder geval niet gerechtvaardigd is.

Suggesties voor toekomstig onderzoek

Ondanks de vooruitgang die dit proefschrift heeft geboekt ten opzichte van eerder onderzoek, heeft deze studie een aantal tekortkomingen welke in onderstaande tekst aan bod zullen komen.

Allereerst heeft dit proefschrift een aantal limitaties welke betrekking hebben op tekortkomingen in de data die hiervoor zijn gebruikt. Zo roept het feit dat de gebruikte data grotendeels verzameld zijn onder voorlopig gehechten, de vraag op in hoeverre deze data betrekking hebben op de ervaren zwaarte van straf. Vier kenmerken van de Nederlandse detentie omgeving maken deze kwestie echter minder problematisch. Allereerst laat onderzoek zien dat, hoewel voorlopige hechtenis (VH) formeel geen straf is, hier door rechters en gedetineerden anders over gedacht wordt. Ook heeft de VH formeel weliswaar niet het karakter van een straf, maar wordt het verblijf in VH voor de meederheid van de gedetineerden wel degelijk een straf met terugwerkende kracht. Bovendien wordt de tijd in VH niet alleen een onderdeel van de straf maar blijft het regelmatig de enige straf die aan een dader wordt opgelegd. Tot slot is de steekproef die voor deze studie gebruikt is, niet gekleurd door gedetineerden die niet in staat waren een borgsom te betalen zodat zij thuis hun rechtzaak af konden wachten. Toch kan toekomstig onderzoek vooruitgang boeken door de SEZD te onderzoe-

Page 8: Samenvatting de subjectief ervaren zwaarte van deten...

132 Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

ken onder daders die veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf. Verder lie-ten de gebruikte data het niet toe om te bepalen welk moment in detentie de beste voorspeller is voor de herinnerde zwaarte van detentie, noch van toekomstig delictgedrag. Het onderzoeken van deze relaties in een context waarin gedetineerden langer in detentie verblijven en waarin zij wel ver-schillen in hun verandering in de SEZD, zou daarom een veelbelovende richting zijn voor vervolgonderzoek.

Ten tweede heeft dit proefschrift een aantal tekortkomingen welke betrekking hebben op de externe validiteit van haar bevindingen. Om te beginnen zijn voor dit onderzoek alleen mannen benaderd. Hoewel de gede-tineerdenpopulatie voor 91 tot 98% uit mannen bestaat, is het onduidelijk in hoeverre deze bevindingen van toepassing zijn op vrouwen. Daarnaast zijn de data grotendeels verzameld onder voorlopig gehechten. Als gevolg daarvan kunnen de bevindingen van dit proefschrift niet vertaald worden naar gedetineerden die zich in een gevangenis bevinden. Hoewel voorlopig gehechten bijna 50% uitmaken van de Nederlandse gedetineerdenpopulatie, bestaat de gedetineerdenpopulatie in de meeste andere West-Europese lan-den en de V.S. voor ongeveer 20% uit deze groep. Tot slot zijn de gebruikte data verzameld in Nederland. Gegeven het feit dat Nederlandse penitenti-aire inrichtingen internationaal worden beschouwd als relatief mild, is het belangrijk hier rekening mee te houden wanneer deze bevindingen worden vertaald naar een andere context.

Tot slot roepen de bevindingen van dit proefschrift nieuwe vragen op, welke aandacht verdienen in toekomstig onderzoek. Allereerst blijken de gebruikte theorieën uit dit proefschrift slechts beperkt in staat om verschil-len in de SEZD te verklaren. Het onderzoeken in hoeverre andere eigen-schappen, zoals de gepercipiëerde rechtvaardigheid van de straf, een betere verklaring bieden voor dergelijke verschillen, zou daarom een interessante richting zijn voor vervolgonderzoek. Ook is gebleken dat importkenmerken niet samenhangen met veranderingen in de SEZD. Het zou daarom interes-sant zijn andere theoretische verklaringen op dit gebied te onderzoeken. Tot slot heeft dit proefschrift weliswaar de relatie onderzocht tussen de SEZD en toekomstig crimineel gedrag, maar blijft de vraag of de zwaarte zoals herinnerd na vrijlating invloed heeft op toekomstig delictgedrag, onbe-antwoord. Aangezien de SEZD niet samenhangt met toekomstig crimineel gedrag en de SEZD sterk samenhangt met de zwaarte zoals herinnerd na vrijlating, is er geen reden om te veronderstellen dat de herinnerde zwaarte van detentie wel samenhangt met toekomstig delictgedrag. Desalniettemin zou het onderzoeken van deze relatie een interessante richting zijn voor ver-volgonderzoek.