Richtlijn Amyotrofische laterale sclerose...Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose...
Transcript of Richtlijn Amyotrofische laterale sclerose...Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose...
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 1
Richtlijn 1
Amyotrofische laterale 2
sclerose 3
4
Colofon 5
De richtlijn amyotrofische laterale sclerose werd in 2005 geschreven door L.H. van 6
den Berg, J.P. van den Berg, J.C. de Goeijen, G.M. Hesselmann en M.B. Kuyper 7
en opgenomen in de eerste druk van het richtlijnenboek van de Vereniging van 8
Integrale Kankercentra. 9
De huidige versie werd in 2009 gereviseerd door: 10
L.H. van den Berg, neuroloog, UMC Utrecht 11
J.P. van den Berg, revalidatiegeneeskundige, Meander Medisch Centrum, 12
Amersfoort 13
J.C. de Goeijen, nurse practitioner neuromusculaire ziekten, UMC Utrecht 14
15
Commentaar werd geleverd door: 16
17
18
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 2
Amyotrofische laterale sclerose 19
20
Inleiding 21
Amyotrofische laterale sclerose (ALS) is een progressief verlopende 22
aandoening van de motorische voorhoorncellen in het ruggenmerg en van 23
de pyramidebaan, met als klinische kenmerken: 24
krampen en fasciculaties (spontane ongeordende samentrekkingen 25
van groepen spiervezels zonder bewegingseffect) 26
spierzwakte 27
spieratrofie 28
soms spasticiteit 29
Bij ALS is er sprake van een zuiver motorisch beeld zonder sensibele 30
stoornissen. Spierkrampen en fasciculaties behoren vaak tot de eerste 31
verschijnselen van de ziekte. De spierzwakte kan beginnen in de armen of 32
in de benen (spinale vorm) of in het mond-keelgebied (bulbaire vorm). 33
Geleidelijk breidt de zwakte zich uit naar andere delen van het lichaam; 34
het beloop verschilt van patiënt tot patiënt. 35
Als gevolg van aantasting van centrale motorische neuronen en van axo-36
nen in de piramidebaan zijn de peesreflexen vaak opvallend levendig. 37
Men onderscheidt drie fasen in het ziekteverloop: 38
diagnostische fase, waarin de verschijnselen doorgaans nog gering 39
zijn 40
de revalidatie fase, gekenmerkt door progressieve spierzwakte 41
de terminale fase, meestal gedomineerd door ademhalingszwakte 42
Hoewel ALS gemiddeld na drie jaar tot de dood leidt, bedraagt de overle-43
vingsduur bij ongeveer 20% van de patiënten 5 jaar of langer. De levens-44
verwachting bij oudere patiënten en bij de bulbaire vorm is korter dan bij 45
jongere patiënten respectievelijk andere vormen van ALS. 46
47
Vóórkomen 48
Het aantal nieuwe gevallen van ALS in Europese landen is ruim 2 per 49
100.000 mensen per jaar; in de leeftijdscategorie van 45-75 jaar is de inci-50
dentie ongeveer 5 per 100.000 per jaar. Jaarlijks worden er in Neder-51
land ruim 350 nieuwe patiënten met ALS gediagnosticeerd. Een huisarts 52
met een normpraktijk van 2350 patiënten ziet gemiddeld 2 patiënten met 53
ALS in zijn gehele praktijkperiode. 54
De ziekte komt bij volwassenen op elke leeftijd voor en meer bij mannen 55
dan bij vrouwen (1,4:1). De gemiddelde leeftijd waarop de ziekte zich 56
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 3
openbaart is 62 jaar. De ziekte komt niet bij kinderen voor en weinig bij 57
jong volwassenen. 58
59
Oorzaken 60
De ziekte is bij 5-10% van de patiënten erfelijk; bij alle andere patiënten is 61
de oorzaak onbekend. 62
63
Diagnostiek 64
Er is geen specifiek onderzoek om de diagnose te stellen. Het ontstaan en 65
verloop van de symptomen en de bevindingen bij het neurologisch onder-66
zoek zijn het belangrijkst. De uiteindelijke diagnose wordt ondersteund 67
door een electromyografie (EMG) en gesteld na het uitsluiten van andere 68
ziektebeelden (o.a. met behulp van laboratoriumonderzoek en een MRI 69
scan). 70
Vertegenwoordigers van verschillende disciplines zijn betrokken bij de di-71
agnostiek en behandeling. De patiënt komt via de huisarts terecht bij de 72
neuroloog die de diagnose stelt en hem meestal verwijst naar de revalida-73
tiearts. 74
75
Beleid 76
ALS is een ziekte die onherroepelijk tot de dood leidt. Verlenging van het 77
leven is slechts in beperkte mate mogelijk. In de afgelopen jaren is echter 78
winst geboekt ten aanzien van de mogelijkheden om de kwaliteit van leven 79
zo lang mogelijk te handhaven. Patiënten met ALS worden bij voorkeur 80
verwezen naar een ALS-revalidatieteam. Uit onderzoek blijkt dat wanneer 81
ALS patiënten in gespecialiseerde ALS revalidatiebehandelcentra behan-82
deld en begeleid worden, zij een betere kwaliteit van leven ervaren dan 83
wanneer zij in niet-gespecialiseerde centra behandeld worden. Te ver-84
wachten valt dat door toekomstig onderzoek de zorg nog verder zal verbe-85
teren. Het Nederlandse ALS centrum biedt over deze verbeteringen infor-86
matie op haar website: www.als-centrum.nl. 87
88
Integrale benadering 89
90
Voorlichting 91
Bij de voorlichting kan gebruik gemaakt worden van informatie op de web-92
site van het ALS Centrum Nederland en van informatie via de patiënten-93
vereniging Vereniging Spierziekten Nederland (te downloaden via 94
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 4
www.vsn.nl). Via de Stichting ALS zijn ook voorlichtingsbrochures voor 95
kinderen van patiënten met ALS te verkrijgen (www.stichting-ALS.nl). 96
Naast voorlichting over het verloop van de ziekte is het van groot belang 97
met de patiënt en diens naasten tijdig te spreken over de angst om te stik-98
ken. De angst om te stikken is een verontrustende gedachte voor iedereen 99
die met kortademigheid te maken heeft en zeker voor ALS-patiënten. 100
Neudert e.a. hebben in 2001 een retrospectief onderzoek gepubliceerd 101
naar het overlijden van 121 ALS-patiënten in Duitsland en 50 ALS-102
patiënten in Engeland. Hieruit komt naar voren dat respectievelijk 88% en 103
98% van deze patiënten vredig is gestorven en dat geen enkele patiënt 104
door verstikking om het leven is gekomen. Een retrospectief onderzoek in 105
Nederland naar patiënten die tussen 1994 en 2005 zijn overleden wees uit 106
dat 96% vredig is overleden. Meestal treedt een geleidelijke bewustzijns-107
daling op ten gevolge van een verhoogde koolzuurspiegel. Deze bewust-108
zijnsdaling maakt dat de patiënt minder of geen kortademigheid ervaart. 109
Deze gang van zaken is in het overgrote deel van de gevallen de doods-110
oorzaak van ALS-patiënten. Veel patiënten overlijden in hun slaap. 111
Verder moet worden gewezen op mogelijkheden tot symptomatische be-112
handeling van kortademigheid. 113
114
Communicatie 115
Het is belangrijk om met de patiënt en diens naasten moeilijke kwesties als 116
de angst voor verlies van communicatie en/of om te stikken bespreekbaar 117
te maken. Ook de minder direct bedreigende gevolgen van de ziekte op 118
het gebied van lichaamsbeeld/zelfbeeld, rollenpatroon en afhankelijkheid 119
verdienen de aandacht. 120
Het heeft de voorkeur gesprekken over het wel of niet beademen en wensen 121
ten aanzien van de laatste levensfase te voeren in de fase dat de patiënt 122
nog redelijk tot goed kan spreken. Genomen beslissingen worden het liefst 123
schriftelijk vastgelegd. Hiermee worden door de patiënt niet gewenste be-124
handeling(en) in noodgevallen voorkomen, zoals bijvoorbeeld beademing bij 125
een verslikpneumonie. 126
127
Ondersteunende zorg en coördinatie 128
Bij de behandeling van spierziekten is de betrokkenheid van een gespecia-129
liseerd ALS-revalidatiebehandelteam gewenst. Onlangs is aangetoond dat 130
de begeleiding door een gespecialiseerd ALS-team de kwaliteit van leven 131
van de ALS-patiënt verbetert. 132
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 5
Dergelijke teams functioneren in een aantal Nederlandse revalidatiecentra 133
en revalidatieafdelingen van ziekenhuizen. De adressen van deze centra 134
zijn te vinden op de website van het ALS-centrum (www.als-centrum.nl). 135
Bij voedingsproblemen en ademhalingsproblemen kunnen, afhankelijk van 136
de wensen van de patiënt een maag-darm-leverarts, een diëtiste en/of een 137
beademingsarts (Centrum voor Thuisbeademing) worden ingeschakeld. 138
Voor alle behandelingen en noodzakelijke voorzieningen, in het bijzonder 139
die met betrekking tot verminderde mobiliteit, excessief gewichtsverlies en 140
ademhalingzwakte, geldt dat ze tijdig bij de patiënt en zijn familieleden 141
moeten worden geïntroduceerd en dat voor toepassing en/of aanvraag 142
ervan toestemming dient te worden gevraagd. Tijdig wil zeggen: zodra de 143
patiënt dit emotioneel aan kan en voordat dysartrie de communicatie ern-144
stig belemmert. Het anticiperen op te verwachten problemen vraagt van 145
hulpverleners kennis en inzicht in het verloop van de ziekte en van patiën-146
ten acceptatie van de ziekte en het progressieve verloop ervan. 147
De regelgeving op het gebied van aanvragen van voorzieningen is com-148
plex en verschilt per gemeente. De ergotherapeut van het revalidatiecen-149
trum is op de hoogte van de mogelijkheden binnen de gemeente. 150
In de eindfase is de patiënt vaak thuis; de verantwoordelijkheid voor de 151
zorg berust dan bij de huisarts en de eventuele thuiszorg. Soms wordt de 152
zorg verleend in een verpleeghuis of een hospice. 153
154
Behandeling van de oorzaak 155
Sedert enkele jaren is een geneesmiddel op de markt (riluzole) dat de 156
overlevingsduur met ten minste 3 maanden verlengt. Riluzole 2 dd 50 mg 157
wordt standaard voorgeschreven tenzij er sprake is van leverfunctiestoor-158
nissen. Het kan zowel oraal als via een PEG-katheter worden toegediend. 159
Mogelijke bijwerkingen zijn leverfunctiestoornissen, vermoeidheid en (zeer 160
zelden) granulocytopenie. 161
Behalve riluzole is er geen enkele bewezen behandeling welke de pro-162
gressie van de ziekte afremt. 163
164
Symptomatische behandeling 165
Voor symptomen die het directe gevolg zijn van de ziekte, zoals communi-166
catieproblemen en spasticiteit, is het doel van de behandeling de sympto-167
men onder controle te houden, de patiënt te leren omgaan met beperkin-168
gen en het leveren van voorzieningen op maat. 169
Bij ALS komen de volgende symptomen voor: 170
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 6
verminderde mobiliteit 171
nachtelijke spierkrampen 172
dwanghuilen en dwanglachen 173
kaakklem 174
spasticiteit 175
dysartrie 176
speekselvloed 177
slikstoornissen en gewichtsverlies 178
obstipatie 179
pijn 180
vermoeidheid 181
slaapstoornissen 182
angst, depressie, rusteloosheid 183
cognitieve stoornissen/frontetemporale dementie (bij 5% van de pati-184
enten komt ALS voor in combinatie met frontotemporale dementie) 185
onvoldoende ophoesten 186
nachtelijke hypoventilatie/respiratoire insufficiëntie 187
188
Verminderde mobiliteit 189
De behandeling is erop gericht om de mobiliteit van de patiënt zo goed 190
mogelijk te houden en complicaties van verminderde mobiliteit zoveel mo-191
gelijk te voorkomen. 192
De toegepaste maatregelen omvatten met name het voorzien in hulpmid-193
delen op maat, zoals een (knie)enkel-voetorthese of een aangepaste rol-194
stoel met de voor de patiënt geschikte bediening. De hulpmiddelen worden 195
in de loop van het ziekteproces vervangen of verder aangepast, bijv. van 196
een handgestuurde naar een computergestuurde rolstoel. 197
Onderhoud van de beweeglijkheid van de gewrichten is van belang ter 198
voorkoming van contracturen en capsulitiden. Een fysiotherapeut moet de 199
patiënt dan ook regelmatig doorbewegen. 200
Naast deze maatregelen worden aanpassingen in het woonhuis of werk-201
omgeving van de patiënt geregeld. Voorbeelden hiervan zijn het plaatsen 202
van een ALS-unit of het aanpassen van toilet- en doucheruimte. ALS on-203
derscheidt zich wat betreft de aanpak van het opvangen van de gevolgen 204
van mobiliteitsbeperking niet van andere spierziekten, met één belangrijke 205
uitzondering: de voorzieningen moeten veel eerder beschikbaar zijn omdat 206
de progressie van de spierzwakte veel sneller is. 207
208
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 7
Nachtelijke spierkrampen 209
De fysiotherapeut kan een rol spelen bij het op lengte brengen en houden 210
van de spieren waarin krampen optreden. 211
Medicamenteuze behandeling met hydrokinine vermindert bij ouderen 212
(zonder ALS) het aantal nachtelijke spierkrampen maar beïnvloedt de 213
ernst en de pijnlijkheid ervan niet (dosering: 200 mg bij de avondmaaltijd 214
en 100 mg voor het slapen). Het zou een overeenkomstig effect op de 215
krampen van ALS kunnen hebben. In het algemeen wordt geadviseerd om 216
hydrokinine niet langer dan 14 dagen achtereen te gebruiken. 217
Er is geen medicijn waarvan bewezen is dat het fasciculaties kan onder-218
drukken. 219
220
Dwanghuilen en dwanglachen 221
Amitryptiline (3 dd 10 mg/1-2 dd 25 mg) gaat bij patiënten met multipele 222
sclerose dwanghuilen en dwanglachen in enige mate tegen. Een andere 223
optie is de combinatie van dextrometorphan en kinidine (2 dd 30/30mg), 224
de bijwerkingen van deze behandeling zijn echter vaak reden om te stop-225
pen. Mogelijk is dat ook bij ALS het geval. Medicamenteuze behandeling 226
wordt ingezet als de patiënt aangeeft dit symptoom hinderlijk te vinden. 227
228
Kaakklem 229
Kaakklem is bij ALS zeldzaam. Men kan een spierrelaxerend middel als 230
lorazepam proberen (dosering bij toediening onder de tong: 0,5-2,5 mg). 231
Case reports beschrijven het effect van een lokale injectie met botuline 232
toxine A door een arts met ervaring op dit gebied. Om het risico op (toe-233
name van) spierzwakte in omgevende spieren te vermijden (o.a. risico op 234
kaakdislocatie en toename van slikstoornissen) moet een lage dosering 235
worden gebruikt (6 mouse units per injectie per spier). 236
237
Spasticiteit 238
Van fysiotherapie is niet aangetoond dat het spasticiteit vermindert. Edu-239
catie over spierrekoefeningen kan zinvol zijn. 240
Voor de behandeling van spasticiteit worden baclofen of tizanidine het 241
meest toegepast (dosering baclofen 3 dd 5-25 mg; dosering tizanidine 3 242
dd 2-8 mg). Baclofen kan ook intrathecaal worden toegediend. Als de peri-243
fere motorische neuronen ook zijn aangedaan, mag verwacht worden dat 244
baclofen de spierzwakte doet toenemen. 245
246
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 8
Dysartrie 247
Als de spraak niet meer verstaanbaar is kan men gebruik maken van niet-248
verbale communicatiemethoden (gebarentaal, mimiek, houding) of van 249
communicatieapparatuur. Wat de apparatuur betreft kan men op prakti-250
sche gronden een onderscheid maken tussen eenvoudig beschikbare 251
hulpmiddelen (kladblokje, letterkaart of de eigen computer) en geavan-252
ceerde hulpmiddelen (apparaten met tekstuitvoer of synthetische spraak-253
uitvoer). De logopediste kan hierbij een belangrijke rol spelen. 254
255
Speekselvloed 256
Overmatige speekselvloed ontstaat niet door vermeerderde aanmaak van 257
speeksel maar door zwakte van de bulbaire spieren en/of slikproblemen. 258
Speekselvloed kan het risico op aspiratie van speeksel vergroten, het 259
spreken bemoeilijken en leiden tot een sociaal isolement. Het gebruik van 260
uitzuigapparatuur wordt wisselend ervaren. Een uitzuigapparaat kan met 261
behulp van een machtiging van zorgverzekeraar verkregen worden bij een 262
facilitair bedrijf. 263
Men kan de speekselproductie op drie verschillende manieren remmen: 264
Men kan de speekselsecretie remmen met anticholinergica. Welke van 265
de beschikbare middelen te verkiezen valt is niet geëvalueerd. De 266
middelen hebben een reeks van ongewenste werkingen (o.a. urinere-267
tentie bij mannen). Het meest gebruikte middel is amitryptiline (3 dd 10 268
mg tot 1-2 dd 25 mg). Eventueel kan ook een scopolaminepleister 269
overwogen worden. 270
Transdermale injectie in de glandula parotis met een lage dosering (6 271
mouse units) botuline toxine B door een arts met ervaring met dit mid-272
del is een andere mogelijkheid, (zie voor de risico’s van deze behan-273
deling bij kaakklem). Het nadeel van deze behandeling is dat deze 274
slechts ongeveer 3 maanden effectief is en dan herhaald moet wor-275
den. Patiënten hoeven voor deze behandeling niet plat te liggen (zoals 276
bij radiotherapie). 277
Aanmerkelijke vermindering van de speekselsecretie kan meestal 278
zonder veel ongewenste neveneffecten worden bereikt door de glan-279
dula parotis beiderzijds te bestralen met een lage dosis snelle elektro-280
nen (10-14 MeV). De behandeling vergt een of twee bezoeken aan 281
een radiotherapeutisch centrum en duurt kort. Bijwerkingen kunnen 282
zijn: enige pijn in de bestraalde klier, voorbijgaande roodheid en bran-283
derigheid van de huid, dik taai slijm en een droge mond. De duur van 284
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 9
het effect bedraagt 4-6 maanden. 285
286
Slikstoornissen en gewichtsverlies 287
Slikstoornissen zijn het gevolg van spierzwakte in het orofaryngeale ge-288
bied. Vermoeidheid vergroot de kans op verslikken. Slikstoornissen kun-289
nen leiden tot een aspiratiepneumonie en tot gewichtsverlies. Gewichts-290
verminderingen van meer dan 5% in een maand of 10% in 6 maanden 291
worden als ernstig beschouwd en kunnen, als de patiënt dit wil, aanleiding 292
zijn voor sondevoeding via een percutane endoscopische gastrostomie 293
(PEG) of een percutane radiologische gastrostomie (PRG). Welke van de-294
ze twee methoden de voorkeur verdient is nog niet definitief uitgemaakt. 295
Een PEG of PRG maakt goede voeding mogelijk, is esthetisch acceptabel 296
verlengt de levensduur. Er zijn onvoldoende gegevens bekend over de 297
invloed op kwaliteit van leven. Het plaatsen van een PEG middels gastro-298
scopie is een kleine ingreep maar kan toch risico voor acute respiratoire 299
insufficiëntie en overlijden geven. Als grenswaarde voor een te groot risico 300
wordt momenteel een vermindering van de vitale capaciteit (VC) in zitten-301
de houding tot 50% van de voorspelde waarde gehanteerd. Een daling van 302
de VC tot 50% kan optreden zonder dat de patiënt ademhalingsklachten 303
heeft. Dat maakt regelmatige controle van de VC nodig indien in overleg 304
met patiënt besloten is dat voeding via een PEG-katheter zinvol wordt ge-305
acht. Bij bulbaire ALS is de meetmethode van de VC vaak ongeschikt 306
vanwege het grote risico op lekkage van lucht langs het mondstuk. 307
Om het risico op ademhalingsproblemen te verkleinen wordt geadviseerd 308
de PEG zonder gebruik van sedativa in te brengen. 309
Mogelijke complicaties van een PEG zijn wondpijn, peristomale roodheid 310
en induratie, abces, (zelden) peritonitis, gastro-oesophageale reflux met 311
aspiratie van zure maaginhoud, verstopping van de sonde en uitvallen of 312
slijtage van de sonde. De maag-darm-leverarts is verantwoordelijk voor de 313
wondcontrole, voor het primaire voedingsbeleid en voor adviezen bij even-314
tuele complicaties. In goed overleg kan de controle (secundaire voedings-315
beleid) naar anderen (stomadeskundige, diëtist en voedingsteam) worden 316
gedelegeerd. 317
Een PRG wordt momenteel ingebracht als een PEG-plaatsing gecontraïn-318
diceerd is vanwege een te lage VC. De plaatsing van een PRG lijkt minder 319
belastend voor de ademhalingsfunctie omdat geen endoscopie nodig is, 320
maar geeft wat meer risico's op complicaties. 321
322
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 10
Obstipatie 323
Obstipatie komt voor als gevolg van dehydratie, verminderde fysieke acti-324
viteit, vezelarm voedsel en/of medicatie zoals opioïden en/of amitriptyline. 325
De vochtinname dient te worden geoptimaliseerd. Bij patiënten met een 326
PEG/PRG kan vezelrijke sondevoeding worden overwogen. 327
Als medicatie is macrogol/elektrolyten te verkiezen boven lactulose. Dose-328
ring: 2 zakjes macrogol/elektrolyten in 150 ml water. Bij verminderde uit-329
drijvende kracht kan een klysma nodig zijn. Bij onvoldoende effect kunnen 330
sennosiden (1 dd 10-20 ml) of bisacodyl (10 mg p.o. a.n. of 10 mg supp. 's 331
morgens) worden voorgeschreven. 332
333
Pijn 334
Veel patiënten hebben pijnklachten. De meest aannemelijke oorzaak lijkt 335
druk op de huid door het liggen en het onvermogen om op elkaar drukken-336
de lichaamsdelen te verplaatsen. Soms is een capsulitis de oorzaak van 337
de pijn. 338
Naast fysiotherapie, gericht op onderhoud van spierlengte, mobiliteit van 339
de gewrichten is evaluatie van rolstoel, zitkussen en matras belangrijk. 340
Patiënten dienen regelmatig verlegd te worden en drukplaatsen moeten 341
worden opgezocht en beschermd. Een bed-draaisysteem kan daarbij goed 342
helpen. Verder worden alle gebruikelijke maatregelen genomen om decu-343
bitus te voorkomen en/of te behandelen. 344
Helpt het voorgaande onvoldoende, dan moet medicamenteuze behande-345
ling worden overwogen (zie Richtlijn Pijn). 346
347
Vermoeidheid 348
Vermoeidheid kan samenhangen met een slaapstoornis, depressie, im-349
mobiliteit, abnormaak spiergebruik en/of verminderd ademhalingsvermo-350
gen. Daarnaast kan het een bijwerking van het gebruik van riluzole zijn. Er 351
is weinig ervaring met het gebruik van medicatie bij vermoeidheid bij ALS 352
maar er is geen contra-indicatie voor bijv. methylfenidaat 2 dd 5-20 mg of 353
of modafinil 2 dd 100 mg (laatste dosering van beide middelen niet later 354
dan 14 uur innemen). 355
356
Slaapstoornissen 357
Slaapstoornissen (nachtmerries; vaak wakker worden) kunnen het gevolg 358
zijn van pijn, angst en/of nachtelijke hypoventilatie. Bij nachtelijke hypo-359
ventilatie kunnen onder andere klachten over vermoeidheid en hoofdpijn 360
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 11
optreden. Ze moeten aanleiding geven tot onderzoek van de ademhaling 361
(zie onder). Indien er sprake is van ademhalingsproblemen is terughou-362
dendheid geboden bij het gebruik van slaapmiddelen. 363
Slaapstoornissen zijn ook vaak het gevolg van beperkte mobiliteit. Het on-364
vermogen zelfstandig te draaien heeft tot gevolg dat de mantelzorger ook 365
‘s nachts beschikbaar moet zijn of andere nachtzorg ingezet moet worden. 366
367
Angst, depressie, rusteloosheid 368
Angst, depressie en rusteloosheid komen niet vaker voor bij ALS dan bij 369
andere levensbedreigende aandoeningen. Een van de meest voorkomen-370
de oorzaken van angst en onrust is het ontstaan van ademhalingsproble-371
men. 372
Nabijheid en steun van een naaste kunnen helpen bij angst, depressie en 373
rusteloosheid. Psychosociale begeleiding en evt. aanleren van ontspan-374
ningsoefeningen door een maatschappelijk werker of psycholoog, bij voor-375
keur met ervaring met ALS, kan aangewezen zijn. 376
Zo nodig kan een anxiolyticum worden gegeven, bijvoorbeeld lorazepam 377
0,5-2,5 mg oraal of onder de tong. 378
Amitriptyline heeft vaak de voorkeur voor behandeling van depressie of 379
slapeloosheid omdat er vaak tevens sprake is van andere symptomen, 380
zoals speekselvloed, pseudobulbaire klachten, waarop de anticholinerge 381
bijwerking van amitriptyline effectief kan zijn (startdosis; 25 mg voor de 382
nacht; de dosis kan met 10-25 mg elke 2-4 dagen opgehoogd worden tot 383
100–150 mg voor de nacht) .Behandeling met een SSRI is een alternatief.. 384
385
Cognitieve stoornissen/frontotemporale dementie (FTD) 386
Cognitieve stoornissen treden met name op de voorgrond als er sprake is 387
van FTD. Dit komt in ongeveer 5% van de gevallen voor. Bij ongeveer 388
30% van de patiënten worden subklinische cognitieve stoornissen gevon-389
den. 390
Bij FTD staan gedrags- en karakterveranderingen op de voorgrond. De 391
combinatie van ALS en FTD heeft grote gevolgen voor de patiënt en zijn 392
omgeving. De ziektelast kan zeer groot zijn en wordt, door een gebrek aan 393
ziekte-inzicht bij de patiënt, voor een groot deel door de partner en de kin-394
deren opgevangen. In bijna alle situaties is de zorg thuis op een gegeven 395
moment niet meer mogelijk. Zie hiervoor ook de Richtlijn Dementie. 396
397
Onvoldoende ophoesten 398
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 12
Onvoldoende ophoesten ontstaat door zwakte van de ademhalingsspie-399
ren, buikspieren en diafragma. De patiënt krijgt hierdoor last van slijm in de 400
keel en heeft een verhoogd risico op een pneumonie. 401
Belangrijk is om de vorming van taai en dik slijm tegen te gaan door vocht-402
toevoer. 403
Het ondersteunen van het ophoesten door middel van abdomino-thoracale 404
compressie kan worden gedaan door een gezinslid na instructie door de 405
fysiotherapeut. Bij verminderde hoestkracht kan bij een aantal patiënten 406
airstacken aangeleerd worden. Doel hiervan is het verbeteren van de 407
hoestkracht waardoor minder slijm in de longen achter blijft en het aantal 408
luchtweginfecties mogelijk vermindert. 409
Mechanische ondersteuning met behulp van een zogenaamde cough as-410
sistant wordt in Nederland nog niet toegepast in de thuissituatie. De Cen-411
tra voor Thuisbeademing hebben weinig ervaring met deze ondersteuning 412
maar de onderzoeksresultaten zijn positief. Vooralsnog wordt deze onder-413
steuning vanwege het risico op obstructie door een slijmprop alleen kli-414
nisch toegepast. 415
Klachten over slijm in de luchtwegen kunnen verminderen door behande-416
ling met een anticholinergicum, bijvoorbeeld amitriptyline (2 dd 25 mg tot 3 417
dd 50 mg). Dit voordeel moet men afwegen tegen het nadeel dat het reste-418
rende slijm taai en dik wordt en tegen andere mogelijke complicaties (o.a. 419
urineretentie). Mogelijk is ook behandeling met 1-3 dd 40 mg propanolol 420
effectief. 421
422
Nachtelijke hypoventilatie/respiratoire insufficiëntie/dyspnoe 423
Respiratoire insufficiëntie ontstaat door zwakte van de ademhalingsspie-424
ren, buikspieren en diafragma. Het ontstaat geleidelijk en regelmatige na-425
vraag naar symptomen en meting van de vitale capaciteit is noodzakelijk 426
om tijdige behandeling te starten. Ademhalingszwakte geeft aanleiding tot 427
een aantal kenmerkende klachten en verschijnselen: 428
onrustige slaap, dromen, vaak wakker, ochtendhoofdpijn, slaperigheid 429
overdag 430
versterkte nachtelijke transpiratie 431
kortademigheid eerst alleen bij inspanning, dan ook bij spreken en 432
tenslotte in rust 433
niet tot 20 kunnen tellen in één ademteug 434
paradoxale bewegingen van de buikwand door diafragmaparese 435
onvoldoende ophoesten 436
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 13
rochelen 437
luchtweginfecties 438
versnelde ademhaling bij plat op bed liggen 439
versnelde ademhaling zittend in rust 440
gebruik van hulpademhalingsspieren 441
De klachten van ademhalingszwakte treden het eerst ’s nachts op omdat 442
de ademhaling tijdens de slaap in liggende houding het minst efficiënt is. 443
Bij het vermoeden van nachtelijke ademhalingszwakte wordt aanbevolen 444
de vitale capaciteit behalve staand of zittend zo mogelijk ook liggend te 445
meten. Bij controle personen van 65 jaar en jonger daalt de VC door de 446
overgang van zitten naar liggen met 7% of minder. In geval van zwakte 447
van het middenrif is die afname groter. Indien de klachten en het longfunc-448
tieonderzoek wijzen op ademhalingszwakte wordt een bloedgasbepaling 449
verricht voor het aantonen of uitsluiten van hypercapnie. Het meten van de 450
bloedgassen dient bij voorkeur ’s ochtends te gebeuren omdat de bloed-451
gaswaarden zich in de loop van de dag herstellen indien de patiënt een 452
zittende of staande houding heeft. Om respiratoire insufficiëntie vast te 453
stellen zijn de waarden van het serumbicarbonaat en pCO2 van belang. 454
Een verlaagde saturatie met verder normale bloedgaswaarden wijst op 455
een longinfectie of andere longaandoening. 456
Behandeling van ademhalingzwakte is op twee wijzen mogelijk: 457
Niet-invasieve ademhalingsondersteuning via een neuskapje, neus-458
mondkapje of fullfacemasker 459
De tot op heden verrichte onderzoeken geven aanwijzingen voor ver-460
lenging van de levensduur met enige maanden en voor vermindering 461
van symptomen van hypoventilatie. Als gevolg van dat laatste verbe-462
tert de kwaliteit van leven, zeker in de eerste tijd. Veelal wordt aange-463
raden met niet-invasieve beademing te starten als er klachten zijn over 464
gestoorde slaap en als deze blijken te berusten op nachtelijke hypo-465
ventilatie (pCO2 > 45 mm Hg of 6kPa). Niet-invasieve nachtelijke be-466
ademing kan thuis worden toegepast. 467
Naast alle genoemde voordelen zijn er ook nadelen. Niet-invasieve 468
beademing is toch een onderneming. Het mislukt bij 10-40% van de 469
patiënten door ernstige zwakte van de gelaatsspieren of omdat men-470
sen er niet in slagen tijdens de beademing voldoende te slapen. Een 471
neusmondkapje belemmert het communiceren en verhindert het op-472
zuigen van slijm uit de mond-keelholte. Het kan een ulcus veroorzaken 473
op de neusrug, slijmvlieszwelling en neusbloeding. Na verloop van tijd 474
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 14
treedt door progressie van spierzwakte ook overdag ademhalingzwak-475
te op waardoor patiënten neigen tot langdurige niet-invasieve beade-476
ming. 477
Invasieve ademhalingsondersteuning via een tracheostoma 478
Deze behandeling verlengt het leven. De kwaliteit van leven van aldus 479
behandelde patiënten blijkt beter te zijn dan men onder deze omstan-480
digheden zou verwachten, mits de beademing thuis plaatsvindt. Toe-481
name van spierzwakte leidt uiteindelijk tot grote communicatieproble-482
men, alleen communicatie via oogcontact of zeer geavanceerde appa-483
ratuur blijft mogelijk. 484
Thuisbeademing impliceert een grote belasting voor de mantelzorger. 485
Het is alleen uitvoerbaar als 24-uurszorg (dat is dus meer dan mantel-486
zorg) gegarandeerd is. Vaak is 24-uurszorg alleen in een verpleeghuis 487
realiseerbaar. 488
Factoren die de keuze ten aan zien beademing beïnvloeden, zijn: 489
sociale situatie van de patiënt 490
aan- of afwezigheid van een partner/verzorger 491
stadium van de ziekte waarin de patiënt zich bevindt 492
wens tot levensverlenging 493
Het instellen van de beademing wordt gedaan door een Centrum voor 494
Thuisbeademing (CTB) 495
Voordat een patiënt verwezen wordt naar een CTB moet dit uitgebreid met 496
de patiënt besproken zijn door de revalidatiearts en/of neuroloog. De pati-497
ent krijgt een informatiefolder betreffende ademhalingondersteuning uitge-498
reikt. Bij het CTB krijgt de patiënt en zijn partner uitgebreide voorlichting 499
over de voor- en nadelen van ondersteunende ademhaling. Kiest de pati-500
ent voor ondersteuning, dan bepaalt de beademingsarts het juiste moment 501
van opname voor instelling van de ademhalingsondersteuning. Indien de 502
patiënt in de thuissituatie beademd wordt (niet-invasief of invasief) vindt 503
begeleiding plaats door de artsen en verpleegkundigen van het CTB, die 504
ook bij de patiënt thuiskomen, indien dit nodig is. 505
Bij problemen met betrekking tot beide vormen van beademing dient con-506
tact opgenomen te worden met het Centrum voor Thuisbeademing, dat de 507
beademing heeft ingesteld. Adressen van thuisbeademingscentra zijn te 508
verkrijgen via www.vsca.nl. 509
Beëindiging van beademing kan zodanig geschieden dat de patiënt geen 510
of weinig hinder heeft van ademnood. Dit kan bij beide vormen van be-511
ademing gebeuren door het plotseling stoppen van de beademing of door 512
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 15
een zogenaamde terminale ontwenning. Beide methoden kunnen gepaard 513
gaan met klachten van dyspnoe, onrust en angst. Hiervoor is behandeling 514
met zuurstof, morfinomimetica en eventueel hypnotica voorafgaand aan en 515
ook tijdens het staken van de beademing geïndiceerd. Het CTB kan hierin 516
adviseren. 517
In de terminale fase komt medicamenteuze behandeling van dyspnoe en 518
vaak ook van de daarmee gepaard gaande angst op de voorgrond te 519
staan (zie Tabel 1). Ondanks ademhalingszwakte klagen niet alle patiën-520
ten over kortademigheid. Kortademigheid kan snel verergeren en soms 521
ook weer wat verminderen maar kan ook zeer geleidelijk toenemen. Het 522
medicamenteuze beleid is enigszins verschillend bij snelle en bij geleidelijk 523
toenemende kortademigheid. 524
525
Snel verergerend
Geleidelijk verergerend
1.
In geval van angst: oxazepam 10 mg, oraal
of via PEG, of lorazepam 0,5-2,5 mg onder
de tong, zonodig door mantelzorger toe te
dienen, na telefonisch overleg met de
huisarts en in afwachting van zijn komst
1.
Bij niet ernstige kortademigheid: beginnen
met 2 dd 10 mg slow release morfine oraal
of met 6 dd 5 mg morfinedrank via PEG. Zo
nodig kan de dosering worden verhoogd tot
het gewenste effect is bereikt
2.
Morfine 2,5 (bij opioïd-naïeve patiënt)-10 mg
(bij eerder opioïdgebruik) s.c. of i.v., zo nodig
na 4 uren herhalen
2.
Een toedieningsalternatief is morfine, s.c. of
i.v. iedere 4 uur 2,5 mg. Dit komt overeen
met een orale dosering van 45 mg/dag.
Deze dosering kan zo nodig worden
verhoogd tot het gewenste effect is bereikt
3.
Bij onvoldoende effect van bovengenoemde
maatregelen: palliatieve sedatie overwegen
(zie Richtlijn Palliatieve sedatie)
3.
Bij cyanose of aangetoonde hypoxie, 0,5 tot
1,0 liter per minuut via een zuurstofbril
526
527 Tabel 1. Medicatie bij kortademigheid 528
529
Voor angst wordt oxazepam (dosering 3-4 dd 10 mg) of lorazepam aange-530
raden (dosering onder de tong 0,5 tot 2,5 mg) of diazepam rectiole (dose-531
ring 2-3 dd 5-10 mg) maar de nabijheid van en geruststelling door een 532
geliefd persoon zou tenminste zo belangrijk kunnen zijn. 533
Morfine kan misselijkheid en braakneiging veroorzaken. Ter onderdrukking 534
van de misselijkheid kan men metoclopramide 3 dd 10-20 mg oraal of via 535
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 16
de PEG voorschrijven. Morfine-behandeling moet altijd gecombineerd 536
worden met een laxans (zie boven bij obstipatie). 537
Om snelle behandeling van thuisverblijvende kortademige patiënten moge-538
lijk te maken is het volgens de Engelse Motor Neuron Disease Association 539
(MNDA) raadzaam een kleine voorraad geneesmiddelen (met name morfi-540
ne en midazolam) ten behoeve van de dienstdoende behandelende arts in 541
het huis van de patiënt klaar te leggen. De MNDA adviseert daarvoor met 542
name: morfine 5 mg, 3 ampullen, midazolam 5-10 mg voor injectie, vloei-543
stof voor injecties, injectiespuiten en naalden. 544
545
Stappenplan 546
547
Diagnostiek 548
1 Anamnese en neurologisch onderzoek 549
2 Laboratoriumonderzoek, MRI en electromyografie (ter uitsluiting van 550
andere oorzaken) 551
552
Beleid 553
1 Begeleiding door gespecialiseerd ALS-revalidatiebehandelteam 554
2 Behandeling van de ziekte: riluzole 2 dd 50 mg 555
3 Symptomatische behandeling: 556
o Verminderde mobiliteit: 557
- hulpmiddelen (enkel-voetorthese, aangepaste rolstoel) 558
- fysiotherapie (contractuur preventie en onderhoud mobiliteit) 559
- aanpassingen in woonhuis of werkomgeving 560
o Nachtelijke spierkrampen: 561
- fysiotherapie 562
- hydrokinine 200 mg bij de avondmaaltijd en 100 mg a.n. 563
o Dwanghuilen en dwanglachen: 564
- amitriptyline 3 dd 10 /1-2 dd 25- mg 565
- dextrometorphan en kinidine 2 dd 30/30mg 566
o Kaakklem: 567
- lorazepam 0,5-2,5 mg onder de tong 568
- lokale injectie van botuline toxine B (6 mouse units per injectie 569
per spier) 570
o Spasticiteit: 571
- baclofen 3 dd 5-25 mg 572
- tizanidine 3 dd 2-8 mg 573
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 17
o Dysartrie: 574
- niet-verbale communicatiemethoden 575
- communicatie-apparatuur 576
o Speekselvloed: 577
- amitriptyline 3 dd 10mg of 1-2 dd 25 mg 578
- radiotherapie gl. parotis 579
- lokale injectie in gl. parotis van botuline toxine A (6 mouse 580
units) 581
o Slikstoornissen en gewichtsverlies: 582
- voeding via PEG-katheter (ingebracht voordat VC <50% van 583
voorspelde waarde) of PRG-katheter 584
o Obstipatie: 585
- vezelrijke sondevoeding 586
- voldoende inname van vocht 587
- macrogol/elektrolyten: 2 zakjes macrogol/elektrolyten dd 588
- bij onvoldoende effect: toevoegen van sennosiden 1 dd 10-20 589
mg of bisacodyl 10-20 mg p.o. a.n. of 10 mg supp. 's morgens 590
o Pijn: 591
- aanpassen van matras of bed 592
- medicamenteuze behandeling 593
o Vermoeidheid: 594
- Methylfenidaat 2 dd 5-20 mg, of 595
- Modafinil 2 dd 100 mg 596
o Slaapstoornissen: 597
- overweeg niet-invasieve beademing bij nachtelijke hypoventila-598
tie 599
- inzetten van nachtzorg ter ondersteuning van mantelzorger 600
- beperkt gebruik van slaapmiddelen 601
o Angst, depressie, rusteloosheid: 602
- psychosociale begeleiding, ontspanningsoefeningen 603
- anxiolyticum: lorazepam 0,5-2,5 mg onder de tong 604
- bij depressie: amitriptyline (25-150 mg a.n.) of SSRI 605
o Onvoldoende ophoesten: 606
- abdomino-thoracale compressie 607
- evt. amitriptyline 2 dd 25 mg tot 3 dd 50 mg of propanolol 1-3 608
dd 40 mg ter vermindering van slijmproductie 609
o Respiratoire insufficiëntie: 610
- Overweeg niet-invasieve ademhalingsondersteuning via neus-611
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 18
kapje of invasieve behandeling via tracheostoma 612
- Bij dyspnoe in de terminale fase 613
- morfine slow release 2 dd 10 mg, 6 dd 5 mg snel werkend 614
morfine via PEG-katheter of 6 dd 2,5 mg s.c. 615
- bij angst: oxazepam 50 mg oraal of via PEG-katheter of 616
lorazepam 0,5-2,5 mg onder de tong 617
- bij refractaire dyspnoe, ondraaglijk lijden en levensver-618
wachting <1-2 weken: palliatieve sedatie 619
620
Niveaus van bewijsvoering 621
622
Behandeling
Niveau van
bewijsvoering
Referentie(s)
Riluzole 1 Miller 2007
Bij spierkrampen: hydrokinine 4 Andersen 2007, Miller 2009
Bij dwanghuilen en -lachen:
• amitriptyline
• dextrometor/kinidine
4
3
Schiffer 1985
Brooks 2004
Bij kaakklem:
• lorazepam
• botuline A
4
4
Restivo 2002, Winterholler 2002
Bij spasticiteit: baclofen
4
Andersen 2007, Marquardt 1999,
Miller 2009, Shakespeare 2001
Bij speekselvloed:
• radiotherapie gl. parotis
• amitriptyline
• scoplaminepleister
• botuline B in gl. parotis
3
3
3
4
Andersen 2001 en 2007, Miller
2009, Stone 2009
Andersen 2007, Schiffer 1985,
Miller 2009
Andersen 2007, Talmi 1989, Miller
2009
Andersen 2007, Jackson 2008,
Miller 2009, Stone 2009
Bij slikstoornissen: sondevoeding via
PEG-katheter
3
Mathus-Vliegen 1994 en 1999,
Hefferman 2004, Thornton 2002
Pijnbestrijding met opioïden 3 Andersen 2007, Brettschneider
2008, Oliver 1998
Modafinil bij vermoeidheid 3 Carter 2005, Rabkin 2009
Antidepressiva bij depressie 4 Andersen 2007, Kurt 2007, Miller
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 19
2009, Rabkin 2005
Bij sterke slijmproductie:
• amitriptyline
• propranolol
4
4
Bij respiratoire insufficiëntie:
• niet-invasieve ondersteuning
• invasieve ondersteuning
2
2
Aboussouan 1997 en 2001,
Andersen 2007, Hefferman 2006,
Lyall 2001, Miller 2009, Radunovic
2009
Andersen 2007, Bourke 2006,
Gelinas 1998, Heffernan 2006,
Miller 2009, Radunovic 2009
623
Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of ten minste twee geran-624
domiseerde onderzoeken van goede kwaliteit. 625
Niveau 2 = gebaseerd op ten minste twee vergelijkende klinische onder-626
zoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere vergelij-627
kende onderzoeken. 628
Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend 629
onderzoek. 630
Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen. 631
632
633
634
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 20
Literatuur 635
1. Aboussouan LS, Khan SU, Meeker DP et al. Effect of noninvasive ventilation 636
on survival of amyotrophic lateral sclerosis. Annals of Internal Medicine 1997; 637
127: 450-453. 638
2. Aboussouan LS, Khan SU, Banerjee M et al. Objective measures of the effi-639
cacy of noninvasive positive pressure ventilation in amyotrophic lateral sclero-640
sis. Muscle & Nerve 2001; 24: 403-409. 641
3. Albert SM, Murphy PL, Del Bene ML et al. Prospective study of palliative care 642
in ALS. Choice, timing, outcomes. Journal of the Neurological Sciences 1999; 643
169: 108-113. 644
4. Andersen PM, Gronberg H, Franzen L, Funegard U. External radiation of the 645
parotid glands significantly reduces drooling in patients with motor neurone 646
disease with bulbar paresis. Journal of the Neurological Sciences 2001; 191: 647
111-114. 648
5. Andersen PM, Borasio GD, Dengler R, Hardiman O, Kollowe K, Leigh PN, 649
Pradat PF, Silani V, Tomik B. Good practice in the management of amyotro-650
phic lateral sclerosis: Clinical guidelines. An evidence-based review with good 651
practice points. EALCSWorking Group. Amyotrophic Lateral Sclerosis 2007; 8: 652
195-213 653
6. Attar A, Lemann M, Ferguson A et al. Comparison of a low dose polyethylene 654
glycol electrolyte solution with lactulose for treatment of chronic constipation. 655
Gut 1999; 44: 226-230. 656
7. Van den Berg JP, Kalmijn S. et al Multidisciplinary ALS care improves quality 657
of life in patients with ALS. Neurology 2005;65:1264-1267. 658
8. Van den Berg LH, van den Berg JP, Mathus-Vliegen EMH et al. De symptoma-659
tische behandeling van amyotrofische laterale sclerose. Nederlands Tijdschrift 660
voor Geneeskunde 2004; 148: 513-518. 661
9. Van den Berg LH, De Goeijen JC, Kruitwagen-van Reenen ETh, Schelhaas 662
JH, De Visser M. Amyotrofische Laterale Sclerose. Diagnostiek en behande-663
ling. 1e druk. ALS-Centrum Nederland, 2009. 664
10. Borasio GM, Voltz R, Miller RG. Palliative care in amyotrophic lateral sclerosis. 665
Neurologic Clinics 2001; 19: 829-847. 666
11. Bourke SC, Tomlinson M, Williams TL, Bullock RE, Shaw PJ, gibson GJ. Ef-667
fects of non-invasive ventilation on survival and quality of life in patients with 668
amyotrophic lateral sclerosis: a randomised controlled trial. Lancet Neurology 669
2006;5:140-7. 670
12. Brettschneider J, Kurent J, Ludolph A et al. Drug therapy for pain In amyotro-671
phic lateral sclerosis or motor neuron disease. Cochrana Database oif Sys-672
tematic Reviews 2008; 3: CD005226. 673
13. Brooks BR, Thisted RA, Appel SH et al. Treatment of pseudobulbar affect In 674
ALS with dextrometorphan/quinidine: a randomized trial. Neurology 2004; 63: 675
1364-1370. 676
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 21
14. Carter GT, Weiss MD, Lou JS et al. Modafinil to treat fatigue in amyotrophic 677
lateral sclerosis: an open label pilot study. American Journal of Hospice & Pal-678
liative Care 2005; 22: 55-59. 679
15. Chatwin M, Ross E, Hart N et al. Cough augmentation with mechanical insuf-680
flation/exsufflation in patients with neuromuscular weakness. European Respi-681
ratory Journal 2003; 21: 502-508. 682
16. Chiò A, Bottacchi E, Buffa C, Mutani R et al. Positive effects of tertiary centres 683
for amyotrophic lateral sclerosis on outcome and use of hospital facilities. 684
Journal of Neurology, Neurosurgery and Psychiatry 2006; 77: 948-950. 685
17. Cohen SM, Elackattu A, Noordzij JP, Walsh MJ, Langmore SE. Palliative 686
treatment of dysphonia and dysarthria. Otolaryngology Clinics of North Amer-687
ica 2009; 42: 107-21. 688
18. Dalbello-Haas V, Florence JM, Krivickas LS. Therapeutic exercise for people 689
with amyotrophic lateral sclerosis of motor neuron disease. Cochrane Data-690
base of Systematic Reviews 2008; 2: CD005229.Forshew DA. A survey of cli-691
nicians' practice in the symptomatic treatment of ALS. Amyotrophic Lateral 692
Sclerosis and Other Motor Neuron Disorders 2003; 4: 258-263. 693
19. Ganzini L, Johnston WS, Silveira MJ. The final month of life in patients with 694
ALS. Neurology 2002; 59: 428-431. 695
20. Gelinas DF, O’ Connor P, Miller RG. Quality of life for ventilator-dependent 696
ALS patients and their caregivers. Journal of the Neurological Sciences 1998; 697
160 (Suppl 1): S134-S136. 698
21. Giess R, Nauman M, Werner E et al. Injections of botulinum toxin A into the 699
salivary glands improve sialorrhoea in amyotrophic lateral sclerosis. Journal of 700
Neurology, Neurosurgery and Psychiatry 2000; 69: 121-123. 701
22. Hardiman O. Symptomatic treatment of respiratory and nutritional failure in 702
amyotrophic lateral sclerosis. Journal of Neurology 2000; 247: 245-251. 703
23. Harriman M, Morrison M, Hay J et al. Use of radiotherapy for control of sialor-704
rhea in patients with amyotrophic lateral sclerosis. Journal of Otolaryngology 705
2001; 30: 242-245. 706
24. Hefferman C, Jenkinson C, Holmes T et al. Nutritional management in 707
MND/ALS patients: an evidence based review. Amyotrophic Lateral Cclerosis 708
and other Motor Neuron Diseases 2004; 5: 72-83. 709
25. Hefferman C, Jenkinson C, Holmes T et al. Management of respuiration in 710
MND/ALS patients: an evidence based review. Amyotrophic Lateral Sclerosis 711
2006; 7: 5-15. 712
26. Jackson CE, Gronseth G, Rosefeld J et al. Randomized double-blind study of 713
botulinum toxin type B for siallorrhea in ALS patinets. Muscle and Nerves 714
2008; 39: 137-143. 715
27. Jennekens FGI, Van den Berg LH, Van den Berg JP. Amyotrofische laterale 716
sclerose. Begeleiding en behandeling. 2de druk. Maarssen: Elsevier Gezond-717
heidszorg, 2004. 718
28. Kampelmacher MJ, Westermann EJA, van den Berg LH, Jennekens FGI, van 719
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 22
Kesteren RG. Amyotrofische laterale sclerose: beademen of niet? Nederlands 720
Tijdschrift voor Geneeskunde 2004; 148: 509-513. 721
29. Kurt A, Nijboer F, Matuz T, Kubler A. Depression and anxiety in individuals 722
with amyotrophic lateral sclerosis: epidemiology and management. CNS Drugs 723
2007; 21: 279-291. 724
30. Lou JS. Fatigue in amyotrophic lateral sclerosis. Physical Medicine and Re-725
habilation Clinics of North America 2008; 19: 533-543. 726
31. Lyall RA, Moxham J, Leigh N. Respiratory assessment of the ALS patient. In: 727
Oliver D, Borasio GD, Walsh D (eds). Palliative care in amyotrophic lateral 728
sclerosis. Oxford: Oxford University Press, 2000, pp 43-46. 729
32. Lyall RA, Donaldson N, Fleming T et al. A prospective study of quality of life in 730
ALS patients treated with noninvasive ventilation. Neurology 2001; 57: 153-731
156. 732
33. Maessen M, Veldink JH, Onwuteaka BD, de Vries JM, Wokke JHJ, van der 733
Wal G, van den Berg LH. Trends and determinants of end-of-life practices in 734
ALS in the Netherlands. Neurology 2009; 73: 954-961 735
34. Marquardt G, Lorenz R. Intrathecal baclophen for intractable spasticity in 736
amyotrophic lateral sclerosis. Journal of Neurology 1999; 246: 619-620. 737
35. Mathus-Vliegen EMH, Louwerse ES, Merkus MP, Tytgat GNS, Vianney de 738
Jong JMP. Percutaneous endoscopic gastrostomy in patients with amyotrophic 739
lateral sclerosis and impaired pulmonary function. Gastrointestinal Endoscopy 740
1994; 40: 463-469. 741
36. Mathus-Vliegen LM, Koning H. Percutaneous endoscopic gastrostomy and 742
gastrojejunostomy: a critical reappraisal of patient selection, tube function and 743
the feasibility of nutritional support during extended follow-up. Gastrointestinal 744
Endoscopy 1999; 50: 746-754. 745
37. McEliney MC, Rabkin JG, Gordon PH, Goetz R, Mitsumoto H. Prevalence of 746
fatigue and depression in ALS patients and change over time. Journal of Neu-747
rology Neurosurgery and Psychiatry 2009; 80: 1146-9. 748
38. Miller JD, Mitchell JD, Lyon M, Moore DH. Riluzole for amyotrophic lateral 749
sclerosis (ALS/motor neuron disease MND)). Cochrane Database of System-750
atic Reviews 2007; 1: CD001447. 751
39. Miller RG, Jackson CE, Kasarskis EJ et al Practice parameter update: The 752
care of the patient with amyotrophic lateral sclerosis: multidisciplinary care, 753
symptom management, and cognitive/behavioral impairment (an evidence-754
based review): report of the Quality Standards Subcommittee of the American 755
Academy of Neurology. Neurology 2009; 73: 1227-33. 756
40. Mitchell JD, Borasio GD. Amyotrophic lateral sclerosis. Lancet 2007; 369: 757
2031-2041. 758
41. Neudert C, Oliver D, Wasner M, Borasio GD. The course of the terminal phase 759
in patients with amyotrophic lateral sclerosis. Journal of Neurology 2001; 248: 760
612-616. 761
42. Ng Khan F, Mathers S. Multidisciplinary care for adults with amyotrophic lat-762
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 23
eral sclerosis or motor neuron disease. Cochrane Database of Systematic Re-763
views 2009; (4): CD007425. 764
43. Oliver D. Opioid medication in the palliative care of motor neuron disease. 765
Palliative Medicine 1998; 12; 113-115. 766
44. Rabkin JG, Wagner GJ, Del Bene M. Resilience and distress among amyotro-767
phic lateral sclerosis patients and caregivers. Psychosomatic Medicine 2000; 768
62: 271-279. 769
45. Rabkin JG, Albert SM, Del Bene ML et al. Prevalence of depressive disorders 770
and change over time in late-stage ALS. Neurology 2005; 65: 62-67. 771
46. Rabkin JG, Gordon PH, McElhiney M, Rabkin R, Chew S, Mitsumoto H. Mo-772
dafinil treatment of fatigue in patients with ALS: a placebo-controlled study. 773
Muscle Nerve 2009; 39: 297-303. 774
47. Radunovic A, Mitsumato H, Leigh PN. Clinical care of patients with amyotro-775
phic lateral sclerosis. Lancet Neurology 2007; 6: 913-925. 776
48. Radunovic A, Annane D, Jewitt K et al. Mechanical ventilation for amyotrophic 777
lateral sclerosis/motor neuron disease. Cochrane Database of Systematic Re-778
views 2009; 4: CD004427. 779
49. Ramirez C, Piemonte ME, Callegaro D, Da Silva HC. Fatigue in amyotrophic 780
lateral sclerosis: frequency and associated factors. Amyotrophic Laterala; 781
Sclerosis 2008; 9: 75-80. 782
50. Restivo DA, Lanza S, Marchese-Ragona R, Palmeri A. Improvement of mas-783
seter spasticity by botulinum toxin facilitates PEG placement in amyotrophic 784
lateral sclerosis. Gastroenterology 2002; 123: 1749-1750. 785
51. Schiffer RB, Herndon RM, Rudick RA. Treatment of pathologic laughing and 786
weeping with amitrypiline. New England Journal of Medicine 1985; 312: 1480-787
1482. 788
52. Shakespeare DT, Boggild M, Young C. Anti-spasticity agents for multiple scle-789
rosis (Cochrane review). Cochrane Database Systematic Review 2001; 4: 790
CD001332. 791
53. Stalpers LJA, Moser EC. Results of radiotherapy for drooling in amyotrophic 792
lateral sclerosis. Neurology 2002; 58: 1308. 793
54. Stone CA, O'Leary N. Systematic review of the effectiveness of botulinum 794
toxin or radiotherapy for sialorroea In patinets with amyotrophic lateral sclero-795
sis. Journal of pain and Symptom Management 2009; 37: 246-258. 796
55. Talmi YP, Finkelstein Y, Zohar Y. Reduction of salivary flow in amyotrophic 797
lateral sclerosis with Scopoderm TTS. Head and Neck 1989; 11: 565. 798
56. Thornton FJ, Fotheringham T, Alexander M et al. Amyotrophic lateral sclero-799
sis: enteral nutrition provision-endoscopic or radiologic gastrostomy? Radiol-800
ogy 2002; 224: 713-717. 801
57. Traynor BJ, Alexander M, Corr B, Frost E, Hardiman O. Effect of a multidisci-802
plinary amyotrophic lateral sclerosis (ALS) clinic on ALS survival: a population 803
based study, 1996-2000. Journal of Neurology, Neurosurgery and Psychiatry 804
2003; 74: 1258-61. 805
Revisie Richtlijn Amytrofische laterale sclerose (concept)/Versie 4/15-4-2010 Pagina 24
58. Varrato J, Siderowf A, Damiano RN et al. Postural change of forced vital ca-806
pacity predicts some respiratory symptoms in ALS. Neurology 2001; 57: 357-807
359. 808
59. Veldink JH, Wokke JHJ, van der Wal G et al. Euthanasia and physician as-809
sisted death among patients with amyotrophic lateral sclerosis in the Nether-810
lands. New England Journal of Medicine 2002: 346; 1638-1644. 811
60. Veldink JH, Wokke JHJ, van der Wal G. Euthanasie en hulp bij zelfdoding bij 812
patiënten met amyotrofische laterale sclerose in Nederland. Nederlands Tijds-813
schrift voor Geneeskunde 2004; 148: 525-530. 814
61. Vereniging Spierziekten Nederland. Informatie voor de huisarts over amyotro-815
fische laterale sclerose en progressieve spinale musculaire atrofie. Te down-816
loaden via http://nhg.artsennet.nl. 817
62. Winterholler MGM, Heckmann JG, Hecht M, Erbguth JG. Recurrent trismus 818
and stridor in an ALS patient. Successful treatment with botulinum toxin. Neu-819
rology 2002; 58: 502-503. 820
821