Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van...

64
Uitval in het mbo voorkomen De rol van de factor student en de factor opleiding T. Eimers T. Hilkens R. Kennis M. Roelofs Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten

Transcript of Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van...

Page 1: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

Uitval in het mbo voorkomen

De rol van de factor student en de factor opleiding

T. Eimers

T. Hilkens

R. Kennis

M. Roelofs

Regiomonitor Utrecht

Voortijdig schoolverlaten

Page 2: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

UITVAL IN HET MBO VOORKOMEN

Page 3: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage
Page 4: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

Uitval in het mbo voorkomen De rol van de factor student en de factor opleiding Regiomonitor Voortijdig schoolverlaten Utrecht 14 juni 2017 T. Eimers T. Hilkens R. Kennis M. Roelofs KBA Nijmegen

Page 5: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

iv

Uitval in het mbo voorkomen. De rol van de factor student en de factor opleiding. Regiomonitor Voortijdig schoolverlaten Utrecht T. Eimers T. Hilkens R. Kennis M. Roelofs ISBN 978-94-92743-01-5 NUR 840 Projectnummer: 2016597 2017 KBA Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt te Nij-megen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

Page 6: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

v

Inhoud 1 Inleiding 1 2 Uitval en VSV 5

2.1 Jaarcijfers VSV 5 2.2 Analyse VSV per instelling 6 2.3 Analyse uitval en VSV 8 2.4 Verdere loopbaan 10 2.5 Naar verdere reductie van VSV 12

3 De factor student 15

3.1 Risicokenmerken vanuit de vooropleiding voor uitval en VSV 16 3.2 Het voorkomen van risicokenmerken binnen de mbo-instellingen 19 3.3 Risicokenmerken vanuit problematiek voor uitval en VSV 20 3.4 Wat maakt het verschil? 23

4 De factor opleiding 25

4.1 De factor opleiding 25 4.2 Beschrijving van de teams 26 4.3 Probleemanalyse van de teams zelf en ingezette maatregelen 28 4.4 Concrete knelpunten 31 4.5 Probleemanalyse langs drie aspecten 34 4.6 Conclusie 36

5 De factor tweedelijns ondersteuning 39

5.1 Omvang, inrichting en bereik van de tweedelijns ondersteuning 39 5.2 Uitval niet in tweede lijn 40 5.3 Rendement van de tweedelijns ondersteuning 43 5.4 Harde kern? 46

6 Conclusies, beschouwing en aanbevelingen 49

6.1 Samenvattende conclusies 49 6.2 Beschouwing: nog minder voortijdig schoolverlaten, maar hoe… 51 6.3 Aanbevelingen 55

Page 7: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage
Page 8: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

1

1 Inleiding De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage heeft betrekking op het jaarlijkse onderzoek bij de zes mbo-instellingen in de regio Utrecht: ROC Midden Nederland, MBO Utrecht, Grafisch Lyceum Utrecht, Nimeto, Wellantcollege Houten en – dit jaar voor het eerst – ID College Woerden. Daarmee zijn alle mbo-instellingen in de regio Utrecht vertegenwoordigd in het onderzoek. Doel van het onderzoek is om de ontwikkeling van voortijdig schoolverlaten en de aanpak in het bestrijden van voortijdig schoolverlaten te volgen. Daarmee wordt inzicht gegeven in de inspanningen en de resultaten in het verder terugdringen van voortijdig schoolverlaten. In de afgelopen jaren is de aanpak van voortijdig schoolverlaten zeer succesvol geweest. Het percentage VSV-ers is sterk gedaald, het bewustzijn sterk vergroot en de aanpak verder geprofessionaliseerd. Inmiddels vlakt de daling van VSV af en moet gekeken worden naar mogelijkheden om verdere reductie te realiseren. In de voorgaande rapportages van de Re-giomonitor VSV is gewezen op twee sporen: het individu-gerichte spoor en het procesge-richte spoor. Met het individu-gerichte spoor wordt gedoeld op het bieden van passend on-derwijs en passende begeleiding aan jongeren met een ondersteuningsbehoefte. In termen van de reductie van VSV gaat het dan bijvoorbeeld om de effectiviteit van de tweedelijns ondersteuning en de samenwerking met partijen buiten de mbo-instelling (toeleverend on-derwijs, jeugdhulp). Binnen het procesgerichte spoor ligt de focus op de basiskwaliteit van de opleidingen en de organisatie van het onderwijs (het primaire proces). In dit spoor ligt de nadruk op rendement (in plaats van VSV) en de focus op de kwaliteit van het onderwijs in de volle breedte. De verantwoordelijkheid voor VSV ligt vanuit dit spoor beredeneerd primair bij de onderwijsteams zelf en minder bij de ondersteunende diensten. Deze rapportage Dit jaar ligt in de rapportage het accent op preventie: wat kunnen de mbo-instellingen doen om uitval te voorkómen? Daarbij is met name ingezoomd op de rol en de invloed die de opleidingsteams hebben in het voorkomen van uitval en VSV. Daarvoor is naast het onder-zoek binnen de Regiomonitor VSV uitgebreid aanvullend onderzoek gedaan naar uitval bin-nen een tiental opleidingsteams. De rapportage heeft betrekking op het schooljaar 2015-2016 en bevat de belangrijkste uit-komsten. Naast deze overkoepelende rapportage is voor elke mbo-instelling ook een aparte instellingsrapportage gemaakt met de bevindingen voor de eigen mbo-instelling. Tevens is in een separate bijlage een checklist opgesteld waarmee opleidingsteams van de mbo-in-stellingen zelf een analyse van de uitval- en VSV-problematiek kunnen maken. De Regiomonitor VSV Utrecht omvat buiten de reeds genoemde rapportages ook het on-derzoek naar het OPDC Utrecht.

Page 9: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

2

Onderzoeksopzet In de Regiomonitor VSV Utrecht zijn diverse gegevens gebruikt. Primair gaat het om analy-ses op gegevens die door de zes mbo-instellingen zelf zijn aangeleverd. Deze data worden gekoppeld aan de BRON-gegevens van DUO voor de RMC-regio 19. Op de data zijn diverse analyses uitgevoerd waarmee inzicht is verkregen op de (ontwikkelingen in) uitval en VSV, de intake, het verzuim (omvang en aanpak), de tweedelijns ondersteuning (bereik en rende-ment), de entree-opleiding (omvang en rendement) en passend onderwijs. Zoals gezegd is dit jaar additioneel onderzoek gedaan bij tien opleidingsteams; drie teams op niveau 2 en zes teams op niveau 3 en/of 4. Dit onderzoek is uitgevoerd bij ROC Midden Nederland, MBO Utrecht en Wellantcollege Houten. Doel van het onderzoek was om na te gaan wat de opleidingsteams precies doen: waardoor ontstaat uitval en specifiek: waarom vallen sommige studenten wel en andere niet uit. De selectie van de opleidingsteams is primair gemaakt op basis van de omvang van de uitval en VSV. In totaal zijn negen opleidingsteams met hoge uitval gekozen (meest ook met bo-vengemiddeld veel VSV-ers) en één opleidingsteam met weinig uitval. Omdat in absolute zin de meeste uitval en VSV zich op niveau 3 en 4 bevindt, zijn zeven van de tien opleidings-teams opleidingen op niveau 3 en 4. Aanvullend zijn drie opleidingsteams op niveau 2 ge-kozen. Het onderzoek bestond uit dossieronderzoek, interviews met betrokkenen uit het team en met studenten en een cijferanalyse: - Het dossieronderzoek is uitgevoerd bij 372 studenten uit de tien geselecteerde oplei-

dingsteams van de drie mbo-instellingen. Het betreft vrijwel alle uitvallers en VSV-ers uit de tien teams en een steekproef van niet-uitgevallen studenten uit de betrokken teams. Het dossieronderzoek bestond uit het in kaart brengen van de (eventuele) problematiek van de student en de ingezette acties binnen de eerste lijn en binnen de tweede lijn. Het dossieronderzoek is uitgevoerd door de informatie van de student in het studentvolgsys-teem van de mbo-instelling te bekijken en te analyseren.

- Parallel aan het dossieronderzoek zijn bij de tien opleidingsteams interviews afgenomen met mensen die betrokken zijn in het (primaire) proces van het betreffende team. Het betrof in de meeste teams enkele mentoren, de aandachtsfunctionaris zorg/taakdocent zorg, de manager en een tweedelijns begeleider die gekoppeld is aan het team. De ge-sprekken hadden tot doel om in kaart te brengen hoe de intake, het onderwijs, de bege-leiding van studenten in de opleiding, de verwijzing naar de tweede lijn, etc. is georgani-seerd en hoe het functioneert. Voorafgaand aan de interviews is relevante documentatie (bv. het basisondersteuningsprofiel van de opleiding/opleidingsteam) opgevraagd en doorgenomen.

- Na de interviews zijn de mentoren van de uitgevallen studenten telefonisch benaderd. Met hen zijn zogenaamde casusbesprekingen gehouden. Het doel van de casusbespre-kingen was om voor de uitgevallen studenten na te gaan hoe de organisatie van het onderwijs en de begeleiding heeft gefunctioneerd voor de individuele uitgevallen student.

- Tot slot zijn bij het Wellantcollege Houten ook de studenten die zijn uitgevallen uit de bij Wellantcollege geselecteerde teams telefonisch benaderd voor een kort interview. Daarin is de studenten gevraagd naar hun ervaringen in de aanloop naar en tijdens de uitval. In verband met privacy is in de gesprekken niet verwezen naar informatie uit het

Page 10: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

3

dossier of uit de bespreking in teams. De interviews zijn gevoerd aan de hand van een voorgestructureerde vragenlijst.

Door de combinatie van onderzoeksmethoden en de benadering van alle relevante betrok-kenen (student, opleiding, tweede lijn) is het mogelijk geworden om zowel op het niveau van het team, als op het niveau van de student na te gaan in welke mate zowel organisatie- en begeleidingsprocessen als persoonlijke factoren een rol spelen in de uitval. Omdat het onderzoek bij de tien opleidingsteams bij drie van de zes mbo-instellingen is uitgevoerd is ook een bijeenkomst georganiseerd voor álle mbo-instellingen. De bijeenkomst was gericht op de presentatie van de uitkomsten en op kennisdeling. In de bijeenkomst is gezamenlijkheid verder gesproken over de aanbevelingen die uit het onderzoek naar voren komen. Leeswijzer Het volgende hoofdstuk gaat in op de omvang van en de ontwikkelingen in de reductie van uitval en voortijdig schoolverlaten bij de zes mbo-instellingen in de regio. Het tweede ge-deelte van dit hoofdstuk gaat in op de situatie ná uitval: starten zij met een opleiding elders of worden ze voortijdig schoolverlaters? Voor de VSV-ers is tevens in kaart gebracht in hoe-verre zij betaald werk uitvoeren. Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op de factor student. In dit hoofdstuk wordt een beeld ge-schetst van de mate waarin risicokenmerken vanuit de loopbaan en vanuit de problematiek van de student de kans op uitval en VSV vergroten. In hoofdstuk 4 wordt uitval en VSV vanuit de factor opleiding bekeken. Aan de hand van het onderzoek bij de tien opleidingsteams wordt eerst de analyse van de tien teams zelf gepre-senteerd. Daarna volgt op basis van de uitkomsten bij alle tien de teams een analyse langs drie aspecten. Hoofdstuk 5 gaat daarna in op de factor tweedelijns ondersteuning. De ontwikkelingen in de omvang, de inrichting, het bereik en het rendement van de tweedelijns ondersteuning wor-den in kaart gebracht. Vervolgens wordt nader ingegaan op twee vraagstukken: de uitvallers die niet door de tweede lijn bereikt worden en de vraag naar de aanwezigheid van een ̀ harde kern´ van uitvallers. Is er nog ruimte voor verdere verbetering in het rendement van de be-geleiding of is een ‘harde kern’ van onvermijdbare uitval en VSV bereikt? De rapportage sluit af met de samenvattende conclusies, een beschouwing en aanbevelin-gen.

Page 11: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage
Page 12: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

5

2 Uitval en VSV Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste cijfers over uitval en voortijdig school-verlaten bij de zes mbo-instellingen in de regio Utrecht. Net als in eerdere rapportage van de Regiomonitor VSV wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen uitval en VSV. De begrippen worden toegelicht in paragraaf 2.2. 2.1 Jaarcijfers VSV De onderstaande tabel laat de ontwikkeling zien van de VSV-cijfers over de afgelopen jaren voor de zes mbo-instellingen. Dit jaar zijn voor het eerst ook VSV-cijfers per mbo-vestiging beschikbaar, waardoor het mogelijk is om voor Wellantcollege en ID College specifiek voor de locaties in Houten en Woerden de gegevens te tonen. Voor de vergelijkbaarheid met andere jaren zijn in de tabel ook de cijfers voor de hele instelling opgenomen. In de tabel staat het percentage VSV voor de instelling, ongeacht de RMC-regio waar de student woon-achtig is. Specifiek voor de RMC-regio Utrecht is het percentage VSV in het mbo als totaal opgenomen in de onderste regel van de tabel. In de tabel wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde voorlopige VSV-cijfers, dat wil zeg-gen de stand van de VSV-cijfers per 1 oktober na het betreffende schooljaar. Dit wordt ge-daan omdat de definitieve cijfers pas veel later bekend worden en nog niet beschikbaar waren voor deze rapportage. De ervaring leert dat de definitieve cijfers vaak iets lager uit-vallen dan de voorlopige. Het belang van de tabel is om de ontwikkeling over de jaren te laten zien en de cijfers over het meest recente jaar in perspectief te plaatsen. Tabel 2.1 – Percentage VSV-ers voor de zes mbo-instellingen (alle jaren voorlopige cijfers)

Instelling VSV-% 2011/12

VSV-% 2012/13

VSV-% 2013/14

VSV-% 2014/15

VSV-% 2015/16

ROC Midden Nederland

10,6 8,3 6,4 6,4 5,83

MBO Utrecht* 10,1 8,2 6,7 6,8 6,01

Grafisch Lyceum Utrecht 3,6 4,3 2,9 3,0 2,88

Nimeto 5,1 3,8 4,0 4,8 2,63

Wellantcollege (Houten)** 10,0 5,4 5,8 4,3 4,90 (3,2)

ID College (Woerden)** 8,0 6,8 6,6 7,6 6,77 (5,5)

RMC-regio Utrecht, mbo 5,66

* MBO Utrecht: cijfers 2011-2012 voor ROC Amarantis. ** Cijfers alle vestigingen gezamenlijk. Tussen haakjes cijfers specifiek voor de vestiging (alleen be-

schikbaar 2015-2016). Bron: Onderwijs in Cijfers

Page 13: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

6

De cijfers over het schooljaar 2015-2016 laten zien dat de daling van de afgelopen jaren doorzet en dat het VSV-percentage weer iets verder gedaald is. De winst is minder groot dan 4-5 jaar geleden, toen het mbo nog grote slagen kon maken in de reductie van voortijdig schoolverlaten. Zeker voor de kleinere mbo-instellingen en -locaties geldt dat het percentage staat voor een relatief klein aantal VSV-ers. Bij Grafisch Lyceum en Nimeto bijvoorbeeld gaat het om enkele tientallen. In de volgende paragrafen wordt het VSV-percentage per instelling nader geanalyseerd. 2.2 Analyse VSV per instelling De volgende overzichtstabel geeft per instelling (en deels per locatie) aan wat de percenta-ges en aantallen VSV zijn per niveau. In de laatste kolom is de normwaarde opgenomen die het ministerie van OCW als doel voor dat schooljaar heeft gesteld. De onderstreepte cijfers geven aan dat voor het niveau de normwaarde niet is bereikt. Voor de volledigheid zij opge-merkt dat het ook hier om de voorlopige VSV-cijfers gaat. Alleen de twee vakinstellingen GLU en Nimeto hebben een VSV-percentage voor niveau 3-4 dat onder de normwaarde ligt. Bij de andere instellingen liggen de waarden aanzienlijk boven de norm. Het is een landelijk gegeven dat de norm voor niveau 3-4 moeilijk te reali-seren valt. Wat bovendien opvalt, is dat het percentage voor niveau 3-4 bij alle instellingen over de laatste drie jaren wat schommelt: het beeld is eerder dat van een stabiel niveau, dan van een trendmatige daling. Ook voor niveau 1 is bekend dat de norm moeilijk te realiseren valt. Dat is terug te zien bij de instellingen in de regio Utrecht. Overigens is hier wel een dalende trend zichtbaar. Dat heeft zeker ook te maken met de omvorming van de mbo-opleidingen op niveau 1 naar entree-opleidingen. Voor de entree-opleiding gelden andere instroomeisen, die mede tot doel hebben om de studentenpopulatie van de entree meer eenvormig te maken – en daar-mee voor de instelling beter hanteerbaar. Voor Wellantcollege Houten heeft dat er bijvoor-beeld toegeleid dat men gestopt is met de opleiding op niveau 1. Bij andere instellingen is een reductie van VSV te zien. Opvallend is het relatief lage VSV-percentage bij ID College Woerden, waar men erin slaagt de norm voor niveau 1 te halen. De verklaring daarvoor ligt in de specifieke aanpak die men daar voor de entree heeft gekozen: men werkt met een kleine vaste docentengroep, waarbij docenten meerdere vakken geven. Positief is dat men het voortijdig schoolverlaten op niveau 2 steeds beter in de greep krijgt. Zo daalt het percentage bij ROC Midden Nederland, met veruit de meeste studenten op niveau 2, weer verder en nadert het de normwaarde. Ook bij MBO Utrecht is een daling zichtbaar. Inmiddels is het zo dat de meeste voortijdig schoolverlaters (58 procent) afkomstig zijn van de hogere niveaus in het mbo. Hoewel de percentages daar relatief laag zijn, is het absoluut aantal deelnemers en daardoor ook uitvallers en VSV-ers het hoogst op niveau 3-4.

Page 14: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

7

Tabel 2.2 – VSV-cijfers voor de zes mbo-instellingen (alle jaren voorlopige cijfers)

Instelling Niveau Deel- nemers

Aantal VSV

% VSV 15/16

% VSV 14/15

% VSV 13/14

Norm 15/16

ROC Midden Nederland

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3-4 Totaal

248 2.578 9.057

11.883

76 261 356 693

30,65 10,12

3,93 5,83

28,20 11,04

4,29 6,40

34,87 10,56

4,04 6,44

22,50 10,00

2,75

MBO Utrecht Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3-4 Totaal

97 331

3.101 3.529

33 38

141 212

34,02 11,48

4,55 6,01

38,00 13,71 4,84 6,80

43,27 14,39 4,40 6,68

22,50 10,00 2,75

Grafisch Lyceum Utrecht

Niveau 2 Niveau 3-4 Totaal

92 1.748 1.840

6 47 53

6,52 2,69 2,88

10,00 2,62 2,98

5,94 2,69 2,88

10,00 2,75

Nimeto

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3-4 Totaal

- 169

1.008 1.177

- 9

22 31

- 5,33 2,18 2,63

38,89 13,33 1,95 4,80

20,00 8,33 2,72 4,03

22,50 10,00 2,75

Wellantcollege (alle vestigingen)

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3-4 Totaal

28 598

2.331 2.957

7 41 97

145

25,00 6,86 4,16 4,90

28,57 8,42 2,88 4,31

47,37 7,68 3,50 5,75

22,50 10,00

2,75

Wellantcollege Houten

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3-4 Totaal

6 189 774 969

- 12 19 31

- 6,35 2,45 3,20

22,50 10,00 2,75

ID College (alle vestigingen)

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3-4 Totaal

431 1.771 6.840 9.042

131 166 315 612

30,39 9,37 4,61 6,77

34,83 11,20

5,12 7,60

31,70 10,00

4,30 6,61

22,50 10,00

2,75

ID College Woerden

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3-4 Totaal

19 121 516 656

4 10 22 36

21,05 8,26 4,26 5,49

22,50 10,00 2,75

Bron: Onderwijs in Cijfers

Page 15: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

8

2.3 Analyse uitval en VSV In de Regiomonitor VSV wordt telkens een onderscheid gemaakt tussen uitval en voortijdig schoolverlaten. Van uitval is sprake wanneer een student de mbo-instelling verlaat zonder een behaald diploma op het niveau van de startkwalificatie of hoger. Of deze student ver-volgens ook voortijdig schoolverlater wordt, hangt af van de vraag of hij zich vervolgens bij een andere instelling weer inschrijft voor een opleiding. Wanneer de student op 1 oktober van het volgende schooljaar weer staat ingeschreven, is hij geen VSV-er. De reden om ook naar uitval (instellingsverlaten zonder startkwalificatie) te kijken, is dat het meer direct laat zien wat de instelling zelf heeft kunnen doen aan preventie en voorkomen van uitval. Daarmee sluit de maat ‘uitval’ beter aan bij andere in het mbo-gehanteerde maten zoals jaarresultaat of diplomaresultaat. De cijfers over uitval zijn gebaseerd op door de instellingen zelf aangeleverde data. Voor de locatie Woerden van ID College is, zoals aangegeven, alleen het uitvalcijfer van het laatste jaar bekend. Tabel 2.3 – Omvang van de uitval voor de zes instellingen (< 23 jaar)

2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016

% % % N %

ROC Midden Nederland 11,8 8,9 10,8 1.414 10,2

MBO Utrecht 18,5 16,8 19,9 662 17,5

Grafisch Lyceum Utrecht 12,3 8,9 8,3 177 9,2

Nimeto 13,1 10,3 7,5 104 8,3

Wellantcollege Houten 24,3 10,9 12,9 80 7,6

ID College Woerden nb nb nb 95 14,1

Bron: databestanden mbo-instellingen De uitvalpercentages van de instellingen liggen in lijn met die van het voorgaande jaar, waar-bij GLU en Nimeto een stijging laten zien en ROC Midden Nederland en MBO Utrecht een daling. Voor ID College Woerden zijn geen eerdere cijfers bekend. Het percentage ligt met 14,1 procent in vergelijking met de andere instellingen relatief hoog. Opvallend is ook dit jaar het hoge percentage uitval bij MBO Utrecht. Ten opzichte van het voorgaande jaar daalde het percentage flink, maar ligt het ver boven dat van de andere instellingen. Zoals aangegeven betekent uitval nog niet dat de student ook VSV-er wordt. Feitelijk start meer dan de helft van alle uitvallers met een opleiding bij een andere onderwijsinstelling. Voor de mbo-instellingen is dit van groot belang, omdat het mede bepaalt hoeveel VSV-ers zij hebben op de teldatum van 1 oktober. De onderstaande tabel toont het percentage van de uitval dat op de teldatum VSV-er is geworden. De combinatie van de twee gegevens bepaalt hoe hoog of laag het VSV-percentage uiteindelijk uitvalt. Bijvoorbeeld bij GLU en Nimeto ligt het uitvalpercentage laag en wordt bovendien dat de uitvallers maar ongeveer

Page 16: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

9

dertig procent VSV-er. De optelsom maakt dat dat beide instellingen met een zeer laag per-centage VSV te maken hebben (zie tabel 2.1). Deze vakinstellingen hebben een relatief smal opleidingsaanbod. Studenten die een andere richting op willen, moeten daarvoor vaak naar een andere mbo-instelling. Door de herstart van studenten bij andere mbo-instellingen leidt uitval in die gevallen niet direct tot VSV. Voor een instelling met een breed opleidingsaanbod is dat anders: wisselen van richting kan vaak door intern, binnen de instelling, te switchen, zonder dat dat tot uitval leidt. Studenten die wel de instelling verlaten doen dat vaker om helemaal te stoppen. Het deel van de uitval dat VSV-er wordt, ligt aanzienlijk hoger. Dat is duidelijk zichtbaar bij ROC Midden Nederland. Tabel 2.4 – VSV in relatie tot uitval

Percentage uitvallers (< 23 jaar)

Percentage uitvallers dat VSV wordt

ROC Midden Nederland 10,2 46

MBO Utrecht 17,5 30

Grafisch Lyceum Utrecht 9,2 28

Nimeto 8,3 32

Wellantcollege Houten 7,6 48

ID College Woerden 14,1 32

Bron: databestanden mbo-instellingen Verder valt op dat het deel van de uitval dat VSV wordt bij MBO Utrecht relatief laag ligt, namelijk op het niveau van de twee vakinstellingen. Daarmee wordt het effect van de hoge uitval deels gecompenseerd: het merendeel van de uitvallers gaat naar een andere onder-wijsinstelling. Voor Wellantcollege Houten geldt dat de uitval laag ligt, maar dat van de uitval bijna de helft voortijdig schoolverlater wordt. Het VSV-percentage van ID College Woerden (5,5%, zie tabel 2.1) wordt vooral verklaard door de hoge uitval. Het deel van de uitval dat VSV wordt, ligt niet veel hoger dan bij de twee vakinstellingen en MBO Utrecht. Om VSV verder terug te dringen kan de instelling inzetten op beperking van de uitval en proberen ervoor te zorgen dat uitvallers geen VSV-ers worden. Met name GLU en Nimeto hebben op dat tweede aspect in de voorgaande jaren succes geboekt. Het overzicht laat in grote lijn zien waar voor de instellingen verder winst te bereiken valt: voor ROC Midden Nederland, ID College Woerden en met name MBO Utrecht is dat in het terugdringen van de uitval. Voor ROC Midden Nederland, Wellantcollege Houten en in min-der mate ID College Woerden is dat (ook) in het voorkomen dat uitval tot VSV leidt.

Page 17: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

10

2.4 Verdere loopbaan In deze paragraaf wordt nog wat verder ingezoomd op de uitval van de instellingen. Daarvoor wordt niet alleen naar de vraag gekeken of de uitvallers VSV-ers worden, maar ook naar wat zij na uitval zijn gaan doen. Voor deze analyse is gebruik gemaakt van een deels andere dataset: de cijfers zijn gebaseerd op alleen de studenten die woonachtig zijn in de RMC-regio Utrecht. Daardoor wijken de percentages VSV wat af van die in tabel 2.4. De cijfers in tabel 2.5 zijn daarom (en omdat het soms om kleine aantallen gaat) indicatief voor de be-treffende mbo-instellingen. Tabel 2.5 – Situatie na uitval, voor zes mbo-instellingen

ROC MN MBO Utrecht

GLU Nimeto Wellant Houten

ID College Woerden

% % % % % %

Opleiding 40 64 73 56 40 53

- Afstroom 4 8 12 8 3 5

- Zelfde niveau 23 39 37 38 25 33

- Opstroom (incl. hbo) 10 16 17 - 13 15

- Geen mbo (VO of VAVO) 1 2 7 10 - -

- Anders 1 - - - - -

VSV1 56 30 27 39 48 35

- Werk < 300 euro 10 6 7 8 8 12

- Werk > 300 euro 23 10 10 23 23 12

- Uitkering 3 2 2 - - 1

- Werk & uitkering 3 1 - - - 1

- Geen werk/uitkering 13 9 7 8 13 7

- Onbekend 4 3 - - 5 1

Anders* 5 6 - 5 13 12

Totaal 100 100 100 100 100 100

* Onder meer: toch startkwalificatie behaald en niet in opleiding, vrijstelling leerplicht. Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19 en databestanden mbo-instellingen

1 Het VSV-percentage wijkt in sommige gevallen iets af van het cijfer dat in tabel 2.4 is gepresenteerd.

In tabel 2.4 is het VSV-percentage onder uitvallers voor de gehele instelling gepresenteerd, tabel 2.5 is een selectie voor studenten woonachtig in RMC-regio 19.

Page 18: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

11

De studenten die na uitval opnieuw starten bij een andere onderwijsinstelling kiezen in veruit de meeste gevallen voor een andere mbo-opleiding, vaak op hetzelfde of een hoger niveau. Afstroom naar een lager niveau komt veel minder vaak voor. Punten die verder opvallen zijn: − Bij MBO Utrecht gaat bijna twee derde van uitvallers die in opleiding blijven naar het-

zelfde niveau. Bij de meeste andere instellingen gaat ongeveer een kwart naar een hoger niveau. Bij MBO Utrecht ligt dat lager.

− Voor Nimeto valt op dat relatief vaker wordt gekozen voor een VO-opleiding, hetzij in het voortgezet onderwijs, hetzij bij het VAVO. In absolute zin gaat het om zeer kleine aantal-len.

Studenten die uitvallen en VSV-er worden gaan in meerderheid werken. Opvallend is wel dat een deel daarmee slechts een zeer beperkt inkomen verdiend (minder dan 300 euro per maand). Verder valt op dat weinig aanspraak (kunnen) maken op een uitkering en dat tussen 7 en 13 procent geen werk en geen uitkering heeft. Punten die verder opvallen zijn: − Een hoger percentage VSV (bij ROCMN en Wellant Houten) betekent ook een hoger

percentage zonder werk en uitkering. − Bij de locaties van ID College in Woerden en Wellantcollege Houten ligt het percentage

‘anders’ hoger. Ook hier wordt dat veroorzaakt door zeer kleine aantallen, waardoor een of twee studenten meer al tot een veel hoger percentage leiden.

Ook voor de studenten die gaan werken, geldt dat zij zonder startkwalificatie het onderwijs hebben verlaten en daarmee op termijn mogelijk kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt. In de prioritering van de aandacht voor VSV-ers wordt echter de groep met werk veelal een lagere prioriteit toegekend. De inkomensgrens van 300 euro per maand (die wordt gehanteerd door het Inlichtingbureau) ligt onder het niveau van het minimumloon voor een fulltimebaan.2 Wanneer de groep uitvallers die in opleiding blijven en de groep die gaat werken (inkomen >300) bij elkaar wordt opgeteld, dan blijkt dat tussen de 63 en 89 procent van de uitvallers ‘goed terecht’ komt. Omgekeerd kan gezegd worden dat het andere deel (11-37%) niet in werk of opleiding terecht komt, of slechts een zeer laag inkomen verwerft met werk. Voor de mbo-opleidingen op niveau 1 (nu entree) is bepaald dat uitstroom naar werk, onder bepaalde voorwaarden, niet als VSV geldt, ondanks het feit dat geen startkwalificatie is be-haald. Van de studenten die een niveau-1-opleiding volgden en uitvielen, is eveneens een aanzienlijk deel gestart met een opleiding elders. Voor deze groep maakt het een groot ver-schil of ze met of zonder diploma zijn ‘uitgevallen’. Van de groep met diploma is meer dan de helft (57%) met een opleiding elders begonnen. De groep zonder diploma verlaat in over-grote meerderheid het onderwijs. Slechts 19 procent start met een opleiding elders, waarvan slechts in enkele gevallen een niveau-1 opleiding elders. Verder valt op dat maar een klein deel werk heeft met een inkomen van 300 euro of meer per maand. Voor de ongediplomeerden geldt dat zelfs maar voor enkele personen. De cijfers

2 Deze grens van 300 euro is gebaseerd op werk met een omvang van 12 uur per week in combinatie

met een gemiddeld minimumloon van een 18-22 jarige (gemiddeld 5,67 per uur).

Page 19: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

12

rechtvaardigen de extra aandacht die er is om ongediplomeerde uitstroom van de entree-opleidingen verder terug te dringen. Tegelijkertijd is duidelijk dat ook de zogenaamde route richting arbeid vanuit de entree nog verre van optimaal functioneert. Tabel 2.6 – Situatie na uitval voor studenten niveau 1 (< 23 jaar), voor vijf mbo-instellingen gezamenlijk

Totaal

Gediplomeerd Niet gediplomeerd

% %

Opleiding 60 19

- Niveau 1 - 6

- Niveau 2 57 6

- Niveau 3 2 3

- Geen mbo (VO of VAVO) - 4

- Anders onderwijs 1 -

VSV 39 81

- Werk < 300 euro 1 17

- Werk > 300 euro 17 11

- Uitkering 6 7

- Werk & uitkering 4 11

- Geen werk/uitkering 7 28

- Onbekend 4 7

Anders* 1 -

Absoluut aantal in analyse 135 67

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen 2.5 Naar verdere reductie van VSV De daling van het algemene VSV-cijfer per instelling zet door. De voortuitgang wordt met name gemaakt door het voortijdig schoolverlaten in de entree-opleiding en in de opleidingen van niveau 2 terug te dringen. Instellingen als ROC Midden Nederland en MBO Utrecht boe-ken vooral daar hun ‘winst’. In absolute aantallen treedt het meeste voortijdig schoolverlaten echter op bij de opleidingen van niveau 3 en 4. Juist op deze niveaus lijkt de daling te stag-neren. De door de overheid gestelde norm wordt door de meeste instellingen (of locaties) niet gehaald, maar belangrijker is dat de percentages, op een enkele uitzondering na, niet verder dalen. Bij de kleinere instellingen en locaties gaat het ook op niveau 3-4 om lage absolute aantallen VSV-ers. Bij de twee vakinstellingen en de twee locaties (Wellant en ID College) gaat het

Page 20: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

13

om tussen de 20 en 50 personen. Op een studentenpopulatie van 500-1.800 komt VSV dus maar zelden voor. Dat maakt het complexer om VSV adequaat te bestrijden. Het betreft immers enkelingen verspreid over de opleidingen en leerjaren die worden aangeboden. Voor de grotere instellingen ROC Midden Nederland en MBO Utrecht liggen de aantallen welis-waar hoger, maar blijft gelden dat de VSV-problematiek sterk verdund is over de opleidingen en leerjaren. Daarbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat de problematiek van uitval (instelling verlaten zonder startkwalificatie) aanzienlijk groter is. Afhankelijk van de instelling staan te-genover elke VSV-er ook nog één of twee uitvallers (die geen VSV-er worden). Voortijdig schoolverlaten komt minder vaak voor dan voorheen en dat maakt dat het moeilij-ker wordt om verdere progressie te boeken. In een eerdere Regiomonitor-rapportage is al gewezen op de twee pijlers waarop de bestrijding van VSV in de komende jaren gebouwd zal zijn: − De verdere verbetering van processen binnen het onderwijs zelf. De sleutelwoorden voor

deze pijler zijn kwaliteit, rendement en doelmatigheid. Via verschillende beleidslijnen (Fo-cus op vakmanschap, kwaliteitsafspraken) en wetten (Doelmatige leerwegen, Aanmel-ding en toelatingsrecht) wordt daar nadrukkelijk op ingezet. Het initiatief en de verant-woordelijkheid hiervoor ligt bij de mbo-instellingen zelf.

− De aanpak gericht op jongeren met een verhoogd uitvalrisico. Daar ligt het accent niet op de systeemkant, maar op de persoon van de (potentiële) VSV-er die extra ondersteu-ning nodig heeft. Passend onderwijs en het beleid voor ‘jongeren in een kwetsbare posi-tie’ zijn de exponenten van deze tweede pijler.

Hiervoor is aangegeven dat verdere terugdringing van het voortijdig schoolverlaten moeilij-ker is geworden. Dat roept de vraag op waar de instellingen in de komende jaren nog voor-uitgang kunnen boeken. In deze meting van de Regiomonitor VSV is daarom extra aandacht besteed aan een analyse van verbetermogelijkheden, met speciale aandacht voor de oplei-dingen op niveau 3-4. De centrale vraag is daarbij waarom in de ene situatie wel uitval op-treedt en in de andere niet. Ligt de verklaring bij de student: heeft de ene student zwaardere problematiek dan de andere en verklaart dat het verschil? Of ligt het eerder aan de instelling: slaagt het ene opleidingsteam er beter in studenten te begeleiden en ondersteunen dan het andere? In de drie volgende hoofdstukken wordt het antwoord op de centrale vraag gezocht. Daar-voor wordt gekeken naar de student en naar de instelling, waarbij voor de instelling een onderscheid is gemaakt tussen de opleidingsteams (primaire proces) en de tweedelijns on-dersteuning. Wat verklaart waarom uitval en VSV optreden en wat kunnen instellingen doen om verdere daling te bewerkstelligen? In de volgende hoofdstukken kijken we achtereenvol-gens naar: − de factor student; − de factor opleidingsteam; − de factor tweedelijns ondersteuning. In het laatste hoofdstuk tenslotte wordt de balans opgemaakt.

Page 21: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage
Page 22: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

15

3 De factor student In dit hoofdstuk staat de factor student centraal: in welke mate verklaren de risicokenmerken van de student het voorkomen van uitval en VSV. Het gaat daarbij niet om een statistische analyse van de uitvalkansen per risicokenmerk, maar om een inschatting van de mate waarin uitval en VSV een ‘onvermijdelijk’ gevolg zijn van de kenmerken van de student – of binnen een opleiding van de studentenpopulatie. Kan uitval en VSV vermeden worden, of is (een deel van de uitval) uiteindelijk niet te voorkomen door het mbo gezien de risicokenmer-ken van de student? In de analyse is op twee verschillende manier gekeken naar risicokenmerken: − Naar kenmerken van de genoten vooropleiding: het type onderwijs dat is gevolgd, wel of

niet behaald diploma. Voor een belangrijk deel gaat het daarbij om de doelgroep van het beleid ‘jongeren in een kwetsbare positie’, namelijk de uitstroom van VSO en praktijkon-derwijs. Deze analyses zijn uitgevoerd op basis van de BRON-gegevens van DUO voor studenten woonachtig in RMC-regio 19.

− Naar de problematiek waarmee de student te maken heeft. In dossieronderzoek is ge-keken met welke problematiek studenten te maken hebben. Dat is zowel gedaan voor studenten die zijn uitgevallen, als voor studenten die dat niet zijn. In de Regiomonitor VSV is een systematiek ontwikkeld om de problematiek van studenten te typeren. Voor deze analyse is een vereenvoudigde indeling gemaakt naar twee hoofdtypen (naast het type ‘geen problematiek’): • Type persoonlijke en gedragsproblematiek. Het gaat om studenten multiproblema-

tiek, waarbij in elk geval problemen in de sfeer van gedrag, psychosociaal, thuissitu-atie of gezondheid zijn. Alle studenten met dit type hebben te maken met gestapelde problematiek op meerdere (leef)gebieden: ofwel een combinatie van gedragsproble-matiek met persoonlijke problematiek, ofwel (ook) in combinatie met problemen in het leren of in de loopbaan.

• Type leer- en loopbaanproblematiek. Studenten met leerproblemen (taal, niveau), studievaardigheidsproblemen (concentratie, plannen) en/of met loopbaanproblemen (verkeerde studiekeuze, wens om te gaan werken). Belangrijk is dat er bij dit type juist geen sprake is van persoonlijk en gedragsproblematiek.

Een student behoort dus altijd tot het ene óf het andere type, waarbij het type persoon-lijk/gedrag hiërarchisch boven het type leer- en loopbaanproblematiek staat.

In de volgende paragraaf wordt eerst een analyse gemaakt vanuit de risicokenmerken van de vooropleiding. Daarna volgt een analyse vanuit de problematiek. In hoofdstuk 1 is beschreven hoe het onderzoek is uitgevoerd. Voor een goed begrip van de cijfers in dit hoofdstuk is het van belang te wijzen op de representativiteit van de gebruikte cijfers. Voor kenmerken van de vooropleiding is gebruik gemaakt van gegevens van alle studenten woonachtig in de RMC-regio Utrecht. Deze cijfers zijn representatief voor de mbo-instellingen. Voor problematiek van de studenten is gebruik gemaakt van het dossieronder-

Page 23: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

16

zoek dat is verricht bij tien geselecteerde opleidingen bij drie instellingen (ROC Midden Ne-derland, MBO Utrecht en Wellantcollege Houten). Negen van de tien opleidingen zijn gese-lecteerd voor het onderzoek op basis van een relatief hoog percentage uitval en/of VSV. Zij vormen daarmee geen representatieve afspiegeling van de drie mbo-instellingen. Zo zal bij-voorbeeld het percentage studenten met een bepaald risicoprofiel hoger liggen bij deze ne-gen opleidingen, dan bij de instellingen als geheel. Voor het doel van deze analyse is dat geen probleem: het gaat er niet om te laten zien hoe vaak bepaalde problematiek voorkomt op instellingsniveau, maar om de samenhang tussen problematiek en uitval/VSV. 3.1 Risicokenmerken vanuit de vooropleiding voor uitval en VSV In de navolgende tabel is aangegeven naar welke zogenaamde risicokenmerken is gekeken en in welke mate deze voorkomen bij studenten in de zes mbo-instellingen. De tabel heeft betrekking op de gehele mbo-instelling, er is dus geen selectie gemaakt voor bepaalde op-leidingsniveaus. Tot de ‘risicogroep’ behoren alle studenten die ooit in het voortgezet speciaal onderwijs, praktijkonderwijs, vmbo-basisberoepsgericht met lwoo en vmbo-leerwerktraject hebben ge-zeten. Daarnaast behoren ook de studenten tot de groep die voorafgaand aan de mbo-op-leiding voortijdig schoolverlater waren en studenten die (nog zonder startkwalificatie) van een andere mbo-instelling gekomen zijn. Overigens komt het ook voor dat één student Tabel 3.1 – Percentage studenten met risicokenmerk vooropleiding, binnen de instellingen als totaal

ROC MN

MBO Utrecht

GLU Nimeto Wellant Houten

ID College Woerden

Studenten uit risicogroep % % % % % %

- Ooit VSO 4 3 2 1 4 2

- Ooit praktijkonderwijs 2 2 - - 1 2

- Ooit vmbo-b lwoo 11 9 4 5 13 12

- Ooit vmbo LWT 1 2 - - 1 1

- Oude VSV-er3 4 5 3 2 - 2

- MBO instellingswisselaar4 7 15 9 6 10 9

Totaal percentage studenten uit risicogroep

27 31 18 14 27 24

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19 3 Jaar voorafgaand aan instroom VSV-er 4 Jaar voorafgaand aan instroom mbo-opleiding bij andere mbo-instelling en instroom nog zonder

startkwalificatie

Page 24: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

17

meerdere van deze opleidingskenmerken heeft. Dat komt met name voor bij de mbo-instel-lingswisselaars. De tabel laat per kenmerk zien hoe vaak het voorkomt bij de instelling; in de onderste rij is het totaal voor alle kenmerken opgenomen. In de totalen zijn studenten maar één keer meegeteld, ook als zij meerdere kenmerken hebben (het percentage is dan ook niet de optelsom van de kolom). Kijkend naar kenmerken van de vooropleiding hebben het Grafisch Lyceum Utrecht en Ni-meto wat minder studenten uit de ‘risicogroep’. Bij de overige instellingen ligt het percentage rond de 25-30 procent. Door de aard van de risicokenmerken (pro, vmbo-basis, vmbo-lwt) komen studenten uit de risicogroep naar verhouding minder vaak op mbo-opleidingen van niveau 3-4 terecht. In de volgende tabel wordt per instelling getoond wat het percentage uitval is en hoeveel procent van de uitvallers VSV-er wordt. De cijfers voor de hele instelling zijn in hoofdstuk 2 besproken (zie tabel 2.4). Daar zijn nu de cijfers voor de zogenaamde ‘risicogroep’ op basis van vooropleidingskenmerken toegevoegd. Tabel 3.2 – Uitval en VSV onder studenten met risicokenmerk vooropleiding; VSV wil zeg-gen: percentage van de uitvallers dat VSV-er wordt

ROC MN MBO Utrecht

GLU Nimeto Wellant Houten

ID College Woerden

Uitval VSV Uitval VSV Uitval VSV Uitval VSV Uitval VSV Uitval VSV

% % % % % % % % % % % %

Totaal studenten uit risico-groep

15,5 64 26,6 45 4,9 56 21,0 38 14,3 65 17,7 52

Totaal mbo- instelling

10,2 46 17,5 30 9,2 28 8,3 32 7,6 48 14,1 32

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19 en databestanden mbo-instellingen Het valt direct op dat bij alle instellingen, behalve het Grafisch Lyceum Utrecht de risicogroep een grotere kans op uitval heeft. Eenmaal uitgevallen is ook de kans groter dat VSV optreedt. Ook in eerder onderzoek is bekend dat deze kenmerken vanuit de vooropleiding een ver-hoogde kans op uitval en VSV geven. Het percentage uitval onder de risicogroep ligt het hoogst bij MBO Utrecht, waar meer dan een kwart uitvalt. Ook bij Nimeto en ID College Woerden ligt het percentage relatief hoog. Het is evident dat de risicogroep op basis van vooropleiding een sterk verhoogde kans heeft om uitvaller en VSV-er te worden. Dat gezegd hebbend kan óók worden vastgesteld dat driekwart of meer van de risicogroep niet uitvalt. Bij GLU valt zelfs 95 procent van de risicogroep niet uit, bij ROC Midden Neder-land en Wellant Houten (ruim) 85 procent niet. Ook als gekeken wordt naar VSV kan een

Page 25: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

18

vergelijkbare constatering worden gedaan: van de risicogroep wordt over het algemeen nog geen tien procent VSV-er. Hiervoor is beschreven hoeveel procent van de risicogroep uitvalt en VSV-er wordt. Het is ook zinvol om te kijken welk deel van alle uitvallers en VSV-ers behoort tot de risicogroep vooropleiding. Dat geeft een indicatie in welke mate de risicokenmerken op basis van voor-opleiding meespelen in de uitval en het voortijdig schoolverlaten. De volgende tabel toont per instelling hoeveel procent van de uitval binnen die instelling tot de risicogroep behoort (in tabel 3.1 staat hoeveel procent van de gehele studentenpopulatie tot de risicogroep behoort). De onderste rij toont de totalen; in de andere rijen staat de uit-splitsing naar kenmerk van de vooropleiding. Tabel 3.3 – Percentage studenten met risicokenmerk vooropleiding binnen de groep uitval-lers, per instelling

ROC MN MBO Utrecht

GLU Nimeto Wellant Houten

ID Col-lege

Woerden

Studenten uit risicogroep % van uitval

% van uitval

% van uitval

% van uitval

% van uitval

% van uitval

- Ooit VSO 9 7 2 6 7 4

- Ooit PrO 7 4 2 - - 5

- Ooit vmbo-b lwoo 12 9 5 19 18 15

- Ooit vmbo LWT 3 3 - - 2 1

- Oude VSV-er5 9 11 7 8 - 2

- MBO instellingswisse-laar6

10 18 10 11 22 12

Totaal percentage studen-ten uit risicogroep

42 44 22 40 49 30

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19 en databestanden mbo-instellingen Het blijkt dat ruwweg ruim 40 procent van de uitval bestaat uit studenten uit de risicogroep vooropleiding. Bij MBO Utrecht en Wellant Houten ligt dat het hoogst, omdat men daar te maken heeft met een fors deel van de mbo-instellingswisselaars in de uitval. Bij Nimeto en Wellant Houten is het percentage uitvallers uit de risicogroep ook relatief groot ten opzichte van het instellingsgemiddelde (resp. 17 en 27 procent, zie tabel 3.1). Bij het Grafisch Lyceum Utrecht bestaat slechts een klein gedeelte van de uitval uit studenten uit de risicogroep.

5 Jaar voorafgaand aan instroom VSV-er 6 Jaar voorafgaand aan instroom mbo-opleiding bij andere mbo-instelling

Page 26: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

19

3.2 Het voorkomen van risicokenmerken binnen de mbo-instellingen In deze paragraaf wordt gekeken of er verschillen bestaan op de opleidingsniveaus, leerwe-gen en sectoren. Tabel 3.4 – Percentage studenten met risicokenmerk vooropleiding, binnen de instelling als totaal en per niveau

ROC MN MBO Utrecht

GLU Nimeto Wellant Houten

ID College Woerden

Studenten uit risicogroep % % % % % %

Niveau 1 64 67 - n.v.t. 67 56

Niveau 2 51 69 60 47 66 67

Niveau 3 29 37 36 50 23 25

Niveau 4 14 20 14 9 8 8

Totaal instelling 27 31 18 14 27 24

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen

Zoals verwacht kon worden is het percentage studenten met risicokenmerk vooropleiding hoger op niveau 1 en 2 en lager op niveau 3 en 4. Dat komt omdat als risicokenmerk is gekeken naar een vooropleiding in het praktijkonderwijs, vmbo-basis en vmbo-lwt. Het aan-deel studenten met risicokenmerk op de niveaus 3 en 4 wordt voornamelijk bepaald door de mbo-instellingswisselaars en oud-VSV-ers. Tabel 3.5 – Percentage studenten met risicokenmerk vooropleiding, binnen de instelling als totaal en per leerweg

ROC MN MBO Utrecht

GLU Nimeto Wellant Houten

ID College Woerden

Studenten uit risicogroep % % % % % %

BOL 24 30 18 14 25 23

BBL 40 44 75 - 35 48

Totaal instelling 27 31 18 14 27 24

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen In percentage komen studenten uit de risicogroep vooropleiding vaker voor in de BBL-oplei-dingen. Bedacht moet worden dat het bij de BBL vaak gaat om kleinere aantallen. De uitsplitsing naar sectoren per instelling is vanzelfsprekend afhankelijk van het opleidings-aanbod van de instelling. Onder de aanduiding ‘Combinatie’ zijn uitsluitend opleidingen van

Page 27: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

20

mbo-niveau 1 geregistreerd. Dat verklaart het relatief hoge percentage studenten met het risicokenmerk vooropleiding. Verder blijkt dat bij de drie instellingen die opleidingen in de sector Economie aanbieden daar het percentage studenten uit de risicogroep het hoogst is. Tabel 3.6 – Percentage studenten met risicokenmerk vooropleiding, binnen de instelling als totaal en per sector

ROC MN MBO Utrecht

GLU Nimeto Wellant Houten

ID College Woerden

Studenten uit risicogroep % % % % % %

Combinatie 51 43 - - - 58

Economie 28 32 - - - 28

Techniek 27 18 100 14 - -

Zorg & Welzijn 23 31 - - - 19

Groen - - - - 27 -

Totaal instelling 27 31 18 14 27 24

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen 3.3 Risicokenmerken vanuit problematiek voor uitval en VSV Zoals beschreven aan het begin van dit hoofdstuk is er ook op een andere manier naar risicokenmerken gekeken, namelijk op basis van dossieronderzoek. Daarbij gaat het niet om de vooropleiding, maar om het voorkomen van bepaalde problematiek bij de student. Deze problematieken zijn ingedeeld in twee typen, het type Persoonlijk/Gedrag en het type Le-ren/Loopbaan (zie nadere toelichting hiervoor). Deze analyse is alleen uitgevoerd voor de selectie van teams waar aanvullend onderzoek is verricht. In de volgende tabel staan de gegevens gepresenteerd voor de drie deelnemende instellingen aan het vervolgonderzoek, maar het gaat nadrukkelijk niet om instellingsgegevens, noch om voor de instelling repre-sentatieve data. De tabel moet als volgt gelezen worden: − Per instelling worden drie kolommen getoond. − De eerste kolom toont het percentage studenten met problematiek (type P/G of L/L) van

alle studenten die NIET zijn uitgevallen. − De tweede kolom toont het percentage studenten met problematiek (type P/G of L/L) van

alle studenten die WEL zijn uitgevallen. − De derde kolom toont het percentage studenten met problematiek (type P/G of L/L) van

alle studenten die VSV-er zijn geworden. − Op de onderste rij staan de aantallen studenten waarbij dossieronderzoek is uitgevoerd.

Binnen de geselecteerde teams waren dat nagenoeg alle uitgevallen studenten plus een steekproef van niet-uitgevallen studenten. Soms gaat het om erg lage absolute aantallen en zijn de percentages van minder betekenis.

Page 28: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

21

− Let op: Vanwege de specifieke selectie van teams per instelling heeft een vergelijking tussen de drie instelling geen betekenis.

Tabel 3.7 – Percentage studenten met kenmerk problematiek, uitgesplitst naar uitvallers en niet-uitvallers

Teams ROC MN

Teams MBO Utrecht

Teams Wellant Houten

Niet uitval

Uitval VSV7 Niet uitval

Uitval VSV Niet uitval

Uitval VSV7

% % % % % % % % %

Type Gedrag/Persoonlijk8

41 50 49 71 70 57 42 56 100

Type Leren/Loopbaan9

20 35 33 13 26 29 15 28 -

Overig 7 4 4 4 - - 3 - -

Geen melding van problematiek

31 10 14 13 4 14 39 17 -

Aantal in steekproef 70 135 85 24 46 7 59 18 4

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen, dossiers studenten Binnen de onderzochte teams (geselecteerd op basis van hoge uitvalcijfers) komen de twee typen problematiek veelvuldig voor. Ook onder de niet uitgevallen studenten heeft een fors deel te maken met gedrags-/persoonlijke problematiek en met leren/loopbaanproblematiek. Vanzelfsprekend geldt dat in nog sterkere mate voor de studenten die wel zijn uitgevallen en de studenten die VSV-er zijn geworden. De tabel laat zien dat onder uitgevallen studenten en VSV-ers de risicotypen zeer veel voor-komen: bij ongeveer 85 tot 100 procent van de uitvallers en VSV-ers. Tegelijkertijd laat de tabel ook zien dat bij de studenten die niet uitvallen ook een groot deel te maken heeft met de twee typen problematiek: respectievelijk 69, 87 en 62 procent. Daarbij is het belangrijk in gedachten te houden dat er veel meer studenten zijn die niet uitvallen dan wel. De volgende tabel laat zien wat dat betekent: van alle student met het risicokenmerk type persoonlijk/gedrag valt ‘maar’ een klein deel uit: respectievelijk 14,9 en 14,5 en 7,7 procent. Dat ligt op een vergelijkbaar niveau als de uitvalpercentages voor de gehele instelling (zie onderste rij van de tabel). Bij het type leren/loopbaanproblematiek ligt

7 Deze groep bevat ook een aantal (ROC MN: 18, Wellantcollege: 2) studenten die VSV zijn, maar

die niet zijn uitgevallen. Dit betreft hoogstwaarschijnlijk extraneus studenten. 8 Alleen studenten met gestapelde problematiek, dat wil zeggen dat de student naast gedragsproble-

men of persoonlijke problematiek óók problemen op ten minste één ander (leef)gebied heeft. 9 Studenten met problemen op het gebied van studiehouding, studievaardigheden, niveau/capaciteit

en/of loopbaan/studiekeuze. Studenten hebben géén gedragsproblemen of persoonlijke problemen.

Page 29: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

22

de uitval hoger dan gemiddeld voor de instelling. Dat komt omdat specifiek loopbaanproble-matiek vaak leidt tot het stoppen met de opleiding. Bij de geselecteerde teams van MBO Utrecht valt bijvoorbeeld 26 procent van de studenten met type leren/loopbaan uit. Tabel 3.8 – Uitval onder studenten met kenmerk problematiek; VSV wil zeggen: percentage van de uitvallers dat VSV-er wordt

Teams ROC MN

Teams MBO Utrecht

Teams Wellant Houten

Uitval VSV Uitval VSV Uitval VSV

% % % % % %

Type Gedrag/Persoonlijk10 14,9 56 14,5 18 7,7 50

Type Leren/Loopbaan11 16,5 45 26,1 29 10,2 -

Overig 10,0 50 - - - -

Geen melding van problematiek 4,6 36 5,6 50 2,6 -

Totaal geselecteerde teams (ongeacht wel/niet problematiek)

12,7 49 14,7 23 6,0 33

Totaal mbo-instelling 10,2 46 17,5 30 7,6 48

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen, dossiers studenten De uitvalpercentages voor de geselecteerde teams liggen in twee gevallen lager dan het gemiddelde voor de instelling. Dit hangt samen met de selectie op (met name) teams op niveau 3 en 4. De analyse op basis van de risicokenmerken problematiek laat zien dat weliswaar van alle uitvallers en VSV-ers het grootste deel met problematiek te maken heeft, maar ook dat een veel groter deel van de studenten met problematiek niet uitvalt en geen VSV-er wordt. Verschillen tussen de opleidingsteams Zoals gezegd kan op basis van de beschikbare data geen beeld worden gegeven voor de hele instelling. Wel is de informatie bekend voor de nader onderzochte teams. Interessant is te zien hoe vaak het type persoonlijke/gedragsproblematiek voorkomt in de teams en dan bij de studenten die niet zijn uitgevallen. Dit is immers een indicatie voor de ‘zwaarte’ van de populatie waarmee de teams te maken hebben. Ook in de teams waarin het type persoonlijke/gedragsproblematiek het minst voorkomt, heeft nog altijd een op vijf van de studenten met die problematiek te maken. Bij de meeste onderzochte teams ligt het

10 Alleen studenten met gestapelde problematiek, dat wil zeggen dat de student naast gedragsproble-

men of persoonlijke problematiek óók problemen op ten minste één ander (leef)gebied heeft. 11 Studenten met problemen op het gebied van studiehouding, studievaardigheden, niveau/capaciteit

en/of loopbaan/studiekeuze. Studenten hebben géén gedragsproblemen of persoonlijke problemen.

Page 30: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

23

percentage tussen 40 en 60 procent, met een uitschieter naar 77 procent. Vanzelfsprekend liggen de percentages onder de studenten die wel uitgevallen zijn nog hoger. Voor het type leren/loopbaanproblematiek zijn de verschillen tussen de teams groter. Som-mige hebben er niet of nauwelijks me te maken, terwijl bij andere teams ongeveer een kwart van de studenten (die niet uitvallen) met die problematiek te maken heeft. De uitschieter is een team waarbij zestig procent van de studenten met leren/loopbaanproblematiek te kam-pen heeft. Daarbij gaat het overigens meestal om aspecten als leervaardigheden en leer-houding. 3.4 Wat maakt het verschil? In dit hoofdstuk is de vraag besproken of en in welke mate uitval en VSV in het mbo bepaald worden door de ‘factor student’. Daarmee wordt gedoeld op risicokenmerken van de student, die maken dat hij uitvalt en/of VSV-er wordt. De vraag of de factor student een rol speelt, kan met een eenduidig ja worden beantwoord. Risicokenmerken, zoals in de vooropleiding of in de vorm van problematiek, leiden duidelijk tot een grotere kans op uitval en VSV. Het percentage uitval en VSV ligt voor studenten met risicokenmerken duidelijk hoger. Ook is duidelijk dat risicokenmerken bij studenten veelvul-dig voorkomen, afhankelijk wel van het soort risicokenmerken. Dus ja, risicokenmerken van de student spelen een rol in het optreden van uitval en VSV. Maar tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat die rol veel minder bepalend is dan wellicht gedacht. Verreweg de meeste studenten met risicokenmerken vallen niet uit. In feite vormt het wel of niet hebben van risicokenmerken een slechte voorspeller van uitval of VSV, want de kans om uit te vallen met risicokenmerken is weliswaar groter, maar nog altijd relatief klein. Dat kan worden geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld: − De kans op uitval bij ROC Midden Nederland is voor de gemiddelde student in de onder-

zochte teams (ongeacht wel of niet risicokenmerken) 12,7 procent. Voor de studenten (in de onderzochte teams) met risicokenmerk persoonlijke/gedragsproblematiek be-draagt de kans op uitval 14,9 procent. De kans op uitval is maar iets hoger, terwijl de kans dat de student met risicokenmerken niet uitvalt op 85 procent ligt.

Wat de voorspellende waarde van de risicokenmerken bovendien beperkt, is het feit dat de kenmerken zeer veelvuldig voorkomen en bovendien verspreid over niveaus, leerwegen en sectoren. Wat maakt dan wel het verschil? Waarom valt maar een beperkt deel van de studenten met risicokenmerken uit? Op de eerste plaats zou daarvoor nog intensiever naar de factor student gekeken kunnen worden. In de typen problematiek, zoals beschreven, is wel gekeken naar de aard van pro-blemen en de stapeling van problemen (d.w.z.: in het type gedrag/persoonlijk is altijd sprake van gestapelde problematiek), maar wellicht zou ook naar de zwaarte of duur van de pro-blematiek en bijvoorbeeld het hebben van compenserende aspecten (zoals steun in de thuis-situatie) gekeken moeten worden. Eerder onderzoek heeft echter laten zien dat het nog ge-detailleerder beschrijven van de risicokenmerken niet leidt tot een goed antwoord op de

Page 31: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

24

vraag waarom studenten wel of niet uitvallen12. Eimers (2006) pleit voor een model waarin niet alleen naar de kenmerken van de student (en zijn omgeving) wordt gekeken, maar ook naar de keten van gebeurtenissen (chain of events) tijdens de schoolloopbaan. Deze ge-beurtenissen, zoals het wel of niet halen van een tentamen, wel of niet op komen dagen bij een gesprek, wisselen van opleiding of gepest worden op school, spelen een belangrijke rol. Ze staan niet op zichzelf, maar stapelen zich als het ware op. Deze andere manier van kijken naar de factor student impliceert ook dat het niet alleen om kenmerken van de student gaat, maar juist om de interactie tussen student en omgeving, waarbij de belangrijkste omgeving de school is. Daarmee is meteen de stap gezet naar het tweede deel van het antwoord op de vraag wat het verschil maakt: de factor opleiding. Voor het onderzoek is uitvoerig gesproken met professionals die direct met de studenten werken, waaronder mentoren, studieloopbaanbegeleiders, intakers, zorgfunctionarissen en teamleiders. In de gesprekken is expliciet gevraagd wat het verschil heeft gemaakt bij de uitval van studenten in hun team. Natuurlijk kwam daarbij de factor student veelvuldig ter sprake. Er werd gewezen op studenten met zeer zware en complexe problematiek of stu-denten die volstrekt ongemotiveerd zijn of studenten die verkeerd hebben gekozen. Maar bovenal betrokken de professionals de vraag ook direct op zichzelf en het eigen team: wat doen wij goed en wat moet beter; waarom lukt het nog niet om die studenten binnen te houden? De factor student staat – ook bij de directbetrokkenen – niet op zichzelf. In de volgende twee hoofdstukken komen de factor opleiding en de factor tweedelijns ondersteu-ning aan de orde. Wat kan, bezien vanuit de opleiding, het verschil maken om uitval te voor-komen? In dit hoofdstuk hebben we het belang van de factor student beschreven en tegelijkertijd ook gerelativeerd. Risicokenmerken bepalen maar voor een beperkt deel de kans op uitval. Het is goed om daar tot slot nog aan toe te voegen dat de factor student soms ook staat voor zeer zware en heftige problematiek, waarvan het effect op geen enkele manier te relativeren valt. Voor het onderzoek is ook gesproken met een aantal studenten om hun kant van het verhaal te horen. In die gesprekken kwam een diversiteit van verhalen en ervaringen naar voren, maar zeker ook indrukwekkende voorbeelden van zware problemen waarmee de jon-geren te maken hebben die het verder volgen van een opleiding onmogelijk maken – on-danks hun wens om dat wel te doen. Relativering van de factor student is op zijn plaats, maar neemt niet weg dat er zeker een deel van de studenten is die met dermate zware problematiek te maken heeft dat het volgen van een opleiding (tijdelijk) niet meer mogelijk is. Het mbo kan hen daarin niet meer verder helpen. In hoofdstuk 5 komt dit aspect nogmaals terug als het gaat om de vraag of er een ‘harde kern’ van uitvallers is die door het mbo, ondanks alle inzet van mogelijkheden, niet geholpen kan worden.

12 Eimers, T., m.m.v. H. Bekhuis (2006) Vroeg is nog niet voortijdig. Naar een nieuwe beleidstheorie

voortijdig schoolverlaten. Nijmegen: KBA.

Page 32: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

25

4 De factor opleiding In het voorgaande hoofdstuk is uitgebreid de ‘factor student’ besproken, met als conclusie dat risicokenmerken van de student alleen geen afdoende verklaring bieden waarom uitval wel of niet optreedt. Daarvoor moet de blik zich ook op de school richten. Dat gebeurt in twee hoofdstukken: in dit hoofdstuk wordt gekeken naar de opleidingsteams en in het vol-gende naar de tweedelijns ondersteuning die de instelling biedt. De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt: in de eerste paragraaf wordt beschreven wat de factor opleiding inhoudt en hoe het onderzocht is. Vervolgens wordt in de tweede paragraaf een korte typering van de onderzochte opleidingen gegeven. In de derde paragraaf is be-schreven hoe in de teams zelf aangekeken wordt tegen de uitval van studenten: welke ur-gentie ervaren zij, wat zien zij als belangrijkste oorzaken en hoe pakken zij de uitval aan? In de vierde paragraaf volgt dan een analyse van de processen en opvattingen binnen de teams. De vijfde en laatste paragraaf omvat de conclusies voor dit hoofdstuk. 4.1 De factor opleiding Met de factor opleiding wordt gedoeld op de invloed die vanuit de opleiding wordt uitgeoe-fend op het wel of niet optreden van uitval en VSV. De eenheid van analyse is het oplei-dingsteam, waar vaak meerdere opleidingen op meerdere niveaus worden aangeboden. Primair gaat het daarbij om het onderwijs en de begeleiding die de teams verzorgen. Daar-naast is ook gekeken naar taken die daaraan verbonden (kunnen) zijn, zoals de intake, sig-nalering van problemen bij de student, het bieden van extra ondersteuning, maar ook naar organisatorische aspecten, zoals planning en roostering, werkverdeling, management en training/scholing. Het doel van de analyse is om te kijken op welke manier de factor opleiding medebepalend is voor het optreden van uitval en VSV en op welke wijze op teamniveau daarin verbeterin-gen kunnen worden gerealiseerd. Voor dit deel is aanvullend onderzoek gedaan. Voor een uitgebreidere beschrijving van het onderzoek wordt verwezen naar hoofdstuk 1. In het aanvullend onderzoek lag het accent bij de opleidingen op niveau 3-4. Daarvoor is gekozen omdat uit de cijfers blijkt dat verdere reductie van uitval daar het lastigst te realiseren is (zie hoofdstuk 2). Aan het aanvullende onderzoek hebben ROC Midden Nederland, MBO Utrecht en Wellantcollege Houten mee-gedaan. De tussentijds uitkomsten zijn besproken met de andere drie instellingen en hun reacties zijn in het onderzoek meegenomen. Op verzoek van ROC Midden Nederland zijn in het aanvullend onderzoek ook enkele teams op niveau 2 opgenomen. Dat maakt het mo-gelijk om ook naar verschillen en overeenkomsten tussen de niveaus te kijken. Er zijn tien teams in het aanvullend onderzoek bekeken, zeven op niveau 3-4 en drie op niveau 2. In samenspraak met de betrokken instellingen is gekozen voor teams met een

Page 33: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

26

bovengemiddelde uitval en/of VSV. Er is één team gekozen met juist weinig uitval om even-tueel verschil te kunnen vaststellen. De casussen van uitgevallen studenten hadden alleen betrekking op de BOL en op studenten jonger dan 23 jaar. Er is gekozen voor een zogenaamde 360-graden aanpak bij tien opleidingsteams, waarbij uitval van studenten is bekeken vanuit alle betrokkenen en middels verschillende manieren van dataverzameling. In de gesprekken is gevraagd wat maakte dat bepaalde studenten zijn uitgevallen en wat de rol van de verschillende factoren daarin is geweest. Het aanvullend onderzoek bestond uit dossieronderzoek, interviews en analyse van kwantitatieve data. Centraal stonden de casussen van uitgevallen studenten. Daarbij is ook met de mentor/loop-baanbegeleider van de student gesproken en in een beperkt aantal gevallen ook met de student zelf. Bij twee teams bleek het uiteindelijk niet mogelijk de interviews te houden en is alleen het dossieronderzoek uitgevoerd. In het onderstaande overzicht zijn de tien teams (aangeduid met een hoofdletter) ingedeeld naar niveau en sector. Tabel 4.1 – Selectie van 10 teams, naar sector en niveau

Sector Niveau 2 Niveau 3/4

Economie B E, G

Techniek A*, C D*, F

Zorg & Welzijn H

Groen I, J

* alleen dossieronderzoek Hoewel de aard van de opleiding (richting, niveau) ook meespeelt in de analyse is afgespro-ken met de instellingen dat de opleidingsteams in de rapportage anoniem blijven. 4.2 Beschrijving van de teams Zoals aangegeven zijn de meeste teams geselecteerd op een relatief hoog percentage uitval en/of VSV. In de volgende tabel zijn de percentages per opleidingsteam weergegeven. Team I is het team dat juist vanwege lage uitval en VSV is geselecteerd.

Page 34: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

27

Tabel 4.2 – Omvang van de uitval en VSV bij de tien geselecteerde teams

Team Aantal studenten 2015-2016

(BOL, < 23 jaar)

Uitval VSV

Aantal % %

A 121 22,3 19,0

B 137 13,1 10,9

C 88 22,7 13,6

D 294 10,5 10,513

E 274 10,9 5,1

F 300 9,3 2,7

G 127 15,0 2,2

H 186 14,5 5,1

I 134 3,0 -

J 182 8,2 5,1

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen Uit het overzicht blijkt dat hoge uitval niet altijd ook een hoog percentage VSV impliceert. Zo kent team G relatief veel uitval, maar slechts weinig VSV. De uitval bij een opleiding hangt ook samen met de aard van de opleiding. Sommige oplei-dingen trekken een selecte groep van zeer gemotiveerde studenten, terwijl andere opleidin-gen er juist om bekend staan dat zij te maken hebben met veel studenten voor wie de oplei-ding een ‘restkeuze’ was. In vergelijking met het landelijke gemiddelde voor dezelfde oplei-ding scoren de meeste van de onderzochte opleidingen (ver) onder het landelijke gemid-delde. Een aantal ligt ongeveer even goed of slecht. Een van de opleidingen heeft weliswaar een relatief hoge uitval, maar scoort qua opleidingsrendement hoger dan het landelijke ge-middelde. Vanwege vertrouwelijkheid worden hier geen concrete cijfers genoemd, maar vol-staat de constatering dat er wel sprake is van een effect van het type opleiding, maar dat het voornamelijk gaat om het effect van het team dat de opleiding uitvoert. Het volgende overzicht laat zien in welke mate de teams te maken hebben met verzuim en in welke mate zij verwijzen naar de tweedelijns ondersteuning.

13 De helft van de VSV-ers in dit team is niet uitgevallen. Dit betekent meestal dat de student in 2016-

2017 als extraneus staat ingeschreven. In de data van DUO is zo´n student geregistreerd als VSV-er (in de voorlopige cijfers). Bij het alsnog behalen van een diploma is de student in de definitieve cijfers niet meer meegeteld als VSV-er.

Page 35: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

28

Tabel 4.2 – Omvang van ongeoorloofd verzuim en verwijzingen naar de tweedelijns onder-steuning bij de tien geselecteerde teams

Team Ongeoorloofd verzuim Verwijzing tweedelijns ondersteuning

% %

A 17 60

B 16 37

C 15 41

D 17 20

E 12 30

F 3 21

G 13 7

H 14 12

I Niet bekend 5

J Niet bekend 15

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen 4.3 Probleemanalyse van de teams zelf en ingezette maatregelen In deze paragraaf wordt per team beschreven hoe in het team gekeken wordt naar uitval en voortijdig schoolverlaten. Nadrukkelijk gaat het om de beleving van de teams zelf. Zoals gezegd stonden in de interviews concrete casussen van uitgevallen studenten centraal. Met de teams A en D bleek het uiteindelijk vanwege organisatorische redenen niet mogelijk om interviews te houden. Team B Volgens de betrokkenen van team B, een opleiding op niveau 2, vallen de meeste studenten uit vanwege een verkeerde studiekeuze en vanwege een problematische privé-situatie. Ook de motivatie en beroepshouding is bij veel studenten problematisch. De analyse die het team maakt is dat door het grote aantal studenten met problematiek, de grootte van de klassen en de werkdruk van docenten en mentoren is de kwaliteit van het onderwijs niet optimaal is. Er is weinig individuele aandacht. De oude manier van lesgeven werkt niet meer voor de huidige doelgroep. Daarom is er veel aandacht voor een andere benadering van de student en een band opbouwen met de student. Het idee is dat dit zal leiden tot meer gemotiveerde studenten en minder uitval. Dit wordt gemonitord door met studenten in gesprek te gaan (gesprekken + enquêtes). Er wordt gekeken hoe de werkdruk van docenten verminderd kan worden door dingen anders te organiseren. In het team is de uitdaging om meer te reflecte-ren, te activeren en elkaar aan te spreken. Vanuit de tweede lijn is de wens dat studenten sneller worden doorverwezen en minder lang in de eerste lijn worden ondersteund. In het team zelf is men hier juist tevreden over en vindt men dat studenten goed worden ondersteund.

Page 36: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

29

Knelpunt is de intake en hoe daaruit de juiste informatie opgehaald en gebruikt kan worden. Team C De studenten in opleiding C, een niveau 2 opleiding, vallen volgens de betrokkenen van het team voornamelijk uit vanwege een verkeerd opleidings- en beroepsbeeld. Ook speelt mee dat erg veel studenten met zware problematiek te maken hebben. Het team van opleiding C is erg nieuw en heeft weinig regels/kaders/richtlijnen meegekregen; er is veel ruimte voor eigen regels en werkwijzen. Visie en sturing vanuit het management zou beter moeten, evenals steun/empathie. Het team werkt heel erg hard, maar heeft moeite om de basis goed te krijgen. Het arbeidsmarktperspectief van de opleiding is slecht, maar het opleidingsprogramma is ook te weinig uitdagend, aldus de betrokkenen. Er wordt geprobeerd om het onderwijs uit-dagender te maken, een beter pedagogisch-didactisch klimaat te creëren en de groepsdy-namiek te verbeteren. Zo moet de motivatie van de student omhooggaan. Knelpunt is de intake en hoe daaruit de juiste informatie opgehaald en gebruikt kan worden. Team E Team E omvat vier verschillende opleidingen op niveau 3 en 4. De belangrijkste reden voor uitval is het slechte beeld van studenten van de opleiding en het werkveld zo geven de teamleden aan. De stage is pas relatief laat in de opleiding. Ook wordt aangegeven dat in een deel van de opleidingen ook de problematiek van studenten een belangrijke rol in de uitval speelt. Het verzuim is bij een deel van de opleidingen een groot probleem. Dat hangt samen met zowel de problematiek als de motivatie van de studenten. Het melden van ver-zuim was te makkelijk, maar is veranderd. Er is extra aandacht voor verzuim, maar het is geen aparte doelstelling. Men zet in op het verbeteren van de pedagogisch-didactische kwaliteit van de lessen: meer beroepsgericht. Als team wil men elkaars lessen gaan bezoeken en feedback geven. Ook wordt met studenten in gesprek gegaan (gesprek + enquêtes) over de kwaliteit van de les-sen. Doel is de lessen interessanter en uitdagender te maken. De teamleden vinden dat de ondersteuning van studenten over het algemeen goed gaat. Wel is sprake van tijdgebrek, het aantal taken van docenten is te groot. Knelpunt is de intake en hoe daaruit de juiste informatie opgehaald en gebruikt kan worden. Daar is nu prioriteit aangegeven en men gaat aankomend studenten extra vragen stellen over eventuele ondersteuningsbehoeften. Team F Team F omvat een opleiding op niveau 4. De betrokkenen geven aan dat de belangrijkste reden voor uitval een verkeerde studiekeuze is en in mindere mate het te hoge niveau van de opleiding, met name bij bepaalde vakken. Het onderwijs is projectgestuurd. De mensen uit het team geven aan dat dit als voordeel heeft dat het realistisch is en er veel contacturen zijn met de mentor (in de rol van mentor en in de rol van docent). Het nadeel is volgens hen dat het weinig flexibel is; het kan studenten belemmeren in een doorlopende schoolloop-baan. De studentbegeleiding gaat volgens de betrokkenen meestal goed, maar soms zijn mentoren te onervaren. De begeleidingstijd is in het eerste jaar groter dan daarna.

Page 37: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

30

Om uitval te verminderen is een actieplan gemaakt. Dat bestaat uit studentbegeleiding met meer aandacht voor risicostudenten en de invoering van studentbesprekingen (= betere pro-cesbegeleiding), meer uren studentbegeleiding in 1e jaar, aanpassingen in de manier van toetsen, eerder in de opleiding keuze voor een opleidingsrichting en een cursus signaleren voor alle docenten. Knelpunt was ook de intake en het krijgen van een goed beeld van de student. Vanaf volgend studiejaar worden weer maatwerkgesprekken gevoerd. Team G Team G is een opleidingsvariant van een bredere opleiding op niveau 4. Volgens de mento-ren zitten in de opleiding studenten voor wie het opleidingsniveau te hoog is. Zij raken ge-demotiveerd en verstoren de sfeer. Daarnaast zou het beeld van de opleiding bij veel stu-denten niet kloppen met de realiteit en vallen zij daardoor uit. Er is weinig sprake van pro-blematiek. De problematiek die er is, zit meer op studiehouding. Knelpunt zit volgens de betrokkenen in de intake. Die is niet streng genoeg (richting is een zwaardere variant van de reguliere opleiding) en selecteert niet de goede studenten. Ook is er te weinig aandacht voor het beroepsbeeld in de intake. Daarnaast is de informatieoverdracht vanuit de intake niet optimaal. Verzuim is een groot probleem, maar wordt niet adequaat opgepakt zo geven de teamleden aan. De betrokkenheid met de student zou beter moeten, bijvoorbeeld als het gaat om het oppakken van verzuim. In gesprek gaan met de student om oorzaken te achterhalen. De kwaliteit van de studentbegeleiding zou beter kunnen, er zijn veel individuele verschillen en niet alle docenten staan open voor verbeteringen. De tijd voor begeleiding is te kort. De manager zou volgens sommigen beter moeten sturen en controleren. Team H Team H omvat een opleiding op niveau 3 en niveau 4. De uitval is volgens betrokkenen het gevolg van studenten voor wie het opleidings-/beroepsbeeld van de studenten niet overeen-komt met de praktijk. Veel studenten kiezen voor de opleiding omdat zij ‘ervaringsdeskun-dige’ zijn. In de opleiding worden zij geconfronteerd met zichzelf en hun eigen problematiek. Er zou beter ingezet mogen worden op wat de opleiding inhoudt, zowel door het team als het vmbo (en in samenwerking). In de intake is het lastig alle informatie boven tafel te krijgen, zo geven de mentoren aan. Studenten houden soms informatie achter en de intake zou scherper mogen. Ook de over-dracht richting het team kan beter. Wel is er nu een lijst met relevante informatie over de studenten die wordt gedeeld in het team. De dagen zijn lang en het onderwijs zou praktijkgerichter mogen. Dit is lastig te realiseren. Door de drukke dagen spreken ook docenten elkaar te weinig. Verzuim is omvangrijk en zou beter en sneller opgepakt moeten worden. Scherp monitoren en alert reageren. De tijd voor studentbegeleiding is volgens de mentoren te gering en in de bespreking van studenten (tussen mentoren) is een verbeterslag te maken. Het ‘professionaliseren’ van de basisondersteuning binnen het team is nog volop in ontwikkeling.

Page 38: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

31

Team I Team I is een opleiding op niveau 3 en 4 met weinig uitval. De studenten worden volgens de mensen uit het team gekenmerkt doordat ze een duidelijk beroepsbeeld hebben en daar-door bewust voor de opleiding kiezen. Zij hebben veelal ervaring in de beroepspraktijk, we-ten dat hard werken vereist is en hun mentaliteit is aanpakken en doorzetten. De docenten komen zelf ook uit de beroepspraktijk en hebben dezelfde mentaliteit. Daardoor is er een goede ‘match’ tussen docenten en studenten. De meeste docenten hebben weinig affiniteit met begeleiden van studenten met een extra ondersteuningsbehoefte en schakelen daarom sneller hulp in als extra ondersteuning nodig is. De lage uitval betekent niet automatisch dat in dit team geen knelpunten naar voren komen in het proces van intake naar uitstroom. Knelpunten die bij de andere teams voorkomen, zijn soms ook zichtbaar bij dit team. Toch lijkt met name het duidelijke beroepsbeeld bij studen-ten in combinatie met de juiste mentaliteit en de goede ‘match’ tussen docenten en studen-ten een belangrijke rol te spelen bij de lage uitval. Team J Team J verzorgt een opleiding op niveau 4. De uitval wordt volgens de betrokkenen voorna-melijk veroorzaakt door het type student in combinatie met een verkeerd beroepsbeeld. Het karakter van de student past niet altijd bij wat het beroep van hem vraagt. Het niveau van de opleiding is hoog en de opleiding is zwaar. Door lange dagen is er soms weinig tijd voor extra ondersteuning, zowel bij studenten als docenten. Geprobeerd wordt het beroepsbeeld duidelijker te maken door studenten voor instroom te adviseren een oriënterende stage te lopen. Gedacht wordt ook om peer-coaching in te zetten in het voortraject. De tijd voor studentbegeleiding is volgens de mensen uit het team te kort, maar desondanks is er wel een goed beeld van de individuele student. Docenten zijn uni-versitair opgeleid, komen uit de praktijk (niet uit het onderwijs) en hebben weinig ervaring met coaching (pedagogiek). Docenten kunnen daarbij wel begeleid worden als ze dat willen. Vanuit de extra ondersteuning wordt aangegeven dat studenten sneller zouden moeten wor-den doorverwezen naar de tweede lijn, maar dit gebeurt nog onvoldoende. De informatie-overdracht naar de tweede lijn is niet altijd goed. Ook andersom zou de terugkoppeling beter moeten gaan. 4.4 Concrete knelpunten In de casusbesprekingen met mentoren is per uitgevallen student nagegaan hoe de organi-satie van het onderwijs en de begeleiding heeft gefunctioneerd voor de individuele uitgeval-len student. Een aantal aspecten kwamen bij meerdere mentoren en bij meerdere instellin-gen terug. Intake/toelating Het tijdig naar boven halen van ondersteuningsbehoeften van studenten wordt door veel mentoren als groot knelpunt benoemd. Een deel van de studenten benoemt eventuele on-dersteuningsbehoeften niet tijdens de intake of kennismaking. Informatie vanuit de vorige

Page 39: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

32

opleiding (VO of vorige mbo-opleiding / Digitaal Doorstroomdossier) is er niet altijd, maar wordt ook als deze informatie er wel is onvoldoende gebruikt. Specifiek knelpunt is de over-dracht binnen de eigen mbo-instelling; het niet gebruiken van informatie over eventuele in-takes van de student op dezelfde instelling. Er zijn voorbeelden genoemd van studenten die zich meerdere jaren achtereen voor dezelfde opleiding hebben ingeschreven (steeds weer uitvallen), zonder dat dit bij de intake bekend is. Gevolg is dat er volgens de mentoren onvoldoende ingespeeld kan worden op de problema-tiek en ondersteuningsbehoeften van de student. Inrichting onderwijs Knelpunt dat door meerdere mentoren bij verschillende mbo-instellingen is benoemd zijn de zeer beperkte mogelijkheden voor studenten om halverwege het studiejaar over te stappen naar een andere opleiding. Met name voor studenten die al snel na de start van het studie-jaar weten dat ze de verkeerde opleidingskeuze hebben gemaakt, werkt dit erg demotive-rend zo wordt aangegeven. Ook voor de mentor is het een extra belasting, omdat bijvoor-beeld het opvolgen van verzuim bij deze studenten vaak veel tijd kost. Tevens verandert de dynamiek in de klas, omdat deze studenten de rest van de klas soms negatief beïnvloeden. Basisondersteuning Startende mentoren (nieuwe docenten) hebben regelmatig het gevoel onvoldoende onder-steuning te krijgen. Verwachtingen ten aanzien van de ondersteuning van studenten en van hun rol in het signaleren en doorverwijzen van studenten zijn niet altijd duidelijk. Ze voelen zich niet zelden ‘in het diepe gegooid’. Het signaleren van problematiek bij met name de introverte ‘stille’ en onopvallende leerling wordt door een aantal mentoren expliciet als knelpunt benoemd. De extraverte leerlingen vallen op, de stille leerling krijgt te weinig aandacht. Door de hoge werkdruk is ook de sig-nalering van problemen bij alle leerlingen niet altijd op tijd. Een deel van de mentoren stelt de vraag tot hoe ver hun verantwoordelijkheid loopt: wat is je taak en verantwoordelijkheid voor studenten die bijna nooit aanwezig zijn? In hoeverre is het je taak om studenten te motiveren? (‘ik zie mijzelf niet als motivator’; ‘als de student geen zin heeft is dat niet mijn verantwoordelijkheid’). Mentoren die wel verantwoordelijkheid en betrokkenheid voelen voor al hun studenten weten bij studenten met zware problematiek of in complexe situaties niet altijd wat ze nog kunnen doen en krijgen daar naar hun gevoel niet altijd voldoende handvatten en ondersteuning voor. Overdracht naar tweede lijn en verantwoordelijkheid voor de student Bij doorverwijzing naar de tweede lijn of een externe partij zoals leerplicht raakt een deel van de studenten uit beeld van de mentor. De mentor geeft aan de verantwoordelijkheid over te dragen en houdt zich niet meer bezig met student (geen zicht op vervolgacties en het resul-taat daarvan). De verantwoordelijkheid voor de student bij doorverwijzing is niet altijd duide-lijk en beleid/protocollen hierover zijn lang niet altijd bekend. Ook de communicatie tussen de eerste en tweede lijn gaat niet altijd goed en de procedures hieromtrent zijn niet altijd duidelijk bij de mentor.

Page 40: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

33

Dit is ook zichtbaar in de nazorg, als studenten besluiten te stoppen met de opleiding. Niet altijd houdt een mentor in de gaten of de student feitelijk is ingeschreven/start met een an-dere opleiding. De verantwoordelijkheden op dit vlak zijn niet helder voor alle mentoren. Bij een deel van de VSV-ers heeft onduidelijkheid over wie verantwoordelijk was en onvol-doende nazorg zeker een rol gespeeld in het niet herstarten elders (of niet aankomen). Verzuim In de gesprekken met de mentoren wordt ook verzuim als een belangrijk knelpunt genoemd. Bij studenten die in (studie)problemen raken, kan verzuim vaak een voorbode van uitval zijn. Ook raakt door het verzuim de mentor het contact met de student kwijt, bijvoorbeeld als deze niet komt opdagen voor gesprekken. In de Regiomonitor VSV wordt elk jaar naar de ontwikkeling van de verzuimaanpak gekeken. Daarin vallen twee dingen op. Op de eerste plaats is het zo dat de instellingen hun verzuim-registratie steeds beter op orde hebben en daarmee ook de – vaak geautomatiseerde – melding van ongeoorloofd verzuim bij het Verzuimloket van DUO. Op de tweede plaats valt op, nu de registratie beter wordt, hoe groot het verzuim is en hoeveel studenten regelmatig verzuimen, met name bij de grotere mbo-instellingen. Onderstaande cijfers hebben betrek-king op de zes mbo-instellingen/locaties (dus niet alleen op de tien teams). Tabel 4.3 – Percentage van alle studenten (<23 jaar) dat ongeoorloofd verzuimt

> 5% verzuim Waarvan > 10% verzuim

DUO-melding

ROC Midden Nederland 61 36 22

MBO Utrecht 66 43 33

Grafisch Lyceum Utrecht 30 13 27

Nimeto 16 3 8

Wellantcollege Houten nb nb 6

ID College Woerden 35 18 7

Gegevens verzuim voor Wellantcollege Houten niet bekend Bron: databestanden mbo-instellingen De tabel laat zien dat bij de twee grootste mbo-instellingen meer dan zestig procent van de studenten meer dan vijf procent van het onderwijs verzuimt. Als de grens op minimaal tien procent ongeoorloofd verzuim wordt gelegd, ligt het percentage studenten rond de veertig procent. Overigens leidt niet al het ongeoorloofd verzuim tot een DUO-melding. Daarvoor moet het verzuim minimaal 16 uur in vier aaneengesloten weken bedragen. Bij drie van de zes instellingen wordt voor meer dan twintig procent van alle studenten een DUO-melding gedaan. Alleen voor deze drie instellingen gaat het al om meer dan 5.000 studenten per jaar waarvoor een melding van ongeoorloofd verzuim bij DUO wordt gedaan. Verzuim komt veel voor op alle niveaus van het mbo, bij alle sectoren en beide leerwegen. Wel is het zo dat er

Page 41: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

34

aanzienlijke verschillen tussen de instellingen zijn. Bij Nimeto ligt het verzuim aanzienlijk lager dan bij de andere instellingen/locaties. In voorgaande rapportages van de Regiomonitor VSV is al uitvoerig beschreven dat verzuim lang niet altijd een relatie heeft met uitval: veruit de meeste studenten die verzuimen vallen niet uit. In de context van de vraag die in dit hoofdstuk aan de orde komt – wat is de rol van de opleiding – heeft het hoge verzuim echter wel een belangrijke betekenis. Uit de interviews met medewerkers uit de onderzochte teams blijkt dat verzuim ook te maken heeft met de wijze waarop het onderwijs is georganiseerd (roosters), met de aantrekkelijkheid van het onderwijs en met de relatie tussen student en docent. 4.5 Probleemanalyse langs drie aspecten In de interviews met de betrokkenen in en rond de teams valt op dat men veel te zeggen heeft over het vraagstuk van uitval en VSV. Het startpunt daarbij is meestal de zogenoemde factor student: bijna altijd komt aan de orde dat een deel van de studenten (soms meer, soms minder) te maken heeft met verkeerde studiekeuze of beroepsbeeld, met leerproble-men, met persoonlijke problematiek of met problemen rondom houding en motivatie. In de (impliciete) analyse die de betrokkenen maken speelt de factor student altijd een grote rol. De moeilijkheid van de studentenpopulatie bepaalt als het ware de zwaarte van het werk. In omgekeerde zin is dat ook terug te zien bij het team met de lage uitval (team I): daar wordt de factor student juist expliciet als positief aspect genoemd. De studenten hebben een goed beeld van de opleiding en het beroep en zijn zeer gemotiveerd. Wat echter ook benoemd wordt, is de goede ‘klik’ tussen studenten en opleidingen: men spreekt dezelfde taal, heeft dezelfde mentaliteit. Een tweede punt dat opvalt, is de veelheid van aspecten die wordt genoemd in het eigen functioneren van het team die beter zouden moeten. Daarbij komen uiteenlopende aspecten aan de orde, zoals de intake, management/leiding, begeleiding, werkdruk, klassengrootte, roostering, informatieoverdracht, pedagogisch-didactische benadering, verwijzing naar tweede lijn, training en coaching van docenten. De grote diversiteit van aspecten illustreert aan de ene kant dat we te maken hebben met verschillende teams en opleidingen en stu-dentenpopulaties. Dat maakt dat in elk team weer andere punten van belang zijn. Aan de andere kant laat de diversiteit ook zien dat er weinig samenhang is in de analyse van de problematiek en in de visie op de oplossingsrichting. De interviews maken duidelijk dat er wel veel nagedacht wordt over uitval en wat eraan gedaan kan worden, maar dat er niet vaak sprake is van een samenhangende en gedragen visie. Dat wordt nog versterkt door de bij velen gevoelde werkdruk en het gebrek aan tijd en capaciteit om veranderingen door te voeren. In de gesprekken gaat het vaak over plannen die er zijn of over het begin dat is gemaakt met een verandering: ‘we zijn er mee bezig’. Uit de analyse van de interviews komt naar voren dat alle genoemde aspecten in drie cate-gorieën zijn in te delen: visie, leiderschap en organisatie. En bovendien blijkt dat juist de samenhang tussen de drie van cruciaal belang is. In een voorbeeld zijn er wel goede ideeën over hoe het anders en beter kan, maar lukt het niet de organisatorische voorwaarden te

Page 42: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

35

realiseren. In een ander voorbeeld is er veel wil en bereidheid, maar ontbreekt het aan een goede analyse van de problematiek. In weer een ander geval is het leiderschap vanuit het management het knelpunt. De processen in de onderzochte teams laten zien dat het niet voldoende is om op één of twee van de drie facetten (visie, leiderschap, organisatie) goed te ‘scoren’. Juist het gebrek aan samenhang en het ontbreken van één of twee van de fa-cetten maakt dat veranderingen moeizaam of niet van de grond komen. Voor een beter begrip van de samenhang worden de drie facetten hierna kort toegelicht. Visie Onder het begrip visie wordt niet alleen het zicht op de oplossing verstaan, maar ook de analyse en gevoelde urgentie van de problematiek. Voor een belangrijk deel stuurt de (im-pliciete) analyse die de betrokkenen maken van de problematiek hun verdere houding ten opzichte van mogelijke veranderingen. Zo valt het op dat vaak de factor student als begin-punt en hoofdoorzaak van de problematiek wordt genoemd. In die analyse zit een deel han-delingsverlegenheid: vaak wordt verwezen naar de intake die beter of strenger zou moeten, of naar het vmbo dat meer op studiekeuze zou moeten inzetten. Natuurlijk schuilt daarin een kern van waarheid. De mbo-opleidingen op niveau 4 hebben veel te maken met leerlingen die uit de theoretische leerweg van het vmbo komen en bekend is dat daar nog altijd te weinig aan loopbaanoriëntatie en beroepskeuze wordt gedaan. Dat gezegd hebbende, leidt het leggen van (een) oorzaak bij de student ook tot een zekere berusting: het overkomt ons en we kunnen er weinig aan doen. Het voorbeeld laat zien hoe de analyse van de proble-matiek de houding en ook de ervaren urgentie bepaalt. Een ander punt is dat de analyse lang niet altijd breed gedragen wordt en dat men binnen het team niet tot eenzelfde analyse komt. Het onderzoek laat zien dat de analyse complex is: er is geen eenduidig belangrijkste oor-zaak aanwijsbaar. Wat gevraagd wordt is een meer diverse en samenhangende analyse en kijk op de problematiek. Daarmee is het punt van de visie aangeroerd. Het belang van de visie zit niet in de richting ervan. Er zijn, ook afhankelijk van de opleiding en context, verschillende visies denkbaar en mogelijk. Het belang schuilt in het verbindende karakter dat de visie kan hebben; verbindend zowel naar wat er moet gebeuren, als naar het draagvlak bij de teamleden dat nodig is. Het onderzoek bij de teams laat zien dat er vaak wel impliciet elementen van een visie aan-wezig zijn, bijvoorbeeld als het gaat om de pedagogisch-didactische benadering die men nastreeft. Maar een meer samenhangende analyse en visie op de problematiek is niet of nauwelijks aangetroffen. Leiderschap De rol van het management is in veel opzichten van doorslaggevend belang. Als het gaat om analyse en visie kan het leiderschap de trekker- en verbindingsrol vervullen. Maar zeker zo belangrijk is de inzet en steun die nodig is om veranderingen te realiseren. Als een rode draad door de interviews met mentoren, begeleiders, intakers en zorgfunctionarissen loopt de hartenkreet dat men wel zou willen, maar op de een of andere manier belemmerd wordt. Men wil wel, maar heeft te weinig tijd, te veel werkdruk, te weinig expertise, te grote klassen, te veel bijkomende taken enzovoort. Soms wordt ook expliciet gewezen op het gebrek aan steun vanuit het management, niet alleen maar in organisatorische zin, maar ook in de vorm

Page 43: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

36

van morele steun. Het is niet gezegd dat een teammanager daadwerkelijk op al die punten kan sturen. Vaak zijn het ook voor hem gegevenheden, opgelegd door regelgeving, financi-ele ruimte of door de eigen instelling gestelde voorwaarden. Maar duidelijk is wel dat de manager op dat punt leiderschap moet tonen, waar het kan in het realiseren van organisa-torische voorwaarden, maar waar dat niet kan in het zoeken naar oplossingen binnen de gestelde condities. Organisatie Het is al verschillende keren benoemd: de wijze waarop het werk wordt georganiseerd, of anders gezegd het onderwijs wordt ingericht, is een essentiële voorwaarde voor verminde-ring van uitval. Het gaat daarbij om allerlei organisatorische aspecten, de voorbeelden zijn genoemd. Ook hier is echter in de interviews een rode draad zichtbaar, die telkens terug-keert, namelijk het kunnen werken met de student als individu. Het is een van de meest urgente en tegelijkertijd verlammende vragen: hoe slagen we erin als team de student als individueel persoon te kennen en te benaderen. Concreet uit zich dat in vragen om een betere intake, betere informatie over de student en betere overdracht van die informatie, om meer begeleidingstijd, om meer flexibiliteit om aan de behoeften van individuele studenten tegemoet te komen. Mentoren die dertig of meer studenten moeten begeleiden lopen ofwel vast in het bieden van aandacht voor elke student, of berusten in de gedachte dat die twee of drie die uitgevallen studenten onvermijdelijk waren. Voor hen is uitval een weinig voorko-mend incident. Voor het team leidt de optelsom van deze ‘incidenten’ tot twintig, dertig of meer uitvallers per jaar. Het valt op dat bij het team met de laagste uitval het sterke punt juist de goede verbinding tussen studenten en docenten is. Men verstaat elkaar goed en de af-stand van student tot docent is daardoor kleiner. De indeling en omvang van groepen, de inzet van begeleidingsuren, de planning en rooste-ring van het onderwijs, het terugdringen van verzuim en de verzameling en overdracht van informatie vormen de kern van de organisatorische uitdaging. 4.6 Conclusie In dit hoofdstuk is de factor opleiding tegen het licht gehouden. Daarbij werd meteen duidelijk dat de factor opleiding niet losstaat van de factor student – net zomin als dat omgekeerd het geval is. De verschillende opleidingen hebben, afhankelijk van de richting en het niveau, ieder te maken met een specifieke studentenpopulatie. Het onderzoek bij de teams laat zien dat de kern van de factor opleiding ligt binnen de teams. Ook binnen een team gaan sommige dingen goed en sommige minder. En ook binnen een team zijn er verschillen tussen de professionals die er werken en de manier hoe zij hun werk uitvoeren. Uitval en VSV worden, hoewel verschillend geanalyseerd, binnen alle onderzochte teams als urgent en relevant ervaren. Men ziet een grote veelheid van aspecten die verbeterd zou moeten worden. Het gaat daarbij zowel om analyse en visie, om leiderschap als om organi-satie. En er zijn ook op al die aspecten concrete initiatieven geconstateerd. Elk team werkt wel aan één of meer van de aspecten om het onderwijs en de begeleiding te verbeteren en

Page 44: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

37

uitval terug te dringen. In die zin kunnen teams door uitwisseling van ideeën en ervaringen veel van elkaar leren, niet alleen binnen de instellingen, maar ook tussen de instellingen. Daar tegenover staat de constatering dat het regelmatig ontbreekt aan samenhang. Er is niet vaak sprake van één samenhangende analyse en visie die richting geeft aan wat moet gebeuren en prioriteit bepaalt in wat kan worden gedaan. Om die reden is in een separate bijlage een checklist opgesteld waarmee de opleidingsteams een scherpe en samenhan-gende analyse kunnen maken van de uitval- en VSV-problematiek in hun (specifieke) oplei-dingsteam. Er is geen eenvoudige of enkelvoudige verklaring mogelijk van uitval. Dit en het vorige hoofd-stuk laten zien dat ‘verklarende’ factoren complex zijn en op elkaar inwerken. Elk team heeft te maken met een eigen set van factoren, met een eigen context. Wat uit het onderzoek als verbindend element naar voren komt is de drieslag van visie-leiderschap-organisatie. Door op alle drie de facetten in samenhang stappen te maken kan een deel van het nu soms voorkomende gevoel van machteloosheid wellicht worden weggenomen. Juist nu problematiek van uitval en voortijdig schoolverlaten steeds verder verdund over op-leidingen en leerjaren is verdere terugdringing van uitval geen kwestie (meer) van het draaien aan één knop maar aan veel knoppen tegelijk. De analyse bij de onderzochte teams geeft aanwijzing wat die knoppen zijn en hoe ze samenhangen.

Page 45: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage
Page 46: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

39

5 De factor tweedelijns ondersteuning De tweedelijns ondersteuning die de mbo-instellingen bieden omvat een breed en gevari-eerd aanbod. Bij alle mbo-instellingen kunnen studenten met psychosociale problematiek en ondersteuningsvragen op het gebied van gedrag, loopbaan en studievaardigheden begelei-ding krijgen in de tweede lijn. In dit hoofdstuk komt het bereik en het rendement van deze tweedelijns ondersteuning aan bod. Wie worden er bereikt en hoe effectief is de geboden ondersteuning? Daarbij wordt ingezoomd op twee vraagstukken. Eerst wordt gekeken naar het deel van de uitvallers dat niet door de tweedelijns ondersteuning is bereikt. De vraag is waarom deze studenten niet in de tweede lijn zijn ondersteund en in hoeverre zij wel ade-quaat in de eerste lijn zijn begeleid. Het tweede vraagstuk focust op de groep studenten die ondanks ondersteuning in de tweede lijn toch VSV-er worden. Is er nog ruimte voor verdere verbetering in het rendement van de begeleiding of is een ‘harde kern’ van onvermijdbare uitval en VSV bereikt? 5.1 Omvang, inrichting en bereik van de tweedelijns ondersteuning In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de studenten die op de verschillende mbo-instellingen ondersteund zijn in de tweede lijn. In de tweede kolom zijn de aantallen ondersteunde studenten zichtbaar. In de laatste kolom wordt dit als percentage ten opzichte van het totaalaantal studenten op de mbo-instelling gepresenteerd. Dit percentage is het bereik van de tweedelijns ondersteuning. Tabel 5.1 – Overzicht deelname en bereik tweedelijns ondersteuning (< 23 jaar)

Totaal studenten jonger dan 23 jaar

Studenten in tweede lijn14

Studenten in tweede lijn

N N %

ROC Midden Nederland 13.852 2.387 17

MBO Utrecht 3.935 447 11

Grafisch Lyceum Utrecht 1.946 570 29

Nimeto 1.247 278 22

Wellantcollege Houten 1.054 132 13

ID College Woerden 697 202 29

Bron: databestanden mbo-instellingen 14 Studenten die op 1 oktober 2015 ingeschreven stonden op de betreffende instelling. Bij een aantal

instellingen zijn meer studenten bereikt gedurende het schooljaar, maar betreft het studenten die pas na 1 oktober 2015 zijn ingestroomd.

Page 47: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

40

Het aantal studenten dat in de tweede lijn wordt ondersteund is groot. In totaal zijn in 2015-2016 ruim 4.000 studenten ondersteund, gemiddeld zo’n 18 procent van de studenten op de mbo-instellingen. Voor ROC Midden Nederland gaat het om bijna 2.400 studenten, maar ook bij de kleinere mbo-instellingen/locaties betreft het vaak een paar honderd studenten die per studiejaar worden ondersteund. Weliswaar zijn niet alle interventies even langdurig of intensief – een interventie loopt uiteen van een enkel gesprek tot een intensief traject van meerdere maanden – maar feit is dat de tweede lijn een zeer grote groep studenten bediend. De verschillen tussen de mbo-instellingen in het percentage studenten dat bereikt wordt (de derde kolom van tabel 5.1) zijn vrij groot en lopen uiteen van 11 tot bijna 30 procent van alle studenten. De twee vakinstellingen, met een relatief kleinere tweedelijnsvoorziening, zitten met een bereik van 22 en 29 procent boven het instellingsbrede gemiddelde. Een grote in-stelling als ROC Midden Nederland zit op 17 procent. MBO Utrecht valt op met een relatief laag bereik van 11 procent. Deze verschillen in bereik zijn deels verklaarbaar door de breedte van het ondersteunings-aanbod. Daarnaast speelt ook het beleid van de mbo-instelling voor wie de tweede lijn wordt ingezet een rol. De instellingen verschillen onder andere in hun beleid of alle uitvallers door de tweede lijn gezien moeten worden. Zo worden bijvoorbeeld bij Nimeto veel exitgesprek-ken (hulp bij uitschrijving en inschrijving bij een andere opleiding) door de decaan gevoerd. Ook bij ROC Midden Nederland is het doel om alle uitvallers te bereiken, maar worden des-ondanks niet alle uitvallers bereikt. Uit de gesprekken met de opleidingsteams komt naar voren dat onder andere uitvallers met startkwalificatie en studenten die zich al bij een andere mbo-instelling hebben ingeschreven in praktijk niet altijd door de tweede lijn gezien worden. 5.2 Uitval niet in tweede lijn Zoals hierboven al genoemd zijn niet alle uitvallers in het jaar van uitval door de tweede lijn bereikt. De volgende tabel geeft een overzicht van het bereik van de tweede lijn onder uit-vallers. In de derde kolom is het percentage uitvallers bekend in de tweede lijn weergegeven. Dit is het bereik van de tweede lijn onder uitvallers. De laatste kolom geeft juist aan welk deel van de uitvallers niet door de tweede lijn is bereikt. Gemiddeld genomen wordt 60 procent van alle uitvallers niet gezien in de tweede lijn. De verschillen tussen de mbo-instellingen zijn erg groot en lopen uiteen van 92 procent van de uitval die niet wordt gezien in de tweede lijn (MBO Utrecht) tot slechts 2 procent (Nimeto). Deels zijn deze verschillen verklaarbaar door het beleid van de instelling hierover (zie vorige paragraaf).

Page 48: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

41

Tabel 5.2 – Overzicht bereik tweedelijns ondersteuning onder uitvallers (< 23 jaar)

Aantal uitvallers

Uitvallers in tweede lijn

Uitvallers be-kend in tweede

lijn

Uitvallers niet bekend in tweede lijn

N N % %

ROC Midden Nederland 1.414 667 47 53

MBO Utrecht 662 55 8 92

Grafisch Lyceum Utrecht 177 107 60 40

Nimeto 104 102 98 2

Wellant Houten 80 27 34 66

ID College Woerden 95 50 53 47

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen Zo lang een uitvaller herstart bij een andere opleiding hoeft het ontbreken van ondersteuning door de tweede lijn niet problematisch te zijn. Dat is in de gesprekken met de opleidings-teams ook als oorzaak van het niet bereiken van uitvallers in de tweede lijn genoemd. De cijfers laten echter zien dat dat slechts een klein deel van de verklaring vormt, want ook gemiddeld 56 procent van de VSV-ers is in het jaar van uitval niet door de tweede lijn on-dersteund (niet in de tabel). Met name het lage bereik onder uitvallers (92 procent niet ge-zien) en VSV-ers (89 procent niet gezien, niet in de tabel) bij MBO Utrecht valt hier op; kennelijk heeft de tweede lijn geen specifieke taak op dit punt. Dit verklaart mede de relatief hoge uitval- en VSV-percentages van deze instelling (respectievelijk 17,5 en 6 procent, zie hoofdstuk 2). De vraag die ontstaat is welke factoren of verklaringen er zijn voor het niet bereiken van uitvallers in de tweede lijn. Voor ROC Midden Nederland zijn aanvullende analyses gedaan naar deze verschillen in bereik. In lijn met de voorgaande hoofdstukken zijn ook hier twee invalshoeken: de factor student en de factor opleiding. Vanuit de factor student beredeneerd is de hypothese dat bij de uitgevallen studenten die niet in de tweede lijn zijn ondersteund sprake is van minder ernstige problematiek dan bij uitvallers die wel gezien zijn in de tweede lijn. Vanuit de factor opleiding is de hypothese dat verwijzing naar de tweedelijns ondersteuning niet nodig was, omdat ze al adequaat in de eerste lijn zijn opgepakt. De factor student Studenten die uitgevallen zijn en eerder wel in de tweede lijn zijn ondersteund, hebben vaker zwaardere problematiek. In vergelijking met uitgevallen studenten die niet in de tweede lijn zijn ondersteund hebben zij vaker gedragsproblemen, problemen in de thuissituatie, proble-men met studiehouding of studievaardigheden, problemen met het niveau van de opleiding of loopbaanvragen.

Page 49: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

42

Hoewel er dus duidelijk aanwijzingen zijn dat gemiddeld genomen de problematiek van uit-gevallen studenten die niet ondersteund zijn in de tweede lijn minder zwaar is, heeft toch ook bijna de helft van deze groep problemen op het gebied van gedrag of in de persoonlijke sfeer, vaak in combinatie met problemen op het gebied van leren of loopbaan. De factor opleiding Vanuit de opleiding kan beargumenteerd worden dat studenten die zijn uitgevallen zonder ondersteuning vanuit de tweede lijn al adequaat zijn ondersteund in de eerste lijn. Nadere analyses op de aanpak in de eerste lijn geven een genuanceerd beeld. Aan de ene kant worden door de loopbaanbegeleiders (mentoren) in de eerste lijn vrijwel altijd activiteiten ingezet zodra problematiek bij de student gesignaleerd wordt. In de meeste gevallen wordt het gesprek met de student aangegaan, al dan niet samen met de ouders. Aan de andere kant worden met name bij studiegerelateerde problemen de geïnitieerde ac-tiviteiten of gesprekken niet altijd uitgevoerd. De oorzaak lijkt vooral bij de student te liggen, die niet gemotiveerd is voor de activiteit of simpelweg niet komt opdagen bij gemaakte af-spraken. Afhankelijk van de type problemen (op het gebied van gedrag, in de persoonlijke sfeer of studiegerelateerd) wordt in een kwart tot een derde van de gevallen ook overleg gevoerd met externe partijen – vaak leerplicht. Bij de meeste uitgevallen studenten die niet zijn on-dersteund in de tweede lijn is ook geen contact geweest met de tweede lijn. Dat roept de vraag op of de problematiek overleg met de tweede lijn overbodig maakt of dat de proble-matiek van de student door de loopbaanbegeleider wordt onderschat. Op basis van gesprek-ken met het SLC (de tweede lijn van ROC Midden Nederland) lijkt een verbeterslag te maken in het doen van tijdige doorverwijzingen. De signaleringsvaardigheden van de meeste loop-baanbegeleiders zijn vaak (en steeds vaker) wel op orde, maar doorverwijzing vindt regel-matig nog te weinig of te laat plaats. Conclusie Al met al is de constatering dat – in lijn met de conclusies uit hoofdstuk 3 – uitvallers die niet gezien zijn door de tweede lijn over het algemeen genomen met minder en minder zware/complexe problematiek te maken hebben. Tegelijkertijd is dit slechts een deel van de verklaring en zijn de onderlinge verschillen tussen de individuele studenten groot. Boven-dien: alle studenten zijn ondanks de eventueel geboden ondersteuning in de eerste lijn toch uitgevallen. Bij een deel van de groep studenten lijkt sprake van het missen of in ieder geval onderschatten van de zwaarte van de problematiek. Deels lijkt ook het weigeren van bege-leiding door studenten mee te spelen. Er is dan ook winst te behalen in het verder verbeteren van de signalering door de loopbaanbegeleiders in de eerste lijn en met name het daarop-volgend handelen. Naast tijdige doorverwijzing naar de tweede lijn omvat dit handelen ook de vaardigheid om studenten die (in eerste instantie) niet gemotiveerd zijn om aan hun pro-blemen te werken toch proberen tot medewerking bereid te krijgen.

Page 50: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

43

5.3 Rendement van de tweedelijns ondersteuning In de vorige paragrafen is het bereik van de tweedelijns ondersteuning besproken. Naast het bereik is ook het rendement van de geboden ondersteuning bepalend in de effectiviteit van de tweede lijn. Het rendement van de tweedelijns ondersteuning wordt uitgedrukt in het percentage studenten dat uitvalt of VSV-er wordt. In positieve percentages uitgedrukt gaat het dan om het behouden van studenten voor de eigen mbo-instelling. Het rendementscijfer is geen uitdrukking van een causaal (oorzakelijk) verband (‘de interventie heeft geleid tot behoud van de student’), maar geeft wel een indruk van de effectiviteit van de tweedelijns ondersteuning. Bijvoorbeeld: ROC Midden Nederland weet 69 procent van de studenten met tweedelijns ondersteuning te behouden voor het eigen ROC. In de volgende tabel zijn ook de percentages voor de andere mbo-instellingen gepresenteerd. Tabel 5.3 – Overzicht rendement tweedelijns ondersteuning (< 23 jaar)

Aantal studenten in tweede lijn

Aantal uitvallers

Uitval studenten in tweede lijn

VSV studenten in tweede lijn

N N % %

ROC Midden Nederland 2.387 747 31 15

MBO Utrecht 447 55 14 6

Grafisch Lyceum Utrecht 570 107 19 5

Nimeto 278 102 37 12

Wellantcollege Houten 132 27 21 16

ID College Woerden 202 50 25 9

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen Gemiddeld gezien valt 27 procent van de studenten met tweedelijns ondersteuning uit. An-ders gezegd: wordt 73 procent van de studenten voor de mbo-instelling behouden. Om be-tekenis te geven aan dit rendementscijfer moet ook gekeken worden naar het bereik van de tweedelijns ondersteuning en naar de absolute omvang van het uitval- en VSV-cijfer van de instelling. Een heel hoog rendement is immers van weinig betekenis als je er bijna niemand mee bereikt. Daarnaast speelt ook het doel van de ondersteuning een rol in de betekenis van een rende-mentscijfer. In de meeste gevallen zal het doel van de ondersteuning zijn om uitval van de student te voorkomen. In een aantal gevallen, bijvoorbeeld in het geval van loopbaangerichte trajecten zoals heroriëntatie, is uitval vaak het logische gevolg van de ondersteuning. Vrijwel altijd is het doel van de tweedelijns ondersteuning wel om VSV te voorkomen. Dat betekent niet dat in een aantal gevallen de student geadviseerd kan worden om tijdelijk te gaan wer-ken (bijvoorbeeld ter oriëntatie / een goede studiekeuze te kunnen maken) of eerst aan zich-zelf te werken (hulpverlening, voor studenten die tijdelijk ‘niet-schoolbaar’ zijn). Dit zijn echter de uitzonderingen op de regel.

Page 51: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

44

In de volgende tabel wordt een (samenvattend) overzicht gegeven van de belangrijkste ‘ma-ten’ om de effectiviteit van de tweedelijns ondersteuning te bepalen. Tabel 5.4 – Samenvattend overzicht bereik en rendement tweedelijns ondersteuning

Studenten bekend

in tweede lijn

Uitvallers bekend

in tweede lijn

Uitval van studenten in tweede

lijn

VSV van studenten in tweede

lijn

Uitval mbo-in-stelling

VSV mbo-in-stelling

% % % % % %

ROC Midden Nederland 17 47 31 15 10,2 5,83

MBO Utrecht 11 8 14 6 17,5 6,01

Grafisch Lyceum Utrecht 29 60 19 5 9,2 2,88

Nimeto 22 98 37 12 8,3 2,63

Wellantcollege Houten 13 34 21 16 7,6 3,20*

ID College Woerden 29 53 25 9 14,1 5,49*

* VSV-percentage van de vestiging Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen, Onderwijs in Cijfers Tussen de mbo-instellingen zijn verschillen in de effectiviteit van de tweedelijns ondersteu-ning: - ROC Midden Nederland kent in 2015-2016 een relatief hoge uitval uit de tweedelijns

ondersteuning. In vergelijking met het voorgaande jaar is het rendement met 11 procent-punt gedaald. Die daling doet zich over de volle breedte van het aanbod voor. Deson-danks is het rendement in termen van VSV verbeterd (van 18% naar 15% VSV). Dat betekent dat meer studenten die uitvallen wel elders herstarten. Het bereik is licht ge-daald, ook dat onder uitvallers.

- Bij MBO Utrecht is het rendement ten opzichte van een jaar eerder sterk verbeterd (van 17% VSV naar 6% VSV). Studenten die door de tweede lijn worden ondersteund, blijven in de verreweg meeste gevallen behouden voor de mbo-instelling. Maar tegelijkertijd is het bereik, met name het bereik onder uitvallers sterk gedaald (van 34% naar 8%). Hier-door blijven de uitval- en VSV-percentages voor de instelling als geheel relatief hoog. Aan de ene kant lijkt de tweede lijn dus te functioneren bij een deel van de studenten als het gaat om het voorkomen van uitval. Tegelijkertijd worden nog veel studenten die on-dersteuning nodig zouden hebben gehad gemist: immers maar 8% van de uitvallers is gezien in de tweede lijn. MBO Utrecht is in beweging om de ondersteuning in de tweede lijn steeds meer in de eerste lijn onder te brengen.

- Het Grafisch Lyceum Utrecht heeft het bereik van 21 procent naar 29 procent weten te brengen. Daarmee hebben zij samen met het ID College in Woerden het grootste bereik van de tweedelijns ondersteuning. Deels blijkt dit echter een effect van een andere ma-nier van registreren. Dat sluit aan bij het feit dat het rendement van de begeleiding ver-gelijkbaar is met het voorgaande jaar. Het Grafisch Lyceum weet veel studenten voor de

Page 52: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

45

eigen mbo-instelling te behouden en het VSV-percentage laag te houden. Dat hangt mede samen met het aanbod van de ondersteuning: met counseling wordt geprobeerd de student te behouden voor de opleiding, maar voor studenten die een andere studie willen volgen bestaat een heroriëntatie programma om de student succesvol te begelei-den richting een andere opleiding. Daarnaast heeft het GLU een succesvolle zomeractie waarin uitgevallen studenten die zich nog niet elders hebben ingeschreven alsnog te begeleiden naar een andere opleiding. De tweedelijns ondersteuning is dan ook heel effectief te noemen.

- Ook bij Nimeto is het bereik van de tweedelijns ondersteuning toegenomen van 16 pro-cent naar 22 procent. Dat is het gevolg van een uitbreiding van de capaciteit en het trainingsaanbod. Nimeto wist altijd al veel uitvallers te bereiken in de tweede lijn en heeft dat in 2015-2016 verder omhoog gebracht tot 98 procent. Dat betekent dat vrijwel alle uitvallers gezien zijn in de tweede lijn, vaak in een gesprek met de decaan, gericht op inschrijving elders. Het rendement van de geboden ondersteuning is in lijn met vorig jaar. Gezien het smalle opleidingsaanbod betekent dit dat relatief veel studenten in de tweede lijn uitvallen, maar dat het aantal VSV-ers beperkt blijft.

- Op het Wellantcollege Houten is het bereik van de tweede lijn iets gedaald, van 18 naar 13 procent. Dat is het gevolg van een tijdelijk tekort aan personeel binnen het aanbod Promotie & Perspectief in 2015-2016. Wel is het bereik onder uitvallers licht gestegen. In termen van rendement vallen relatief weinig studenten uit, maar lukt het minder goed om studenten voor VSV te behoeden. Driekwart van de uitvallers in de tweede lijn wordt VSV-er. Daar zijn geen specifieke redenen voor, de uitvalredenen van deze studenten zijn heel divers. Hier zit ruimte voor verbetering van het rendement van de tweedelijns ondersteuning.

- Het ID College in Woerden heeft net als het Grafisch Lyceum Utrecht een hoog bereik. Van de uitvallers wordt 53 procent bereikt. Het rendement is met 25 procent uitval en 9 procent VSV gemiddeld te noemen. Opvallend is dat op niveau 1 vrijwel geen studenten worden ondersteund door de tweede lijn. Het ID College Woerden kiest ervoor om voor dit niveau de ondersteuning bijna volledig door de eerste lijn te laten uitvoeren. Elke klas heeft naast een vaste docent ook een instructeur die extra kan ondersteunen. De tweede lijn heeft hier een belangrijke rol in door de docenten (in plaats van de studenten) te ondersteunen en te versterken in het bieden van effectieve ondersteuning. Dat werkt heel goed, gezien de zeer lage ongediplomeerde uitval op dit niveau (11%; 2 van de 19 studenten).

Samengevat zijn de verbetermogelijkheden per instelling verschillend. Maar ook binnen de instellingen moet goed gekeken worden naar de verschillen tussen opleidingen. In algemene zin is het bereik binnen de BOL-opleidingen hoger dan in de BBL-opleidingen. Voor studen-ten die uitvallen als gevolg van persoonlijke omstandigheden is 55 procent van de BOL-studenten bereikt in de tweede lijn en slechts 15 procent van de BBL-studenten. En hoewel relatief klein in omvang, worden ook studenten die al voor 1 februari uitvallen minder vaak bereikt (39%) dan studenten die na 1 februari uitvallen (51%). Tegelijkertijd zijn de grootste verschillen in bereik zichtbaar tussen individuele opleidingen. Exact dezelfde opleidingen kunnen zelfs op de ene locatie een veel hoger bereik onder uitvallers hebben dan dezelfde opleiding op een andere locatie. Een aanpak of verbeterplan zal om die reden altijd zijn

Page 53: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

46

opleidingsspecifieke uitwerking moeten krijgen. Daarbij spelen ook de factoren zoals die in hoofdstuk 4 aan de orde zijn gekomen een belangrijke rol. 5.4 Harde kern? In de vorige paragraaf kwam al naar voren dat gemiddeld 73 procent van de studenten in de tweedelijns ondersteuning wordt behouden. Een nog groter deel – 85 tot 93 procent van de studenten – wordt geen VSV-er. Daarmee heeft de tweedelijns ondersteuning op de instel-lingen een hoog rendement. Over meerdere jaren is gemiddeld gezien sprake van een lichte stijging van het rendement, maar jaarlijks blijft een kleine groep VSV-ers over. Dit roept de vraag op of daarmee een maximum is bereikt – of wellicht in zicht is. Deze vraag refereert aan de discussie in het mbo over de ‘harde kern’ van de VSV-problematiek. Er zou sprake (kunnen) zijn van een kleine harde kern van uitvallers die voor het mbo, ook met maximale inzet (van onder andere de tweede lijn) niet te behouden is. Als dat zo zou zijn, zo is de redenering, dan is de grens bereikt van wat van het onderwijs verwacht kan worden. De vraag is dus of studenten die tweedelijns ondersteuning hebben gehad en toch VSV-er worden tot die harde kern behoren. Is de grens van wat haalbaar is nu al bereikt? Het bereik van de tweedelijns ondersteuning speelt hierbij een grote rol; veel uitvallers heb-ben geen tweedelijns ondersteuning gehad. Dit maakt dat de vraag naar de aanwezigheid van een harde kern van uitvallers slechts ten dele te beantwoorden is, namelijk alleen voor de groep uitvallers die in beeld is geweest van de tweede lijn. Om de vraag te beantwoorden zijn verdiepende analyses uitgevoerd op de databestanden van ROC Midden Nederland en zijn gesprekken gevoerd met medewerkers van het Studie- en Loopbaancentrum, de tweedelijns ondersteuning van ROC Midden Nederland. De reden om de analyses bij ROC Midden Nederland uit te voeren is de omvang van de ondersteu-ning. Geen van de andere instellingen bereikt zulke grote aantallen studenten in de tweede lijn. Hoewel dat ook het gevolg is van de omvang van de instelling als geheel, kan hierdoor bij ROC Midden Nederland een goede analyse gemaakt worden. De hypothese die wordt gesteld is: de studenten die nu nog VSV-er worden in de tweede lijn zijn voor het mbo als geheel niet te behouden. Ook hier kijken we weer naar de factor student (aard en zwaarte van de problematiek) en de factor opleiding. In de analyses is specifiek naar drie type interventies gekeken: Schoolmaatschappelijk werk (SMW), Heroriëntatie en het SLC Analysetraject, maar dit laatste traject alleen voor studen-ten die geen andere/aanvullende tweedelijns interventies gevolgd hebben. Het SLC Analy-setraject is het startgesprek dat met (bijna) alle studenten in de tweede lijn wordt gevoerd. Het doel is om de ondersteuningsvraag van de student te verhelderen om zo passende ver-volgstappen te kunnen nemen, bijvoorbeeld in de keuze voor een vervolgtraject. Tabel 5.5 geeft een overzicht van het rendement van deze drie vormen van ondersteuning.

Page 54: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

47

Tabel 5.5 – Overzicht rendement drie vormen van tweedelijns ondersteuning bij ROC Mid-den Nederland

Aantal studenten < 23 jaar in tweede lijn

Uitval studenten in tweede lijn

VSV als percentage van

de uitval N % %

SMW 498 22 55

Heroriëntatie 257 47 38

SLC Analysetraject (selectie op studenten die geen andere trajecten gevolgd hebben)

762 33 55

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen Bovenstaande tabel maakt duidelijk dat de uitval en VSV-percentages van de drie verschil-lende trajecten verschillen. Heroriëntatie heeft logischerwijs een hoog uitvalpercentage, ter-wijl dat percentage bij SMW veel lager ligt. Het percentage van de uitvallers dat VSV-er wordt, verschilt per traject en loopt uiteen van 38 procent van de uitvallers bij heroriëntatie tot 55 procent bij SMW en het SLC Analysetraject. De factor student De aanwezigheid van een harde kern van uitvallers moet zichtbaar zijn in de problematiek van de studenten; deze moet zwaarder zijn dan studenten die geen VSV-er worden. Mede-werkers van het Studie- en Loopbaancentrum geven aan dat bij een deel van de studenten zo’n zware problematiek speelt dat zij (tijdelijk) ‘niet-schoolbaar’ zijn. De analyses wijzen ook in die richting: - Allereerst zijn studenten die ondanks de tweedelijns ondersteuning toch VSV-er worden

vaker dan niet-VSV-ers uitgevallen vanwege persoonlijke omstandigheden en persoon-lijk functioneren. Dat duidt op zwaardere problematiek als reden voor uitval. Tabel 5.6 laat dat zien.

Tabel 5.6 – Uitval vanwege persoonlijke omstandigheden of persoonlijk functioneren (%)

Uitval, geen VSV Uitval en VSV % Studenten uitgevallen

vanwege persoonlijke om-standigheden of

persoonlijk functioneren

% Studenten uitgevallen vanwege persoonlijke om-

standigheden of persoonlijk functioneren

SMW 27 48

Heroriëntatie 15 39

SLC Analysetraject (alleen studenten die geen an-dere trajecten gevolgd hebben)

28 42

Bron: BRON-gegevens DUO RMC-regio 19, databestanden mbo-instellingen

Page 55: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

48

- Daarnaast is er bij VSV-ers vaak sprake van veel ernstiger verzuim dan bij niet-uitvallers. Afhankelijk van het gevolgde traject in de tweede lijn was 46 tot 57 procent van de VSV-ers meer dan 20 procent van de tijd ongeoorloofd afwezig, tegenover 16 tot 30 procent van de niet-uitvallers.

- Voor SMW geldt dat VSV-ers gemiddeld genomen naast SMW meer en andersoortige trajecten in de tweede lijn gevolgd hebben, waaronder vaker een Plus MBO-traject. Ook bij heroriëntatie is zichtbaar dat VSV-ers naast heroriëntatie vaker ook meer psychoso-ciale trajecten gevolgd hebben (SMW, Plus MBO, coaching) dan studenten in een her-oriëntatie traject die geen VSV-er geworden zijn.

- Voor VSV-ers die (alleen) een SLC Analysetraject gevolgd hebben is een ander beeld zichtbaar: bij hen is juist minder sprake van gedragsproblemen en persoonlijke proble-matiek. Aan de ene kant kan dit erop wijzen dat deze problematiek simpelweg niet ge-signaleerd is. Dat lijkt in ieder geval een deel van de verklaring, want het verzuim van de VSV-ers is veel omvangrijker dan van de groep die niet uitvalt. In het feit dat de groep studenten naast het SLC Analysetraject geen verdere ondersteuning heeft gekregen lijkt ook de motivatie van de student een belangrijke factor te spelen. Een deel van de stu-denten lijkt niet gemotiveerd verdere ondersteuning te krijgen of komt niet opdagen bij afspraken. Dit wordt bevestigd door medewerkers van het Studie- en Loopbaancentrum. Bij deze groep studenten is de problematiek soms erg complex, maar kan de mbo-instel-ling desondanks geen rol van betekenis spelen.

Bij een deel van de VSV-ers is de problematiek minder ernstig van aard. Medewerkers van het Studie- en Loopbaancentrum noemen bijvoorbeeld een groep studenten in een herori-ëntatie traject die tijdelijk gaan werken om zich zo te oriënteren op een geschikte en pas-sende mbo-opleiding. Voor deze groep zou voortijdig schoolverlaten vooral een tijdelijke si-tuatie zijn die op dat moment het meest passend is voor de student. De factor opleiding De zwaarte en complexiteit van de student als oorzaak van VSV is slechts een deel van de verklaring. Ook factoren op het niveau van de opleiding en de tweede lijn spelen een rol. Die duiden erop dat het maximaal haalbare nog niet is bereikt. Vanuit de opleiding wordt met name het eerder verwijzen van de student naar de tweede lijn als belangrijk verbeterpunt genoemd. Door eerder te verwijzen is de problematiek van de student vaak nog minder zwaar of complex en kan dus effectievere ondersteuning geboden worden zo is het idee. Daarnaast zou meer tijd voor loopbaanbegeleiding ondersteunend kunnen zijn. Uit zowel de gesprekken met de tweede lijn als met de opleidingsteams komt naar voren dat de tijd voor begeleiding beperkt is en dat de loopbaanbegeleider (mentor) veel andere taken heeft die veel tijd kosten. Een derde belangrijk punt van verbetering is het omhoog brengen van de kwaliteit van het primaire proces. Door diverse personen is dit als de sleutel tot succes benoemd. ‘Het begint bij goed onderwijs’.

Page 56: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

49

6 Conclusies, beschouwing en aanbevelingen 6.1 Samenvattende conclusies In de afgelopen jaren is de aanpak van voortijdig schoolverlaten zeer succesvol geweest. Ook in het schooljaar 2015-2016 heeft de daling van de afgelopen jaren doorzet; wel vlakt de daling af. Op niveau 1, maar met name op niveau 3 en 4 slagen de meeste mbo-instel-lingen er nog niet in de normwaarde van het ministerie van OCW te behalen en lijkt de daling te stagneren. Inmiddels zijn in absolute zin de meeste VSV-ers afkomstig van de hogere niveaus in het mbo. Door de daling die in de afgelopen jaren gerealiseerd is, is de VSV-problematiek op niveau 3 en 4 sterk verdund over opleidingen en leerjaren. Dat maakt het complexer om VSV adequaat te blijven bestrijden. In deze rapportage van de Regiomonitor VSV Utrecht is daarom extra aandacht besteed aan een analyse van verbetermogelijkheden, met speciale aandacht voor de opleidingen op niveau 3-4. De centrale vraag is waarom in de ene situatie wel uitval optreedt en in de andere niet. Ligt de verklaring bij de student (problematiek/risicokenmerken) of ligt het eerder aan de instelling: slaagt het ene opleidingsteam er beter in studenten te begeleiden en onder-steunen dan het andere? Het onderzoek is uitgevoerd door analyses op de data die de mbo-instellingen zelf hebben aangeleverd gecombineerd met de BRON-gegevens van DUO voor de RMC-regio 19. Daar-naast is binnen een tiental opleidingsteams met veel uitval15 van ROC Midden Nederland, MBO Utrecht en Wellantcollege Houten dossieronderzoek uitgevoerd, zijn interviews gehou-den met betrokkenen uit de opleidingsteams en met uitgevallen studenten en is een cijfer-analyse gedaan. De factor student In hoofdstuk 3 is gekeken naar studentkenmerken als oorzaak voor uitval en VSV. De con-clusie is dat risicokenmerken, zoals in de vooropleiding of in de vorm van problematiek, duidelijk de kans op uitval en VSV vergroten, maar tegelijkertijd geen afdoende verklaring bieden waarom uitval wel of niet optreedt. Een groot deel van de studentenpopulatie heeft namelijk te maken met risicokenmerken. De overgrote meerderheid van studenten met risi-cokenmerken valt dan ook niet uit. De kans om uit te vallen met risicokenmerken is weliswaar groter, maar nog altijd relatief klein. Hoewel nog intensiever naar de factor student gekeken zou kunnen worden (zwaarte, duur van de problematiek, compenserende factoren), is de verwachting niet dat dat tot heel an-dere conclusies leidt. Naast kenmerken van de student (en zijn omgeving) lijkt veel meer

15 Eén team geselecteerd op basis van lage uitvalcijfers.

Page 57: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

50

ook de keten van gebeurtenissen (chain of events) tijdens de schoolloopbaan een belang-rijke rol bij uitval te spelen. Zaken zoals de stage, de betrokkenheid van de mentor, de dy-namiek in de klas of het wisselen van opleiding spelen een belangrijke rol. Faalervaringen of niet-optimale condities staan niet op zichzelf, maar stapelen zich als het ware op. Juist de interactie tussen de factor student en de factor opleiding (en school) bepaalt de kans op uitval en VSV. De factor opleiding De kern van de factor opleiding ligt binnen de teams. Binnen elk van de onderzochte teams gaan sommige dingen goed en andere dingen niet of minder. Daarnaast zijn er binnen elk team verschillen tussen de professionals. Uitval en VSV worden binnen alle onderzochte teams als urgent en relevant ervaren. De professionals zien in het algemeen diverse aspecten die verbeterd zouden moeten worden. Het gaat daarbij zowel om analyse en visie, om leiderschap als om organisatie. Op diverse aspecten worden ook concrete initiatieven geïnitieerd om het onderwijs en de begeleiding te verbeteren en uitval terug te dringen. Teams kunnen door uitwisseling van ideeën en erva-ringen veel van elkaar leren, zowel binnen als tussen de instellingen. Tegelijkertijd is de conclusie dat het binnen de teams regelmatig ontbreekt aan één samenhangende analyse en visie die richting geeft aan wat moet gebeuren en prioriteit bepaalt in wat kan worden gedaan. Juist de combinatie van visie-leiderschap-organisatie is van belang. Omdat de pro-blematiek van uitval en VSV steeds meer verdund en verspreid is over de opleidingen liggen er alleen kansen voor verdere reductie van het aantal uitvallers en VSV-ers door op alle drie de facetten in samenhang stappen te maken. De factor tweedelijns ondersteuning Naast de opleidingsteams heeft de tweedelijns ondersteuning op elke mbo-instelling een belangrijke rol in het voorkomen van uitval en VSV. Het aantal studenten dat in de tweede lijn wordt ondersteund is groot. In 2015-2016 betreft het ruim 4.000 studenten op de zes mbo-instellingen, gemiddeld zo’n 18 procent van de studenten. Gemiddeld 73 procent van de studenten in de tweedelijns ondersteuning valt niet uit. Een nog groter deel wordt geen VSV-er. Daarmee is het rendement van de tweedelijns ondersteuning gemiddeld genomen hoog. Dit roept tegelijkertijd de vraag op of verdere terugdringing van VSV nog mogelijk is via de tweedelijns ondersteuning. Deels is het antwoord bevestigend; een deel van de studenten heeft zo’n zware problema-tiek dat zij (tijdelijk) ‘niet-schoolbaar’ zijn. Tegelijkertijd is het maximaal haalbare nog niet is bereikt. Vanuit de opleiding zit de verbeterruimte met name in het eerder verwijzen en in het (verder) verbeteren van de tijd voor en kwaliteit van de loopbaanbegeleiding. Meer omvat-tend en in lijn met de conclusie draait het om het verder omhoog brengen van de kwaliteit van het primaire proces. Goed onderwijs als sleutel tot succes. Een deel van de uitval is ook niet door de tweede lijn begeleid. De meesten van hen zijn wel in de eerste lijn ondersteund. En hoewel blijkt dat de uitvallers die niet in de tweede lijn zijn ondersteund over het algemeen met minder (complexe) problematiek te maken hebben, zijn ze toch uitgevallen. Belangrijkste conclusie is dat er ruimte is voor verdere verbetering in het signaleren, maar met name het daaropvolgend handelen door de loopbaanbegeleiders in

Page 58: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

51

de eerste lijn. Het gaat dan zowel om tijdige doorverwijzing als om de vaardigheid studenten bereidwillig te krijgen om aan hun problemen te werken. 6.2 Beschouwing: nog minder voortijdig schoolverlaten, maar hoe… De cijfers over de ontwikkeling van het voortijdig schoolverlaten in het mbo in de regio Utrecht geven nog altijd een positief beeld. Het percentage VSV-ers blijft dalen, al is de vooruitgang niet meer zo groot als enkele jaren geleden. De grotere mbo-instellingen in de regio behalen vooral ook nog reducties op de mbo-niveaus 1 en 2. Meer dan de helft van de VSV-ers is echter afkomstig van de hogere niveaus 3-4. Juist daar blijkt het moeilijk een verdere daling te realiseren. De percentages voor de verschillende mbo-instellingen tonen geen duidelijke afname op niveau 3 en 4. Bij de kleinere instellingen en locaties gaat het in absolute zin vaak maar om enkele tientallen studenten. Enkele VSV-ers meer of minder heeft al snel effect op het percentage. De kleinere aantallen spelen ook op een andere manier een rol: er is sprake van een sterke verdunning van de VSV-problematiek. Binnen een grote instelling als ROC Midden Neder-land gaat het weliswaar opgeteld om een paar honderd VSV-ers op niveau 3-4, maar op het niveau van de meeste opleidingsteams komt VSV maar weinig voor. In het onderzoek bleek dat verschijnsel ook in gesprekken met mentoren en studieloopbaan-begeleiders. Voor hen is één VSV-er op een groep van dertig studenten een incident. Alle ‘incidenten’ bij elkaar opgeteld, leidt echter op instellingsniveau tot tientallen of zelfs honder-den VSV-ers. De verdunning van de problematiek roept de vraag op hoe een verdere daling van VSV kan worden bewerkstelligd. De grote slagen op het gebied van aanwezigheidsregistratie, ver-zuimmeldingen, tweedelijns ondersteuning en toelating zijn gemaakt. Ook daar is nog voor-uitgang te boeken, maar de vraag is of daarmee het probleem van de nog overgebleven VSV kan worden aangepakt. In de Regiomonitor-rapportage van 2015 is beschreven hoe de aanpak van voortijdig school-verlaten zich in de toekomst langs twee sporen zal bewegen. Het eerste spoor is dat van kwaliteit van onderwijs en onderwijsprocessen, voortbouwend op wetgeving en beleid zoals Focus op vakmanschap, Doelmatige leerwegen en Kwaliteitsafspraken. Het tweede spoor is dat van de jongeren met een verhoogd risico van uitval. Op het eerste spoor wordt het accent gelegd op de organisatie, de processen en op de efficiency van het onderwijssys-teem. Op het tweede spoor richt zich de blik op de kwetsbare student die extra ondersteu-ning nodig heeft. Passend onderwijs en het beleid Jongeren in een kwetsbare positie zijn daarvan de exponenten. Om de vraag te beantwoorden waar en hoe in de toekomst nog winst geboekt kan worden in de VSV-aanpak binnen de mbo-instelling, zijn in het Regiomonitor-onderzoek van dit jaar de twee geschetste sporen gevolgd. In het onderzoek is dat benoemd als enerzijds de ‘factor student’ en anderzijds de ‘factor opleiding’ en ‘factor tweedelijns ondersteuning’.

Page 59: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

52

De factor student In het beleid gericht op zogenaamde risicogroepen of risicojongeren worden categorieën van jongeren benoemd waarop het beleid zich zou moeten richten. De praktijk laat echter zien dat elke poging om zulke groepen of categorieën te markeren, stuit op grote problemen. In hoofdstuk 3 van deze rapportage is getoond hoe weinig voorspellende waarde risicoken-merken als de vooropleiding of zelfs specifieke problematieken hebben. Zéker, de kans op uitval is voor deze categorieën groter, maar feitelijk valt slechts een (zeer) klein gedeelte van deze risicogroepen uit. Dat geldt ook als we kijken naar stapeling van problematiek. Daar-mee is niet gezegd dat het markeren van risico’s zinloos is, integendeel: het kan helpen alertheid te ontwikkelen voor risico’s en energie vrijmaken om preventief te handelen. De moeilijkheid is, dat het in de dagelijkse praktijk van docenten, mentoren en andere on-derwijsprofessionals weinig helpt. Er zijn gewoon weg te veel studenten met ‘risicokenmer-ken’ en het overgrote deel van hen valt niet uit. Het is het terugkerende dilemma van een preventieve aanpak: om een klein aantal uitvallers te voorkomen moet de aanpak zich rich-ten op een veel grotere groep. En juist daar knelt de schoen in het onderwijs, want de men-toren en begeleiders hebben te maken met hoge werkdruk, grote groepen en extra taken. Zij zijn niet in staat om het preventienet heel breed uit te gooien, zodat de enkele potentiële uitvaller gevangen kan worden. In plaats van een aanpak die gebaseerd is op risicokenmerken zou een benadering gekozen moeten worden die uitgaat van individuele gevallen en individuele behoeften. Vanuit de we-tenschap is een model ontwikkeld dat risicofactoren combineert met aandacht voor de (sa-menloop van) gebeurtenissen in het leven en de loopbaan van jongeren. Deze chain of events bepalen uiteindelijk wie wel en wie niet VSV-er wordt. De omslag van een risicokenmerken-benadering naar een individuele benadering lijkt wel-licht utopisch. Toch is dat precies wat de introductie van Passend onderwijs in het po, vo en mbo beoogt te bereiken. Daar is gekozen voor het radicaal loslaten van etikettering en risi-cocriteria. In het mbo heeft dat geleid tot het verdwijnen van de leerlinggebonden financie-ring, in het voortgezet onderwijs leidt het tot het verdwijnen van criteria voor speciaal onder-wijs, leerwegondersteuning in het vmbo en voor het praktijkonderwijs. Terwijl het beleid Jon-geren in een kwetsbare positie nog sterk leunt op een categoriale aanpak, kiest Passend onderwijs een andere weg. Het Nederlandse beroepsonderwijs kent een lange traditie van grote toegankelijkheid. Door de diversiteit aan niveaus, leerwegen en richtingen is het mbo vrijwel onbeperkt toegankelijk. Nieuwe wetgeving over toelatingsrecht bevestigt dat, maar brengt weinig nieuws wat betreft de toch al grote toegankelijkheid. Wat echter wel is veranderd in de afgelopen tien jaar, is de veel grotere nadruk op rendement en bestrijding van voortijdig schoolverlaten. Het mbo staat tegenwoordig voor de dubbele opdracht om maximaal toegankelijk te zijn en tegelijk maximaal effectief. Dat leidt tot spanningen, ook in de dagelijkse praktijk. In de interviews vertellen docenten en mentoren hoe zij ermee worstelen. De studenten zijn er. Ze kiezen vaak, maar lang niet altijd voor de juiste opleiding. Ze zijn vaak zeer gemotiveerd, maar een deel is dat ook niet. Sommige nemen problemen en be-

Page 60: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

53

hoeften mee naar school. Die werkelijkheid is en wordt niet anders, hoezeer sommige do-centen of mentoren ook verzuchten dat een ‘betere intake’ nodig is. Om echt het verschil te kunnen maken is aandacht voor het individu nodig, is individuele ondersteuning nodig en individueel maatwerk. In sommige van de onderzochte teams in dit onderzoek waren aan-zetten te zien van deze andere benadering: onder andere speciale aandacht voor wederzijds respect, opbouwen van vertrouwen, betere informatie over de studenten. De factor opleiding Daarmee is ook de stap gezet naar de factor opleiding. Het onderzoek heeft een scherpe en verhelderende inkijk gegeven in hoe binnen opleidingsteams tegen de problematiek van uit-val en VSV wordt aangekeken. Het ging daarbij om een selectie van teams met bijna alle-maal relatief veel uitval. Dat maakte de vraag hoe voortijdig schoolverlaten tegen kan worden gegaan voor deze teams nog urgenter. In hoofdstuk 4 is beschreven hoe het vooral ontbreekt aan een meer samenhangende ana-lyse en visie op hoe uitval voorkomen kan worden, niet alleen in algemene, preventieve zin, maar vooral ook in individuele casussen van studenten. Binnen de teams leven tal van ideeën en plannen om tot verbetering te komen, van heel specifiek en gericht tot ‘het beter en aantrekkelijker maken van het onderwijs’. In de onderzochte teams komen die ideeën en plannen moeilijk tot werkelijkheid, omdat de samenhang tussen visie, leiderschap en orga-nisatie tekortschiet. Niet dat overal alles mis is, integendeel. Er zijn juist veel goede initiatie-ven. Maar de ene keer mist goed management, een andere keer een gezamenlijke visie en weer een andere keer de organisatorische voorwaarden. Het onderzoek laat scherp zien dat verandering en verbetering alleen tot stand komt als op alle drie de facetten, in samenhang, ingezet wordt. Nu is in het onderzoek, zoals gezegd, gekeken naar teams met een relatief hoge uitval. Dat zou al snel tot de gevolgtrekking kunnen leiden dat het juist deze ‘zwakkere’ teams zijn die met deze problemen te kampen hebben. Wanneer we echter naar de bredere context kijken, de opgaven waarmee het mbo als geheel wordt geconfronteerd, dan wordt duidelijk dat het om meer gaat dan de worstelingen van een paar teams. Recent afgerond onderzoek naar de invoering van Passend onderwijs in het mbo laat zien dat vergelijkbare dilemma’s en vraagstukken zich breed voordoen bij opleidingsteams, ook buiten de regio Utrecht. De kern is dat van het mbo gevraagd wordt om meer en ook de minder ‘geschikte’ studenten naar een diploma en naar de arbeidsmarkt te brengen. Dat vraagt een omwenteling in het onderwijs, die nu in volle gang is: de grote meerderheid van mbo-instellingen is bezig met de vraag hoe Passend onderwijs (het bieden van extra onder-steuning aan individuele studenten) in de opleidingsteams gebracht kan worden. De ene instelling doet dat door budgetten over te hevelen, de ander door expertise naar de teams te brengen, weer een ander door training en coaching. Het doel is om de teams zelf in staat te stellen om individuele studenten extra te ondersteunen, hen maatwerk in onderwijs en begeleiding te bieden en dat niet alleen in de school, maar ook tijdens de stages. De doelen van Passend onderwijs zijn niet wezenlijk anders dan die van de aanpak voortijdig schoolverlaten, in elk geval is de koers die wordt ingeslagen dezelfde: de slagkracht en kwaliteit in de opleidingsteams verbeteren.

Page 61: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

54

De factor tweedelijns ondersteuning De regio Utrecht kent mbo-instellingen met een zeer hoge kwaliteit van tweedelijns onder-steuning. Binnen ROC Midden Nederland bijvoorbeeld gaat het om een omvangrijke, pro-fessionele organisatie die in staat is om jaarlijks bijna tweeënhalfduizend studenten te on-dersteunen. Bij de kleinere vakinstellingen is de tweede lijn heel nauw betrokken bij het voorkomen van uitval en van VSV. Het zijn voorbeelden van een ontwikkeling die het mbo breed heeft doorgemaakt. In de afgelopen vijftien jaar is veel geïnvesteerd in de zoge-naamde zorgstructuur binnen de school. Dat was niet alleen een kwantitatieve investering, maar er is – en wordt nog steeds – veel gedaan aan innovatie. In de regio Utrecht heeft men gewerkt met een jeugdarts bij de scholen en met de komst van de wijkteams is men ook gestart met een jeugdteam in het mbo. Het illustreert dat de ontwikkeling van de tweedelijns ondersteuning geen geïsoleerd fenomeen is. Met name in Utrecht zelf is traditioneel de be-trokkenheid van de gemeente groot en heeft de betrokkenheid ook bijgedragen aan de uit-bouw en innovatie van de zorgstructuur in het mbo. Het succes van de tweedelijns ondersteuning is aanzienlijk: er wordt gewerkt met grote aan-tallen studenten en het ‘rendement’ ligt hoog. Slechts een klein deel van de studenten in de tweedelijns ondersteuning wordt toch nog VSV-er. Toch lijkt ondanks dat succes ook voor de tweedelijns ondersteuning een belangrijk kantelpunt bereikt. Op de eerste plaats loopt deze vorm van ondersteuning tegen de grenzen van het organi-seerbare en betaalbare aan. Bij een groot ROC als Midden Nederland krijgen nu al meer dan tweeduizend studenten tweedelijns ondersteuning. Tegelijkertijd wordt daarmee ‘maar’ de helft van de uitvallers van het ROC bereikt. Om dat andere deel ook nog deze ondersteu-ning te bieden zou de capaciteit wellicht verdubbeld moeten worden. Een onhaalbare zaak. Op de tweede plaats vragen de veranderingen in het sociaal domein waarin de gemeente actief is, ook om een herbezinning op de taak en positie van de zorgstructuur in het mbo. Door de decentralisaties zijn de maatschappelijk zorg, jeugdhulp en wet participatie dichter-bij dan ooit. Dat biedt grote kansen om een deel van de expertise en capaciteit die nodig is om studenten extra te ondersteunen samen met gemeenten vorm te geven. Dat proces ver-loopt tot nu toe landelijk nog moeizaam, deels ook omdat gemeenten daarin nog onvol-doende samenwerken. De regio Utrecht kent echter wel een traditie van samenwerking en de gemeente Utrecht een bereidheid om te investeren. Op de derde plaats zal de beschreven tendens om de kwaliteit van onderwijs, begeleiding en ondersteuning in de opleidingsteams te gaan versterken onvermijdelijk leiden tot een heroverweging van de tweede lijn. Nu al is zichtbaar dat uitvoeringscapaciteit dichter bij de teams wordt gepositioneerd. Die trend zal zich voortzetten. Voor de tweedelijns ondersteuning breekt een nieuwe periode van ontwikkeling aan, waarbij een nieuwe balans moet worden gevonden tussen de eerste en de tweede lijn.

Page 62: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

55

6.3 Aanbevelingen Voor de mbo-instellingen, op teamniveau • Stel op teamniveau een samenhangend plan op voor het terugdringen van uitval en VSV.

Dat plan omvat in elk geval een analyse van de uitval (oorzaken, hoe vaak, waar), een visie op een samenhangende aanpak en concrete acties om uitval te voorkomen. Het plan beschrijft ook aan welke organisatorische voorwaarden moet worden voldaan om het te laten slagen en benoemt trekkers voor het geheel en de onderdelen. Maak het opstellen van het plan een gezamenlijke opdracht van management en medewerkers van het team. Betrek ook studenten daarbij.

• Kijk voor het verder terugdringen van uitval en VSV (en ook verzuim) naar een integrale benadering, waarbij niet alleen naar de student en zijn problemen, maar ook naar de inrichting van het onderwijs en de onderwijsprocessen wordt gekeken. Werken aan het terugdringen van uitval is werken aan de kwaliteit en het rendement van het onderwijs.

• Besteed veel aandacht aan het realiseren van de organisatorische condities: verdeling van taken, caseload begeleiders, administratieve lasten, verhouding onderwijstaken met andere taken, delen van informatie.

• Betrek de studenten in het nadenken over wat beter kan en moet en over hoe dat zou kunnen. Vermijd eenmalig vragen, maar zet in op een meer permanente betrokkenheid van studenten bij de vormgeving van het onderwijs en de begeleiding.

Voor de mbo-instellingen, op instellingsniveau • Ontwikkel een strategie die erop is gericht om de dubbele opdracht van toegankelijkheid

en rendement binnen de opleidingsteams mogelijk te maken. Kijk wat nodig is om ook jongeren die minder goed passen in het onderwijsaanbod toch naar een positief resultaat te leiden. Daarbij gaat het om diplomering, maar ook om een kansrijke overgang naar werk.

• Stuur waar mogelijk op een benadering die meer uitgaat van individuele benadering en maatwerk, in het bijzonder voor studenten die dat extra nodig hebben. Maak een analyse van de veranderingen die daarvoor nodig zijn op instellingsniveau (middeleninzet, facili-teiten, kennis en professionalisering, organisatievormen).

• Heroverweeg de rol en positie van de tweedelijns ondersteuning. Kijk met name naar de (huidige en toekomstige) balans tussen de tweedelijns ondersteuning en de basisonder-steuning in de opleidingsteams. Kijk hoe de basisondersteuning versterkt kan worden en welke vorm van tweede lijn daarbij nodig is. Betrek partners als de gemeente bij het nadenken over de omvang, taak en vormgeving van de toekomstige tweede lijn.

Voor gemeenten • Benoem opnieuw wat de gezamenlijke opdracht van mbo-instellingen en gemeenten in-

houdt. Leg het accent minder op interne ‘bedrijfsprocessen’ van het mbo (zoals verzuim-

Page 63: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

56

registratie, intake, professionalisering van docenten) en meer op ondersteuning van in-dividuele jongeren, die extra ondersteuning nodig hebben. Dat geldt niet alleen voor suc-ces op school (voorkomen VSV), maar ook voor de overgang naar werk, werkbehoud en in de bredere zin voor maatschappelijke participatie. Kijk kritisch naar de afspraken in het Regionaal Programma VSV en richt de aandacht meer op het verbinden van de inzet die gemeenten (Leerplicht/RMC, Werk & Inkomen, Jeugdzorg, WMO) kunnen plegen met en ten behoeve van het mbo. Richt de aandacht minder op versterking van proces-sen die het mbo primair zelf moet verbeteren.

• De samenwerking op het gebied van leerplicht/RMC is over het algemeen sterk ontwik-keld in de regio. Dat geldt niet op een vergelijkbare manier voor de andere taken waarin de gemeenten een regierol hebben, zoals de inzet van jeugdhulp, maatschappelijke zorg en participatie. Kijk hoe vanuit gemeenten ondersteuning geboden kan worden aan ge-wenste veranderingen in het mbo, waaronder het bieden van ondersteuning op maat, voorbereiding op passend werk en de verschuiving in de ondersteuning van tweede lijn naar opleidingsteams.

• Kijk voor de inzet van hulpverlening (in de brede zin) naar vormen van vestigingsgericht werken, zoals eerder beproefd in de pilot met het Jeugdteam. Werk als gemeenten daarin zoveel mogelijk samen. Pas de kernpartneraanpak (actielijn 4) toe op deze the-matiek.

• Kijk voor de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt voor jongeren met een extra ondersteu-ningsbehoefte naar mogelijkheden om onder meer vanuit de participatiewet preventief samen te werken met het mbo. Doe dat niet alleen voor de entree-opleiding maar voor alle opleidingen. Pas de kernpartneraanpak (actielijn 4) ook toe op deze thematiek.

• Werk aan een perspectief-programma voor voortijdig schoolverlaters die al langer het onderwijs hebben verlaten en kijk daarbij naar de leeftijdsgroep 18-27 jaar. De essentie is om jongeren die zijn vastgelopen (opleiding, werk, inkomen, participatie) een uitweg te bieden die aansluit bij hun situatie. Het voorstel van onder meer de MBO Raad voor een ‘perspectiefjaar’ kan daarbij als aanzet dienen. Breid de actielijn 5 in het Regionaal Programma VSV uit met de doelgroep van ‘kwetsbare’ jongeren op de hogere niveaus in het mbo.

Page 64: Regiomonitor Utrecht Voortijdig schoolverlaten · De Regiomonitor VSV Utrecht is een initiatief van de gemeente Utrecht en de mbo-instellin-gen in de regio Utrecht. De rapportage

Deze rapportage bevat de uitkomsten van het onderzoek bij zes mbo-instellingen in de regio Utrecht naar de VSV-aanpak en de effecten daarvan. Het onderzoek is verricht in het kader van de Regiomonitor VSV Utrecht en heeft betrekking op het schooljaar 2015-2016.

De cijfers over de ontwikkeling van het voortijdig schoolverlaten in het mbo in de regio Utrecht geven nog altijd een positief beeld. Het percentage VSV-ers blijft dalen, al is de vooruitgang niet meer zo groot als enkele jaren geleden. Doordat het aantal voortijdig schoolverlaters in de afgelopen jaren sterk is gedaald, is er sprake van een sterke verdunning van de VSV-problematiek; op het niveau van de meeste opleidingsteams komt VSV maar weinig voor.De verdunning van de problematiek roept de vraag op hoe een verdere daling van VSV kan worden bewerkstelligd. De grote slagen op het gebied van aanwezigheidsregistratie, verzuimmeldingen, tweedelijns ondersteuning en toelating zijn gemaakt. Ook daar is nog vooruitgang te boeken, maar de vraag is of daarmee het probleem van de nog overgebleven VSV kan worden aangepakt.

In eerdere Regiomonitor-rapportages is beschreven hoe de aanpak van voortijdig schoolverlaten zich in de toekomst langs twee sporen zal bewegen. Het eerste spoor is dat van kwaliteit van onderwijs en onderwijsprocessen, het tweede spoor is dat van de jongeren met een verhoogd risico van uitval. Om de vraag te beantwoorden waar en hoe in de toekomst nog winst geboekt kan worden in de VSV-aanpak binnen de mbo-instelling, zijn in het onderzoek van dit jaar de twee geschetste sporen gevolgd. In het onderzoek is dat benoemd als enerzijds de ‘factor student’ en anderzijds de ‘factor opleiding’ en ‘factor tweedelijns ondersteuning’. In de rapportage is de rol en invloed van de factoren in het verder terugdringen van uitval en VSV beschreven.

De Regiomonitor VSV Utrecht heeft tot doel om beleid en maatregelen ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten te monitoren en te evalueren. In de monitor worden jongeren in de RMC-regio Utrecht gevolgd in hun schoolloopbaan. De Regiomonitor VSV Utrecht is ontwikkeld met financiële steun van de gemeente Utrecht en wordt uitgevoerd door KBA Nijmegen.