Reconstructie van het Diorama Nieuwe Waterweg

6

Click here to load reader

description

Het "Diorama Nieuwe Waterweg" werd gemaakt door Jaap Gidding voor de Rotterdamse inzending voor de Wereldtentoonstelling van 1930 in Antwerpen. Daarna is het vergeten en in verval geraakt.Na de tentoonstelling van 1930 is het ongeveer 5 x 20 meter grote kunstwerk in tien stukken gesneden en opgeslagen. In 1992 werd het op de zolder van het Rotterdamse stadhuis aangetroffen, in deplorabele staat. Het werd gerestaureerd door de Stichting Restauratie Atelier Limburg (SRAL) en overgebracht naar de Kunsthal, waar het een maand lang geëxposeerd zou worden. Daarna werd het overgebracht naar het Natuurmuseum Rotterdam. In dit artikel wordt ingegaan op de problemen die het demonteren, vervoeren en opnieuw ophangen van het enorme én kwestbare kunstwerk met zich meebrachten.Auteur: Piet van Dalen Uitgever: SPCRJaar van uitgave: 2002Bron: Cr 4 2002

Transcript of Reconstructie van het Diorama Nieuwe Waterweg

Page 1: Reconstructie van het Diorama Nieuwe Waterweg

Foto: collectie Gemeente Archief

Rotterdam.

Jaap Gidding (1887-1955) volgde een opleiding tot decoratief schilder aande Rotterdamse Academie van Beeldende kunsten. Na afronding hiervanstudeerde hij verder in Parijs en München om zich te bekwamen in hetmozaïekambacht en de decoratieve schilderkunst. In 1929 vestigdeGidding zich als zelfstandig kunstenaar. Hij was toen al een beroemd art-deco decorateur. Zijn felgekleurde, speelse ontwerpen vielen bij eengroot aantal personen, bedrijven en instellingen in de smaak. Vanaf 1918had hij al diverse ontwerpen voor keramiek, glas, tapijten, bekleding- engordijnstoffen in zijn atelier vervaardigd. Hij ontwierp uiteenlopendeinterieurs, zoals de Trouwzaal Derde Klasse van het Rotterdamse stad-huis, maar eveneens de dikke smyrnatapijten van het Rotterdamse GrandTheater van Tuschinski. Hij verleende zijn decoratieve talenten aan ten-

4 2002

Page 2: Reconstructie van het Diorama Nieuwe Waterweg

toonstellingen, zoals Nenijto (1928) en de Wereldtentoonstelling inAntwerpen in 1930. De mythologische zeewezens, de aquariumscènesen bloempanelen in de diverse ruimten van het cruiseschip De NieuwAmsterdam (1938) worden tot zijn beste werk gerekend.

Giddings Diorama Nieuwe Waterweg diende als decoratie voor deRotterdamse inzending op de Wereldtentoonstelling van 1930 inAntwerpen. Hiervoor was in het paviljoen een verdiepte kelder van 22 bij5 meter aangelegd, waarvan de wanden met een wazige lucht warengedecoreerd om de weidsheid van het haven- en zeegebied te kunnenaccentueren. Vanaf een hoogte van pakweg 3,5 meter keken bezoekersover een balustrade naar Rotterdam, verknoopt met zijn zilverenWaterweg. De bezoeker had een prachtig uitzicht en bekeek Rotterdamals door de raampjes van een vliegtuig. Gidding’s kaart kan gezien wor-den als een modernistische uitvoering van een negentiende-eeuws dio-rama, dat goed paste bij de doelstelling van de feestelijke Wereldten-toonstelling. Ook andere buitenlandse havensteden lokten bezoekersnaar hun gebouwen met maquettes, lichteffecten en diorama’s. MaarRotterdam pakte het in vergelijking met andere steden grootser aan. Debezoeker moest Rotterdams grootheid als havenstad ervaren.

Het diorama werd in 1992 op de zolder van het Stadhuis in Rotterdamaangetroffen in een lange houten kist en verkeerde in een deplorabelestaat. Het raakte in de vergetelheid, totdat het, samen met de kartons vande glas-in-loodramen van het Stadhuis, bij het Gemeentearchief vanRotterdam terecht kwam. Het Gemeentelijk Havenbedrijf bleek bereidtot financiering van de restauratie, uitgevoerd door de StichtingRestauratie Atelier Limburg (SRAL).

Het diorama bestaat uit tien verticale banen, waarvan het derde deelvan links ontbrak en door de SRAL is gereconstrueerd. Het vermoedenbestaat dat de schildering ten tijde van de Wereldtentoonstelling terplekke is vervaardigd op een groot doek dat na de tentoonstelling in tiendelen is versneden. Waarschijnlijk is deze operatie is niet zo nauwkeuriguitgevoerd, waardoor de delen niet meer volledig aansluiten. De banenvan de schildering zijn iets kleiner dan 2 bij 5 meter. Van de buitenstetwee banen zijn de bovenhoeken afgerond. Tijdens de restauratie is deschildering verdoekt en zijn de craquelures geconsolideerd met Plextol,daarbij is de conditie verbeterd, maar de verflaag is vrij bros gebleven.

Na de behandeling is het diorama een maand lang geëxposeerd in deRotterdamse Kunsthal. Hierna werd het atelier van het GemeentearchiefRotterdam gevraagd voor de demontage, met het advies van de SRAL omhet doek niet meer op te rollen. Om inzicht te krijgen in de problematiekvan demontage zijn een aantal medewerkers aanwezig geweest bij deopstelling. Aan de hand hiervan werd een draaiboek samengesteld.

Op de wand, aan de bovenkant en langs de randen werd Kapaline en klit-tenband geniet voor de bevestiging. Voor het ophangen van de delenwerd gebruik gemaakt van een stelling van zes meter hoog en zogenaam-

4 2002

Page 3: Reconstructie van het Diorama Nieuwe Waterweg

de klemplanken. Deze werden zowel aan de bovenzijde als aan de onder-zijde bevestigd. De klemplank aan de bovenzijde werd aan een takelbalkbevestigd. Om te vermijden dat de verflaag onder spanning zou komente staan, moest voorkomen worden dat de banen zouden doorbuigen. Erwaren nog volop craquelures aanwezig die open konden springen als debanen te veel en/of te vaak gebogen zouden worden. Het gehele doekheeft zijn flexibiliteit behouden.

Voor het demonteren van de banen hebben we dezelfde werkmetho-de gehanteerd, echter in omgekeerde volgorde. De banen konden nietmeer opgerold worden, dus moest er een andere voorlopige berginggevonden worden. Deze bestond uit een kist van berken multiplex aande binnenzijde bekleed met een inert foam. De kist (2m x 5m x 30cm)werd op hondjes (planken op wendbare wielen) gezet, zodat hij onderde stelling door kon rijden. Zo was het mogelijk de banen voorzichtig inde kist te laten zakken. Tussen de banen in de kist werden twee lagenMuseum Art Foam (MAF) gelegd . De kist is uiteindelijk horizontaal ver-voerd naar het Gemeentearchief. Hier moest wel een deur naar het depotaangepast worden om de 2 meter brede kist naar binnen te kunnen dra-gen.

Een dergelijk object wordt meestal niet snel wederom geëxposeerd,maar er werd wel gezocht naar een vaste opstelling. Zolang deze niet isgevonden, is ervoor gekozen het diorama voor anderhalf jaar tentoon testellen in het Natuurmuseum Rotterdam ter ere van hun 75-jarig bestaan.

Voor deze opstelling werd het volgende plan opgesteld: de banen vanhet diorama zouden worden opgehangen aan een tiental houten panelenin een halve U-vorm (halfpipe). Hiervoor werd gekozen omdat de ruim-te waarin geëxposeerd werd niet overal hoog genoeg was. De constructiewerd aan alle zijden ongeveer 40 cm groter gemaakt dan de totale afme-tingen van het doek (20.40 m x 5.20 m). De houten panelen werden aande voorzijde bekleed met inert foam (MAF 020). De randen aan de bui-tenzijde werden bekleed met wit museumkarton 800 g/m2. Aan deboven- en onderzijde werd tussen passe-partout karton en inert foameen strook van 5 cm vrij gelaten voor bevestiging van het klittenband. Dedoeken konden zo alleen aan de boven- en onderzijde vastgezet wordenmet klittenband en niet aan de zijkanten. Het voordeel hiervan was dathet klittenband aan de zijkanten dan verwijderd zou kunnen worden,want de lijm hiervan werd met wantrouwen bekeken. Omdat de con-structie een halve U-vorm had, zouden de doeken als het ware vanzelf indeze vorm rusten en zou het niet nodig zijn ze aan de zijkant vast te zet-ten. Het MAF foam was nodig om de ruimte tussen doek en panelen,ontstaan door het klittenband, op te vullen. Tevens zou het MAF funge-ren als buffer tegen de uitdamping van het triplex.

Door de specifieke halve U-vorm kon er niet gewerkt worden met eensteiger. In plaats daarvan zouden we per doek twee ladders van 4.5 metergebruiken, die aan de bovenzijde tegen de muur gezet zouden wordenen aan de onderzijde op de vloer geblokkeerd met een speciale construc-tie.

4 2002

Page 4: Reconstructie van het Diorama Nieuwe Waterweg

Besloten werd om eerst het klittenband aan de zijkanten te verwijderen.Dit werd in het Gemeentearchief gedaan, met behulp van een stellingzoals reeds eerder omschreven. Tevens werd besloten om de doekenface-up terug in de kist te leggen. Het voordeel hiervan was dat het doekin de nieuwe ruimte tegen de wand opgetrokken zou kunnen worden.Hiervoor werd een schuine geleidingsconstructie ontworpen vervaar-digd van multiplex en bekleed met inert foam MAF 020. In het Natuurmuseum zouden de doeken weer met de bekende klemlatuit de kist gehaald worden. Aan deze klemlat zouden twee lussen beves-tigd worden. Twee mensen met stalen zenuwen moesten dan hun polsdoor deze lus steken en de ladder opklimmen totdat zij het klittenbandaan de bovenzijde op een gemakkelijke manier op de blootliggende stripkonden aanbrengen. Zo kon het doek goed gepositioneerd worden enhet contraklittenband vastgezet worden op de achterwand. Daarnamoest het doek losgehaald worden aan de bovenzijde, zodanig dat con-traklittenband op het paneel achterbleef. In de tussentijd moest aan deonderkant hetzelfde gebeuren. Hierna zou het contraklittenband vastge-niet worden op het paneel en vervolgens zou het doek definitief op hetpaneel worden aangebracht.

Het is vaak zo dat een plan in de praktijk enigszins wordt aangepast. In ditgeval bleef het echter niet bij kleine veranderingen. De opzet met detwee ladders bleek niet uitvoerbaar, omdat het hiermee niet mogelijkwas in het midden bij het object te komen en zo het object te corrigeren.Daarom werd besloten een soort vlonder in een U-vorm te construeren.Een van de poten van deze U-vorm werd onder de halfpipe geschoven;dit was mogelijk doordat er nog geen plint aan de onderzijde van de half-pipe constructie was aangebracht. Op deze vlonder van circa 1.25 m diep

4 2002

Foto: collectie Gemeente Archief

Rotterdam.

Page 5: Reconstructie van het Diorama Nieuwe Waterweg

werden twee latten aangebracht waar de de trap op rustte. Het voordeelvan deze ‘eendenvlonder’ was enorm: we konden nu het doek en hetinert foam in zijn geheel begeleiden en goed aanbrengen. Als eerstewerd het inert foam met nieten vastgezet op de wand. Deze nieten wer-den afgeplakt met Neschen P90, om te voorkomen dat eventuele roestniet zou migreren naar het doek. Uiteindelijk waren we niet helemaaltevreden over het inert foam dat in de ronding iets van de wand bleefafstaan. Wij hoopten echter dat het gewicht van het doek dit wel tenietzou doen.

Het eerste deel dat we ophingen is afgerond aan de bovenzijde en gafgeen problemen. Besloten werd om dit deel voorlopig alleen aan debovenzijde vast te zetten; de reden hiervoor was het verder uitrichtenvan het doek; het tweede deel is langer en het zou kunnen dat het eerstedeel iets omhoog of omlaag geschoven zou moeten worden. Bij het aan-brengen van het tweede deel kwam een heel ander probleem naar voren:de halfpipe bleek 450 mm te kort!! Dit probleem werd uiteindelijk ookweer opgelost. De volgende dag werd aan de onderzijde opnieuw zuur-vrij karton aangebracht. Het tweede deel werd weer uit de kist gehaald envolgens plan bevestigd. Al snel bleek dat theorie niet altijd overeenkomtmet de praktijk; Het doek lag helemaal niet mooi in de ronding , mogelijkdoor het foam dat niet mooi aansloot. Een gedeelte hiervan werd daar-om vervangen door museumkarton, maar dit maakte niet het gewensteverschil. Het doek bleek door zijn eigen gewicht aan de onderzijde los tekomen waardoor het opbolde. De enige oplossing was om het objecttoch weer rondom van klittenband te voorzien.

Het tweede deel werd volgens de geheel nieuwe werkwijze aange-bracht: het klittenband werd in de kist aan de achterzijde aangebracht – zowel de haakjes- als de luszijde – maar de beschermlaag van de luszij-de werd niet verwijderd. Dit gebeurde pas toen het doek gepositioneerd

Foto: collectie Gemeente Archief

Rotterdam.

4 2002

Page 6: Reconstructie van het Diorama Nieuwe Waterweg

was. Het doek werd nu weer van de halfpipe afgehaald, zoals in het voor-stel aangegeven, en het klittenband (luszijde) werd vastgeniet.

Door de ronding in de halfpipe ontstonden allerlei vreemde spannin-gen in het doek. Deze konden echter over het algemeen goed gecorri-geerd door kleine wijzigingen in de ophanging aan het klittenband.

Tenslotte bleven er nog enkele problemen over: het niet aansluitenvan twee delen, de schadegevoeligheid van het object tijdens het ophan-gen (er ontstond nieuw craquelé) en het gereconstrueerde deel dat opeen te dun doek geschilderd was, waardoor in het midden een soort zakontstond. Bij permanente expositie kunnen daarvoor de volgende oplos-singen gekozen worden:• met Plextol een stuk doek aan de achterzijde aanbrengen tussen de

delen die niet goed aansluiten en hier een retouche op aanbrengen • de gecraqueleerde delen opnieuw consolideren met bijvoorbeeld

Plextol • de achterzijde van het gereconstrueerde deel opvullen met inert foam• het gereconstrueerde deel hetzelfde behandelen als de andere delen.

Ik wil graag eindigen met het bedanken van het ophang-team: Ching Liu, Maike Walraven, Floor van Dongen

(Gem. Archief Rotterdam), Leo van Vugt, Jan Stokmans (Historisch Museum Rotterdam) en Leonard van der

Sluijs (Gem. Archief Rotterdam). Daarnaast gaat mijn dank uit naar fotograaf Max van Essen en de medewerkers

van het Natuurmuseum Rotterdam

Piet van Dalen is als eerste medewerker grote projecten werkzaam bij van het Gemeentearchief Rotterdam en mede-

eigenaar van restauratiebedrijf Art Conservation.

4 2002