Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER Gemeentelijke ... · Het winnende ontwerp werd op basis...

Richtlijnen milieueffectrapportage

Plan-MER

Gemeentelijke RUP ‘Casino Knokke-Heist’

18 oktober 2011

PLMER-0110-RL

Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, natuur- en energiebeleid, dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Dienst Mer – Richtlijnen PL0110 Pagina 2 van 14

Gemeentelijk RUP „Casino Knokke-Heist‟

1 Inleiding

Het gemeentebestuur van Knokke-Heist heeft het initiatief genomen om voor de renovatie en

uitbreiding van het bestaande casino een gemeentelijk RUP op te stellen. Het RUP betreft een

herziening van het gewestplan „Brugge-Oostkust‟ en ook deels van het BPA „Wijk Casino‟.

In 2004 werd een internationale architectuurwedstrijd uitgeschreven om een nieuw modern

casinogebouw te ontwerpen. Het winnende ontwerp werd op basis van een aantal studies, waaronder

een hoogbouweffectrapport (HER) en windhinderstudies, aangepast om bepaalde effecten te

ondervangen of verminderen. Het nieuwe casino zal volgens het plan een mix van functies herbergen,

waaronder wonen, horeca (hotel, restaurant …), recreatie (evenementenzaal, speelzaal) en handel. De

publieke ruimte dichtbij het gebouw zou op basis van dit plan worden ingericht en het voorgenomen

plan voorziet tevens in ondergrondse parkeergelegenheid.

Om de mogelijke effecten van het bovenstaande plan op mens en milieu in kaart te kunnen brengen,

werd een procedure voor een plan-milieueffectrapportage opgestart. Het voorgenomen plan, in dit

geval het gemeentelijk RUP, zou immers het kader kunnen vormen voor vergunningen van projecten

onder rubriek 10 b) van bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004

„houdende vaststelling van categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage‟. De

volledig verklaarde kennisgeving geeft echter enerzijds aan dat uit de eerste resultaten over

verkeersgenererende werking blijkt dat het criterium van pieken van 1.000 of meer

personenautoequivalenten per tijdsblok van 2 uur niet zou gehaald worden. En anderzijds dat het een

plan betreft dat mogelijks kan beschouwd worden als een klein gebied op lokaal niveau, waardoor het

theoretisch mogelijk is om het plan te onderwerpen aan een onderzoek tot milieueffectrapportage

(screening plan-milieueffectrapportage). Niettemin heeft de initiatiefnemer ervoor geopteerd om een

plan-MER te laten opmaken.

Het kennisgevingsdossier werd een eerste maal door de dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur-

en Energiebeleid ontvangen op 14 december 2010. Op basis van de bepalingen van artikel 4.2.8 §4

van het plan-m.e.r.-decreet, kon de kennisgeving echter niet volledig verklaard worden. Het document

onderging de nodige aanvullingen en aanpassingen en is daarna volledig verklaard op 5 mei 2011. De

ter inzage legging liep van 11 mei 2011 tot en met 10 juni 2011. Het kennisgevingsdossier was

gedurende de ter inzage legging te raadplegen bij de gemeente Knokke-Heist, de steden Damme en

Brugge en bij de dienst Mer in Brussel, alsook op hun respectievelijke websites. Parallel aan de ter

inzage legging werden adviezen bij administraties en openbare besturen gevraagd. De ontvangen

inspraakreacties en adviezen werden behandeld op de bespreking van de ontwerprichtlijnen op 30 juni

2011.

De steden Damme en Brugge situeren zich binnen de 5 km van het plangebied. Volgens de volledig

verklaarde kennisgeving zijn effecten van het plan met betrekking tot zichtbaarheid en avifauna op

grondgebied van deze steden niet uitgesloten. Om deze reden werden de Colleges van Burgemeester

en Schepenen van deze steden ook om advies gevraagd en werd tegelijkertijd de kennisgeving ter

inzage gelegd op de respectievelijke stadhuizen.

Het volledig verklaarde kennisgevingsdossier gaf aan dat er geen grensoverschrijdende effecten op

Nederlands grondgebied worden verwacht, zowel op basis van de afstand tot de grens met Nederland

(meer dan 6 km), als op basis van de afbakening van de studiegebieden voor de verschillende

disciplines.

Deze richtlijnen zijn opgesteld door de dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van

het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlage 2 en 3). De

adviezen met betrekking tot de inhoud van het plan-MER (meer bepaald m.b.t. de alternatieven, de

methodiek van effectbespreking, mogelijke te verwachten effecten, huidige knelpunten,…) werden

verwerkt in deze richtlijnen. Elementen die betrekking hebben op onderzoek naar financieel-



economische aspecten, zoals waardevermindering of –vermeerdering van onroerende goederen,

worden in het MER niet behandeld.

2 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

De doelstelling en verantwoording van het voorgenomen plan zou onder meer kaderen in het

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van Knokke-Heist, het Strategische Beleidsplan Toerisme en

het mobiliteitsplan van de gemeente. Om de doel- en taakstellingen te realiseren is het noodzakelijk

dat een aantal bestemmingen gewijzigd worden (zie 3. voorgenomen plan en alternatieven).

De doelstelling van het plan-MER is het in beeld brengen en beoordelen van de milieueffecten t.g.v.

het plan zoals verder in deel 4 gespecifieerd. Bij de effectbeoordeling dient eveneens rekening

gehouden te worden met de impact van de aangrenzende en omliggende gebieden en functies op de

geplande herbestemmingen en bestemmingswijzigingen.

Het plan-MER wordt opgesteld volgens de generieke procedure voorgeschreven in het plan-m.e.r.-

decreet, het plan-MER zal dit ook expliciet aangeven. Rekening houdende met het plan-m.e.r.-decreet,

dienen het goedgekeurde plan-MER, deze richtlijnen en het goedkeuringsverslag van het plan-MER

samen met het ontwerp van plan (in dit geval het voorlopig vastgesteld gemeentelijk RUP) in

openbaar onderzoek te gaan (artikel 4.2.11 §1 van het plan-m.e.r.-decreet), dient tevens bij de

voorbereiding én voor de vaststelling of onderwerping van het plan (in dit geval het gemeentelijk

RUP) aan de wetgevingsprocedure onder meer rekening gehouden te worden met het goedgekeurde

plan-MER (artikel 4.2.11 §3 1° van het plan-m.e.r.-decreet) en dient bij de vaststelling van het plan (in

dit geval het gemeentelijk RUP) de initiatiefnemer onder meer een verklaring op te stellen die

samenvat hoe de milieuoverwegingen in het plan werden geïntegreerd, hoe rekening gehouden werd

met het goedgekeurde plan-MER en de uitgebrachte adviezen in het kader van het openbaar onderzoek

en de redenen waarom gekozen is voor het plan (in dit geval het gemeentelijk RUP) zoals het

aangenomen is en dit rekening houdende met de andere redelijke alternatieven die behandeld zijn

(artikel 4.2.11 §4 2° van het plan-m.e.r.-decreet). I.f.v. de doorwerking in de besluitvorming moet het

MER in de mate van het mogelijke bij de milderende maatregelen aangeven wanneer en hoe deze

zullen/kunnen doorwerken (bv. rechtstreekse doorwerking in stedenbouwkundige voorschriften van

het gemeentelijk RUP of in specifieke inrichtingsstudies, of in stedenbouwkundige aanvragen,…), dit

kan eventueel gebeuren d.m.v. een samenvattende tabel in de eindsynthese.

Bij de beschrijving van de besluitvormingsprocedure dient, in vergelijking met het

kennisgevingsdossier, in het MER aangegeven te worden dat het gemeentelijk RUP definitief

vastgesteld wordt door de gemeenteraad en vervolgens overgemaakt wordt aan de deputatie van de

provincie ter goedkeuring.

Het rapport zal een chronologisch overzicht bevatten van alle procedures (m.e.r., RUP, vergunningen

en aanvragen voor zover bekend) die doorlopen moeten worden, voordat de invulling op het terrein

van het geplande project kan gerealiseerd worden. Tevens dient aangegeven te worden wat de rol van

dit plan-MER en van de in voorkomend geval nog op te stellen project-m.e.r. is in de desbetreffende

procedures.

Het plan-MER dient, rekening houdende met de geldende juridisch en beleidsmatige randvoorwaarden

de elementen voor de watertoets te bevatten.

3 Voorgenomen plan en alternatieven

Het voorgenomen plan betreft het gemeentelijk RUP „Casino Knokke-Heist‟. In de volledig verklaarde

kennisgeving werd aangegeven dat voor dit plan wordt uitgegaan van een aantal programmatorische

uitgangspunten, deze zijn de volgende:

Functionele speelzaal van het casino



Integratie van de Magrittezaal

Voorzieningen i.f.v. cultuur en ontspanning: tentoonstellingsruimte, functionele

evenementenzaal, congresfaciliteiten en galerijfuncties

Exclusief high end hotel1

Ondergrondse parkeerfaciliteiten

Woonfuncties

Uitgaansfuncties, restaurant, café, winkelfuncties

Het voorgenomen programma bestaat volgens de volledig verklaarde kennisgeving uit een verplicht

uit te voeren programma (V), een dwingend programma (D) en een facultatief programma (F). Op het

richtlijnenoverleg heeft de initiatiefnemer deze verschillende programma‟s verder trachten te

verduidelijken. Het verplichte programma (V) zou volgens de initiatiefnemer minstens nodig zijn om

de site op te waarderen en wordt als „minimaal‟ programmascenario beschouwd . Het dwingend

programma (D) zou betrekking hebben op functies die grotendeels afhankelijk zijn van de toekomstige

exploitant en waarvoor de gemeente alleszins financiële garanties wil. Deze functies kunnen eventueel

uit het programma geschrapt worden en in het RUP als “een mogelijkheid” worden opgenomen.

Tenslotte is het facultatieve programma (F), een programma met voorstellen van bijkomende functies,

die eventueel kunnen voorzien worden. De initiatiefnemer gaf bijkomend aan dat de functies werden

bepaald op basis van een studie van Westtoer.

In het plan-MER dient een duidelijke motivering opgenomen te worden inzake deze programma‟s en

dient tevens verduidelijkt te worden hoe met deze programma‟s zal omgegaan worden in verdere

processen (vertaling RUP, vergunningen,…). In het plan-MER dienen tevens alle mogelijke

milieueffecten (waaronder mobiliteitseffecten) van deze programma‟s op het milieu onderzocht en

beoordeeld worden. Hierbij kan gewerkt worden met scenario‟s, waarbij minstens het maximaal

scenario, namelijk de realisatie van zowel verplicht, dwingend als facultatief programma wordt

bekeken. In deze optiek is op het richtlijnenoverleg ook afgesproken om binnen de discipline

mobiliteit een scenario met en een scenario zonder evenementenhal te onderzoeken.

Aangezien de keuze van het ontwerp voor het casinogebouw samenhangt met een internationale

architectuurwedstrijd, waarbij een internationale jury één welbepaald ontwerp heeft uitgekozen, wordt

in de volledig verklaarde kennisgeving uitgegaan van een hoogbouwontwerp. Bij de bespreking van de

reacties op de kennisgevingsnota op 30 juni 2011 werd beslist om in het plan-MER nog een bijkomend

alternatief te onderzoeken. Dit alternatief zou dezelfde functies herbergen, maar gaat uit van een

horizontaal blokvolume, zonder toren, dat zou aansluiten bij de structuur van de Atlantic Wall. Beide

alternatieven zullen doorheen het plan-MER op een gelijkwaardige manier worden bestudeerd, waarbij

zij op hun onderscheidende aspecten, zoals landschap, hinder en ruimte, zullen beoordeeld worden.

Met betrekking tot de stedenbouwkundige voorschriften van het ontwerp-RUP werd op de

richtlijnenbespreking door de initiatiefnemer aangegeven dat er uitgegaan wordt van maximale

bouwhoogtes voor zowel het casinogebouw als het staart- en torenvolume. Met betrekking tot de

dimensies van de ondergrondse constructies worden voorlopig nog geen voorschriften opgenomen,

aangezien dit verder ten aanzien van onder andere bouwtechnische aspecten en veiligheidsaspecten

(vluchtroutes) dient bekeken te worden. In het plan-MER wordt voor bespreking en beoordeling van

effecten uitgegaan van maximale hoogtes en een maximale diepte van 5 niveaus.

In de voorschriften wordt ook aangegeven met welke factor het aantal parkeerplaatsen bepaald wordt

voor bepaalde functies (zoals bijvoorbeeld de hotelfunctie). Cijfers als deze dienen in het plan-MER

onderbouwd te worden, alsook het bepalen van aantal parkeerplaatsen voor publiek gebruik. Het

geplande aanbod en de toekomstige behoefte dienen tevens tegen elkaar afgewogen te worden.

1 In de kennisgeving was er sprake van een „flagschip art hotel‟, de initiatiefnemer heeft op 14-10-2011 via mail

aangegeven dat het opzet niet langer een „flagschip art hotel‟ is maar een „high end hotel‟. Een „high end hotel‟

is een hotel dat meer dan 4 sterren telt. Dit hotel zal in functie van de site (casino, evenementenhall,…) zelf maar

ook naar de de gemeente (golf,…) geëxploiteerd worden. Een „flagschip art hotel‟ is een hotel dat als

vlaggeschip van een hotelketen in haar commerciële strategie wordt aangemerkt en dat door architecten of

kunstenaar volledig of per deel ontworpen wordt.



Indien er nog studies lopende of gepland zijn om bepaalde aspecten verder te detailleren of uit te

werken, dienen deze vermeld te worden en dient aangegeven te worden of de informatie uit deze

studies in dit plan-MER of later zal/kan verwerkt worden i.f.v. project-m.e.r. of

vergunningsprocedures.

4 Juridische en beleidsmatige context

De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/beleidsmatig kader dat voor dit MER van

belang is.

Het juridisch/beleidsmatig kader dient in vergelijking met het kennisgevingsdossier verder

verduidelijkt en/of aangevuld te worden m.b.t. volgende aspecten:

- Nagaan van een eventuele link met het PRUP voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied

Knokke-Heist en stand van zaken van dit planproces aangeven;

- het decreet betreffende het mobiliteitsbeleid d.d. 20 maart 2009 (B.S. 20.04.2009). Hiervan

zou voornamelijk titel II, aangaande de missie, doelstellingen en beginselen van belang zijn

voor het MER.

- het mobiliteitsplan van de gemeente Knokke-Heist, dat sinds 17/11/2007 vervallen is.

Actualisatie van dit plan wordt vermoedelijk begin volgend jaar opgestart. Verder dienen

inzake duurzame vervoersmodi suggesties worden opgenomen in het MER;

- het „masterplan kustveiligheid‟, dat in 2011 werd goedgekeurd;

- relevantie van het „beleidsplan toerisme‟ in het kader van dit plan verder te duiden.

- de rijweg voor het bestaande casino is gelegen binnen het plangebied. Deze weg is eigendom

van afdeling Kust. Eventuele wijzigingen hieraan kunnen enkel uitgevoerd worden mits

akkoord van de afdeling Kust. Dit geldt eveneens voor ondergrondse constructies die zouden

voorzien worden onder het openbaar domein. Tevens geldt er een zone van achteruitbouw van

5 m.

Andere beleidsmatige ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied, die in de kennisgeving

worden aangegeven onder hoofdstuk 4 nl. „Geïntegreerd ontwikkelingsscenario‟ worden waar nodig

geactualiseerd en/of aangevuld. Tevens dient aangegeven te worden in welke discipline deze relevant

kunnen zijn en dient de impact inzake cumulatieve effecten in de desbetreffende discipline ingeschat

en beoordeeld te worden.

Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de relevantie van deze randvoorwaarden zich situeert en met

name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat

of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van

zaken hiervan op te volgen.

5 Bestaande toestand en milieueffecten

Een beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven is

nodig alsook welke bestaande gegevens daarvoor gebruikt zullen worden en waar, in het raam van het

MER, bijkomende inventarisaties noodzakelijk zijn. Er zal in het MER duidelijk aangegeven en

gemotiveerd worden welk referentiejaar gebruikt wordt voor de bespreking van elke discipline en het

gehanteerde cijfermateriaal zal hier al dan niet disciplineoverschrijdend op afgestemd worden.

De afbakening van het studiegebied dient voldoende gemotiveerd te worden per discipline rekening

houdende met het feit dat het studiegebied zowel het plangebied als het gebied met effecten dient te

omvatten. De ruimtelijke afbakening dient voor elke discipline duidelijk voorgesteld te worden op

figuur of kaart.

Er moet ook voldoende zicht zijn op enerzijds de bestaande en/of geplande activiteiten in de omgeving

van het plangebied die qua effecten van invloed kunnen zijn op de planontwikkelingen en anderzijds



moet er zicht zijn over de planontwikkelingen die impact kunnen hebben op de omliggende

activiteiten of ontwikkelingen.

Aanvullend bij de voorgestelde methodiek in de kennisgeving en rekening houdende met de

ingebrachte adviezen kan hierbij nog aangegeven worden dat:

- met betrekking tot de discipline mobiliteit:

o In 2006 werd voor de site reeds een MOBER opgemaakt. Dit MOBER ging uit van

een andere ontsluitingsinfrastructuur en een ander programma en dient daarom dus

aangepast te worden. In het kader van het plan-MER zullen ook nieuwe tellingen

inzake verkeer en parkeerplaatsen worden uitgevoerd. Telmomenten zullen gekozen

worden in functie drukke periodes (vb. binnen het toeristisch seizoen) en hiervan

wordt in het plan-MER een motivatie opgenomen.

o Er dient nagegaan te worden of er voldoende gegevens zijn om zogenaamde

“netwerkontwikkelingen” in kaart te brengen. Indien dit niet het geval is, dient dit als

leemte in het plan-MER te worden opgenomen, mits voldoende onderbouwing. De

beoordeling dient in dat geval te gebeuren aan de hand van bestaande informatie en

uitgaande van een aantal scenario‟s.

o Met betrekking tot de categorisering van de Elisabethlaan (N34) zal voor de

effectbeoordeling in het plan-MER zowel met de juridische situatie, volgens het PRS,

als met de huidige situatie op basis van de huidige weginrichting rekening gehouden

worden.

o De globale impact op het verkeersnetwerk zal in het plan-MER nagegaan worden,

uitgaande van een aansluiting op de Elisabethlaan. Met betrekking tot de inplanting

van in- en uitritten voor de parking en de aantakkingspunten op de Elisabethlaan,

dient het plan-MER suggesties op te nemen, uitgaande van een aantal basisprincipes

zoals veiligheid, vlotte afwikkeling/circulatie, beperkte „omrijfactor‟, enz.

o De voorgestelde I/C-categorieën zullen in het plan-MER ten opzichte van de volledig

verklaarde kennisgeving aangepast worden, waarbij I/C < 0.8 als een verwaarloosbaar

effect beschouwd wordt. Is de coëfficiënt hoger, dan worden doorstromingsproblemen

verwacht. Een I/C verhouding van 1 zou betekenen dat de weg verzadigd is en dat er

niets (afslaan, parkeerbeweging, afremmen,…) mag gebeuren of het verkeer staat stil.

o Indien mogelijk wordt voor het bepalen van verkeersleefbaarheid de

verkeersleefbaarheidsindex gebruikt die naast intensiteit en samenstelling van het

verkeer ook rekening houdt met rijsnelheden, ongevallengevoeligheid, enz. De

beoordeling van verkeersleefbaarheid, zoals aangegeven in tabel 11-6 van de volledig

verklaarde kennisgeving, dient alleszins aangepast te worden, zodat het toekennen van

scores transparanter kan gebeuren.

o Aandacht moet tevens uitgaan naar stimuleren van duurzame mobiliteit, waarbij het

plan-MER suggesties kan opnemen over hoe bepaalde functies kunnen aansluiten op

het bestaande aanbod aan openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en hoe dit kan

verbeterd worden door het plan zelf en/of door flankerend beleid.

o Alternatieven met betrekking tot het vooropgestelde programma functies, dienen

binnen het plan-MER onderzocht te worden, waarbij onder meer een maximaal

scenario en een scenario zonder evenementenhal dient onderzocht te worden.

- met betrekking tot de discipline geluid en trillingen:

o De volledig verklaarde kennisgeving stelt geluidsmetingen tussen 9u en 18u voor.

Gezien het casinogebouw momenteel functies herbergt en volgens het voorgenomen

plan functies zal herbergen, die voornamelijk later op de avond plaatsvinden, dienen

bijkomende geluidsmetingen te gebeuren op representatieve tijdstippen na 18u.

o Het plan-MER dient een verantwoording op te nemen voor de plaats van de

ambulante meetpunten en aan te geven waarom die voldoende zijn om het

geluidsklimaat te kunnen beoordelen.



o Mogelijke effecten als gevolg van geluidsreflectie, dienen kort in het plan-MER

besproken te worden. Aangezien voor exacte metingen gebouwconfiguraties en

materiaalkeuze moeten gekend zijn, zullen deze effecten uitgebreider op projectniveau

bekeken worden.

- met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie:

o Defensie geeft in haar advies aan dat het project zich binnen een zone bevindt welke

gebruikt wordt voor lage vluchten met helikopters en trainingsvliegtuigen.

Bebakening van het hele project is noodzakelijk, conform de normen vastgelegd voor

het grondgebied van “Categorie C” volgens circulaire “GDF 03” (in advies van

defensie opgenomen en aan MER-coördinator overgemaakt). Met betrekking tot het

hoogbouwalternatief wordt aangegeven dat bebakening door middel van lichtbakens

vereist is, aangezien bebakening door middel van markering praktisch niet uitvoerbaar

is/lijkt. Defensie raadt aan om volgende bebakening te voorzien:

Day medium intensity type A (white flash). Dit dient overdag in werking te

worden gesteld.

Night low intensity type B (red steady) . Dit dient „s nachts in werking gesteld

te worden.

Ten aanzien van het hoogbouwalternatief dienen mogelijke visuele effecten

meegenomen te worden in het plan-MER

o Om visuele effecten te illustreren zijn simulaties vanop één of meerdere

representatieve locaties aan te bevelen. Het hoogbouwalternatief zal samen met het

alternatief volgens gestuurde ontwikkeling, namelijk een horizontaalblokvolume,

onderzocht en beoordeeld naar mogelijke visuele effecten.

o Door middel van een globale analyse dienen mogelijke effecten ten aanzien van

bouwkundig erfgoed, de algemene stedelijke structuur van Knokke-Heist en

waardevolle landschappen in de ruimere omgeving, aangegeven te worden in het plan-

MER. Hierbij kan rekening gehouden worden met respectievelijk schaduweffecten en

visuele effecten. Effecten dienen op verschillende schaalniveaus bekeken te worden,

waarbij minstens de effecten in nabijheid van het plangebied en die in de ruime

omgeving worden beschreven.

o Het Centraal Archeologisch Inventaris (CAI) dient in het kader van het plan-MER

geconsulteerd te worden, alsook relevante historische kaarten en literatuur om

referentiesituatie te beschrijven en impact op ondergronds erfgoed in te schatten. Het

plan-MER kan op basis van bureauonderzoek reeds milderende maatregelen

aangeven.

- met betrekking tot water:

o Aspecten grondwaterkwaliteit en grondwaterstroming dienen in een ruimer

studiegebied bekeken te worden ten opzichte van wat in de volledig verklaarde

kennisgeving wordt aangegeven op de kaart met studiegebieden.

o Bemalingen dienen op planniveau voornamelijk kwalitatief beoordeeld te worden,

waarbij ook het verziltingsaspect dient aan bod te komen onder de effectgroep

grondwaterkwaliteit. Bovendien dient ook de impact van verzilting en bemaling op

oppervlaktewater (evt. lozing) bekeken te worden.

o Het plan-MER dient in bespreking van effecten uit te gaan van verschillende

aanlegmethodes (gesloten bouwkuip, bemaling, enz.). Hierbij kunnen milderende

maatregelen reeds aangegeven worden.

- met betrekking tot de discipline mens - socio-organisatorische aspecten:

o Het hoogbouwalternatief zal samen met het alternatief volgens gestuurde

ontwikkeling, namelijk een horizontaalblokvolume, onderzocht en beoordeeld naar

mogelijke hinder. Hierbij zullen voornamelijk windhinder, schaduweffecten en

visuele en ruimtelijke aspecten worden onderzocht en minstens de scenario‟s worden



bekeken waarbij verwacht wordt dat de hinder het grootst zal zijn (gebonden aan

seizoen/tijdstip, weersomstandigheden).

o Met betrekking tot windhinder werden er al een aantal voorgaande studies uitgevoerd,

waardoor het winnende hoogbouwontwerp ook gedeeltelijk werd aangepast. In het

MER dienen deze studies duidelijk gekaderd (welke methodes met voor- en nadelen)

te worden, waarbij algemene conclusies worden verwerkt in het plan-MER en

gedetailleerde informatie van deze studies in bijlage wordt opgenomen.

o Met betrekking tot “aantasting van privacy” en optreden van eventuele “fluitgeluiden”

bij hoge windsnelheden, mogelijke effecten zullen , afhankelijk van de beschikbare

informatie en gegevens op planniveau, eveneens in het plan-MER besproken worden.

Het plan-MER kan milderende maatregelen voorstellen. In het plan-MER kan

aangegeven hoe deze effecten op projectniveau onderzocht en/of gemilderd kunnen

worden of hoe de leemten op planniveau ingevuld kunnen worden op projectniveau .

o Mogelijke effecten als gevolg van lichtreflectie, dienen kort in het plan-MER

besproken te worden. Deze effecten kunnen echter uitgebreider op projectniveau

bekeken worden. Initiatiefnemer gaf op het richtlijnenoverleg aan dat voor definitieve

materiaalkeuze voor de gevelafwerking, zal beroep gedaan worden op een

gevelarchitect. Het plan-MER kan voorstellen voor milderende maatregelen opnemen.

o Met betrekking tot de vereiste bebakening ten aanzien van luchtvaart voor het

hoogbouwalternatief, dienen effecten van lichtbebakening meegenomen te worden.

o Op het planniveau gekende effecten van de aanlegfase dienen in het plan-MER

besproken te worden, maar dienen op projectniveau uitgebreider onderzocht te

worden. Mogelijke milderende maatregelen (zoals evt. een gefaseerde aanlegfase)

dienen in het plan-MER opgenomen te worden

o In het plan-MER dient ook aandacht uit te gaan naar de ruimtelijke relaties van het

nieuwe gebouwencomplex met de bebouwing in de onmiddellijke omgeving, met

name over de ruimtelijke inpassing.

o Aspecten van duurzaamheid en toegankelijkheid op niveau van dit plan dienen in het

plan-MER besproken te worden, zowel voor het gebouw zelf als voor de inrichting

van de openbare ruimte. Hierbij dient er in het plan-MER aangegeven te worden,

welke maatregelen ruimtelijk vertaald kunnen worden en welke op projectniveau

verder dienen uitgewerkt te worden.

Indien er tijdens het opstellen van het MER nieuwe ontwikkelingsscenario‟s naar voor zouden komen

dienen deze toegevoegd te worden aan de beoordeling.

6 Vorm en presentatie

Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer om:

- recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding,

schaalaanduiding, noordpijl en legende;

- de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden (vb. topografische kaarten = NGI; meer

info http://www.gisvlaanderen.be);

- het kaartmateriaal zodanig te presenteren dat het van goede kwaliteit is, m.n. overzichtelijk,

duidelijk, bruikbaar (voldoende detailniveau), hanteerbaar (bij voorkeur A4, maximaal A3) en

gemakkelijk begrijpbaar, ook voor een niet-deskundige;

- aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen de tekst onderling, de figuren en de

legende;

- alle relevante straatnamen en plaatsen op kaart te situeren;

- bij vermelding van studies steeds de referentie op te nemen;

- een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en

literatuurlijst bij het rapport op te nemen;

- achtergrondinformatie (zoals detailinformatie uit windhinderstudies) in de bijlagen op te

nemen;



- het definitief MER in te dienen in 3 analoge exemplaren, waarvan 2 ingebonden en 1

losbladig, en één digitale versie (bij voorkeur in 1 pdf-document); - een duidelijk onderscheid te maken tussen het plan en het project;

- een synthesetabel van de effecten met milderende maatregelen op te nemen, waarin duidelijk

aangegeven wordt welke zaken doorwerken op RUP-niveau en welke zaken eventueel kunnen

uitgewerkt worden in het kader van de latere vergunningsaanvraag.

7 Leemten in de kennis

Het MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het

onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte

waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het plan, met

betrekking tot de inventaris en aangaande methode en inzicht.

Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorwerken in

de besluitvorming specifiek voor de opstelling van het voorontwerp-RUP en voor de besluitvorming

nadien met het oog op de definitieve vaststelling van het RUP en op de verdere stedenbouwkundige

vergunningen.

8 Monitoring en evaluatie

In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te

stellen zijn die vanuit de leemten in de kennis noodzakelijk wordt geacht of die nodig zijn in functie

van de aanpak en inhoud voor de vervolgprocedure en besluitvorming.

9 Integratie en eindsynthese

In een afzonderlijk deel zal het rapport een discipline-overschrijdende, leesbare samenvatting geven

over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen

deze kunnen voorkomen of milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld zijn vanuit

verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de

milderende maatregelen dient in de mate van het mogelijke aangegeven te worden waar deze

zullen/kunnen doorwerken vb. in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP of op het niveau van

de stedenbouwkundige vergunning,…, dit kan eventueel gebeuren in een samenvattende tabel. Hierbij

kan, in de mate van het mogelijke, ook aangegeven worden wie zal moeten instaan voor deze

doorwerking en/of uitvoering.

De elementen welke noodzakelijk zijn voor de watertoets zullen duidelijk in de synthese opgenomen

worden. De eventuele impact van de gestelde randvoorwaarden rekening houdende met de

referentiesituatie, voorstellen van invulling en milderende maatregelen, ook rekening houdende met

cumulatieve effecten zal behandeld worden in de eindsynthese.



10 Niet-technische samenvatting

De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie

van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is

voor de gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze

samenvatting opgenomen te worden, indien gewerkt wordt met afzonderlijke kaarten en/of

figurenbundel kunnen verwijzingen naar de relevante figuren volstaan.

Deze niet-technische samenvatting wordt in het MER opgenomen en tevens in digitale vorm

aangeleverd.

18 oktober 2011,

Voor het afdelingshoofd, afwezig

Ann Theunissen



Bijlagen Bijlage 1: Bekendmaking via de webstek van de Dienst Mer en de krant „Het laatste nieuws‟ (publicatie 10 mei

2011)



Bijlage 2

Inspraakreacties als gevolg van de terinzagelegging van de kennisgeving. Hiermee werd rekening

gehouden in deze richtlijnen:

- Stad Damme geen

- Stad Brugge geen

- Gemeente Knokke-Heist 3 reacties

- dienst Mer 4 reacties, waarvan 3 dezelfde als gemeente Knokke-Heist

Bijlage 3

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden en waarmee

rekening werd gehouden in deze richtlijnen:

Inhoudelijke opmerkingen VMM Afdeling

Operationeel

Waterbeheer

T.a.v. Bram

Vogels

Graaf de

Ferrarisgebouw

Koning Albert

II-laan 20 bus

16

1000 BRUSSEL

Agentschap Ruimte

& Erfgoed

Werkhuisstraat

9

8000 BRUGGE

OVAM Stationsstraat

110

2800

MECHELEN

Departement MOW

t.a.v. Fernand

Desmyter,

secretaris-

generaal

Graaf de

Ferrarisgebouw

Koning Albert

II-laan 20 bus 2

Agentschap voor

Maritieme

Dienstverlening en

Kust

Afdeling Kust t.a.v. Caroline

Lootens

Vrijhavenstraat

3

8400

OOSTENDE

De Lijn – West-

Vlaanderen

T.a.v. Luc De

Man Directeur

Nieuwpoortsest

eenweg 110

8400

OOSTENDE

Direction Générale

Material Resources -

Division CIS & Infra

Section

Infrastructure -

Sous-section

Support

Bureau

Géomatique

Quartier Reine

Elisabeth

Rue d'Evere, 1

B

1000 BRUSSEL

Geen opmerkingen of gunstig advies

ANB Buitendienst

West-Vlaanderen

Zandstraat 255

bus 3 8200 BRUGGE

Departement LNE2

Afdeling Milieu-

Natuur- en

Energiebeleid

Dienst VR

Graaf de

Ferrarisgebouw 3de verdieping

Aan College van

Burgemeester en

Schepenen van de

stad Brugge

Burg 12

8000 BRUGGE

Aan College van

Burgemeester en

Schepenen van de

stad Damme &

Milieudienst stad

Damme

Vissersstraat 2a 8340 DAMME

Aan het College van

Burgemeester en

Schepenen van de

gemeente Knokke-

Heist

A. Verweeplein

1

8300 KNOKKE-

HEIST

Departement LNE

Afdeling Land en

Bodembeschermi

ng, Ondergrond,

Dienst Land en

Bodembeschermi

ng

Koning Albert

II-laan 20 bus

20

1000 BRUSSEL

2 Deze instantie geeft aan dat zij geen ontwerptekst van het MER wensen te ontvangen, aangezien het plan geen

verdere acties vereist inzake externe veiligheid.



Natuurlijke

Rijkdommen

Toerisme Vlaanderen

Afdeling Kennis –

en

Informatiebeheer

Dienst Planning

en Onderzoek

t.a.v. Steven

Valcke Grasmarkt 61 1000 BRUSSEL

Departement LNE

Afdeling Lucht,

Hinder,

Risicobeheer,

Milieu en

Gezondheid

Dienst Hinder en

Risicobeheer

Graaf de

Ferraris-gebouw

Koning Albert

II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL

Fluxys NV3 Kunstlaan 31 1040 BRUSSEL

Provinciebestuur

West-Vlaanderen t.a.v. Peter Norro

Directeur Milieu,

Natuur en

Waterbeleid

Provinciehuis

Boeverbos

Koning Leopold

III-laan 41 8200 Sint-Andries

Bijlage 4

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om

reactie te geven maar die niet reageerden en waarmee dus ook geen rekening kon gehouden worden in

deze richtlijnen. Deze instanties zullen geen ontwerptekst van het MER ontvangen (tenzij anders

aangegeven):

3 Deze instantie geeft aan dat er geen installaties van fluxys betrokken zijn bij dit plan, zij zullen dan ook geen

ontwerptekst van het MER ontvangen.

Departement RWO

Afdeling

Ruimtelijke

Planning

t.a.v.

Afdelingshoofd

Hans Leinfelder

Phoenixgebouw Koning Albert

II-laan 19 bus 11 1210 Brussel

Departement LNE

Afdeling Lucht,

Hinder,

Risicobeheer,

Milieu en

Gezondheid

Dienst Lucht en

Klimaat

Graaf de

Ferraris-gebouw

Koning Albert

II-laan 20, bus 8 1000 Brussel

Departement RWO

Afd.

Stedenbouwkundig

Beleid en

Onroerend

Erfgoedbeleid

t.a.v. Gerard

Steyvers Phoenixgebouw

Koning Albert


Openbaar bestuur de

Zwinpolder Arendstraat 34 8000 Brugge

Openbaar bestuur de

Nieuwe

Hazegraspolder

Prins Filiplaan 53 8300 Knokke-Heist

Agentschap Wonen-

Vlaanderen Afdeling Wonen

t.a.v. Hilde Van den

Bosch Afdelingshoofd

Koning Albert


Team Vlaamse

Bouwmeester

Boudewijngebou

w

Boudewijnlaan

30 bus 45 1000 Brussel

Agentschap Wegen en

Verkeer

Buitendienst West-

Vlaanderen t.a.v. Bart De Smet Markt 1 8000 Brugge

Vlaams Agentschap

Zorg en Gezondheid

Afdeling Toezicht

Volksgezondheid

West-Vlaanderen

Spanjaardstraat

15 8000 Brugge

Vlaamse overheid

Departement

Mobiliteit en

Openbare Werken

Internationale

Luchthaven

Oostende - Brugge

Nieuwpoortseste

enweg 889

B-8400 Oostende

Vliegbasis Koksijde Kwartier Basis

Adjudant Vlieger

F. Allaeys

Vandammestraat

100

8670 Koksijde



Bijlage 5

Volgende adviesinstanties worden vervangen door de twee onderste adviesinstanties in het kader van de

ontwerptekst van het MER:

Vlaamse overheid

Departement

Mobiliteit en

Openbare Werken

Internationale

Luchthaven

Oostende - Brugge

Nieuwpoortseste

enweg 889

B-8400 Oostende

Vliegbasis Koksijde Kwartier Basis

Adjudant Vlieger

F. Allaeys

Vandammestraat

100

8670 Koksijde

Direction Générale

Material Resources -

Division CIS & Infra

Section

Infrastructure -

Sous-section

Support

Bureau Géomatique

Quartier Reine

Elisabeth

Rue d'Evere, 1 B 1140 BRUXELLES

Belgocontrol Dienst Urbanisme Tervuursesteenw

eg 303 1820 Steenokkerzeel

Op basis van bovenstaande lijst vraagt de dienst Mer om 18 exemplaren van de ontwerptekst van het MER in te dienen.

Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER Gemeentelijke ... · Het winnende ontwerp werd op basis...

Documents

Transcript of Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER Gemeentelijke ... · Het winnende ontwerp werd op basis...