Ronde 4 – Onderzoekspresentatie 64
Transcript of Ronde 4 – Onderzoekspresentatie 64
DE EFFECTEN VAN MASTEROPLEIDINGEN
OP LERAREN EN HUN OMGEVING
Marco Snoek en Bert van Veldhuizen - Hogeschool van Amsterdam
Henk Sligte en Yolande Emmelot – Kohnstamm Instituut
Arjan Heyma en Emina van den Berg – Stichting Economisch Onderzoek
1
OPZET
• Aanleiding voor het onderzoek
• Opzet onderzoek
• Inventarisatie potentiële effecten\
• Causale ketens
• Effect-onderzoek
• Eerste uitkomsten
2
ONDERZOEK: AANLEIDING EN DOEL
OCW investeert in Master-opleidingen voor leraren (Lerarenbeurs – 100
miljoen 2014)
Ambitie: iedere leraar een master?
Review: Er kan geen verband worden aangetoond tussen enerzijds het
opleidingsniveau van de leraar en anderzijds diens kwaliteit afgemeten aan
leerlingprestaties.
Vraag:
Wat zijn de effecten van een (post-initiële) masteropleiding op
lerarenkwaliteit en onderwijskwaliteit (en op hun omgeving)?
Welke verklaringen zijn er voor het al dan niet optreden van deze effecten?
Effectmeting en verklarende evaluatie
OPZET ONDERZOEK
Combinatie van effectmeting en verklarende evaluatie
1. Inventarisatie van potentiële effecten en mechanismen volgens welke deze tot stand komen, op basis van literatuur en interviews
2. Toetsen van effecten en mechanismen op basis van enquêtes onder leraren (en hun omgeving):
• Nulmeting leraren 2013-2014
• Eerste tussenmeting 2014-2015
• Tweede tussenmeting 2015-2016
3. Identificeren onderliggende mechanismen aan de hand van verklarende evaluatie op basis van interviews met leraren en leidinggevenden…
4
INVENTARISATIE POTENTIËLE
EFFECTENLiteratuurstudie
• Beleidsdocumenten
• Wetenschappelijke literatuur
Interviews
• Velddeskundigen
• Onderwijsraden (po-, vo-, mbo-raad)
• Beleidsdirecties (po, vo, bve, leraren)
Analyse op beschikbare gegevens
5
MOGELIJKE EFFECTEN VAN
MASTEROPLEIDINGEN• Aantrekkelijkheid van het beroep (loopbaan, autonomie, variatie,
motivatie, professioneel zelfvertrouwen, …)
• Leeropbrengsten van leerlingen (meer differentiatie, aandacht voor verschillen, pedagogisch klimaat, beter omgaan met leer/gedragsproblemen,….)
• Onderwijsontwikkeling en –ontwerp (gebruikmaken van wetenschappelijke inzichten, meer experimenteren, ontwerpkennis, …)
• Innovatiekracht en schoolcultuur (veranderkundige kennis, kennis van beleid, helicopterview, oplossingsgericht, gesprekspartner collega’s en directies, oog voor leren van leraren, …)
• Verbinding onderwijs en onderzoek (onderzoekende houding, vertrouwd met theorie, onderzoeksvaardig, …)
Uitkomstmaten ondergebracht in de effectmetingen
6
‘THEORIE’ VERSUS ‘PRAKTIJK’
Er is een aanleiding (probleemmechanisme) om te interveniëren
Masteropleiding als mogelijke interventie om onderwijs te verbeteren
In beleid bestaan hypothesen rond de werkzaamheid van de interventie
Interventie brengt verandermechanismen op gang, die leiden tot (wenselijke) uitkomsten
In onderzoek: a) wat heeft effect? b) wat werkt (niet) voor wie in welke omstandigheden en waarom (niet)?
• Oog voor contexten: verschillen tussen onderwijssectoren, andere contextuele verschillen, aantal leraren met master op een school
• Oog voor verschillen in interventie (type masteropleiding): inhouden, werkzame ingrediënten, aansluiting masteropleiding op beroepspraktijk
• Oog voor onwenselijke en/of onbedoelde effecten
• Oog voor persoonsgebonden differentiatie (werkervaring)
7
VOORBEELD HYPOTHESE
ALS <INTERVENTIE> DAN <VERANDERMECHANISME> WAARDOOR <UITKOMST> MITS <CONDITIES?
ALS het aantal leraren met een master toeneemt
DAN wordt de kwaliteit van het team verhoogd en stimuleert dat de onderwijsontwikkeling en –vernieuwing
WAARDOOR de school minder afhankelijk wordt van externe deskundigen en de leerlingresultaten verbeteren
MITS het schoolbestuur en vooral de schoolleider de omslag naar een meer professionele cultuur ondersteunt
Waarom verschillen per context en per interventie?
Hoe werkt het ‘echt’ in de realiteit?
8
FOCUSGROEPEN
9
1. Wat was de aanleiding om met deze opleiding te starten?
2. Welke opbrengsten zijn nu reeds merkbaar van het volgen van een masteropleiding?
a. De aantrekkelijkheid van het werk c.q. het beroep
b. Effecten op leeropbrengsten van leerlingen
c. Effecten op de (ontwerp- en onderzoeks)rol van docenten
d. Effecten op onderwijs- en/of schoolinnovatie
e. Effecten op de verbinding tussen onderwijs en onderzoek
f. Effecten op de verbinding tussen school en omgeving
g. Effecten op de cultuur binnen de school
h. Effecten op de structuur binnen de school.
3. Welke elementen van de opleiding spelen hier de belangrijkste rol in?
4. Welke elementen van de school spelen hier de belangrijkste rol in?
5. Welke stimulerende en belemmerende factoren ervaar je die invloed hebben op het
effect van de masteropleiding op jou, op je leerlingen, op collega’s en op de school als
geheel?
OPZET NULMETING ONDER LERAREN
Onderzoekspopulatie (te benaderen via DUO):
• Interventiegroep: in 2013 gestart met masteropleiding
• Controlegroep: per 2013 nog zonder masteropleiding
Doelen van nulmeting:
• Meten van relevante uitkomstmaten om op termijn effecten te kunnen
vaststellen (overwegend kwantitatief)
• Toetsen van aanwezigheid van mechanismen die tot effecten kunnen
leiden (overwegend kwalitatief)
• Meten van (potentiële) keuze en motivatie voor masteropleiding (inclusief
achtergrondkenmerken) voor matching controlegroep aan
interventiegroep
13
RESPONSGROEP
Van de potentiële interventiegroep heeft 60% een opleiding tot leraar
basisonderwijs gevolgd
Van de potentiële interventiegroep volgt 96% een hbo-master en
slechts 4% een wo-master
Van de hbo-masterstudenten volgt 69% de opleiding SEN Leraar
Speciaal Onderwijs, de overige vooral hbo-masters in een bepaald vak
WO-master studenten doen alleen mee in het kwalitatief deel van het
onderzoek
14
EERSTE UITKOMSTEN
Zelfperceptie t.a.v. pedagogisch-didactisch handelen nog niet significant veranderd.
Mogelijke verklaringen:
• Minder tijd voor lesvoorbereiding door studielast
• Door toegenomen kennis kritischer op hun eigen handelen (bewust onbekwaam)
Nog geen significant verschil t.a.v. aantrekkelijkheid beroep.
Focusgroepen: zekerder, zelfbewuster, kritischer
Schoolleiders: autonomer, gemotiveerder, doorgroei in nieuwe rollen.
Sterker ontwikkelde onderzoekende houding. MLI-ers sterkere rol in innovaties.
Schoolleiders: sterkere rol in kennis- en ontwikkelfunctie van de school
Focusgesprekken: rol bij kennisdeling en professionalisering collega’s, initiëren van professionele dialoog 15
VERSCHIL TUSSEN TYPEN
MASTEROPLEIDINGENEerstegraads: focus op vakdidactisch handelen. Knelpunt: erkenning
binnen bovenbouwteam.
Master SEN: focus op leren van leerlingen en eigen primaire proces
Master MLI: focus op schoolbrede processen, bijdrage aan innovatie.
Kritischer over eigen organisatie
16
VERKLARENDE EVALUATIE
Veronderstelde mechanismen uit theorie en stakeholders worden
getoetst bij deelnemers en hun leidinggevenden (interviews) en afgezet
tegen de werkelijke opbrengsten (effectmeting).
Planning interviews: voorjaar 2016 en voorjaar 2017.
17