Renate D’hoker De onzichtbare man mij, tikte de hagelslag op mijn bord. ‘Ik blijf bij het...

2

Click here to load reader

Transcript of Renate D’hoker De onzichtbare man mij, tikte de hagelslag op mijn bord. ‘Ik blijf bij het...

Page 1: Renate D’hoker De onzichtbare man mij, tikte de hagelslag op mijn bord. ‘Ik blijf bij het huis,’ zei ik. Ik zette mij recht en ging naar mijn kamer, het hol waarin ik besloten

53

Renate D’hoker

De onzichtbare man

Ik zat in kleermakerszit op de grond en keek naar De onzichtbare man, ongetwijfeld het beste feuil-leton dat ooit op televisie is verschenen. Mijn vader zat in de zetel achter mij. ‘De onzichtbare vrouw,’ zei hij, ‘waarom maken ze daar eens geen feuilleton over?’‘Het oog wil ook wat, papa’ zei ik. Ik voelde dat hij troost nodig had. Niets kon mijn vader, leraar Nederlands, zo troosten als een mooie stijlfi guur, goed geplaatst en accuraat.‘Je moeder vindt dat we moeten scheiden’, zei mijn vader. ‘Vind jij dat ook?’Ik sloot mijn ogen om er zeker van te zijn dat mijn oren mij niet bedrogen. Eindelijk was het dus zover. Eindelijk zouden we een gebroken gezin zijn. Onze lamp zou niet langer onder de koren-maat staan. Waar rook is, is vuur, zeggen ze, en na jaren van vruchteloos roken en dampen, werden de vuren nu ontstoken.

Niemand moest zich zorgen maken, alles zou eer-lijk verdeeld worden: de meubels, het huis, het geld, de leugens uit het verleden en de plannen voor de toekomst. ‘Fifty fi fty,’ zei mijn moeder.‘Ik versta dat niet,’ zei mijn vader, ‘fi fty fi fty.’‘Hoe, je verstaat dat niet?’‘Neen. Dat zegt mij niks.’‘Fifty fi fty is fi fty fi fty,’ zei mijn moeder. ‘Dat is geen fi losofi e, dat is geen poëzie, dat is wiskunde. Simpele wiskunde.’‘Het is nooit fi fty fi fty geweest’, zei mijn vader. ‘Het is altijd allemaal van jou geweest, het huis en de kinderen en ik. Van het eerste tot het laatste.’ ‘Zoals je wil,’ zei mijn moeder.

Ik mocht kiezen bij wie ik ging wonen. Ik voel-de me toch al verdeeld, maar dat volstond niet. Er moest ook gekozen worden. We zaten met z’n drieën aan de keukentafel. Kies mij, seinde de kof-fi ekan. Kies mij, tikte de hagelslag op mijn bord. ‘Ik blijf bij het huis,’ zei ik. Ik zette mij recht en ging naar mijn kamer, het hol waarin ik besloten had deze poolwinter uit te zitten.

En toen ging het allemaal heel snel. Nog voor ik Superkalifragilistikexpialidoosjes kon zeggen, stond de verhuiswagen al voor de deur en kon mijn vader inpakken. Ik werd door mijn ouders aangeduid om hem te helpen, hun laatste eens-gezinde daad. We reden naar een klein apparte-ment in Aalst. Ik hielp mijn vader de kartonnen dozen uitladen. De woonkamer waar we ze in zetten, was mij vreemd. Toen we alles uitgeladen hadden, zette mijn vader zich op een doos en be-gon te wenen. Toen hij uitgeweend was, bracht hij mij met de verhuiswagen terug. Hij zette mij af, vóór het huis waar mijn moeder en ik voor twee derden zouden verder leven en reed weg. Ik ging naar binnen. ‘Hoe is het geweest?’ vroeg mijn moeder scherp. Ze zat voor teevee en keek me aan met een gezicht dat riskeerde uiteen te brokkelen als het antwoord kreeg. ‘Gewoon’, zei ik. Ik ging naar boven. Ik had hoofdpijn.

Het werd herfst en toen werd het winter. Mijn moeder rouwde, maar ik wist niet om welk verlies. ’s Morgens vond ik haar in de smeerput in de ga-rage, waar mijn vader vroeger aan het onderstel van zijn Simca werkte. Ze stonk naar olie als naar alcohol en klefferde blind naar boven, terwijl ik haar aan de rand opwachtte met een kop koffi e. Onze ogen ontweken elkaar.

Ondertussen liet het huis ons in de steek. Mis-schien rouwde het ook. De gordijnroedes vielen van de muren met het vallen van de bladeren, de elektriciteitskast brandde door en de verwar-mingsketel ontplofte. De aarde in de tuin verzakte en de fruitboom sloopte in zijn val het tuinhuis. Het dak begon te lekken; als het regende, liep het water langs de binnenkant van de ramen naar beneden. De aannemer kwam de schade opne-men en wreef en passant over de billen van mijn moeder. Mijn moeder pakte de telefoon en dreigde ermee naar zijn vrouw te bellen als er niet snel een nieuw dak lag. Er kwam een nieuw dak. De

Page 2: Renate D’hoker De onzichtbare man mij, tikte de hagelslag op mijn bord. ‘Ik blijf bij het huis,’ zei ik. Ik zette mij recht en ging naar mijn kamer, het hol waarin ik besloten

54

winter duurde eindeloos. Ik smeerde ‘s morgens mijn moeders boterhammen en vergat de mijne in mijn boekentas te steken. Ik fi etste naar school in het donker en kwam thuis in het donker. Als er elektriciteit was om te koken, liet mijn moeder de aardappelen aanbranden. Daarna aten we in stilte. Na het eten ging ik naar mijn kamer en ik maakte mijn huiswerk. Mijn punten stegen op hoogst alarmerende wijze.

Elke avond rond half tien klom mijn moeder de trap op naar mijn kamer. Ze zette zich op de rand van mijn bed en als in een sprookje stelde ze me drie vragen: ‘Ga je het me later kwalijk nemen?’‘Gaan we deze winter doorkomen?’‘Heb ik er goed aan gedaan?’Mijn antwoorden waren altijd dezelfde: nee, ja en nog eens ja, maar mijn woorden schoten tekort en er rolden geen gouden munten of dikke padden uit mijn mond om ze meer gewicht te geven.

Tegenover ons huis stond een ander huis: café Den Dievenput. Tot in de omliggende dorpen stond het bekend om zijn goedkoop bier, zijn schone cafébazin en zijn fl exibel sluitingsuur. Uit dat café kwam ’s avonds soms een man. Hij wan-kelde de straat over en waagde zich op onze oprit. Hij droeg een bivakmuts. Bij de aanblik van mijn gezicht achter het naakte raam zakte zijn broek hem op de knieën. Zijn benen en handen vingen het licht van de straatlantaarn. Hij rukte met zijn rechterhand, woest als een hond die zich wil be-

vrijden van de ketting die hem vastlegt, terwijl hij zijn blik strak op mijn slaapkamer hield. Als hij zich maar niet verwondt, dacht ik. Verder dacht ik weinig. Om te bedenken wat ik zag, ont-braken de woorden mij. Hier was het licht van de bureaulamp, daar was het raam, daar weerspiegel-de mijn hoofd in het raam en in dat hoofd ver-scheen hij. Altijd onverwachts. Hij kwam te vroeg en ging te snel en van zodra hij weg was, was ik hem vergeten.

Het werd lente. De avonden vielen trager, de nachten lieten op zich wachten. Nu hij zich niet meer kon verbergen, kon de man onder mijn raam zich ook niet meer vertonen. Met de komst van het zomeruur bleef hij defi nitief weg. Mijn ou-ders deden het ondertussen beter. Mijn vader begon een relatie met een non. Mijn moeder leerde een alcoholist kennen. De non stapte uit het klooster en trok in bij mijn vader. De alcoholist liet zich opnemen in de psychiatrie voor een ontwennings-kuur. Mijn ouders werden gelukkig. Ik zag het aan de plotse tederheid waarmee mijn moeder de kleren streek: urenlang streelde ze de broeken en de hemden met haar ijzer en bracht ze tot de grens van de verbranding terwijl ze zelf bloosde van opwinding. Mijn vader kocht een fi ets van het merk Eddy Merckx en samen met de non fi et-ste hij Frankrijk door, helemaal tot in Santiago de Compostella en terug. Daarmee was ruimschoots boete gedaan.Mijn ouders waren onder de pannen. Ik was twaalf jaar. ❚