Review + Beweegprogrammanickduijn.weebly.com/uploads/5/3/...copd_aangepast_sp…  · Web...

95
rtyuiopasdfghjklzxcvbnmqwe opasdfghjklzxcvbnmqwertyui fghjklzxcvbnmqwertyuiopasd lzxcvbnmqwertyuiopasdfghjk bnmqwertyuiopasdfghjklzxcv ertyuiopasdfghjklzxcvbnmqw iopasdfghjklzxcvbnmrtyuiop hjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg xcvbnmqwertyuiopasdfghjklz mqwertyuiopasdfghjklzxcvbn tyuiopasdfghjklzxcvbnmqwer pasdfghjklzxcvbnmqwertyuio ghjklzxcvbnmqwertyuiopasdf zxcvbnmqwertyuiopasdfghjkl nmqwertyuiopasdfghjklzxcvb Review + Beweegprogramma Aangepast sporten herkansing 11/27/2014 14 Minor: Aangepast sporten Namen: Duncan de Groot Nick Duijn Timo de Reus Opleiding: Sport en Bewegen Klas: 4A

Transcript of Review + Beweegprogrammanickduijn.weebly.com/uploads/5/3/...copd_aangepast_sp…  · Web...

qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmrtyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmrtyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjk

Review + Beweegprogramma

Aangepast sporten herkansing

11/27/2014

14

Minor: Aangepast sporten

Namen:Duncan de GrootNick DuijnTimo de Reus

Opleiding: Sport en BewegenKlas: 4A

ContentsReview....................................................................................................................................................3

Bibliography.........................................................................................................................................12

Verdiepings strategie...........................................................................................................................14

Transtheoretisch model van gedragsverandering........................................................................14

Zelfdeterminatietheorie...............................................................................................................15

De motiverende gespreksvoering.................................................................................................18

Gedragsverandering model Balm.................................................................................................21

ASE-Model:...................................................................................................................................22

Wervingsplan....................................................................................................................................24

In kaart brengen van organisaties/verenigingen m.b.t. COPD patiënten:..........................26

Beweegmap COPD trainingsschema................................................................................................29

Beweegprogramma..........................................................................................................................30

Doelstelling:..................................................................................................................................30

Doelgroep:....................................................................................................................................30

Intake gesprek..............................................................................................................................30

Beweegprogramma......................................................................................................................30

Advies voor thuis/werk.................................................................................................................31

Aquarobics....................................................................................................................................31

Specifieke ademhaling..................................................................................................................31

Week 1.............................................................................................................................................32

Week 2.............................................................................................................................................33

Week 3.............................................................................................................................................34

Week 4.............................................................................................................................................35

Week 5.............................................................................................................................................36

Week 6.............................................................................................................................................37

Week 7.............................................................................................................................................38

Week 8.............................................................................................................................................39

Week 9.............................................................................................................................................40

Week 10...........................................................................................................................................41

Bibliography........................................................................................................................................42

Bijlage A: De Oefeningen..............................................................................................................44

Bijlage B: REKOEFENINGEN...........................................................................................................51

2

Bijlage C: CCQ vragenlijst..............................................................................................................53

Bijlage D: Uithoudingsvermogen..................................................................................................54

Bijlage E: handknijp test...............................................................................................................61

Bijlage F: Borgschaal COPD...........................................................................................................62

Bijlage G: Richtlijnen schrijven van een review............................................................................63

3

ReviewEr is een literatuuronderzoek uitgevoerd naar de doelgroep 65+ met de aandoening COPD. Hierbij is gekeken of mensen van 65 jaar en ouder met de aandoening COPD meer behoefte hebben aan krachtraining dan aan conditietraining om beter te functioneren in het dagelijks leven. Hieronder hebben wij de gevonden literatuur verwerkt in een review.

Samenvatting

Doel: Dit artikel geeft antwoord op de volgende vraag:Hebben mensen met COPD meer behoefte aan krachttraining dan aan conditietraining om beter te functioneren in het dagelijks leven? Methode: Naar aanleiding van deze geformuleerde hoofdvraag is er een literatuuronderzoek gestart om antwoord te kunnen geven op deze hoofdvraag. Via google scholar is er naar wetenschappelijke artikelen gezocht waarin de volgende termen zijn gebruikt; exercise training, physical activity, obstructive pulmonary disease, COPD, muscle strength training. Ook is er gezocht in Pubmed aan de hand van de PICO-methode. Bij deze methode zijn de volgende zoektermen gebruikt; P= COPD patiënten met onvoldoende lichamelijke activiteit, I= beweegprogramma met krachttraining, C= beweegprogramma met conditie training, O= beter functioneren in het dagelijks leven.Resultaten: In de resultaten zijn acht wetenschappelijke artikelen beschreven. Hierin worden de onderzoeksresultaten weergegeven van de verschillende onderzoeken. In een aantal onderzoeken werd er een positief significant verschil gemeten bij beide trainingsmethode afhankelijk per onderdeel. Een combinatie van beide trainingsmethode gaf de beste uitkomstmaat. Discussie: In de review is een artikel meegenomen wat niet relevant voor de onderzoeksvraag is. Dit had dus buiten de review gelaten kunnen worden maar is niet gebeurd omdat gedacht wordt dat dit van waarde is voor het beweegprogramma. Verder worden in een paar artikelen extra trainingsmethoden toegevoegd aan de combinatie van kracht- en conditietraining die niet zijn meegenomen omdat deze niet relevant waren voor de onderzoeksvraag.Conclusie: De combinatie van kracht- en conditietraining is de beste manier om ouderen met COPD te trainen met als doel dat zij beter kunnen functioneren in het dagelijks leven. Aanbevelingen: Aanbevolen wordt om in een volgend soortgelijk onderzoek het sociale aspect breder mee te pakken in het onderzoek en het belang hiervan te benadrukken. Dit zal veel barrières wegnemen voor ouderen met COPD om sneller te gaan sporten.

4

Hebben mensen met COPD meer behoefte aan krachttraining of meer behoefte aan conditietraining om makkelijker te functioneren in het dagelijks leven?

Timo de Reus, Duncan de Groot en Nick Duijn

Inleiding

Dit onderzoek is geschreven naar aanleiding van COPD patiënten (65+) die niet voldoende lichamelijk activiteit ondervinden in het dagelijks leven. Aan de hand van dit onderzoek kan er aangetoond worden of een patiënt meer behoefte heeft aan krachtraining of meer behoefte heeft aan conditietraining om makkelijker te kunnen functioneren in het dagelijks leven.COPD is de Engelse afkorting voor "chronic obstructive pulmonary disease", in het Nederlands te vertalen met chronisch obstructief longlijden. Als u COPD heeft ademt u moeilijker omdat uw longen beschadigd zijn. U heeft minder zuurstof. Daardoor kunnen normale dingen lastig zijn. Zoals traplopen, boodschappen doen of aankleden.Uw longen kunnen niet voldoende zorgen voor een goede ademhaling. Vergelijk het met een tankwagen waar zo’n tienduizend liter zuurstof in kan. Een gezonde volwassene heeft ongeveer die hoeveelheid zuurstof per dag nodig. Bij COPD lukt het soms maar om een halve tankwagen per dag in- en uit te ademen. COPD is een verzamelnaam voor: Chronische bronchitis: Bij chronische bronchitis zijn uw bronchiën steeds ontstoken. De bronchiën zijn de vertakkingen van uw luchtpijp naar uw longen. Daardoor maakt uw lichaam meer slijm aan en is ademhalen lastiger. Longemfyseem: Bij longemfyseem of emfyseem gaan er langzaam longblaasjes verloren. De longblaasjes zorgen ervoor dat zuurstof na het inademen in uw bloed komt. En dat u afvalstoffen weer kunt uitademen. Hoe minder longblaasjes er zijn, hoe moeilijker dit wordt. Hierdoor kunt u het benauwd krijgen. (Wat is COPD?, 2014)

De incidentie van COPD gerekend over alle leeftijden is 2 per 1000 patiënten per jaar. De prevalentie is ongeveer 20 per 1000 patiënten per jaar. Dit is gebaseerd op enkele Nederlandse huisartsen registratieprojecten. Dit komt overeen met de gemiddelde cijfers uit bevolkingsonderzoeken in Nederland. (Smeele, et al., 2007)

In ons land hebben ruim 320.000 mensen COPD. Daarnaast zijn er nog eens 300.000 mensen met een zeer hoog risico op COPD, zonder dat zij dit zelf weten. Bij elkaar is dat meer dan alle inwoners van Den Haag. COPD is de vijfde doodsoorzaak ter wereld. COPD komt meestal pas voor op oudere leeftijd, maar soms door een erfelijke ziekte eerder. (Wat is COPD?, 2014)

Er zijn verschillende methodes om COPD te behandelen. Aangezien COPD een chronische ziekte is, is het vooral zaak om bij deze behandel methodes de symptomen van COPD beperkt te houden en de kwaliteit van het leven zoveel mogelijk te waarborgen. Hieronder wordt beschreven wat er uit eerder onderzoek bekend is over de behandeling van klachten van COPD. Medicatie is erg belangrijk bij het behandelen van COPD, de meeste mensen met COPD gebruiken medicijnen. Deze helpen de klachten te verminderen en vertragen het verloop van de ziekte. De meeste mensen met COPD gebruiken luchtwegverwijders en ontstekingsremmers. Dit zijn bijna altijd medicijnen die u inademt via een inhalator, ook wel puffer genoemd. Het is belangrijk dat u op de juiste manier inhaleert. Dan komen uw medicijnen op de goede plaats in uw longen en hebben zij het meeste effect. (Medicatie bij COPD, 2014)Zout therapie “Halotherapie” is een krachtige en natuurlijke therapie voor de luchtwegen en de huid. Deze elimineert de kern van alle ontstekingen aan de luchtwegen en de huid door het vernietigen van bacteriën. De gezondheid herstelt omdat het afweersysteem versterkt. Artsen hebben opgemerkt dat zouttherapie de ademhaling vergemakkelijkt, symptomen zoals niezen, hoesten en kortademigheid verbetert en het medicijnen gebruik vermindert of

5

Loo, Leonie te, 02-12-14,
inleiding ook in kolommen
Loo, Leonie te, 02-12-14,
Loo, Leonie te, 02-12-14,
geen goede verwijzing, deze site is van het longfonds, dus deze organisatie is wat je noemt indien er geen auteur vermeld wordt
Loo, Leonie te, 02-12-14,
dit is letterlijk overgenomen, dat mag niet= plagiaat! als je iets wilt overnemen, doe het dan in eigen woorden en gebruik zeker geen “u”. Let hier heel goed op bij het afstuderen! Ik heb het idee dat jullie dit niet bewust hebben gedaan, dus ik laat het bij een waarschuwing. Ik zie het hieronder ook nog veel voorkomen, ik ga niet alles aanstrepen, jullie weten dit zelf wel

helemaal gestopt waardoor Halotherapie uw kwaliteit van leven verhoogt. Halotherapie is uitermate geschikt voor diverse klachten bij astma, hooikoorts, bijholteontsteking, bronchitis, COPD, eczeem en psoriasis. (Halotherapie verbetert de algehele gezondheid, 2014).Homeopathie en acupunctuur zijn voorbeelden van alternatieve behandelingen van COPD. Alternatieve zorg is niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Er zijn dus geen harde bewijzen dat uw klachten afnemen als u deze behandeling volgt. ( Alternatieve behandeling bij COPD, 2014) Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar krachttraining bij longaandoeningen. Duidelijk is wel dat COPD patiënten net als personen zonder longaandoeningen, positief reageren op krachttraining. Ze worden sterker, zelfverzekerder, en voelen zich beter. Hoewel de ziekte niet verdwijnt, wordt de levenskwaliteit wel beter.Een veel voorkomend bijverschijnsel van COPD is spiermassaverlies. De aantasting van skeletspieren kan de levenskwaliteit flink verlagen. (de Vries. z.d.).

Door beweging raken de spieren getraind. Goed getrainde spieren hebben minder zuurstof nodig dan ongetrainde spieren. Spiercellen ‘leren’ om beter om te gaan met zuurstof. Vooral mensen met COPD-klachten moeten hun zuurstof goed verdelen; met een goede conditie hebben zij immers uiteindelijk minder last van hun benauwdheidsklachten. Door conditie- en spierkracht verbetering raakt u minder snel vermoeid en herstelt u meestal sneller van een griep of verkoudheid. Verder helpt bewegen door de verhoogde en diepere ademhaling dat het slijm beter loskomt en dat het slijm beter wordt afgevoerd, wat het ontstaan van longinfecties voorkomt. (Astma/COPD, z.d.).

Hierboven valt te lezen welke verschillende behandelingen er allemaal mogelijk zijn bij COPD. De voornaamste klacht bij mensen met COPD is benauwdheid. Een van de adviezen om deze klacht tegen te gaan is door meer te gaan bewegen. Door meer te bewegen nemen de klachten af, de conditie wordt beter, raakt minder snel benauwd, dagelijkse bezigheden gaan makkelijker, krijgt meer energie, botten worden sterker, slaapt beter, bent meer ontspannen, spieren worden sterker en herstelt sneller van een verkoudheid of griep.

Om deze reden is er gekozen om onderzoek te doen naar mensen met COPD. Om te kijken welke training (krachttraining of conditietraining) meer effect heeft op het dagelijks functioneren van mensen (65+) met COPD.

Naar aanleiding van deze review zal er een evidence based beweegprogramma gemaakt worden voor mensen met de aandoening COPD. Deze zal dan gericht zijn op de uitkomst van de review, ofwel op conditietraining ofwel op krachttraining.

Deze review zal dus uiteindelijk antwoord geven op de vraag: Hebben mensen met COPD meer behoefte aan krachttraining of meer behoefte aan conditietraining om makkelijker te functioneren in het dagelijks leven?

6

Loo, Leonie te, 02-12-14,
jullie hadden best een betere bron kunnen vinden hiervoor vermoed ik
Loo, Leonie te, 02-12-14,
wat is dit voor reclametekst?

Resultaten

Voor het schrijven van dit review zijn er acht verschillende wetenschappelijke artikelen gebruikt. De artikelen gaan over de effecten van zowel kracht- als conditietraining bij patiënten met COPD. In tabel 1 is te zien wat de onderzoeksopzet, het aantal deelnemers, de doelgroep, de toegepaste methode, de uitkomstmaat en de significantie van de onderzoeken waren.

In het onderzoek van Probst, V et al.(2011) is er onderzocht wat de effecten waren van twee verschillende trainingsprogramma’s op de lichamelijke activiteit in het dagelijkse leven bij COPD-patiënten. Het ene trainingsprogramma was gebaseerd op ademhalingsoefeningen en het andere trainingsprogramma bestond uit een combinatie van kracht- en conditietraining. Beide groepen bestonden uit 20 personen en ondergingen een programma van 12 weken met 3 sessies per week. Uit de resultaten van dit onderzoek is gebleken dat bij beide trainingsprogramma’s geen significant verschil is opgetreden als er wordt gekeken naar de tijd die actief wordt besteed door de patiënten. De groep die het kracht- en conditie trainingsprogramma hebben gevolgd verbeterde sterk op spierkracht en capaciteit om de oefeningen uit te voeren. In beide groepen ging de kwaliteit van het leven omhoog. De conclusie van dit onderzoek is dat bij beide trainingsprogramma’s de kwaliteit van het leven verbeterd voor mensen met COPD alleen bij een trainingsprogramma gebaseerd op kracht- en conditietraining wordt er ook resultaat geboekt op kracht en trainingscapaciteit (Probst, V. S., Kovelis, D., Hernandes, N. A., Camillo, C. A., Cavalheri, V., & Pitta, F. 2011).

Sala, E et al. (1999) onderzochten de effecten van conditietraining bij mensen met COPD. Hierbij werd vooral gekeken naar fysiologische veranderingen in het lichaam na een trainingsprogramma van 8 weken. Het onderzoek werd gedaan onder 13 patiënten met COPD en een controlegroep van 8 gezonde mensen. Allen waren boven de 60 jaar. Bij beide groepen werd een verlaging van verzuring in de bovenbenen tijdens training geconstateerd en verhoging van Vo2 max. In de controle groep werd, in tegenstelling tot de COPD groep, een verbetering gezien bij de zuurstofopname in het lichaam. Grootste uitkomst van dit onderzoek was de bio energetica op cellulair niveau bij de COPD groep. Uit het onderzoek werd dan uiteindelijk geconcludeerd dat submaximale conditietraining de meest positieve verbetering tot stand brengt voor mensen met COPD op spierniveau (Sala, E., Roca, J., Marrades, R. M., Alonso, J., GONZALEZ de SUSO, J. M., Moreno, A., ... & Wagner, P. D. 1999).

Mador, M et al. (2005) hebben onderzocht wat de effecten zijn van conditietraining in vergelijking tot een combinatie van kracht- en conditietraining voor mensen met COPD. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat bij de combinatietraining grote verbetering optrad in spierkracht. Hierbij werd gekeken naar de quadriceps (23.6% verbetering), hamstring (26.7), pectoralis major (17.5%), and latissimus dorsi (20%). Dit was niet het geval bij alleen conditietraining waar geen significante verbetering werd geconstateerd afgezien van de hamstring (12.2%) en bij de pectoralis major (7.8%). Bij de 6 minuten wandeltest was bij beide groepen een soortgelijke verbetering te zien net als bij uithoudingsvermogen tijdens oefeningen en kwaliteit van het leven. Uit dit onderzoek blijkt dat zowel conditietraining als een combinatie van kracht- en

7

Loo, Leonie te, 02-12-14,
Methode ontbreekt!

conditietraining gelijke resultaten oplevert als het gaat om uithoudingsvermogen en kwaliteit van het leven. Gecombineerde training geeft echter nog wel extra verbetering op spierkracht bij mensen met COPD (Mador, M. J., Bozkanat, E., Aggarwal, A., Shaffer, M., & Kufel, T. J. 2004).

Ortega, F et al (2002) onderzochten de effecten van verschillende trainingsmethoden bij mensen met COPD. Zij onderzochten de effecten van conditietraining(n=16), krachttraining(n=17) en een combinatie van kracht- en conditietraining(n=14). In dit onderzoek werden 3 meet momenten gebruikt; voorafgaand aan het 12 weken durende trainingsprogramma, na 12 weken en 12 weken na het einde van het trainingsprogramma. Bij alle weken en 12 weken na het einde van het trainingsprogramma. Bij alle trainingsmethoden werd een significante verbetering geconstateerd bij terugbrengen van buiten adem raken tijdens lichamelijke activiteit. Hoewel krachttraining en conditietraining beide superieur waren aan elkaar op verschillende vlakken was de gecombineerde trainingsmethode veruit het beste. Deze combinatietraining scoorde op elk vlak het hoogste. Uit dit onderzoek kan dan ook geconcludeerd worden dat een combinatie van kracht- en conditietraining de beste manier is voor mensen met COPD om de kwaliteit van het leven te verbeteren (Ortega, F., Toral, J., Cejudo, P., Villagomez, R., Sánchez, H., Castillo, J., & Montemayor, T. 2002).

van der Schans, C, et al (2011) stellen in hun artikel de ideale trainingsmethode voor mensen met COPD in hun optiek. In het artikel worden verschillende trainingsmethoden genoemd en komt naar voren dat conditietraining het beste is voor mensen met COPD in combinatie met krachttraining. Hun verantwoording hiervoor is gebaseerd op het vergroten van de aerobe capaciteit met

conditietraining omdat een groot deel van de dagelijkse activiteiten van COPD-patiënten gebaseerd is op aerobe inspanning. Hier wordt verder op in gegaan door de voor- en nadelen van duurtraining en intervaltraining te benoemen. Duurtraining wordt aanbevolen als algemeen uitgangspunt en intervaltraining als goed alternatief voor patiënten die duurtraining niet kunnen volhouden. De combinatie van conditie- en krachttraining wordt aanbevolen vanwege het feit dat perifere spierdysfunctie en spierzwakte vaak voorkomende vormen van comorbiditeit zijn bij COPD. Dit heeft weer invloed op de inspanningsintolerantie van de patiënten. Het doel van krachttraining bij ouderen met COPD is vooral het behoud van de bot- en spiermassa, spierkracht en spieruithouding om de algemene gezondheid en fysieke fitheid te verbeteren. Er wordt aanbevolen minimaal 2 keer per week om 2 à 3 sets tussen 8- en 15-RM (matige intensiteit) uit te voeren. In dit artikel wordt over het algemeen een matig intensieve training (50 tot 60 procent van maximale belasting of vermoeidheidsscore op een Borgschaal (0–10) van 4–5) van langere duur aangeraden. Training op een hogere intensiteit resulteert in grotere trainingsresultaten, maar geeft ook een groter cardiovasculair risico, een lagere trainingstrouw en een groter risico om orthopedisch letsel op te lopen. Uit dit artikel kan dan geconcludeerd worden dat een combinatie van kracht- en conditietraining de beste trainingsmethode is voor mensen met COPD. Afhankelijk van de ernst van de aandoening kan het trainingsprogramma worden aangepast (van der Schans, C. P., & Gosselink, R. 2011).

Gosselink, R et al (2008) beschrijven in dit artikel verschillende trainingsmethoden

8

voor mensen met COPD. Dit artikel is een richtlijn voor fysiotherapeuten om mensen met COPD zo goed mogelijk de begeleiden. Hierin wordt verteld dat er meerdere trainingselementen kunnen worden toegevoegd aan een trainingsprogramma op deze te optimaliseren voor individuen. Kijkend naar de hoofd richtlijnen die beschreven worden kan dezelfde conclusie worden getrokken als in het artikel van; van der Schans, C, et al (2011). Conditietraining wordt geadviseerd om het algehele uithoudingsvermogen te verbeteren. Hierin is duurtraining de standaard en kan gedifferentieerd worden met intervaltraining mits de persoon duurtraining niet kan volhouden. Verder wordt er geadviseerd om dit te combineren met krachttraining om de spierkracht te verbeteren en om perifere spierdysfunctie en spierzwakte te voorkomen. Het krachttraining gedeelte wordt in dit artikel gespecificeerd naar weerstandstraining als beste variant voor mensen met COPD. Uit dit artikel kan dus geconcludeerd worden dat de combinatie van kracht- en conditietraining de beste methode is om mensen met COPD te trainen (Gosselink, R., Langer, D., Burtin, C., Probst, V. S., Hendriks, H. J. M., Van der Schans, C. P., ... & Muris, J. (2008).

Zagers, C. (2013) stelt in dit artikel het belang van een beweegprogramma voor mensen met COPD. Hierin wordt kort beschreven dat de combinatie van kracht- en conditietraining de beste methode is. Echter wordt in dit artikel vooral het belang van de stappen die gemaakt moeten worden voorafgaand aan een beweegprogramma benadrukt. In het artikel wordt namelijk beschreven dat veel ouderen met COPD niet overgaan tot sporten. Redenen hiervoor zijn angst voor inspanning, bewegingsangst, kortademigheid bij inspanning en negatieve sportervaringen in het verleden.

Ook comorbiditeit zoals een versleten heup/knie of andere aandoeningen zoals hartproblemen weerhouden ouderen om te gaan sporten. Eerst moeten deze barrières dus weggenomen worden voordat een beweegprogramma gestart kan worden. Met een korte interventie voorafgaand aan het beweegprogramma kunnen deze barrières weggenomen worden. Deze interventie kan bestaan uit het wegnemen van bewegingsangst en ademhalingsoefeningen ter vermindering van kortademigheid. Hierdoor kunnen ouderen met COPD met een veilig gevoel deelnemen aan een beweegprogramma. Uit dit artikel kan geconcludeerd worden dat een combinatie van kracht- en conditietraining de beste methode is voor mensen met COPD maar voorafgaand aan het beweegprogramma moeten eerst bepaalde barrières weggenomen worden door middel van een interventie (Zagers, C. (2013).

Klijn, P et al (2013) onderzochten de verschillende effecten van niet-linear geperiodiseerde training en linear progressieve training voor mensen met COPD. Linear progressieve training heeft een standaard opbouw waarin naarmate het trainingsprogramma vordert de intensiteit omhoog gaat. Bij niet-linear geperiodiseerde training verschilt de lengte en intensiteit van de oefeningen naarmate het trainingsprogramma vordert. Doel hiervan is om te kijken of niet-linear geperiodiseerde training een beter effect kan hebben voor mensen met ernstige COPD. De onderzoekpopulatie bestond uit 110 COPD-patienten die opgenomen waren voor klinische longrevalidatie. Patiënten trainden 3 keer per week, met sessies van 45-90 min, gedurende 10 weken. Primaire uitkomstmaten waren uithoudingsvermogen bij een fietstest op 75% van het maximaal vermogen, en ziektespecifieke kwaliteit van leven zoals gemeten met de Chronic Respiratory

9

Questionnaire. Secundaire uitkomstmaten waren beenspierkracht, BMI en de index voor vetvrije massa als maat voor spierweefselverlies. Uit de resultaten komt dat niet-linear geperiodiseerde training beter is voor mensen met COPD. Het verschil in verbetering op de submaximale fietstest was 300,6 s (95%-BI: 197,2-404,2; p < 0,001). Geperiodiseerde training resulteerde ook in een significant grotere verbetering op alle gemeten domeinen van de kwaliteit van leven, met verschillen van 0,48 (95%-BI: 0,19-0,78) op het domein ‘Emoties’ tot 0,96 (95%-BI: 0,57-1,35) op het domein ‘Dyspneu’. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat niet-linear geperiodiseerde training voor betere resultaten zorgt dan linear progressieve training (Klijn, P., Legemaat, M., van Keimpema, A. R., Gosselink, R., & van Stel, H. F. (2013).

10

Tabel 1: Samenvatting van de gevonden artikelen.

Auteur Onderzoeksopzet N= aantal

Doelgroep Toegepaste methode Uitkomstmaat Significantie

Probst, V. S., Kovelis, D., Hernandes, N. A., Camillo, C. A., Cavalheri, V., & Pitta, F. (2011).

Randomised control trial

40 Interventiegroep: 20Controlegroep: 20

De interventiegroep onderging een trainingsporgramma gebaseerd op kracht en conditie en de controlegroep onderging een programma gebaseerd op ademhalingsoefeningen.

-cycle-ergometry-6-min walk test,-peripheral-muscle-force- Chronic Respiratory Questionnaire

Interventiegroep verbeterde sterk op uithoudingsvermogen en kracht. Beide groepen verbeterde evenveel op kwaliteit van leven en functionaliteit in dagelijks leven.

Sala, E., Roca, J., Marrades, R. M., Alonso, J., GONZALEZ de SUSO, J. M., Moreno, A., ... & Wagner, P. D. (1999).

Niet bekend 21 Interventiegroep n=13Controlegroep n=8

De interventiegroep bestond uit mensen met COPD die een conditie trainingsprogramma onderging en de controlegroep bestond uit gezonde volwassenen die sedentair gedrag vertoonden.

nvt Conditietraining heeft een positief effect op de bio energetica bij mensen met COPD

Mador, M. J., Bozkanat, E., Aggarwal, A., Shaffer, M., & Kufel, T. J. (2004).

Niet bekend 24 interventiegroep: 11Controlegroep: 13

Vierentwintig deelnemers werden willekeurig opgedeeld in twee groepen waarbij de ene groep een conditie trainingsprogramma volgden en de andere groep kracht- en conditie trainingsprogramma volgden.

- Six-minute walk distance- quadriceps- hamstring- pectoralis major- latissimus dors

Combinatie van kracht- en conditietraining scoorde het beste over het geheel.

Ortega, F., Toral, J., Cejudo, P., Villagomez, R., Sánchez, H., Castillo, J., & Montemayor, T. (2002).

Niet bekend 72 Groep 1: 17Groep 2: 16Groep 3: 14

Een twaalfweekse trainingsprogramma waar groep 1 aan krachttraining deed, groep 2 aan conditietraining en groep 3 een combinatie van beide trainingsmethoden volgden.

- shuttle-walking test- chest pull- butterfly- leg flexion

Combinatie van kracht- en conditietraining scoorde het hoogst op elk onderdeel.

Klijn, P., Legemaat, M., van Keimpema, A. R., Gosselink, R., & van Stel, H. F. (2013).

Randomised control trial

110 Interventiegroep: 55Controlegroep:55

Honderd tien patiënten die opgenomen zijn voor longrevalidatie door toedoen van ernstige COPD.

Deze patiënten werden willekeurig toegewezen aan ofwel een interventie groep (n = 55), die een niet-linear geperiodiseerd trainingsprogramma ondergingen, of een controlegroep (n = 55) die een standaard linear progressief trainingsprogramma volgden.

- submaximale fietstest- Chronic Respiratory Questionnaire- beenspierkracht,- BMI- index voor vetvrije massa

Een niet-linear geperiodiseerd trainingsprogramma heeft effect bij patienten met ernstige tot zeer ernstige COPD in vergelijking tot een een standaard linear progressief trainingsprogramma.

11

Discussie

In het onderzoek moest duidelijk naar voren komen welke trainingsmethode het beste is voor mensen met COPD. Hierin werden krachttraining en conditietraining vergeleken. Alle artikelen hebben voldoende informatie gegeven hierover en allemaal gingen ze over COPD. Grotendeels van de artikelen in dit review zijn recent geschreven wat positief is voor dit onderzoek.

Het artikel van Zagers, C (2013) gaf ook de antwoord op de onderzoeksvraag van dit review maar dit werd echter maar kort benoemd. De leidraad van dit artikel ging over het sociale aspect bij het trainen van ouderen met COPD. Hierin werd gesteld dat er veel barrières kunnen zijn bij ouderen om te gaan sporten. Dit was officieel niet in het belang voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag alleen werd belangrijk genoeg gezien om dit alsnog in de review op te nemen.

Conclusie

De hoofdvraag van dit review is: ‘’ Hebben mensen met COPD meer behoefte aan krachttraining of meer behoefte aan conditietraining om makkelijker te functioneren in het dagelijks leven’’?

Uit de verschillende artikelen kunnen bepaalde conclusies getrokken worden. Hoewel de artikelen uit verschillende jaartallen kwamen en onderzoekspopulaties verschilden van elkaar zijn over het algemeen dezelfde soort testen gebruikt voor de uitkomstmaat.

De artikelen hebben ook andere trainingsmethoden beschreven die toegevoegd kunnen worden aan een beweegprogramma. Dit is echter afhankelijk van de persoon zelf en was

niet relevant voor de hoofdvraag waardoor dit niet is meegenomen in dit onderzoek. Kijkend naar de gebruikte artikelen kan geconcludeerd worden dat alleen krachttraining of alleen conditietraining niet de beste methode is om mensen met COPD te trainen. De combinatie van kracht- en conditietraining is dat wel. Door het vergroten van het algehele uithoudingsvermogen door conditietraining en het tegengaan van perifere spierdysfunctie en spierzwakte door middel van krachttraining kan het optimale resultaat verkregen worden. Dit resulteert in de beste manier om de kwaliteit van leven bij ouderen met COPD te verbeteren.

Aanbevelingen

Voor het review zijn er 8 wetenschappelijke artikelen gevonden met betrekking tot kracht- en conditietraining voor mensen met COPD. De artikelen zijn met elkaar vergeleken om een goed beeld te krijgen in de ideale methode om mensen met COPD te trainen. Uit de resultaten van de artikelen is gebleken dat de combinatie van kracht- en conditietraining de beste methode is. In het artikel van Zagers, C (2013) wordt echter het belang van het sociale aspect hierbij benoemd. Hoewel dit niet van belang was voor de onderzoeksvraag is dit toch kort meegenomen in dit onderzoek. Aan de hand van dit review wordt er aanbevolen om bij een volgend soortgelijk onderzoek het belang van het sociale aspect breder mee te nemen hierin. Dit aspect kan ervoor zorgen dat een beweegprogramma zich kan onderscheiden van de rest en de barrières wegnemen die ouderen met COPD op dit moment hebben bij sporten. Ook dit zal bijdragen aan een betere kwaliteit van leven.

12

Loo, Leonie te, 02-12-14,
deze opmerking had ook in discussie gemoeten
Loo, Leonie te, 02-12-14,
puntjes tav methode?

13

BibliographyAlternatieve behandeling bij COPD. (2014). Opgehaald van Longfonds Stichting Amersfoort, Utrecht (NL): https://www.longfonds.nl/copd/behandeling-van-copd/alternatieve-behandeling

Astma/COPD. (z.d.). Opgehaald van Top Therapieëen: http://www.toptherapieen.nl/bewegen/astmacopd/

Halotherapie verbetert de algehele gezondheid. (2014). Opgehaald van HaloClinic Nederland:http://www.haloclinic.nl/?utm_campaign=Haloclinic+Nederland&utm_source=google&utm_medium=ppc&utm_term=%2Bcopd+%2Bbehandeling&utm_content=1257199x871491720420597772

Medicatie bij COPD. (2014). Opgehaald van Longfonds Stichting Amersfoort, Utrecht (NL): https://www.longfonds.nl/copd/alles-over-copd/wat-is-copd

Smeele IJM, Van Weel C, Van Schayck CP, Van der Molen T, Thoonen B, Schermer T, . . . Geijer RMM. (2007). NHG-Standaard COPD. Opgehaald van nederlands huisartsen genootschap: https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-copd#idm35542976

de Vries. C. (z.d.). Krachttraining bij longaandoeningen. Opgehaald van Krachttraining: http://krachttraining.net/index.php/krachttraining-bij-longaandoeningen.html

Wat is COPD?. (2014). Opgehaald van Longfonds Stichting Amersfoort, Utrecht (NL): https://www.longfonds.nl/copd/alles-over-copd/wat-is-copd

Probst, V. S., Kovelis, D., Hernandes, N. A., Camillo, C. A., Cavalheri, V., & Pitta, F. (2011). Effects of 2 exercise training programs on physical activity in daily life in patients with COPD. Respiratory care, 56(11), 1799-1807. Opgehaald van Respiratory Journal: http://rc.rcjournal.com/content/56/11/1799.short

Sala, E., Roca, J., Marrades, R. M., Alonso, J., GONZALEZ de SUSO, J. M., Moreno, A., ... & Wagner, P. D. (1999). Effects of endurance training on skeletal muscle bioenergetics in chronic obstructive pulmonary disease. American journal of respiratory and critical care medicine, 159(6), 1726-1734. Opgehaald van ATS Journal: http://www.atsjournals.org/doi/abs/10.1164/ajrccm.159.6.9804136#.VHcYbFRgWUk

Mador, M. J., Bozkanat, E., Aggarwal, A., Shaffer, M., & Kufel, T. J. (2004). Endurance and strength training in patients with COPD. CHEST Journal, 125(6), 2036-2045. Opgehaald van CHEST Journal: http://journal.publications.chestnet.org/article.aspx?articleid=1082587

Ortega, F., Toral, J., Cejudo, P., Villagomez, R., Sánchez, H., Castillo, J., & Montemayor, T. (2002). Comparison of effects of strength and endurance training in patients with chronic obstructive pulmonary disease. American journal of respiratory and critical care medicine, 166(5), 669-674. Opgehaald van American journal of respiratory and critical care medicine: http://www.atsjournals.org/doi/abs/10.1164/rccm.2107081#.VHcYFVRgWUk

14

van der Schans, C. P., & Gosselink, R. (2011). Fysieke training bij COPD-patiënten. Nederlands Tijdschrift voor Evidence Based Practice, 9(1), 4-9. Opgehaald van Springerlink: http://link.springer.com/article/10.1007/s12468-011-0002-3

Gosselink, R., Langer, D., Burtin, C., Probst, V. S., Hendriks, H. J. M., Van der Schans, C. P., ... & Muris, J. (2008). KNGF-richtlijn Chronisch obstructieve longziekten. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, 118(4 suppl), S1-S56. Opgehaald van COPD-zorg goed in beeld: http://www.copdzorggoedinbeeld.nl/downloads/COPD_Praktijkrichtlijn.pdf

Zagers, C. (2013). Bewegen essentieel bij COPD. Tijdschrift voor praktijkondersteuning, 8(2), 41-47. Opgehaald van Springerlink: http://link.springer.com/article/10.1007/s12468-011-0002-3/fulltext.html

Klijn, P., Legemaat, M., van Keimpema, A. R., Gosselink, R., & van Stel, H. F. (2013). Inspanningstraining bij ernstige COPD. Ned Tijdschr Geneeskd, 157, A6629. Opgehaald van Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde:http://www.ntvg.nl/artikelen/inspanningstraining-bij-ernstige-copd/volledig

15

Verdiepings strategie

Transtheoretisch model van gedragsverandering

Dit model stelt gedragsverandering voor als een dynamisch proces waarin mensen een aantal motivationele stadia doorlopen alvorens zij verandering bereiken. Verandering is binnen het model van Prochaska en DiClemente (1983) geen lineair proces. Terugval is steeds een reële mogelijkheid. We onderscheiden zes fasen.

(1) de voorbeschouwingsfaseIn deze fase met veel ontkenning en weerstand hebben mensen niet meteen de intentie om hun ongezonde bewegingsgedrag te veranderen. Men is zich niet of onvoldoende bewust van de nadelen van het huidige gedrag. Men is niet overtuigd dat de voordelen van verandering zwaarder wegen dan de nadelen.

(2) de beschouwingsfaseMen is er zich van bewust dat er iets mag veranderen, maar situeert de redenen tot verandering buiten zichzelf; voor- en nadelen van het al dan niet gezond en actief bewegen worden afgewogen. Er zijn nog geen concrete plannen voor gedragsverandering.

(3) de voorbereidingsfaseMen heeft het besluit genomen om in de nabije toekomst effectief gezond en actief te gaan bewegen. Men is zich bewust van de nadelen van het huidige gedrag en meestal ook

16

Loo, Leonie te, 02-12-14,
als je een figuur opneemt, altijd met bronverwijzing en nummer,titel

overtuigd van de voordelen van verandering. Men wil graag veranderen, maar weet niet hoe. Zelfeffectiviteit is een noodzakelijke voorwaarde om tot actie over te gaan.

(4) de actiefaseMen gaat over tot actieve verandering. Er is inzicht in de noodzaak tot veranderen en de mogelijkheden daartoe zijn aanwezig. Verandering wordt geïmplementeerd, maar is nog geen gewoonte geworden. Doelstellingen op korte en lange termijn moeten dan ook specifiek en realistisch zijn om de kans op succes te vergroten,

(5) de consolidatiefaseDe verandering wordt duurzaam gemaakt; het wordt als het ware een geïntegreerd deel van de persoon.

(6) de eindfase – hervalEen eventuele terugval wordt niet als negatief of als een mislukking bekeken, maar geduid als een belangrijk leermoment om de veranderingscirkel opnieuw te doorlopen en het probleem te ontleden om er meer inzicht in te krijgen met het oog op de toekomst. (Davy Vancampfort, et al., z.d.)

Zelfdeterminatietheorie

Ieder mens, ook jijzelf,  heeft drie psychologische basisbehoeften - de behoefte aan competentie, aan autonomie en aan verbondenheid.

Bij de behoefte aan competentie gaat het erom invloed te kunnen hebben op je omgeving, het gevoel te hebben je de nodige capaciteiten hebt en dat je die kan inzetten om goed werk te leveren.

Bij de behoefte aan autonomie gaat het erom zelf keuzes te kunnen maken, om te kunnen handelen met een zekere mate van zelfstandigheid.

Beloningen zijn een manier van controle uitoefenen op andermans gedrag. De beloning verkleint iemands autonomie om vanuit zichzelf te handelen. Het besef een keuze te hebben, zelfstandig te kunnen werken mobiliseert onze energie, het tegendeel blokkeert energie. Andere studies van hen toonden dan weer aan dat positieve feedback de motivatie doet toenemen, en negatieve feedback motivatie afremt. De verklaring die ze hiervoor geven is dat positieve feedback het gevoel competent te zijn doet toenemen, terwijl negatieve feedback dit doet afnemen.

17

Bij de behoefte aan verbinding gaat het erom positieve relaties te hebben met anderen, je geaccepteerd en gewaardeerd te voelen door anderen en omgekeerd.

Naast de psychologische basisbehoeften zegt de Zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan (1985, 2000) ook iets over verschillende soorten motivatie.

Intrinsieke motivatie” houdt in dat iemand een bepaalde activiteit (bijvoorbeeld een slide presentatie maken) onderneemt omdat hij of zij deze activiteit op zichzelf prettig of interessant vindt.  Intrinsieke motivatie is doorgaans een bron van vitaliteit, voldoening, zingeving. Wie intrinsiek gemotiveerd is, heeft interesse, doorzettingsvermogen, vertrouwen, energie en voelt zich autonoom.

“Extrinsieke motivatie” houdt in dat niet de activiteit het doel is, maar een middel om iets anders te bereiken. Bijvoorbeeld hard werken om promotie te maken. De mogelijkheid tot promotie motiveert dan het harde werk.

De Zelfdeterminatietheorie voegt hieraan een derde soort toe: autonome motivatie. Mensen kunnen ook van binnenuit gemotiveerd zijn om extrinsieke doelen na te streven. Zo iemand is dan gemotiveerd omdat hij/zij het doel of de taak belangrijk, betekenisvol of waardevol vindt.  Dit brengt ons bij de vierde bouwsteen van duurzame motivatie.

Aspiratie staat voor een drijfveer,  maar tegelijkertijd ook voor iets dat we willen waarmaken, een verlangen dat we vorm willen geven in de wereld. De vraag “waarvoor ga je naar je werk?” kunnen we beantwoorden met een hele reeks van motieven, zoals “in mijn levensonderhoud voorzien”, “ergens bij horen”, “leren en groeien”, “bijdragen tot een betere wereld”, …

Deze drijfveren hangen ook weer samen met waarden, dingen die voor ons belangrijk zijn, ertoe doen. Net zoals aspiraties kunnen zij nooit geheel bereikt worden, maar wel een leidraad bieden. Veel waarden zijn onbewust, ze zijn gebaseerd op wat we hebben meegekregen in onze opvoeding.

Waarden en aspiraties geven toegang tot autonome motivatie omdat ze aanraken wat we in ons hart belangrijk vinden. Hoe bewuster we ons zijn van onze waarden en drijfveren, hoe meer we zin en betekenis kunnen geven aan ons leven en ons werk, en des te hoger onze motivatie. De motivatie die hieruit voortkomt is duurzaam omdat het mensen weerbaar maakt tegen minder gunstige arbeidsomstandigheden. Zij kunnen aan waarden en aspiraties een betekenis ontlenen voor hun werk, en zijn beter in staat hun werk in te vullen in functie van wat écht belangrijk voor hen is.

18

Competentie, autonomie en verbinding zijn drie universele, psychologische basisbehoeften. Aspiraties en waarden koesteren en ernaar handelen werkt autonoom motiverend. Waardering, geconcretiseerd in waarderend samenwerken, zien we als spil, waarmee we willen aanduiden dat het elk van de vier andere pijlers ondersteunt.

Waarderend samenwerken kan ervoor zorgen dat mensen meer autonomie in hun werk ervaren.

Waarderend samenwerken kan ervoor zorgen dat mensen zich competenter voelen.

Waarderend samenwerken kan ervoor zorgen dat mensen zich verbonden voelen.

Waarderend samenwerken kan ervoor zorgen dat mensen helderder zicht krijgen op wat ze echt belangrijk vinden (waarden) en wat ze willen teweeg brengen (aspiraties). (Duurzame motivatie, 2013)

19

De motiverende gespreksvoering

Motiveren tot lifestyle beweging is binnen de motivationele gespreksvoering van Miller en Rollnick (2002) een dynamisch proces en geen vaststaand gegeven. Het is net als in het model van Prochaska en DiClemente (1983) aan verandering onderhevig. Zoals duidelijk wordt in tabel 2 splitsen Miller en Rollnick (2002) de motivatie op in drie componenten: bereidheid, vermogen en gereedheid.

Tabel 2: Componenten van motivatie (Miller en Rollnick, 2002)

Willen Het belang van verandering inzien.Kunnen Het hebben van vertrouwen in verandering.Klaar zijn Het stellen van prioriteiten.

Motiverende gespreksvoering is een bewuste directieve methode die gericht is op het bijsturen of verminderen van die elementen die de ontwikkeling van de patiënt blokkeren. Men richt zich op datgene dat zich in het hier en nu binnen de psychomotorische therapie aanbiedt. Het is geen vorm van psycho-educatie in de zin dat de patiënt louter specifieke kennis en vaardigheden zou verwerven. Hoewel technieken zinvol en aanvullend kunnen zijn, is motivationele gespreksvoering in de eerste plaats een vorm van communicatie. De relatie tussen de patiënt en de psychomotorisch therapeut is van primordiaal belang. Volgens Miller en Rollnick (2002) moet die aan een aantal voorwaarden voldoen wil de psychomotorisch therapeut de persoon van de hulpvrager aanvaarden en toch grenzen stellen zonder het contact met de persoon te verliezen. Motivationele gespreksvoering is een manier om intrinsieke motivatie zoals geformuleerd binnen het model van Deci en Ryan (1980) aan te spreken en op de voorgrond te plaatsen. De verantwoordelijkheid van de verandering wordt aan de patiënt zelf gegeven met, zoals binnen het model van Deci en Ryan (1980), respect voor zijn individuele autonomie. Hoewel de motiverende gespreksvoering in de eerste plaats een manier van communiceren is, kunnen er toch verschillende basisprincipes en basistechnieken aangereikt worden die bruikbaar kunnen zijn. Het zal de lezer duidelijk worden dat deze principes en technieken een zeer grote overeenkomst vertonen met de 3 taken (informeren, betrokken en ondersteunen van autonomie) van Deci en Ryan (1980).

1. De basisprincipesEr zijn vier principes die als een rode draad aanwezig zijn: empathie uitdrukken, ontwikkelen van discrepantie, meeveren met weerstand en ondersteunen van zelfeffectiviteit. De principes zijn gebaseerd op de fundamenten van de client centered therapy (Rogers, 1959). Ook de betrokkenheid die we bij Deci en Ryan (1980) terugvinden kan binnen deze context geplaatst worden.

(1) EmpathieHierbij gaat het om het werkelijk inleven in de patiënt. Een empathisch psychomotorisch therapeut is begripvol. De houding die hieraan ten grondslag ligt is onvoorwaardelijke acceptatie. Het is noodzakelijk de patiënt te accepteren zoals die is. Aanvaarding schept immers mogelijkheden voorverandering. Dit wil niet zeggen dat de psychomotorisch therapeut akkoord moet gaan met alles wat de patiënt doet en denkt. De psychomotorisch therapeut kan immers het perspectief van de patiënt aanvaarden en begrijpen zonder er mee in te stemmen of het te bevestigen. Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de patiënt als persoon en wat deze doet of denkt. Een patiënt is niet in staat datgene te veranderen waarvan hij denkt dat de therapeut het niet van hem accepteert. De psychomotorisch therapeut tracht de gevoelens, gedachten en perspectieven van de patiënt te begrijpen zonder te beoordelen en te bekritiseren. Een niet-aanvaardende houding zoals “U beweegt te weinig, u moet gaan veranderen.” heeft immers de neiging om het veranderingsproces te remmen. Een houding

20

van aanvaarding en respect daarentegen, verstevigt de therapeutische werkrelatie en ondersteunt de eigenwaarde van de patiënt. Een empathische houding of het aanwezig zijn bij de patiënt, kan verworven worden via de klassieke luistertechnieken: verbaal en niet-verbaal aandachtgevend gedrag, open vragen stellen, parafraseren van inhoud, reflecteren van gevoelens, concretiseren en samenvatten.Een ambivalente houding ten aanzien van bewegen wordt geaccepteerd als een normaal onderdeel van het proces in plaats van als een deel van de pathologie.

(2) Meeveren met weerstandMotiverende gespreksvoering gaat ervan uit dat weerstand in een gesprek niet kan worden toegeschreven aan individuele eigenschappen, maar een resultaat is van de interactie tussen de psychomotorisch therapeut en de patiënt. Het is contraproductief om weerstand te bestrijden. Discussie of argumentatie moet dan ook vermeden worden. In motiverende gespreksvoering veert de psychomotorisch therapeut mee met de weerstand door een vraag of een probleem terug te geven aan de patiënt. Op deze manier maakt de psychomotorisch therapeut positief gebruik van de weerstand en wordt de patiënt actief betrokken bij het proces van probleemoplossing. Hierbij is opnieuw respect voor de persoon belangrijk. Weerstand moet erkend worden als een natuurlijke reactie waarbij de psychomotorisch therapeut zijn mening niet kan en mag opdringen. Dit veronderstelt dat de patiënt gezien wordt als een bekwaam en autonoom individu. Er wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt. De keuze om het gedrag al of niet effectief te veranderen ligt bij de patiënt. De psychomotorisch therapeut legt geen doelstellingen op, maar nodigt de patiënt uit om nieuwe informatie te overwegen en biedt hem of haar nieuwe perspectieven aan. Merk op dat deze nieuwe perspectieven tot verandering uitgelokt moeten worden, maar niet opgelegd (“Neem wat je wilt en laat de rest maar liggen”). Het is niet de taak van de therapeut om de antwoorden en oplossingen te verschaffen. Integendeel, de patiënt zelf is de primaire bron van antwoorden en oplossingen. Weerstand van de patiënt kan aangewend worden om de zelfwaardering en het competentiegevoel te verhogen. De psychomotorisch therapeutmag echter nooit uit het oog verliezen dat weerstand een interpersoonlijk fenomeen is; de manier waarop de therapeut zelf reageert, maakt dat de weerstand toeneemt of afneemt.

(3) Ontwikkel discrepantie (ontdekken van tegenstrijdigheid)Motiverende gespreksvoering richt zich op de discrepantie die er bestaat (vanuit het perspectief van de patiënt) tussen het huidige en het toekomstige gedrag. Deze discrepantie kan worden opgeroepen doordat de patiënt zich bewust wordt van de nadelen van het huidige ongezonde sedentaire gedrag, afgezet tegen de voordelen van het toekomstige actievere bewegingsgedrag. Er wordt getracht te bewerkstelligen dat de patiënt zelf redenen voor verandering aandraagt, niet de psychomotorisch therapeut. De psychomotorisch therapeut kan de patiënt hierin ondersteunen. De patiënt mag zich als persoon niet aangevallen voelen, maar moet zich gesteund voelen om een ander gedrag te stellen.

(4) Ondersteunen van zelfeffectiviteitZelfeffectiviteit is het geloof in eigen kunnen om een bepaald gedrag uit te voeren. Zelfeffectiviteit is een directe voorspeller van gedragsverandering. Als de psychomotorisch therapeut de eerste drie beschreven principes volgt, zal de patiënt gaan inzien dat hij of zij te weinig beweegt. Maar als dezepatiënt vervolgens geen hoop op reële verandering heeft zal de patiënt niet effectief stappen ondernemen om meer te gaan bewegen. Het is daarom belangrijk dat de psychomotorisch therapeut het vertrouwen dat de patiënt heeft om het nieuwe bewegingsgedrag uit te voeren ondersteunt en versterkt. Eerder succesvolle gedragsveranderingen van de patiënt kunnen hierbij behulpzaamzijn en de zelfeffectiviteit van de patiënt ten opzichte van de nieuwe gedragsverandering verhogen. Het laten zoeken naar een manier om met de eigen situatie om te gaan speelt in

21

het motiveringsproces een belangrijke rol. Er is duidelijke overeenstemming met het ondersteunen van de autonomie bij Deci en Ryan (1980).

2. De basistechnieken

(1) ReflecterenDoor goed te luisteren naar wat de patiënt zegt is het voor de psychomotorisch therapeut mogelijk te bepalen wat hij hoort en wat hij zou kunnen horen. Dit is het zogenaamde reflectief luisteren. Het maakt deel uit van de betrokkenheid die binnen het model van Deci en Ryan (1980) als essentiëletaak van de therapeut wordt beschouwd. Enerzijds gaat de psychomotorisch therapeut na of hij de patiënt goed heeft begrepen en anderzijds probeert de psychomotorisch therapeut de patiënt in beweging te houden, door kleur te geven aan hetgeen de patiënt heeft gezegd. Het cruciale element bij reflectief luisteren is de wijze waarop de psychomotorisch therapeut antwoordt op datgene wat de patiënt brengt. Men probeert vooral te begrijpen wat de patiënt bedoelt. Luisteren met aandacht en de patiënt het gevoel geven dat hij begrepen wordt, helpt om het proces bewuster te maken. Simpele reflecties die alleen herhalen wat de patiënt heeft gezegd leiden vaak tot een moeizame dialoog. Het is raadzaam om datgene wat de patiënt heeft gezegd iets kleiner of iets groter te maken. Voorbeelden van reflecteren zijn:· Eenzijdige reflectie: je herhaalt wat de patiënt heeft gezegd, soms met een kleine accentverschuiving.· Versterkte reflectie: je herhaalt op een versterkte of overdreven manier wat de patiënt heeft gezegd. Belangrijk is dat dit zonder enig waardeoordeel gedaan wordt. Het lokt de patiënt uit om de andere kant van ambivalentie te belichten.· Tweezijdige reflectie: beide kanten van de ambivalentie weergeven door informatie die de patiënt heeft gegeven met elkaar te verbinden.

(2) Open vragen stellenWaarom open vragen stellen?· De patiënt kan verkennen wat hem bezighoudt. Het is de manier om de patiënt aan het woord te laten.· Het laat toe om de informatie te verduidelijken die de patiënt al heeft gegeven.· Het maakt de patiënt opener in zijn informatieverstrekking.· Men krijgt als psychomotorisch therapeut meer inzicht in het stadium van gedragsverandering of de fase binnen het continuum van de motivatie waarin de patiënt zich bevindt. De reactie van de psychomotorisch therapeut op de antwoorden die de patiënt in het begin geeft, bepalen voor een groot deel het verloop van de therapie. Open vragen worden, na de reactie van de patiënt hierop, over het algemeen gevolgd door een reflectie.

(3) BevestigenHet doel van bevestigen is het creëren van een veilige en open sfeer, wat zoals Deci en Ryan (1980) in hun model stellen een essentiële voorwaarde is in het ondersteunen van de autonomie. De sterke kanten en inspanningen van de patiënt worden opgemerkt en bevestigd. Deci en Ryan (1980) spreken hier van het positief bekrachtigen van de patiënt.

(4) SamenvattenSamenvattingen stellen de psychomotorisch therapeut in staat om verschillende elementen aan elkaar te koppelen en te versterken. Daarnaast is een samenvatting vaak effectief omdat het versterkt wat de patiënt zojuist heeft gezegd en zijn ambivalentie verheldert.

3. Verandertaal uitlokkenAan de hand van de basistechnieken is het goed mogelijk de ambivalentie van een patiënt zorgvuldig te verkennen. Wat de therapeut moet bereiken is echter niet alleen de ambivalentie verkennen, maar deze ook oplossen door verandertaal uit te lokken. Verandertaal bestaat uit uitspraken van de patiënt

22

die de volgende vier categorieën omvatten: (a) redenen voor verandering, (b) wensen tot verandering, (c) mogelijkheden tot verandering en (d) noodzaak tot verandering. Positieve uitspraken op elk van deze vier categorieën laten de balans verder doorslaan in de richting van verandering. Verandertaal isheel concreet (hoe, wat, wanneer) en is een voorspeller van verandering.

WeerstandWeerstand wordt door Miller en Rollnick (2002) voorgesteld als de twee kanten van dezelfde medaille. Het is vaak heel duidelijk in het gedrag, zowel verbaal als non-verbaal, van de patiënt waarneembaar. Voorbeelden van weerstand zijn in discussie gaan, argumenteren, onderbreken, ontkennen, negeren. In reactie op weerstand kan de psychomotorisch therapeut gemakkelijk in de valkuil van de verdediging vallen door bijvoorbeeld:· de rol van de deskundige aan te nemen: de psychomotorisch therapeut heeft de antwoorden. Dit wordt vaak gekenmerkt door het veelvuldig stellen van gesloten vragen.· te pleiten voor verandering: de patiënt proberen te overtuigen van verandering.· haast te hebben: een paar stappen voor de patiënt uit zijn. (Davy Vancampfort, et al., z.d.)

Gedragsverandering model Balm

Gedrag is moeilijk te veranderen. Wanneer mensen eenmaal zijn vastgeroest in bepaalde manieren, dan kost het hen moeite om het anders te doen. Mensen zijn echter wel bereid te veranderen, maar ze willen niet verplicht worden. Een veranderproces vraagt geduld, kennis van gedrag en flexibiliteit van zowel diegene die zijn gedrag wil veranderen als dat van zijn omgeving.

Veranderingsproces

Balm (2002) omschrijft in zijn 6-fasen model het proces waar mensen doorheen gaan gedurende verandering. Mensen doorlopen volgens hem in de complexiteit van verandering zes fasen:

Openstaan – Wanneer iemand niet openstaat voor verandering, is hij niet in staat om zijn gedrag te veranderen of aan te passen. Oprecht openstaan voor nieuwe ideeën en inzichten is een eerste stap in het veranderproces.

Begrijpen – Vervolgens moet men begrijpen en inzien wat het nieuwe gedrag inhoudt. Wanneer men in eigen woorden kan omschrijven wat het gewenste gedrag is en welke voordelen het biedt, kan de verandering tot stand komen.

Willen – Verandering in gedrag wordt pas reëel, wanneer iemand daadwerkelijk wil veranderen. De voordelen van het nieuwe gedrag wegen dan zwaarder dan de nadelen.

Kunnen – Verandering moet men (aan)kunnen. Door kennis te hebben van de wijze waarop het nieuwe gedrag kan worden volgehouden, lukt het beter om niet in oude gewoontes terug te vallen.

Doen – In deze fase wordt de verandering in praktijk gebracht. Daarbij moeten onvoorziene problemen en tegenslagen overwonnen worden. Men moet zich daardoor niet laten afleiden.

Volhouden – Het nieuwe, aangepaste gedrag moet een tweede natuur worden en in het levenspatroon worden verweven. Alleen door positieve resultaten en volledige support door de omgeving kan men volhouden.

23

DoorzettingsvermogenVeel gedrag is te veranderen, maar het is vaak de vraag of iemand het echt wil. Willen is echter niet de enige sleutel tot gedragsverandering. In elke fase is het belangrijk dat men bewust is van zijn eigen verantwoordelijkheid. Alleen zo is men in staat om zelf het veranderingsproces te sturen. Dat vraagt behalve geduld ook doorzettingsvermogen, waarbij een positief resultaat een extra stimulans is.

PraktijkOp papier lijkt het heel logisch en gemakkelijk om te veranderen, maar in praktijk blijkt vaak dat het moeilijk is om van bepaalde gewoontes af te komen. Dat heeft met gedrag te maken. Gedrag is een betekenisvolle reactie op een betekenisvolle situatie. Deze reacties kunnen onbewust (automatisch) zijn of bewust (gecontroleerd). Wanneer iemand zijn hand wegtrekt wanneer hij zich verbrandt aan een hete pan, is dat een logische reactie. Zo blijkt dat onbewust gedrag vaak efficiënt en adequaat is, maar tegelijkertijd moeilijker te veranderen dan bewust gedrag.

Volgorde van fasenVolgens Balm is ´openstaan´ een voorwaarde voor ´begrijpen´, ´willen´ en ´kunnen´. Deze laatste drie begrippen komen tegelijkertijd aan bod en zijn op hun beurt weer een voorwaarde voor ´doen´ en ´volhouden´. Vooral het begrip ´volhouden´ zorgt er voor, dat het nieuwe gedrag uiteindelijk doorsijpelt in ons systeem, en daardoor als vanzelf een automatisch, onbewuste gedraging wordt. (Balm, 2002)

ASE-Model:

Er zijn drie principes die bepalen of iemand de intentie tot een bepaald gedrag heeft: 

1. Attitude; Een attitude (overtuiging) is een houding ten opzichte van iets of iemand, in dit geval: wat vindt u van een bepaald gedrag (bijvoorbeeld ‘uw kind op de fiets naar school brengen', 'in plaats van met de auto'). Een attitude wordt bepaald door wat dit gedrag naar verwachting oplevert: ‘wat levert het u op als u uw kind met de fiets naar school brengt, in plaats van met de auto’. Een attitude kan tijdelijk of permanent veranderen. Een tijdelijk gewijzigde attitude zal minder snel leiden tot duurzame gedragsverandering.

2. Sociale invloed; Dit gaat over de sociale druk die u ervaart om een bepaald gedrag te vertonen: hoe schat u de verwachtingen van anderen in over hoe u zich gedraagt? ‘Wat vinden andere ouders ervan dat ik niet met de fiets kom maar met de auto’. Daarnaast is natuurlijk ook relevant in hoeverre u iets wil aannemen van de ander, met name van belangrijke personen in uw sociale omgeving, zoals familie en vrienden.

3. Eigen-effectiviteit; Dit is de mate waarin u zichzelf inschat in staat te zijn een voorgenomen handeling uit te voeren. Zijn er twijfels of barrières die uw controle over het (gewenste) gedrag negatief beïnvloeden? Of schat u uw vaardigheden misschien te positief of te negatief in? (ASE-Model, z.d.)

Attitude

De kennis die bij copd komt kijken is belangrijk voor mensen met deze aandoening. Zo zijn er barierres ontstaan om actief te gaan bewegen

De houding die mensen met een chronische aandoening hebben tegenover bewegen is vaak inactief. Dit komt vaak door angst voor bewegen, niet weten wat de juiste hoeveelheid en intensiteit van bewegen moet zijn en ook denkt men vaak dat door bewegen de klachten verergeren (de Morree, Jongert & van der Poel, 2006).

24

Dit gedrag wordt verandert doormiddel van een GVO waarin wordt verteld wat de positieve kanten zijn van actief bewegen bij mensen met COPD. Tijdens deze GVO zal worden vertel vanuit de resultaten van de review dat krachttraining in combinatie met conditietraining zorgt voor een verbeterde zuurstof opname waardoor ADL langer kunnen worden uitgevoerd en zal dus worden aangetoond dat bewegen positief is.

Sociale invloed

Sociale omgeving: met sociale omgeving wordt bijvoorbeeld bedoeld uw familie, vrienden, buren, werkgever, collega’s, zorgverleners. Uw sociale omgeving heeft invloed op u. Andersom heeft uw ziekte ook invloed op uw sociale omgeving. Uw omgeving kan u ondersteunen.

Astma- en COPD-patiënten zijn minder tevreden en gelukkig met het leven. Het valt op dat mensen met COPD een slechtere kwaliteit van leven ervaren, en met name hun algemene gezondheid als slechter beoordelen, dan mensen met astma of andere chronische aandoeningen. Zij vinden ook dat in het afgelopen jaar hun gezondheid sterker achteruit is gegaan. Hierbij speelt waarschijnlijk een rol dat mensen met COPD ouder zijn dan mensen met astma. Astma- en COPD-patiënten die ouder zijn, die voornamelijk van een pensioen of uitkering leven en die een lagere opleiding hebben, ervaren een slechtere kwaliteit van leven dan de anderen. Ook degenen die lichamelijke beperkingen hebben of aan nog een andere chronische aandoening lijden, ervaren op alle aspecten een slechtere kwaliteit van leven. Met name bij mensen met COPD hebben lichamelijke beperkingen een nadelige invloed op het fysiek en sociaal functioneren en het algemeen welbevinden: zij voelen zich minder vitaal, ervaren meer pijn, melden een grotere achteruitgang in hun gezondheid en zijn minder tevreden zijn met het leven als geheel. Mensen met astma en COPD gaan vooral op een actieve, doelbewuste wijze ('taakgericht') met dagelijkse problemen om. Het is echter niet duidelijk in hoeverre deze taakgerichtheid een bijdrage levert aan een betere kwaliteit van leven. (Heijmans, Rijken & Dekker, 2000).

Hierboven kun je lezen dat mensen met COPD minder gelukkig en tevreden zijn met het leven. Dit heeft met name te maken met de sociale invloeden. Dit wordt getackeld doordat er voor aanvang van het beweegprogramma een half uur wordt ingeruimd voor sociale contacten. Hierbij kunnen de deelnemers toenadering zoeken met andere COPD-patienten, kan er over de aandoening worden gesproken en is er ook ruimte om over andere onderwerpen te praten.

Besteed bij ouderen extra aandacht aan de sociale steun. Tweederde van de ouderen die niet aan de beweegnormen voldoen, heeft weinig mensen in de omgeving waarmee ze samen kunnen bewegen of die positief stimuleren bij het ontwikkelen van een actieve leefstijl. Bij mensen met chronische aandoeningen ligt het vaak complexer. De inactieve mensen met een chronische aandoening zijn gemiddeld ouder en lager opgeleid dan de normactieve groep. De inactieve mensen met een chronische aandoening zijn minder positief over bewegen, hebben vaker overgewicht en behoren vaker tot de niet-werkenden dan de normactieve mensen met een chronische aandoening. (Jongert, 2012)

Eigen effectiefiteit:

Eigen-effectiviteit is iemands vertrouwen om daadwerkelijk het gewenste gedrag te kunnen (blijven) volhouden: in dit geval om een actieve leefstijl te hebben. Met een simpele Visueel

25

Analoge schaal (VAS) kun je een indicatie krijgen van de eigen-effectiviteit. Het is geen hard onderbouwd meetinstrument, maar het kan wel een praktische indicatie geven van het vertrouwen dat de persoon zelf heeft: of je patiënt denkt dat het lukt om (ook in moeilijke omstandigheden) een actieve leefstijl te handhaven.

Voor het stimuleren van een actieve leefstijl kun je via een eenvoudig vragenlijstje (figuur 1) de ervaren drempels en barrières vaststellen. Bij veel inactieve mensen zullen die drempels en barrières liggen op gebied van motivatie, ‘gebrek aan tijd’ of ‘geen zin’. In die gevallen kun je individueel ingaan op mogelijke oplossingen. (Jongert, 2012)

(Figuur 1)

Wervingsplan

Er zijn verschillende manieren om in contact te komen met COPD-patiënten. Hieronder staan een aantal manieren om te werven en verschillende organisaties met wie je in contact kan komen voor gegevens van patiënten.

26

Social Media Webcare:

De sociale media wordt op dit moment veel gebruikt om te werven. Via verschillende kanalen zoals Facebook, Instagram, LinkedIn en Twitter proberen organisaties en bedrijven in contact te komen met klanten.

Hieronder staat een stukje wat geciteerd is door commercieel directeur Arjen de Boer van IDTS wat volledig aansluit bij HET werven via de sociale media.

“Tegen minder kosten kunnen de klanten nog beter worden bereikt. En de niet in reclamegelden geïnvesteerde budgetten zouden weer kunnen worden gebruikt ten behoeve van de consument. Wat mij daarnaast opvalt, is dat webcare nog te weinig wordt ingezet. Er wordt daarvoor te weinig gebruik gemaakt van Social Media en webcare, dat is een gemiste kans. Met webcare en meer uitleg online kunnen de klanten beter over de diverse

27

Loo, Leonie te, 02-12-14,
en hier citeren jullie dan wel (terwijl een groot deel van de overige tekst in het verslag ook letterlijk is!)

onderwerpen worden geïnformeerd.” Aldus Arjen de Boer, commercieel directeur van ITDS. (ITDS, 2014)

Digitale Business:

Maken van een website.

Via een website kunnen wij in aanraking komen met de niet sportende COPD cliënten. deze website biedt de mogelijkheid om in contact te komen met sport en bewegen professionals die gespecialiseerd zijn in beweegprogramma’s voor mensen met COPD. Ook zal er allerlei andere informatie m.b.t. COPD op deze site te vinden zijn.

Hieronder een zin van de site ITDS die aansluit bij de digitale business.

‘Alles wordt digitaal: het is geen visioen, maar een feit. Het contact met uw klanten, uw tussenpersonen. Ook processen zullen steeds meer gedigitaliseerd worden’. (ITDS, 2014)

Kranten/Folders:

Advertenties in kranten over hoe zowel de sportende als de niet sportende COPD cliënten met sport en bewegen professionals in contact kunnen komen over het beweegprogramma en andere zaken m.b.t. COPD.

Foldermateriaal verspreiden langs huizen met informatie over COPD, het beweegprogramma en hoe ze in contact kunnen komen met de sport en bewegen professional.Uitdelen van foldermateriaal over COPD en het beweegprogramma op grote evenementen.

Ophangen van informatie in supermarkten, voetbalkantines, sportscholen, middelbare scholen, openbare bibliotheken, bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen, huisartsenpraktijken, gezondheidscentra.

Evenementen:

Nationale Longweek:

Tijdens de Longweek krijgen consumenten via verschillende media de oproep om een korte test te doen om te zien hoe fit hun longen zijn. Afhankelijk van de uitkomsten, worden de bezoekers aan de website uitgenodigd hun eigen apotheek te bezoeken voor verder advies.

Er is gedurende de week bovendien extra aandacht voor luchtweginfecties en longaandoeningen in het algemeen. (Nationale Longweek, 2012)

Dit evenement wat bij elke apotheek in Nederland wordt gehouden in een bepaalde week van het jaar is een uitgelezen kans voor ons om beginnende COPD cliënten te informeren over ons beweegprogramma en hen informatie te geven over bewegen m.b.t. de aandoening COPD.

28

Wereld COPD-dag (19 november):

COPD, Chronic Obstructive Lung Diseas, is een chronische longziekte waarvoor extra aandacht wordt gevraagd op Wereld COPD-dag. De derde woensdag in november maakt de Global Initiative for Chronic Obstructive Lung Disease (GOLD) een vuist tegen deze ziekte. Er worden in ruim 50 landen evenementen georganiseerd door verschillende organisaties. In Nederland verzorgd Longfonds de meeste activiteiten. (Wereld COPD-dag, 2014)

Deze dag worden er verschillende activiteiten verzorgd. Deze dag is een uitgelezen kans om ons beweegprogramma aan heel veel mensen met COPD voor te leggen en ze enthousiast te maken voor ons beweegprogramma.

Informeren van:

Maatschappelijk werkers en dan vooral gericht op ouderen (65+) zodat zij hun cliënten kunnen informeren over het beweegprogramma en hoe zij in contact kunnen komen met ons.

Eigen kennissenkring Informatie geven aan familie, vrienden, kennissen over hoe mensen met COPD met ons in contact kunnen komen en wat wij kunnen betekenen voor deze mensen met COPD.

In kaart brengen van organisaties/verenigingen m.b.t. COPD patiënten:

Nederlands Huisartsen Genootschap:

Het Nederlands Huisartsen Genootschap is de wetenschappelijke vereniging van huisartsen en heeft als doel een wetenschappelijk verantwoorde beroepsuitoefening door de huisarts te bevorderen. Door vertaling van wetenschap naar de huisartsenpraktijk draagt het NHG bij aan de professionalisering van de beroepsgroep.

Huisartsen Fysiotherapeuten Wanneer er geconstateerd wordt dat u de aandoening COPD heeft kan een arts er voor kiezen om u door te verwijzen naar een fysiotherapeut. Ook in het geval van een longrevalidatie is het belangrijk om dit samen met een fysiotherapeut te doen. Door heel Nederland zijn er fysiotherapeuten die gespecialiseerd zijn in het begeleiden van mensen met COPD. (Longfonds, 2014)

Uit de hierboven genoemde informatie kan je opmaken dat wanneer iemand de aandoening COPD heeft dit bekend moet zijn bij huisartsen en fysiotherapeuten. We zouden bij fysiopraktijken en huisartsen praktijken langs kunnen gaan om in aanraking te komen met mensen met de aandoening COPD.

Nederlands Longfonds voorheen Astmafonds:

29

Het Nederlands Astma Fonds behartigt de belangen van patiënten met astma en COPD. Naast het organiseren van landelijke en regionale activiteiten voor de patiënten stimuleert het Nederlands Astma Fonds ook het wetenschappelijk onderzoek naar astma en COPD.(Longfonds, 2014)

Long Alliantie Nederland:

De Long Alliantie Nederland (LAN) is de federatieve vereniging op het gebied van chronische longaandoeningen. Binnen de LAN bundelen partijen uit het longenveld, zoals patiëntenverenigingen beroepsverenigingen, zorgverzekeraars en bedrijven hun krachten. Doel is preventie en het verbeteren van de zorg voor longpatiënten. (LAN, 2013)

Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekte en Tuberculose:

De Zorgstandaard COPD is dé norm voor goede COPD-zorg. De officiële Zorgstandaard - voor professionals - is gemaakt door alle organisaties die betrokken zijn bij de behandeling van mensen met COPD. Dat zijn de patiëntenorganisatie en de organisaties van zorgverleners. Deze verenigingen vormen gezamenlijk de Long Alliantie Nederland (LAN). In de Zorgstandaard COPD staat precies omschreven wie welke rol heeft in het zorgproces. (Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekte en Tuberculose, 2014)

Ziekenhuizen:

afdeling longgeneeskunde, afdeling longfunctie Wanneer men op deze afdeling beland heeft met of last van het ademhalingsstelsel of men heeft een aandoening aan de longen. Met deze informatie in ons achterhoofd kunnen we er van uit gaan dat hier ook behoorlijk wat

30

mensen zijn met de aandoening COPD. Ook hier zouden wij langs kunnen gaan met betrekking tot ons beweegprogramma. Zorginstellingen/Bejaardentehuizen:

Op 1 januari 2011 hadden 361.800 mensen COPD (chronische bronchitis en emfyseem): 189.700 mannen en 172.100 vrouwen (23,0 per 1.000 mannen en 20,5 per 1.000 vrouwen). COPD komt voornamelijk voor bij mensen van 55 jaar en ouder en de prevalentie neemt toe met de leeftijd (figuur 1). In 2011 kwamen er 32.500 patiënten met COPD bij (incidentie). De incidentie is het hoogst in de groep 80- tot 85-jarigen en daalt daarna weer (figuur 2).

Deze schattingen zijn gebaseerd op het aantal gediagnosticeerde patiënten door de huisarts in één landelijk representatieve huisartsenregistratie

Hieruit kunnen we opmaken dat er veel mensen met COPD te vinden zijn in zorginstellingen en bejaardentehuizen. (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2014)

31

Loo, Leonie te, 02-12-14,
waari s het interview gebleven? stond in de 1e kans wel erin?

Beweegmap COPD

trainingsschemaWeek1 Week2 Week 3 Week4 Week 5 Week 6 Week 7 Week 8 Week 9 Week

10

Oefening1a x x xOefening2a x x x

Oefening3a x x x x x xOefening4a x xOefening5a x x

Oefening6a x x

Oefening7a x xOefening1b x x x

Oefening2b x x xOefening3b x x x x

Oefening4b x x

Oefening5b x xOefening6b x x

Oefening7b x x

Aquarobics x x

32

Beweegprogramma

Doelstelling:Uit de review is geconcludeerd dat een combinatie van kracht- met conditie training het beste resultaat geeft voor het verbeteren voor activiteiten dagelijks leven daarom is er voor de volgende doelstelling gekozen:De ADL makkelijker maken door te zorgen voor een verhoogde zuurstof opname van de spieren doormiddel van training van perifere spierkracht en conditie.

Daarbij ervoor zorgen dat het sociaal isolement minder wordt doormiddel van contactmomenten voor elke trainen.

Doelgroep:65plussers met COPD gold I en II stadium

In gold stadium I Weinig tot geen problemen.In Gold stadium II (54% grootste groep) veroorzaakt de beperking van de luchtstroom klachten als hoesten, slijm opgeven en kortademigheid bij inspanning. Patiënten komen gewoonlijk in dit stadium vragen om een medische behandeling (Lakerveld-Heyl, et al., 2007)

Intake gesprek

Bij de eerste ontmoeting zal er eerst een intake gesprek worden gevoerd waarin een vragenlijst wordt afgenomen namelijk de CCQ vragenlijst (zie bijlage C) vervolgens zullen er een aantal testen worden afgenomen voor het uithoudingsvermogen namelijk de 6minuten wandel test en steep ramp test (zie bijlage D) en de handknijp test om een schatting van de algeheel lichamelijke kracht te krijgen. (Webb et.al. 1989) (zie bijlage E).

Tevens word er gebruikt gemaakt van de Borgschaal COPD (zie bijlage F) om te kijken hoe zwaar de verschillende oefeningen zijn zodat hier in het schema nog aanpassingen kunnen worden gemaakt.

Na aanleiding van de testen wordt voor de deelnemers berekent hoe zwaar elke oefening moet zijn met de richtlijnen die worden aangehouden. In de richtlijnen die worden aangehouden wordt voor de meeste volwassenen een matig intensieve training (50 tot 60 procent van maximale belasting of vermoeidheidsscore op een Borgschaal van langere duur aangeraden (Schans & Gosselink, 2011) Deze blokjes kunnen tot 2 a 3 minuten lang zijn, maar eveneens 30 tot 60 seconden. Afgezien van de trainingsintensiteit en -duur zijn gepaste progressie van het oefenschema en inspanning-rustverhouding belangrijke factoren die de trainingsresultaten tijdens intervaltraining kunnen beïnvloeden. (Schans & Gosselink, 2011)

Beweegprogramma

Tijdens het beweegprogramma zal per week staan welke oefeningen er moeten worden uitgevoerd en hoe deze oefeningen moeten worden uitgevoerd. Tijdens het trainingsprogramma zal er twee keer per week worden getraind de trainingen worden hierbij opbouwend zodat de trainingen uitdagend blijven en zwaarder worden. De trainingen zijn

33

gericht op de ADL en door periferie training en training van conditie wordt de zuurstof beter en sneller opgenomen in de spieren waardoor activiteiten beter en langer kunnen worden uitgevoerd. (Gosselink, et.al. 2008). De trainingen zijn opgebouwd uit de volgende punten:

Inleiding:De inleiding wordt door de lesgever gebruikt om de lessen te evalueren en te vertellen wat er in de lessen gaat gebeuren. Verder is de inleiding belangrijk voor de cliënten deze krijgen een half uur de tijd om met elkaar te parten met daarbij een bakje koffie of thee. Dit word gedaan om de deelnemers uit hun sociale isolement te halen en in contact te komen met de andere deelnemers (Heijmans, 2006).

Warming-up doormiddel van rekoefeningen.Rekoefeningen zijn een goede manier om leniger te worden en zo blessurerisico’s te beperken (Vrijens, Bourgois, & Lenior, 2007) en prestaties te verbeteren. Bovendien kunnen rekoefeningen ook resulteren ineen toename van kracht.(Rekoefeningen, z.d.)

KernIn de kern worden de oefeningen die staan beschreven in Bijlage A uitgevoerd.

Cooling DownDe training wordt afgesloten met een cooling down. Hierdoor wordt de kans op eventuele blessures kleiner omdat er afvalstoffen afgevoerd worden . (Vrijens, Bourgois, & Lenior, 2007) Dit wordt gedaan door wandelen en rekoefeningen.

Advies voor thuis/werk.De oefening 1, 3 en 5 zijn oefeningen die tevens gericht zijn om zelf thuis of op het werk uit te voeren hier is geen begeleiding bij nodig en kan zo vaak als de cliënt wil worden uitgevoerd.

Bij De andere oefeningen is lichte sturing of coaching gewenst en moet dus worden uitgevoerd met toezicht van een professional.

AquarobicsEr worden twee lessen besteedt aan aquarobics die worden verzocht door SRO in zwembad de planeet in Haarlem (Aquarobic , 2014). Deze lessen zijn vooral tegen het sociale isolement en als onderbreking van het gewone programma en tevens als afsluiting van het hele programma. Ook geeft de doelgroep in onderzoek aan dat het leuk is om te zwemmen en dat ze graag naar het zwembad gaan. (COPD Zwemmen, z.d.)

Specifieke ademhalingPursed lips breathing Tijdens pursed lips breathing (PLB) probeert men de expiratie te verbeteren en aldus de (dynamische) hyperinflatie te verminderen via een actieve en verlengde expiratie met halfopen lippen, om op die manier luchtwegcollaps te vermijden en de (alveolaire) ventilatie te verbeteren. Het toepassen van PLB in rust vermindert de ademfrequentie en verhoogt het teugvolume. De zuurstofsaturatie verbetert door een vermindering van de doderuimteventilatie en de kortademigheid verbetert omwille van een reductie van de hyperinflatie. Deze effecten lijken meer uitgesproken te zijn bij patienten met verlies van elastisch longweefsel. (Schans & Gosselink, 2011)

34

Week 1Inleiding:Tijdens de eerste les wordt er kennis gemaakt met de deelnemers. Dit wordt gedaan door een korte ronde van voorstellen. Vervolgens krijgen de deelnemers een half uur de tijd om met elkaar te praten. Dan zal de lesgever vertellen wat er de komende weken zal gaan gebeuren en worden de trainingsschema’s uitgedeeld.

Doelstelling:Sensomotorisch: De deelnemers kunnen aan het eind van de les de oefening correct uitvoeren zonder last van de ademhaling.Conditioneel/structureel: De deelnemers kunnen conditioneel de oefeningen gedurende de les uitvoeren, maar moeten genoeg rust krijgen en na de rust de ademhalingsoefeningen goed uitvoeren.Cognitief: De deelnemers zullen aan het einde van de les hebben ervaren dat het bewegen met COPD belangrijk is om de luchtinname te trainen.Sociaal emotioneel: De deelnemers hebben aan het eind van de les plezier gehad en hebben samen de oefeningen uitgevoerd. En hebben tijdens de inleiding kennis met elkaar gemaakt.

Warming –up:Tijdens de warming–up zullen er rek en strek oefeningen worden gedaan dit om de deelnemers niet te veel te belasten op hun ademhaling. Op deze manier worden wel de grote spiergroepen los gemaakt.

Oefeningen:

o rekken van de beneno rekken van de armen o rekken van de rompspieren Zie bijlage B

Kern:De lesgever legt op een duidelijke en rustige manier uit hoe de oefeningen moeten worden uitgevoerd. Als de oefening is uitgevoerd hebben de deelnemers rust en na de rust voeren ze een specifieke ademhaling uit. Dit zorgt voor het verminderen van de kortademigheid en het verbeteren van de inspanningscapaciteit en de kwaliteit van leven (Schans & Gosselink, 2011) (Gosselink, et.al. 2008).De oefeningen: les 1

o Oefening 1a – Fietseno Oefening 4a – Steps

De oefeningen: les 2

o Oefening 3a – lopeno Oefening 6a – Squat Zie bijlage A

Cooling down:

De cooling down zal bestaan uit 3 min wandelen waarin met elkaar gepraat kan worden waarna er vervolgen weer rekoefeningen worden gedaan. Zie bijlage B

35

Week 2Inleiding:Tijdens de tweede week word er kort besproken hoe de vorige week is verlopen met de deelnemers . Vervolgens krijgen de deelnemers een half uur de tijd om met elkaar te praten. Dan zal de lesgever vertellen wat er de komende week gaat gebeuren.

Doelstelling:Sensomotorisch: De deelnemers kunnen aan het eind van de les de oefening correct uitvoeren zonder last van de ademhaling.Conditioneel/structureel: De deelnemers kunnen conditioneel de oefeningen gedurende de les uitvoeren, maar moeten genoeg rust krijgen en na de rust de ademhalingsoefeningen goed uitvoeren.Cognitief: De deelnemers zullen aan het einde van de les hebben ervaren dat het bewegen met COPD belangrijk is om de luchtinname te trainen.Sociaal emotioneel: De deelnemers hebben aan het eind van de les plezier gehad en hebben samen de oefeningen uitgevoerd. En hebben tijdens de inleidingtijd gehad om te praten.

Warming –up:Tijdens de warming–up zullen er rek en strek oefeningen worden gedaan dit om de deelnemers niet te veel te belasten op hun ademhaling. Op deze manier worden wel de grote spiergroepen los gemaakt.

Oefeningen:

o rekken van de beneno rekken van de armen o rekken van de rompspieren Zie bijlage B

Kern:De lesgever legt op een duidelijke en rustige manier uit hoe de oefeningen moeten worden uitgevoerd. Als de oefening is uitgevoerd hebben de deelnemers rust en na de rust voeren ze een specifieke ademhaling uit. Dit zorgt voor het verminderen van de kortademigheid en het verbeteren van de inspanningscapaciteit en de kwaliteit van leven (Schans & Gosselink, 2011) (Gosselink, et.al. 2008)De oefeningen: les 1

De oefeningen: les 3

o Oefening 2aCcrosstrainero Oefening 5a traplopen

De oefeningen: les 4

o Oefening 3a lopeno Oefening 7a Lunge Zie bijlage A

Cooling down:

36

De cooling down zal bestaan uit 3 min wandelen waarin met elkaar gepraat kan worden waarna er vervolgen weer rekoefeningen worden gedaan. Zie bijlage B

Week 3Inleiding:Tijdens de derde week word er kort besproken hoe de vorige week is verlopen met de deelnemers . Vervolgens krijgen de deelnemers een half uur de tijd om met elkaar te praten. Dan zal de lesgever vertellen wat er de komende week gaat gebeuren.

Doelstelling:Sensomotorisch: De deelnemers kunnen aan het eind van de les de oefening correct uitvoeren zonder last van de ademhaling.Conditioneel/structureel: De deelnemers kunnen conditioneel de oefeningen gedurende de les uitvoeren, maar moeten genoeg rust krijgen en na de rust de ademhalingsoefeningen goed uitvoeren.Cognitief: De deelnemers zullen aan het einde van de les hebben ervaren dat het bewegen met COPD belangrijk is om de luchtinname te trainen.Sociaal emotioneel: De deelnemers hebben aan het eind van de les plezier gehad en hebben samen de oefeningen uitgevoerd. En hebben tijdens de inleidingtijd gehad om te praten.

Warming –up:Tijdens de warming–up zullen er rek en strek oefeningen worden gedaan dit om de deelnemers niet te veel te belasten op hun ademhaling. Op deze manier worden wel de grote spiergroepen los gemaakt.

Oefeningen:

o rekken van de beneno rekken van de armen o rekken van de rompspieren Zie bijlage B

Kern:De lesgever legt op een duidelijke en rustige manier uit hoe de oefeningen moeten worden uitgevoerd. Als de oefening is uitgevoerd hebben de deelnemers rust en na de rust voeren ze een specifieke ademhaling uit. Dit zorgt voor het verminderen van de kortademigheid en het verbeteren van de inspanningscapaciteit en de kwaliteit van leven (Schans & Gosselink, 2011) (Gosselink, et.al. 2008)De oefeningen: les 1

De oefeningen: les 5

o Oefening 1a – fietseno Oefening 2a - crosstrainer

De oefeningen: les 6

o Oefening 3a - lopeno Oefening 4a - stepso Oefening 6a – Squat Zie bijlage A

37

Cooling down:De cooling down zal bestaan uit 3 min wandelen waarin met elkaar gepraat kan worden waarna er vervolgen weer rekoefeningen worden gedaan. Zie bijlage B

38

Week 4Inleiding:Tijdens de vierde week word er kort besproken hoe de vorige week is verlopen met de deelnemers . Vervolgens krijgen de deelnemers een half uur de tijd om met elkaar te praten. Dan zal de lesgever vertellen wat er de komende week gaat gebeuren.

Doelstelling:Sensomotorisch: De deelnemers kunnen aan het eind van de les de oefening correct uitvoeren zonder last van de ademhaling.Conditioneel/structureel: De deelnemers kunnen conditioneel de oefeningen gedurende de les uitvoeren, maar moeten genoeg rust krijgen en na de rust de ademhalingsoefeningen goed uitvoeren.Cognitief: De deelnemers zullen aan het einde van de les hebben ervaren dat het bewegen met COPD belangrijk is om de luchtinname te trainen.Sociaal emotioneel: De deelnemers hebben aan het eind van de les plezier gehad en hebben samen de oefeningen uitgevoerd. En hebben tijdens de inleidingtijd gehad om te praten.

Warming –up:Tijdens de warming–up zullen er rek en strek oefeningen worden gedaan dit om de deelnemers niet te veel te belasten op hun ademhaling. Op deze manier worden wel de grote spiergroepen los gemaakt.

Oefeningen:

o rekken van de beneno rekken van de armen o rekken van de rompspieren Zie bijlage B

Kern:De lesgever legt op een duidelijke en rustige manier uit hoe de oefeningen moeten worden uitgevoerd. Als de oefening is uitgevoerd hebben de deelnemers rust en na de rust voeren ze een specifieke ademhaling uit. Dit zorgt voor het verminderen van de kortademigheid en het verbeteren van de inspanningscapaciteit en de kwaliteit van leven (Schans & Gosselink, 2011) (Gosselink, et.al. 2008)De oefeningen: les 1

De oefeningen: les 7

o Oefening 1a - Fietseno Oefening 2a – Crosstrainer

De oefeningen: les 8

o Oefening 3a - lopeno Oefening 5a - Traplopeno Oefening 7a – lunge Zie bijlage A

39

Cooling down:De cooling down zal bestaan uit 3 min wandelen waarin met elkaar gepraat kan worden waarna er vervolgen weer rekoefeningen worden gedaan. Zie bijlage B

40

Week 5Aquarobics

Wordt verzorgt door SRO in zwembad de planeet.

Inleiding:

De deelnemers komen bij het zwembad bij elkaar en krijgen een half uur om een bakje koffie te drinken. Vervolgens komt er een zwemleraar die vertelt wat er vandaag gaat gebeuren tijdens de les.

Kern:

o De les duurt drie kwartier. In deze tijd worden, de oefeningen uitgevoerd.o Na een rustig begin om de spieren op te warmen, wordt het tempo opgevoerd en

worden de oefeningen intensiever.o Oefeningen voor benen, arm, romp en combinaties daarvan wisselen elkaar af, terwijl

je in borstdiep water (1.40 m) op de bodem van het zwembad staat.o Muziek is bij Aquarobic onmisbaar. Muziek zorgt voor sfeer en dat de deelnemers het

tempo goed kunnen volgen.o De les eindigt met rustige muziek en stretchoefeningen.

Cooling down:

De deelnemers krijgen nog een kwartier de tijd om vrij te zwemmen en tot rust te komen. Ook hier kunnen ze met elkaar praten .

41

Week 6Inleiding:Tijdens de zesde week word er kort besproken hoe de vorige week is verlopen met de deelnemers . Vervolgens krijgen de deelnemers een half uur de tijd om met elkaar te praten. Dan zal de lesgever vertellen wat er de komende week gaat gebeuren.

Doelstelling:Sensomotorisch: De deelnemers kunnen aan het eind van de les de oefening correct uitvoeren zonder last van de ademhaling.Conditioneel/structureel: De deelnemers kunnen conditioneel de oefeningen gedurende de les uitvoeren, maar moeten genoeg rust krijgen en na de rust de ademhalingsoefeningen goed uitvoeren.Cognitief: De deelnemers zullen aan het einde van de les hebben ervaren dat het bewegen met COPD belangrijk is om de luchtinname te trainen.Sociaal emotioneel: De deelnemers hebben aan het eind van de les plezier gehad en hebben samen de oefeningen uitgevoerd. En hebben tijdens de inleidingtijd gehad om te praten.

Warming –up:Tijdens de warming–up zullen er rek en strek oefeningen worden gedaan dit om de deelnemers niet te veel te belasten op hun ademhaling. Op deze manier worden wel de grote spiergroepen los gemaakt.

Oefeningen:

o rekken van de beneno rekken van de armen o rekken van de rompspieren Zie bijlage B

Kern:De lesgever legt op een duidelijke en rustige manier uit hoe de oefeningen moeten worden uitgevoerd. Als de oefening is uitgevoerd hebben de deelnemers rust en na de rust voeren ze een specifieke ademhaling uit. Dit zorgt voor het verminderen van de kortademigheid en het verbeteren van de inspanningscapaciteit en de kwaliteit van leven (Schans & Gosselink, 2011) (Gosselink, et.al. 2008)De oefeningen: les 1

De oefeningen: les 9

o Oefening 1b – Fietseno Oefening 4b – Steps

De oefeningen: les 10

o Oefening 3b – lopeno Oefening 6b – Squat Zie bijlage A

Cooling down:

42

De cooling down zal bestaan uit 3 min wandelen waarin met elkaar gepraat kan worden waarna er vervolgen weer rekoefeningen worden gedaan. Zie bijlage B

43

Week 7Inleiding:Tijdens de zevende week word er kort besproken hoe de vorige week is verlopen met de deelnemers . Vervolgens krijgen de deelnemers een half uur de tijd om met elkaar te praten. Dan zal de lesgever vertellen wat er de komende week gaat gebeuren.

Doelstelling:Sensomotorisch: De deelnemers kunnen aan het eind van de les de oefening correct uitvoeren zonder last van de ademhaling.Conditioneel/structureel: De deelnemers kunnen conditioneel de oefeningen gedurende de les uitvoeren, maar moeten genoeg rust krijgen en na de rust de ademhalingsoefeningen goed uitvoeren.Cognitief: De deelnemers zullen aan het einde van de les hebben ervaren dat het bewegen met COPD belangrijk is om de luchtinname te trainen.Sociaal emotioneel: De deelnemers hebben aan het eind van de les plezier gehad en hebben samen de oefeningen uitgevoerd. En hebben tijdens de inleidingtijd gehad om te praten.

Warming –up:Tijdens de warming–up zullen er rek en strek oefeningen worden gedaan dit om de deelnemers niet te veel te belasten op hun ademhaling. Op deze manier worden wel de grote spiergroepen los gemaakt.

Oefeningen:

o rekken van de beneno rekken van de armen o rekken van de rompspieren Zie bijlage B

Kern:De lesgever legt op een duidelijke en rustige manier uit hoe de oefeningen moeten worden uitgevoerd. Als de oefening is uitgevoerd hebben de deelnemers rust en na de rust voeren ze een specifieke ademhaling uit. Dit zorgt voor het verminderen van de kortademigheid en het verbeteren van de inspanningscapaciteit en de kwaliteit van leven(Schans & Gosselink, 2011) (Gosselink, et.al. 2008).De oefeningen: les 1

De oefeningen: les 11

o Oefening 2bCcrosstrainero Oefening 5b traplopen

De oefeningen: les 12

o Oefening 3b Lopeno Oefening 7b Lunge Zie bijlage A

Cooling down:

44

De cooling down zal bestaan uit 3 min wandelen waarin met elkaar gepraat kan worden waarna er vervolgen weer rekoefeningen worden gedaan. Zie bijlage B

45

Week 8Inleiding:Tijdens de achtste week word er kort besproken hoe de vorige week is verlopen met de deelnemers . Vervolgens krijgen de deelnemers een half uur de tijd om met elkaar te praten. Dan zal de lesgever vertellen wat er de komende week gaat gebeuren.

Doelstelling:Sensomotorisch: De deelnemers kunnen aan het eind van de les de oefening correct uitvoeren zonder last van de ademhaling.Conditioneel/structureel: De deelnemers kunnen conditioneel de oefeningen gedurende de les uitvoeren, maar moeten genoeg rust krijgen en na de rust de ademhalingsoefeningen goed uitvoeren.Cognitief: De deelnemers zullen aan het einde van de les hebben ervaren dat het bewegen met COPD belangrijk is om de luchtinname te trainen.Sociaal emotioneel: De deelnemers hebben aan het eind van de les plezier gehad en hebben samen de oefeningen uitgevoerd. En hebben tijdens de inleidingtijd gehad om te praten.

Warming –up:Tijdens de warming–up zullen er rek en strek oefeningen worden gedaan dit om de deelnemers niet te veel te belasten op hun ademhaling. Op deze manier worden wel de grote spiergroepen los gemaakt.

Oefeningen:

o rekken van de beneno rekken van de armen o rekken van de rompspieren Zie bijlage B

Kern:De lesgever legt op een duidelijke en rustige manier uit hoe de oefeningen moeten worden uitgevoerd. Als de oefening is uitgevoerd hebben de deelnemers rust en na de rust voeren ze een specifieke ademhaling uit. Dit zorgt voor het verminderen van de kortademigheid en het verbeteren van de inspanningscapaciteit en de kwaliteit van leven(Schans & Gosselink, 2011) (Gosselink, et.al. 2008).De oefeningen: les 1

De oefeningen: les 5

o Oefening 1b - fietseno Oefening 2b - crosstrainer

De oefeningen: les 6

o Oefening 3b - lopeno Oefening 4b - stepso Oefening 6b – Squat Zie bijlage A

46

Cooling down:De cooling down zal bestaan uit 3 min wandelen waarin met elkaar gepraat kan worden waarna er vervolgen weer rekoefeningen worden gedaan. Zie bijlage B

47

Week 9Inleiding:Tijdens de negende week week word er kort besproken hoe de vorige week is verlopen met de deelnemers . Vervolgens krijgen de deelnemers een half uur de tijd om met elkaar te praten. Dan zal de lesgever vertellen wat er de komende week gaat gebeuren.

Doelstelling:Sensomotorisch: De deelnemers kunnen aan het eind van de les de oefening correct uitvoeren zonder last van de ademhaling.Conditioneel/structureel: De deelnemers kunnen conditioneel de oefeningen gedurende de les uitvoeren, maar moeten genoeg rust krijgen en na de rust de ademhalingsoefeningen goed uitvoeren.Cognitief: De deelnemers zullen aan het einde van de les hebben ervaren dat het bewegen met COPD belangrijk is om de luchtinname te trainen.Sociaal emotioneel: De deelnemers hebben aan het eind van de les plezier gehad en hebben samen de oefeningen uitgevoerd. En hebben tijdens de inleidingtijd gehad om te praten.

Warming –up:Tijdens de warming–up zullen er rek en strek oefeningen worden gedaan dit om de deelnemers niet te veel te belasten op hun ademhaling. Op deze manier worden wel de grote spiergroepen los gemaakt.

Oefeningen:

o rekken van de beneno rekken van de armen o rekken van de rompspieren Zie bijlage B

Kern:De lesgever legt op een duidelijke en rustige manier uit hoe de oefeningen moeten worden uitgevoerd. Als de oefening is uitgevoerd hebben de deelnemers rust en na de rust voeren ze een specifieke ademhaling uit. Dit zorgt voor het verminderen van de kortademigheid en het verbeteren van de inspanningscapaciteit en de kwaliteit van leven (Schans & Gosselink, 2011) (Gosselink, et.al. 2008)De oefeningen: les 1

De oefeningen: les 7

o Oefening 1b - fietseno Oefening 2b - Crosstrainer

De oefeningen: les 8

o Oefening 3b - lopeno Oefening 5b - Traplopeno Oefening 7b – lunge Zie bijlage A

48

Cooling down:De cooling down zal bestaan uit 3 min wandelen waarin met elkaar gepraat kan worden waarna er vervolgen weer rekoefeningen worden gedaan. Zie bijlage B

Week 10Aquarobics

Wordt verzorgt door SRO in zwembad de planeet.

Inleiding:

De deelnemers komen bij het zwembad bij elkaar en krijgen een half uur om een bakje koffie te drinken. Vervolgens komt er een zwemleraar die vertelt wat er vandaag gaat gebeuren tijdens de les.

Kern:

o De les duurt drie kwartier. In deze tijd worden, de oefeningen uitgevoerd.o Na een rustig begin om de spieren op te warmen, wordt het tempo opgevoerd en

worden de oefeningen intensiever.o Oefeningen voor benen, arm, romp en combinaties daarvan wisselen elkaar af, terwijl

je in borstdiep water (1.40 m) op de bodem van het zwembad staat.o Muziek is bij Aquarobics onmisbaar. Muziek zorgt voor sfeer en dat de deelnemers

het tempo goed kunnen volgen.o De les eindigt met rustige muziek en stretchoefeningen.

Cooling down:

De deelnemers krijgen nog een kwartier de tijd om vrij te zwemmen en tot rust te komen. Ook hier kunnen ze met elkaar praten.

49

Bibliography

ASE-Model. (z.d.). Opgehaald van Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen: http://www.nisb.nl/weten/kennisgebieden/beweeggedrag-veranderen/bewust-kiezen/ase-model_.html

Aquarobic . (2014). Opgehaald van: http://www.sro.nl/accommodaties/zwembaden/zwemmen/aquasporten/aquarobic/

Balm, M.F.K. (2002). Exercise Therapyy and Behavioural Change. Opgehaald van Purdure University Press: http://www.scienceprogress.nl/verandering/gedragsverandering-model-balm

Butland, R. J. A., Troosters, T., Gosselink, R., Decramer, M., Enright, P.L., Sherrill, D.L., . . . Wasserman, K. (z.d.) Zes Minuten Wandeltest (6MW) opgehaald van http://www.fysiotherapiewetenschap.com/bestanden/26.pdf

Benoudheidsschaal copd. (zd) opgehaald van http://www.zorggroep-almere.nl/fysio_online/romp/copd/training_bij_copd.php

COPD Zwemmen. (z.d.). Opgehaald van www.waterhoorn.nl/Activiteiten/COPD-zwemmen

Davy Vancampfort, Jan Knapen, Lieve Rutten, Liesbet Aerts, Els De Schepper & Michel Probst, (z.d.). MOTIVEREN TOT BEWEGEN BINNEN DE PSYCHOMOTORISCHE THERAPIE. Opgehaald van researchgate.net: http://www.researchgate.net/profile/Davy_Vancampfort/publication/234117159_Motiveren_tot_bewegen_binnen_de_psychomotorische_therapie/links/004635284b7f9cd3af000000.

Duurzame motivatie. (2013). Opgehaald van bouwstenen voor motivatie: http://www.de-raet.be/motivatie/index.php/concepten/bouwstenen-voor-motivatie

Gosselink, R., Langer D., Burtin C., Probst, V., Hendriks H.J.M., van der Schans C.P., . . . Muris, J. (2008). KNGF-richtlijn Chronisch obstructieve longziekten Supplement bij het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie 4. opgehaald van http://www.fysionet-evidencebased.nl/

Heijmans, M. (2006). Teveel mensen met COPD bewegen te weinig, NIVEL, opgehaald van http://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/Factsheet-Mensen-met-COPD-bewegen-te-weinig-def-9-11.pdf

Heijmans, M.; Rijken, M.; Dekker, J. (2000). Mensen met astma en COPD in Nederland: een overzicht van de kwaliteit van leven, het zorggebruik en de maatschappelijke positie. Opgehaald van: http://www.narcis.nl/publication/RecordID/publicat%3A1000542

Joeris, S. & Bokhorst, M. (2012). Uitgebreide toelichting van het meetinstrument, steep ramp test opgehaald van http://www.meetinstrumentenzorg.nl/Portals/0/bestanden/429_1_N.pdf

Jongert, M.W.A. Beweegadvies op maat (1) Feiten over beweging. Tijdschr praktijkonderst 2012;7:133-6. Opgehaald van: http://www.tijdschriftpraktijkondersteuning.nl/archief/volledig/id710-kom-in-beweging.html

50

Lakerveld-Heyl, K., Boomsma, L., Geijer, R., Goselink, R., Muris, J., Vermeeren, M., . . . Van Ravensberg CD. (2007). Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak COPD. Huisarts &Wetenschap, pp. 21-27. Opgehaald van https://www.fysionet.nl/kennisplein/vakinhoud/lesa/lesa_copd.pdf

LAN. (2013).opgehaald van Long Alliantie Nederland: http://www.longalliantie.nl/

te Loo, L. (2014). Gezondheid, sport en welzijn COPD. Haarlem, Noord- Hollland, Nederland.

de Morree. J.J., Jongert M.W.A., & van der Poel, G. (2006). Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training. Houten : Bohn Stafleu van Loghum.

Nationale Longweek. (2012).opgehaald van Gezondheidsnet : http://www.gezondheidsnet.nl/astma-en-copd/nationale-longweek

Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekte en Tuberculose. (z.d.). Opgehaald van nvalt: http://www.nvalt.nl/patienteninformatie/patienteninformatie/zorgstandaard-copd

Rekoefeningen. (z.d.). Opgehaald van http://www.musculo.nl/oefeningen-pdf/rekoefeningen.pdf

van der Schans, C. P. & Gosselink, R. (2011). Fysieke training bij COPD-patienten. Nederlands tijdschrift voor evidence based practice, pp 4-10 opgehaald van http://www.researchgate.net/publication/226566577_Fysieke_training_bij_COPD-patinten

Vrijens, J., Bourgois, J., & Lenior, M. (2007). Basis voor verantwoord trainen. Gent: PVLO.

Webb, A.R., Newman, L.A.,Taylor, M., & Keogh, J.B. (1989). Hand Grip Dynamometry as a Predictor of Postoperative Complications Reappraisal Using Age Standardized Grip Strengths. JPEN J Parenter Enteral Nutr 13, pp. 30-33. Opgehaald van http://pen.sagepub.com/content/13/1/30.short

Wereld COPD-dag. (2014). Opgehaald van Westfalen: https://westfalenmedical.com/blog/post/3/19-november-2014-wereld-copd-dag

51

Bijlage A: De OefeningenOefening 1a Fietsen

1.

Weerstand 50-60% steep ramp test

Duur 2-3min.

Sets 3

Rust 30 sec

Ademhaling 30 sec

Oefening 1b Duur 3 -4 min

Sets 4

Rust 30 sec

Ademhaling 30 sec

Instructie: De zadel word ten hoogte van de heup vast gezet en de client dient met een licht gebogen knie op de fiets te kunnen zitten. Verder is het is belangrijk dat de cliënt een rechte rug heeft tijdens het fietsen. Fietsen gedurende 2-3 minuten dan 30 sec rust en dan 30 sec de ademhaling.

Ademhaling: Goed diep inademen waarna er een actieve en verlengde uitademing plaatsvind met halfopen lippen.

Onderbouwing: tijdens het fietsen een gecontroleerde beweging uitvoeren waarbij het lichaam warm wordt en de spieren meer zuurstof nodig hebben. Hierbij worden de longen aan het werk gezet.

52

Oefening 2a crosstrainer

1.

weerstand 50-60% steep ramp test

Duur 2-3 min.

Sets 3

Rust 30 sec

Ademhaling 30 sec

Oefening 2b Duur 3-4 min

Sets 4

Rust 30 sec

Ademhaling 30 sec

Instructie: Ga op de pedalen staan en breng u handen op de handvaten. Duw nu met u rechtervoet naar benden en uw rechterhand naar voren. Als u dit gedaan heeft duwt u vervolgens uw linkervoet naar beneden en uw linkerhand naar voren. Herhaal dit gedurende een minuut.

Ademhaling: Goed diep inademen waarna er een actieve en verlengde uitademing plaatsvind met halfopen lippen.

Onderbouwing: tijdens het ronddraaien een gecontroleerde beweging uitvoeren waarbij het lichaam warm wordt en de spieren meer zuurstof nodig hebben. Hierbij worden de longen aan het werk gezet.

Oefening 3 lopen

53

1.

snelheid 50-60% wandeltest

Duur 2 -3 min

Sets 3

Rust 1 minuut

Ademhaling 30 sec

Oefening 3b Duur 2-3 min

Sets 4

Rust 1 minuut

Ademhaling 30 sec

Instructie: de cliënt loopt op een gemiddelde snelheid van 50-60% van de wandeltest gedurende 2-3 min.

Ademhaling: Goed diep inademen waarna er een actieve en verlengde uitademing plaatsvind met halfopen lippen.

Onderbouwing: Deze oefening slaat aan op het ADL namelijk het lopen van punt a naar punt b. Ook word bij deze oefening de longen aan het werk gezet omdat de spieren zuurstof nodig hebben. Hierdoor worden de ademhalingsspieren aan het werk gezet om de longen te vullen en te legen.

54

Oefening 4a Steps

gewicht 0 kg hoogte 20cm

Herhalingen 50 -60% borgschaal

Sets 3

Rust 30 sec

Ademhaling 30 sec

Oefening 4b herhalingen 60-70% borgschaal

Sets 3

Rust 30 sec

Ademhaling 30 sec

Instructie: De step word op een hoogte van 20 cm gezet. De cliënt stap eerst met rechts op dan met links op , dan met rechts af en dan met links af en herhaald dit op 50-60% van de borgschaal

Ademhaling: Goed diep inademen waarna er een actieve en verlengde uitademing plaatsvind met halfopen lippen.

Onderbouwing: Deze oefening slaat aan op het ADL namelijk het belopen van verhoging zoals stoepen of opstapjes. Tevens worden de longen aan het werk gezet omdat de spieren zuurstof nodig hebben. Hierdoor worden de ademhalingsspieren aan het werk gezet om de longen te vullen en te legen.

55

Oefening 5a Traplopen

Aantal treden

10

Herhalingen 50-60% borgschaal

Sets 3

Rust 1 minuut

Ademhaling 30 sec

Oefening 5b herhalingen 60-70% borgschaal

Sets 3

Rust 1 minuut

Ademhaling 30 sec

Instructie: De cliënt loopt op een normale manier de trap op en ook op een normale manier af zoals deze in het dagelijks leven ook doen.

Ademhaling: Goed diep inademen waarna er een actieve en verlengde uitademing plaatsvind met halfopen lippen.

Onderbouwing: Deze oefening slaat aan op het ADL namelijk het traplopen. Ook word bij deze oefening de longen aan het werk gezet omdat de spieren zuurstof nodig hebben. Hierdoor worden de ademhalingsspieren aan het werk gezet om de longen te vullen en te legen.

56

Oefening 6a Hurken en strekken (squat)

gewicht 0 kg

herhalingen 50-60% borgschaal

Sets 3

Rust 30 sec

Ademhaling 30 sec

Oefening 6b Duur 60-70% borgschaal

Sets 3

Rust 30 sec

Ademhaling 30 sec

Instructie: De cliënt buigt eerst zover mogelijk door de knieën zodat deze in een hurk positie staat, vervolgens komt de cliënt rustig omhoog en sterkt zich volledig uit. Herhaal dit 5 maal. Daarna 30 sec. rust en 30 sec ademhaling.

Ademhaling: Goed diep inademen waarna er een actieve en verlengde uitademing plaatsvind met halfopen lippen.

Onderbouwing: Deze oefening slaat aan op het ADL namelijk op het bukken en rijken naar kastjes voor spullen die in het dagelijks leven worden gebruikt. Ook word bij deze oefening de longen aan het werk gezet omdat de spieren zuurstof nodig hebben. Hierdoor worden de ademhalingsspieren aan het werk gezet om de longen te vullen en te legen.

57

Oefening 7a lunge

gewicht 0 kg

herhalingen 50-60% borgschaal

Sets 3

Rust 30 sec

Ademhaling 30 sec

Oefening 7b Duur 60-70% borgschaal

Sets 3

Rust 30 sec

Ademhaling 30 sec

Instructie: start in een rechtop staande positie met de voeten naar voren stap vervolgens met rechts uit en zorg dat het scheenbeen van het rechterbeen been loodrecht staat ten opzichte van de grond. Duw jezelf met terug naar de startpositie. En doe nu hetzelfde maar met het linkerbeen

Ademhaling: Goed diep inademen waarna er een actieve en verlengde uitademing plaatsvind met halfopen lippen.

Onderbouwing: Deze oefening slaat aan op het ADL namelijk op het bukken en rijken naar kastjes voor spullen die in het dagelijks leven worden gebruikt. Ook word bij deze oefening de longen aan het werk gezet omdat de spieren zuurstof nodig hebben. Hierdoor worden de ademhalingsspieren aan het werk gezet om de longen te vullen en te legen.

58

Bijlage B: REKOEFENINGENRekoefeningen zijn een goede manier om leniger te worden en zo blessurerisico’s tebeperken en prestaties te verbeteren. Bovendien kunnen rekoefeningen ook resulteren ineen toename van kracht. Dat komt doordat je met elastischer pezen beter gebruik kuntmaken van het reactief vermogen van een spier.Er zijn verschillende manieren om te rekken. De twee methoden die het meest wordentoegepast, zijn statisch rekken dynamisch (‘verend’) rekken. Statisch rekken houdt in dat jede spier langzaam en voorzichtig op rek brengt tot in de uiterste stand. Vervolgens houd jedeze positie gedurende een aantal seconden vast. Dynamisch rekken wil zeggen dat je despier al verend op lengte brengt.Welke rekmethode je het beste kunt gebruiken, is onder meer afhankelijk van je doel en hetmoment waarop je rekt. Zo gaat tijdens de warming-up de voorkeur uit naar dynamischrekken en kun je tijdens de coolingdown na een zware belasting beter niet te lang of intensiefrekken.1. Lange kuitspier (M. Gastrocnemius)• maak met de rechtervoet een stap naar voren• breng het lichaamsgewicht over naar het rechterbeen• buig rechterknie en houd de linkerknie gestrekt• houd de linkerhak op de vloer2. Korte kuitspier (M. Soleus)• maak met de rechtervoet een kleine stap naar voren• houd het lichaamsgewicht op het linkerbeen• buig de romp naar voren• houd de linkerhak op de vloer3. Achterzijde bovenbeen (Hamstrings)• leg het been horizontaal op een hek of bankje• houd de rug recht• buig de romp naar voren• houd beide benen gestrekt4. Voorzijde bovenbeen (M. Quadriceps femoris)• ga rechtop staan en zoek steun met één hand• buig je been• pak de enkel vast en trek de hiel naar de billen totdat je rek voeltin het bovenbeen• de knie wijst naar beneden• houd het bovenlichaam goed rechtop5. Lies (Korte adductoren)• ga zitten in de kleermakerszit• zet de voetzolen plat tegen elkaar aan• houd het bovenlichaam en het hoofd rechtop• druk met de ellebogen op de binnenkant van de knieën6. Lies (Lange adductoren)• ga in de spreidstand staan• tenen en voeten wijzen naar voren• buig één been; de knie is recht boven de voet• geef met het gestrekte been druk schuin naar beneden• houd het bovenlichaam recht7. Grote lendenspier (M.Iliopsoas) en lage rug• ga met een rechte rug tegen de muur staan• pak je rechterknie en trek deze naar je borst• houd je lichaam recht tegen de muur8. Grote lendenspier (M. Iliopsoas)• plaats het rechterbeen in een hoek van 90° vooruit• de linkerhak raakt de grond niet

59

• druk de heup en het linkerbovenbeen voorwaarts en naar beneden• houd het bovenlichaam recht9. Buitenzijde bovenbeen (Tractus Iliotibialis en M. Quadratus lumborum)• voor rekken van het linkerbeen: kruis je linkerbeen zover mogelijkachter je rechterbeen.• breng je linkerarm omhoog en buig nu zover mogelijk naar rechts,totdat je rek voelt in je linkerzij en aan de buitenzijde van je linkerbovenbeen10. Bilspieren (Mm. Gluteus maximus, M. Gluteus medius en M.Piriformis)• ga op de grond zitten en zet het linkerbeen over het gestrekterechterbeen, ter hoogte van de knie.• de linkerarm steunt het gestrekte bovenlichaam• kijk over de linkerschouder• de rechterelleboog drukt de linkerknie naar de andere kant11. Lage rug (erector trunci lumbalis)• leg je handen op een hek of boarding• je voeten staan in een kleine spreidstand plat op de grond• laat de romp naar achteren zakken12. Achterzijde bovenarm (M. Triceps Brachialis)• leg de rechterhand bovenhands op de schouderbladen• duw met je linkerhand de hand verder naar beneden• houd je rug zoveel mogelijk recht13. Achterzijde schouder (M. Infraspinatus)• leg je linkerhand op de rechterschouder• houd de linkerarm horizontaal• pak met de rechterhand de linkerelleboog vast• trek de linkerarm over de rechterschouder• kijk over de linkerschouder14. Buitenzijde onderarm (Extensoren)• steek je arm gestrekt naar voren, met de handrug naar boven,terwijl de vingers naar beneden wijzen• pak met de andere hand de handrug vast en buig de pols nogwat verder totdat je spanning voelt aan de buitenzijde van de onderarm15. Binnenzijde onderarm (Flexoren)• steek je arm gestrekt naar voren, met de handpalm naar boven(de vingers blijven naar beneden wijzen)• je voelt nu spanning aan de binnenzijde van de onderarm

(Rekoefeningen z.d.)

60

Bijlage C: CCQ vragenlijst

Clinical COPD Questionnaire Omcircel het nummer dat het beste beschrijft hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld. Hoe vaak voelde u zich In de afgelopen week… 1. kortademig in rust? 2. kortademig gedurende lichamelijke inspanning? 3. angstig/bezorgd voor de volgende banauwd-heidsaanval? 4. neerslachtig vanwege uw ademhalings-problemen? In de afgelopen week, hoe vaak heeft u…… 5. gehoest? 6. slijm opgehoest? In welke mate voelde u zich in de afgelopen week beperkt door uw ademhalingsproblemen bij het uitvoeren van…. 7. zware lichamelijke activiteiten (wandelen, huishoudelijk werk, boodschappen doen)? 8. Matige lichamelijke activiteiten (wandelen, huishoudelijk werk, boodschappen doen)? 9. Dagelijkse activiteiten (u zelf aankleden, wassen)? 10. Sociale activiteiten (praten, omgaan met kinderen, vrienden/familie bezoeken)?

Nooit

0

0

0

0

0

0

Helemaal niet

beperkt

0

0

0

0

Zelden

1

1

1

1

1

1

Heel weinig beperkt

1

1

1

1

Af en toe

2 2 2 2 2 2

Een beetje

beperkt 2 2 2 2

Regelmatig

3 3 3 3 3 3

Tamelijk beperkt

3 3 3 3

Heel vaak

4

4

4

4

4

4

Erg Beperkt

4

4

4

4

Meestal

5

5

5

5

5

5

Heel erg

beperkt

5

5

5

5

Altijd

6 6 6 6 6 6

Volledig beperkt/ of niet

mogelijk 6 6 6 6

(Loo, 2014)

61

Bijlage D: Uithoudingsvermogen

62

(Butland et.al. z.d.)

63

64

65

66

67

(Joeris. & Bokhorst. 2012)

68

Bijlage E: handknijp test

De maximale knijpkracht van de hand geeft een goede inschatting van de perifere spierfunctie en is gerelateerd aan de totale hoeveelheid spiermassa in het lichaam. Afname van de spierkracht kan een teken zijn van spierafbraak. Bij een verlies van 10% van de spiereiwitten zal tevens de spierkracht afnemen.

Meting handknijpkracht

Uitvoering is afhankelijk van de referentietabel ( in kg/ force of in newton/force) en de apparatuur die je gebruikt. Er worden in de literatuur verschillende methoden beschreven. In het azM geven we de voorkeur aan de methode van Webb.

Uitvoering

Stel de handgreep in zodat hij prettig in de hand ligt Laat de patiënt ontspannen rechtop zitten Zet de wijzer van de handgripmeter op nul Laat de patiënt korte tijd zo hard mogelijk knijpen, waarbij de knijpende hand naar het

lichaam gebracht mag worden. Moedig de patiënt aan bij het knijpen Lees de waarde van de wijzer af Laat de patiënt even ontspannen, met name de hand. Herhaal dit drie keer en noteer de beste waarde.

Referentiewaarden Webb (Londen, 1989) heeft referentiewaarden ingedeeld per leeftijdscategorie en per geslacht. De waarden zijn gebaseerd op de knijpkracht met de niet-dominante hand, hoewel hij weinig verschillen vindt tussen de dominante en de niet-dominante hand (dit wordt tegengesproken in andere onderzoeken). Hij heeft in totaal 247 vrijwilligers gemeten tussen de 16 en 95 jaar (108 vrouwen en 139 mannen). De referentiewaarden geven de cut-offpoints weer bij 85% van de spiermassa.

Minimaal acceptabele knijpkrachtwaarden preoperatief per leeftijd en geslacht op 85% van de normaalwaarde. (Webb et.al. 1989)

Age (years)

Female (kg)

Male (kg)

15 28 4220 29 4325 30 4430 30 4535 30 4540 30 4545 30 4550 29 45

55 28 4460 27 4365 25 4170 23 3975 20 3780 18 3585 15 3290 11 2995 8 26

69

Bijlage F: Borgschaal COPD

Benauwdheidsmeting met de borgschaal De borgschaal is een hulpmiddel voor u en uw fysiotherapeut om de mate van benauwdheid (kortademigheid) te meten. U bent de enige die kan aangeven of u last van benauwdheid heeft en hoe erg die benauwdheid is. Het benauwdheidscijfer volgens de borgschaal score is een indeling op een schaal van 0 (geen benauwdheid) tot en met 10 (meest erge benauwdheid ooit gehad). 

Borgschaal

Hoe is de 1RM (1 repetitie maximaal) te berekenen? Het principe is dat je een gewicht kiest (of dynaband met bepaalde zwaarte) bij een bepaalde oefening en daar het maximale uit haalt (dus zoveel mogelijk herhalingen, tot je niet meer kunt).  Als het maximum aantal herhalingen bijvoorbeeld 10 is, dan is 60% hiervan 6 herhalingen.

(Benoudheidsschaal copd. zd)

70

Bijlage G: Richtlijnen schrijven van een review

Bijlage A: Richtlijnen van een Artikel

Engels:

Guidelines for writing a Review Article

http://ueberfachliche-kompetenzen.ethz.ch/dopraedi/pdfs/Mayer/guidelines_review_article.pdf

Elements of a review article

Title:

Function: Helping readers to decide whether they should read the text or not. Includes terms for indexing (e.g. in data bases).

Elements: The title must be informative: The title has to include important terms.It has to indicate that the text is a review article. It may include the message of the article, not just its coverage (Gustavii 2003).

The title must be short: Keep the title concise. A longer subtitle may be an option in case a specification is necessary.

Tense: In a title with results indicated: the present tense stresses the general validity of the results and illustrates what the author is trying to achieve with the article; the past tense indicates that results are not established knowledge yet.

Citations: None

Length: between eight to 12 words (Davis 2005)

Question: The title should only be a question if this question remains unanswered at the time of writing.

List of authors:

Function: Declare intellectual ownership of the work, provide contact information

Elements 1) Decision on authorship: Every person that contributed significantly to the literature search, literature exploration and/or writing process. 2) Order of authors: The first author has done most of the research and written major parts of the article. Authors between first and last author have contributed in one way or the other to the success of the project. They may be ordered alphabetically (indicating equality) or in a sequence of decreasing involvement. The last author usually coordinated the project and had the original idea.

IMPORTANT: Discuss authorship as early as possible!

Abstract:

71

Function: Informs about the main objectives and result of the review article (informative abstract) or indicates the text structure (descriptive abstract).

Descriptive abstract - for narrative reviewsElements: Description of subjects covered without specific details. A descriptive abstract is like a table of contents in paragraph form.

Tense: present

Informative abstract - for systematic and best evidence reviewsElements:1) Objectives: One or two sentences describe the context and intention of the review.2) Material and methods: One or a few sentences provide a general picture of the methodological approach.3) Results: A few sentences describe main outcomes.4) Conclusions: One or two sentences present the conclusion (which is linked to the objectives).

Tense objectives: present material and methods, results: past conclusions: present

Citations: usually none

Length: usually 200 to 250 words

Table of Contents:

Function: Shows the readers the organisation of the text. Helps orientation among sections.

Note: Some review journals print an outline/table of contents at the beginning of the article, others do not. In general, these are recommended for extensive narrative reviews.

Introduction:

Function: Provides information about the context, indicates the motivation for the review, defines the focus, the research question and explains the text structure.

Elements: Elements of a three paragraph introduction (after Anonymous 2003).1) Subject background. The general topic, issue, or area of concern is given to illustrate the context.2) “Problem”. Trends, new perspectives, gaps, conflicts, or a single problem is indicated.3) Motivation/justification. The author’s reason for reviewing the literature, the approach and the organisation of the text are described.

72

Tense: present (use past tense for the description of your methods and your results)

Citations: many

Length: Between 10% and 20% of the core text (introduction, body, conclusions).

Note: Make sure to have a narrow focus and an explicit research question. Indicate these two points clearly in the introduction. Give theoretical or practical justifications for the need for a review.

Body: Material and Methods:

Function: Systematic and best evidence reviews have a methods section. This section enables motivated researches to repeat the review.Narrative reviews do not have a methods section but should include some information about applied methods at the end of the introduction.

Elements: The material and methods section contains for example information about: data sources (e.g. bibliographic databases),search terms and search strategies, selection criteria(inclusion/exclusion of studies), the number of studies screened and the number of studies included, statistical methods of metaanalysis.

Tense: past

Citations: few (e.g. to statistical analyses or software used)

Length: Approx. 5% of the core text (introduction, body, conclusions).

Note: Make sure that data sources are clearly identified. Precision has first priority in the material and methods section.

Body: Main Part of the Review Article:

Section structure: A coherent structuring of the topic is necessary to develop thesection structure (Bem 1995). Subheadings reflect the organization of the topic and indicate the content of the various sections.Possible criteria for structuring the topic are:methodological approachesmodels or theoriesextent of support for a given thesisstudies that agree with another versus studies that disagreechronological ordergeographical location

73

Paragraph structure:Cover one idea, aspect or topic per paragraph.Avoid referring to only one study per paragraph; consider several studies per paragraph instead.

Links:Frequently link the discussed research findings to the research question stated in the introduction. These links create the a thread of coherence in your review article.Link the studies to one another. Compare and discuss these relationships.

Tense: According to Ridley (2008) three tenses are frequently used:Present: reporting what another author thinks, believes, writes, reporting current knowledge or information of general validity, e.g. It is believed.Simple past: referring to what a specific researcher did or found, referring to a single study, e.g. They found…Present perfect: referring to an area of research with a number of independent researchers involved, e.g. They have found…

Citations: Citations are usually indirect but in some cases pointed and relevant remarks might be cited directly.Non-integral references (indirect): The author’s name, or anumber referring to the reference list, appears in brackets. Non-integral references emphasize the idea, result, theory etc. rather than the person behind it (Ridley 2008). Most references in biology are non-integral.Integral references (direct): The author’s name has a grammatical function in the text. As Ridley (2008) points out this type is appropriate to emphasize the contribution of a specific author.

Length: 70 to 90% of the core text (introduction, body, conclusions).

Note: Make sure to organise the different pieces of information into a line of argument. An appropriate organisation of information is allimportant for the quality of a review (Day & Gastel 2006). Throughout it is important that the idea/topic (paragraph 3 of the Introduction) drives the article and not the literature used; write an idea-driven, rather than literature-driven article!

Conclusions:

Function: Answer the research question set in the introduction.

Elements: implications of the findingsinterpretations by the authors (kept separate from factual information)identification of unresolved questions

Tense: present: summarising and drawing conclusions present perfect: referring to an area of research or a body of literature.

Citations: few or none

Length: 5 to 10% of the core text (introduction, body, conclusions).

74

Note: Make sure to have a clear take home message that integrates the points discussed in the review. Make sure your conclusions are not simply a repeat of the abstract!

Acknowledgements:

Function:Expresses gratitude to people who helped with the literaturesearch, the structuring of the material or in the writing process (but whose contribution is too small to justify co-authorship).Expresses gratitude to funding organisation and specifies the funding program (often required by funding agencies).

Elements:Full names of people and their specific contributions to the project are given.The name of the funding agency and program as well as the grant number and the person to whom it was awarded are mentioned.

Tense: present (past tense when referring to funding agencies in terminated projects)

Citations: noneReferences:

Function:Shows interested readers how to find the literature mentioned in the text.Acknowledges the work of other scientists.Compulsory to avoid charges of plagiarism

Elements: Include every reference cited in the text. Do not include additional references. Avoid internet sources. If internet sources must be used, find the original source for the internet reference, check it has been correctly cited and cite it directly.

Length Note: A range between 50-100 references is in most cases appropriate.For narrative reviews the inclusion of all relevant, high quality studies is the target.Systematic and best evidence reviews need explicit criteria for the inclusion/exclusion of studies from which they got the data.

Illustrations: Concept Maps:

Function: Concept maps are used in review articles to visualize the structuring of the topic, to show the relationships between studies, concepts, models or theories.

Organisation of data: Boxes with terms or names are arranged in a two-dimensional space. Arrows are used to link boxes. Specifications of the relationship are written on the arrows.

Legend: The legend describes the concept map’s content. It is specific and informative (it should be possible to understand the map without reading the full text).

75

Note: Concept maps are very useful to display complex relationships.

Boxes: Often provided to explain terms/concepts for those who are interested in certain issues more in depth.

Glossary: Often provided to explain terms particular to a subject area so that as broad an audience as possible may be reached.

This resource was written 2009 by: Philip Mayer, Zurich-Basel Plant Science Center(http://www.plantscience.ethz.ch/education/Masters/courses/Scientific_Writing)

Nederlands:

Een wetenschappelijk artikel schrijven - richtlijnen en tips

http://wetenschap.infonu.nl/diversen/25471-een-wetenschappelijk-artikel-schrijven-richtlijnen-en-tips.html

76