rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT -...

53
Zorgstandaarden en Zorgmodules Quickscan naar de stand van zaken Maart 2011

Transcript of rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT -...

Page 1: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

Zorgstandaarden en

Zorgmodules

Quickscan naar de stand van zaken

Maart 2011

Page 2: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden
Page 3: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

Zorgstandaarden en

Zorgmodules

Quickscan naar de stand van zaken

Maart 2011

Page 4: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

Colofon

Zorgstandaarden en Zorgmodules zijn van groot belang voor het operationaliseren van

integrale zorg voor mensen met een chronische ziekte. Integrale zorg is een multidisciplinair

proces in een ketenorganisatie met een programmatische aanpak waarin de patiënt centraal

staat. Zorgstandaarden stellen de norm voor goede kwaliteit van integrale zorg voor

mensen met een chronische ziekte.

Het coördineren van ontwikkelingen rond zorgstandaarden en het bevorderen van

onderlinge afstemming behoort tot de taken van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden.

Op 1 februari 2011 heeft het Coördinatieplatform Zorgstandaarden een bijeenkomst belegd

met vertegenwoordigers van alle groepen en organisaties die een zorgstandaard of

zorgmodule hebben ontwikkeld of zich bezig houden met het ontwikkelen daarvan of

voornemens zijn dat te gaan doen.

Ter voorbereiding van die bijeenkomst heeft LSJ Medisch Projectbureau in opdracht van het

Coördinatieplatform Zorgstandaarden een quick scan uitgevoerd naar de stand van zaken

rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden en zorgmodules. Deze

publicatie bevat de rapportage van deze quick scan.

Maart, 2011

Coördinatieplatform Zorgstandaarden

Postbus 93245

2509 AE Den Haag

Tel: 070 349 5157

Fax 070 349 5397

www.zorgstandaardindepraktijk.nl

Dit is een publicatie van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden.

© 2011 Coördinatieplatform Zorgstandaarden

Teksten uit deze uitgave mogen NIET zonder vermelding van de brongegevens (auteur +

uitgever) worden overgenomen.

Page 5: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

Inhoud

1. Opdracht, werkwijze en leeswijzer ................................................................................................. 1

2. Resultaten ...................................................................................................................................... 3

2.1 Zorgstandaarden ...................................................................................................................... 3

2.1.1 Diabetes ............................................................................................................................ 3

2.1.2 Vasculair Risico Management........................................................................................... 5

2.1.3 COPD ................................................................................................................................ 9

2.1.4 Astma .............................................................................................................................. 11

2.1.5 Cystic Fibrosis ................................................................................................................. 12

2.1.6 Obesitas .......................................................................................................................... 12

2.1.7 Artrose heup/knie ............................................................................................................ 14

2.1.8 Hartfalen.......................................................................................................................... 16

2.1.9 Depressie ........................................................................................................................ 17

2.1.10 Dementie ....................................................................................................................... 18

2.1.11 Kanker ........................................................................................................................... 18

2.1.12 CVA / TIA ...................................................................................................................... 19

2.1.13 Zeldzame aandoeningen............................................................................................... 20

2.1.14 Epilepsie........................................................................................................................ 22

2.2 Op zorgstandaarden gelijkende producten ............................................................................ 23

2.2.1 Parkinson ........................................................................................................................ 23

2.2.2 Stofwisselingsstoornissen ............................................................................................... 25

2.2.3 Sikkelcelanemie .............................................................................................................. 26

2.3 Zorgmodules .......................................................................................................................... 27

2.3.1 Stoppen met Roken......................................................................................................... 27

2.3.2 Voeding en dieet ............................................................................................................. 28

2.3.3 Palliatieve Zorg................................................................................................................ 28

2.3.4 Farmaceutische Zorg ...................................................................................................... 29

2.4 Op zorgmodules gelijkende producten................................................................................... 32

2.4.1 BeweegKuur.................................................................................................................... 32

2.4.2 Zorgprogramma Kwetsbare Ouderen ............................................................................. 34

2.4.3 PreventieConsult cardiometabool risico.......................................................................... 35

3. Overzichtstabel............................................................................................................................. 39

4. Beschouwing ................................................................................................................................ 41

4.1 Het proces van ontwikkeling .................................................................................................. 41

4.2 Veel in ontwikkeling, waar zijn we naar op weg?................................................................... 43

Bijlage, geraadpleegde deskundigen ............................................................................................... 47

Page 6: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden
Page 7: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

1

1. Opdracht, werkwijze en leeswijzer

In de periode half december 2010 tot half januari 2011 heeft LSJ Medisch Projectbureau op

verzoek van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden een quickscan uitgevoerd naar de

stand van zaken rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden en

zorgmodules in Nederland. Doel van de quickscan was het genereren van een overzicht

van de ontwikkelde zorgstandaarden en zorgmodules en de zorgstandaarden en -modules

in ontwikkeling. Wie ontwikkelt wat? Waar staat een ieder in het proces? en Hoe verloopt de

ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden in de praktijk?

Om deze vragen te beantwoorden hebben we de online beschikbare informatie over

zorgstandaarden en ontwikkelgroepen bestudeerd en per zorgstandaard / zorgmodule één

inhoudelijk deskundige telefonisch geïnterviewd. De geïnterviewde ontwikkelaar was

doorgaans de projectleider of secretaris die persoonlijk betrokken was bij de ontwikkeling

van de standaard, niet primair de bestuurlijk verantwoordelijke (alhoewel dit in sommige

gevallen samenviel). De inhoudelijk deskundigen kregen vooraf een vragenlijst

toegezonden. In de slotfase van de quickscan hebben we aanvullend nog enkele

deskundigen geconsulteerd. In totaal zijn 22 deskundigen geraadpleegd (zie bijlage).

In het interview is zowel over feitelijkheden als over ervaringen gesproken. De feitelijkheden

zijn gerapporteerd in hoofdstuk 2. Per zorgstandaard staat in één tot twee pagina's

beschreven wie de ontwikkelaar is, waar de ontwikkeling staat in het proces en hoe de

zorgstandaard of zorgmodule zich verhoudt tot het model zoals beschreven in het rapport

"Zorgstandaarden in Model".

Hoofdstuk 3 beoogt in één pagina een totaal overzicht te geven van de stand van zaken per

januari/februari 2011.

Tijdens de interviewronde hebben de geraadpleegde deskundigen openhartig gesproken

over hun ervaringen in het proces van ontwikkelingen. Vol enthousiasme is door de

meesten gesproken over de ontwikkeling, maar ook de nodige frustraties zijn de revue

gepasseerd. Omdat de ontwikkeling van sommige zorgstandaarden zich in een lastige

situatie bevindt waar het gaat om betrokkenheid van professionele organisaties en

wetenschappelijke verenigingen is besloten om deze ervaringen niet per zorgstandaard /

module te rapporteren, maar op een hoger geaggregeerd niveau. Rapportage van niveau

van de individuele zorgstandaard zou het soms delicate proces kunnen hinderen. Deze

ervaringen zijn meegenomen in het laatste hoofdstuk van dele rapportage, het hoofdstuk

beschouwing.

In dit beschouwende hoofdstuk komen elementen aan de orde die het niveau van de

individuele zorgstandaard of zorgmodule overschrijden. Het gaat hier om zaken als

samenhang, verschillen en overeenkomsten in inhoud en werkwijze en positieve en

negatieve ervaringen van de ontwikkelaars.

Page 8: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

2

Dit laatste hoofdstuk heeft niet de pretentie een beleidsadviserende rol te spelen. Veeleer

willen wij met dit hoofdstuk onderwerpen identificeren die onzes inziens in de komende

maanden discussie verdienen binnen het Coördinatieplatform en in overleg met en tussen

ontwikkelaars.

De resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd op een bijeenkomst van het

Coördinatieplatform op 1 februari 2011. Voor deze bijeenkomst zijn alle ontwikkelaars

uitgenodigd. Ook zijn alle ontwikkelaars in de gelegenheid gesteld de conceptrapportage te

becommentariëren. De commentaren van de ontwikkelaars zijn verwerkt in deze

rapportage.

Wij hopen met deze quickscan een zinvolle bijdrage te hebben gegeven aan het proces van

ontwikkeling van zorgstandaarden en zorgmodules. Wij wensen allen die bij het proces van

ontwikkeling en implementatie betrokken zijn veel inspiratie en plezier!

Leiden, februari 2011

drs. D. C. Duchatteau, MBA

LSJ Medisch Projectbureau

Page 9: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

3

2. Resultaten

2.1 Zorgstandaarden

2.1.1 Diabetes

Organisatie

De NDF Zorgstandaard "Transparantie en kwaliteit voor diabeteszorg voor mensen met

diabetes type 2" is ontwikkeld door de Nederlandse Diabetes Federatie (NDF). Binnen de

NDF is de Commissie Standaard en Richtlijnen verantwoordelijk voor de zorgstandaard. De

commissie adviseert aam het NDF bestuur. Besluitvorming vindt plaats in het NDF bestuur.

"De NDF is een vereniging van organisaties gericht op de zorg voor mensen met

diabetes. De NDF verenigt zorgverleners, wetenschappers en mensen met diabetes.

Eind 2010 is een nieuwe organisatiestructuur vastgesteld:

De nieuwe structuur kent een bestuur van ten hoogste zes leden die zonder last of

ruggespraak zitting nemen voor een periode van twee jaar. Om afspiegeling van en

interactie met ‘het veld’ te garanderen zullen de verschillende bestuursleden

verschillende categorieën representeren, te weten: patiënten, onderzoekers en

educatoren, zorgverleners medisch, zorgverleners overig. Het bestuur zal met name

toezien op de uitvoering van het periodieke NDF beleidsplan.

De Algemene Ledenvergadering, waarin alle leden vertegenwoordigd zijn, blijft het

hoogste orgaan van de federatie. Zij gaat onder andere over de benoemingen van

bestuur, voorzitter en directie, vaststellen van beleidsplannen en begrotingen, de

toelating van nieuwe leden en, niet in de laatste plaats, de strategische ontwikkeling

van de NDF."1

Proces

In 2003 verscheen de zorgstandaard. In 2007 is deze geactualiseerd. Dit is tevens de

laatste beschikbare versie van de zorgstandaard. In 2008, 2009, 2010 zijn de addenda

(Diabetes type 1 Deel 1 Volwassenen en Diabetes type 1 Deel 2 Kinderen en adolescenten,

en Diabetes en zwangerschap) beschikbaar gekomen. Er wordt nog hard gewerkt aan

andere addenda die de zorgstandaard moeten completeren (bijvoorbeeld preventie,

multimorbiditeit en farmaceutische zorg). Een groot deel van de NDF Zorgstandaard bevindt

zich dus in de onderhoudsfase, maar er wordt ook doorontwikkeld. De bedoeling is om in de

volgende update van de standaard de huidige reeds bestaande en in ontwikkeling zijnde

bijlagen te integreren. Ook zal in de volgende versie meer aansluiting gezocht worden bij

het model van het Coördinatieplatform. Dit model was nog niet beschikbaar toen de laatste

versie van de zorgstandaard gereed kwam.

1 http://www.diabetesfederatie.nl/nieuws/ndf-kiest-voor-nieuwe-structuur.html

Page 10: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

4

Doordat de structuur van de NDF is gewijzigd, zal ook het ontwikkel- en autorisatieproces

gaan wijzigen. Doordat alle partijen in het NDF bestuur participeerden en daar hun

achterbannen vertegenwoordigden, kon de zorgstandaard in het bestuur worden

vastgesteld. Nu de bestuurssamenstelling losser is komt te staan van de lidorganisaties, zal

een andere autorisatieprocedure moeten worden ontwikkeld. Dit geldt ook voor de nieuw te

ontwikkelen delen zoals preventie, multimorbiditeit en farmaceutische zorg.

Er is gedeeltelijk voorzien in financiering van de doorontwikkeling van de zorgstandaard

door opname van ontwikkelactiviteiten in het actieprogramma van de NDF (NAD / Nationaal

Actieprogramma Diabetes). Deelactiviteiten worden zo, na goedkeuring van het

actieprogramma gefinancierd. Onderhoud als doorlopende activiteit en het op structurele

wijze borgen van feedback vanuit het veld wordt als zodanig niet gefinancierd. Er wordt nog

nagedacht over de vraag hoe dit een meer structureel karakter moet krijgen.

Via het Nationaal Actieprogramma Diabetes wordt een veelheid aan

implementatieactiviteiten georganiseerd. Deze activiteiten zijn geclusterd in de thema's

preventie, positie van de patiënt, kwaliteit en organisatie, regelgeving en bekostiging,

elektronische communicatie en ict. Rondom deze thema's draaien allerlei projecten.

Er is een jaar lang proefgedraaid met integrale financiering voor diabetes met tien

zorggroepen. In 2009 zijn de rapportage en conclusies hiervan beschikbaar gekomen.

Inmiddels kan de keten-dbc diabeteszorg door verzekeraars in het hele land worden

ingekocht. Dit werkt doorgaans goed, maar er zijn in de praktijk nog wel wat kinderziekten.

Zo is de dekking voor zelfmanagement (zowel educatieprogramma's als bijvoorbeeld strips)

niet altijd voldoende of soms zelfs afwezig en is voetenzorg nog een punt van zorg, zowel

qua aanbod als qua financiering.

Inhoud

Er wordt een andere indeling aangehouden dan wordt beschreven in ‘Zorgstandaarden in

model’. De zorgstandaard stelt de zorg voor mensen met DM2 vanaf de diagnose te

beschrijven. Universele, selectieve en geïndiceerde preventie worden niet beschreven. Het

onderwerp ‘diagnose’ krijgt minder expliciete aandacht in de zorgstandaard. Voor

diagnostiek wordt verwezen naar de NHG standaard. In de zorgstandaard wordt veel

aandacht besteed aan ‘zorgplan en behandeling’, de standaard gaat hier met name in op de

actieve rol van de patiënt en hoe de patiënt kan worden begeleid. Wel is de NDF van

mening dat het zelfmanagement nog concreter en explicieter kan worden beschreven. Zo

kan bijvoorbeeld het zorgplan in een volgende versie worden opgenomen.

Generieke zorg is nu ten opzichte van het model onderbelicht.

Organisatie en structuur nemen een belangrijke plaats in in de zorgstandaard. Er wordt

ingegaan op zorgstandaard-afhankelijke kenmerken en deels op zorgstandaard-

onafhankelijke kenmerken. Bij deze laatste ontbreekt bijvoorbeeld informatie-uitwisseling en

Page 11: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

5

een vast aanspreekpunt. Een belangrijk verschil met het model is dat de zorgstandaard

professionals identificeert en geen competenties beschrijft. Er is getracht om los van de

professional "functioneel te beschrijven", maar het niet benoemen van "petten" leidde tot

onduidelijke formuleringen. Bovendien wordt ervaren dat het veld behoefte heeft aan een

beschrijving van wie, wat, wanneer moet doen.

Comorbiditeit wordt in de huidige versie met name beschreven door voor

diabetesgerelateerde complicaties te verwijzen naar onderliggende richtlijnen. Lastiger is

het wanneer er sprake is van comorbiditeit die raakt aan andere zorgstandaarden. De

zorgstandaarden Obesitas en Vasculair RisicoManagement (VRM) verwijzen wel naar de

zorgstandaard Diabetes, maar niet andersom (logisch gezien het moment van ontwikkeling).

Ten tijde van de ontwikkeling van de Obesitas en VRM zorgstandaarden is frequent contact

en afstemming geweest over en weer om de inhoudelijke aansluiting te borgen.

De zorgstandaard is gebaseerd op bestaande richtlijnen. Niet voor alles is echter zodanig

"gerijpte evidence" dat deze de vorm van richtlijnen heeft bereikt. Toch hecht de NDF grote

waarde aan het "evidence-first" principe.

2.1.2 Vasculair Risico Management

Organisatie

De zorgstandaard Vasculair RisicoManagement (VRM) is ontwikkeld door het Platform

Vitale Vaten.

"Het Platform Vitale Vaten bestaat uit (organisaties van) patiënten en zorgaanbieders,

zoals medisch specialisten, huisartsen en verpleegkundigen. Het Platform heeft tot

doel om de aanpak van de risicofactoren voor hart- en vaatziekten (vasculair

risicomanagement) tot een vanzelfsprekend onderdeel van de behandeling te maken

voor hart-, vaat- en beroertepatiënten en mensen met een verhoogd risico op deze

ziekten. Een goede aanpak van risicofactoren leidt tot minder sterfte, minder ziekte

en een betere kwaliteit van leven. Aanpalende organisaties onder meer

Zorgverzekeraars Nederland, ZonMw, de Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) en

het Ministerie van VWS verlenen deskundigheid aan het platform. "2

Op dit moment zijn 26 organisaties betrokken bij het platform: 17 leden

(patiëntenorganisaties, Beroepsverenigingen van zorgverleners en 9 adviserende leden.

Der zorgstandaard is zonder overheidsfinanciering tot stand gekomen. De Nederlandse

Hartstichting heeft de ontwikkeling van de zorgstandaard vasculair risicomanagement

geheel en de meeste implementatieprojecten uit eigen middelen betaald. Het Platform Vitale

Vaten is in 2006 opgericht door de patiëntenorganisaties de Hart&Vaatgroep, de

2 http://www.vitalevaten.nl/default.asp?mID=5968&rID=16

Page 12: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

6

Nederlandse CVA-vereniging "Samen Verder" en Diabetesvereniging Nederland in

samenwerking met beroepsverenigingen op het terrein van hart- en vaatziekten." De leden

ondertekenden toen een intentieverklaring.

Op dit moment wordt nagedacht over rechtspersoonlijkheid van het platform. Hier is nog

geen besluit over genomen. Waar nodig trad in het verleden met name de Nederlandse

Hartstichting op als penvoerder. Het bureau van het platform is sinds 1 januari 2011

ondergebracht bij de Hart&Vaatgroep.

Proces

De zorgstandaard vasculair risicomanagement is tot stand gekomen onder auspiciën van

het Platform Vitale Vaten. De ontwikkeling kende een commentaarronde en een

autorisatieronde. Hiervoor zijn vertegenwoordigers(vaak een zorgverlener met vasculair

risicomanagement als aandachtsgebied) en de besturen van de leden-beroepsverenigingen

benaderd. Alle partijen behalve de cardiologen, hebben de zorgstandaard geautoriseerd. De

cardiologen hadden moeite met de ‘centrale zorgverlener’. De omschrijving was voor hen

nog niet duidelijk genoeg: uit de tekst van de zorgstandaard zou af te leiden zijn dat

iedereen deze functie zou kunnen uitvoeren. Ook latere autorisatie is achterwege gebleven

wat te maken had met de integrale bekostiging.

Het platform herkende zich in de bezwaren ten aan zien van de vormgeving van integrale

bekostiging. Het is altijd uitgegaan van een multidisciplinair en transmuraal zorgconcept.

Immers, bij een grote doelgroep van de zorgstandaard vasculair risicomanagement, de

patiënten met manifeste hart- en vaatziekten, is de start van het chronische zorgtraject in de

tweedelijnszorg.

De NZA benadert chronische vaatzorg echter primair als eerstelijns zorg. Dit blijkt

inhoudelijk en procedureel een lastig te nemen obstakel te zijn. De functie van centrale

hulpverlener wordt op dit moment verder geëxploreerd zodat een geactualiseerde versie

van de zorgstandaard vasculair risicomanagement hier duidelijker over kan zijn.

Sinds najaar 2009 bevindt de zorgstandaard zich in de implementatiefase. Het Platform

Vitale Vaten ziet het als zijn taak de implementatie bevorderen en wil de

implementatieactiviteiten in handen laten van de leden en adviserende leden. Het bureau

biedt overzicht en initieert of leidt een aantal projecten, vooral projecten die het werken

volgens de uitgangspunten van de zorgstandaard stimuleren.

Page 13: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

7

De volgende projecten zijn uitgevoerd :

- Initiëren van 8 praktijkprojecten met de zorgstandaard (ZonMw-programma

Diseasemanagement Chronische Ziekten, subsidie VWS, ZonMw)

- Individueel zorgplan (lidorganisatie: De Hart&Vaatgroep)

- Regionale nascholing individueel zorgplan en zelfmanagement voor huisartsen en

POH-ers (pilot door samenwerkingsgroep)

- Opstellen voorlopige zorgprofielen (subsidie VWS). Met deze voorlopige

zorgprofielen worden patiëntengroepen onderscheiden naar zorgactiviteiten die

gedurende het zorgproces zullen plaatsvinden

- Uitvoeren nulmeting bij patiënten en huisartsen.

In uitvoering zijn:

- Bijdragen aan/adviseren Coördinatieplatform Zorgstandaarden, NAD,

praktijkprojecten Diseasemanagement Chronische Ziekten ZonMw, ZiZo

Chronische zorg

- Ontwikkelen stappenplan: handleiding voor zorgverleners om te gaan werken met

de zorgstandaard (subsidie VWS gereed voor zomer 2011)

- Ontwikkelen Stempel Vitale Vaten: doel hiervan is te voorkomen dat de

uitgangspunten van de zorgstandaard vasculair risicomanagement niet

verwateren(gereed maart 2011)

- Uitvoeren nulmeting tweede lijn (gereed voor zomer 2011)

- Exploreren functie centrale zorgverlener: inventarisatie ervaringen in het buitenland

(rapport, gereed maart 2011), invitational conference als uitwerking van

conceptcompetentieprofiel en opmaat naar scholing

- Vormgeving toekomst Platform Vitale Vaten (met subsidie van VWS): verbreden

naar cluster hart- en vaatziekten (in plaats van alleen vasculair risicomanagement),

aanpassen organisatie aan nieuwe doelen en werkwijze bijvoorbeeld vorming

rechtspersoon. Wat betreft werken vanuit het cluster hart- en vaatziekten betekent

het dat er ook een sterke verbinding komt met de projecten zorgstandaard

hartfalen(De Hart&Vaatgroep) en zorgstandaard CVA/TIA (Stichting Kennisnetwerk

CVA)

- Pioniers voor implementatie bij elkaar brengen: om afstemming en samenwerking te

bevorderen in de implementatie is eind 2009 de samenwerkingsgroep

implementatie zorgstandaard vasculair risicomanagement opgericht. Vasculair

Risicomanagement te implementeren in de eerstelijns en tweedelijns zorg. De

groep bestaat uit personen afkomstig uit de Nederlandse Hartstichting, De

Hart&Vaatgroep, Vilans, ACSION Group, LVG (Landelijke Vereniging

Georganiseerde Eerstelijn), Achmea en een consortium van farmaceutische

bedrijven (AstraZeneca, Boehringer Ingelheim, Pfizer en sanofi-aventis). De

samenwerkingsgroep streeft naar een zo breed mogelijk samenstelling van partijen"

Page 14: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

8

- Bijdragen aan regionale bijeenkomsten die het (samen) werken volgens de

zorgstandaard bevorderen (najaar 2011).

De daadwerkelijke uitrol van de zorgstandaard is wat vertraagd doordat veel aandacht uit is

gegaan naar advisering van ZiZo en NZA en door de kleine omvang van het bureau. Het

Platform beseft dat er nog veel instrumenten ontwikkeld en uitgetest moeten worden,

bijvoorbeeld ten aanzien van ondersteuning van zelfmanagement.

Inhoud

In de zorgstandaarden verbindt het Platform drie invalshoeken: Evidence based (het werken

volgens op wetenschappelijke inzichten gebaseerde richtlijnen), Practice based (het gebruik

maken van de ervaringen en principes van good practices) en Patient based (het werken

vanuit het patiëntenperspectief).

Bij de ontwikkeling van de zorgstandaard vasculair risicomanagement is het door de WHO

geadopteerde model voor chronische ziekten, het Chronic Care Model, als raamwerk

gebruikt.

Ten tijde van de ontwikkeling van de zorgstandaard vasculair risicomanagement bestond

het coördinatieplatform nog niet en dus ook niet haar model voor de zorgstandaarden. Het

model voor de zorgstandaarden van het coördinatieplatform vertoont veel overeenkomsten

met de zorgstandaard vasculair risicomanagement.

Het generieke gedeelte is grotendeels zelf ingevuld, daar de modules ten tijde van de

ontwikkeling nog niet beschikbaar waren. Dit moet nog verder naar elkaar toegroeien. Het

generieke deel is nu volgens het Chronic Care Model ingevuld. De zorgmodules zullen bij

een revisie naar verwachting een meer prominente plaats krijgen in de zorgstandaard. De

zorgstandaard bestaat uit vier delen: deel I voor zorgverleners (geautoriseerd), deel II voor

patiënten, deel III conceptlijst indicatoren – alleen commentaarronde (organisatie-

indicatoren en zorginhoudelijke indicatoren) en deel IV: de multidisciplinaire CBO-

richtlijn/NHG-Standaard cardiovasculair risicomanagement

De zorgstandaard besteedt uitgebreid aandacht aan zelfmanagement en het individuele

zorgplan. Dit komt op verschillende plekken aan de orde: de wijze waarop patiënten dit

kunnen doen en hoe zij hier in begeleid en ondersteund worden. Bij het opstellen van een

zorgplan wordt rekening gehouden met eventuele (co)morbiditeit en risicoprofielen van de

patiënt. Het individu is uitgangspunt, niet groepen van individuen. Sekse en etniciteit komen

hierdoor minder expliciet aan bod. Bij de implementatie zal wel aandacht worden gegeven

aan groepen met een lage SES.

Per 1 januari 2010 kan voor vasculair risicomanagement gebruik gemaakt worden van

integrale bekostiging.

Page 15: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

9

2.1.3 COPD

Organisatie

De zorgstandaard COPD is ontwikkeld door de Long Alliantie Nederland (LAN). De LAN is

een vereniging waar veel bij de longzorg betrokken partijen lid van zijn.

"De LAN is het platform van partijen in Nederland die zich bezig houden met

chronische longaandoeningen, zoals patiëntenverenigingen, zorgorganisaties en

beroepsgroepen.

De LAN vormt een structureel forum op het gebied van chronische longzorg,

waarbinnen partijen gezamenlijk hun visie ontwikkelen en beleid (mede) uitvoeren op

gebied van preventie en behandeling van chronische longzorg. Voor het realiseren

van het beleid bouwt en onderhoudt de LAN infrastructurele voorzieningen en zoekt

de LAN samenwerking met overheid, zorgverzekeraars, politiek en andere partijen." 3

Lid van de LAN zijn: Astma Fonds Longpatiëntenvereniging, Vereniging Nederland-Davos ,

Stichting COPD en Astma Huisartsen Adviesgroep (CAHAG) namens het Nederlandse

Huisartsen Genootschap (NHG) en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV),

Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT),

Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), V&VN afdeling

Longverpleegkundigen, V&VN afdeling Praktijkverpleegkundigen en Praktijkondersteuners,

Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), Koninklijke Nederlandse

Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie (KNMP), Vereniging Astmacentra Nederland

(VAN), SAN Centra voor Medische Diagnostiek, Astma Fonds Longstichting, Nederlandse

Vereniging van Diëtisten (NVD), STIVORO , Nederlands Instituut van Psychologen, sector

Gezondheidszorg (NIP), Nederlandse Vereniging van Longfunctieanalisten (NVLA), ActiZ

en de Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn (LVG). Daarnaast zijn nog een

aantal farmaceutische bedrijven "bedrijfslid".

Naast de zorgstandaard COPD, draagt de LAN zorg voor ontwikkeling van de

zorgstandaard Astma (zie 2.1.4). Mogelijk zal de LAN ook een rol gaan spelen bij de

ontwikkeling van de zorgstandaard Cystic Fibrosis (zie 2.1.5).

De ontwikkeling van de zorgstandaard is gefinancierd door de LAN met een aanvullende

versnellingssubsidie van VWS.

Proces

"De Zorgstandaard COPD is opgesteld door een daartoe ingestelde werkgroep van

de Long Alliantie Nederland (LAN). De werkgroep bestond uit vertegenwoordigers

van alle bij de zorg voor mensen met COPD betrokken partijen en werd voorgezeten

door de heren Drs. Ph. L. Salome, huisarts en Dr. J.C.C.M. in ’t Veen, longarts. In zijn

3 www.longalliantie.nl/over-ons

Page 16: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

10

activiteiten heeft de werkgroep in eerste instantie de ‘Voorlopige zorgstandaard

COPD’ als uitgangspunt genomen. Deze was opgenomen in het ‘Voorstel voor een

model ketendbc voor COPD, versie juni 2008’ en werd ontwikkeld in opdracht van de

Stichting Ketenkwaliteit COPD. De Zorgstandaard COPD is tot stand gekomen na

een intensief ontwikkel- consultatie- en autorisatietraject. In november 2009 is door

de werkgroep het “Voorstel voor de Zorgstandaard COPD” opgeleverd. In januari

2010 heeft een consultatiebijeenkomst plaatsgevonden en hebben twintig

organisaties (LAN lidorganisaties en andere organisaties) schriftelijk gereageerd op

dit voorstel. De reacties zijn zorgvuldig bestudeerd en dit heeft geleid tot diverse

aanpassingen. In maart 2010 is de eindversie van de Zorgstandaard COPD ter

goedkeuring voorgelegd aan de gewone lidorganisaties van de LAN. Alle gewone

leden van de LAN hebben unaniem hun akkoord gegeven en op grond daarvan heeft

het bestuur van de LAN in mei 2010 de Zorgstandaard COPD geautoriseerd."4

Sinds 1 juli 2010 is integrale bekostiging voor COPDzorg beschikbaar.

"De regeling maakt bekostiging van de zorg mogelijk vanaf het moment dat de

diagnose COPD bij de patiënt is vastgesteld. Als patiënt kun je kiezen of je de zorg

zelf wilt samenstellen of gebruik wilt maken van een georganiseerde keten. De

Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt in de beleidsregel dat de hoofdcontractant in

ieder geval over de competenties moet beschikken (c.q. deze competenties te

hebben gecontracteerd) om basis huisartsgeneeskundige zorg te kunnen aanbieden.

Dit hoeft overigens niet te betekenen dat deze zorg ook actief aangeboden wordt.

De integrale prestatie dekt naast de kosten van de zorgprofessionals ook die van de

organisatie van de zorg (inclusief ICT). Ten behoeve van de declaratie wordt een

onderscheid gemaakt om de zorgkosten die in het verzekerde pakket vallen, en het

deel van de zorg dat nog buiten het verzekerde pakket valt. Bepaalde verzekerde

prestaties, zoals geneesmiddelen, eerstelijns diagnostiek (laboratorium, radiologie)

en hulpmiddelen, vallen nu nog buiten de keten-DBC’s. Het streven is om deze

onderdelen vanaf 2012 wel mee te nemen."5

Nu de zorgstandaard ontwikkeld en geautoriseerd is, is bevordering van de implementatie

het belangrijkste aandachtspunt. Op 16 december 2010 heeft de LAN een discussienota

uitgebracht over de implementatie van de zorgstandaard. De notitie gaat in op de rollen die

de verschillende LAN leden hebben bij de verdere implementatie. De notitie beschrijft wie

wat zou moeten doen om de gestelde doelen te realiseren. Er worden concrete doelen

gesteld voor bekendheid en gebruik van de zorgstandaard. In de maanden januari en

4 www.longalliantie.nl/zorgstandaard-copd/zorgstandaard

5 http://www.zorgstandaardindepraktijk.nl/zorgverzekeraars/integrale-bekostiging-en-zorgstandaard/wat-is-

de-integrale-zorgstandaard3

Page 17: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

11

februari 2011 worden rondetafelgesprekken voorzien, waarna in maart de

implementatienotitie zal worden afgerond en in april kan worden vastgesteld.

Als belangrijkste onderwerpen komen naar voren de monitoring van het gebruik van de

standaard in de praktijk, het identificeren van de nog onterecht niet gediagnosticeerde

patiënten (n=200.000) en aanpak van onterecht gediagnosticeerde patiënten (n=60.000).

Ook zal de LAN beginnen met de inrichting van een cyclisch onderhoudsproces, zodat de

zorgstandaard op structurele wijze actueel wordt gehouden.

Inhoud

Inhoudelijk volgt de zorgstandaard COPD geheel het model van het Coördinatieplatform.

Het is een zorgstandaard "volgens het boekje". Indicatoren zijn deels nog in ontwikkeling.

Momenteel worden de NHG indicatoren gehanteerd.

Zelfmanagement neemt een belangrijke plaats in in de zorgstandaard. Elke patiënt krijgt

een individueel zorgplan. Sekse en etniciteit komen minder specifiek aan de orde, de zorg

kent geen seksespecifieke of etniciteit specifieke inrichting. Bij de implementatie zal

etniciteit wel specifiek aandacht krijgen, vooral waar het gaat om actieve opsporing van

patiënten. Er is een patiëntenversie beschikbaar.

De inhoud van de Zorgstandaard is gebaseerd op de meest recente richtlijnen, protocollen

en andere relevante afspraken (LTA’s, LESA’s). De CBOrichtlijn ‘Diagnostiek en

behandeling van COPD’ (Richtlijn Ketenzorg COPD) had een leidende rol. Aangezien de

zorgstandaard breder van opzet is dan de bestaande richtlijnen, bijvoorbeeld door het

meenemen van psychosociale aspecten, zijn delen niet evidence based. Ook het vaststellen

van de ziektelast, in bredere zin dan de fysiologisch georiënteerde GOLD indeling, is nog

onderwerp van studie.

2.1.4 Astma

Organisatie

De zorgstandaard Astma wordt, evenals de zorgstandaard COPD, ontwikkeld door de LAN

(zie ook 2.1.3).

Proces

De zorgstandaard staat nu aan het begin van de ontwikkelfase. Voor de ontwikkeling is

subsidie van VWS beschikbaar.

Bij de ontwikkeling van de zorgstandaard wordt aangesloten bij het "richtlijn optimaliserings-

traject", dit om samenhang tussen standaard en richtlijn te bewaken. Het is de intentie dat

dit traject er niet alleen toe leidt dat er geen tegenstrijdigheden komen in standaard en

richtlijn, maar dat de twee elkaar versterken. Deze inhoudelijke koppeling levert mogelijk

Page 18: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

12

voor andere partijen interessante inzichten op. Voor zover bekend is dit het enige voorbeeld

waarin actualisatie / optimalisatie van een richtlijn en ontwikkeling van een zorgstandaard

hand in hand gaan.

Inhoud

De intentie is dat de zorgstandaard geheel "volgens het boekje" wordt ontwikkeld, inclusief

een patiëntenversie.

2.1.5 Cystic Fibrosis

Organisatie

Het initiatief voor de ontwikkeling van de zorgstandaard Cystic Fibrosis ligt bij de

deelnemers van het overleg over integrale CF zorg te weten: het ministerie van VWS, de

Nederlandse Cystic Fibrosis Stichting (NCFS), Nederlandse Vereniging van

Kindergeneeskunde (NVK), de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en

Tuberculose (NVALT), Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) en de

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA).

Proces

De ontwikkeling van de zorgstandaard CF bevindt zich nog in de voorbereidende fase, er

wordt gesproken over een plan van aanpak voor de ontwikkeling. Factor die aandacht

behoeft is het grote aantal betrokken organisaties (CF=multisysteemaandoening). Van de

multidisciplinaire richtlijn CF (CBO) kan naar verwachting dankbaar gebruik worden

gemaakt bij de ontwikkeling. In de eerste maanden van 2011 vindt op VWS een overleg

plaats tussen alle betrokken partijen. In dit overleg zullen naar verwachting afspraken

worden gemaakt over de te volgen aanpak.

2.1.6 Obesitas

Organisatie

De zorgstandaard Obesitas is ontwikkeld door het Partnerschap Overgewicht Nederland.

"Het Partnerschap Overgewicht Nederland (PON) bestaat uit 18 partnerorganisaties.

Bij het bereiken van de gestelde doelen worden zij gefaciliteerd en ondersteund door

het managementteam van het PON en de PON-medewerkers. Het PON is een

initiatief van het ministerie van VWS en zal een belangrijke bijdrage leveren aan het

behalen van verschillende doelstellingen van het ministerie van VWS op het terrein

van chronische ziekten en gezonde leefgewoonten in het algemeen, en overgewicht

en obesitas in het bijzonder."6

De zorgstandaard is dan ook tot stand gekomen met financiële steun van VWS.

6 bron: Zorgstandaard Obesitas

Page 19: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

13

Proces

Met het verschijnen in 2008 van de multidisciplinaire CBO-richtlijn ‘Diagnostiek en

behandeling van volwassenen en kinderen met obesitas’ kwam de wetenschappelijke

onderbouwing voor de aangewezen behandeling van de chronische ziekte obesitas

beschikbaar. Deze behandeling dient te bestaan uit verschillende interventies, gericht op

het verminderen van de energie-inname en het verhogen van de lichamelijke activiteit,

eventueel ondersteund door toevoeging op maat van psychologische interventies. Het

betreft hier de zogenoemde gecombineerde leefstijlinterventie. Het ministerie van VWS

bepaalde in 2008 dat de CBO-richtlijn obesitas geïmplementeerd dient te worden middels

een Zorgstandaard Obesitas. Het Partnerschap Overgewicht Nederland kreeg de opdracht

deze zorgstandaard te maken.

"Het denk- en schrijfwerk voor de Zorgstandaard Obesitas is verricht in verschillende

multidisciplinaire werkgroepen, gevormd door PON-medewerkers,

vertegenwoordigers van de 18 PON-partnerorganisaties en vertegenwoordigers van

andere relevante organisaties. De CBO-richtlijn obesitas geldt als wetenschappelijk

uitgangspunt voor de werkgroepen.

Vanwege de sterke samenhang van de ziekte obesitas met diabetes mellitus type 2

en hart- en vaatziekten, werkt het PON onder andere actief samen met de

ontwikkelgroepen van de NDF-Zorgstandaard van de Nederlandse Diabetes

Federatie en de Zorgstandaard Vasculair Risicomanagement van het Platform Vitale

Vaten. Afstemming vindt verder plaats met aan obesitas gerelateerde richtlijnen en op

obesitas gerichte leefstijlinterventies.

Het ontwerp en de gebruikte terminologie van de Zorgstandaard Obesitas is

daarnaast gebaseerd op het Model voor Zorgstandaarden bij chronische ziekten

uitgebracht door het ZonMw Coördinatieplatform Zorgstandaarden.

De concepttekst van de zorgstandaard is in de maanden maart en april 2010 ter

consultatie voorgelegd aan vertegenwoordigers en achterban van de PON-

partnerorganisaties en andere relevante partijen. De commentaren uit deze

consultatiefase zijn verwerkt tot een vertrouwelijk voorstel voor de Zorgstandaard

Obesitas dat in de maanden juni - september 2010 aan de besturen van de PON-

partnerorganisaties is voorgelegd. 25 november 2010 is de definitieve Zorgstandaard

Obesitas opgeleverd en gepresenteerd tijdens een besloten conferentie."7

De Zorgstandaard Obesitas heeft de instemming van alle aan het Partnerschap

Overgewicht Nederland deelnemende organisaties van patiënten en zorgverleners (18

organisaties). Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft zich onthouden van instemming met

de Zorgstandaard Obesitas met als reden dat beschrijvingen van competenties en

7 http://www.partnerschapovergewicht.nl/nl/?page_id=411

Page 20: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

14

kwaliteitsindicatoren nog niet aan de zorgstandaard zijn toegevoegd. Dit maakt het lastig

voor zorgverzekeraars om op basis van deze zorgstandaard op korte termijn zorg in te

kopen.

Hoewel de zorgstandaard nu gereed is, stelt het PON in de tekst van de zorgstandaard dat

er in de komende jaren nog delen aangevuld dienen te worden, alvorens de Zorgstandaard

Overgewicht gereed is voor landelijke implementatie:

"De zorgstandaard is nog niet gereed voor implementatie: de kwaliteitsindicatoren,

waaronder competenties, behoeven verdere uitwerking. Ook is het nodig een

patiëntenversie van de zorgstandaard te ontwikkelen. Sommige onderdelen van de

zorgstandaard zullen in een later stadium gezamenlijk met andere partijen worden

geschreven (bv. de generieke zorgmodules). Tevens is de bekostiging van de zorg uit

de zorgstandaard nog in ontwikkeling. De komende jaren worden deze aspecten in

afstemming met andere partijen ontwikkeld en zal de ZO geïmplementeerd worden."

Inhoud

Alle hoofdstukken zoals beschreven in het model van het Coördinatieplatform zijn aanwezig.

Bij hoofdstuk 2 (generiek) wordt verwezen naar de zorgmodule Stoppen met Roken. Indien

er zorgmodules over voeding en bewegen beschikbaar komen, zal hier ook naar worden

verwezen. Voor nu wordt volstaan met een beschrijving van deze factoren en verwijzing

naar bijbehorende richtlijnen. Hoofdstuk 4 (indicatoren) is aanwezig, maar de inhoud

ontbreekt nog. Dit zal nog worden aangevuld met door betrokken partijen geformuleerde

kwaliteitsindicatoren.

Er wordt uitgebreid aandacht besteed aan zelfmanagement en een individueel zorgplan. De

behandeling van obesitas is dan ook geheel gericht op het ondersteunen en bevorderen van

zelfmanagement. Dit alles wordt vastgelegd in het persoonlijk behandelplan van de patiënt.

Aan sekse wordt niet specifiek aandacht geschonken, aan etniciteit wel. Dit komt terug op

verschillende plekken, vaak verwant aan diagnose en preventie.

2.1.7 Artrose heup/knie

Organisatie

Indien de verkenningsfase leidt tot een besluit om de zorgstandaard Artrose heup-knie te

ontwikkelen, zal deze naar verwachting ontwikkeld worden in afstemming met het

samenwerkingsverband Decennium van het Bewegingsapparaat / Bone & Joint Decade

Nederland (B&JD-NL). Het initiatief voor de huidige fase, de verkenningsfase ligt bij de

Reumapatiëntenbond.

Page 21: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

15

Proces

Eind december 2010 heeft overleg plaats gevonden tussen VWS en de

Reumapatiëntenbond. De Reumapatiëntenbond start op zeer korte termijn met een

consultatieronde / verkenningsfase, mits VWS hiervoor subsidie toekent. Bij positief einde

van de verkenningsfase zal een subsidieaanvraag worden ingediend voor de ontwikkeling

van een zorgstandaard Artrose heup/knie.

Hoewel het hele traject dus nog van start moet gaan, zijn er inmiddels de nodige producten

ontwikkeld, waar straks naar verwachting dankbaar gebruik gemaakt kan worden. Op

initiatief van B&JD-NL is een "behandelstrategie artrose heup en knie" (BART) ontwikkeld.

"De behandelstrategie BART is gebaseerd op bestaande nationale richtlijnen en doet

discipline verstijgende, duidelijke aanbevelingen voor de volgorde van het

paramedisch en medisch handelen. De behandelstrategie beschrijft het traject tot aan

de operatieve ingreep. Zo wordt er in 3 stappen laten zien welke conservatieve

behandelingmogelijkheden er zijn om klachten als gevolg van artrose te verlichten. In

de eerste stap staan vrij eenvoudige behandelingen, waarvoor alle patiënten met

heup of knieartrose in aanmerking komen. In de tweede en derde stap staan meer

ingrijpende behandelvormen die aan de orde komen als mogelijkheden uit

voorgaande stappen tot onvoldoende resultaat leiden. Daarnaast doet de

behandelstrategie aanbevelingen ten aanzien van de diagnose en de evaluatie van

genomen maatregelen. De behandelstrategie doet geen expliciete uitspraken gedaan

over de betrokkenheid van bepaalde disciplines, aangezien meerdere

behandelmogelijkheden door verschillende zorgverleners uitgevoerd kunnen worden.

[...]

Om de behandelstrategie te implementeren in de praktijk is een Zorgwijzer artrose

ontwikkeld. In deze zorgwijzer is een patiëntvriendelijke versie van de

behandelstrategie BART opgenomen. Daarnaast zijn er instrumenten opgenomen om

een actieve rol van de patiënt te bevorderen. De patiënt kan zich met behulp van de

zorgwijzer voorbereiden op een contact met een zorgverlener. Zo kan de patiënt

bijvoorbeeld zijn klachten monitoren met behulp van een invulformulier en een

overzicht bijhouden van de aard en het resultaat van de genomen maatregelen. Op

dit moment vindt er een proefimplementatie plaats in de regio Nijmegen; het

zogenaamde BART project. "8

De Reumapatiëntenbond verwacht dat een groot deel van BART bruikbaar zal zijn of

tenminste als vertrekpunt kan dienen voor de ontwikkeling van de zorgstandaard.

8 http://rgfmaasvallei.fysionet.nl/scrivo/asset.php?id=574351

Page 22: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

16

2.1.8 Hartfalen

Organisatie

Op dit moment treedt de Hart&Vaatgroep op als penvoerder van de projectorganisatie. Op

termijn wordt de ontwikkeling naar verwachting ondergebracht bij het Platform Vitale Vaten.

Hoe dit precies vorm gaat krijgen is mede afhankelijk van een discussie die momenteel

wordt gevoerd met huisartsen en cardiologen. De zorgstandaard wordt ontwikkeld met een

projectsubsidie van VWS.

Proces

In 2008 zijn de rapporten "Hartfalenzorg: advies van de Consument" en “Hartfalenzorg in

Nederland: tijd voor actie” (Stichting Hoofd, Hart en Vaten) verschenen. Deze rapporten

beschreven exploratief onderzoek naar wat mensen met hartfalen resp. zorgverleners

belangrijk vinden in de zorgverlening. De uitkomsten uit deze onderzoeken vormen de input

voor De Hart&Vaatgroep om in een vervolgtraject samen met het zorgveld de

zorgstandaard uit te gaan werken. Het rapport "Hartfalen in ziekenhuizen, uw zorg onze

zorg" (Hartezorg, 2008) beschrijft de resultaten van een inventarisatie naar de hartfalenzorg

in ziekenhuizen. Ook dit biedt aanknopingspunten voor de verdere verbetering van de

Hartfalenzorg.

De Hart&Vaatgroep staat momenteel aan het begin van de ontwikkelfase. Volgens het

huidige projectplan zal een vergelijkbaar proces worden gevolgd als voor de

zorgstandaarden die reeds ontwikkeld zijn (aansturing door bestuurlijk verantwoordelijke

stuurgroep, ontwikkeling door inhoudelijk deskundige schrijfgroepen). Het proces wordt

echter vertraagd door de discussies met beroeps- en wetenschappelijke verenigingen. Bij

aanvang van het traject in 2008 was er groot enthousiasme onder alle beroepsgroepen en

bij de patiëntenorganisatie voor de ontwikkeling van de zorgstandaard en hadden alle

partijen hun medewerking toegezegd. De recente ontwikkelingen rondom functionele

bekostiging bemoeilijken een waardevrije inhoudelijke discussie. Op dit moment wordt met

partijen bekeken of alternatieve (om)wegen mogelijk zijn om te komen tot goede

(programmatische) hartfalenzorg volgens de belangrijkste principes van de zorgstandaard.

Inhoud

Het model van het Coördinatieplatform zal naar verwachting als leidraad gaan dienen voor

de zorgstandaard. De richtlijnen die als leidraad kunnen dienen moeten nog worden

geïnventariseerd. Over de organisatie van de zorg is naar verwachting minder evidence.

Het onderzoeken van goede, bestaande hartfalenzorgpraktijken zou hieraan bij kunnen

dragen.

Een inhoudelijk punt van aandacht is de overlap die mogelijk gaat ontstaan met andere

zorgstandaarden zoals Vasculair Risico Management en Diabetes. Over deze vraag moet

nog goed worden nagedacht.

Page 23: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

17

2.1.9 Depressie

Organisatie

De zorgstandaard wordt ontwikkeld onder auspiciën van een werkgroep waarin

vertegenwoordigers namens beroepsverenigingen en patiëntenorganisaties zitting hebben.

De werkgroep wordt voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter. Het schrijfwerk gebeurt

door een expertgroep, waarin leden zitting hebben op basis van hun expertise. De

organisatie is op dit moment nog een projectorganisatie die op projectbasis wordt

gefinancierd (VWS). Over een eventuele rechtspersoonlijkheid wordt nog nagedacht. Het

Trimbos instituut treedt op als penvoerder / secretaris van het project.

Proces

Op dit moment is een concepttekst voor de zorgstandaard gereed. De commentaarfase is

ingezet. Om het draagvlak te maximeren wordt de tekst voorgelegd aan een groot aantal

partijen en individuen. Zo'n 100 deskundigen zijn gehoord in een veldraadpleging,

patiënteninbreng wordt georganiseerd door panelbijeenkomsten. De autorisatiefase wordt

voorzien vanaf maart 2011. Ook staat de ontwikkeling van een patiëntenversie gepland voor

2011. Een implementatieplan wordt ontwikkeld.

Inhoud

Een inhoudelijke uitdaging vormt het vertrekpunt van de zorgstandaard. Dit is niet zozeer de

diagnose depressie zoals gedefinieerd in de DSM IV, maar de klacht van de patiënt.

Begeleiding bij depressieve klachten valt dus ook onder de zorgstandaard, zonder dat per

se van de diagnose in formele zin sprake hoeft te zijn.

Inhoudelijk volgt de concepttekst van de zorgstandaard het model van het

Coördinatieplatform. De kwaliteitsindicatoren hebben op dit moment nog enkel betrekking

op het proces van implementatie. Ontwikkeling van indicatoren in aanvulling op de reeds

bestaande sets van NHG, ZiZo en IGZ werd niet wenselijk geacht. Voor de langere termijn

is dit wel de ambitie, zij het dat goed gekeken zal worden naar hetgeen er al ontwikkeld is.

Zelfmanagement heeft een plaats in de concepttekst, maar de regierol van de patiënt

behoeft nog wel nadere uitwerking. Sekse en etniciteit zijn geen expliciet onderdeel van de

zorgstandaard vanwege het ontbreken van evidence dat culturele of sekseverschillen een

andere aanpak indiceren.

Delen van de zorgstandaard zijn gebaseerd op richtlijnen, terwijl andere onderdelen meer

zijn gebaseerd op consensus. De onderdelen over chroniciteit zijn vooral gebaseerd op

wensen vanuit de patiënten. Het streven is om in de tekst aan te geven welke delen

evidence based zijn en welke delen een minder harde ondergrond hebben.

Page 24: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

18

2.1.10 Dementie

Organisatie

Alzheimer Nederland treedt op als coördinator / penvoerder voor de ontwikkeling van de

zorgstandaard Dementie. Voor de concrete ontwikkeling van de zorgstandaard is een

belangrijke taak weggelegd voor Vilans. De ontwikkeling wordt geleid door een projectgroep

bestaande uit vertegenwoordigers van Alzheimer Nederland, Vilans en de vier voor de

ontwikkeling ingestelde werkgroepen die ieder een deel van de ontwikkeling voor hun

rekening nemen (voor de diagnose, rond de diagnose, manifeste fase en effectieve

ketensamenwerking). De werkgroepen worden bemenst vanuit beroeps-, kennis en

koepelorganisaties (Alzheimer Nederland, Vilans, Verenso, KNGF, NIP, V&VN, GGZ

Nederland, Trimbos Instituut, KNMG, Landelijk Netwerk Dementie, ciz) en een aantal

zorginstellingen (UMC's, GGZ instellingen en zorggroepen). De verenigingen van klinisch

geriaters, neurologen, internisten en huisartsen hebben geen medewerking toegezegd.

Proces

December 2010 is een kick-off bijeenkomst gehouden waarmee het ontwikkeltraject van

start is gegaan. Het streven is om de eerste schrijffase tijd ongeveer de zomer te laten

duren en middels een consultatieronde in het najaar te komen tot een definitief concept eind

2011. Autorisatie en implementatie zijn voorzien na 2011.

Inhoud

Alzheimer Nederland is voornemens met model van het Coördinatieplatform te volgen bij

het opstellen van de zorgstandaard. Als vertrekpunt kan gebruik worden gemaakt van de

inkoopleidraad Programma Ketenzorg Dementie. Het kernteam van het Programma

Ketenzorg Dementie zal dan ook bij de ontwikkeling van de zorgstandaard worden

betrokken.

Multimorbiditeit vorm een uitdaging bij het opstellen van de zorgstandaard. Bijna per

definitie is hier sprake van bij de oudere patiënt.

Een andere lastige uitdaging wordt gevormd door de schotten in de financiering. Een

belangrijk aangrijpingspunt bij de begeleiding van Alzheimer patiënten ligt bij de

mantelzorger, maar deze is zelf niet patiënt en valt daarmee niet onder ZFW bekostiging

van de Alzheimer patiënt. Ook het feit dat investeringen via ZFW en WMO leiden tot

kostenreductie in de AWBZ is een complicerende factor.

2.1.11 Kanker

Organisatie

Het initiatief voor het ontwikkelen van een zorgstandaard ligt op dit moment nog bij een

projectorganisatie: de Stuurgroep Zorgstandaard Kanker, waarin onder andere de

Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) participeert . De intentie is

Page 25: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

19

om rond maart 2011 een intentieverklaring ondertekend te hebben door meerdere partijen

om zo te komen tot een beter geborgde organisatie. Het initiatief voor de voorbereidingsfase

laf bij het Nationaal Programma Kanker, de NFK trad op als opdrachtgever voor de

verkennende studie.

Proces

In 2009 heeft STG/Health Management Forum in opdracht en op kosten van de NFK een

verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden om te komen tot een zorgstandaard kanker.

STG/HMF concludeerde in hun verkenning dat een zorgstandaard mogelijk en zinvol was.

Na deze positieve verkenning is een stuurgroep aan de slag gegaan om de weg te

bereiden, deskundigen aan te zoeken, een raamwerk voor de zorgstandaard op te stellen

en subsidie voor het ontwikkeltraject aan te vragen. Subsidie wordt momenteel

aangevraagd, alles staat in de steigers om de ontwikkelfase in te gaan, afhankelijk van

vooral de externe financiering. Tegelijk met de ontwikkelfase zal worden gewerkt aan de

inrichting van een beheersorganisatie.

Inhoud

Het model van het Coördinatieplatform zal worden gevolgd. Er is inmiddels een concept

raamwerk opgesteld, waarin de verschillende elementen van het model zijn opgenomen.

Inhoudelijk kan er naar verwachting veel worden gebaseerd op bestaande mono- en

multidisciplinaire richtlijnen. De verschillende beschikbare richtlijnen worden momenteel

geïnventariseerd.

2.1.12 CVA / TIA

Organisatie

De zorgstandaard gaat ontwikkeld worden door de Werkgroep Zorgstandaard van het

Kennisnetwerk CVA Nederland. Het Kennisnetwerk CVA Nederland is een stichting waarin

patiëntenverenigingen en circa 60 CVA zorgketens (stroke services) participeren.

Huisartsen en neurologen participeren binnen het netwerk op persoonlijke titel. Er zal

worden samengewerkt met de Afasie Vereniging Nederland, de Nederlandse CVA-

Vereniging "Samen Verder" en de Vereniging Cerebraal. Het kennisnetwerk CVA Nederland

is aangesloten bij het Platform Vitale Vaten.

Proces

Aanvankelijk werd gesproken over een zorgstandaard CVA. Evenals in de CBO richtlijn

Beroerte is TIA aan de zorgstandaard toegevoegd. De inhoudelijke ontwikkelfase staat op

het punt van beginnen. Medio 2010 is financiering door VWS toegezegd. Begin 2011

worden de betrokken verenigingen benaderd met het verzoek om medewerking.

Page 26: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

20

Inhoud

Het voornemen is om de zorgstandaard geheel conform het model van het

Coördinatieplatform op te stellen, inclusief indicatoren. De CBO richtlijn uit 2008/2009 kan

(inclusief de in de richtlijn benoemde indicatoren) naar verwachting goed als vertrekpunt

dienen. Deze multidisciplinaire richtlijn wordt onderschreven door 28 partijen. Tevens zal

gebruik worden gemaakt van de (monodisciplinaire) NHG standaard CVA.

De zorgstandaard zal naar verwachting vooral betrekking hebben op zorg die vanuit het

basispakket wordt vergoed. Mogelijkerwijs zal blijken dat ergotherapie in het basispakket

krap bemeten is, maar dat is nu nog te vroeg om vast te stellen. Ook de toereikendheid van

de AWBZ middelen (zzp9 met aanvulling in eerste weken) zal nog moeten worden bezien.

In de zorgstandaard zal zelfmanagement een centrale plaats krijgen. Sekse en etniciteit

krijgen naar verwachting geen specifieke aandacht in de richtlijn.

Naast de versie voor professionals, zal een patiëntenversie worden ontwikkeld.

2.1.13 Zeldzame aandoeningen

Organisatie

VSOP (Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisatie) ontwikkelt de

zorgstandaarden voor de verschillende zeldzame aandoeningen in samenwerking met

verschillende patiëntenorganisaties. Het betreft in totaal 16 verschillende zorgstandaarden,

verdeeld over twee tranches.

Eerste tranche:

- erfelijke borst- en eierstokkanker i.s.m. BorstkankerVereniging Nederland,

- hemochromatose i.s.m. HVN Hemochromatose Vereniging Nederland,

- bijnierziekten (M. Addison, Cushing syndroom, adrenogenitaal syndroom, syndroom

van Conn) i.s.m. Nederlandse Vereniging voor Addison en Cushing Patiënten,

- Li-Fraumenie syndroom i.s.m. Stichting Diagnose Kanker.

Tweede tranche:

- ADCA/ATAXI i.s.m. ADCA-Vereniging Nederland,

- DES i.s.m. DES Centrum Nederland,

- dwarslesie i.s.m. Dwarslesie Nederland,

- craniofaciale aandoeningen i.s.m. Laposa,

- Marshall Smith Syndroom i.s.m. MSS Research Foundation,

- hypofyse aandoeningen i.s.m. Hypofyse Stichting,

- NF1 en NF2 i.s.m. Neurofibromatose Vereniging Nederland,

- nefrotisch subdroom i.s.m. Nierpatiënten Vereniging Nederland,

- Noonan Syndroom i.s.m. Stichting Noonan Syndroom,

Page 27: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

21

- mitochondriële aandoeningen i.s.m. Volwassenen en Kinderen met

Stofwisselingsziekten,

- myotone dystrofie i.s.m. Vereniging Spierziekten Nederland,

- ziekte van Hirschprung i.s.m. Vereniging Ziekte van Hirschsprung.

Een paar jaar geleden is er een samenwerkingsprotocol ontwikkeld voor de ziekte van

Duchenne. Dit protocol heeft veel kenmerken van een zorgstandaard. Er is echter voor

gekozen om dit samenwerkingsprotocol niet een laatste duwtje naar zorgstandaard te

geven, aangezien er moest worden geprioriteerd. Er was geld voor de ontwikkeling van één

standaard. Vereniging Spierziekten Nederland heeft gekozen voor een aandoening

waarover nog niets op papier staat (myotone dytrofie) omdat dit meer oplevert voor de

patiënt.

Voor de eerste tranche heeft Fonds PGO de vier samenwerkingsverbanden apart

gefinancierd, voor de tweede tranche is VSOP penvoerder voor de

samenwerkingsverbanden tezamen. Hoe de organisatie van de samenwerking is ingericht,

verschilt per zorgstandaard. Dit hangt met name af van de mate van professionaliteit van de

patiëntenvereniging (eigen bureau, betaalde medewerkers, etc). Er zijn geen nieuwe

rechtspersonen in het leven geroepen voor de ontwikkeling van zorgstandaarden.

Proces

De eerste tranche van (vier) zorgstandaarden wordt momenteel ontwikkeld. De

samenwerkingsverbanden zitten nu ongeveer een jaar in het ontwikkelproces. De tweede

tranche van twaalf standaarden zit nu in de initiatieffase (subsidie eind december 2010

definitief bevestigd).

De globale marskoers is uitgezet op basis van de werkwijze van langer bestaande

zorgstandaarden. Consultatie deskundigen, inventarisatie standaarden,

achterbanraadpleging, schrijfproces in interactie met achterban en - in wisselende mate - de

beroepsgroepen.

Autorisatie is nog niet aan de orde, maar er wordt wel al over het proces van autorisatie

gesproken. Dit proces zal per zorgstandaard gaan verschillen, aangezien de incidentie van

sommige aandoeningen zo laag is, dat er geen evidence based richtlijnen zijn. De

zorgstandaard zal in dat geval meer gebaseerd zijn op best practice. Dit heeft mogelijk

consequenties voor de wijze waarop het autorisatieproces wordt ingericht.

Inhoud

VSOP heeft het voornemen om het ontwikkelde model geheel te volgen. Wel bestaat de

angst dat dit grote documenten oplevert met overlap binnen het document. Er moet nog

naar een goed evenwicht gezocht worden tussen toegankelijkheid en volledigheid.

Page 28: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

22

2.1.14 Epilepsie

Het jaarverslag 2009 van de Epilepsie Vereniging Nederland (EVN) meldt:

"Project integrale epilepsiezorg/Zorgstandaard Epilepsie: In 2008 had de EVN het

initiatief weer naar zich toe getrokken om samen met alle betrokken beroepsgroepen

aan tafel te komen om vanuit het patiëntenperspectief een totaalbeeld te maken van

de epilepsiezorg in Nederland. Eind 2008 is er een principeakkoord gesloten om in

gezamenlijkheid te werken aan de Zorgstandaard epilepsie: een integraal idee over

adequate zorg voor mensen met een chronische aandoening. Naast behandeling

volgens de laatste kennis en inzichten is in dit concept ruimte voor zaken als

preventie, zelfmanagement en regie bij de patiënt. Aan dit ambitieuze project is in

2009 vanuit de EVN vooral in voorbereidende en verkennende zin aandacht

geschonken. Er is onder andere een onderzoek onder leden en artsen afgerond. Er is

een voorbereidingsgroep geïnstalleerd bestaande uit EVN, NEF, de Nederlandse

Liga en de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVvN). Concrete stappen zijn in

2009 helaas niet gezet. Wel heeft de voorbereidingsgroep een concreet plan voor

2010 opgeleverd. Het traject verloopt echter zeer traag. Eind 2009 heeft de EVN een

externe deskundige gevraagd dit traject te begeleiden want de oplevering van de

Zorgstandaard Epilepsie is van zeer groot belang. Met name voor de inbedding van

de functie van epilepsieconsulent."

Ook in het jaar 2010 is het niet gelukt om daadwerkelijk van start te gaan met de

ontwikkeling van een zorgstandaard Epilepsie. Een project onder regie van het CBO is

beëindigd. De EVN wil een aantal lijnen samenbrengen om op termijn de zorgstandaard te

gaan ontwikkelen.

De richtlijn aanvalsbehandeling epilepsie, die momenteel wordt geactualiseerd, kan een van

de pijlers van de zorgstandaard vormen. De richtlijn wordt momenteel nog onvoldoende

gebruikt. Ook lijkt deskundigheidsbevordering onder professionals noodzakelijk. Goede

epilepsiezorg is echter meer dan het "onder controle brengen van aanvallen". De vraag "wat

wil de patiënt" van de zorg in zijn begeleiding met een chronische ziekte is tot op heden nog

onvoldoende onderzocht. De EVN heeft een onderzoek, dat op sociaal wetenschappelijk

verantwoorde wijze de wensen van de patiënt in kaart brengt in voorbereiding. Een

subsidieverzoek hiertoe is afgewezen.

Wel heeft de EVN een visie op goede epilepsiezorg geformuleerd. Ook loopt er een pilot-

studie naar de meerwaarde van de epilepsieconsulent. Resultaten van deze door het Nivel

uitgevoerde studie worden over enkele maanden verwacht. Zowel de consulenten in acht

ziekenhuizen als het onderzoek heeft de EVN door een legaat kunnen bekostigen. Een

belangrijk verwacht resultaat is de rol die de epilepsie consulent kan spelen in de

empowerment van de patiënt. Epilepsiepatiënten hebben van jongs af aan geleerd risico's

te mijden, "er kan immers altijd een aanval optreden en dan kan je maar beter niet toevallig

Page 29: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

23

op de fiets zitten". Dit vermijdingsgedrag leidt tot grote persoonlijke en maatschappelijke

schade. Epilepsiepatiënten volgen een lagere opleiding, hebben een minder betaalde baan,

gaan minder vaak huwelijken aan en krijgen minderkinderen dan gemiddeld. Dit niet als

gevolg van de medische component, maar juist ten gevolge van de nog onder belichte

gedragscomponent. Juist de vraag "waarmee is de patiënt na het stellen van de diagnose,

en nadat de instelling van de medicatie is geslaagd, het beste gediend om zich weerbaar te

maken" zou centraal moeten komen te staan in een zorgstandaard.

De medische richtlijn, de wensen van de patiënt en tools voor empowerment zijn de drie

ingrediënten die tezamen de richtlijn kunnen gaan vormen. Het ontbreekt op dit moment

echter aan mogelijkheid en middelen om daadwerkelijk tot ontwikkeling van de richtlijn te

komen. De EVN staat bij de drempel en er staat inmiddels de nodige zaken in de "voorwas",

maar tot een daadwerkelijke start is het nog niet gekomen. Subsidie lijkt op zijn vroegst per

2012 beschikbaar.

2.2 Op zorgstandaarden gelijkende producten

2.2.1 Parkinson

Organisatie en proces

Voor de ziekte van Parkinson is er geen zorgstandaard. Wel is er een multidisciplinaire

richtlijn (MDR) die, mede vanwege de afgeleide producten, hier het vermelden waard is. Op

de vraag in hoeverre de MDR een zorgstandaard is, wordt later in deze tekst teruggekomen.

De richtlijn is ontwikkeld door de Centrale Werkgroep Multidisciplinaire Richtlijn Parkinson

2006-2009, waarin naast professionals ook patiënten zitting hadden. Penvoerder bij de

ontwikkeling was het consortium Kennisbeleid Kwaliteit Curatieve Zorg (KKCZ), het

projectmanagement werd ondersteund vanuit het CBO.

Bij de ontwikkeling van de richtlijn waren 21 beroepsverenigingen betrokken. Daarnaast

bestond de werkgroep uit vertegenwoordigers van organisaties en landelijke

beroepsverenigingen van disciplines die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de

ziekte van Parkinson, vertegenwoordigers van de Parkinson Vereniging, evenals

vertegenwoordigers van het Centraal Begeleidingsorgaan (CBO), het Landelijke

Expertisecentrum Verpleging & Verzorging (LEVV), het Nederlands Huisartsen

Genootschap (NHG), de Nederlandse Vereniging voor Technology Assessment in de

Gezondheidszorg (NVTAG) en de afdeling Kwaliteit van Zorg (KWAZO) van het UMC St

Radboud. De werkgroepleden waren door de wetenschappelijke verenigingen

gemandateerd voor deelname aan deze werkgroep. De werkgroepleden zijn gezamenlijk

verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze conceptrichtlijn.

Opdracht aan de werkgroep was om op innovatieve wijze een brede multidisciplinaire

richtlijn voor de ziekte van Parkinson te ontwikkelen. Het innovatieve karakter zat slecht ten

delen in de wijze van ontwikkelen, waarbij dankbaar gebruik is gemaakt van de

Page 30: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

24

mogelijkheden van ict, maar zit veeleer in de werkwijze die wordt gevolgd in de huidige

fase, de fase van implementatie. Zo worden er multidisciplinaire bijeenkomsten

georganiseerd, waarbij interactief aan de hand van casussen elementen uit de MDR worden

gedeeld. Ook wordt er een e-learning module voor professionals ontwikkeld en wordt

gebruik gemaakt van MC-TV. Deze innovatievere manieren van kennis delen zijn ter

aanvulling op de traditionele kanalen (Medisch Contact, NTvG, Tijdschrift voor Neurologie).

De MDR ligt aan de basis van een te ontwikkelen patiëntenversie en landelijke transmurale

afspraken met het NHG.

De MDR wordt niet zozeer gezien als een eindproduct, maar veeleer als een beginproduct

om producten te ontwikkelen die daadwerkelijk voor de praktijk geschikt zijn. Hierbij kan

worden gedacht aan een pda versie voor professionals (beslissingsondersteuning), maar

ook aan voorlichtingsmateriaal voor patiënten en een "rechten en plichten van de arts en de

patiënt a4-tje". Voor de ziekte van Parkinson is een internet community opgericht

(Parkinsonnet) waar virtuele ontmoetingen tussen professionals en patiënten worden

gefaciliteerd. In het denken van de werkgroep is veel aandacht voor juist dit soort

producten, producten die de zorg en de patiënt daadwerkelijk concreet ondersteunen. Bij de

ontwikkelaars leeft dan ook de vraag om het inrichten van een Zorgstandaard conform het

model van het Coördinatieplatform voor de patiënt voldoende waarde toevoegt.

Inhoud

De MDR is inhoudelijk grotendeels gebaseerd op evidence, maar de ontwikkelaars hebben

de inbreng van expert opinion niet geschuwd. Om de ontwikkelsnelheid te bevorderen heeft

de centrale werkgroep gekozen voor het adapteren van een geschikte en al bestaande

multidisciplinaire richtlijn. Bij de start van het project is daarom gezocht naar binnenlandse

en buitenlandse evidence-based richtlijnen. Beoordeling met het AGREE-instrument wees

uit dat slechts twee richtlijnen een methodologisch voldoende niveau hadden en daarmee in

beginsel bruikbaar waren voor gebruik c.q. adaptatie door de werkgroep. Dit betroffen de

multidisciplinaire NICE-richtlijn en de monodisciplinaire, op fysiotherapie gerichte richtlijn

van het KNGF. Waar evidence ontbrak is op basis van consensus en expert opinion

aangevuld, hetgeen niet gebruikelijk is bij de ontwikkeling van richtlijnen in de klassieke zin.

Dit "doorbreken van het evidence denken" wordt door de ontwikkelaars als een van de

succesfactoren aangeduid bij de ontwikkeling.

De MDR heeft veel kenmerken van de zorgstandaard. In de multidisciplinaire richtlijn wordt

duidelijk aangestipt op wat voor manier de ziekte Parkinson moet worden onderkend en

wordt het belang van (secundaire) preventie aangegeven. Secundaire preventie bij

Parkinson betreft voornamelijk vallen, depressie en dementie. De richtlijn benoemd welke

diagnostische middelen voor handen zijn om de ziekte vast te kunnen stellen. Zowel

medicamenteus als niet-medicamenteuze behandelmogelijkheden worden vernoemd. Om

tot een zorgstandaard te komen, dient de patiënt en zijn individueel behandelplan echter

meer centraal te staan. De formuleringen in de richtlijn zijn nog sterk vanuit diagnostiek en

Page 31: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

25

behandeling geformuleerd en minder vanuit de patiënt en zijn behoeften als chronisch

patiënt.

Het tweede hoofdstuk in een zorgmodule bevat generieke zorg bestaande uit zorgmodules

opgenomen in de zorgstandaard. In de richtlijn komen generieke componenten ter sprake,

achtereenvolgens: slaapstoornissen, vallen, autonome stoornissen, speekselverlies, pijn en

arbeid. Bij deze generieke componenten staat overigens opnieuw het handelen van de arts

centraal: wat te doen bij bepaalde complicaties.

Het derde hoofdstuk van een zorgmodule bevat de organisatiestructuur van het zorgproces,

inclusief kwaliteitsbeleid. De richtlijn concludeert dat de netwerkzorg voor de ziekte van

Parkinson niet optimaal is. Er is een model voor netwerkzorg opgesteld welke de wenselijke

situatie beschrijft. Aangegeven wordt wat de rol van de verschillende medische beroepen is.

Hoofdstuk vier van een zorgstandaard, kwaliteitsindicatoren, staat in de richtlijn uitgebreid

beschreven. Verschillende kwaliteitsindicatoren zijn ontwikkeld, zoals het percentage

patiënten bekend met de ziekte van Parkinson waarbij de huisarts heeft nagegaan dat zij

het afgelopen jaar zijn gezien door een neuroloog / deskundige op dit terrein. De zes

indicatoren die ontwikkeld zijn, betreffen echter allen procesindicatoren (weerspiegelen de

uitvoering van het individueel zorgproces, zowel ziektespecifiek als generiek).

Uitkomstindicatoren noch structuurindicatoren worden vermeld in de multidisciplinaire

richtlijn

Geconcludeerd kan worden dat de multidisciplinaire richtlijn ziekte van Parkinson veel

elementen bevat die in een zorgstandaard zouden kunnen passen. Om echter tot een

complete zorgstandaard te kunnen komen dient het zorgtraject beter omschreven te worden

vanuit het gezichtspunt van de patiënt. Wat zijn de keuzes die de patiënt heeft, indien de

patiënt geconfronteerd wordt met de diagnose, hoe wordt de patiënt begeleid op sociaal

(niet medisch) terrein. In de huidige MDR opzet lijkt het patiëntenperspectief nog

onvoldoende belicht. Tenslotte kan gedacht worden aan het formuleren van

uitkomstindicatoren en structuurindicatoren.

2.2.2 Stofwisselingsstoornissen

Organisatie

De zorgstandaard Stofwisselingsziekten is ontwikkeld door de vereniging Volwassenen,

Kinderen en Stofwisselingsziekten (VKS).

Proces

VKS heeft in samenspraak met behandelaars in 2007 en 2008 een eerste versie van de

zorgstandaard Stofwisselingsziekten opgesteld. Vanwege de lage incidentie van

stofwisselingsziekten heeft de VKS een weg gevolgd waarin niet zozeer multidisciplinaire

Page 32: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

26

consensus op basis van evidence, maar de wensen van de patiënt voorop staan. VKS zegt

hier in de standaard over:

"Voor veel veelvoorkomende aandoeningen bestaan er al landelijke richtlijnen en

protocollen. Veel zorginstellingen zijn bezig met het opzetten van interne

kwaliteitssystemen voor zorg aan chronische ziekten. Voor zeldzame aandoeningen

zoals stofwisselingsziekten is de ontwikkeling van richtlijnen en protocollen en de

meting van de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg moeilijker dan gemiddeld. De

oorzaak hiervan is dat door de zeldzaamheid van de aandoeningen, cijfermateriaal

om “evidence based” te meten, zoals dat in de gezondheidszorg gebruikelijk is,

ontbreekt. [...] Omdat het perspectief van de gebruikers, patiënten, de leidraad moet

zijn bij de zorgverlening aan patiënten met een stofwisselingsziekte, heeft VKS in

samenspraak met behandelaars gedurende 2007 en 2008 deze eerste versie van de

zorgstandaard opgesteld. De input voor de wensen van patiënten komen uit een

aantal onderzoeken en uit onze achterban. Hiermee hebben we een voorlopig aantal

kwaliteitseisen aan de zorg opgesteld vanuit het perspectief van patiënten."

Inhoud

Het nu ontwikkelde document verenigt kenmerken van een zorgstandaard en een

voorbereidend onderzoek. Deels omschrijft de standaard kwaliteitseisen op basis van vooral

wensen vanuit het patiëntenperspectief, deels gaat het document in op de verkennende

vraag wat er in een zorgstandaard opgenomen zou moeten zijn (enquête onder

professionals) en waar knelpunten zitten in de zorg voor patiënten met

stofwisselingsstoornissen. Ook bevat de zorgstandaard een "wegwijzer" welke UMC's en

topklinische ziekenhuizen over welke aandoeningen expertise in huis hebben. Het model

van het Coördinatieplatform wordt niet gevolgd. De zorgstandaard is dan ook nog geen

"gereed product", maar veeleer een verkennende studie die in 37 pagina's de staat van de

stofwisselingsstoornissenzorg weergeeft.

Juist vanwege het ontbreken van evidence based richtlijnen leek het ontwikkelen van een

zorgstandaard een brug te ver. De VKS heeft besloten om samen met de betrokken

specialisten uit de UMC's te komen tot de ontwikkeling van zogeheten "zorgpaden". Op dit

moment zijn er, behalve als onderdeel van "zeldzame aandoeningen" (zie 2.1.13) geen

concrete plannen om tot een zorgstandaard te komen.

2.2.3 Sikkelcelanemie

Organisatie

De zorgstandaard sikkelcelanemie is opgesteld door OSCAR Nederland, een "multi-

etnische organisatie voor patiënten en dragers van sikkelcelanemie en thalassemie".

Page 33: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

27

Proces

Voor de ontwikkeling van de zorgstandaard heeft OSCAR Nederland de Britse Standards

for the Clinical Care of Adults with Sickle Cell Disease (2008) vertaald naar het Nederlands.

Het CBO heeft de standaard getoetst aan wetenschappelijke inzichten en de Nederlandse

zorgpraktijk.

Na "goedkeuring" voor de Nederlandse context door het CBO, heeft OSCAR Nederlands op

basis van het vertaalde document een patiëntenwaaier gemaakt waarop voor de

verschillende fasen in het proces (preventie, diagnostiek, behandeling, nazorg) de eisen

aan goede sikkelcelzorg staan omschreven. Het is dus in Nederland een product van en

voor patiënten.

Om het draagvlak onder professionals te vergroten, heeft OSCAR medici benaderd voor

commentaar op de waaier en is de organisatie in overleg met de Nederlandse Vereniging

voor Haematologie over verspreiding en implementatie.

2.3 Zorgmodules

2.3.1 Stoppen met Roken

De zorgmodule Stoppen met Roken is ontwikkeld door het Partnership Stop met Roken. Het

Partnership Stop met Roken is een samenwerkingsverband van diverse publieke en private

partijen uit de gezondheidszorg. Het Partnership Stop met Roken is in het jaar 2000

opgericht op initiatief van het ministerie van VWS en richt zich op een "uniforme en

gecoördineerde aanpak van het stoppen met roken in de zorgsector". Een beslissing over

de rechtspersoonlijkheid van het partnership wordt begin 2011 verwacht. Op dit moment is

nog sprake van een projectorganisatie. In 2009 werd de ontwikkeling vanuit STIVORO

gefinancierd, voor het jaar 2010 waren via STIVORO verschillende fondsen beschikbaar.

Voor 2011 is vanuit VWS (via STIVORO) een implementatiesubsidie beschikbaar gesteld.

Belangrijke activiteiten voor de implementatiefase zijn de ontwikkeling van een

kwaliteitsregister en een patiëntenversie van de zorgmodule.

Bij de ontwikkeling van de zorgmodule heeft het partnership een niet-traditionele weg

bewandeld. In plaats van te werken met de gebruikelijke scheiding tussen ontwikkeling,

commentaar en autorisatie, is gewerkt met een continu systeem van commentaar (op grote

lijnen) door alle betrokkenen. Een kleine kerngroep bestaande uit diverse deskundigen,

onder voorzitterschap van een onafhankelijk voorzitter, schreef en leverde telkens

tussenproducten op. Hierdoor bleven veldpartijen gecommitteerd en vond telkens "mini-

autorisatie" plaats. Het eindproduct is vastgesteld in een vergadering van het partnership.

Hierbij hielp het dat alle partijen een zelfde doel nastreefden: spoedige opname in het

basispakket van het stoppen met roken. Snelheid was belangrijk voor alle partijen en het

doel werd gedeeld.

Page 34: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

28

Inhoudelijk is de zorgmodule sterk gebaseerd op evidence based medicine. De

(geactualiseerde) CBO Richtlijn Behandeling van tabaksverslaving, de NHG-Standaard en

de KNMP-Zelfzorgstandaard en praktijkervaring van diverse deskundigen vormden het

uitgangspunt voor de Zorgmodule Stoppen met Roken. Wel zijn er op onderdelen andere

keuzes gemaakt dan in de richtlijnen, dit overigens op punten waar de richtlijnen niet

eenduidig waren, zoals in het geval van de niet tot stoppen gemotiveerde roken.

De zorgmodule stoppen met roken is conform het model voor zorgstandaarden van het

Coördinatieplatform opgesteld. In de zorgmodule zijn voorlopige kwaliteitsindicatoren

opgenomen. Er moet nu een selectie worden gemaakt, mede in relatie tot bijvoorbeeld ZiZo.

Sekse en etniciteit hebben geen specifieke aandacht in de zorgmodule. Wel is er in de

implementatie specifieke aandacht voor de doelgroep met lage SES. Alle elementen uit de

zorgmodule worden bekostigd vanuit het basispakket. De onderdelen adviseren en

motiveren worden tot reguliere zorg gerekend, alhoewel er nog onduidelijkheid bestaat over

de praktische uitvoerbaarheid van het onderdeel motiveren (onderdeel 2 van de

zorgmodule). Het onderdeel begeleiden wordt als stoppen-met-rokenprogramma vergoed.

2.3.2 Voeding en dieet

Het Partnerschap Overgewicht Nederland (PON) is door VWS en het Coördinatieplatform

gevraagd om de generieke module "Voeding en dieet" uit te werken. In de subsidie

vervolgaanvraag van het PON 2011-2012, die het PON inmiddels bij VWS heeft ingediend,

is een voorstel hiertoe opgenomen. Hierover is nog geen definitieve uitspraak gedaan en er

is dus nog geen sprake van een definitieve opdracht. Het PON is wel bereid de ontwikkeling

van de generieke module "Voeding en dieet" uit te voeren.

2.3.3 Palliatieve Zorg

"VWS onderzoekt de mogelijkheden om een zorgmodule te laten ontwikkelen die zich

richt op de laatste levensfase en palliatieve zorg. Deze zorgmodule kan onderdeel

zijn van een zorgstandaard voor ziekten die een palliatieve fase kennen.

In het Algemeen Overleg van 3 februari 2010 over palliatieve zorg, heeft toenmalig

staatssecretaris mevrouw Bussemaker toegezegd de Tweede Kamer voor de zomer

nader te informeren over de voortgang rond de motie van de heer Van der Vlies (32

123-XVI, nr. 73). Minister Klink informeerde de Tweede Kamer op 29 juni 2010

hierover.

De motie Van der Vlies verzocht de regering te onderzoeken welke criteria van

belang zijn voor de indicatiestelling voor een aantal ziektebeelden waarvoor geldt dat

sprake is van een beperkte levensverwachting, alsmede de instrumenten die kunnen

worden ingezet om het ziekteverloop en moment van overlijden nauwkeurig in kaart

te brengen, met als doel om toekomstig palliatief beleid hierop af te stemmen.

Page 35: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

29

Klink antwoordt hierover: Ik verken op dit moment de mogelijkheden om een

zorgmodule te laten ontwikkelen die zich richt op de laatste levensfase en palliatieve

zorg. Ik volg daarmee de suggestie van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden.

Met deze zorgmodule komt een krachtig middel voor handen om optimale palliatieve

zorg te kunnen verlenen aan patiënten die lijden aan een ziekte die bijzondere

aandacht vraagt voor palliatie en voor begeleiding in de laatste levensfase, zoals de

heer Van der Vlies dit in zijn motie heeft geconcretiseerd. Bij de ontwikkeling van een

zorgmodule voor palliatieve zorg en begeleiding in de laatste levensfase worden

vanzelfsprekend beroepsgroepen en patiënten-organisaties betrokken. Voor de

toepassing ervan zullen tevens afspraken gemaakt worden met verzekeraars, de IGZ

en het CIZ."9

Op 13 januari 2011 schrijft staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner in een brief aan

de Tweede Kamer:

"Recent is het Coördinatieplatform Zorgstandaarden opgericht. Aan dit platform is

door de minister gevraagd om in nauwe samenwerking met veldorganisaties de

ontwikkeling van de zorgmodule 'palliatieve zorg' te bevorderen. Zorgstandaarden

vervullen een belangrijke rol bij de implementatie van het chronische ziekenbeleid. Zij

dienen er toe om optimale zorg voor chronisch zieken te bevorderen. Met deze

zorgmodule komt een krachtig middel voor handen om optimale palliatieve zorg te

kunnen verlenen aan patiënten die lijden aan een ziekte die bijzondere aandacht

vraagt voor palliatie en voor begeleiding in de laatste levensfase."

Er is op dit moment nog geen concreet initiatief waarover kan worden gerapporteerd.

2.3.4 Farmaceutische Zorg

De minister heeft de ontwikkeling van een module farmaceutische zorg expliciet benoemd in

zijn brief van juli 2010 over het Coördinatieplatform10. In de opdrachtomschrijving spreekt de

minister over het "in nauwe samenwerking met veldorganisaties, de ontwikkeling aanpakken

van de zorgmodules 'palliatieve zorg', 'diagnostiek' en 'farmaceutische zorg in het model.

[...], de ontwikkeling van de zorgmodules 'farmaceutische zorg' en 'diagnostiek' houdt

verband met het voornemen om deze modules per 1 januari 2012 onderdeel te laten zijn

van de integrale bekostiging".

Op dit moment is er geen generieke module farmaceutische zorg. Dat neemt niet weg dat

farmaceutische zorg wel aandacht krijgt in verschillende zorgstandaarden. Zo staat

farmaceutische zorg expliciet benoemd in de zorgstandaarden COPD en Vasculair Risico

9 http://agora.nl/Themas/Kwaliteit/tabid/2186/ctl/Details/ArticleID/4776/mid/11112/Palliatieve-zorg-als-

zorgmodule-in-zorgstandaard.aspx 10

brief minister Klink aan het bestuur van ZonMw, gedateerd 21 juli 2010, kenmerk PG/OGZ/3013723

Page 36: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

30

Management. Ook de medio 2012 te verschijnen nieuwe versie van de zorgstandaard

Diabetes zal het element farmaceutische zorg worden opgenomen.

Onder farmaceutische zorg verstaat de KNMP de zorg voor de beschikbaarheid van

kwalitatief goede geneesmiddelen, de keuze van het meest geschikte (effectieve en veilige)

geneesmiddel voor een patiënt en de begeleiding van de patiënt bij het goed gebruik ervan.

Als definitie hanteert de KNMP:

"farmaceutische zorg is het geheel van farmaceutische zorgverleningactiviteiten dat

nodig is om op het juiste moment het juiste geneesmiddel in de juiste

toedieningsvorm en dosering voor de juiste patiënt met diens specifieke

karakteristieken (bijvoorbeeld comorbiditeit, leefstijl, orgaanfunctie, lab-parameters)

beschikbaar te hebben, begeleid door de juiste communicatie".

Om de goede farmaceutische zorg te bevorderen ontwikkelt de KNMP categorale richtlijnen.

De combinatie van opname van farmaceutische zorg in de verschillende zorgstandaarden

en de categorale KNMP richtlijnen maken in de optiek van de KNMP de ontwikkeling van

een generieke module farmaceutische zorg overbodig.

Voor dit onderzoek is in eerste instantie informatie ingewonnen bij het Platform Patiënt-

Industrie (Platform PI). Platform PI hanteert een brede opvatting van het begrip

farmaceutische zorg. Het traject voor en na aflevering zouden hier onderdeel van uit moeten

maken. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het voorschrijven volgens richtlijnen en

standaarden, in het bijzonder na initiële prescriptie. Dus niet alleen het kiezen van het

middel van eerste keuze, maar ook het monitoren van het effect op het ziektebeloop en het

eventueel aanpassen van het medicatiebeleid.

Het Platform PI heeft IQ Scientific Intitute for Quality of Healthcare, onderdeel van het UMC

St. Radboud, onderzoek laten doen naar de farmaceutische zorg in zorgstandaarden. De

resultaten van dit onderzoek zijn eind december 2010 beschikbaar gekomen. IQ Healthcare

rapporteert de volgende kernbevindingen:

"Kernbevinding I: Farmaceutische zorg is geen eenduidige term. De definitie van

farmaceutische zorg zoals deze is opgesteld door de NZa is uitgebreid en is verwoord

in 14 prestaties. De gehanteerde definitie dekt de lading maar de overkoepelende

term farmaceutische zorg blijkt met name door specialisten enger geïnterpreteerd te

worden. Ook definities uit verschillende woordenboeken hanteren een engere

definitie, namelijk betrekking hebbende op geneesmiddelenbereiding. In het kader

van de richtlijnen/zorgstandaarden gaat het erom dat de patiënt de juiste medicatie

krijgt voor de juiste indicatie zoals beschreven in de richtlijnen (juist

geneesmiddelengebruik volgens de standaard) en het gaat om de dienstverlening

daaromheen, zoals uitgifte, medicatiechecks e.d. (farmaceutische dienstverlening).

Page 37: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

31

Kernbevinding II: Unanimiteit farmaceutische zorg in richtlijnen/zorgstandaarden. Alle

geïnterviewden waren het erover eens dat de farmaceutische zorg altijd een vast

onderdeel moet zijn van de richtlijnen/zorgstandaarden. Hierbij wordt onderscheid

gemaakt tussen de twee onderdelen van farmaceutische zorg zoals hierboven

benoemd. Het juist geneesmiddelengebruik volgens de richtlijnen moet onderdeel zijn

van de zorgstandaard over de specifieke aandoening. De farmaceutische

dienstverlening, die voor iedere aandoening hetzelfde kan zijn, kan worden verwoord

in een generieke zorgmodule. Het één-op-één overnemen van de generieke

zorgmodule moet echter vermeden worden, aangezien voor iedere aandoening

specifieke zaken kunnen gelden.

Kernbevinding III: Rolverdeling bij ontwikkeling helder. De geïnterviewden hadden

een duidelijke mening over wie welke rol zou kunnen spelen in het toevoegen van de

farmaceutische zorg aan zorgstandaarden en indicatorontwikkeling. De zorgverleners

en patiënten moeten de optimale zorg definiëren in richtlijnen, waarbij de apothekers

zouden moeten aangeven welk middel waarvoor moet worden voorgeschreven. Bij de

vertaling in zorgstandaarden en indicatoren moeten ook de verzekeraars en de

overheid worden betrokken.

Kernbevinding IV: Rol farmaceutische industrie wordt actiever. Verschillende

geïnterviewden gaven aan dat de rol van de farmaceutische industrie actiever wordt;

ook zij richten zich steeds meer op kwaliteit van de zorg. Ze kunnen echter nog niet

als volwaardige partner worden gezien, als het imago niet veranderd. Een oplossing

hiervoor zou kunnen zijn het aanstellen van een trusted third party.

Kernbevinding V: Integrale bekostiging kan samenwerking belemmeren.

Zorgstandaarden moeten bijdragen aan betere samenwerking en zo aan betere

integrale zorg. Doordat (integrale)bekostiging wordt gekoppeld aan integrale zorg

gaan er domeindiscussies spelen. De huisarts heeft een regierol en is

verantwoordelijke voor het verdelen van het budget, maar is ook zelf uitvoerder. De

apotheker wil graag verantwoordelijk zijn voor de farmaceutische zorg, maar is thans

nog niet of nauwelijks onderdeel van de zorgstandaard. Als medicijnen in de integrale

bekostiging worden opgenomen, dan verliest de zorgverzekeraar de mogelijkheid om

tijdens de contractduur op marktontwikkelingen in te spelen.

Kernbevinding VI: Naleving aanbevelingen richtlijnen. Er wordt veel geld besteed aan

de ontwikkeling van richtlijnen, normen, indicatoren en standaarden, maar er gaat te

weinig geld naar de implementatie ervan. Er moet meer tijd en geld worden gestoken

om belemmerende en bevorderende factoren voor naleving van aanbevelingen te

identificeren. Feedback over de volledige naleving en benchmarken met anderen kan

naleving verbeteren."

Page 38: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

32

IQ onderscheidt binnen de term "farmaceutische zorg" (kernbevinding I) de farmaceutische

dienstverlening en juist geneesmiddelen gebruik. Of deze onderverdeling van het begrip

farmaceutische zorg in twee verschillende begrippen meerwaarde biedt zal de komende tijd

moeten blijken.

Zowel de KNMP als het Platform PI onderschrijven de noodzaak om aandacht te schenken

aan farmaceutische zorg in de zorgstandaarden. Over de wijze waarop dit het beste kan

gebeuren verschillen de inzichten.

De thans voorliggende vraag is of ontwikkeling van een generieke module, zoals benoemd

in de opdracht van de minister, meerwaarde biedt om bijvoorbeeld te voorkomen dat de

generieke elementen op verschillende plaatsen wordt beschreven met het risico op overlap

of tegenstrijdigheden. Over deze vraag zal het Coördinatieplatform zich in de komende

periode moeten buigen.

2.4 Op zorgmodules gelijkende producten

2.4.1 BeweegKuur

Het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) ontwikkelt de BeweegKuur met

subsidie van het ministerie van VWS en in samenwerking met NHG, LVG, NVDA, KNGF,

LHV, DVN, VSG, NVD en NDF. De BeweegKuur is in ontwikkeling sinds 2008 en is dan ook

niet als "zorgmodule" opgesteld. Met de ontwikkeling van de beweegkuur heeft het NISB

samen met zijn partners gehoor gegeven aan het verzoek van de minister om te komen tot

een "gecombineerde leefstijlinterventie".

In 2010 is bekeken of de BeweegKuur eenvoudig om te zetten zou zijn in een zorgmodule,

maar dat bleek meer dan een redactionele stap, al was het maar omdat de BeweegKuur in

zijn huidige opzet een puur eerstelijns product is. Er ligt op dit moment geen concreet

initiatief om de stap van BeweegKuur naar een "echte zorgmodule" te zetten. Als partij die

opereert op het snijvlak van de zorg en de breedtesport is het NISB bereid hierbij een

trekkende rol te spelen. Dit in samenwerking met netwerkpartners vanuit de zorg. Het NISB

werkt in het kader van de ontwikkeling van zorgstandaarden reeds op verschillende

manieren samen met partijen in de zorg. Want hoewel de BeweegKuur geen formele

module is, is er wel overleg met ontwikkelaars van zorgstandaarden. Met de ontwikkelgroep

van de zorgstandaard Diabetes, Obesitas en Depressie zijn goede contacten. Ook met

COPD, Artrose en VRM wordt een samenwerkrelatie nagestreefd.

De BeweegKuur is opgesteld onder verantwoordelijkheid van een projectgroep waarin alle

partners vertegenwoordigd waren. Via inhoudelijke werkgroepen konden de partners tijdens

het ontwikkelproces hun inbreng leveren. Ondanks de betrokkenheid van alle partijen

tijdens het ontwikkelproces heeft er na de ontwikkeling nog wel een formele

autorisatieronde plaatsgehad.

Page 39: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

33

Opvallend in de ontwikkelwijze van de BeweegKuur was de samenloop van de ontwikkel-

en in de implementatiefase. Juist door in het veld uit te proberen kreeg de inhoudelijke

ontwikkeling een grote versnelling en was de BeweegKuur aan het einde van de

ontwikkelfase ook bewezen implementeerbaar. De uitrol van de beweegkuur is zeer snel

gegaan. Er zijn nu 143 locaties met elk 40 deelnemers. Het NISB speelt een coördinerende

rol. Regionaal hebben de ROSsen een leidende rol.

Zelfmanagement en een individueel zorgplan staan centraal in de beweegkuur. Er komt een

it-ondersteund portal voor het individueel zorgplan. Multi- en comorbiditeit zijn "gedekt" door

de koppeling met de zorgstandaarden en door gebruik te maken van risicoprofielen binnen

de beweegkuur (gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico). Sekse speelt geen rol van

betekenis, wel is er aandacht voor etniciteit. Een andere culturele achtergrond indiceert

wellicht het gebruik van andere tools voor de gedragsbeïnvloeding. Hier worden best

practices voor geïnventariseerd. Er is geen patiëntenversie, wel is er voorlichtingsmateriaal

ontwikkeld.

Inhoudelijk waren de CBO richtlijn Obesitas en de Beweeginterventie Diabetes type 2 van

de KNGF van groot belang. Ook onderdelen die minder evidence based zijn hebben een

plek gekregen in de interventie. Dit betreft met name de organisatie van de zorg:

bijvoorbeeld groepsbegeleiding door de diëtist en de inzet van motivational interviewing.

Een inhoudelijke beschrijving van de beweegkuur wordt gegeven op www.beweegkuur.nl:

"De BeweegKuur begint bij de huisarts. De huisarts kijkt of u in aanmerking komt voor

de BeweegKuur en of dit een geschikte interventie is voor u. Als dat het geval is,

verwijst de huisarts u door naar de leefstijladviseur. De leefstijladviseur is meestal de

praktijkondersteuner van de huisarts, maar ook de fysiotherapeut, oefentherapeut of

diëtist kunnen de rol van leefstijladviseur vervullen. De leefstijladviseur is uw vaste

aanspreekpunt en uw coach naar een gezonde en actieve leefstijl.

Samen met de leefstijladviseur bespreekt u tijdens een intake wat uw persoonlijke

doelen zijn. Wat zijn uw wensen en mogelijkheden op het gebied van bewegen en

voeding? Wat past bij u en wat is er in uw wijk te doen aan beweegactiviteiten? De

leefstijladviseur verwijst u door naar de fysio-/oefentherapeut voor een test om te

kijken hoe fit u bent. Daarnaast verwijst de leefstijladviseur u door naar de diëtist voor

groepsbijeenkomsten en een individueel consult.

In totaal duurt de begeleiding van de leefstijladviseur een jaar. Het doel is dat u

zelfstandig gaat bewegen in de wijk en uw gezonde leefstijl integreert in uw dagelijkse

bezigheden. In sommige gevallen krijgt u daarbij ook begeleiding van een fysio-

/oefentherapeut.

Page 40: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

34

De intensieve begeleiding vanuit de BeweegKuur duurt maximaal 1 jaar. Gedurende

het jaar heeft u regelmatig afspraken bij uw leefstijladviseur, diëtist en eventueel de

fysio-/oefentherapeut. Daarnaast worden er tijdens dit jaar ongeveer 7

groepsbijeenkomsten georganiseerd. Deze groepsbijeenkomsten hebben als

hoofdthema 'voeding', maar er is ook aandacht voor andere onderwerpen.

Het doel is dat alle BeweegKuur deelnemers zelfstandig gaan bewegen in de wijk. Dit

kan op de manier die het beste bij uw wensen en mogelijkheden past; individueel, in

een groep en/of onder begeleiding van een sport- of beweegleider.

De begeleiding door de leefstijladviseur wordt volledig vergoed vanuit de

BeweegKuur, evenals de groepsbijeenkomsten 'voeding'. De individuele consulten bij

de diëtist worden vanuit de basisverzekering van de deelnemer vergoed. Het

bewegen en sporten, wordt door BeweegKuur deelnemers zelf betaald."

2.4.2 Zorgprogramma Kwetsbare Ouderen

De ontwikkeling van het Zorgprogramma Kwetsbare Oudereden wordt getrokken door de

Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn (LVG). Hoewel LVG optreedt als trekker,

en op dit moment nog als enige financier, is de LVG geen "eigenaar" van het programma.

Het zorgprogramma wordt ontwikkeld door een projectorganisatie waarin naast LVG-leden

ook expertise wordt ingebracht door verzekeraars, zelfstandig adviseurs, hoogleraren

ouderengeneeskunde, individuele huisartsen, verpleegkundigen, apothekers, NWS en

Nivel.

Het zorgprogramma bevindt zich midden in het ontwikkelproces. Naar verwachting zal een

eerste conceptproduct in februari in een brede consultatieronde worden ingebracht.

Het Zorgprogramma Kwetsbare ouderen is in deze overzichtsrapportage een vreemde eend

in de bijt. Het is wel een generiek programma, maar niet een module die bedoeld is om

"ingeschoven" te worden in één van de ziektegeoriënteerde zorgstandaarden. Het

zorgprogramma is nadrukkelijk breder van opzet en gericht op patiënten met

multimorbiditeit. Het zorgprogramma dient om te "ontkokeren". Wel wordt voor de indeling

zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het model van het Coördinatieplatform. Een ander

verschil ten opzichte van andere producten uit de familie van zorgstandaarden is dat het

zorgprogramma een product voor en door de eerste lijn is. Tweedelijnszorg valt buiten de

reikwijdte van het programma.

Een belangrijke doelstelling van het zorgprogramma is het in beeld krijgen van de

(zorg)behoefte van de kwetsbare patiënt. Dit hoeft niet per definitie een patiënt met een

bekende hulpvraag te zijn. Juist het zich krijgen op de behoefte van de patiënt die nog niet

in beeld is is van groot belang. Omdat dit element het risico van kostenstijging in zich heeft

wordt een kosten/baten analyse uitgevoerd. Hier is nog geen concrete doelstelling aan

verbonden, maar macrodoelmatigheid wordt wel nagestreefd.

Page 41: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

35

Vertrekpunt is de individuele hulpbehoefte van de patiënt. Deze is niet noodzakelijkerwijs

medisch van aard. Ook welzijnsaspecten als dagbesteding komen nadrukkelijk aan de orde.

Een deel van de activiteiten binnen het zorgprogramma zullen verzekerde zorg betreffen

(zoals valpreventie), maar een deel ook niet, zoals een polifarmacie spreekuur bij de

apotheker. Andere elementen, zoals dagbesteding zijn weer elementen die onder de WMO

vallen en dus regionaal zullen verschillen. Sommige elementen van het programma zullen

wel in een "pluspakket" vergoed worden, maar dat is voor het zorgprogramma minder

relevant omdat verwacht wordt dat de doelgroep van het zorgprogramma - de kwetsbaren,

veelal met een lage SES - een dergelijk pakket juist niet zullen hebben.

Vooralsnog wordt het zorgprogramma een stuk voor professionals. In een zogeheten

interventiebox wordt aan de professional instrumenten en screeningstools aangeboden.

Evidence wordt hierbij niet van primair belang geacht, het gaat vooral om instrumenten waar

in de Nederlandse context goede ervaringen mee bestaan (practise based). Hoewel er geen

patiëntenversie van het zorgprogramma in de planning is opgenomen, wordt wel veel

waarde gehecht aan de inzicht van de patiënt in de wijze waarop aan zijn hulpvraag

invulling wordt gegeven. Er wordt bijvoorbeeld gedacht aan een map waarin het individuele

zorgleefplan voor de patiënt beschikbaar wordt gesteld.

2.4.3 PreventieConsult cardiometabool risico

Het PreventieConsult cardiometabool risico (CMR) maakt geen deel uit van de familie van

zorgstandaarden en zorgmodules. Dit om drie redenen. Ten eerste omdat het

PreventieConsult CMR feitelijk een richtlijn is. Ten tweede omdat het PreventieConsult zich

bevindt op het snijvlak van geïndiceerde en selectieve preventie. Een deel van het

PreventieConsult valt onder selectieve preventie en start dus vóór het zorgcontinuüm. Een

ander deel valt (vermoedelijk) wel onder geïndiceerde preventie. CVZ zal hierover medio

2011 een uitspraak doen. Een derde reden is bestuurlijk van aard: de ontwikkelaars van het

Preventieconsult hebben zich niet uitgesproken over het al dan niet inpassen in de familie

van zorgstandaarden en modules. Het PreventieConsult is dan ook niet opgebouwd volgens

het model van het Coördinatieplatform. Voor de volledigheid van het overzicht is het

PreventieConsult wel in deze rapportage opgenomen. Onderstaand een inhoudelijke

beschrijving van wat het preventieconsult wél is. De tekst is afkomstig van de website van

het NHG.

"Het PreventieConsult is een initiatief van de beroepsverenigingen voor huisartsen

(NHG, LHV), bedrijfsartsen (NVAB) en de gezondheidsfondsen van

LekkerLangLeven: Nederlandse Hartstichting, Nierstichting Nederland en Diabetes

Fonds. [...] Het PreventieConsult is een methode voor zorgverleners in de eerstelijn

om mensen met een verhoogd risico op diabetes, hart- en vaatziekten of nierschade

actief op te sporen én adequaat door te verwijzen naar passende

leefstijladviezen/begeleiding/behandeling. Het is bedoeld voor mensen vanaf 45 jaar.

[...]

Page 42: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

36

Het PreventieConsult zal gefaseerd worden geïmplementeerd binnen de eerste lijn.

De NHG-Standaard ‘Het PreventieConsult module cardiometabool’ wordt in maart

2011 gepubliceerd in Huisarts & Wetenschap. Vanaf april 2011 kunnen huisartsen

binnen hun praktijk patiënten uitnodigen om de vragenlijst van het PreventieConsult

in te vullen en actie te nemen op de uitkomst. Het is daarbij belangrijk dat de huisarts

vooraf ‘de achterdeur’ goed regelt, zodat goed kan worden doorverwezen. In de

volgende fase kunnen ook andere partijen deze rol oppakken, zoals bedrijfsartsen,

GGD, thuiszorg, verzekeraars en Consultatiebureaus voor Ouderen.

Het PreventieConsult bestaat uit een beknopte, wetenschappelijk onderbouwde

(online) vragenlijst (risicotest), waarmee mensen een eerste inschatting krijgen van

hun risico op hart- en vaatziekten, diabetes of nierschade. [...] Mensen met een licht

verhoogd risico – bijvoorbeeld vanwege specifieke risicofactoren - ontvangen een

leefstijladvies op maat. Mensen met een verhoogd risico krijgen het advies om een

afspraak te maken met de huisarts of bedrijfsarts voor een consult. De huisarts doet

dan aanvullend onderzoek, geeft passende leefstijladviezen en start indien nodig

behandeling volgens bestaande richtlijnen en zorgstandaarden. Eventueel wordt

doorverwezen naar andere zorgverleners en instanties.

Mensen met een verhoogd risico krijgen het advies een afspraak te maken met de

huisarts of bedrijfsarts. Daar volgen twee consulten:

Consult 1: In het eerste consult wordt – bijvoorbeeld door de POH, huisarts of

bedrijfsarts - het risico in kaart gebracht en besproken. Dit gebeurt aan de hand van

de door de patiënt ingevulde risicotest en non-invasieve metingen (o.a. middelomtrek,

bloeddruk) die ter plekke worden uitgevoerd. Als blijkt dat de patiënt inderdaad een

verhoogd risico heeft, dan krijgt hij/zij een verwijsbrief mee voor het laboratorium.

Consult 2: Tijdens het tweede consult stelt de arts het risicoprofiel op en bespreekt

dat met de patiënt. Daar waar relevant krijgt de patiënt een leefstijladvies op maat - al

dan niet met doorverwijzing naar andere professionals of organisaties - en start de

arts de behandeling volgens bestaande richtlijnen en zorgstandaarden.

Iemand die een of meer risicofactoren heeft, ontvangt een (digitaal) leefstijladvies op

maat. Daarbij wordt hij/zij doorverwezen naar zelfhulpmodules op internet of

begeleiding die landelijk beschikbaar is. Bijvoorbeeld naar STIVORO, die hem of haar

vervolgens verder helpt bij het stoppen met roken. Eventueel kan hij/zij een afspraak

maken met de huisarts voor advies en begeleiding bij het aanpakken van de

risicofactoren. Dit geldt voor obesitas en roken.

Page 43: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

37

Aanvullende financiering voor het PreventieConsult is nodig, zodat de extra

inspanning van de arts/zorgverlener wordt vergoed. De PreventieConsult partners zijn

hierover in gesprek met de verzekeraars."11

11

http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum/k_implementatie/k_preventie/Preventieconsult-1/FAQ-

PreventieConsult.htm#wat_is_het_preventieconsult

Page 44: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

38

Page 45: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

39

3. Overzichtstabel

Naam Zorgstandaard / module

Ontwikkelgroep / initiator Fase

Zorgstandaarden en op zorgstandaarden gelijkende producten

Diabetes Nederlandse Diabetes Federatie

Doorontwikkeling / Implementatie / Onderhoud

Vasculair Risico Management Platform Vitale Vaten Implementatie

COPD Long Alliantie Nederland Implementatie

Astma Long Alliantie Nederland Ontwikkeling

Cystic Fibrosis Long Alliantie Nederland Initiatief

Obesitas Partnerschap Overgewicht Nederland

Implementatie

Artose heup/knie Reumabond, indien besluit tot ontwikkeling, waarschijnlijk ontwikkeling door Bone & Joint Decade Nederland

Verkenning

Hartfalen Hart&Vaatgroep als penvoerder projectorganisatie, ontwikkeling door Platform Vitale Vaten

Inventarisatie

Depressie Projectorganisatie (werkgroep) met onafhankelijk voorzitter waarbij Trimbos instituut als penvoerder optreedt

Commentaar

Dementie Alzheimer Nederland Ontwikkeling

Kanker Projectorganisatie (stuurgroep) met onafhankelijk voorzitter waarbij NFK als penvoerder optreedt.

Inventarisatie (start ontwikkelfase voorzien per april 2011)

CVA / TIA Kennisnetwerk CVA Nederland

Ontwikkeling

Zeldzame aandoeningen (n=16)

Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties

4 x Ontwikkeling 12 x Voorbereiding

Epilepsie Epilepsie Vereniging Nederland

Voorbereiding

Parkinson (geen zorgstandaard, maar multidisciplinaire richtlijn)

Centrale Werkgroep Multidisciplinaire Richtlijn Parkinson 2006-2009

MDR is gereed, afgeleide producten worden ontwikkeld

Stofwisselingsstoornissen (geen zorgstandaard, maar "zorgpaden")

vereniging Volwassenen, Kinderen en Stofwisselingsziekten

Ontwikkeling

Sikkelcelanemie OSCAR-NL Ontwikkeling / implementatie

Zorgmodules en op zorgmodules gelijkende producten.

Stoppen met roken Partnership Stoppen met Roken

Implementatie

Voeding en dieet Partnerschap Overgewicht Nederland

Initiatief (bij akkoord financiering start ontwikkeling)

Palliatieve Zorg Nog geen concreet initiatief Nog geen concreet initiatief

Farmaceutische Zorg Farmaceutische Farmaceutische

Page 46: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

40

dienstverlening: KNMP Juist geneesmiddelen gebruik: Platform Patiënt - Industrie

dienstverlening: ontwikkeling Juist geneesmiddelen gebruik: verkenning afgerond, geen concreet initiatief ontwikkeling

Beweegkuur (nog geen module in de zin van het model)

Nederlands Instituut voor Sport & Bewegen

BeweegKuur implementatiefase (niet als formele "module")

Zorgprogramma Kwetsbare Ouderen (geen zorgmodule, maar een zorgprogramma)

Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn

Ontwikkeling

PreventieConsult cardiometabool risico (geen zorgmodule)

NHG, LHV, NVAB en LekkerLangLeven

Ontwikkeling (zo goed als afgerond)

Page 47: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

41

4. Beschouwing

4.1 Het proces van ontwikkeling

Bij vrijwel alle ontwikkelaars is sprake van een groot enthousiasme rondom het

ontwikkeltraject. Met name de betrokkenheid en grote invloed van patiënten werd veel

genoemd als erg stimulerend. Dit gaf vrijwel automatisch een bredere scope op de

beschrijving van de zorg dan het medisch inhoudelijk deel. Ook werd als stimulerend

genoemd, dat nu - voor het eerst - op papier werd gezet, wat nu goede zorg is. Er bestaan

al geruime tijd richtlijnen, ook multidisciplinaire richtlijnen en verwijsafspraken waarin ook

het proces van de zorg aan de orde komt. De zorgstandaard echter lijkt hét instrument bij

uitstek om een verbinding te maken tussen de behoefte van de patiënt en het perspectief

van professional. Dit was een element dat in vrijwel alle interviews werd genoemd. De

zorgstandaard sluit hiermee goed aan bij de trend van verschuiving van ziekteoriëntatie

naar gezondheidsoriëntatie, in de woorden van de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg:

"van zz naar gg"12.

Opvallend is dat de ontwikkelaars een grote variëteit van ontwikkelwegen doorlopen.

Grosso modo werkte iedereen wel met een (bestuurlijke) projectgroep werkgroepen met

inhoudelijk deskundigen. Ook waren bij alle ontwikkelaars verschillende fasen te

onderscheiden: voorbereiding => inventarisatie => ontwikkeling => commentaar =>

autorisatie => implementatie => onderhoud. Maar werkwijze en fasering kende ook veel

verschillen. Sommigen maakten dankbaar gebruik van internet en ontmoetten elkaar niet

vaak, waar bij anderen juist de ontmoeting en de dialoog voorop stonden. Sommigen

ontwikkelden in kleine kring en vroegen daarna om input op een vrijwel gereed product,

terwijl anderen velen betrokken bij het proces en continu om input en commentaar vroegen.

Sommigen kozen voor bestuurlijke autorisatie nadat een product gereed was, terwijl

anderen zorgden voor continue "deel-autorisatie". Bij één van de ontwikkelaars waren zelfs

implementatie en ontwikkeling geen gescheiden fasen.

Vaak wisten ontwikkelaars elkaar te vinden, zeker waar het gaat om "naburige

standaarden". Behalve inhoud was ook fase van rijpheid een reden om samen op te

trekken. Er zijn twee groepen (koplopers en recente starters) die elkaar structureel

ontmoeten. Elke heeft ook zijn eigen vragen (vormgeving of juist implementatie). Wie nog

helemaal aan het begin staat blijkt nog wel aanvullende steun nodig te hebben. Het gaat

dan om concrete hulp over bijvoorbeeld gebruik en interpretatie van het model. Deze hulp

wordt door de verse starters nog niet altijd gevonden. Veel geïnterviewden zien hierin een

centrale rol voor het Coördinatieplatform: het zorgen voor ontmoeting en dialoog en helpen

vinden (of zelf bieden?) van hulp.

12

Raad Voor de Volksgezondheid & Zorg (2010). Zorg voor je gezondheid. Den Haag: RVZ.

Page 48: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

42

Veel ontwikkelaars ondervinden hinder van de opstelling van NHG en LHV. Vooralsnog

verlenen de huisartsorganisaties geen medewerking aan de ontwikkeling van nieuwe

zorgstandaarden. De Orde heeft nog geen standpunt geformuleerd, de opstelling van

wetenschappelijke verenigingen van de klinische specialismen wisselt. Soms wordt

medewerking verleend, soms niet. De brief van minister Klink uit maart 2010, waarin hij stelt

dat ontwikkeling van zorgstandaarden en functionele bekostiging twee aparte beslissingen

zijn, heeft hierin geen verandering gebracht. De invloed die de opstelling van de beroeps-

en wetenschappelijke verenigingen heeft op het ontwikkelproces is groot. Elke ontwikkelaar

gaat hier op zijn eigen manier mee om. Sommigen gaan door op de inhoud, samen met

professionals (waaronder ook huisartsen en specialisten) en laten het bestuurlijk discours

voor wat het is. Zij kiezen voor de inhoud, een inhoud waar de patiënt om vraagt en beter

van wordt. Zij zijn voornemens om later op basis van een mooi product degenen die nu niet

meedoen te verleiden. Anderen kiezen een meer formele benadering en kunnen nauwelijks

tot geen voortgang maken totdat de huisartsen- en specialistenverenigingen weer aan

boord zijn. Dit is een punt van zorg dat nadere aandacht van het Coördinatieplatform

behoeft.

Niet alleen de functionele bekostiging, maar ook andere ontwikkelingen in de zorg hebben

invloed gehad op het proces van ontwikkeling van zorgstandaarden. De ZiZo-indicatoren en

de IGZ-dataset hebben het veld laten zien dat indicatoren niet langer vrijblijvend zijn.

Verschillende medisch professionals hebben het gevoel afgerekend te gaan worden (al dan

niet letterlijk) op basis van een onrijp product. Calculerend gedrag bemoeilijkt soms de

inhoudelijke discussie. Toenemende transparantie en de trend van inkoop en bekostiging op

basis van kwaliteit zijn echter een gegeven. Wel moet worden gezorgd voor een goede

aansluiting. Eigen zorgstandaard-indicatoren, naast IGZ, ZiZo en andere bestaande

indicatoren kunnen draagvlak verminderend werken. Verschillende ontwikkelaars

omschreven het proces van indicator-ontwikkeling als "op eieren lopen".

Verschillende ontwikkelaars hebben ervaring met het betrekken van verzekeraars bij de

ontwikkeling van zorgstandaarden. Deze ervaringen zijn onverdeeld positief. Angst voor

invloed van de portemonnee is ongegrond gebleken. De inhoudelijke inbreng van de

verzekeraars was constructief en goed.

De meeste ontwikkelaars verwachten dat zorgstandaarden steeds meer naar elkaar toe

zullen gaan groeien en dat volgende versies zich steeds meer rekenschap zullen geven van

wat er al ligt.

Tenslotte merken verschillende ontwikkelaars op dat het natuurlijk niet gaat om de "mooie

boekjes". De zorgstandaarden zelf, hoe waardevol ook, zijn geen eindpunten maar

vertrekpunten. Het gaat om de activiteiten en tools die ontwikkeld worden nadat de

standaarden zelf gereed zijn. Juist op dit vlak is het delen van ervaringen waardevol. Het

Coördinatieplatform kan hier een belangrijke rol in vervullen.

Page 49: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

43

4.2 Veel in ontwikkeling, waar zijn we naar op weg?

In totaal zijn of komen er nu, inclusief de zorgstandaarden voor 16 zeldzame aandoeningen,

zo'n 30 verschillende zorgstandaarden in ontwikkeling. De eerste fase van pionieren en

experimenteren ligt daarmee achter ons. Dat roept een aantal vragen op waarop vanuit een

bestuurlijke visie een antwoord geformuleerd moet worden.

Voor welke aandoeningen wordt een zorgstandaard ontwikkeld? Is het doel op termijn voor

alle chronische aandoeningen een zorgstandaard te ontwikkelen? De ontwikkeling is

begonnen met veel voorkomende aandoeningen. Nu ook zorgstandaarden worden

ontwikkeld voor zeldzame aandoeningen is de vraag naar het beoogde eindresultaat, zeg

10 jaar na nu, opportuun. Komt er voor elke aandoening een ontwikkelsubsidie? Op basis

waarvan wordt geprioriteerd? Door wie?

Verschillende geïnterviewden achten het wenselijk om criteria te formuleren op basis

waarvan besloten kan worden om al dan niet tot ontwikkeling van een zorgstandaard over

te gaan. Ook voor functionele bekostiging zijn dergelijke criteria gewenst. Als bijvoorbeeld

een minimale incidentie voor keten-inkoop vaststaat, dan is een belangrijke angel uit de

ontwikkeling van zorgstandaarden die buiten deze criteria vallen.

Met het ontstaan van een veelheid aan zorgstandaarden is de vraag opportuun hoe de

samenhang geborgd moet worden. Tussen zorgstandaarden onderling én tussen

zorgstandaarden en zorgmodules. Met name op het gebied van comorbiditeit bestaat

tussen zorgstandaarden overlap, maar ook het ziektespecifieke deel zal overlap kennen. Dit

is zeker het geval bij verwante aandoeningen als diabetes, obesitas en vasculair risico

management. Hoe te borgen dat de zorgstandaarden met elkaar op één lijn zitten en

tegelijkertijd dat de standaarden meerwaarde houden. Welk boekje te pakken voor de te

zware diabetespatiënt met vaatlijden? Zullen er op termijn families van zorgstandaarden

gaan ontstaan? Of moeten de zorgstandaarden "ziekte specifiek blijven"?

Een vergelijkbare vraag doet zich voor bij de inpassing van de zorgmodules. Voor Stoppen

met roken kan altijd worden verwezen naar de generieke zorgmodule. Maar bewegen bij

artrose is niet hetzelfde als bewegen bij obesitas of depressie. Moeten in de zorgmodule

dan alleen de overeenkomende elementen worden benoemd zoals gedragsbeïnvloeding en

motivatie? Als de verschillende zorgstandaarden toch een aandoeningspecifiek deel van -

bijvoorbeeld - bewegen moeten opnemen, heeft de generieke zorgmodule dan voldoende

meerwaarde?

Ook de relatie met de multidisciplinaire richtlijnen verdient aandacht. Zijn zorgstandaarden

"vertalingen naar de praktijk" van richtlijnen en blijven de richtlijnen inhoudelijk en

procesmatig zoals ze nu zijn? Of gaan sommige zorgstandaarden op termijn

multidisciplinaire richtlijnen vervangen?

Page 50: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

44

De verschillende zorgstandaarden vertonen verschillende visies op de waarde van evidence

based medicine. Het ene extreem beschouwt opname van niet evidence based materiaal in

de richtlijn als een risico voor de geloofwaardigheid, het andere extreem doorbreekt juist

graag het evidence denken: de patiënt weet immers wat hij wil, daar is (anders dan sociaal

wetenschappelijk) per definitie geen evidence voor. Moeten zorgstandaarden een

gelijkwaardige attitude hebben in het vraagstuk "RCT-evidence, consensus-based, practice-

based, patient-based", of is de diversiteit in opvattingen niet bezwaarlijk?

Wat betekent die diversiteit in opvattingen over de aansturing van het proces? Moet er een

toetsende CBO-achtige autoriteit komen die een verklaring van "zorgstandaard conform

standaard" uitgeeft?

Hoe worden op termijn de zorgstandaarden onderhouden? Blijft dit op basis van decentraal

initiatief en op projectbasis gefinancierd worden? Zijn de huidige ontwikkelgroepen straks

ook onderhoudsgroepen? Of is er een rol weggelegd voor landelijke coördinatie van het

onderhoud en is structurele financiering nodig? Het gaat bij het onderhoud overigens niet

alleen om het periodiek uitbrengen van nieuwe versies van zorgstandaarden, maar ook - en

vooral - om het continu en structureel borgen van feedback vanuit het veld op de

ontwikkelde producten, zodat deze ook herkend blijven worden en aan blijven sluiten bij de

behoefte van de professional en de patiënt.

In Medisch Contact13 is recent een wezensvraag geopperd over wat een zorgstandaard nu

eigenlijk beschrijft: optimale zorg, goede zorg of minimale eisen? Deze vraag is met

verschillende ontwikkelaars besproken, maar werd in de regel niet herkend. Hoewel de

vraag op zichzelf interessant is, resoneerde hij niet. De ontwikkelpraktijk wordt niet door

deze vraag in de weg gestaan. Verschillende geïnterviewden kwalificeerden de vraag als

"academisch". Dat neemt niet weg, dat hierover kennelijk onduidelijkheid bestaat. Heeft het

Coördinatieplatform een taak om deze onduidelijkheid weg te nemen?

Wat betekent bovengenoemde vraag voor de aansluiting van de inhoud van een

zorgstandaard met de bekostiging? Impliceert opname van een activiteit in een

zorgstandaard opname in het basispakket? Is er überhaupt een koppeling tussen de

beschreven activiteiten en financiering van zorg (ZVW) en welzijn (WMO)?

Een andere vraag is de rol van preventie. Verschillende ontwikkelaars hebben met deze

vraag te maken. De vraag is of de zorgstandaard voor de individuele patiënt uit de kast

wordt gehaald ná de diagnose, of dat de zorgstandaard ook op een hoger aggregatieniveau

bruikbaar is en ingezet kan worden om juist patiënten op te sporen. De zorgstandaard heeft

in dit geval betrekking op de populatie. Over deze vraag leven onder de ontwikkelaars

verschillende opvattingen.

13

Struijs, J.N., de Bruin, S.R., Baan, C.A. (2010) Vijf vragen over zorgstandaarden. Medisch Contact. 65: 1902-

1906

Page 51: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

45

Tenslotte, wat beschouwen de geïnterviewden als prioriteiten voor het Coördinatieplatform?

Procesmatig wordt met name het faciliteren van de ontmoeting en dialoog tussen

ontwikkelaars genoemd. Ook wordt naar het Coördinatieplatform gekeken in verband met

de impasse die lijkt te zijn ontstaan door de opstelling van beroeps- en wetenschappelijke

verenigingen.

Inhoudelijk verwachten ontwikkelaars dat het Coördinatieplatform een rol kan spelen bij het

bewaken van samenhang tussen zorgstandaarden onderling en tussen zorgstandaarden en

modules. Maar ook wordt er naar het Coördinatieplatform gekeken voor de ontwikkeling van

een nadere bestuurlijke visie op het fenomeen zorgstandaarden, een beschrijving van de

gewenste eindsituatie en een antwoord op de in deze paragraaf genoemde vragen.

Page 52: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

46

Page 53: rapportage Zorgstandaarden en Zorgmodules BEWERKT - …lsj.nl/wp/wp-content/uploads/2012/04/CoordinatieplatformZorgstd... · rondom de ontwikkeling en implementatie van zorgstandaarden

47

Bijlage, geraadpleegde deskundigen

Ad Antonisse, Platform Patiënt - Industrie

Soroyah Beacher, OSCAR

Bastiaan Bloem, UMC St. Radboud

Anemone Bögels, Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties

Silvia van Breukelen, Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties

Inge van den Broek, Hart&Vaatgroep

Corinne Brinkman, Nederlandse Diabetes Federatie

Gerdien Franx, Trimbos instituut

Brigit Homan, Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie

Anja Klaren, vereniging Volwassenen, Kinderen en Stofwisselingsziekten

Petra Kortenhoeven, Reumabond

Martien Limburg, Kennisnetwerk CVA Nederland

Julie Meerveld, Alzheimer Nederland

Sanne Niemer, Partnerschap Overgewicht Nederland

Hanneke Noordam, Partnerschap Overgewicht Nederland

Emiel Rolink, Long Alliantie Nederland

Ton Tempels, Epilepsie Vereniging Nederland

Dirk Schaars, Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen

Emilie Schreuders, Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn

Anne-Margreet Strijbis, Platform Vitale Vaten

Mieke van Vliet, Van Vliet Training en Ontwikkeling

Eveline Willems, Partnership Stop met Roken