Rapport van het PRPB 2005-2012 - Belgium

102
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Programme de Réduction des Pesticides et des Biocides Programma voor de Reductie van Pesticiden en Biociden Rapport van het PRPB 2005-2012 Vincent Van Bol (FOD, coördinator PRPB)

Transcript of Rapport van het PRPB 2005-2012 - Belgium

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

Programme de Réduction des Pesticides et des Biocides Programma voor de Reductie van Pesticiden en Biociden

Rapport van het PRPB 2005-2012

Vincent Van Bol (FOD, coördinator PRPB)

Dit PRPB-verslag is opgesteld door Vincent Van Bol, coördinator van het PRPB, in samenwerking met: FOD DG4 – Gewasbeschermingsmiddelen Anneke De Cock Jeremy Denis Lise Duquène Olivier Guelton Pierre Nadin Dominique Toussaint Maarten Trybou Wouter Willems FOD DG5 - Biociden Marie-Christine Lahaye Herlinde Vanhoutte FAVV Jean-François Schmit

Verklarende woordenlijst van afkortingen niet in de tekst uitgelegd

FAVV ------------------------ Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen BBLV ------------------------ Bond Beter Leefmilieu Vlanderen BIBEL ----------------------- Biocide Indicator for BELgium CAB ------------------------- Comité voor Advies inzake Biociden CCIM ------------------------ Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid CODA ----------------------- Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie CIMES ---------------------- Conférence Interministérielle (Mixte) de l’Environnement élargie à la Santé

ICLB ----------------------Interministeriële Conferentie voor het LandbouwBeleid CLO ------------------------- Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek CRA-W --------------------- Centre de Recherche Agronomique - Wallon OIVO ------------------------ Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties Detic ------------------------- Belgisch-Luxemburgse vereniging van de producenten en verdelers van

zepen, cosmetica, wasmiddelen, onderhoudsproducten, hygiëne en toiletartikelen, kleefstoffen, aanverwante producten en uitrusting

DG IV ----------------------- FOD – Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu - Directoraat-generaal 4 - Dier, Plant en Voeding

DG V ------------------------ FOD – Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu - Directoraat-generaal 5 – Leefmilieu

DPSIR ---------------------- Driver-Pressure-State-Impact-Response EGPRI ---------------------- Expert Group on Pesticide Risk Indicators DOEB ----------------------- Duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling FEDIS ----------------------- Belgische Federatie van de Distributie FGP ------------------------- Begrotingsfonds voor de grondstoffen FUSAGx -------------------- Faculté Universitaire des Sciences Agronomiques de Gembloux FWA ------------------------- Fédération Wallonne de l’Agriculture

WCG ---------------------Werkgroep Certificaten Gewasbescherming BIM -------------------------- Brussels Instituut voor Milieubeheer (Leefmilieu Brussel) IEW -------------------------- Inter-Environnement Wallonie ILVO ------------------------- Instituut voor Landbouw en Visserij Onderzoek WIV -------------------------- Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid MPU ------------------------- Monitoring of Pesticide Use NAPAN --------------------- Nationaal Actie Plan d’Action National

OESO --------------------Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling NGO ------------------------- Niet-gouvernementele organisaties FRPP ------------------------ Federaal reductieprogramma voor pesticiden Phytofar -------------------- Belgische Vereniging van de Industrie van Gewasbeschermingsmiddelen POCER --------------------- Pesticide OCcupational Evaluation of Risk PPP -------------------------- Produit de Protection des Plantes PRPB ----------------------- Programma voor de Reductie van Pesticiden en Biociden PRIBEL --------------------- Pesticide Risk Indicator BELgium (pour ppp) PS ---------------------------- Productsoort : heeft betrekking op biocideproducten die in 23 verschillende

Productsoorten zijn onderverdeeld QPS ------------------------- Quarantine and Pre-Shipment REC ------------------------- Réseau Eco-consommation RRSG ----------------------- Risk Reduction Steering Group RTBF ------------------------ Radio Télévision Belge Francophone RW – DGARNE----------- Service Public Région Wallonne, Direction Générale Opérationnelle

Agriculture, Ressources Naturelles et Environnement FODVVVL ------------------ Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen

en Leefmilieu UCL -------------------------- Université catholique de Louvain UGent ----------------------- Universiteit Gent VITO ------------------------- Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek VO DLV ADLO ------------ Vlaamse Overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame

Landbouwontwikkeling VUB ------------------------- Vrije Universiteit Brussel

Rapport van het PRPB 2005-2012 Inhoudstafel

Inhoudstafel 1. Inleiding ............................................................................................................................................. 1 2. Samenvattingstabel .......................................................................................................................... 2 3. Opvolging van de ondernomen acties ............................................................................................ 6

Actie 01.01 – Overlegcomité van het PRPB 6 Actie 01.02 – NAPAN Task Force 6 Actie 02.01 – KB voor de samenstelling van het Erkenningscomité voor gbm 7 Actie 03.01 – Uitbreiding van de Raad van het FGP met biociden 7 Actie 03.02 – Betere inning van de bijdragen over biociden 7 Actie 03.03 – Financiering van onderzoek naar alternatieven 7 Actie 04.01 – Monitoring of ppp Use - faisability 8 Actie 04.02 – Monitoring of ppp Use - software 8 Actie 04.03 – Statistiek gebruik van gbm 8 Actie 04.04 – Traceerbaarheid van gbm 9 Actie 04.05 – Toepassing van gbm voor amateurgebruiker 9 Actie 04.06 – Verkoopstatistieken van gbm 9 Actie 05.01 – Haalbaarheidsstudie van de opsplitsing van de erkenningen voor gbm 9 Actie 05.02 – Opsplitsing van de erkenningen voor gbm 10 Actie 05.03 – Fytolicentie 10 Actie 05.04 – Drift bij het gebruik van gbm door amateurgebruikers 11 Actie 06.01 – Controle op residuen van pesticiden in voedingsmiddelen 11 Actie 06.02 – Consumer exposure to ppp in Belgium 12 Actie 07.01 – Brochure gbm 'Drift reduction' 12 Actie 08.01 – Oprichting Comité voor Advies inzake Biociden (CAB) 12 Actie 08.02 – KB tot wijziging van het vergunningssysteem voor biociden 13 Actie 09.01 – Opsplitsing vergunningen biociden – Uitvoerbaarheid 13 Actie 09.02 – DOEB opsplitsing en Biocidencertificaten 13 Actie 09.03 – Opsplitsing en Biocidencertificaten – Toepassisng 15 Actie 10.01 – Groep «Indicatoren Biociden» 15 Actie 11.01 – Effecten op het gezondheid / leefmilieu van gbm en biociden- PS 18 (HEEPEBI) 15 Actie 12.01 – Stand van zaken van de herevaluatie van de Europese biociden wetgeving 16 Actie 13.01 – Toxicovigilantie 2006 en 2011 (gbm en biociden) 16 Actie 14.01 – Marktstudie – biocideproducten voor houtbescherming 17 Actie 15.01 – Biociden (type 18) – Marktstudie 17 Actie 15.02 – Alternatieven voor het gebruik van biociden (type 18) 18 Actie 16.01 – Studie naar alternatieven voor methylbromide als biociden 18 Actie 17.01 – Biociden desinfecteermiddel in de voedingsindustrie – Marktstudie 19 Actie 17.02 – Biociden desinfecteermiddel in de ziekenhuizen – Marktstudie 19 Actie 17.03 – Biociden desinfecteermiddel in de kinderopvang – Marktonderzoek 20 Actie 17.04 – biociden en bestuivers 21 Actie 18.01 – Gebruiksvriendelijkheid Fytoweb 21 Actie 18.02 – Sensibilisering voor alternatieven voor biociden 22 Actie 18.03 – Seminarie bij het afsluiten van de werkzaamheden van de thematische groepen –

zomer 2006 22 Actie 18.04 – Website van het PRPB 23 Actie 18.05 – Voorstelling van het PRPB 23 Actie 18.06 – Demo duurzame onkruidverdelging 23 Actie 18.07 – Workshop Risk Indicators 23 Actie 19.01 – Bijkomende opleiding voor de speciaal erkende gebruikers voor biociden 24 Actie 19.02 – Brochure “Ongewenste gasten in je huis of tuin ?” 24 Actie 19.03 – Communicatiestrategie 24 Actie 19.04 – Campagne « Lees het etiket ! » 25 Actie 19.05 – Verspreiding van de boodschappen van het PRPB 25 Actie 19.06 – Verbetering van de beschermingsuitrustingen voor de gebruikers 28 Actie 20.01 – Vertrouwelijkheid van de verkoopgegevens van de gbm 28 Actie 20.02 – Transparantie van de verkoopgegevens voor gbm in Europa 28 Actie 20.03 – Publiek verslagen van de Erkennings- (gbm) en Vergunningscomités (biociden) 28 Actie 20.04 – Verplichting tot het voeren van een actieve publiciteit 29 Actie 20.05 – Publieke raadpleging van de milieuprogramma's 29

Rapport van het PRPB 2005-2012 Inhoudstafel

Actie 20.06 – Verkoopgegevens biociden 30 Actie 21.01 – KB Retributies & Bijdragen (gbm) 30 Actie 21.02 – Herziening van de punten die aan elke risicozin worden toegekend 31 Actie 22.01 – Opvolging van de EU gbm-wetgeving 31 Actie 22.02 – OESO 'Overzicht van de milieuprestaties' 32 Actie 22.03 – OESO 'Indicatoren gbm' 32 Actie 23.01 – Adviesraad van het PRPB 32 Actie 23.02 – Biopesticiden (gbm) 33 Actie 23.03 – Groep Bijen (gbm) 35 Actie 23.04 – Samenwerking met de betrokken partijen 36 Actie 23.05 – Indicatoren gbm van de milieuboordtabel gbm 37 Actie 23.06 – Erkenningscomité voor gbm 37 Actie 24.01 – Samenwerking met de ontwikkelingslanden 37 Actie 25.01 – PRIBEL risico indicator van de gbm 37 Actie 25.02 – Comité Indicatoren 38 Actie 25.03 – Ondersteuning van PRIBEL voor de thematische groepen (gbm) 38 Actie 25.04 – Onderzoek van een risico-indicator voor biociden 38 Actie 25.05 – PRIBEL – waarden van 1991 en 1996 (gbm) 39 Actie 25.06 – Boordtabel 39 Actie 26.01 – Thematische groepen 2006 40 Actie 26.02 – Thematische groep Garden (gbm) 40 Actie 26.03 – Studie over het begrip "afhankelijkheid" 41 Actie 26.04 – Extra medewerker voor het PRPB-biociden 41 Actie 26.05 – Jaarlijkse communicatieplannen 42 Actie 26.06 – Reductie van de punctuele verliezen van gbm 42 Actie 27.01 – Aanwerving van een coördinator + een secretaris voor het PRPB 42 Actie 27.02 – Actualisaties van het PRPB 43 Actie 27.03 – Promotie van het onderzoek 43 Actie 27.04 – NAPAN 43 Actie 27.05 – Activiteiten inventarissen 44 Actie 27.06 – Beleidscomité van het PRPB 44 Actie 27.07 – Bureau van het PRPB 45 Actie 27.08 – Aanwerving van een expert in communicatie 45

4. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen ............................................................................... 46 5. Bijlagen ............................................................................................................................................ 51

Bijlage I - Maatregelen voorgesteld in eerste PRPB 51 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008 67 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010 82 Bijlage IV - Actualisatie van het PRPB 2011/2012 94

Rapport van het PRPB 2005-2012 Inleiding

1

1. Inleiding Het PRPB vloeit voort uit een bepaling van de wet productnormen

1 waarin in artikel 8

bis het volgende

wordt vermeld: “De Koning stelt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad een reductieprogramma vast dat om de twee jaar geactualiseerd wordt, ter vermindering van het gebruik en op de markt brengen van de gevaarlijke werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, waaraan mens en leefmilieu kunnen worden blootgesteld.” Op deze juridische basis is het koninklijk besluit van 22/02/2005

2 vastgesteld waarin het Programma

voor de Reductie van Pesticiden voor landbouwkundig gebruik en Biociden wordt opgericht. De actualiseringen van 2007, 2009 en 2011 hebben het voor het PRPB mogelijk gemaakt om de prioriteiten ervan aan te passen. Deze beslissingen werden concreet omgezet via het behoud, de toename, de beperking of de ontwikkeling van nieuwe acties. Dit activiteitenverslag van het PRPB omvat systematisch op synthetische wijze alle activiteiten van het PRPB vanaf de oprichting ervan in 2005. Het activiteitenverslag wordt in drie delen georganiseerd en omvat vier bijlagen. In het eerste deel is er een inleidende tabel die het mogelijk maakt om in één oogopslag een overzicht te hebben van alle ondernomen acties in antwoord op de aanwijzingen in het KB van 22/02/2005. De aanwijzingen van de eerste kolom maken het mogelijk om in de bijlage I de maatregelen die in 2005 zijn genomen terug te vinden, terwijl de aanwijzingen van de tweede kolom het mogelijk maken om de ondernomen acties van het PRPB (hoofdstuk 3) terug te vinden. Als dit document op een scherm wordt gelezen, maken hyperlinks het mogelijk om onmiddellijk de informatie te verkrijgen. Het tweede deel van dit verslag omvat een opvolging van de ondernomen acties. Elke actie wordt er kort beschreven en, desgevallend, worden er verwijzingen vermeld die nuttig zijn om bijkomende informatie te verkrijgen. Het derde deel omvat een synthese en een conclusie van het PRPB. Bijlage I omvat de officiële tekst van het eerste reductieprogramma voor pesticiden voor landbouwkundig gebruik en de biociden die in het Belgisch Staatsblad van 11 maart 2005 zijn gepubliceerd onder referentie: KB 22/02/2005. Dit deel heeft betrekking op « de maatregelen die voorgesteld zijn om de impact van de pesticiden voor landbouwkundig gebruik en van biociden op de volksgezondheid en het milieu te verminderen » en in het bijzonder op het punt B met als titel « nieuwe voorstellen van maatregelen of maatregelen ter voorzetting van reeds uitgevoerde of gestarte maatregelen ». In de bijlagen II, III en IV worden de opeenvolgende actualisaties van het PRPB weergegeven.

1 Wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en

consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid 2 http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/api2.pl?lg=nl&pd=2005-03-11&numac=2005022219

Rapport van het PRPB 2005-2012 Samenvattingstabel

2

2. Samenvattingstabel

Maatregelen voorgesteld in de eerste PRPB Ref. Acties

Jaren

Einderesultaat

05/0

6

07/0

8

09/1

0

11/1

2

I. Voor toekomstige programma’s is coördinatie tussen de bevoegde overheden vereist 01.01 Overlegcomité van het PRPB Afgewerkt

01.02 NAPAN Task Force In functie

II. Maatregelen die de Federale Overheid in het eerste programma moet opstarten (en die de volgende jaren, tot 2010, worden voortgezet)

II.A. Pesticiden voor landbouwkundig gebruik

II.A.1. De regelgevende maatregelen door de hervorming van de wetgeving en de wijzigingen die nodig zijn voor de erkenningsystemen

II.A1.a. Nieuwe werking van het Erkenningscomité 02.01

KB betreffende de samenstelling van het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen van gbm Afgewerkt

II.A1.b. Fonds voor de Grondstoffen en de Producten 03.01

Uitbreiding van de Raad van het Fonds voor de Grondstoffen en de Producten met biociden Afgewerkt

03.02 Betere inning van de bijdragen biociden Afgewerkt

03.03 Financiering van onderzoek naar alternatieven Hangend

II.A.2. Totale traceerbaarheid 04.01 Monitoring of ppp Use - faisability Afgewerkt

04.02 Monitoring of ppp Use - Software Hangend

04.03 Statistiek gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (gbm) Afgewerkt

04.04 Traceerbaarheid van gbm In functie

II.A.3. Splitsing van het beroepsgebruik (landbouwkundig of niet-landbouwkundig of uit liefhebberij) en professionele licentie 05.01

Haalbaarheidsstudie van de opsplitsing van de erkenningen Afgewerkt

05.02 Opsplitsing van de erkenningen voor gbm Afgewerkt

05.03 Fytolicentie In functie

05.04 Drift bij het gebruik van gbm door amateurgebruikers Afgewerkt

II.A.4. Maatregelen om de aanwezigheid van residu's van pesticiden voor landbouwkundig gebruik in voedingsmiddelen te vermijden 06.01

Controle op residuen (gbm) in voedingsmiddelen In functie

06.02 Consumer exposure to ppp in Belgium Afgewerkt

II.A.5. Bevordering van technische maatregelen met betrekking tot de productie en het gebruik van pesticiden voor landbouwkundig gebruik en spuittoestellen 07.01 Brochure gbm « drift reduction » Afgewerkt

Rapport van het PRPB 2005-2012 Samenvattingstabel

3

Maatregelen voorgesteld in de eerste PRPB Ref. Acties

Jaren

Einderesultaat

05/0

6

07/0

8

09/1

0

11/1

2

II.B. Biociden

II.B.1. Structurele maatregelen II.B.1.1. Hervorming wetgeving en aan te brengen wijzigingen aan het vergunningsstelsel 08.01

Oprichting comité voor advies inzake biociden (CAB) Afgewerkt

08.02 KB tot wijziging van het vergunningssysteem voor biociden Afgewerkt

II.B.1.2. Administratieve hervormingen 09.01 Opsplitsing Vergunningen Biociden – Uitvoerbaarheid Afgewerkt

09.02 DOEB Opsplitsing en Biocidecertificaten Afgewerkt

09.03 Opsplitsing Vergunningen Biociden – Toepassing Lopend

II.B.1.3. Ontwikkeling van indicatoren 10.01 Groep "Indicatoren Biociden" Afgewerkt

II.B.2. Maatregelen m.b.t. de uitwerking van een Europees beleid

II.B.2.1. Inventaris van de impact op de gezondheid en het leefmilieu van de producten die gevaarlijke werkzame stoffen bevatten 11.01

Studie (Étude des effets) op het gezondheid en leefmilieu van gbm en biociden-type 18 (HEEPEBI) Afgewerkt

II.B.2.2. Herziening van de werkzame stoffen van biociden op Europees vlak (2004-2010) 12.01

Stand van zaken van de herevaluatie van de Europese biociden wetgeving

Niet van toepassing

II.B.3. Specifieke maatregelen

II.B.3.1. Rodenticiden 13.01 Toxicovigilanatie 2006 en 2011 (gbm en biociden) Afgewerkt

II.B.3.2. Houtbeschermingsmiddelen 14.01 Marktstudie – biociden houtbeschermingsproducten Afgewerkt

II.B.3.3. Insecticiden, acariciden en andere producten voor de bestrijding van geleedpotigen type 18) 15.01 Biociden (type 18) – marktstudie Afgewerkt

15.02 Alternatieven voor het gebruik van biociden (type 18) Afgewerkt

II.B.3.4. Methylbromide 16.01 Studie naar alternatieven voor methylbromide als biociden Afgewerkt

II.B.3.5. Andere 17.01 Biociden desinfecteermiddel in de voedingsindustrie – Marktstudie Afgewerkt

17.02 Biociden desinfecteermiddel in de ziekenhuizen – Marktstudie Afgewerkt

17.03 Biociden desinfecteermiddel in de kinderopvang - Marktonderzoek Afgewerkt

17.04 Biociden en bestuivers Afgewerkt

II.C. Gemeenschappelijke maatregelen voor gbm en biociden

II.C.1. Informatie 18.01 Gebruiksvriendelijkheid Fytoweb Lopend

18.02 Sensibilisering voor alternatieven voor biociden Afgewerkt

Rapport van het PRPB 2005-2012 Samenvattingstabel

4

Maatregelen voorgesteld in de eerste PRPB Ref. Acties

Jaren

Einderesultaat

05/0

6

07/0

8

09/1

0

11/1

2

18.03

Seminarie bij het afsluiten van de werkzaamheden van de thematische groepen – zomer 2006

Afgewerkt

18.04 Website van het PRPB In functie

18.05 Voorstelling van het PRPB Afgewerkt

18.06 Demo duurzame onkruidverdelging Afgewerkt

18.07 Workshop Risk Indicators Afgewerkt

II.C.2. Bewustmaking 19.01

Bijkomende opleiding voor de speciaal erkende gebruikers voor biociden Afgewerkt

19.02 Brochure “Ongewenste gasten in je huis of tuin ? ” Afgewerkt

19.03 Communicatiestrategie Afgewerkt

19.04 Campagne «Lees het etiket» Lopend

19.05 Verspreiding van de boodschap van het PRPB Lopend

19.06

Verbetering van de beschermingsuitrustingen voor de gebruikers Hangend

II.C.3. Transparentie 20.01 Vertrouwelijkheid van de verkoopgegevens van de gbm Afgewerkt

20.02

Transparantie van de verkoopgegevens voor gbm in Europa Afgewerkt

20.03

Publicatie van de verslagen van de Erkennings- (gbm) en Vergunningscomités (biociden) Hangend

20.04 Verplichting tot het voeren van een actieve publiciteit Afgewerkt

20.05 Publieke raadpleging van de milieuprogramma's Afgewerkt

20.06 Verkoopgegevens biociden Afgewerkt

II.C.4. Speciale bijdrage (€) voor de ontwikkeling van reductieprogramma's 21.01 KB Retributies & Bijdragen (gbm) Afgewerkt

21.02

Herziening van de tabel van de punten die aan elke zin worden toegekend Hangend

II.D. Algemene overwegingen inzake de uit te werken maatregelen

II.D.1. Europese Context 22.01 Opvolging van de EU gbm-wetgeving Lopend

22.02 OESO "Overzicht van de milieuprestaties" Afgewerkt

22.03 OESO "Indicatoren gbm" Lopend

II.D.2. Samenwerking met de stake--holders 23.01 Adviesraad van het PRPB In functie

23.02 Biopesticiden (gbm) Lopend

23.03 Groep "Bijen" (gbm) In functie

23.04 Samenwerking met de betrokken partijen Lopend

23.05 Indicatoren gbm van het Tableau de bord de l'Envrionnement Lopend

23.06 Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen (gbm) Lopend

Rapport van het PRPB 2005-2012 Samenvattingstabel

5

Maatregelen voorgesteld in de eerste PRPB Ref. Acties

Jaren

Einderesultaat

05/0

6

07/0

8

09/1

0

11/1

2

II.D.3. Internationaal beleid ten aanzien van de ontwikkelingslanden 24.01

Samenwerking met de ontwikkelingslanden Hangend

II.D.4. Indicatoren 25.01 PRIBEL risico indicator van de gbm Afgewerkt

25.02 Comité Indicatoren Afgewerkt

25.03 Ondersteuning van PRIBEL voor de thematische groepen (gbm) Afgewerkt

25.04 Onderzoek van een risico-indicator voor biociden Afgewerkt

25.05 PRIBEL – waarden van 1991 en 1996 (gbm) Afgewerkt

25.06 Boordtabel Lopend

II.D.5. Invoering van gedetailleerde reductiedoelstellingen 26.01 Thematische groepen 2006 Afgewerkt

Groenteteelt volle grond Afgewerkt

Diverse teelten (braakland, weide,

...) Afgewerkt

Groenteteelt onder glas Afgewerkt

Granen Afgewerkt

Rodenticiden Afgewerkt

Aardappelen Afgewerkt

Maïs Afgewerkt

Fruitteelt Afgewerkt

Klein fruit Afgewerkt

Bietenteelt Afgewerkt

Houtbeschermingsmiddelen Afgewerkt

Sierteelt Afgewerkt

Totale onkruidbestrijding en

dergelijke Afgewerkt

Biociden type 18 Afgewerkt

26.02 Thermatische groep Garden (gbm) Afgewerkt

26.03 Studie over het begrip "afhankelijkheid" Afgewerkt

26.04 Extra medewerker voor het PRPB-biociden Afgewerkt

26.05 Jaarlijkse communicatieplannen Afgewerkt

26.06 Reductie van de punctuele verliezen van gbm Hangend

II.D.6. Opvolging van het programma 27.01 Aanwerving van een coördinator + een secretaris voor het PRPB Afgewerkt

27.02 Actualisatie van het PRPB Afgewerkt

27.03 Promotie van het onderzoek Hangend

27.04 NAPAN Lopend

27.05 Activiteiten inventarissen Afgewerkt

27.06 Beleidscomité van het PRPB In functie

27.07 Bureau van het PRPB In functie

27.08 Aanwerving van een expert in communicatie Afgewerkt

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

6

3. Opvolging van de ondernomen acties

Actie 01.01 – Overlegcomité van het PRPB Het overlegcomité van het PRPB is ontstaan in april 2005. Aanvankelijk stond het onder de voogdij van de Stuurgroep van het PRPB zoals bepaald in het KB van 22/02/2005. Het doel van dit comité was het regelen van de materies waarvoor er overleg vereist is tussen de verschillende beleidsniveaus in België. Er werden zes vergaderingen belegd in 2005-2006 waarbij drie werkpistes werden gevolgd.

De formele samenwerking tussen overheidsinstanties. De respectieve bevoegdheden werden overlopen. Er werd beslist om geen formeel samenwerkingskader te creëren, maar om veeleer deze samenwerkingsmateries geval per geval te bestuderen binnen gespecialiseerde groepen. Zo wordt bijvoorbeeld de samenwerking tussen de Autoriteiten rechtstreeks besproken door de vertegenwoordigers van de Gewesten, de Gemeenschappen en het Federale niveau binnen de werkgroep « Fytolicentie ». Wat betreft de Europese kwesties die verband houden met de materies van het PRPB, gebeurt het overleg al binnen het ICLB, het CCIM en de GICLG.

De uitwisseling van gegevens tussen de overheidsinstanties. Er is een verschillende interpretatie tussen de overheden wat betreft de uitwisseling van de gegevens (gebruik en verkoop van de producten, monitoring inzake de besmettingen van het leefmilieu door pesticiden). De Gewesten willen zich houden aan datgene wat gebeurt via de activiteiten van de “focal information points”.

De communicatie van de Overheid naar het publiek Er werd beslist om systematisch alle communicatiekwesties aan te kaarten in de Stuurgroep om eventuele discrepanties te vermijden. Bij de actualiseringen van het PRPB werd beslist om het Overlegcomité te behouden om eventueel niet gepland overleg formeel onder te brengen binnen de verschillende bestaande groepen of comités. Ongeacht de omvang van het overleg dat zal vereist zijn voor het nationaal actieplan (cfr. Kaderrichtlijn voor een duurzaam gebruik van pesticiden) blijkt nu reeds dat dit niet enkel in het Overlegcomité alleen zal kunnen gebeuren. Daarom werd het project van een Task Force voor het NAPAN opgestart.

Actie 01.02 – NAPAN Task Force De Kaderrichtlijn van Pesticiden (Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot invoering van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden) verplicht elke Lidstaat om op het eind van 2012 een nationaal actieplan uit te werken dat streeft naar een duurzaam gebruik van pesticiden. In België zal voor de uitwerking van dit nationaal actieplan (hier voorlopig het « Nationaal Actie Plan d’Action National », afgekort NAPAN, genaamd) overleg vereist zijn tussen de verschillende beleidsniveaus. Gelet op de verdeling van de bevoegdheden, zullen bepaalde thema’s van het NAPAN beslist en uitgevoerd worden op het niveau van de gewesten, voor andere zal dit gebeuren op federaal niveau en nog weer andere zouden kunnen behandeld worden in overleg tussen deze verschillende beleidsniveaus. Samenwerkingsakkoorden zouden wel eens nodig kunnen blijken. Voor zover dit de strikte omzetting van de Kaderrichtlijn Pesticiden niet hindert of vertraagt, zal het NAPAN een onderdeel « biociden » omvatten met het oog op het garanderen van de coherentie en de continuïteit van het PRPB. De lancering van het project Task Force voor het NAPAN ging formeel van start tijdens de Lente van het Leefmilieu in 2008. Sindsdien hebben de initiatieven voor het uitwerken van het project, dat in 2010 zal worden voorgelegd aan het Overlegcomité Federale – Gewesten – Gemeenschappen, elkaar opgevolgd. De functionele organen van de Task Force voor het NAPAN zouden als volgt georganiseerd zijn:

1. De Stuurgroep van het NAPAN zou samengesteld zijn uit leden gemandateerd door de bevoegde autoriteiten. Omwille van de efficiëntie zou het aantal leden moeten beperkt worden tot 1 werkend lid en 1 plaatsvervangend lid per Gewest, Gemeenschap en 2 werkende leden en 2 plaatsvervangende leden voor de Federale overheid.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

7

2. De redactie van het NAPAN zou worden toevertrouwd aan een Redactiecomité samengesteld uit ambtenaren aangewezen door de bevoegde overheden, daarbij rekening houdend met de tijd die nodig is voor het uitvoeren van hun opdracht.

3. Dit Comité zou ondersteund worden door verschillende Thematische groepen voor elk behandeld thema. Deze voorbereiding zal formeel worden toevertrouwd aan het consortium CCIM/ICLB /GICLG

, zo nodig uitgebreid tot andere overheidsinstanties met bevoegdheden ter

zake.

4. De secretaris van de Stuurgroep zou kunnen worden aangewezen door de Stuurgroep uit de leden van het Redactiecomité.

Sindsdien is de NTF veertien keer samengekomen om thema’s zoals de samenwerkingsprincipes van de NTF; de indeling van de omzetting van richtlijn 2009/128 ; de implementatie van gemeenschappelijke acties en de verzending van informatie over het nationaal actieplan naar/vanuit de Europese Commissie te behandelen.

Op 28 juni 2011 heeft de uitgebreide ICL de principes over de overleg- en coördinatiemodaliteiten en over de doelstellingen van de NTF goedgekeurd.

Actie 02.01 – KB voor de samenstelling van het Erkenningscomité voor gbm De samenstelling van het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen werd gewijzigd zoals voorzien in het PRPB door het koninklijk besluit van 9 januari 2007 gepubliceerd in het B.S. 14-02-07, en werd geactualiseerd door het ministerieel besluit van 27 november 2008 (B.S. 19-12-2008).

Actie 03.01 – Uitbreiding van de Raad van het FGP met biociden De organisatie, de samenstelling en de werking van de Raad van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten worden bepaald door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004 (B.S. 25-11-2004). De Raad werd uitgebreid bij het koninklijk besluit van 20 december 2007 (B.S. 05-02-2008) om beter de openbare en particulier belangen te kunnen vertegenwoordigen op het vlak van biociden.

Actie 03.02 – Betere inning van de bijdragen over biociden Het KB van 10 mei 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2004 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten heeft de sancties verzwaard: een vermeerdering met 20% van het bedrag van de bijdrage bij niet-betaling voor 31 maart van ieder jaar en, indien de vereiste som niet wordt betaald binnen de veertien dagen volgend op de dag waarop een aangetekende brief werd verstuurd ter herinnering, de schorsing van de vergunning van het biocideproduct waarvoor de bijdrage niet werd betaald. De schorsing van de toelatingen naar aanleiding van een niet-betaling is sinds 2011 opnieuw in de inspectiecampagnes opgenomen. Die maatregel en de opvolging achteraf op administratief vlak hebben het mogelijk gemaakt om het innen van de bijdragen aanzienlijk te verbeteren.

Actie 03.03 – Financiering van onderzoek naar alternatieven Deze actie heeft betrekking op de algemene vereisten voor pesticiden die vermeld staan in deel II.A.1.b van de bijlage. Ze wordt eveneens gerechtvaardigd door de vereisten van deel II.B.2.1 van diezelfde bijlage waarin voorzien is dat het Fonds Biociden vanaf 2006 minstens 30 % van zijn middelen die verband houden met de financiering van onderzoek aan dit doel zou besteden (om naar ratio van 5% per jaar te komen tot 50% in 2010). Vanaf 2005 bleek dat het budget van het Fonds voor de Grondstoffen en de Producten 47% financierde van de onderzoeken die beschouwd kunnen worden als verbonden met dit doel (zie details in bijlage III van het KB van het PRPB). Deze actie had als doel de criteria opnieuw te evalueren die het mogelijk maken om te bevestigen dat uitgaven wel degelijk gepaard gaan met het zoeken naar alternatieven.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

8

Alhoewel deze actie tijdens actualisaties van het PRPB behouden bleef, is ze uiteindelijk bij gebrek aan middelen niet kunnen worden doorgevoerd.

Actie 04.01 – Monitoring of ppp Use - faisability Studie « Statistische opvolging van het pesticidengebruik in de landbouw » Uitgevoerd door : ILVO, UGent, UCL ; februari 2007 – februari 2008 Begeleidingscomité : Comité Indicatoren + Esmeralda Borgo (BBLV); Karolien Cools (Boerenbond); Bernard Decock (FWA; Maarten Derudder (FOD - DGIV; Georgette Detiège (Phytofar); Thomas Dogot (FUSAGx - Economie); Bruno Huygebaert (CRA-W - dpt Génie Rural); Michel Mathieu (FWA); Jean-Francois Schmit (FAVV); Yves Vandevoorde (FWA) ; Frédéric Boutry (IEW). De studie werd volbracht binnen de gewenste termijn. Nadat de haalbaarheid werd onderzocht van verschillende systemen (enquêtes, opvolging in de boerderijen), heeft de studie aangetoond dat het inzamelen van gegevens aangaande pesticidengebruik in de landbouw zich moet baseren op de informatie die beschikbaar is in de organismen voor landbouwboekhouding en certificering. Een tiental organismen werden geïdentificeerd. Vier daarvan beschikken samen reeds over voldoende bruikbare gegevens om een representatieve steekproef samen te stellen op Belgisch niveau voor de meeste gewassen. De studie legde de basis voor de technische vereisten die nodig zijn voor deze gegevensinzameling. De studie toonde eveneens aan wat de haalbaarheidslimieten zijn van de voorgestelde werkwijze en heeft gezorgd voor een eerste evaluatie van de kosten.

Actie 04.02 – Monitoring of ppp Use - software Studie « Functionele analyse MPU » Uitgevoerd door de firma NSI ; januari 2009 - september 2009. Begeleidingscomité : Bert Coemans en Vincent Van Bol (FOD - PRPB) ; Wilfried Van Halewyck en Marianne Beyers (FOOD – Dienst Information and Communication Technology). De functionele analyse is gevoerd op basis van een bestek dat in 2008 door het PRPB in samenwerking met de informaticadienst (ICT) van de FOD is uitgevoerd. De studie is gebruikt om de vereisten van het bestek om te zetten in computerfuncties en om de functies van de software af te bakenen. Na deze functionele analyse volgde in 2010 de realisatie en het testen van de software. De software is evenwel niet volledig getest, want de Gewesten bleken uiteindelijk niet de gegevens te leveren op basis waarvan het MPU-systeem voor een gemeenschappelijke toegevoegde waarde kon zorgen. Bovendien gaan de Gewesten er niet mee akkoord om hun gegevens samen te voegen met gegevens van niet-officiële organen, waardoor het belang van het MPU-projet zou worden verkleind. Bijgevolg is het project opgeschort. In het kader van Verordening nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en van de Raad van 25 november 2009 betreffende statistieken voor gewasbeschermingsmiddelen (OJ L 324, 10/12/2009), hebben de Gewesten zich ertoe verbonden om de statistieken inzake het gebruik van pesticiden (voor landbouwkundig gebruik) voor de periode 2010-2015 aan de FOD Economie op basis van het formaat dat door de Verordening wordt opgelegd te bezorgen. De doelstelling van het PRPB, met name het beschikbaar stellen van cijfers over het gebruik, zal dus worden gehaald, zelfs al zal dit niet gebeuren via de oorspronkelijk overwogen methodologie.

Actie 04.03 – Statistiek gebruik van gbm Er werden twee studies opgestart over het gebruik van gbm door CLO-Gent en door FUSAGx. Om redenen die verband houden met de toegang tot de gegevens, kon enkel de studie van FUSAGx worden uitgevoerd. Deze studie had betrekking op het gebruik van gbm in teelten van wintertarwe, wintergerst en maïs.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

9

Actie 04.04 – Traceerbaarheid van gbm Om te vermijden dat een voedingsmiddel dat gevaarlijk is voor de consument wordt geconsumeerd, of dat een bestrijdingsmiddel van slechte kwaliteit wordt gebruikt, is het belangrijk dat het getraceerd kan worden doorheen de voedselketen. Het verzekeren van de traceerbaarheid van zijn producten is een wettelijke verplichting. Ze omvat het bijhouden van registers van de producten die het bedrijf binnenkomen en verlaten

1 (+ hun onderlinge

verband) alsook het bijhouden van een register van het gebruik van gbm2.

De sectorgidsen voor primaire plantaardige productie (G-033 en G-040) en voor de productie en de distributie van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (G-010 en G-038) werden opgesteld door de beroepsverenigingen in het kader van de autocontrole om hun leden te helpen de autocontrole in te voeren in hun bedrijf. Die gidsen geven met name aan wat traceerbaarheid is en op welke manier die moet worden ingevoerd. Het FAVV gaat tijdens controles na, op basis van gestandaardiseerde checklists, of elke exploitant kan instaan voor de traceerbaarheid van zijn producten. Een volledig overzicht van de resultaten van de controles is beschikbaar in de jaarverslagen van het FAVV (http://www.favv.be). Meer informatie:

- http://www.favv.be - http://www.vegaplan.be - http://www.phytofar.be

Actie 04.05 – Toepassing van gbm voor amateurgebruiker In 2011 heeft Eurostat een offerte voor deze methodologische studie gelanceerd om het gebruik van gbm buiten de landbouw te evalueren. Het PRPB heeft een project ingediend en een financiering gekregen. Het consortium UCL-UGent is gekozen voor de realisatie van dit project na afloop van een offerteaanvraagprocedure voor een openbare aanbesteding die in 2012 is gerealiseerd. Het project loopt momenteel en zal in het kader van het FRPP 2013-2017 worden voortgezet.

Actie 04.06 – Verkoopstatistieken van gbm De verkoopgegevens van gbm worden jaarlijks verstrekt door de erkenningshouders aan het FOD Volksgezondheid overeenkomstig in het artikel 3 van het koninklijk besluit van 28/02/94 (B.S. van 11/05/94) betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruik van gbm voor landbouwkundig gebruik. Deze gegevens worden omgezet in werkzame stoffen op basis van de erkenningsgegevens. De verkoopstatistieken betreffende het jaar 2011 werden aan de Europese Commissie (Eurostat) eind 2012 conform de bepalingen van verordening 1185/2009 betreffende de statistieken over pesticiden meegedeeld. De jaarlijkse verzending van de verkoopgegevens betreffende het jaar N-1 zal na 2012 worden voortgezet. De FOD Volksgezondheid is verbonden met de FOD Economie voor de officiële verzending van de gegevens aan de Commissie en voor de opstelling van de kwaliteitsverslagen betreffende deze gegevens.

Actie 05.01 – Haalbaarheidsstudie van de opsplitsing van de erkenningen voor gbm In 2004-2005 werd er een haalbaarheidsstudie van de opsplitsing van de erkenningen uitgevoerd door Hélène Klinkenberg (FOD - DG IV). Er werd in 2005 tweemaal een verslag ingediend, voor advies,

1 Koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de

voedselketen 2 Verordening (EG) nr. 1107/2009 betreffende de op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

10

aan het Erkenningscomité en aan de Stuurgroep. Het is op die basis dat de opsplitsing van de erkenningen werd aangepakt.

Actie 05.02 – Opsplitsing van de erkenningen voor gbm Naar aanleiding van de haalbaarheidsstudie (Actie 05.01), werd het project aangaande de opsplitsing van de erkenningen voor gbm doorgevoerd. Er werd iemand aangeworven op het budget van het PRPB om deze opdracht voltijds uit te voeren vanaf 2006. Het ten uitvoer brengen van dit project is gebaseerd op de uitwerking van twee koninklijke besluiten. Eerst en vooral werd er op 31 augustus 2007 in het Belgisch Staatsblad een KB gepubliceerd tot wijziging van het KB van 14 januari 2004 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Dit KB heeft gedifferentieerde bijdragen ingevoerd voor producten voor amateurs en producten voor professioneel gebruik. Vervolgens werd er een KB opgesteld tot wijziging van het KB van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruik van gbm voor landbouwkundig gebruik. Dit project officialiseert de opsplitsing van de erkenningen tussen de gbm voor amateurs en voor beroepsgebruikers. Zodra het gepubliceerd is, zal iedereen die een erkenning voor gbm bezit of aanvraagt, moeten aangeven voor welke markt(en) zijn product bestemd is: amateurs, beroepsgebruikers of beide. De erkenningsaanvragen voor producten voor amateurs zullen onderzocht worden op basis van specifieke criteria om de veiligheid te waarborgen van de particulieren en om te verzekeren dat hen in de verkooppunten enkel producten worden aangeboden die zijn aangepast aan hun noden. Dit KB werd gepubliceerd op 18 februari 2010. De volgende fasen waren als volgt gepland :

Februari 2010 : publicatie van de officiële beslissing inzake de werkelijke splitsing van de erkenningen (koninklijk besluit van 18/02/2010 tot wijziging van het KB van 28/02/1994). In het K.B. worden onder meer de criteria voor de goedkeuring van de erkenningen voor amateurgebruikers op basis van de gevaarlijkheid van de bereiding (bv. uitsluiting van zeer toxische formules) en van de verschillende soorten verpakkingen opgesomd. Dit KB verplicht ook de distributeurs om een fysieke scheiding van de producten voor professionele gebruikers en voor amateurgebruikers in de verkooppunten te garanderen. De erkenningshouders kregen een termijn van 6 maanden na publicatie van het K.B. om aan de Dienst Pesticiden en Meststoffen een dossier te bezorgen dat bestemd is om een specifiek amateurgebruik voor een gewasbeschermingsmiddel dat reeds in België is toegelaten te ondersteunen.

Augustus 2010 : uiterste datum voor de indiening van de dossiers die bestemd zijn om een specifiek amateurgebruik te ondersteunen.

Augustus 2012 : de specifieke erkenningen voor producten voor amateurgebruik werden in één keer geleverd na afloop van het onderzoek betreffende alle producten die voor dit gebruik bestemd zijn.

Aanvullende informatie: www.prpb.be

3.

Actie 05.03 – Fytolicentie Reeds in 2004 werd er, door CRA-W van Gembloux en CLO-Gent samen, een onderzoeksvoorstel ingediend aangaande de haalbaarheid van de toepassingslicentie. Tijdens de vergadering van 11 mei 2005 besliste het Stuurcomité van het PRPB om een werkgroep op te richten (WCG genaamd) die de invoering van een toepassingslicentie moet begeleiden. Als reactie daarop nam het diensthoofd van de dienst Pesticiden en Meststoffen van DG IV, Herman Fontier, in juni 2005 contact op met de gewest- en gemeenschapsoverheden opdat ze hun vertegenwoordiger zouden voordragen voor deze groep WCG. Dit initiatief werd na zijn indiensttreding voortgezet door de coördinator van het PRPB, die de leden van het Stuurcomité van het PRPB opnieuw mobiliseerde. De eerste vergadering van de groep WCG vond plaats op 1 februari 2006.

3 www.prpb.be : http://www.health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/PRPB

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

11

De verwachtingen en reserves van de partijen die betrokken zijn bij de Licentie werden opgetekend en een eerste versie van een ontwerp van licentie werd opgesteld. De werkzaamheden liepen vervolgens vertraging op doordat het PRPB andere prioriteiten had (opvolging van Europese dossiers, seminarie van augustus 2006, Actualisering 2007, offerteaanvragen van november 2006). Het werd duidelijk dat het onderwerp erg complex is, met name door de interferenties met het project « opsplitsing van de erkenningen » en de ontwikkeling van de Europese voorstellen inzake duurzaam gebruik van gbm. De Stuurgroep was dan ook van mening dat het project toevertrouwd diende te worden aan een nieuwe medewerker van het PRPB die werkzaam is binnen de FOD. Het is aldus dat de werkzaamheden van de groep volop heropgestart moesten worden door eind 2007 iemand aan te werven die zich specifiek met deze opdracht zou bezighouden. In 2008 werden 5 vergaderingen met deze werkgroep georganiseerd (5 februari, 19 maart, 28 april, 11 juni en 10 oktober). Naast deze werkgroep werd er ook een beperkte werkgroep opgericht voor de uitwerking van een voorstel voor de leerinhouden van de toekomstige certificaten. In de 2009 werd de Richtlijn 2009/128 gepubliceerd. In overleg met o.a. de werkgroep werd er een ontwerp van koninklijk besluit opgesteld. Dit koninklijk besluit ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen werd op 19 maart 2013 gepubliceerd in het Staatsblad. Meer info: www.fytolicentie.be

Actie 05.04 – Drift bij het gebruik van gbm door amateurgebruikers In het kader van de splitsing van erkenningen is het nuttig geweest de driftparameters te definiëren tijdens een toepassing met een rugsproeier, type amateurgebruik. Deze studie werd in 2007 aan het ILVO toevertrouwd (Bepaling van driftwaarden bij niet-professionele toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen, D. Dekeyser et al., ILVO, mei 2007). De bekomen coëfficiënten worden sindsdien gebruikt om de risico’s voor oppervlaktewater te evalueren, op het ogenblik van het op de markt brengen van producten, bestemd voor amateurgebruik. Deze studie is beschikbaar in bijlage van de laatste versie van de gids voor de aanvrager van een erkenning voor amateurgebruik.

Actie 06.01 – Controle op residuen van pesticiden in voedingsmiddelen Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) is de bevoegde overheid voor de controle op residuen van pesticiden in voedingsmiddelen. Het FAVV zet jaarlijks een controleprogramma op om na te gaan of de voedingsmiddelen die op de Belgische markt aanwezig zijn de maximale residulimieten (MRL) die bij wet zijn vastgelegd

4 niet

overschrijden. Dit programma, vastgelegd op basis van het risico, geeft aan welke voedingsmiddelen getest moeten worden en welke residuen geanalyseerd moeten worden. Het vestigt in het bijzonder de aandacht op voedingsmiddelen die het meest vatbaar zijn voor overschrijding van de MRL. Zowel de voedingswaren die in België worden geproduceerd als de geïmporteerde voedingswaren worden gecontroleerd. De stamnamen gebeuren op verschillende plaatsen in de voedselketen (hoofdzakelijk in de grensinspectieposten, bij de importeurs, de veilingen en de groothandelaars) en worden geanalyseerd in geaccrediteerde laboratoria. Een voedingsmiddel dat de in de wet vastgelegde MRL niet naleeft, mag niet op de markt worden gebracht. Wanneer een overschrijding van de MRL wordt vastgesteld, worden de voedingsmiddelen die nog aanwezig zijn op de markt geblokkeerd en wordt er een risicoanalyse uitgevoerd om te bepalen of ze een gevaar inhouden voor de consument. Indien de consument (volwassenen en kinderen) een mogelijk risico loopt, worden alle maatregelen genomen om te vermijden dat ze geconsumeerd worden (terugroeping tot bij de consument) en er wordt een waarschuwingsboodschap uitgevaardigd op Europees niveau (Rapid Alert System for Food and Feed). Er gebeurt eveneens een

4 Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling

van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

12

inspectie bij de verantwoordelijke van het voedingsmiddel (producent of importeur) en het autocontrolesysteem waarover iedere operator wettelijk moet beschikken wordt nagekeken. Er wordt tegen de overtreder een verwittiging opgesteld of een proces-verbaal dat leidt tot een administratieve boete. Een volledig overzicht van de resultaten van de controles is beschikbaar in de jaarverslagen van het FAVV (http://www.favv.be). Meer informatie: http://www.favv.be

5

Actie 06.02 – Consumer exposure to ppp in Belgium Studie uitgevoerd door: CODA ; juni 2006 - oktober 2006 Deze studie zorgt voor de kruising van de gegevens uit de controle van de residuen in voedingsmiddelen (FAVV) in 2004 en 2005 en de gegevens uit de studie over de consumptie van voedingsmiddelen (WIV) in 2004. Analyse van de resultaten door een deterministische en een probabilistische benadering. Begeleidingscomité: Valérie Vromman (FAVV), J.-F. Schmit (FAVV), W. Steurbaut (UGent), B. Dujardin (FOD - DGIV), B. Schiffers (FUSAGx - Phytopharmacie), P. Delahaut (CER Marloie), C. Bragard (UCL - Phytopathologie), L. Temme (WIV), S. Claeys (UGent), V. Van Bol (FOD - PRPB) en S. Vergucht (UGent). Verslag

6 ingediend in november 2006 en is beschikbaar op de website van het PRPB.

Resultaten: de studie toont aan dat chronische blootstelling van de consument aan residuen van gewasbestrijdingsmiddelen onderzocht via de consumptie van groenten en fruit onder controle lijkt. De gebruikte methode zou trouwens toegepast kunnen worden op de resultaten van latere controles om een risico-indicator te vormen voor de consument.

Actie 07.01 – Brochure gbm 'Drift reduction' Er werd via de post een publicatie bezorgd aan 28.000 landbouwers over de maatregelen die de vervuiling van de oppervlaktewateren door gewasbeschermingsmiddelen moeten doen verminderen. De brochure kan ook worden gedownload op de site Fytoweb

7. Die verspreiding ging gepaard met een

perscommuniqué dat werd verspreid op 27 september 2005.

Actie 08.01 – Oprichting Comité voor Advies inzake Biociden (CAB) Het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden vermeldt de reglementaire bepalingen inzake het op de markt brengen van biociden. Het werd gewijzigd op 5 augustus 2006 door het koninklijk besluit tot vaststelling van een Comité voor advies inzake biociden en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden. Dit comité voor advies inzake biociden (CAB) vervangt voortaan de Hoge Gezondheidsraad in zijn rol van evaluator van de toelatingsdossiers voor het in de handel brengen van biociden. Die laatste mag echter wel nog beroep aantekenen in de nieuwe toelatingsprocedure. Het ministerieel besluit van 21 maart 2007 houdende benoeming van de leden van het comité voor advies inzake biociden maakte het CAB operationeel vanaf de datum waarop het werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, namelijk 04-04-2007. Er is een « hearing » procedure ingevoerd teneinde een constructieve dialoog met de ondernemingen mogelijk te maken en om onder meer beroepsprocedures die gebaseerd zijn op misverstanden te voorkomen.

5 http://www.favv-afsca.be/publicationsthematiques/pesticide-residue-monitoring-food-plant-origin.asp

6http://www.health.belgium.be/filestore/11072482_FR/Consumer%20Exposure%20in%20belgium_0_11072482_fr

.pdf 7 Fytoweb : http://www.fytoweb.fgov.be/indexnl.htm

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

13

Actie 08.02 – KB tot wijziging van het vergunningssysteem voor biociden Een koninklijk besluit (03/10/2005) aangaande de vereenvoudiging van de procedures voor het onderzoek van dossiers voor de toelating voor het op de markt brengen van biociden (B.S. 18/10/2005). Het houdt met name rekening met de huidige herziening van de werkzame stoffen op Europees niveau en met het principe van de wederzijdse erkenning tussen Lidstaten. Publicatie op 12 maart 2010 in het Belgisch Staatblad van een KB tot wijziging van het KB van 22 mei 2003 dat onder meer erin voorziet om notificaties van biocideproducten in te dienen die totnogtoe nog niet aan een vergunning onderworpen waren Bovendien wordt in artikel 10 van het KB ook voorzien in de mogelijkheid om de markt van de biociden te regulariseren.

Actie 09.01 – Opsplitsing vergunningen biociden – Uitvoerbaarheid Haalbaarheidsstudie over de splitsing van toelatingen voor biociden die niet-geklasseerd zijn tussen beroepsgebruikers en het grote publiek (liefhebbers) (uitgevoerd door Arcadis, 2007)

Begeleidingscomité: Ph. Ruelle (FOD – DG V); R. Huysman (FOD – DG V); V. Van Bol (FOD - PRPB) en L. Duquène (FOD - PRPB) De studie evalueerde de haalbaarheid van de opsplitsing van de erkenningen voor biociden op basis van de methodologie die wordt gebruikt voor de invoering van de opsplitsing voor gbm. De studie werd beperkt tot de niet-geklasseerde producten die niet zijn voorbehouden aan beroepsgebruikers en die toegankelijk zijn voor particulieren in de verkooppunten. 15 productsoorten werden uitgekozen voor hun representativiteit voor de biociden die gebruikt worden door particulieren. Deze studie hield vooral rekening met de visie van de industriële actoren. In plaats van een opsplitsing van de vergunningen, kan de particuliere gebruiker beter beschermd worden door volgende maatregelen:

Verbod op de verkoop van producten voor professionele gebruikers in doe-het-zelfzaken, tuincentra en supermarkten: de verkoop moet beperkt blijven tot de distributie aan beroepsgebruikers of de verkoop achter de toonbank in speciaalzaken.

Ervoor zorgen dat de distributeurs zich bewust worden van de wetgeving en de problematiek inzake biociden.

Nagaan hoe men ervoor kan zorgen dat producten voor beroepsgebruikers veilig worden gebruikt door bepaalde klassen beroepsgebruikers die geen of nauwelijks opleiding hebben gekregen.

Beperking van de lijst van professionele gebruikers: op korte termijn, professionele gebruikers van de lijst schrappen die het publiek rechtstreeks kunnen blootstellen aan producten van klasse A.

Schrappen van de lijst van professionele gebruikers: op middellange termijn zou er een systeem moeten worden ingevoerd waarbij alle gebruikers van producten van klasse A een opleiding moeten volgen.

Versterking van de rol van het Comité voor advies inzake biociden: het Comité evalueert of het product een gevaar inhoudt bij gebruik door amateurs en/of professionele gebruikers. Als het product enkel voor professionele doeleinden mag worden gebruikt, mogen de distributiecircuits en de eventuele specifieke voorwaarden (bij voorbeeld, minimale hoeveelheid product per verpakkingseenheid) worden vastgelegd in de akte. Als het product enkel bestemd is voor niet-professionele doeleinden, mogen de specifieke voorwaarden ook worden vastgelegd in de akte (bij voorbeeld, maximale hoeveelheid product per verpakkingseenheid, verbod op reclameverkoop, toevoegen van maatbekertjes, etc.…). Als het product is toegestaan voor beide soorten gebruikers, mogen er specifieke voorwaarden worden opgelegd om de amateurgebruikers beter te beschermen.

Toelatingsakten op maat uitwerken.

Meer aandacht besteden aan inspectie: de toelatingsakte kan als basis dienen.

Actie 09.02 – DOEB opsplitsing en Biocidencertificaten Studie naar de impact op de duurzame ontwikkeling van de volledige opsplitsing van de biociden voor professionele gebruikers en die voor niet professionele gebruikers en van de invoering van een

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

14

kenniscertificaat voor de professionele gebruikers. « Studie naar de impact op de duurzame ontwikkeling van de volledige opsplitsing van toelatingen van biociden tussen gebruik door professionelen en gebruik door het brede publiek en de invoering van een kenniscertificaat voor professionele handelingen met biociden type 8, 14 en 18 » uitgevoerd door Arcadis, september 2009. Begeleidingscomité: G. Motte (FOD - DG V); R. Huysman (FOD - DG V); R. Martens (FOD - DG V); V. Sciannamea (FOD - DG V); L. Duquène (FOD - PRPB); B. Coemans (FOD - PRPB); F. Van Tiggelen (Detic); F. Diederich (Bayer CropScience); S. Vergucht (Bioplus); A. Verhaeghe (FEDIS); P. Meeus (Belgian Pest Control); V. Xhonneux (IEW); B. Decock (FWA); P. Vanden Abeele (Unizo); Dewinne Erny (Belgian Pest Control); Frederic Verwilghen (Edialux) en Jérôme Cogniaux (PROBOIS). Resultaten: Wat betreft de splitsing van erkenningen kunnen voor de amateurgebruikers volgende gewenste effecten ontstaan: mindere toegang tot gevaarlijke producten op de markt en verhoogde gebruiksvriendelijkheid (duidelijker etiket + aangepaste verpakking, dosering). Mogelijks kunnen ook ongewenste effecten optreden: doorrekening van de hogere productiekost naar de gebruiker; verdwijnen van producten die nodig zijn voor een efficiënte bestrijding (door hoge dossierkost); de twee voorgaande effecten kunnen mogelijks leiden tot een toename van de illegale import van producten en een toename van resistentie door de afname van de beschikbare producten. De splitsing van de erkenningen zal zeer veel geld kosten, vooral voor de toelatingshouders en zal een zware werklast voor de federale overheidsdienst met zich meebrengen. De impact van de splitsing voor de producenten, de gebruikers en de distributiesector werd niet gekwantificeerd. Om een volledige analyse mogelijk te maken, zouden de verplichtingen die naar aanleiding van de splitsing zijn opgelegd, beter moeten worden gedefinieerd. De noodzaak van een overgangsperiode wordt aangetoond. Het programma voor de herziening van de werkzame stoffen dat momenteel op Europees niveau loopt, zou ook een impact op de beslissing van de producenten kunnen hebben. Men zou moeten beschikken over meer cijfergegevens over de dossierkosten voor de producenten en over het aantal producten waarvoor de producent een amateurgebruik zou aanvragen. Deze factoren hebben een aanzienlijke impact op de kost. Wat betreft de invoering van certificaten worden er 3 certificaten voorgesteld voor handelingen met de vermelde biociden: - niveau 1: opleiding die momenteel in de wetgeving wordt voorzien en als doel heeft het getuigschrift « helper van erkend gebruiker van biociden” te verkrijgen

- niveau 2: opleiding die momenteel in de wetgeving wordt voorzien en als doel heeft het getuigschrift “erkend gebruiker van biociden” te verkrijgen

- niveau 3: opleiding die momenteel in de wetgeving wordt voorzien en als doel heeft een registratie van de geregistreerde koper te verkrijgen. Bij de invoering van een kenniscertificaat voor professionele handelingen met biociden type 8, 14 en 18 zijn verschillende actoren betrokken. Het betreft de gebruikers en verkopers van biociden voor professioneel gebruik, de opleidingscentra, de overheid en het leefmilieu/volksgezondheid. Er worden 6 groepen van maatregelen onderscheiden. Het betreft de opleiding, de examenprocedure, het organiseren, afnemen en afleggen van een bekwaamheidstest, het aanvragen en verlenen van het certificaat, het verlengen van het certificaat op basis deelname aan vormingsbijeenkomsten en tenslotte het toezicht. De impact van de invoering van een kenniscertificaat is groot voor de gebruikers en verkopers van biociden voor professioneel gebruik. De overheid dient het kenniscertificaat nog verder te concretiseren om een beter te onderbouwen analyse uit te voeren. De belangrijkste onzekerheid betreft het aantal ondernemingen dat effectief één of meerdere personeelsleden een kenniscertificaat moeten laten behalen. De impact van het kenniscertificaat werd berekend op basis van een hele reeks onderbouwde aannames. Deze aannames hebben enerzijds betrekking op het systeem zelf en anderzijds op het gedrag van de actoren. Veel van deze aannames moeten nog verder afgetoetst worden met alle actoren om de onzekerheid over de impact van het kenniscertificaat te reduceren.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

15

Actie 09.03 – Opsplitsing en Biocidencertificaten – Toepassisng Een nieuwe erkenningssysteem voor gebruikers van biociden van klasse A wordt onderhandeld.

Actie 10.01 – Groep «Indicatoren Biociden»

De werkgroep werd voorgezeten door Prof. L. Goeyens (VUB - WIV). De leden waren de volgende: Detiege Georgette (Fedichem ); Dietvorst Jan (Febelbois/ Febelhout); Gorissen Danny (Probois); Halleux Paulette (Detic); Huysman Robert (FOD - DG V); Huysmans Ann (VMM); Lefebvre Frédéric (FOD - DG V); Meeus Peter (Belgian Pest Control); Nijs Eric (FOD - DG V); Pussemier Luc (CODA); Renaerts Rob (OIVO); Ruelle Philippe (FOD - DG V); Van Bol Vincent (FOD, PRPB en CODA). Het doel van deze groep was, op korte termijn, te komen tot een consensus in verband met een eerste bruikbare indicator. Op middellange en lange termijn was het de bedoeling om het overleg over deze indicatoren een nieuwe dynamiek te verlenen, om de indicator constant te optimaliseren op basis van de beschikbare gegevens en betere en betrouwbaarder wetenschappelijke kennis en om onderzoeksprojecten uit te werken en te ondersteunen. De groep is sinds januari 2005 5 maal bijeengekomen en heeft in juni 2006 een rapport voorgelegd. De conclusies zijn de volgende: 1. Het lastige aan de opdracht is het ontbreken van internationale referenties, de moeilijkheid om de verschillende types van biociden op een zelfde manier te behandelen en het daarbij toch eenvoudig en transparant te houden en de onzekerheden. 2. Het is belangrijk om het wetenschappelijk werk voort te zetten voor het bepalen van één of meerdere indicatoren op basis van een model waarvan de wetenschappelijke waarde moet stijgen en aan de hand waarvan er duidelijker simulaties zullen kunnen worden gemaakt van de verschillende genomen - of te nemen- maatregelen. 3. Er wordt gesuggereerd om te opteren voor de door E. Nijs voorgestelde aanpak voor de insecticiden voor huishoudelijk gebruik, om reële gegevens in te voeren in het model en om aan de werkgroep een reflectie voor te stellen over de validiteit van de respons van deze indicator, om het principe goed te keuren van een gelijkaardige indicator als de door E Nijs voorgestelde voor de houtbeschermingsproducten en om M. Elskens de opdracht toe te vertrouwen voor een studie bedoeld om op pragmatische wijze de validiteit en de globale coherentie van de aanpak te bepalen. (cfr. Actie 25.04 – Onderzoek van een risico-indicatoren biociden). Het voorstel van E. Nijs- het voorgestelde algoritme impliceert voor elk product de toevoeging van drie variabelen die het jaarlijkse gebruik van de biocide, een meting van de toxiciteit ervan (risico’s voor schade aan de gezondheid) en een meting van de blootstelling aan de biocide weergeven. De toxiciteitsvariabele wordt gedefinieerd door een optelling van scores die worden toegekend aan gevarenklasses. De scoring is evenwel verbeterd en de risicozinnen worden opgesplitst in acute en chronische effecten. De blootstellingsvariabele wordt gedefinieerd door een complex algoritme waarbij scores worden toegevoegd en vermenigvuldigd en waarbij rekening wordt gehouden met de gebruiksfrequentie van het product, de formulering ervan en het type blootstelling (tijdens de toepassing, na de toepassing, via de ademhaling, de huid of via orale weg). Andere acties betreffende de indicatoren voor biociden : Actie 25.06 – Boordtabel

Actie 11.01 – Effecten op het gezondheid / leefmilieu van gbm en biociden- PS 18 (HEEPEBI) Het ging om een gedetailleerde inventaris van de effecten op de gezondheid en op het milieu van gbm voor landbouwkundig gebruik en van biociden van type 18 (biociden ter bestrijding van insecten, mijten en andere geleedpotigen) in ons land. Een onderdeel van deze studie omvat praktische suggesties voor het verminderen van het gebruik en de risico’s, en ook suggesties voor het evalueren van de impact van de voorgestelde maatregelen. In deze studie wordt ook de impact bestudeerd van gbm en biociden op het milieu in Vlaanderen en in Wallonië, waarbij een tabel is gevoegd van de huidige toestand van de waterlopen, de bodem, de lucht en de biodiversiteit aan de hand van de resultaten van de regionale monitoringsnetwerken.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

16

Wat betreft de biociden toont de studie aan dat de onzekerheid over de identificatie van de blootstellingswegen en van de kwantificatie het niet hebben mogelijk gemaakt om de gevolgen voor de gezondheid en het leefmilieu correct te ontwikkelen. Er zijn aanbevelingen verschaft om gegevens te verkrijgen, waardoor de blootstellingswegen kunnen worden geëvalueerd. Om een programma met maatregelen te kunnen voorstellen om de impact van biociden op de gezondheid en het leefmilieu te beperken, dient men in de eerste plaats een goede kennis te hebben van de impact zelf van de betrokken biocideproducten, wat niet het geval is volgens de auteurs van de studie. Het studierapport HEEPEBI

8 is ter beschikking op de website van het FOD-FOVVVL.

Actie 12.01 – Stand van zaken van de herevaluatie van de Europese biociden wetgeving De Europese wetgeving is opgevolgd en geëvalueerd en de opvolging en de evaluatie van de Europese wetgeving wordt voortgezet onder meer in het kader van de invoering van de verordening betreffende de biociden die in september 2013 in werking is getreden en in het kader van de herziening van het KB van 22 mei 2003. Wat betreft de herevaluatie van de werkzame stoffen als rapporteur optredende Lidstaat, worden de werkzaamheden voortgezet volgens de agenda die op Europees niveau is vastgelegd.

Actie 13.01 – Toxicovigilantie 2006 en 2011 (gbm en biociden) In 2006 is de studie toxicovigilantie uitgevoerd door het Antigifcentrum en heeft deze het mogelijk gemaakt om algemene statistieken van de oproepen aan het Antigifcentrum voor vergiftigingen die thuis worden opgelopen door gbm en biociden vast te stellen. Deze studie heeft het bovendien mogelijk gemaakt om in detail de gevolgen op te volgen van 375 gevallen van acute blootstelling waarvoor een oproep in 2006 is gedaan. Deze studie heeft ook de problematiek van de vergiftiging van dieren (in het bijzonder honden) voor producten tegen slakken op basis van metaldehyde aangetoond. In 2008 is een folder opgesteld teneinde de gebruikers te sensibiliseren voor een correct gebruik van korrels tegen slakken die zonder risico zijn voor huisdieren. De tekst van deze folder is opgemaakt door de Dienst Pesticiden en Meststoffen in overleg met de producenten van dit soort producten. Deze folder is in elektronisch formaat op de website van het PRPB

9 evenals op Fytoweb

10 beschikbaar. Er is een persbericht naar verschillende dierenkranten

alsook naar de Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus gestuurd dat ook op de website van de FOD is gepubliceerd. Er is ook een aankondiging op het intranet van de FOD over dit onderwerp gepubliceerd. De studie toont bovendien aan dat het nuttig is om een dergelijke opvolging inzake toxicovigilantie om de drie jaar te vernieuwen teneinde een indicatief overzichtsdocument van de Belgische situatie op te stellen. De studie van 2011 kwam tot verschillende conclusies over diverse punten, met name: het belang van deze opvolging voor de FOD en voor het centrum zelf; de oproepen hebben slechts betrekking op acute vergiftigingen; er zijn geen ernstige vergiftigingen voor volwassenen en kinderen vastgesteld; voor dieren zijn er acute vergiftigingen vastgesteld die leiden tot ernstigere pathologieën die soms dodelijk zijn, onder meer bij honden; er zijn weinig oproepen van professionele gebruikers; er zijn geen pesticideproducten waarop attent is gemaakt tijdens de ontvangen oproepen. In de toekomst zou er een diepgaandere analyse kunnen worden verricht op basis van nauwkeurigere informatie over de identificatie van producten die de dienst “pesticiden” (DG4 en DG5) van de FOD zouden kunnen leveren. In 2011 stelt het Antigifcentrum over het algemeen vast dat er nog steeds problemen zijn voor de katten wat betreft het gebruik van producten die pyrethroïden bevatten. Zo blijkt ook dat er nog altijd veel katten worden vergiftigd door korrels tegen slakken. De beide studierapporten inzake toxicovigilantie

11 zijn op de website van de FOD VVVL beschikbaar.

8http://contrib.health.fgov.be/internet/groups/public/@public/@dg5/@biocides/documents/ie2divers/9534449_fr.do

c?ie2Term=HEEPEBI&ie2section=83 9http://www.health.belgium.be/filestore/15634538/granule_limace_nl_web_15634538_nl.pdf

10 http://www.phytoweb.fgov.be/NL/doc/slakkenkorrels.pdf

11http://ipcprodext03:7777/eportal/Environment/Chemicalsubstances/PRPB/11578452_FR?ie2Term=mostin&ie2s

ection=83

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

17

Actie 14.01 – Marktstudie – biocideproducten voor houtbescherming De studie met als titel "Analyse van de biociden van het type 8 die circuleren in de houtbehandelingssector" werd uitgevoerd door het Technisch Centrum voor de Houtnijverheid (TCHN) onder coördinatie van dhr. Van Leemput. Het rapport werd in augustus 2006 voorgelegd. De studie, die is uitgevoerd aan de hand van verschillende enquêtes bij de belangrijkste actoren van de sector « houtbescherming » (producenten, distributeurs, de personen die dergelijke biocideproducten gebruiken), heeft het mogelijk gemaakt een beeld te schetsen van de hoeveelheid geformuleerde producten en behandeld hout in ons land voor het jaar 2005. Het rapport besluit met een aantal voorstellen met het oog op een betere controle van het aantal type P8 biociden die circuleren in ons land. Creosoot vertegenwoordigt 75% van de hoeveelheid geformuleerde producten die in ons land worden aangewend. 60% van het creosoot-hout wordt geëxporteerd. De werkzame stoffen zijn volgens afnemende volgorde van kwantitatief belang:

Creosoot

(Minerale en organische) koperzouten

Quaternaire ammoniumzouten

Triazolen

Boorderivaten

Synthetische pyrethroïden.

In de studie wordt erop gewezen dat er sinds 10 jaar een aanzienlijke daling van de impact op het leefmilieu van houtbeschermingsproducten wordt vastgesteld. De totale hoeveelheid hout dat in 2005 in België industrieel werd behandeld bedraagt ongeveer 900.000 m³ waarvan 30% wordt geëxporteerd. Deze export van behandeld hout wordt gecompenseerd door de import. Timmerhout voor de binnenbouw vormt het grootste volume hout dat op de markt wordt gebracht, voor dit hout is ook de kleinste hoeveelheid biocideproducten vereist. Een schatting van de import varieert tussen 65.000 m³ tot 90.000 m³. Voor deze volumes worden er geen controles verricht : geen externe controle op de kwaliteit van de behandeling alsook geen controle inzake de aard van de gebruikte producten en biociden. Van de werkzame stoffen duidt de studie koper aan als stof die een essentiële rol speelt in het kader van de bescherming van het hout (onder meer om schimmel te bestrijden), wat neerkomt op 70% van de hoeveelheid biocide-agentia die geen creosoot zijn. Teneinde het leefmilieu te beschermen stelt men in 2002 een dalend gebruik van de COV en een beperking van de producten die arsenicum bevatten vast. Bijgevolg stelt men ook een stijging van de behandelingskosten vast. Timmerhout dat binnenshuis wordt gebruikt, vormt 65% van het volume behandeld hout. Voor hetzelfde timmerhout wordt slechts 6% van de totale hoeveelheid geformuleerde producten (biociden) gebruikt. De DIY-branche (do it yourself) is weinig tot zelfs niet gereglementeerd. Er zijn totaal geen indicaties in de warenhuizen die doe-het-zelf-producten verkopen over de aard van de talrijke producten om hout te behandelen of over aangepaste toepassingen of voorzorgsmaatregelen die door de gebruiker zouden moeten worden genomen. Op de verpakking zou een duidelijke terminologie over de bestemming en de biocidewerking van de houtbehandelingsproducten moeten worden gebruikt: afwerking, bescherming. Er dient ook een verplichting voor de producenten / distributeurs / detailhandelaars te zijn zodat ze de efficiëntie kunnen bewijzen waarop de op de markt gebrachte producten zich beroepen. De studie is beschikbaar op de nieuwe website van het FOD VVVL – biociden.

Actie 15.01 – Biociden (type 18) – Marktstudie In 2006 wordt de studie gerechtigd "Marktstudie biociden type 18" uitgevoerd door het Onderzoeks- en informatiecentrum van de verbruikersorganisatie (Rob Renaerts, Joost Van den Cruyce) (OIVO).

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

18

Het doel van deze studie was het uitvoeren van een analyse en het opmaken van een stand van zaken van de Belgische markt met betrekking tot de biociden van type 18 (plaag – arthropoda). Dit werk werd uitgevoerd aan de hand van winkelbezoeken, interviews en een overzicht van de literatuur. Het eindresultaat is een gedetailleerde beschrijving van de Belgische markt en van het standpunt van de verschillende actoren over de situatie van 2006. De studie toont aan dat het gebruik van de biociden van het type 18 samenhangt met het seizoen en van jaar tot jaar schommelt. Er zijn ongeveer 100 verschillende insecticiden op de markt teruggevonden. In de studie wordt er ook op gewezen dat de consumenten weinig plaatsen hebben waar ze informatie over een duurzaam gebruik van insecticiden kunnen vinden. 60 tot 70% van biociden worden voor preventief gebruik gekocht en dan nog het vaakst door personen uit de lagere sociale klassen. Uit een analyse van de markt leerden we dat de producten voor professionele gebruikers bijna altijd gescheiden zijn van de producten die bestemd zijn voor het publiek, de meeste producten op de markt zijn producten voor huishoudelijk gebruik. Ze vormen 90% van het aantal verkochte producten en 80% van het aantal verkochte werkzame stoffen. De consument geeft de voorkeur aan spray’s en verstuivers. De markt van de biociden van het type 18 vertegenwoordigt 15 tot 20 miljoen € van het omzetcijfer en komt overeen met 5 miljoen verkochte verpakkingen. Deze studie bevindt zich op de nieuwe website van het FOD VVVL.

Actie 15.02 – Alternatieven voor het gebruik van biociden (type 18) De in 2009 geplande studie werd niet gerealiseerd. Deze actie hangt af van andere acties en maatregelen die moeten worden gerealiseerd of die momenteel worden gerealiseerd in het kader van het PRPB. Bovendien dient er op Europees niveau rekening te worden gehouden met de zoektocht naar alternatieven. De nieuwe verordening inzake biociden treedt op 1 september 2013 in werking en houdt het zoeken naar alternatieven in onder meer voor persisterende, toxische en bioaccumuleerbare stoffen (BPT, vBvP).

Actie 16.01 – Studie naar alternatieven voor methylbromide als biociden In 2005 is aan Ecolas een « studie betreffende de actoren, een actieplan en de organisatie van een werkvergadering over de geleidelijke verwijdering van methylbromide » toevertrouwd. Methylbromide is sinds 2006 verboden als biocide. Het werd in België sinds 2007 verboden als gbm voor het ontsmetten van de bodem. Het is enkel toegelaten voor GPS-behandelingen tot 18/03/10 op voorwaarde dat het gebruikte gas wordt teruggewonnen. Reeds sinds eind 2004 was het de bedoeling om duidelijk de rol te identificeren van de verschillende actoren bij de « phasing out » van methylbromide, om een actieplan voor te bereiden en om een bijeenkomst te organiseren. Deze bijeenkomst vond plaats in de eerste helft van 2005 en heeft geleid tot twee acties : de studie naar alternatieven voor het gebruik van methlylbromide en de opleiding van de erkende gebruikers om met deze alternatieven te werken. Wat de opleiding betreft, deze werd gerealiseerd in 2005-2006 (cfr Actie 19.01 – Bijkomende opleiding voor de speciaal erkende gebruikers voor biociden . Bij het zoeken naar alternatieven voor het gebruik van methylbromide werden twee pistes bestudeerd: 1. Het gebruik van sulfurylfluoride. 2. Warmtebehandeling.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

19

Tot slot werd de recycling van het gas bestudeerd. Namelijk het RAZEM (Recycling And Zero Emission Module) procedé werd ontwikkeld door de firma Desclean in samenwerking met het VITO. Dit procedé is bedoeld om de uitstoot van MeBr in het milieu bij OPS-behandelingen te verminderen door het isoleren van de containers in een hermetische cel en het recycleren van het gebruikte gas. Een panel van experts bestaande uit Jef Coosemans (Katolieke Universiteit Leuven), Walter Steurbaut (UGent), Donald Smith en Chris Bell (internationale experts voorgedragen door de Europese Commissie) werd aangesteld om het procedé te evalueren. De studie is beschikbaar op de website van de FOD VVVL.

Actie 17.01 – Biociden desinfecteermiddel in de voedingsindustrie – Marktstudie De studie "Markt betreffende de verbetering van de kennis op het vlak van desinfecterende middelen die in de voedingssector worden gebruikt" werd toevertrouwd aan Euro consultants en in 2007 gerealiseerd. Het begeleidingscomité was samengesteld uit: Scianema Valérie (FOD – DG V), Ruelle Philippe (FOD – DG V), Van Pamel Jean (FOD – DG V), Pascal Houbaert (FAVV), Vereecken Karen (FAVV), 2 mensen van Federatie Voedingsindustrie, 2 mensen van Detic. Voor het uitvoeren van deze markt heeft Euro Consultants een bezoek gebracht aan 10 bedrijven, geselecteerd in overleg met het begeleidingscomité. Aan die bedrijven werden vragen voorgelegd op basis van een checklist, onderverdeeld in vijf hoofdthema’s: milieu, materie, materiaal, methode, mankracht. De studie toont aan dat de bedrijven over het algemeen zonder voorbehoud afgaan op de aanbevelingen van hun leveranciers van biociden. Toch is er geen echte risicoanalyse uitgevoerd om de toepassing van de ontsmetting te valideren (tijd, temperatuur, concentratie). De efficiëntie van de ontsmetting wordt op zijn best gemeten via gerichte monsternemingen of via indirecte methodes (visueel, …). De problematiek van het spoelen zelf wordt in het merendeel van de gevallen niet bestudeerd. Bij wijze van perspectief stellen de auteurs van de studie voor om op twee manieren te werk te gaan:

Aanbevelingen aan de bedrijven door de Federatie Voedingsindustrie om de vragen waarop het HACCP-plan (Hazard Analysis and Critical Control Point) een antwoord te moeten kunnen geven, en de te verschaffen antwoorden) b.v. via een sensibiliseringsworkshop gevolgd door de verspreiding van informatiefiches.

In tweede instantie een vergadering beleggen met het FAVV om hen voor te stellen hun controlelijst voor deze specifieke problematiek op te stellen.

Actie 17.02 – Biociden desinfecteermiddel in de ziekenhuizen – Marktstudie De studie met als titel « Markt betreffende de verbetering van de kennis op het vlak van desinfecterende middelen (biociden en andere) die in de gezondheidszorginstellingen worden gebruikt » is toevertrouwd aan het CRIOC-OIVO, Carine Renard in 2009. Het OIVO heeft een enquête bij ziekenhuizen, rusthuizen en crèches verricht. Bedoeling was het gebruik van de verschillende soorten desinfecterende middelen in de verschillende soorten gezondheidszorgcentra te evalueren. Er is ook een enquête gelanceerd bij professionele schoonmaakbedrijven wat betreft de ontsmettingen die ze verrichten in ziekenhuizen, rusthuizen en crèches. De studie is voortgezet via interviews met producenten van desinfecterende middelen, met beleidsvoerders en met personen op het terrein teneinde een zicht op de situatie op de markt te verkrijgen. Naast enquêtes en interviews heeft het OIVO coördinatieorganen in de gezondheidszorgsector (ziekenfondsen, ziekenhuiskoepels enz.) en professionele schoonmaakbedrijven gecontacteerd teneinde bijkomende informatie over desinfecterende middelen te krijgen. Ongeveer 10% van de ziekenhuizen en rusthuizen in België en slechts 2,6% van de Vlaamse crèches hebben op de enquête geantwoord.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

20

In de studie heeft men over de volgende punten conclusies getrokken: verzoek om een gestandaardiseerde technische fiche voor de professionele gebruikers van biociden- desinfecteermiddelen (gebruik ziekenhuizen, crèches, rusthuizen - ROB/S) uitwerken; verzoek voor die instellingen wat betreft specifieke opleidingen over het gebruik van desinfecterende middelen – biociden voor de professionele gebruikers; een informatiecampagne over desinfecterende middelen alsook over het correcte gebruik ervan wordt aanbevolen en is gericht op de instellingen. Er wordt gewezen op het probleem om een onderscheid te maken tussen geneesmiddelen en biociden, tussen schoonmaakproducten en biociden. De informatie over de productetiketten is niet voldoende duidelijk of volledig. Het is vaak moeilijk om de bestemming van het product te vinden. Bijgevolg zou de informatie die zich op het etiket bevindt moeten worden genormaliseerd. De studie bevindt zich op de website van de FOD VVVL.

Actie 17.03 – Biociden desinfecteermiddel in de kinderopvang – Marktonderzoek Deze studie met als titel « Analyse van de biociden van het Type 2 en Type 4 – desinfecteermiddelen – die in de kinderopvang kunnen worden gebruikt » is gerealiseerd door Sophie Crevecoeur van ECOCONSO in 2011. Bedoeling van de studie is de kennis over de markt van de biociden te verbeteren teneinde in de toekomst relevante acties in het kader van het PRPB, onder meer voor de kinderen en gezinnen, te kunnen voeren. De studie is gericht op biocideproducten van het type 2, desinfecteermiddelen voor privégebruik en voor de openbare gezondheidszorg, en van het type 4, desinfecteermiddelen voor gebruik in de voedingssector, die toegestaan zijn voor ontsmetting in de kinderopvang. De analyse van de 495 biocideproducten van het type 2 en/of het type 4 die in 2011 toegelaten zijn, heeft het mogelijk gemaakt om het aantal desinfecteermiddelen die in de kinderopvang kunnen worden gebruikt te beperken tot 30 producten op basis van verschillende aanbevelingen. De biocideproducten werden getrieerd op basis van het risico voor de gezondheid en meer in het bijzonder ten aanzien van het kwetsbare doelpubliek die kinderen zijn. Aangezien kinderen alles in de mond steken, zou de voorkeur moeten worden gegeven aan het gebruik van producten van het type 4 (desinfecteermiddelen voor gebruik in de voedingssector) in plaats van aan PS2. Bijgevolg zou de voorkeur moeten worden gegeven aan een biodegradeerbaar ontsmettend product dat niet problematisch is voor de gezondheid van kinderen en het personeel en voor gebruik in de voedingssector. Uit milieuoogpunt dient het gebruik van deze producten zo weinig mogelijk impact te hebben op de lozing van water. Deze studie heeft aangetoond dat van de bestudeerde niet-geklasseerde biociden met een gebruik voor het grote publiek, de producten op basis van waterstofperoxide het minst impact op het milieu en de gezondheid hebben. Niet alleen de keuze van de producten is belangrijk, maar ook het gedrag dient te worden gewijzigd. Het gebruik van desinfecteermiddelen in de kinderopvang maakt ook deel uit van de algemene raadgevingen. Teneinde het risico op ongevallen en de impact op het milieu en de gezondheid te verkleinen, is het gebruik van één enkel desinfecteermiddel met een ruimer werkingsspectrum interessanter in de kinderopvang. Het aantal producten niet verhogen stelt ook in staat om mengsels en chemische cocktails alsook een verkeerd gebruik te voorkomen en daarnaast ook om de opslagruimte te beperken. Over het algemeen dient men steeds de gebruiksaanwijzing te lezen, de vereiste beschermingsmaatregelen toe te passen, de dosering te respecteren en de tijd na te leven die is vereist alvorens de lokalen opnieuw te gebruiken en tot slot dient men te zorgen voor een adequate ventilatie. Deze producten moeten in een gesloten lokaal dat ontoegankelijk voor kinderen is te worden opgeslagen. Het is van belang om de aanbevelingen van de voogdij-instellingen: ONE en K&G op te volgen. De studie is beschikbaar op de website van de FOD.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

21

Actie 17.04 – biociden en bestuivers De studie met als titel « ontwikkeling van een analysemethodologie voor de toelatingen voor het op de markt brengen van biocideproducten en de terbeschikkingstelling van expertise voor de opdrachten van de dienst biociden in het kader van de bescherming van bestuivers. » is door Nature & Progrès in 2012 gerealiseerd. In het kader van deze studie werd met de specificiteit « bescherming van bestuivers» enkele toelatingsdossiers van biocideproducten die reeds toegelaten zijn, geanalyseerd bij de producten met een risicozin R 57 « toxisch voor bijen » en / of die werkzame stoffen bevatten die als risicovol voor bijen en verstuivers worden geïdentificeerd. Welke risico’s hebben de onderzochte biociden voor bijen? Deze risico’s houden in de eerste plaats verband met de hoeveelheid in België gebruikte producten. Wat betreft de hoeveelheid werkzame stoffen die op de markt worden gebracht, is het biocidegebruik van fipronil en imidaclopride globaal genomen nog steeds marginaal in België, toch op zijn minst in vergelijking met het fytosanitair gebruik van deze moleculen. Gelet op de extreme toxiciteit van fipronil en imidaclopride en omdat beide stoffen lang aanwezig blijven in het milieu, dient het gebruik van deze twee moleculen nauwgezet te worden opgevolgd, aangezien de markt natuurlijk ook kan evolueren. Wat betreft de pyrethroïden, is de situatie anders: er wordt een groter biocidegebruik van cypermethrine dan een fytosanitair gebruik vastgesteld; wat betreft deltamethrine is er daarentegen een groter fytosanitair gebruik dan een biocidegebruik. Vervolgens speelt de manier van blootstelling van de bij een rol. De meest waarschijnlijke blootstellingswijze lijkt ons de besmetting met regenwater door geëmulgeerde of oplosbare producten; dat heeft betrekking op de producten die op grote schaal worden gebruikt, behandeling van hout, behandeling van lokalen tegen vliegen enz. Maar een algemene besmetting van het milieu is niet te verwaarlozen als men rekening houdt met de eigenschappen van stoffen zoals fipronil en imidaclopride. Deze blootstellingswijzen beperken is belangrijk net zoals het sensibiliseren van het publiek. De gebruiker moet er zich bewust van zijn dat het gebruik van een biocide nooit onschuldig is, een bewustwording die zowel via de etikettering van producten als via het gebruik van informatiemedia moet worden ontwikkeld. We bevelen aan om begeleidende regels voor de levering van de toelatingen vast te stellen; om de informatie over de gebruiksvoorwaarden te ontwikkelen, om het publiek ruim op de hoogte te brengen van de mogelijke alternatieven voor het gebruik van biocideproducten, om toe te zien op een nauwgezette etikettering van de producten door onder meer de verplichte vermeldingen aan te vullen (risicozinnen, pictogrammen enz.) met vermeldingen die de aandacht van het publiek vestigen op de risico’s van de producten voor de nuttige insecten, en onder meer de bij, alsook op het bestaan van alternatieven en van middelen om zich hierover te informeren. De studie is beschikbaar op de website van de FOD VVVL.

Actie 18.01 – Gebruiksvriendelijkheid Fytoweb Fytoweb is een website onder de verantwoordelijkheid van de dienst Pesticiden en Meststoffen. In 2006 en 2007 zijn er talrijke informele contacten met de gebruikers en verschillende ad hoc - vergaderingen geweest. Dit leverde de volgende conclusies op:

Sommige gegevens die werden gevraagd (uitverkoop- en opgebruiktermijnen, een lijst van de ingetrokken erkenningen) staan al op Fytoweb.

Andere vragen waren zinloos zoals bv. het vermelden van een einddatum. Het kan immers gaan om middelen waarvoor een verlenging of vernieuwing aangevraagd werd. De huidige einddatum zal in deze gevallen, na advies van het Erkenningscomité, gewoon aangepast worden.

Voor de grootste deel van de gevraagde verbeteringen (een apart onderdeel voor amateurgebruikers…) zijn in het huidige Fytoweb gewoon onmogelijk omdat de gegevens niet beschikbaar zijn in een Dbase. Er zal natuurlijk met de aanbevelingen rekening gehouden worden zou gauw het nieuwe informaticasysteem dat ontwikkeld wordt voor de dienst Pesticiden en Meststoffen gelanceerd wordt. Dit project kreeg de naam PANAMA. Binnen dit

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

22

project is ook de vernieuwing van de website Fytoweb opgenomen. De PANAMA-website zal de functionaliteiten van de huidige website overnemen, aangevuld met een aantal nieuwe. Fytoweb blijft in zijn huidige vorm bestaan tot de oplevering van PANAMA.

Actie 18.02 – Sensibilisering voor alternatieven voor biociden In 2006, werden het Réseau éco-consommation en diens partner Netwerk Bewust Verbruiken belast met het uitwerken van aanbevelingen met het oog op de sensibiliseringscampagnes ter vermindering van de risico’s verbonden aan het gebruik van biociden door gezinnen. De partners voor deze studie waren: B. L'hoest (Pesticide Action Network - Belgium); E. Borgo (BBLV); F. Boutry (IEW); B. Decupere (Pesticide Action Network - Belgium); C. Deschamps (Test-Aankoop); M. Fischers (Nature & Progrès); G. Edurne (REC); F. Jadoul (Espace Environnement); R. Renaerts (OIVO); Ph. Ruelle (FOD – DG V); Th. Snoy (REC - Réseau Eco-consommation); P. Thoelen (VIBE - Vlaams Instituut Bio-Ecologisch bouwen en wonen); G. Tijskens (Velt - Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze); V. Van Bol (FOD - PRPB); J. Van Der Cruysse (OIVO); T. Van Engeland (Netwerk Bewust Verbruiken) en V. Vogels (REC). De studie is beperkt tot producten van het type 8, 14 en 18. In de studie wordt gewezen op het ongedierte dat het meest wordt geciteerd in de vragen aan de NGO’s : kakkerlakken, vlooien, luizen voor de ene, mieren, ratten en muizen voor de andere. Eén van de conclusies wijst op de noodzaak van een studie om in kaart te brengen welk ongedierte het meest wordt geciteerd. Er wordt ook gewezen op de noodzaak om de verkoopcijfers te kennen, het gedrag van de consumenten in kaart te brengen en hun motivatie te kennen. Er wordt een voorstel tot hiërarchie wat de boodschappen betreft geformuleerd: eerst preventie en vervolgens remediëring. Het doelpubliek waarop men zich moet richten : in de eerste plaats het grote publiek. Tussentijds doelpubliek zoals timmermannen, verkopers, schoolverantwoordelijken, crèches, huurders van sociale woningen, vierde wereld, vrouwenbewegingen en leden van socio-culturele organisaties. In de studie worden pistes gegeven voor alternatieven voor biociden, huismiddeltjes, mechanische oplossingen, chemische oplossingen zonder biociden; voor chemische oplossingen, dient men de aandacht erop te vestigen dat men aandacht moet besteden aan het etiket, men zich dient te informeren over de verschillende soorten voorgestelde oplossingen, men beoordelingen dient te verschaffen die vereist zijn om een evenwicht te kunnen maken tussen de risico’s die gepaard gaan met milieubederf en deze die gepaard gaan met het gebruik van remediëringsoplossingen, men exclusiecriteria dient voor te stellen, men dient rekening te houden met de manier van verpakken en de manier waarop de producten worden gebruikt. Uit deze studie is gebleken dat er voorrang moet worden verleend aan twee boodschappen: ten eerste: ga preventief te werk, dit om overlast te vermijden en ten tweede: maak een betere keuze en een beter gebruik van biociden door een beroep te doen op het voorzorgsprincipe. Daarnaast werden er ook technische aanbevelingen geformuleerd (fasen, doelpubliek, partners, tools, succesindicatoren) voor de sensibiliseringscampagnes. De studie werd afgerond met een analyse van de succesfactoren en de te voorziene obstakels.

Actie 18.03 – Seminarie bij het afsluiten van de werkzaamheden van de thematische groepen – zomer 2006 Seminarie : 30/08/2006 ; CODA (Tervuren) In 2006 zijn 14 wekgroepen bijeengekomen om concrete voorstellen uit te werken die het mogelijk moeten maken om, conform het besluit, de risico’s verbonden aan het gebruik van gbm en biociden te verminderen (cfr Actie 26.01 – Thematische groepen 2006). Dit seminarie was bedoeld om het PRPB voor te stellen en ook de resultaten van de reeds afgeronde studies, om de resultaten van de werkzaamheden van de werkgroepen te bundelen en om de Belgische inspanningen te situeren binnen de context van de toekomstige Europese thematische strategie. De presentaties die tijdens dit seminarie werden gegeven en een overzicht van de workshops die werden georganiseerd werden opgenomen in een samenvattend rapport dat aan de deelnemers werd overhandigd.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

23

Actie 18.04 – Website van het PRPB In 2006 werd gestart met een ruw ontwerp van een website voor het PRPB (www.prpb.be). Deze werd volledig vernieuwd in november 2008. Van één pagina werd overgegaan naar 5 pagina’s, waarop de informatie op een degelijke manier is gestructureerd en makkelijk toegankelijk is. De bezoeker kan kennis maken over de verschilden pagina's en allen studieverslagen downloaden besteld door het PRPB evenals de brochures "Lees het etiket", "Ongewenste gasten in je huis of tuin?, "Slakkenkorrels: niet zonder risico!". De bezoeker kan ook een FAQ rubriek nakijken die is gewijd aan de vragen die worden gesteld door de niet-professionele gebruikers van ppp. De webpagina's van het PRPB zijn in het Frans, Nederlands, Duits en Engels beschikbaar. Die worden regelmatig geüpdatet.

Actie 18.05 – Voorstelling van het PRPB Het PRPB wordt regelmatig geconfronteerd met vragen om informatie vanwege verschillende organisaties. In die optiek werden de leden van het PRPB gevraagd om bepaalde teksten op te stellen, te herlezen en/of aan te passen: Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling, Kankerplan, website www.Belgium.be , Belgopocket, Federale Plannen inzake Duurzame Ontwikkeling (onderdeel Voeding), Programma BELSPO « Creëren van een instrument voor het evalueren van de acties rond duurzame ontwikkeling », Evaluatie van het NEHAP(National Environmental Health Action Plan), Noordzee kunstwateren kwaliteit, Federale rapportage met betrekking tot leefmilieu. Optimaliseren van humane biomerkers voor prioriaire hormoon verstorende bestrijdingsmiddelen in Vlaanderen (VITO), … Anderzijds wordt er regelmatig gevraagd om een algemene voorstelling van het PRPB, of worden vragen gesteld in verband met een specifiek aspect van het PRPB door verschillende instellingen of organisaties: Commissie Volksgezondheid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers (dec. 2007en maart 2010); Europees wetenschappelijk netwerk ENDURE (nov. 2008); Comité voor de toelating van Biociden, Observatoire des Résidus de Pesticides, Frankrijk (maart 2009); Séminaire agriculture durable et pesticides, Frankrijk (nov. 2008) ; Ecophyto 2018 – Comité d'experts, Frankrijk (nov. 2012).

Actie 18.06 – Demo duurzame onkruidverdelging Het PRPB maakt deel uit van het begeleidingscomité van het vulgarisatieproject "Technieken voor een duurzamere en efficiëntere onkruidbestrijding in de suikerbieten-, witloof- en cichoreiteelt" (technieken …) die worden gefinancierd door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij. De realisatie van dit project, dat van start ging op 1 januari 2007, is mogelijk dankzij de samenwerking tussen de Nationale Proeftuin voor Witloof, het Koninklijk Belgisch Instituut tot Verbetering van de Biet en het Instituut voor Landbouw- en Visserij Onderzoek (Eenheid Technologie & Voeding, Onderzoeksdomein Agrotechniek). Via demonstraties en infoavonden brengen de voorlichters de recentste ontwikkelingen over beschermingsmiddelenkeuze, spuittechniek en reglementering over aan de producenten ten einde een duurzame teeltwijze en bedrijfsvoering te garanderen. Meer informatie op de website van de Vlaamse overheid

12.

Actie 18.07 – Workshop Risk Indicators Op 30 oktober 2008 heeft het PRPB een workshop georganiseerd om de resultaten voor te stellen van twee studies in verband met de risico-indicatoren voor gbm en biociden. Deze vond plaats in het Auditorium van het CODA te Tervuren. Wat gbm betreft, werden de resultaten van het onderzoek over de risico-indicatoren voor de jaren 1991, 1996 en 2001 voorgesteld. Deze resultaten tonen aan dat de risico’s die gepaard gaan met het gebruik van ppp over het geheel genomen sinds verschillende jaren doorgaans verkleinen. De resultaten wijzen er ook op dat de indicatoren over het algemeen enkel worden beïnvloed door enkele werkzame stoffen.

12

http://lv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=430

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

24

Wat de indicator biociden BIBEL betreft, het gaat om de indiening van een voorstel van methodologie. Ter informatie, 4 studies met als titel 1. « Impact indicators for biocides : Analysis of sensitivity and quantification of uncertainty » verwezenlijkt door M. Elskens (VUB) in 2005 ; 2. “Calcul et developpement d’indicateurs biocides/ Berekening en ontwikkeling van indicatoren voor biociden / Calculus and development of biocides indicators” (UGent-VUB, W. Steurbaut en M. Elskens), 2008 ; 3. “Development of BiBel-indicator for PT8-biocides” (W. Steurbaut,UGent) 2008 ; 4. “Algorithm development + first results for PT-18 biocides” (Sara Claeys, Walter steurbaut UGent) 2007 hebben als basis gediend voor de studie die zal trachten de risico-indicator BIBEL te onderzoeken. In de studie die is voorgesteld in de workshop wordt een berekeningspiste voor de geanalyseerde indicator BIBEL voorgesteld en dit voor het producttype 18. Er moest via een Excel-tabel die aan de deelnemers van de workshop is voorgesteld een test worden verricht, wat niet is gebeurd. Het ontwerp van indicator BIBEL zoals voorgesteld is niet functioneel.

Actie 19.01 – Bijkomende opleiding voor de speciaal erkende gebruikers voor biociden Conform het memorandum met betrekking tot MeBr (Methyl Bromide), werden cursussen georganiseerd over de te nemen voorzorgen bij begassing. De deelnemers kregen een aanpassing van hun vergunning als speciaal erkend gebruiker. Deze opleiding werden georganiseerd (onder de coördinatie van het Instituut voor Permanente Vorming van de UGent) in Vlaanderen in 2005-2006 in toepassing van het protocol ondertekend tussen het kabinet Tobback en de belangrijkste privé protagonisten uit de begassingssector.

Actie 19.02 – Brochure “Ongewenste gasten in je huis of tuin ?” De gids werd uitgewerkt in samenwerking met tal van Belgische experts en rekening houdend met de gevoeligheden van de stakeholders die in november en december 2006 werden geraadpleegd. Er werd ook rekening gehouden met de resultaten van de studie van het OIVO (Actie 18.02 – Sensibilisering voor alternatieven voor biociden). De tekst werd vervolgens herwerkt door de communicatieverantwoordelijken van de Ministeriële kabinetten van Volksgezondheid en Leefmilieu. De afdruk van de brochure "Ongewenste gasten in je huis of tuin ?" heeft plaatsgevonden in april 2007, met opneming van 370.000 exemplaren van het tijdschrift Test-Achat / Test-Aankoop. Van 2008 tot 2013, 95.000 exemplaren van de brochure werden aan het publiek verdeeld. De verdeling werd door drie kanalen verspreid: - 16 % via de stand van de FOD tijdens publieksevenementen (cfr Actie 19.05 Verspreiding van de

boodschappen van het PRPB) ; - 25 % via de gemeenten tijdens de "Week zonder pesticiden" georganiseerd door Natagora, in

Wallonië ; - 59 % via specifieke aanvragen die zijn gericht aan de FOD. Teneinde aan de eis te voldoen, de brochure werd terug afgedrukt in driemaal : 40.000 exemplaren FR in 2009, 12.000 exemplaren FR in 2011 en 3.500 exemplaren FR in 2013. In totaal, er zijn 496.000 exemplaren die werden verdeeld. De brochure

13 is beschikbaar op de website van het PRPB.

De actualisatie van de brochure is voorzien in het FRPP 2013-2017.

Actie 19.03 – Communicatiestrategie De bepaling van de communicatiestrategie van het PRPB was gebaseerd op een studie getiteld « Communicatieplan » besteld bij het OIVO in 2007 door Joost Van Der Cruysse en Rob Renaerts. Het Begeleidingscomité was samengesteld uit: Bernard Decock (FWA); Frédéric Boutry (IEW); Joëlle Smeets (FOD - DG V); Philippe Ruelle (FOD - DG V); Paulette Halleux (Detic); Vincent Van Bol (FOD - PRPB); Frédéric Warzee (Fedichem); Karolien Cools (Boerenbond); Jérome Cogniaux (Phytofar); Georgette Detiège (Phytofar) en Jona De Leye (FOD - DG IV).

13

http://www.health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/PRPB/Publicawarenesscampaign/index

.htm

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

25

Dank zij deze studie konden alle communicatieacties rond gbm en biociden die in de loop van de laatste 20 jaar in België werden gevoerd in kaart worden gebracht (169 acties werden opgenomen in een databank die samen met het studierapport aan het PRPB werd overhandigd). In deze studie werden ook de adviezen gebundeld van verschillende betrokken partijen over de manier waarop het PRPB zou moeten communiceren. De studie werd afgerond met een lijst van voorstellen voor communicatieacties. Vervolgens werd de communicatiestrategie van het PRPB uitgewerkt bij de FOD. De communicatie van het PRPB is over het algemeen gericht op het aanmoedigen van een zo duurzaam mogelijke bescherming van de productie- en consumptiegoederen. Onder productiegoederen (inclusief diensten) en consumptiegoederen, bedoelen wij hier een grote waaier aan goederen, gaande van een eenvoudig plantaardig product tot de openbare of private groene ruimte. Het gaat erom het doelpubliek aan te sporen om na te denken op lange termijn en zo op een meer verantwoorde manier om te gaan met bestrijdings- en beschermingsmiddelen en het eventuele gebruik van gbm en biociden De volgende sleutels voor succes werden geïdentificeerd: 1) Afstappen van het simplistische concept van wat "goed" of "slecht" is. 2) Weten welke de belangrijkste gevolgen zijn van de gemaakte keuzes, zowel voor wat betreft de

aankoop van de producten als de productie ervan. 3) Weten welke de alternatieven zijn voor gbm en biociden of voor de met deze producten

behandelde consumptiegoederen en, indien men deze producten toch moet gebruiken, weten welke de optimale gebruiksvoorschriften zijn. In onze communicatie zal steeds worden gewezen op de alternatieven, indien deze voor handen zijn en efficiënt blijken te zijn.

De Communicatiestrategie werd goedgekeurd door de kabinetten en door de Adviesraad van het PRPB in 2008 en is sindsdien de richtlijn voor alle communicatieacties (cfr onder meer Actie 26.05 – Jaarlijkse communicatieplannen).

Actie 19.04 – Campagne « Lees het etiket ! » Een van acties die wordt voorgesteld in het communicatieplan voor 2009 (cfr Actie 26.05 – Jaarlijkse communicatieplannen) is deze rond het lezen van het etiket. Deze actie werd voorbereid door een werkgroep bestaande uit: A. Lejeune (FOD - PRPB); L. Duquène (FOD - DG4); H. Vandenberghe (FOD - DG V); J. Cogniaux (Phytofar); F. Warzee (Detic); C. Renard (OIVO); A. Verhaeghe (FEDIS) en R. Gotfryd (Hubo). De werkgroep is driemaal bijeengekomen in 2009. Een folder, een website (http://www.leeshetetiket.be), een aankondiging voor een tijdschrift voor professionelen uit de distributiesector en een affiche werden uitgewerkt. De campagne werd gelanceerd in juni 2009, via de pers. De folders worden hoofdzakelijk verspreid tijdens publieksevenementen en het affiche wordt aangeplakt in de stand van de FOD tijdens deze evenementen. De distributiesector heeft ons zijn medewerking verzekerd bij het verspreiden van deze campagne. De distributeurs zullen kunnen gebruik maken van het logo en de boodschappen van de campagne in hun eigen communicatie naar hun klanten. Wegens een geleidelijke wijziging van de pictogrammen betreffende de gevarenklassen, zal deze brochure worden herzien.

Actie 19.05 – Verspreiding van de boodschappen van het PRPB De boodschappen van het PRPB, die gebaseerd zijn op de communicatiestrategie (Actie 19.03 – Communicatiestrategie) werden via verschillende kanalen verspreid. Via de pers :

In 2007 is er een informatiecampagne over het rationele gebruik van gbm, met als ondersteuning de brochure "Ongewenste gasten in je huis of tuin?", in de tijdschriften (FR + NL); Goed Gevoel (NL); Ma Santé (FR); Femmes/Libelle (FR + NL); De Bond (NL) georganiseerd.

In 2012 heeft de FOD een waakzaamheids- en preventiecommuniqué gelanceerd dat bestemd was voor professionelen die gbm gebruiken en die ouders zijn van jonge kinderen. Dit communiqué heeft in 2012 aanleiding gegeven tot verschillende persartikels en tot verschillende televisie- en radioboodschappen.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

26

Via Internet :

De website van het PRPB (cfr Actie 18.04).

De website Fytoweb (http://www.fytoweb.fgov.be) die voornamelijk gewijd is aan het op de markt brengen van gbm.

Op andere website wordt verwezen naar berichten van het PRPB zoals bv. de brochure "Ongewenste gasten in je huis of tuin?" alsook zoals de adreslijst hieronder illustreert.

FR websites www.cile.be/imports/missions/astuces prati ues.pdf www.belgium.be ome Publications www.rixensart.be/index.../2 8-biocides-et-pesticides-pas-sans-ris ues http://www.ikgeeflevenaanmijnplaneet.be/fr/biodiversite/publications_66.aspx http://www.one.be/index.php?id=details-actualites-one&tx_ttnews%5BbackPid%5D=758&tx_ttnews%5Btt_news%5D=469&cHash=4d8bdceb41a429aa728b435c366a50b0 www.crphyto.be/pdf/3mars2009_prpb-v-vanbol.pdf http://www.mecatronics.be/aeb/Activites/sans_pesticides2008.html www.iewonline.be/spip.php?article 75 http://blog.sante-habitat.be/Pesticides-Attention-aux-enfants.html http://www.ath.be/default.asp?V_DOC_ID=6354 NL websites http://health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/PRPB/Publicawarenesscampaign/15524543_NL?ie2Term=public&ie2section=9128 http://www.vlaamsbrabant.be/info/zoeken.jsp?q=brochure+minder http://www.ravels.be/nieuwsdetail.aspx?id=602 http://inwoner.koksijde.be/product/966/vermijd-pesticiden http://www.herent.be/content/downloads/record.php?ID=890

Via ontmoetingen met de burger:

De PRPB-brochures (Lees het etiket, Ongewenste gasten in je huis of tuin !) worden rechtstreeks aan de bezoekers van de stand uitgedeeld die de FOD-DG Milieu regelmatig tijdens de volgende evenementen organiseert:

Jaar Manifestaties Plaatsen Maand

2008

Irisfeest Brussel mei

Événement à pied, à cheval, à vélo Liège mei

Het Groot Milieufeest Brussel juni

Autoloze zondag. Landelijk Brussel Brussel september

Valériane Namur september

Planète Attitude november

2009 Salon des mandataires publics (WEX) Marche en Famenne februari

Salon Tendances Maison (Charleroi Expo) Charleroi februari

Tuinbeurs Edingen april

Mano Mundo De Scorre-Boom mei

Autoloze Liège mei

De Maat Mol september

Landelijk Brussel Brussel september

Antwerpen de Wapper Antwerpen september

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

27

Jaar Manifestaties Plaatsen Maand

2010

Ecopop februari

Batibouw Brussel februari-maart

Tuinbeurs Edingen april

Bourgoyen Gent mei

Jardinature (Parc de l'Abbaye) Maredsous mei

Fête de l'Environnement de l'IBGE Brussel juni

Bijenfeest (Museum voor Natuurwenschappen Brussel juni

De Maat Mol september

Landelijk Brussel Brussel september

Countryside (Flanders Expo) Gent oktober

2011

Batibouw Brussel februari

Tuinbeurs Edingen april

Valériane Namur september

Prominant Geel septembre

Landelijk Brussel Brussel septembre

Countryside (Flanders Expo) Gent oktober

Hout & Groen Wonen Antwerpen november

2012

Batibouw Brussel maart

Valériane Brussel april

Fête de l'Environnement de l'IBGE Brussel juni

Valériane Namen september

Landelijk Brussel Brussel september

Countryside (Flanders Expo) Gent november

Hout en Groen Wonen Antwerpen november

2013

Tuinbeurs Edingen april

Valériane Brussel april

Fête de l'Environnement de l'IBGE Brussel juni

Couleur Café Brussel juni

Fête nationale Brussel juli

Prominant Geel september

Valériane (Namur Expo) Namur september

Landelijk Brussel Brussel september

Countryside (Flanders Expo) Gent november

De stakeholders van het PRPB, onder meer de leden van het Adviesraad, verspreiden ook de boodschappen van het PRPB. - Natagora, leden van IEW, verspreidt de brochures “Ongewenste gasten in uw huis of tuin?”

op grote schaal in het kader van de "Week zonder pesticiden" die ze organiseert. - Belgaqua en BRICO verspreiden onze brochures in de stands die ze houden in het

BATIBOUW-salon. - BRICO heeft van 2008 tot 2011 een bericht in de brochure “Ongewenste gasten in uw huis of

tuin?” in hun catalogus onder de rubriek "Tuinieren" geplaatst. Via sponsoring: Het PRPB heeft ook een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de RTBF-programma "Jardins & Loisirs" waar verschillende berichten van het PRPB in de loop van het jaar 2009 werden verspreid: voorstelling van alternatieven, goede gebruikspraktijken voor gbm, voorstelling van de brochure van het PRPB, enz.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

28

Actie 19.06 – Verbetering van de beschermingsuitrustingen voor de gebruikers Dit actieproject is in de actualisaties van het PRPB opgenomen.

Het komt er vooral op aan om het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen door gebruikers van biociden en gbm via sensibiliserings- en communicatiecampagnes te stimuleren.

Deze specifieke actie is uiteindelijk niet gerealiseerd, andere acties beantwoorden aan deze doelstelling zoals de actie die betrekking heeft op « Lees het etiket ».

Actie 20.01 – Vertrouwelijkheid van de verkoopgegevens van de gbm De actie is bedoeld om de obstakels op te heffen die de verspreiding van de verkoopgegevens van gbm en biociden in de weg staan. Het is echter gebleken dat er juridische conflicten blijven bestaan tussen toegang tot de informatie en vertrouwelijkheid van de gegevens. Er werd dan ook onderhandeld over een eerste overeenkomst met de vertegenwoordigers van de pesticide-industrie in mei 2006. In deze overeenkomst wordt beslist tot een gedetailleerde, maar met ten minste één jaar uitgestelde publicatie van de verkoopgegevens voor de werkzame stoffen die niet duidelijk kunnen worden gelinkt aan een of ander fabriek- of handelsmerk. Er werd een complex mechanisme uitgewerkt om deze anonimiteit te garanderen. Dit akkoord is echter in de praktijk onuitvoerbaar gebleken wegen de moeilijkheid om voor elke werkzame stof de link te leggen met de firma’s. In september 2008 werd door Test-Aankoop en IEW een klacht ingediend wegens het niet publiceren van de verkoopgegevens van gbm en biociden bij de federale beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie. Op 9 maart 2009 heeft deze Federale Commissie uitspraak gedaan en geoordeeld dat de door IEW gevraagde informatie in verband met de gbm openbaar diende te worden gemaakt. Phytofar heeft in juni 2009 beroep aangetekend tegen deze beslissing en heeft in 2013 afstand gedaan van het door haar ingestelde beroep. De andere inkomsten zijn gewijd aan de activiteiten inzake controle van de aanvragen voor het op de markt brengen van gbm. Wat betreft de biociden wordt de hoeveelheid werkzame stoffen in het jaarverslag van de markt van de biocides

14 dat is opgesteld in 2010 en 2011 vermeld en is er hierin ook algemene informatie over de

zowel kwantitatieve als kwalitatieve biociden opgenomen. Deze verslagen zijn beschikbaar op de website van de FOD VVVL.

Actie 20.02 – Transparantie van de verkoopgegevens voor gbm in Europa België heeft ook gevraagd aan de Commissie en aan Eurostat om hun standpunt kenbaar te maken over de toegang tot de informatie in verband met de verkoopgegevens in de verschillende lidstaten van de EU. De commissie heeft duidelijk te kennen gegeven dat deze kwestie louter behoort tot de bevoegdheid van elke Lidstaat.

Actie 20.03 – Publiek verslagen van de Erkennings- (gbm) en Vergunningscomités (biociden) Voor wat de beschermingsmiddelen betreft:

Handleidingen en procedures die bedrijven dienen te volgen bij het indienen van dossiers zijn beschikbaar op de site.

De beheerder van de site wordt duidelijk vermeld en aan deze persoon kunnen vragen gesteld worden via mail.

14

http://www.health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/Biocids/index.htm

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

29

Alle vragen en antwoorden die in de loop van het jaar geregistreerd worden, zijn samengebracht in een register dat ten minste één jaar bewaard wordt.

Nog te doen: o De agenda’s van de vergaderingen van de Erkenningscomité’s (d.w.z. de niet-

vertrouwelijke punten, de bespreking van nog niet erkende of toegelaten producten is immers vertrouwelijk) zullen op de site bekendgemaakt worden voordat de vergaderingen plaatsvinden (opdat een stakeholder zou kunnen vragen om er gehoord te worden).

o De verslagen van deze vergaderingen zullen (nadat ze op de volgende vergadering zijn goedgekeurd) op de website geraadpleegd kunnen worden. Alle vertrouwelijke gegevens (o.a. namen) zullen uit de verslagen geschrapt worden.

De agenda’s en de notulen van het Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik worden momenteel niet op de website gepubliceerd, aangezien het gaat om technische documenten die moeilijk te begrijpen zijn door het publiek en die vertrouwelijke informatie bevatten. Deze documenten zouden moeten worden herwerkt teneinde ze voor iedereen begrijpelijk te maken en de vertrouwelijke gegevens zouden eruit moeten worden gezuiverd om geen schade te berokkenen aan de firma’s die een toelating vragen. Voor deze wijziging van de documenten is een grote werklast vereist die bij gebrek aan personeel niet kan worden verricht. De verslagen zijn evenwel op verzoek beschikbaar. Wat betreft de biociden, zelfde principe als voor de ppp, vormt de verwijdering van de vertrouwelijke gegevens die vermeld staan in de verslagen van het CAB een hindernis voor een actieve publicatie hiervan. Er is momenteel sprake van een personeelstekort om de schrapping van de vertrouwelijke gegevens door te voeren. Bovendien stelt het jaarforum van de biociden in staat om een samenvatting van alle door het CAB gerealiseerde acties te verspreiden en hierover met de stakeholders te discussiëren.

Actie 20.04 – Verplichting tot het voeren van een actieve publiciteit Het PRPB komt zijn verplichtingen op dit vlak na door een systematische verspreiding van de onderzoeks- of studierapporten onder de leden van de Adviesraad. Deze rapporten gaan bovendien vergezeld van tweetalige samenvattingen en worden bekend gemaakt op de website van het PRPB (www.prpb.be). Tot slot werden reeds tot twee maal toe seminaries georganiseerd (cfr Actie 18.03 – Seminarie bij het afsluiten van de werkzaamheden van de thematische groepen – zomer 2006 en Actie 18.07 – Workshop Risk Indicators om de door het PRPB gebundelde informatie te verspreiden onder de organisaties en personen die betrokken zijn bij de problematiek van het PRPB. Er dient nog te worden vermeld dat de resultaten van het onderzoek dat door het Fonds voor grondstoffen en Producten is gefinancierd in kaart zijn gebracht " Van Maele-Fabry G. (2004) Exposition à des pesticides à usage agricole et cancers: revue systématique des études épidémiologiques concernant le cancer de la prostate et les cancers lymphohématopoiétiques, Rapport d’activités, Projet n° 95/15(164)-contrat n° 02/19(516), CSH-HGR n° 8949." Dit onderzoek heeft aanleiding gegeven tot een publicatie in het wetenschappelijk tijdschrift “Environnement International” waarvoor we de toelating hebben gekregen om deze publicatie gratis op onze website van de FOD

15, www.prpb.be ter beschikking te stellen. Deze resultaten werden

vergezeld van een perscommuniqué en een communiqué dat bestemd was voor ongeveer 600 personen en/of verenigingen die actief zijn op het vlak van de bescherming van de gezondheid.

Actie 20.05 – Publieke raadpleging van de milieuprogramma's Deze raadpleging is vereist tijdens de uitwerking van een nieuw PRPB. De actualisaties die het PRPB in 2007, 2009 en 2011 heeft doorgevoerd, kunnen niet worden beschouwd als nieuwe programma’s en ontsnappen dus aan deze verplichting. Er is evenwel een raadpleging van de vertegenwoordigers van de stakeholders die betrokken zijn bij de problematiek van het PRPB georganiseerd via de Adviesraad van het PRPB. Bovendien werden de actualisaties voor advies voorgelegd aan de volgende vier federale raden: de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Hoge

15

http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@prpb/documents/ie2form/19079998.pdf

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

30

Gezondheidsraad, de centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Raad voor het Verbruik. Voor de actualisaties van 2009 werden bovendien het Comité voor advies inzake biociden en het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik geconsulteerd. Het voorontwerp van het Federale Programma voor de Reductie van Pesticiden (FRPP) voor de periode 2013-2017 is daarentegen wel degelijk ter consultatie aan het publiek volgens de wet voorgelegd. Deze raadpleging is georganiseerd van 16 augustus tot 15 oktober 2012. In het totaal hebben 40 personen geantwoord op de raadpleging, waaronder 20 personen individueel hebben deelgenomen en 20 personen als vertegenwoordiger van een instelling/vereniging/NGO/enz. In het totaal werden er ongeveer 200 opmerkingen geformuleerd, waarvan drie vierde relevant waren, die echt geholpen hebben om het voorontwerp te verbeteren. Het gedetailleerde verslag

16 van deze

publieke raadpleging bevindt zich op de website www.prpb.be en er is een afsluitende verklaring in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

Actie 20.06 – Verkoopgegevens biociden Een klacht wegens het niet publiceren van informatie over de hoeveelheden werkzame biocidestoffen die op de Belgische markt werden gebracht gedurende de laatste jaren werd in oktober 2008 ingediend bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie door Test-Aankoop. Op 16 februari 2009 heeft deze Commissie geoordeeld dat het beroep tegen de weigering niet gegrond is, daar dergelijke informatie zoals beschreven door Test-Aankoop in zijn verzoek en betreffende de werkzame biocidestoffen niet in het bezit is van de overheid en ook enige verwerking vereist en de wet van 5 augustus 2006 geen enkelen verplichting inhoudt om deze informatie te verwerken tot nieuwe informatie. Sinds 2011 publiceert de dienst biociden van de FOD VVVL een verslag waarin de markt van de biociden van het voorgaande jaar en op basis van de gegevens waarover de FOD beschikt, wordt geanalyseerd. Er zijn reeds een verslag met gegevens van 2010 en een verslag betreffende de gegevens van 2011 gepubliceerd die toegankelijk zijn op de website van de FOD VVVL. In dit verslag, wordt naast algemene informatie over de biociden, onder meer het PRPB, de Europese en Belgische wetgeving, een analyse van de biocidegegevens verricht. De algemene hoeveelheid werkzame stoffen wordt vanaf het jaar 2007 vermeld. Er wordt een lijst met de biocideproducten die voor het betrokken jaar zijn toegelaten alsook een lijst met de biociden en een lijst met de werkzame stoffen per producttype gegeven. Er worden ook talrijke andere gegevens in grafieken verschaft, zoals het onderscheid tussen de niet-geklasseerde biociden, de biociden uit klasse A, de niet-geklasseerde biociden die bestemd zijn voor professionele gebruikers; de scores of gevarenpunten die worden toegekend aan elk biocideproduct (zie toelatingsakten) enz. Dit verslag is gerealiseerd op basis van de gegevens waarover de dienst biociden van de FOD beschikt en die zich bevinden in de gegevensbank GESTAUTOR. Er zal in 2013 een onderzoek om de opstelling van de jaarverslag te automatiseren, worden verricht.

Actie 21.01 – KB Retributies & Bijdragen (gbm) Op institutioneel vlak werd, in toepassing van de wet op de productnormen

17, een koninklijk besluit

gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 januari 200418

: dit besluit bepaalde dat er retributies moeten worden betaald voor elke nieuwe gbm-erkenningsaanvraag of voor het aanbrengen van bepaalde wijzigingen in bestaande akten, maar ook jaarlijkse bijdragen gebaseerd op de classificatie van het gewasbeschermingsmiddel (klassen A, B, niet geklasseerd). Voor sommige werkzame stoffen (atrazine, simazine, diuron, isoproturon) werd een bijkomende bijdrage in verhouding tot de hoeveelheid van het product dat op de markt werd gebracht (in kg of L) geëist. Dit koninklijk besluit werd achteraf verschillende keren gewijzigd. De wijziging van 10 mei 2006 (publicatie in het BS van

16

http://www.health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/PRPB/Publieke_raadpleging_FRPP/190

87481 17

21 december 1998 – Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en

consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid (B.S. 11.02.1999 - (1) err. 24.04.1999) (2) [Wet 27.07.2011].

18 Koninklijk besluit van 14 januari 2004 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het

Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

31

24/05/200619

) voert, in aansluiting op de invoering van de splitsing van de erkenningen voor gbm voor professioneel gebruik en voor amateurs, (cfr Actie 05.02 – Opsplitsing van de erkenningen voor gbm), een systeem van gedifferentieerde jaarlijkse bijdragen in voor professionele en niet-professionele producten. Dit systeem is gebaseerd op de verkochte hoeveelheden van het product en het gevaar ervan, met een minimumbijdrage per jaar per product en een maximumbedrag afhankelijk van de marktprijzen. Zo is het bedrag van de jaarlijkse bijdrage voor een product gelijk aan b = x.p, waarbij b staat voor het bedrag van de bijdrage, x voor de hoeveelheid van het product die in het voorafgaand jaar werd verkocht, uitgedrukt in kg of L en p voor het aantal punten berekend op basis van de R-zinnen in de erkenningsakte. Een punt stemt overeen met 0,0 5 €/kg of L voor de genotificeerde gbm voor professioneel gebruik en met 0, €/ kg of L voor de genotificeerde gbm voor amateurgebruik. Verder is b = 300 euro wanneer x.p < 300 voor de producten bestemd voor professioneel gebruik en is b = 600 euro wanneer x.p < 600 voor de producten bestemd voor amateurgebruik. De inkomsten voortvloeiend uit dit koninklijk besluit maken het mogelijk het PRPB te financieren, (onder meer) op structurele wijze. De overige opbrengsten worden gebruikt om aanvragen voor het op de markt van brengen van gbm te controleren. Het KB van 13 november 2011

20, dat het KB van 30 januari 2004 opheft, neemt dit systeem over door

evenwel de waarde van het bijdragepunt voor de ppp voor amateurgebruik aan te passen tot 0, €/kg of L.

Actie 21.02 – Herziening van de punten die aan elke risicozin worden toegekend Deze herziening wordt voorlopig opgeschort. Aangezien de huidige risicozinnen (R zinnen) zullen worden vervangen door nieuwe zinnen in toepassing van de CLP-verordening (H zinnen), dienen de toegekende punten te worden herzien zodra deze nieuwe zinnen op alle toelatingen voor toegelaten ppp opgenomen zijn. Slechts na een volledige herziening van de etikettering is het inderdaad mogelijk om zich een idee te vormen van de financiële gevolgen van een herziening van de punten.

Actie 22.01 – Opvolging van de EU gbm-wetgeving In 2005, het reglementair kader dat in de EU van toepassing is op gbm hoofdzakelijk gevormd door de richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gbm

21 en de

verordening (EG) nr. 396/2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan gbm-residuen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong

22. In juli 2006, diende de

Commissie bij het Parlement en de Raad een voorstel in van thematische strategie betreffende het duurzaam gebruik van gbm (COM 2006 372 finaal). Deze vloeit voort uit het zesde milieuactieprogramma (6

e MAP)

23 en definieert de richtlijnen van het communautaire beleid met

betrekking tot het beheer van de risico’s verbonden aan het gebruik van gbm. De thematische strategie maakte melding van:

een kaderrichtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (hierna de Kaderrichtlijn Pesticiden genaamd);

een verordening in verband met de inzameling van informatie betreffende de distributie en het gebruik van bestrijdingsmiddelen (hierna de Verordening Statistieken genaamd);

een richtlijn in verband met het nieuwe toepassingsmateriaal voor gbm dat op de markt wordt gebracht (hierna de Richtlijn Machines genaamd);

een reeks maatregelen die zullen worden geïntegreerd in de bestaande reglementaire instrumenten waaronder de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gbm (hierna de Verordening Pesticiden genaamd) ter vervanging van de Richtlijn 91/414.

19

Koninklijk besluit van 10 mei 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2004 tot vaststelling

van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. 20

http://www.fytoweb.be/NL/doc/fonds13november2011.pdf 21

OJ L 230 van 19.8.1991, bl.1. 22

Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling

van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong (OJ L 70 van 16.3.2005, bl. 1).

23 Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het

Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (OJ L 242 van 10.9.2002, bl. 1).

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

32

De Thematische Strategie betreffende het duurzaam gebruik van gbm zinspeelt ook op de biociden waarvan het reglementair kader hoofdzakelijk gevormd wordt door de richtlijn 98/8/EG

24 over de

beoordeling van de biociden met het oog op het op de markt brengen ervan. Dit kader wordt momenteel beschouwd als te recent en de kennis en de ervaring als te gering, zowel door de Commissie als door het merendeel van de Lidstaten, om maatregelen voor te stellen die verder gaan dan deze die voorzien zijn voor het op de markt brengen en het gebruik van biociden door richtlijn 98/8/EG. De Commissie heeft echter beslist om in eerste instantie de toestand opnieuw te evalueren in de loop van 2007. Vervolgens heeft de Commissie, omwille van de achterstand opgelopen bij het herzien van de biocidestoffen, de deadline verschoven, zonder een precieze datum te bepalen. De standpunten van België over deze verschillende voorstellen werden uitgewerkt binnen de Werkgroep Pesticide (Subgroep van de Stuurgroep Chemische Producten) van het CCIM. De vertegenwoordiging van de gewesten in deze groep werd uitgebreid tot het domein van de landbouw. De coördinator van het PRPB werd door het CCIM aangewezen als Belgische piloot voor de voorbereiding van de Kaderrichtlijn Pesticiden in de Working Party AGRI van de Raad van de EU. In die context werd tijdens de bespreking van de teksten, de idee om de biociden op te nemen in de Kaderrichtlijn Pesticiden, in de verordening Statistieken en in de Richtlijn Machines verdedigd. België kreeg op dit punt echter niet de steun van de andere Lidstaten. De nieuwe wettelijke bepalingen

25 werden bekrachtigd door de Europese Ministerraad in het einde van

2009. Deze nieuwe bepalingen, onder meer richtlijn 2009/128, hebben een aanzienlijke invloed op het PRPB gehad. Bovendien is de omzetting van deze richtlijn volledig gerealiseerd in het kader van de activiteiten van het PRPB zoals de actualisaties van het programma aangeven. Daarnaast heeft de verplichting voor de Lidstaten om een nationaal actieplan te ontwikkelen teneinde de gevolgen van het gebruik van ppp op de gezondheid van de mens en op het milieu te beperken tot een officiële coördinatie met de Gewesten geleid en tot een volledige herstructurering van het PRPB. Bijgevolg wordt het PRPB in 2013 vervangen door het FRPP. Het FRPP is voortaan het federale onderdeel van het Belgische nationale actieplan, het NAPAN (cfr Action 27.04 ) dat wordt gecoördineerd door de NTF (cfr Actie 01.02).

Actie 22.02 – OESO 'Overzicht van de milieuprestaties' In 2005 heeft de OESO België ondervraagd over zijn milieuprestaties. Het PRPB werd gevraagd om mee te werken aan de eindfase van de raadpleging van de OESO in België. Het resultaat van deze enquête « Environmental Performance Reviews: Belgium (2007)

26 » werd gepubliceerd op de website

van de OESO.

Actie 22.03 – OESO 'Indicatoren gbm' In het kader van zijn Werkgroep Pesticiden heeft de OESO een subgroep EGPRI (Expert Group on Pesticide Risk Indicators) opgericht waarin de coördinator van het PRPB sinds 2008 België vertegenwoordigt. Deze EGPRI groep maakt de resultaten van zijn activiteiten over de RRSG (Risk Reduction Steering Group). Na een onderbreking van de werkzaamheden wegens een laattijdige ontwikkeling van de Europese geharmoniseerde indicator, heeft de werkgroep zijn activiteiten in 2012 hernomen. De werkgroep maakt momenteel een inventaris van de risico-indicatoren voor de ppp op.

Actie 23.01 – Adviesraad van het PRPB De Adviesraad van het PRPB (die voorheen Stuurcomité werd genoemd) is samengesteld uit de stakeholders en de Belgische overheidsinstanties die betrokken zijn bij de problematiek van de gbm

24

OJ L 123 van 24.4.1998, bl. 1. 25

Verordening Statistieken ( 1185/2009); Kaderrichtlijn Pesticiden (2009/128); Richtlijn Machines (2009/127);

Verordening Pesticiden (1107/2009). 26

http://www.oecd.org/document/61/0,3343,en_2649_34307_38168061_1_1_1_1,00.html

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

33

en de biociden in het kader van het reductieprogramma. De eerste vergadering werd op 8 maart 2005 georganiseerd. Vanaf die datum is de Raad 38 keer bijeengekomen. Sinds de actualisatie van het PRPB in 2007 vergadert de Adviesraad ieder kwartaal om de volgende taken te realiseren:

- Voorstellen doen aan het Beleidscomité van het PRPB voor acties voor het komende jaar (op de agenda van de vergadering van het laatste kwartaal van elk jaar) en voor de verdeling van het budget;

- Opvolging en standpunt over de acties die in het kader van het PRPB worden gevoerd; - Formuleren van aanbevelingen aan de bevoegde ministers in verband met de actualiseringen

van het PRPB; - Platform voor het uitwisselen van informatie en visies in verband met technische problemen,

zoals het toepassingsmateriaal, individuele beschermingsmiddelen, sociaaleconomische gevolgen, enz. en actievoorstellen in die richting;

- De Adviesraad is ook de plek waar de betrokken partijen hun meningen en standpunten kunnen formuleren over materies die verband houden met het PRPB zowel op nationaal als op internationaal niveau, behalve voor wat betreft de zaken die in andere vergaderingen worden besproken.

In 2008 werd de Adviesraad uitgebreid met twee mensen uit de medische wereld om het programma op het vlak van de gezondheidsproblemen te ondersteunen. De samenstelling in september 2013, is de volgende: Ph. Mortier (FOD Volksgezondheid – DG 4 (Voorzitter)) ; V. Van Bol (PRPB/FRPP/Coördinator) ; E. Auquier (Kabinet S. Laruelle) ; S. Bastaits (Kabinet M. Wathelet) ; B. Gilles (Kabinet E. Huytebroeck) ; E. Borgo (BioForum Vlaanderen vzw) ; J. Cogniaux (Essenscia) ; B. Decock (FWA) ; B. Demaire (Phytodis) ; A. Demeyere (Vlaamse Gewest) ; P. Du Ville (Kabinet L. Onkelinx) ; F. Gastiny (Preventagri) ; D. Godeaux (spw wallonie) ; A. Huysmans (VMM) ; P. Jaeken (Essenscia) ; L. Kneipe (Essenscia) ; Ch. Legros (Belgaqua); I. Penninckx (Boerenbond) ; P. Spanoghe (UGent) ; S. Braem (CRIOC) ; M. Trybou (FOD Volksgezondheid – DG4) ; H. Vanhoutte (FOD Volksgezondheid – DG5) ; G. Van Maele (UCLouvain) ; W. Van Ormelingen (FAVV) ; G. Vanbelle (Kabinet S. Laruelle) ; F. Wackers (Biobest Group – CEO) ; F. Warzee (Essenscia) ; V. Xhonneux (IEW) ; P. Delanghe (Comeos) en H. Vandamme (ABS vzw). In 2012 werd de Adviesraad van het FRPP opgericht volgens de bepalingen van het kader-KB van het FRPP

27.

De nieuwe raad is samengesteld uit alle stakeholders die reeds aanwezig zijn in de Adviesraad van het PRPP alsook uit de vertegenwoordigers van de vakbondsverenigingen. Zolang het KB van het PRPB

28 niet wordt opgeheven door het KB van het FRPP 2013-2017, vergaderen de twee raden

tegelijkertijd.

Actie 23.02 – Biopesticiden (gbm) Ondersteuning van de Biologische Landbouw (FOD; 2007) Omschrijving: het project « ondersteuning van de erkenning van bestrijdingsmiddelen voor de biologische landbouw » ging van start op 1 april 2007. Hiervoor werd speciaal een medewerker aangeworven. Het doel van dit project bestaat erin het aanbod aan biopesticiden (ook natuurlijke bestrijdingsmiddelen genaamd) aanwezig op de Belgische markt te verbeteren, en dit ter ondersteuning van de biologische landbouw in België en aan de landbouwsector in zijn geheel de mogelijkheid voor te stellen om alternatieven voor chemische gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. De rol van dit project is het realiseren van de verschillende initiatieven waardoor dit aanbod kan worden verbeterd, onder meer door het verlenen van steun aan de aanvragers van een erkenning voor biopesticiden.

27

KB kader van het FRPP : Koninklijk besluit van 4 september 2012 betreffende het federaal reductieprogramma

van pesticiden, met inbegrip van hun gebruik in het kader van duurzame ontwikkeling. 28

Koninklijk besluit van 22/02/2005 betreffende het eerste reductieprogramma van de

gewasbeschermingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en de biociden

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

34

Resultaten: zinds 1/04/2007, werden 53 nieuwe biopesticiden erkend in België via het tussentijds project. Het project besteedde ook aandacht aan de dossiers van reeds erkende biopestidciden om de erkenning ervan in België te behouden. Eén van de belangrijkste taken van het project is het verlenen van een specifieke, aangepaste en prioritaire behandeling aan de erkenningsdossiers van biopesticiden. Dank zij deze behandeling kan afzonderlijk worden ingegaan op de in deze dossiers voorkomende problemen en zijn zeer korte globale behandelingstermijnen mogelijk in vergelijking met de andere bestrijdingsmiddelen. Sinds 01/04/2007 heeft de persoon die belast is met dit project doorgedreven contacten gehad met meer dan 80 bedrijven en een groot aantal bedrijven ontmoet. Eén van de antwoorden aangedragen door het project is een begeleiding aangepast aan de firma’s uit de biopesticidensector. Deze aangepaste begeleiding biedt de mogelijkheid om de nodige tijd te besteden aan een correcte toelichting in verband met de erkenningsprocedures en met de vereisten verbonden aan de dossiers. Deze begeleiding kan gaan van een eenvoudige uitwisseling van vragen en antwoorden tot een meer doorgedreven omkadering waarbij het dossier in kwestie wordt nagelezen en gecorrigeerd. De aard van de begeleiding hangt af van de vraag van de firma en van de manier waarop ze de erkenningsprocedures beheerst. In het kader van dit initiatief heeft de Dienst Pesticiden en Meststoffen halfweg 2008 een rubriek van zijn website Fytoweb speciaal gewijd aan de biopesticiden. Het doel van deze rubriek is vooral de erkenningsprocedures toegankelijker en beter bekend te maken bij de mogelijke aanvragers en ook een maximum aan informatie te verstrekken over dit soort producten (guidelines, working document, …). Ook de verschillende mogelijkheden die worden aangeboden in het kader van dit initiatief (begeleiding, ondersteuning en faciliteiten voor het erkennen van dit soort producten) komen er aan bod. Eén pagina is volledig gewijd aan de bestrijdingsmiddelen die bruikbaar zijn in de biologische landbouw. In de toekomst zal deze rubriek het communicatie-instrument bij uitstek zijn voor alles wat te maken heeft met biopesticiden in België. Deze rubriek wordt verschillende keren per jaar geüpdatet. U kunt deze rubriek (getiteld “biopesticiden”) raadplegen via de link « info voor industrie »

29 op de

volgende website: www.fytoweb.fgov.be. In samenspraak met de sector van de biologische landbouw en de sector van de gebruikers van biopesticiden werd een werkgroep opgericht rond het thema biopesticiden. Het doel van deze groep is het bijeenbrengen van de verschillende actoren die betrokken zijn bij dit thema en hen een ontmoetings- en discussieforum aan te bieden. Zo konden verschillende problemen die de sector ondervindt aan bod komen: de Bio-certificering bij het uittesten van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, de problematiek van de afweerstimulatoren uit plantenextracten, … Deze werkgroep heeft ook een lijst opgesteld van de werkzame stoffen die kunnen worden gebruikt in de biologische landbouw en waarvan het interessant zou zijn om deze te vinden op de Belgische markt. Deze lijst is een uiterst belangrijk instrument om de firma’s die biopesticiden produceren te sensibiliseren voor het indienen van een dossier voor een erkenningsaanvraag in België. Deze werkgroep fungeert ook als ‘contactpunt’ tussen dit project rond biopesticiden en de industrie. Sommige dossiers van erkende of in behandeling zijnde biopesticiden zijn rechtstreeks het werk van die groep. Dank zij deze groep kwamen ook een aantal specifieke zaken tot stand tussen de sector en een aantal industrieën (aanvraag om erkenning of ontwikkeling van nieuwe biopesticiden op verzoek van de sector, op basis van de behoeften die werden geïdentificeerd door deze werkgroep, sensibilisering van een aantal firma’s voor het indienen van een dossier in België met actieve ondersteuning bij het samenstellen van het dossier, …). Om de in België gelanceerde acties zo goed mogelijk te doen aansluiten op de internationale situatie, werden de internationale acties en vergaderingen i.v.m. deze thematiek opgevolgd. Deelname aan dergelijke bijeenkomsten biedt de mogelijkheid om mensen te ontmoeten die betrokken zijn bij eenzelfde soort acties in andere landen en ook om discussies op gang te brengen over de in het buitenland uitgevoerde initiatieven. Het door ons gerealiseerde project kan dus alleen maar baat vinden bij de ervaring opgedaan in andere landen.

29

http://www.fytoweb.fgov.be/FR/doc/Home.htm

http://www.fytoweb.fgov.be/biopesticidesweb/0introduction.htm

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

35

Door deel te nemen aan deze vergaderingen, kunnen wij ook meewerken aan het uitwerken en opstellen van internationale documenten (aanbevelingen, guidelines, working documents, …) met betrekking tot de erkenningsdossiers voor biopesticiden. De internationale vergaderingen vonden plaats in het kader van het programma REBECA (Regulation of Biological Control Agents) van de Europese Gemeenschap en in het kader van de activiteiten van de Biopesticide Steering Group van de OESO. Er is een algemene discussie over de implementatie van een context gevoerd die voordelig is voor de erkenning van een gamma basisgewasbeschermingsmiddelen, biologische en natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen. Deze discussie zou moeten dienen als basis voor de implementatie van nieuwe samenwerkingsvormen met de sector van de gebruikers van biopesticiden teneinde het aanbod van dit gamma producten in België verder te blijven ontwikkelen. Op deze basis werden er nieuwe initiatieven aan de sector voorgesteld die momenteel door deze laatste worden ontwikkeld.

Actie 23.03 – Groep Bijen (gbm) De Groep Bijen werd opgericht op initiatief van Minister R. Demotte en is 7 maal bijeengekomen in 2006 en 2 maal in 2007. Deze groep werd samengesteld uit bevoegde personen, zoals dierenartsen en specialisten belast met het evalueren van de risico’s verbonden aan het gebruik van gbm voor landbouwkundig gebruik, vertegenwoordigers van de bijensector, de fytofarmaceutische industrie en de milieuorganisaties en specialisten in de bijenteelt uit universitaire middens. Maakten deel uit van deze groep: Bauduin Philippe (Phytofar) ; Bruneau Etienne (Centre Apicole de Recherche et d' Information) ; F. Daems (Koninklijke Vlaamse Imkersbond Meilrijk) ; C. Dauw (Koninklijke Vlaamse Imkersbond Meilrijk) ; De Clercq Ludo (zelfstandige imker) ; Decraecke Henk (Phytophar) ; Delbrassine Stéphane (Phytophar) ; De Proft M (CRA-W Gembloux) ; Dinsart Jacques (UP apicole Namur) ; Fischers Marc (Nature et Progrès) ; Faucon (Agence Française pour la Sécurité Sanitaires des Aliments) ; Haubruge Eric (FUSAGx ; Hautier Louis (CRA-W) ; Hoc Edith (FOD - DG IV) ; Hucorne Pierre (FOD- DG IV) ; Jacobs F.(Ugent) ; Janssen Jean-Pierre (CRA-W laboratoire d’écotoxicologie) ; Kievits Jeanine (IEW) ; Laget Dries (labo voor zoofysiologie UGent) ; Laurier Lionel (Agence du médicament) ; Lefèvre JP (Fédération apicole Liègeoise) ; Monteiro Alexandra (Kabinet Minister R. Demotte) ; N Guyen Bach Kim (FUSAGx); Poizat Renaud (FAVV) ; Pourtois Anne (Ministère de la Région Wallonne-DGA-D31) ; Roberi Yves (Société Royale d’Apiculture BXL) ; Robert Philippe Auguste (Union Royale des Ruchers Wallons) ; Schmit J-F (FAVV) ; Smagghe Guy (UGent) ; Tossen Hervé (Phytophar) ; Sterk Guido (Biobest NV) ; Urbain Bruno (Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten) ; Valette Bruno (Nature et Progrès) ; Van Bol Vincent (FOD - PRPB) ; Van Laere Octaaf (Universiteit Antwerpen, Vlaams Vulgarisatiecentrum voor Bijenteelt / Flemish Beekeeping Extension Centre) ; Vanrijkel Pierre (Belgische Bijenteeltfederatie – Fédération Apicole Belge” - Algemene Vlaamse Imkersvereniging -Vlaams-Nederlandse Imkersfederatie). De Groep Bijeen heeft zich tot doel gesteld een balans op te maken van de waarnemingen verricht door de bijenkwekers en de wetenschappers in verband met de gezondheidstoestand van de bijenstallen in relatie met het gebruik van bepaalde systemische bestrijdingsmiddelen. Het ging er onder meer om de actiemogelijkheden te identificeren, via studies, reglementeringen, controles en/of informatieverstrekking. De besprekingen gingen gepaard met tal van wetenschappelijke presentaties. Zo was er onder meer in december een voorstelling van de resultaten van een multifactoriële studie uitgevoerd bij FUSAGx Het verslag van de groep bijen werd gepubliceerd op de website van de FOD halfweg 2008. De conclusies waren dat de achteruitgang van het bijenbestand aan meerdere factoren kan worden toegeschreven.

Er werden aanbevelingen geformuleerd en er werden reeds concrete acties opgestart, zoals de financiering van wetenschappelijke studies en de steun aan de bijenkwekers in hun strijd tegen de teloorgang van het bijenbestand, dank zijn een duidelijk sanitair beleid. Er ging grote aandacht uit naar de bestrijding van varroa, een voor de bijen dodelijke parasiet. In samenwerking met de imkers en de wetenschappers werden efficiënte bestrijdingsplannen uitgewerkt

De conclusies van de groep Bijen zijn de volgende: De werkgroep pleit voor een gecentraliseerde en systematische inzameling van de gegevens in verband met de bijensterfte. Dit houdt onder meer in dat

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

36

de bijenkwekers hun waarnemingen systematisch moeten melden aan de overheid. Bovendien moet er een netwerk worden uitgebouwd dat moet toezien op de bijensterfte, net zoals een discussieforum dat in tijden van crisis de informatie snel kan doorspelen en acties kan ondernemen. Tot slot vraagt de werkgroep dat er meer rekening wordt gehouden met de eventuele risico’s voor de gezondheid van de bijen wanneer de erkenningsprocedure wordt behandeld op Europees niveau.

De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen heeft ook een rubriek ‘bijen’30

gecreëerd op zijn portaalsite www.health.fgov.be

31, terwijl het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid

(FAVV) een rubriek heeft ingelast die bestemd is voor de sector.

In 2010 kwam een nieuwe groep32

bestaande uit enkel experts van de federale administratie en onafhankelijke experts op initiatief van het PRPB samen om de administratie in te lichten over de wetenschappelijke ontwikkelingen op het vlak van de bijen en de ppp. De werkgroep bestond uit de volgende experts: : I. Pittomvils (FOD – DG4) ; M. Derudder (FOD – DG4); A. Verstraete (FOD – DG4); V. Van Bol (FOD – PRPB); M. Trybou (FOD – DG4); N. Simon (CARI); B.-K. Nguyen (FUSAGx) ; E. Haubruge (FUSAGx) ; D. de Graaf (UGent) ; B. Verhoeven (FAVV) ; J.F. Schmit (FAVV); D. Van Ostaeyen (FAVV) ; F. Chemay. (FOD – DG5); O. Guelton (FOD – DG4); E. Bruneau (CARI); F. Jacobs (Ugent); D. Laget (UGent) en P. Naassens (FAVV).

Deze werkgroep is enkel twee maal in 2010 en 2011 samengekomen om een stand van zaken over de wetenschappelijke ontwikkelingen op te maken. Vervolgens is deze werkgroep per mail naar aanleiding van wetenschappelijke publicaties geconsulteerd.

In 2012 en 2013 is deze werkgroep gebruikt voor de begeleiding van een studie over het nieuwe begeleidende document van het EFSA over de evaluatie van de risico’s voor de bijen en andere bestuivers.

Deze studie is toevertrouwd aan professor G. Smagghe (UGent – Vakgroep Gewasbescherming, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen) na afloop van een overheidsopdrachtprocedure. Deze studie heeft geleid tot een rapport dat een reeks voorstellen tot verbetering van het document van het EFSA bevat.

Dit rapport bevat ook, desgevallend, de tegenstrijdige wetenschappelijke argumenten waarover geen uitsluitsel kon worden gegeven. Deze debatten en dit studierapport zullen bijdragen tot de vaststelling van het Belgische standpunt over het voorstel van begeleidend document van het EFSA.

Actie 23.04 – Samenwerking met de betrokken partijen Onder de talrijke aanvragen om samenwerking gericht aan het PRPB, vermelden we onder meer de volgende: PEPAM: in 2005 heeft het PRPB, als vertegenwoordiger van de federale administratie, meegewerkt aan het onderzoeksproject “Feasibility of a Participatory Modelling Process For Pesticides Risk Assessment - PEPAM”. et rapport van dit onderzoek is beschikbaar op http://www.belspo.be/belspo/Fedra/prog.asp?l=en&COD=OA Spreiding van de officiële controles in de landbouw: het PRPB heeft meegewerkt aan de opstelling van een overzicht van de situatie die in maart 2007 werd gepubliceerd. Dit geactualiseerde overzicht is beschikbaar op http://crphyto.be/index.php?rub=crp&pg=publications « Wetgevingen betreffende het gebruik van pesticiden voor landbouwkundig gebruik in de landbouw: wat de producent dient te weten – juli 2011 ». Lente van het Leefmilieu (maart 2008) : Verschillende leden van de FOD hebben hiertoe hun bijdrage geleverd: H. Fontier (als voorzitter van de workshop « Leefmilieu-Gezondheid », V. Van Bol (als rapporteur) en Ph. Ruelle als deelnemer aan de workshop « gevaarlijke stoffen en producten» en A. Lejeune als deelneemster aan de workshop « duurzame voeding ». Wat het PRPB betreft, was het belangrijkste winstpunt van deze deelname het verkrijgen van een gemeenschappelijke verklaring van de federale ministers en de ministers van de gewesten die bevoegd zijn voor het milieu dat ze overleg wensen te plegen over het toekomstige nationale actieplan inzake de pesticiden (cfr Actie 27.04 –

30

http://www.health.belgium.be/eportal/AnimalsandPlants/animalhealth/Bee/8080408_FR?ie2Term=abeilles&ie2s

ection=83 31

http://www.health.belgium.be/eportal/AnimalsandPlants/animalhealth/index.htm?fodnlang=nl 32

http://www.favv-afsca.be/bijenteelt/

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

37

NAPAN) dat voortvloeit uit de verplichtingen van de Kaderrichtlijn Pesticiden (cfr Actie 22.01 – Opvolging van de EU gbm-wetgeving -wetgeving). Indicatoren voor duurzame bescherming – DISCUSS Sinds 2009 is de expertise van het PRPB gevraagd om de ontwikkeling door ILVO van indicatoren voor duurzame bescherming van teelten te begeleiden. Dit DISCUSS-systeem is gebaseerd op een vergelijking van de indicatoren die worden verkregen door de risico’s met POCER

33 te berekenen met

de indicatoren die worden verkregen via een enquête bij de exploitant. De POCER-indicator is een indicator die ramingen van risico’s voor de gezondheid en het leefmilieu op basis van schema’s betreffende het gebruik van ppp verschaft.

Actie 23.05 – Indicatoren gbm van de milieuboordtabel gbm In het kader van de opmaak van de ‘milieuboordtabel’ heeft de RW - DGARNE verschillende keren aan de FOD gevraagd om te kunnen beschikken over de verkoopgegevens van gbm in België, alsook over de expertise verworven door het PRPB op het gebied van statistieken over het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Het PRPB heeft dus deelgenomen aan de Begeleidingscomités voor projecten die hiervoor sinds 2008 werden gefinancierd door het Waals Gewest. Wat het PRPB betreft, verschaft deze studie informatie over de geldigheid van de schatting van het gebruik van ppp wanneer deze wordt gerealiseerd op basis van de verkoopgegevens in vergelijking met een schatting die wordt gerealiseerd via extrapolatie van de gegevens die afkomstig zijn van een boekhoudkundige opvolging.

Actie 23.06 – Erkenningscomité voor gbm Het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen (voor landbouwkundig gebruik) zal in de toekomst heel precies “Toelatingscomité voor gbm” worden genoemd. Het PRPB werkt regelmatig mee met het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen via de uitvoering van de acties in verband met de splitsing van de erkenningen (cfr Actie 05.02 – Opsplitsing van de erkenningen voor gbm) en te ondersteuning van het op de markt brengen van biopesticiden (cfr Actie 23.02 – Biopesticiden. Het Erkenningscomité heeft zich ook meermaals gebogen over onderwerpen die worden aangebracht door het PRPB zoals voorstellen van acties van de thematische groepen, de voorstellen van actualisaties van het PRPB, het ontwerp van kader-KB van het FRPP of nog het voorontwerp van het FRPP 2013-2017.

Actie 24.01 – Samenwerking met de ontwikkelingslanden Tot op heden geen acties op dit gebied. Gelet op de beschikbare middelen werd deze actie niet als prioritair beschouwd in het kader van de actualisatie van het PRPB in 2009.

Actie 25.01 – PRIBEL risico indicator van de gbm De evaluatie van de risico’s verbonden aan het gebruik van gbm is informatie die van kapitaal belang is voor het PRPB. In het kader van het eerste reductieprogramma werd hiervoor geopteerd voor de indicator PRIBEL (verkorte versie van de indicator POCER-II). Aan deze indicator dienden nog enige aanpassingen te worden aangebracht en daartoe werd een onderzoekscontract afgesloten tussen de Universiteit van Gent (promotor) en het FOD. Het contract voorzag ook in het gebruik van de indicator voor het evalueren van het risico voor België voor het jaar 2001 ± 1. Het onderzoek werd uitgevoerd in 2005 en 2006 onder het toezicht van het Comité Indicatoren (cfr Actie 25.02 – Comité Indicatoren). Het rapport, getiteld « Compendium PRIBEL » werd gepubliceerd in mei 2006. Het omvat de methodologische elementen die nuttig zijn voor het berekenen van de risico-indexen, de databases

33

Vercruysse F. en Steurbaut W., 2002. « POCER, the pesticide occupational and environmental risk indicator. »

Crop protection 21(4), 307-315.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

38

van de fysisch - chemische, toxicologische en ecotoxicologische waarden waarmee rekening dient te worden gehouden en de evaluatie van het risico voor de zeven compartimenten van PRIBEL voor het referentiejaar 2001 ± 1. Enkel de verkoopgegevens van de gbm blijven nog ontoegankelijk omwille van de vertrouwelijkheidsclausules (cfr Actie 20.01 – Vertrouwelijkheid van de verkoopgegevens van de gbm). Op 16/01/07 werd een seminarie georganiseerd voor alle bij het PRPB betrokken partijen met als doel de verkregen informatie te verspreiden. Rapport "Compendium PRIBEL"

34

Actie 25.02 – Comité Indicatoren Dit comité werd opgericht in 2006 ter versterking van de wetenschappelijke omkadering van de studies en projecten van het PRPB in verband met de indicatoren (cfr Actie 06.02 – Consumer exposure to ppp in Belgium; Actie 25.01 – Compendium PRIBEL van de gbm ; Actie 25.03 – Ondersteuning van PRIBEL voor de thematische groepen (gbm); Actie 25.05 – PRIBEL – waarden van 1991 en 1996 (gbm)). De deelname van de gewestelijke administraties aan dit comité heeft tot doel het nationaal overleg over de indicatoren voor bestrijdingsmiddelen te intensiveren. Dit comité is samengesteld uit: Ann Huysmans (VMM); Jean Marot (Comité régional PHYTO); Marc Elskens (VUB); Sofie Vergucht (UGent); Sara Claeys (Ugent); Luc Pussemier (CODA); Henri Maraite (UCL); François Goor (RW - DGARNE); Walter Steurbaut (UGent); Cécile Herickx (BIM); Annie Demeyere (VO DLV ADLO); Leo Goeyens (WIV); Vincent Van Bol (FOD- PRPB); Philippe Ruelle (FOD - DG V); Bernard Weickmans (CRA-W, Dpt phytopharmacie); Jean-Pierre Jansen (CRA-W, Dpt Lutte biologique); Frédéric Lefebvre (FOD - DG V); Frédéric Nijs (FOD - DG V); Stéphanie Noël (CRA-W, Dpt Génie rural; Bruno Huyghebaert (CRA-W, Dpt de Génie rural); Bruno Dujardin (FOD - DG IV); Christiane Vleminckx (WIV); Griet Grillaert (VMS - Vlaams Milieuplan Sierteelt).

Actie 25.03 – Ondersteuning van PRIBEL voor de thematische groepen (gbm) De indicator PRIBEL werd in 2006 gebruikt om de werkzaamheden van verschillende thematische groepen te verduidelijken (cf. Actie 26.01 – Thematische groepen 2006). De risico-indicatoren werden berekend voor de verschillende behandelingsschema’s die door de thematische groepen zijn verschaft. De verkregen risico-indicatoren hebben het de groepen mogelijk gemaakt om bepaalde hypotheses te controleren en de discussies te voeden. Er werd een contract afgesloten tussen UGent, CODA en het PRPB om aan de thematische groepen alle nodige ondersteuning ter zake te verlenen. De risico’s werden geëvalueerd aan de hand van de behandelingsschema’s die werden voorgelegd door de deelnemers aan de thematische groepen en ook aan de hand van de resultaten van de enquêtes over het gebruik van gbm in de landbouw indien de gegevens beschikbaar waren. Deze werkzaamheden werden omkaderd door het Comité Indicatoren.

Actie 25.04 – Onderzoek van een risico-indicator voor biociden Het onderzoek werd omkaderd door het Comité Indicatoren Biociden in 2005 (cfr Actie 10.01 – Groep «Indicatoren Biociden») werd verder gezet via een methodologisch onderzoek uitgevoerd door het consortium VUB - UGent - CODA - WIV van december 2006 tot december 2009. De eerste resultaten werden tijdens een wetenschappelijk seminarium voorgesteld dat toegankelijk was voor alle stakeholders van het PRPB (cfr Actie 18.07 – Workshop Risk Indicators). Het onderzoek werd omkaderd door het Comité Indicatoren en resulteerde in de indicator BIBEL (Biocide Indicator for BELgium) voor de biociden van type 8 en 18. Een deel van het onderzoek werd gewijd aan de studie van de verspreiding van de onzekerheden binnen de indicator zo dat de bekomen risico-indexen voortaan vergezeld gaan van

34

http://www.health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/PRPB/11068443_FR?ie2Term=PRIBEL

&ie2section=83

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

39

onzekerheidscoëfficiënten, wat ontegenzeglijk een vooruitgang betekend voor het beheer van de risico’s. De moeilijkheid om deze doelstelling te realiseren heeft het onder meer niet mogelijk gemaakt om de BIBEL-indicator zoals voorzien af te ronden. Uiteindelijk hebben de verschillende bestelde studies niet in staat gesteld om te komen tot de terbeschikkingstelling van een methodologie en een berekeningsinstrument voor de BIBEL-indicator voor PS8 en 18 zoals oorspronkelijk voorzien en dit deels wegens de complexiteit van de biociden en variabelen die moeten worden geïntegreerd. De BIBEL-indicator zoals voorgesteld staat niet meer op de agenda. Er is een nieuwe aanpak voorgesteld voor de opsporing van een indicator door te beginnen met een studie die is gebaseerd op de veiligheids- en risicozinnen. Deze studie met als titel « Ontwikkeling van algemene risico-indicatoren voor biocideproducten die op de Belgische markt toegelaten zijn » is in 2011 door het OIVO gerealiseerd. Deze studie heeft als basis gediend voor de ontwikkeling door de dienst biociden van een indicator die in een eerste fase zal dienen om de informatie betreffende de biociden op de Belgische markt te prioriteren. Voor deze indicator zullen er twee mogelijkheden zijn: (i) gezondheid met als doelpubliek de zwangere vrouwen en kinderen, (ii) leefmilieu met als doelpubliek de bestuivers. Deze indicatoren zijn kwantitatief, t.t.z. ze worden in de vorm van cijfers uitgedrukt (« risicopunten » of « scores »), zijn toepasbaar op elk type biocide en kunnen gemakkelijk worden gebruikt. Er worden punten toegekend voor elk van de R-zinnen en elk van de S-zinnen. De eindscore van een welbepaalde biocide wordt berekend door de punten van elke R-zin en S-zin op te tellen. De schaal van de indicatoren gaat van 5 tot 150, de hoogste scores worden toegekend aan de hoogste risico’s volgens de thema’s. De punten worden in een eerste fase op basis van de bibliografie (vergelijking met gespecialiseerde indicatoren) voorgesteld, vervolgens getest op een steekproef van biociden. De voorstellen werden tot slot op basis van de oordelen van de experts aangepast. Op basis van deze studie over de punten die moeten worden toegekend aan de R- en S-zinnen is de dienst biociden van de FOD verder blijven zoeken naar indicatoren, in een eerste fase voor de experts op het vlak van de biociden van de FOD, de verkregen resultaten zullen binnenkort aan een test worden onderworpen.

Actie 25.05 – PRIBEL – waarden van 1991 en 1996 (gbm) In 2004 werd bepaald dat de risico’s dienden te dalen met 50 % ten opzichte van de waarden vastgesteld voor het jaar 2001. Voor de landbouwsector werden deze doelstellingen teruggebracht tot 25 % omwille van de geleverde inspanningen gedurende de jaren ‘90. Deze hypothese werd bevestigd tijdens een vergelijking van de risico-indexen voor de jaren 1991 en 1996 met deze verkregen voor 2001 (cfr Actie 25.01 – Compendium PRIBEL). De studie die in 2007 werd toevertrouwd aan UGent werd opgevolgd door het Comité Indicatoren (cfr Actie 25.02 – Comité Indicatoren).

Actie 25.06 – Boordtabel De nuttige cijfers (de verkoop, het gebruik, de risico’s, enz.) in verband met de opvolging van pesticiden en biociden zullen worden gebundeld in een boordtabel die jaarlijks zal gepubliceerd worden.

Er is gepland dat deze werkzaamheden apart door twee afzonderlijke comités, een groep van stakeholders en een groep van onafhankelijke wetenschappers zouden worden begeleid.

Voor wat betreft de ppp, heeft het gebrek aan gebruiksgegevens na 2001 verhinderd om de risico-indicator PRIBEL (cfr Actie 25.01) te berekenen.

Het gebrek aan gebruiksgegevens is pas in 2010 gebleken ten gevolge van de afschaffing van het MPU-project (cfr Actie 04.02). Destijds konden de middelen die vereist waren om de situatie te verhelpen niet worden gemobiliseerd. De verkoopgegevens werden ingezameld en zijn opgenomen in een fiche die is gepubliceerd in de Federale Nota Milieu-indicatoren.

35 Het ontwerp van boordtabel

werd evenwel opgenomen in het FRPP 2013-2017 in het vooruitzicht dat in 2015 de

35

http://www.health.belgium.be/filestore/19085297/Note%20des%20indicateurs%20f%C3%A9d%C3%A9raux%20

environnementaux%20-2.pdf

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

40

gebruiksgegevens beschikbaar zullen zijn als gevolg van de verplichtingen van verordening 1185/2009

36.

Wat de biociden betreft, zouden het jaarverslag over de markt van de biociden, de diverse gegevens betreffende de biociden alsook de informatie in het bezit van de Gewesten als basis kunnen dienen voor de boordtabel.

Actie 26.01 – Thematische groepen 2006 Er werd overeengekomen dat de globale doelstellingen van het reductieprogramma tot in 2010 dienden te worden verfijnd via het uitwerken van specifieke strategieën (en eventueel indicatoren) voor de verschillende, bij gbm en biociden betrokken submarkten. Het is dus met dit voor ogen dat in 2006 thematische groepen zijn bijeengekomen (280 mensen afkomstig uit de beroepsorganisaties, de verengingen, wetenschapskringen… die actief zijn in de betrokken sectoren) en die gespecialiseerd zijn in de volgende domeinen: groenten uit volle grond, diverse gewassen (weiden, braakliggende gronden, …), glasgroenten, graangewassen, rodenticiden, aardappels, maïs, fruitteelt, kleine vruchten onder glas, suikerbieten, houtbeschermingsproducten, sierteelten, totale en afgeleide herbiciden, biociden type 18. De werkzaamheden van de thematische groepen hebben geresulteerd in 160 voorstellen voor maatregelen ter reductie van de risico’s verbonden aan het gebruik van gbm en biociden. Onder de belangrijkste actiethema’s, noteert men: ondersteuning van de geïntegreerde bestrijding, reductie van puntvervuilingen, aanmoediging van het gebruik van persoonlijke beschermkledij, verbeteren van de toegang tot informatie in verband met gbm en biociden, driftreducerende maatregelen voor gbm (drift= wat wegwaait door de wind), enz. Tijdens het seminarie op 30/08/2006 te Tervuren (cfr Actie 18.03 – Seminarie bij het afsluiten van de werkzaamheden van de thematische groepen – zomer 2006) werden presentaties en debatten rond deze maatregelen georganiseerd. Over de synthese van de debatten werd een schriftelijke raadpleging georganiseerd onder de deelnemers in het najaar van 2006. De voorgestelde maatregelen werden gegroepeerd in veertien thema’s. Voor de rangschikking van deze thema’s werd de Adviesraad van het PRPB geraadpleegd in november 2006. Bij de opmaak van de actualisatie van het PRPB in 2007 werd rekening gehouden met de uitgebrachte adviezen. De verslagen

37 van de werkzaamheden van de thematische groepen, de presentaties van het

seminarie, een samenvatting van de workshops en de geformuleerde commentaren en opmerkingen kunnen worden geraadpleegd op de website van het PRPB.

Actie 26.02 – Thematische groep Garden (gbm) Uit analyse van de huidige situatie blijkt dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen door particulieren bij het tuinieren groot is en dat het gaat om ongeveer een derde van de in de handel zijnde gewasbeschermingsmiddelen. Op vraag van de Adviesraad van het PRPB, werd in 2007 nog een vijftiende thematische groep toegevoegd aan die van 2006. Deze groep Garden is drie maal bijeengekomen tijdens de periode 2007-2008. De groep Garden heeft een twintigtal aanbevelingen geformuleerd en aangeraden om prioritaire aandacht te verlenen aan de volgende pijlers: informeren van de gebruikers en structurele wijzigingen in verband met de verkoop aan particulieren. Het rapport

38 was klaar in 2008 en werd

gepubliceerd op website van de FOD.

36

Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende

statistieken over pesticiden (voor de EER relevante tekst). 37

http://health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/PRPB/11072484_FR?ie2Term=groupes

thématiques&ie2section=83 38

http://health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/PRPB/PlayersinvolvedinthePRPB/15624531?

ie2Term=garden&ie2section=83.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

41

Actie 26.03 – Studie over het begrip "afhankelijkheid" Uitgevoerd door: OIVO; 2008 Begeleidingscomité: Ph. Ruelle (FOD - DG V); A. Lejeune (FOD - PRPB); V. Van Bol (FOD - PRPB) Het onderzoek richt zich op de analyse van de beschikbare literatuur en ontwikkelt een Delphi-enquête bij de betrokken partijen over hun definitie van de notie afhankelijkheid van gbm en van biociden van type 8, 14 en 18. Deze studie had tevens tot doel actiepistes naar voren te schuiven met het oog op het verminderen van deze afhankelijkheid. Uit deze enquête blijkt dat er geen strikte definitie van het begrip afhankelijkheid voor de biociden bestaat, er bestaat ook geen consensus over dit begrip. De opdrachtgevers van deze studie hebben bijgevolg besloten dat dit begrip niet operationeel is en dat men deze weg niet verder moet volgen. In de enquête wordt ook gewezen op het gebrek aan informatie over de preventiemiddelen en over de alternatieven. De alternatieven moeten realistisch zijn en ook correct worden geanalyseerd teneinde geen alternatieven te ontwikkelen die een negatievere impact op de gezondheid en/of het leefmilieu hebben dan het product waarvoor het alternatief ontwikkeld is. De alternatieven moeten ook financieel aanvaardbaar zijn. In de enquête wordt ook aangetoond dat er een gebrek aan vertrouwen is in de alternatieven die vaak ook slecht worden ondersteund door de distributeurs. De informatie over de alternatieven bestaat, maar wordt niet meegedeeld. Een financiering voor de opsporing van alternatieven is vereist. Zo is ook gebleken dat de producten die worden toegelaten voor lange tijd worden toegelaten en bijgevolg gaat het vaak om producten in grote hoeveelheden. Agressieve verkooppraktijken en een groot aanbod hebben vooral invloed op het grote publiek en weinig tot zelfs geen invloed op professionele gebruikers. De studie toont ook aan dat een prijsstijging van de producten zou kunnen helpen om de impact, het risico te beperken. Maar daarentegen is ook gebleken dat dit ertoe kan leiden dat vroegere meer vervuilende en minder efficiënte methodes opnieuw opduiken en dat er een illegale import plaatsvindt. Een beperking van de impact hangt niet noodzakelijk samen met de verkochte hoeveelheden. In de enquête wordt erop gewezen dat de consument het advies opvolgt dat in de winkels wordt gegeven, maar over het algemeen leest hij het etiket niet/nauwelijks/slecht. Vaak komt volgens het publiek een toename van de doses overeen met een verhoogde efficiëntie… De kosten en de efficiëntie krijgen ook de nodige aandacht van de consumenten. De overheid is ervoor verantwoordelijk om de correcte maatregelen betreffende het gebruik te nemen. Tot slot, zelfs al zijn ze zich ervan bewust dat biociden gebruiken niet zonder risico is, wijzen de deelnemers aan deze enquête erop dat « gewasbestrijdingsmiddelen » noodzakelijk zijn. Ze zijn zich ervan bewust dat het aantal gewasbestrijdingsmiddelen terugdringen op weerstand kan stuiten, maar ze onderstrepen niettemin het gevaar van het "cocktail"-effect van de gewasbestrijdingsmiddelen. Bij het lezen van deze enquête blijkt dat men enkele producenten van alternatieven aan dit soort enquête zou moeten laten deelnemen, dat de vragenlijst tot de gezondheids- en milieuactoren zou moeten worden uitgebreid, dat men ook het advies van de PMO’s (kleine en middelgrote ondernemingen) zou moeten vragen; dat er vragen aan de journalisten die in deze sector gespecialiseerd zijn zouden moeten worden gesteld enz. Het rapport

39 is beschikbaar op de website van het PRPB.

Actie 26.04 – Extra medewerker voor het PRPB-biociden In 2008 heeft het PRPB aan het Fonds voor Grondstoffen en Producten zijn akkoord voor de indienstneming van een bijkomende expert op het vlak van de biociden gegeven. Deze expert werd in

39

http://health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/PRPB/17858531?ie2Term=dépendance&ie2

section=83

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

42

2010 in dienst genomen en heeft zijn eerste werkmaanden besteed aan het opmaken van een stand van zaken van de studies die sinds 2005 over biociden zijn uitgevoerd. Vervolgens zijn er uitgebreide consolidatiewerkzaamheden betreffende de verkoopgegevens verricht om in 2011 het eerste verslag over de Belgische markt van de biociden – jaar 2010 - te publiceren. Deze publicatie gebeurt sindsdien jaarlijks en is beschikbaar op de website van de FOD VVVL. Er zijn ook diverse andere acties door deze nieuwe medewerkster opgestart zijn die in dit verslag opgenomen zijn.

Actie 26.05 – Jaarlijkse communicatieplannen Communicatieplan voor 2008 1) herdruk van 40.000 FR exemplaren van de brochure « Ongewenste gasten in je huis of tuin? ». De helft van die brochures werd reeds verdeeld via gemeenten, NGO’s, op publieksevenementen waar het PRPB aanwezig was, … 2) deelname aan publieksevenementen. In 2008, is het PRPB gaan samenwerken met DG V om gezamenlijk deel te nemen aan publieksevenementen. Het PRPB was aanwezig op 7 evenementen en beurzen in 2008 (Irisfeest, autoloze zondagen te Brussel, Luik en Antwerpen, ‘Salon Valériane’, …) 3) Updating van de website en herbewerking van de teksten in samenspraak met een journaliste. 4) Communicatie naar de betrokken actoren toe. Organisatie van een workshop bedoeld om de resultaten van een studie over de risico-indicatoren voor te stellen. Communicatieplan voor 2009 De geplande communicatieacties voor 2009 werden voorgelegd aan de Adviesraad van 9/12/08 en kregen een gunstig advies. De nodige budgeten werden toegekend door de Raad van het Fonds in maart 2009. 1) Deelname aan publieksevenementen. In 2009 heet het PRPB, nog steeds in samenwerking met DG V, deelgenomen aan 7 evenementen. 2) Sponsoring van de uitzending ‘Jardins & Loisirs’ van de RTBF. In dit programma werden onze boodschappen verspreid en onze brochures voorgesteld. 3) « Lees het etiket! ». Uitwerking van een folder, een website en een affiche over dit thema. Resultaat van de samenwerking met Detic, Phytofar en het OIVO. 4) Uitbreiding van de samenwerking tussen DG IV, het PRPB en DG V. Organisatie van een intern seminarie. De communicatieactiviteiten van het PRPB werden in 2009 geleidelijk aan beperkt en beperkten zich vanaf 2010 tot een onderhoud van de bestaande communicatietools (brochures en website). De communicatieplannen werden bijgevolg opgesteld.

Actie 26.06 – Reductie van de punctuele verliezen van gbm Acties die gericht zijn op de vermindering van de punctuele verliezen van gbm in de landbouw moesten worden opgestart door zich onder meer te baseren op de conclusies van de discussies die in 2006 en 2007 door de thematische groepen zijn gevoerd. Het project kon bij gebrek aan middelen niet plaatsvinden in het kader van het PRPB. Dit project is evenwel in het FRPP 2013-2017 opnieuw opgenomen.

Actie 27.01 – Aanwerving van een coördinator + een secretaris voor het PRPB Vanaf het begin van het programma in 2005 is beslist om een coördinator en een administratief assistent in dienst te nemen waarvoor de werkingsbudgetten zouden worden afgenomen van de financiering van het programma.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

43

Actie 27.02 – Actualisaties van het PRPB Het PRPB dient om de twee jaar te worden geactualiseerd. Het PRPB is in februari 2005 opgestart en werd dus drie keer geactualiseerd, wat neerkomt op een eerste keer voor de periode 2007/2008, een tweede keer voor de periode 2009/2010 en een derde keer voor de periode 2011/2012. De actualisatie van 2007 voor de periode 2007/2008 is het belangrijkst. De eerste twee jaren ervaring hebben het mogelijk gemaakt om een twintigtal projecten van het oorspronkelijke programma te realiseren en om het belang of zelfs de relevantie van de nog te realiseren acties opnieuw te evalueren. In het kader van de actualisatie van het eerste federaal reductieprogramma is er een stand van zaken opgemaakt over de acties die tijdens de eerste twee jaar zijn gevoerd. Op basis van de aanbevelingen van 14 gespecialiseerde werkgroepen en na advies van de betrokken adviesorganen werden achtereenvolgens de prioritaire oriëntaties en acties voor de twee volgende jaren gedefinieerd. Deze actualisatie heeft het mogelijk gemaakt om het programma opnieuw op 20 acties in plaats van op een zeventig oorspronkelijk geplande acties te focussen. Er werden ook negen nieuwe acties toegevoegd. Het is ook in het kader van deze eerste actualisatie dat de verschillende comités van het PRPB werden gestructureerd. Tot slot werden er een reeks nauwkeurige correcties aangebracht teneinde de leemtes van het eerste programma aan te vullen. In het kader van actualisatie 2009 van het federaal reductieprogramma is er een stand van zaken opgemaakt van de acties die tijdens de eerste vier jaar zijn gevoerd. Vervolgens zijn de prioritaire oriëntaties en acties voor de twee volgende jaren gedefinieerd, onder meer de aanpassing van het programma voor de voorbereiding van het nationaal actieplan (cfr Actie 27.04 – NAPAN en Actie 01.02 – NAPAN Task Force). Tot slot wordt er een verlenging van het programma vanaf 2011 overwogen teneinde de continuïteit van het federaal reductieprogramma tot de implementatie van het nationaal actieplan dat voor 2012 is gepland te waarborgen. De actualisatie 2011 voor de periode 2011/2012 omvat de volledige actualisatie voor de periode 2009/2010 zonder deze te wijzigen.

Actie 27.03 – Promotie van het onderzoek Deze actie ging van start met een inventaris van de instituten, scholen en universiteiten waar onderzoek wordt verricht dat nuttig is voor het PRPB. Er werd ook een lijst opgesteld van mensen en thema’s. Er werden stappen ondernomen bij BELSPO om de noden aan onderzoek voor het PRPB kenbaar te maken. Een programma ter promotie van onderzoek heeft nood aan een voldoende groot budget om financieel een onderzoeksthema te kunnen ondersteunen. Het huidige budget van het PRPB wordt momenteel besteed aan andere prioriteiten (cfr Actie 27.02 – Actualisaties van het PRPB) en de actie is niet voortgezet op basis van de actualisatie van het PRPB in 2009.

Actie 27.04 – NAPAN et NAPAN is de naam die werd gekozen voor het Nationaal Actie Plan d’Action National dat zal worden uitgewerkt in België in toepassing van de Europese verplichtingen voortvloeiend uit de Kaderrichtlijn Pesticiden

40. Over de Europese verplichtingen werd onderhandeld via een

medebeslissingsprocedure waarbij het PRPB de rol vertolkte van piloot voor België binnen de WP AGRI van de Raad van de EU (cfr Actie 22.01 – Opvolging van de EU gbm-wetgeving).

40

Het gaat om de richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 21 oktober 2009 tot instelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden.

Met « Pesticiden » bedoelt men op Europees niveau de gewasbeschermingsmiddelen en de biociden. Synoniemen van « gewasbeschermingsmiddelen » in België zijn: fytosanitaire producten, Gbm, pesticiden (populaire term) en pesticiden voor landbouwkundig gebruik (term gebruikt in het KB van 1994).

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

44

De NAPAN Task Force (NTF) (cfr Actie 01.02) heeft sinds 2011 gewerkt aan een voorstel van NAPAN. Een inventaris van de bestaande maatregelen heeft in maart 2011 als basis gediend om een schema van de nieuwe maatregelen op te maken die moeten worden voorgesteld voor de periode 2013-2017. Dit schema is goedgekeurd door de NTF in juni 2011. Elk lid van de NTF heeft zich ertoe verbonden om het schema aan te vullen teneinde te beschikken over een gemeenschappelijk voorontwerp dat in het kader van een publieke raadpleging moet worden voorgesteld. Eén jaar later en na zes vergaderingen van de NTF is het voorontwerp nog steeds onvolledig. In dit schema waren enkel de federale voorstellen, de Belgische gemeenschappelijke voorstellen en een deel van de Waalse voorstellen opgenomen. De planningsprognoses van de federale entiteiten voorzagen destijds slechts vanaf november 2012 in de mogelijkheid om over te gaan tot een gemeenschappelijke publieke raadpleging, en dit zonder enige zekerheid te kunnen geven over het feit of de wachttijd nog moest worden verlengd. Richtlijn 2009/128/EG legt de Lidstaten evenwel op om hun nationaal actieplan uiterlijk op 21 november 2012 bekend te maken. Bijgevolg heeft de federale overheid beslist om de publieke raadpleging van het voorontwerp van federaal reductieprogramma voor Pesticiden (FRPP) 2013-2017 op 16 augustus 2012 te lanceren. Na sluiting van de publieke raadpleging en de raadpleging van de federale raden, is het voorontwerp van FRPP 2013-2017 gewijzigd. Het ontwerp is goedgekeurd door de bevoegde federale ministers op 26 april 2013. De Europese Commissie neemt de onderdelen van het Belgische nationale plan niet in aanmerking en wacht dus op een gemeenschappelijke officiële notificatie. De NTF heeft dus eind juni 2013 de stand van zaken betreffende de werkzaamheden meegedeeld met als bijlage ten indicatieve titel de beschikbare onderdelen van het plan, met name het federale gedeelte en het Vlaamse gedeelte. Van de twaalf gemeenschappelijke acties die aan de NTF door de federale overheid zijn voorgesteld, zijn er uiteindelijk zes acties in aanmerking genomen.

Actie 27.05 – Activiteiten inventarissen Onvolledige activiteitenverslagen werden aan de Adviesraad van het PRPB in 2006 en 2007 voorgelegd. In 2009 is aan de hand van een inventaris een volledige tabel van de activiteiten van het PRPB opgesteld die een band hebben met het KB van 22 februari 2005 betreffende het eerste reductieprogramma van de gewasbeschermingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en de biociden dat als basis hiervoor diende. Deze inventaris is aan de Adviesraad van het PRPB tijdens de vergadering van 09/12/2009 voorgelegd. Er dient ook te worden opgemerkt dat de actualisatie voor de periode 2009/2010 ook een gelegenheid was om een synthese te maken van de voortgang van de acties van het PRPB die waren geselecteerd voor de actualisatie 2007/2008.

Actie 27.06 – Beleidscomité van het PRPB In het kader van de actualisatie 2007/2008 van het PRPB is dit comité opgericht teneinde het PRPB uit te rusten met een beslissingsorgaan dat rechtstreeks verbonden is met de ministers die bevoegd zijn voor het PRPB. Sinds de actualisatie (april 2007) tot in december 2007 ging het om de ministers B. Tobback en R. Demotte. Tussen december 2007 en december 2011 ging het om de ministers L. Onkelinx, S. Laruelle en P. Magnette. Sinds december 2011 tot het einde van het PRPB ging het om de ministers L. Onkelinx, S. Laruelle en Staatssecretaris M. Wathelet. De rol van het comité is het nemen van beslissingen over de koers die wordt gevolgd, het jaarlijks budget, de concrete acties, de herzieningen van het PRPB en algemene opties op het gebied van communicatie; het Beleidscomité heeft ook tot taak het Overlegcomité te interpelleren aangaande acties die op gewestelijk of/en gemeenschapsniveau moeten worden gevoerd. Het Beleidscomité vergadert wanneer dit noodzakelijk is en er werden 28 vergaderingen tussen april 2007 en juli 2013 georganiseerd.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

45

Actie 27.07 – Bureau van het PRPB Het Bureau van het PRPB is samengesteld uit de vertegenwoordigers van de twee DG’s die in de FOD betrokken zijn bij het PRPB. Het Bureau vergadert zoveel keren als dit noodzakelijk is onder voorzitterschap van de coördinator van het PRPB. Bij het begin van het PRPB was er iedere week een vergadering gepland. Geleidelijk aan zijn er minder vergaderingen gehouden naarmate het programma werd gerealiseerd en men ervaring opdeed.

Actie 27.08 – Aanwerving van een expert in communicatie In 2006 was de aanwerving noodzakelijk van een extra medewerker om de communicatieplannen van het PRPB ter realiseren. De aanvraag tot financiering werd door het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten tijdens de 75ste vergadering (21/11/2006) goedgekeurd. Na een selectieprocedure van de kandidaten werd in oktober 2007 een expert in dienst genomen.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

46

4. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Het reductieprogramma voor pesticiden (voor landbouwkundig gebruik) en biociden (PRPB) is in 2005 in het kader van de implementatie van een maatregel van de wet betreffende de productnormen

41

opgestart. Het reductieprogramma is om de twee jaar geactualiseerd en is in 2013 vervangen door het Federale Programma voor de Reductie van Pesticiden en Biociden (FRPP). Tussen 2005 en 2013 is de benaming van de producten gerationaliseerd. Pesticide betekent voortaan alle gewasbeschermingsmiddelen (die vroeger pesticiden voor landbouwkundig gebruik werden genoemd) en biociden. Het FRPP heeft dus zowel betrekking op gewasbeschermingsmiddelen als biociden. De benaming « gewasbeschermingsmiddel » afgekort door « gbm » is gelijkwaardig met de term « bestrijdingsmiddel ». et programma had als doel de risico’s die gepaard gaan met het gebruik van pesticiden voor landbouwkundig gebruik en van biociden met 50 % te beperken tussen de periode 2001-2012

42. Wat

de ppp die in de landbouw worden gebruikt betreft, was de doelstelling oorspronkelijk beperkt tot 25 % vermindering wegens de aanzienlijke inspanningen die de landbouwsector reeds in de jaren 90 heeft gedaan. De actualisatie, die om de twee jaar plaatsvindt, van het PRPB heeft het mogelijk gemaakt om het programma regelmatig te evalueren en aan te passen. In 2005 voorzag het programma in een aantal maatregelen in zeer diverse domeinen. Deze maatregelen werden omgezet in een zeventigtal acties. Naarmate deze acties werden gerealiseerd zijn er verschillende acties opnieuw aangepast op basis van de verworven ervaring door rekening te houden met de evolutie van de context. In het kader van de actualisatie 2007 is het oorspronkelijke programma gewijzigd door bepaalde maatregelen te schrappen en er andere toe te voegen. De beslissingsstructuren (Beleidscomité en Bureau) en adviesstructuren (Adviesraad en Overlegcomité) van het PRPB werden gerationaliseerd en op dat moment geherdefinieerd. Het zijn deze structuren die zijn gebruikt tot het einde van het programma in 2013. In het kader van de actualisatie 2009 is het programma opnieuw aangepast door maatregelen toe te voegen, onder meer maatregelen die samenhangen met de oprichting van een nationaal actieplan dat voortvloeit uit de verplichtingen van richtlijn 2009/128/EG

43.

Tijdens de actualisatie 2011 zijn de in 2009 gemaakte keuzes bevestigd en werd de periode verlengd waarvoor de kwantitatieve doelstellingen voor de beperking van de risico’s waren bepaald. In 2013 is het PRPB niet geactualiseerd, aangezien het volledig geherdefinieerd werd en door het FRPP is vervangen. In het totaal over de periode van 2005 tot 2012 zijn er 98 acties gedefinieerd waarvan er 79 succesvol werden afgesloten en waarvan er 23 in het FRPP voortgezet werden. A. Publieke deelname aan het PRPB Talrijke acties moesten ertoe leiden dat men permanent over het advies van de stakeholders over de acties van het PRPB zou beschikken. Via een veertigtal vergaderingen heeft de Adviesraad alle acties die door het PRPB en de leden van de Raad zijn voorgesteld, kunnen volgen en behandelen. Er werden diverse comités voor de opvolging van specifieke problemen zoals de bijensterfte, de fytolicentie, de risico-indicatoren, de toxico-vigilantie, enz…opgericht. De thematische groepen hebben het mogelijk gemaakt om de voorstellen van de gebruikers van pesticiden in te zamelen teneinde de risico’s te beperken. Conform de wettelijke verplichtingen

44 werd het voorontwerp van het FRPP voor publieke raadpleging

voorgelegd. De actualisaties van het PRPB werden uiteindelijk voor advies aan de toelatingscomités voor ppp en biociden en aan de volgende raden voorgelegd: Federale Raad voor Duurzame

41

21 December 1998. - Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en

consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers. 42

2001-2010 oorspronkelijk. De doelstelling is gewijzigd in de actualisatie 2011/2012 van het PRPB. 43

Het gaat om de richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 21 oktober 2009 tot

instelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden [OJ L309/71 van 24.11.2009].

44 Artikel 14 van de wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van

bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma's in verband met het milieu

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

47

ontwikkeling, Hoge Gezondheidsraad, e Raad voor het Verbruik, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. B. Het PRPB als informatiebron Een actieve deelname van de stakeholders aan de beperking van de risico’s die samenhangen met pesticiden gaat gepaard met het leveren van evenwichtige en relevante informatie. Verschillende acties van het PRPB hadden als doel deze informatie onder meer via internet op te zoeken en vervolgens te verspreiden. Zo zijn er voortaan verkoopstatistieken voor de werkzame stoffen van pesticiden beschikbaar (op verzoek voor de ppp en rechtstreeks

45 op de portaalsite van de FOD voor

de biociden). De opsporing van statistieken over het gebruik van pesticiden heeft het voorwerp van talrijke acties uitgemaakt, zoals de markstudies betreffende verschillende types biociden; de invoering (voorlopig opgeschort) van een systeem voor de opvolging van het gebruik van ppp in de landbouw; de methodologische studie betreffende de opvolging van het gebruik van ppp buiten de landbouw. Menselijke blootstelling aan pesticiden is ook het onderwerp van een studie inzake toxicovigilantie met het Antigifcentrum. Een onderzoek gefinancierd door het PRPB maakte het mogelijk de chronische blootstelling te ramen van de consument aan residuen van bestrijdingsmiddelen via de consumptie van groenten en fruit, door de resultaten van de controle van de residuen van bestrijdingsmiddelen van het FAVV te combineren met het Belgische voedingspatroon dat werd opgesteld door het WIV. De bibliografische studie HEEPEBI over de effecten van bestrijdingsmiddelen op de menselijke gezondheid en het milieu moet ook worden vermeld. Wat betreft methylbromide, is er gezocht naar alternatieven die gepubliceerd zijn. Er is een bijkomende opleiding voor de specifiek erkende gebruikers georganiseerd. De informatie die is ingezameld door de thematische groepen heeft in 2006 het voorwerp van een seminarium uitgemaakt en er werden rapporten op het internet verspreid. Er zijn verschillende webpagina’s die specifiek gewijd zijn aan de door het PRPB verspreide informatie op de portaalsite gepubliceerd. Deze vorm van actieve openbaarheid van de beschikbare informatie werd steeds meer aangewend bij ieder contact met de pers. Over de succesvolle afronding van het onderzoek dat is gefinancierd door het FMPP betreffende het verhoogde risico op kanker bij jonge kinderen en kinderen die nog moeten worden geboren van ouders die regelmatig in contact komen met pesticiden is er een perscommuniqué geweest, met name een communiqué naar de medische wereld toe dat rechtstreeks bestemd was voor ongeveer 600 personen/verenigingen. Daarnaast is het wetenschappelijk artikel van dit onderzoek gratis en integraal gepubliceerd op de website van het PRPB. Tot slot is de informatie die is ingezameld tijdens studies over de risico-indicatoren van ppp en biociden rechtstreeks aan de betrokkenen bezorgd tijdens een workshop die 2008 is georganiseerd alsook via een technische ondersteuning in de thematische groepen. C. Het PRPB als bewakingsmiddel et beheer van de risico’s die samenhangen met pesticiden kan slechts worden ontwikkeld via performante tools die de betrokkenen tijdig over de problematiek inlichten. Het PRPB had voorzien in een gekwantificeerde doelstelling voor de vermindering van de risico’s (50 % over het algemeen en 25 % voor de ppp in de landbouw voor de periode 2001-2012) zonder te beschikken over het instrument dat het mogelijk maakt om dit risico te kwantificeren. Het PRPB heeft verschillende onderzoeken gefinancierd teneinde deze indicatoren te ontwikkelen (PRIBEL voor de ppp en BIBEL voor de biociden). Wat betreft de ppp, is de PRIBEL indicator ontwikkeld en heeft deze het mogelijk gemaakt om de risico-indicatoren voor 1991, 1996 en 2001 te berekenen. Deze berekeningen waren mogelijk, aangezien de gebruiksgegevens die voldoende representatief waren destijds in het kader van de opvolging van de economische prestaties van de landbouwbedrijven werden ingezameld. Sinds de regionalisering werden deze bevoegdheden aan de gewesten overgedragen. Het project MPU dat door het PRPB is ontwikkeld, had als doel de door de Gewesten ingezamelde gegevens te verzamelen en ze aan te vullen met de gegevens over de ppp die op federaal niveau beschikbaar zijn teneinde voor iedereen performante en geconsolideerde statistieken over het landbouwkundig gebruik van de ppp te verschaffen. Er is evenwel gebleken dat het project niet succesvol kon worden afgerond. Bijgevolg verhindert het gebrek aan gegevens over het landbouwkundig gebruik van de ppp om de PRIBEL indicator te berekenen. Op federaal niveau is het bijgevolg gewijzigde project evenwel

45

http://www.health.belgium.be/filestore/19059670/Liste%20biocide%20230613.pdf = biociden lijst op de website

van de FOD

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

48

opnieuw in het FRPP 2013-2017 opgenomen. In dit project zouden de gebruiksgegevens worden geraamd op basis van verkoopgegevens die wel beschikbaar zijn op federaal niveau. Wat de biociden betreft, is de BIBEL-indicator voor enkel twee types biociden ontwikkeld. Ondanks het feit dat men vooruitgang boekte op het vlak van de berekening van de onzekerheid van de risicoschatters, zijn de werkzaamheden op dit vlak momenteel nog niet afgerond. Er dienen nog vele inspanningen, onder meer voor de 21 andere types biociden, te worden gedaan. Bovendien maken de vele soorten biociden en hun werkingsgebieden de opsporing van een risico-indicator complex en moeilijk. Daarom is in 2012 een andere aanpak voor de evaluatie van het risico van de biociden onderzocht. Deze aanpak is gebaseerd op de veiligheids- en risicozinnen die gelinkt zijn aan elk biocideproduct. De verkregen indicator moet momenteel nog worden getest door de experts op het vlak van biociden van de FOD vooraleer deze verder kunnen worden verfijnd. Tot slot maakt de deelname van het PRPB aan onderzoeksprojecten in het Waals Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, EUROSTAT en de OESO het mogelijk om de expertise op dit vlak te behouden en gebruik te maken van de methodologische ontwikkelingen. D. Het PRPB als actor voor de structurele wijzigingen Bepaalde aspecten van de problematiek van de risico’s die samenhangen met het gebruik van pesticiden hebben betrekking op structuren die bepalend zijn voor hun gebruik, hun controle, hun verkoop of hun vermarkting. Meer in het algemeen dienen de sociaal-economische structuren het beheer van deze risico’s te vergemakkelijken en hun beperking automatisch te bevorderen. Het PRPB heeft de ontwikkeling van bio-pesticiden die worden gevraagd door de verenigingen voor biologische landbouw en de voorstanders van minder risicovolle fytosanitaire methodes bevorderd. De splitsing van de markt van de gewasbeschermingsmiddelen in een markt voor amateurgebruikers en een markt voor professionele gebruikers maakt het voortaan mogelijk om specifieke beheersmaatregelen voor elk van de markten toe te passen. Zo zijn producten voor amateurgebruik voortaan toegankelijk op de markt onder uitdrukkelijke voorwaarden op het vlak van een beperkte toxiciteit, een beperkt volume, een beveiligde verpakking, aangepaste etiketten, enz. De producten voor professionele gebruikers zullen vanaf 2015 niet meer toegankelijk zijn voor amateurgebruikers. Professionele gebruikers zullen over een fytolicentie moeten beschikken waaruit blijkt dat ze voldoende kennis op het vlak van het gebruik van gevaarlijke producten en de aanwending van alternatieve methodes of minder risicovolle methodes hebben. Om hun fytolicentie te behouden, zullen de professionele gebruikers regelmatig permanente vorming volgen waarvoor de Gewesten instaan. Wat de biociden betreft, zijn de implementatie van de splitsing van de markt voor amateurgebruikers en de markt voor professionele gebruikers alsook de invoering van een kenniscertificaat voor de professionele gebruikers/verkopers bestudeerd. In het kader van de nieuwe verordening betreffende de biociden wordt er momenteel gediscussieerd over een nieuw systeem voor de biociden voor professioneel gebruik via het KB dat het KB van 22 mei 2003 zal vervangen. De implementatie van een nationaal actieplan voor de reductie van de pesticiden vormt ook een belangrijke structurele wijziging voor het beheer van de risico’s van pesticiden. Dit nationaal actieplan dat NAPAN wordt genoemd (Nationaal Actie Plan d’Action National), vormt voortaan de referentie op internationaal en Belgisch niveau. Het NAPAN groepeert, inventariseert en coördineert desgevallend de maatregelen die in België erop gericht zijn om de risico’s te beperken op het vlak de bescherming van de goederen en de teelten tegen levende organismen die als schadelijk worden beschouwd. Op federaal niveau is de werking van de comités die verantwoordelijk zijn voor de toelating van het op de markt brengen van de pesticiden gewijzigd. Aan het Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik kunnen ook de Gewesten deelnemen. Het Toelatingscomité Biociden is opgericht en is ook toegankelijk voor de Gewesten.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

49

De financiering van de federale maatregelen voor het beheer van de risico’s betreffende de pesticiden is enerzijds afhankelijk van het federale budget en anderzijds van het Fonds voor Grondstoffen en Producten. De samenstelling van het Fonds voor Grondstoffen en Producten is herzien, de openbare en privésector op het vlak van biocides zijn in de eerste plaats hierin beter vertegenwoordigd en vervolgens ook de landbouwers. Deze structurele wijzigingen hebben geleid tot de wijziging en/of de opstelling van talrijke wetgevingsakten waaronder onder meer koninklijke besluiten betreffende de splitsing van de ppp voor professionele gebruikers en amateurgebruikers, het KB betreffende de fytolicentie en de KB’s betreffende het Federaal reductieprogramma voor pesticiden. E. Het PRPB als incentive voor een wijziging van het gedrag Het PRPB heeft een studie over het begrip « afhankelijkheid » van de pesticiden alsook een methodologische studie om te sensibiliseren voor het gebruik van alternatieven voor biociden besteld. Deze referenties en verschillende overlegmomenten hebben het mogelijk gemaakt om een communicatiestrategie die eigen is aan de overheden te ontwikkelen. Daarom heeft de federale overheid aan de hand van communicatieacties van het PRPB gewezen op de noodzaak van een rationele aanpak van de bescherming van de goederen en de planten tegen organismen die als schadelijk worden beschouwd. Bij gebrek aan minder risicovolle alternatieven dienen de pesticideproducten spaarzaam en voorzichtig te worden gebruikt. Door evenwichtige informatie te garanderen, hebben de overheden de volgende thema’s behandeld : het rationeel gebruik van pesticiden thuis en in de tuin, de noodzaak om de instructies die op de etiketten van de pesticiden vermeld staan aandachtig in beschouwing te nemen, het voorzichtig gebruik van gevaarlijk producten en in het bijzonder korrels tegen slakken, de waarschuwing van de grote gebruikers van pesticiden die ouders zijn van jonge kinderen en tot slot voor de professionele gebruikers van ppp de bepalingen die noodzakelijk zijn om de drift van spuitnevels te beperken. Deze thema’s zijn door de pers, op radio en televisie en ook op het internet verspreid in samenwerking met de communicatiedienst van de FOD, maar ook met de stakeholders die onder meer in de Adviesraad van het PRPB vertegenwoordigd zijn. De impact van deze maatregelen op het individueel gedrag is moeilijk te evalueren. We kunnen enkel vaststellen dat er verder interesse van het publiek of de pers voor bepaalde thema’s bestaat. F. Het PRPB als overlegplaats. Het beheer van de risico’s betreffende de pesticiden heeft uiteindelijk betrekking op elke burger als consument van voedingsmiddelen en diensten, maar ook op de beroepssectoren die deze gewasteelten produceren of gebruiken alsook op de leveranciers van de diensten waarvoor het gebruik van biociden vereist is. Daarbij komen natuurlijk nog de sectoren die als doel hebben pesticiden te ontwikkelen en te verkopen. De impact van deze pesticiden op de gezondheid en het leefmilieu mobiliseert ook talrijke verenigingen. Het gevolg hiervan is dat er een enorme belangstelling en druk bestaat rond thema’s die betrekking hebben op pesticiden en dat het overleg tussen de partijen onontbeerlijk is. Het PRPB heeft dus deze rol van overlegplaats vervuld - op het vlak van de burger, door een publieke raadpleging over het FRPP 2013-2017 te organiseren; - op het vlak van de vertegenwoordigers van de maatschappij, door de werking van de Adviesraad te

verzekeren; - op het vlak van de federale regering, door de werking van het Beleidscomité te verzekeren ; - op Belgisch niveau, door de werking van het Overlegcomité van het PRPB eerst en van de NAPAN

Tak Force vervolgens te verzekeren; - op Europees niveau, door de rol van Belgische piloot voor de voorbereiding van het ontwerp van

richtlijn 2009/128 te vervullen. Conclusies en aanbevelingen Het Belgische federale parlement is voorloper in België geweest door in 1998 te beslissen om een reductieprogramma voor pesticiden in de wet betreffende de productnormen in te voeren. Dit beleid is in 2009 versterkt door het beleid van de EU die elke Lidstaat nu oplegt om een nationaal actieplan betreffende een duurzaam gebruik van ppp te implementeren. België onderscheidt zich vandaag op dit vlak doordat zijn nationaal actieplan ook op biociden betrekking heeft.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Opvolging van de ondernomen acties

50

Talrijke verwachtingen van het PRPB werden uiteindelijk ingelost. De verworven ervaring wordt momenteel in de implementatie van het FRPP 2013-2017 gevaloriseerd. Via de ervaring van het PRPB heeft de federale overheid een grote deelname van het publiek kunnen garanderen die voor het FRPP 2013-2017 zou moeten kunnen worden voortgezet. De federale overheid beantwoordt aan haar wettelijke verplichting om evenwichtige en vertrouwelijke informatie op het vlak van pesticiden te verschaffen, wat ook een belangrijke uitdaging in de toekomst zal zijn. Het PRPB werd gecoördineerd door de FOD VVVL, wat het mogelijk gemaakt heeft om talrijke structurele wijzigingen van de problematiek van de pesticiden via wetgevende wijzigingen door te voeren. Dit aanzienlijk pluspunt heeft het mogelijk gemaakt om grote vooruitgang te boeken, zoals de fytolicentie of nog de splitsing van de markt van de ppp. Het FRPP in de toekomst zou moeten beschikken over dezelfde voordelen voor de implementatie van het programma 2013-2017. Is het PRPB erin geslaagd om het gedrag te veranderen ? Het is moeilijk om deze vraag een antwoord te geven. Indien het gedrag wijzigt, zal dit in elk geval het gevolg zijn van gezamenlijke inspanningen van alle elementen van de maatschappij zowel op internationaal, nationaal als gewestelijk niveau. Op dit vlak heeft het PRPB bijgedragen tot een evolutie conform de bepalingen van zijn programma. Het FRPP 2013-2017 zal ook als doel hebben het gedrag te wijzingen, onder meer via de terbeschikkingstelling van evenwichtige informatie betreffende de pesticiden op verkoopplaatsen voor producten voor amateurgebruik. Tot slot was het PRPB een overlegplaats voor talrijke vragen op alle niveaus (burger, burgerverenigingen/beroepsverenigingen, regering, enz.). Deze overlegcapaciteit zal zeker nog zinvol zijn in het kader van het FRPP.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

51

5. Bijlagen

Bijlage I - Maatregelen voorgesteld in eerste PRPB

I. Voor toekomstige programma’s is coördinatie tussen de bevoegde overheden vereist

In de huidige Belgische institutionele context behoren de maatregelen die kaderen in een programma ter reductie van het gebruik en de risico’s van pesticiden voor landbouwkundig gebruik en biociden, behoren immers niet alleen tot de bevoegdheid van de federale overheid, maar ongetwijfeld ook tot die van de Gewesten, van de Gemeenschappen en van de lokale overheid, met name de gemeenten. Dit eerste federaal programma is dus een eerste stap om de nagestreefde objectieven te bereiken. De doelstelling is om, binnen 2 jaar, een tweede programma uit te werken in samenwerking met alle bevoegde instanties. Dit eerste programma bestaat erin op korte termijn maatregelen te treffen op federaal vlak, na goedkeuring door de Ministerraad en na officiële bekendmaking. Bijgevolg zullen er de eerste maanden van 2005 wetgevende, informatieve en bewustmakingsmaatregelen worden getroffen en structurele hervormingen en studies worden opgestart. Sommige daarvan zullen onmiddellijk uitwerking hebben. Bij andere zullen de gevolgen pas in 2006 of zelfs 2007 voelbaar worden.

Tevens is het de bedoeling van het eerste programma om de grondslag te leggen voor de eerste bijwerking van het programma (goedkeuring eind 2006), waarin de maatregelen kunnen worden opgenomen die voortkomen uit samenwerkingsovereenkomsten of speciale protocollen met de Gewesten, de Gemeenschappen, de Provincies en de Gemeenten voor de aspecten waar deze bestuursniveaus bevoegdheden hebben.

Vandaar dat van bij de voorbereiding van het eerste programma reeds officieel contact werd opgenomen met de Gewesten en Gemeenschappen. Deze zullen worden voortgezet en uitgebreid in 2005 aangezien het een prioriteit van het reductieprogramma is.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

52

II. Maatregelen die de Federale Overheid in het eerste programma moet opstarten (en die de volgende jaren, tot 2010, worden voortgezet)

II.A. Pesticiden voor landbouwkundig gebruik

II.A.1. De regelgevende maatregelen door de hervorming van de wetgeving en de wijzigingen die nodig zijn voor de erkenningsystemen

a) Nieuwe werking van het Erkenningscomité

De samenstelling van het Erkenningscomité zal gewijzigd worden. Het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik is opgericht binnen

het Ministerie van Middenstand en Landbouw. Het bestaat uit 7 leden die zijn aangesteld door de Minister die Landbouw onder zijn bevoegdheid had: drie van de leden waren ambtenaren van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, van wie er één het voorzitterschap waarnam; twee leden waren ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en twee andere leden waren ambtenaren van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

Doordat de ex-minister van landbouw is weggevallen en de leden van het Comité bij naam door de

Minister waren benoemd, moest de samenstelling van dit comité dringend worden gewijzigd. Er wordt momenteel een voorstel besproken. De samenstelling van dit comité maakt weliswaar

niet als dusdanig deel uit van een reductieprogramma, maar de samenstelling en de werking van dit adviescomité spelen duidelijk een belangrijke rol in de erkenning van de producten die op de markt worden gebracht.

Daarenboven kunnen de interne werkingregels van dat Comité (stemming, consensus,

minderheidsadvies, aanwezigheid van waarnemers, …) ook een invloed hebben op de wijze waarop de adviezen worden verstrekt.

b) Fonds voor de Grondstoffen en de Producten

Verschillende wijzigingen werden recent ingevoerd of zullen op erg korte termijn worden ingevoerd (in de loop van 2004). Het gaat om:

- de verruiming tot de biociden van het Fonds voor de grondstoffen (voortaan het Fonds voor de

Grondstoffen en de Producten genoemd). De verruiming van het Fonds tot biociden werd officieel bekrachtigd in het KB “retributies” van 4/0 /2004 (BS van 0/0 /2004) waarin de verschillende retributies die gekoppeld zijn aan de toelating en het op de markt brengen van werkzame stoffen en producten, zowel voor pesticiden voor landbouwkundig gebruik als voor biociden, alsook de jaarlijkse bijdragen voor deze producten (meestal) verhoogd en geharmoniseerd worden. Hierdoor zal het mogelijk zijn om via de retributies en de jaarlijkse bijdragen middelen voor personeel en onderzoek te besteden aan biociden. De Raad van dat Grondstoffenfonds wordt momenteel gewijzigd om aldus rekening te houden met die verandering.

- Andere bijdragen zoals die welke worden geïnd bij de verkopers van pesticiden voor landbouwkundig gebruik van klasse A, die reeds in het Fonds zijn geïntegreerd, zullen beter worden geïnd dankzij de administratieve hervormingen die recent werden doorgevoerd.

De onderzoeken die worden gefinancierd door een openbaar fonds (meer bepaald via het

Grondstoffenfonds) zijn toegespitst op het bijstellen van producten/maatregelen/procédés, … waardoor de impact van de pesticiden voor landbouwkundig gebruik verminderd kan worden en/of waardoor men uit de producten die kunnen worden gebruikt, kan kiezen voor milieuvriendelijkere producten die bovendien minder schadelijk zijn voor de gezondheid (onderzoeken die de effectieve

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

53

toepassing van het substitutiebeginsel mogelijk maken), hierbij rekening houdende met het huidig niveau van productiekwaliteit

Het beleid van het Fonds zal erop gericht zijn op middellange termijn de middelen voor onderzoek

meer en meer aan te wenden om een vermindering van de risico’s verbonden aan het gebruik van gbm te bevorderen.

II.A.2. Totale traceerbaarheid

Het KB van 14/11/2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen (BS 12/12/2003 p. 59072-86) (evenals het MB van 22/01/2004, BS 13/02/2004) preciseert de regels rond de meldingsplicht. Het heeft een ruimer toepassingsgebied dan dat van de verordening 178/2002 van de EU1 en omvat meer bepaald de leveranciers aan de primaire sector. De producenten van landbouwproducten moeten de goede landbouw- en hygiënepraktijken naleven en registers bijhouden van de behandelingen van hun dieren en gewassen. Die autocontrole zal van toepassing zijn op 1/1/20052 maar de meldingsplicht (in geval een product de gezondheid van mens, dier of plant schade kan toebrengen) is van toepassing vanaf 1/3/2004.

Het besluit voorziet in de traceerbaarheid van de producten die bestemd zijn voor de

landbouwsector in de ruime zin van het woord. Voor 2005 is een proefproject gepland met barcodes waarmee pesticiden voor landbouwkundig gebruik aan de hand van het nummer van het lot gevolgd kunnen worden van producent tot landbouwer.

Ondertussen wordt de traceerbaarheid tussen de producent en de verdeler verzekerd. Aangezien

de handel in deze producten op internationaal niveau gebeurt, zullen de FOD Volksgezondheid en de FAVV samen bij de Europese Commissie pleiten voor een algemene verplichte, totale traceerbaarheid via de richtlijn 91/414/EG, d.w.z. vanaf de fabricage of de invoer tot het eindgebruik.

De keten van verkoop en transport moet traceerbaar zijn. Deze maatregel staat uitvoering

beschreven in bijlage 5.

II.A.3. Splitsing van het beroepsgebruik (landbouwkundig of niet-landbouwkundig of uit liefhebberij) en professionele licentie

Inzake de splitsing van het beroepsgebruik, is men het er algemeen over eens dat deze hervorming, die dus gestart kan worden zodra het eerste programma goedgekeurd is, (implementering begin 2005), tot een goed einde moet worden gebracht.

Er is immers een gebrek aan duidelijkheid op de markt. Producten die hoofdzakelijk of bijna

uitsluitend door particulieren worden gebruikt, hebben een aanzienlijk aandeel in de kwantitatieve uitdrukking van de verkoop van pesticiden voor landbouwkundig gebruik in België (een mooi voorbeeld is natriumchloraat). Het is dus moeilijk om vandaag de dag de reële evolutie van het gebruik van deze producten in de landbouw nauwkeurig te bestuderen (via de verkoopgegevens).

De erkenningen met betrekking tot de producten bestemd voor het grote publiek, voor

landbouwkundig en niet-landbouwkundig beroepsgebruik zullen duidelijk worden gescheiden. De producten die aan het grote publiek worden aangeboden zullen producten zijn waarvan men

heeft kunnen aantonen dat de blootstelling aanvaardbaar is rekening houdend met de middelen waarover de niet-professionele gebruikers beschikken voor hun individuele bescherming en de beperkte risico’s voor het milieu.

Voor de twijfelgevallen zal een werkgroep duidelijk moeten uitmaken wat valt onder de

professionele markt en wat niet. Algemeen kan men het professionele gebruik omschrijven als het gebruik waarbij producten op

regelmatige basis aangewend worden en dat bovendien winst oplevert (facturen). Zo worden als professioneel beschouwd:

- landbouwers in de zin van de categorieën 1-7 van het NIS

1 Bijlage I,9° van de nieuwe verordening 852/2004/EG van 25/06/2004 bevat echter ook deze verplichtingen en

zal vanaf 01/01/2006 van toepassing zijn op de landbouwproducten 2 en in ieder geval vanaf 01/01/2006 volgens de hierboven vermelde verordening

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

54

- erkende ondernemingen gespecialiseerd in behandelingen in de landbouw en professionele tuinbouwbedrijven, professionele firma’s gespecialiseerd in tuinonderhoud, onkruidverdelging, bestrijding van schadelijke geleedpotigen, rattenbestrijding, …

Ook de openbare administraties en de industriële of commerciële ondernemingen die op hun

eigen terreinen en door eigen niet-gespecialiseerd personeel behandelingen laten uitvoeren, worden als “professioneel niet-landbouwkundig” beschouwd.

De personeelsleden die, erkende pesticiden gebruiken, zullen dus zelf een professionele licentie moeten hebben.

Dankzij de licentie voor de beroepsbeoefenaars moet men behandelingen kunnen uitvoeren met

producten die enkel bestemd zijn voor professioneel gebruik terwijl zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de volksgezondheid en het leefmilieu.

Het betreft hier een typisch voorbeeld van een maatregel waarbij de bevoegdheden van de

federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten complementair zijn. De toepassing ervan zal specifieke samenwerkingsakkoorden tussen deze verschillende machtsniveaus vergen.

Een licentie voor de aanwending van erkende pesticiden voor landbouwkundig gebruik en voor

professioneel gebruik dient immers door de federale overheid te worden toegekend. De gewesten zouden echter voor deze licentie in aanmerking kunnen komen terwijl de

gemeenschappen verantwoordelijk zouden zijn voor de opleiding die ze vereist. De differentiatie van de markten - voor beroepsbeoefenaars (al dan niet in de landbouwsector) en

voor liefhebbers - zal nog meer de mogelijkheid bieden om een gedifferentieerd beleid uit te stippelen rond de toegang tot die producten (op federaal niveau) en mogelijk ook rond het gebruik ervan (op gewestelijk niveau).

Zodra de erkenningen opgesplitst zijn, zal het immers mogelijk worden om de volgende

beleidslijnen uit te werken: een voor elke markt specifiek beleid om bepaalde producten uit de handel te nemen, een toegangsbeperkend beleid (verplicht “voorschrift” voor de levering van bepaalde producten), een belastingsbeleid (BTW, bijdrage per werkzame stof, verplicht statiegeld, …), een marketingbeleid (verbod op gekoppelde verkoop (bijvoorbeeld koppeling tussen verschillende categorieën producten of aan een meststof)), een beleid m.b.t. reclame-ethiek (striktere deontologische code, verplichte vermeldingen, …), etikettering die duidelijk wijst op de gevaren (naar analogie van de wetgeving inzake tabak) of traceerbaarheid (identiteit, coördinaten en gekochte hoeveelheden van elke koper, …).

De betrokken administraties dienen deze maatregel in overleg met de sectoren in de praktijk toe te

passen. Het scenario zou er kunnen uitzien zoals beschreven in bijlage 6, maar de praktische regels zijn nog niet helemaal vastgelegd.

Vanaf 2007 moeten de verkoopgegevens duidelijk het belang van de professionele (al dan niet

landbouwkundige) en liefhebbersmarkt tonen binnen de totaliteit van de verkochte hoeveelheden erkende pesticiden voor landbouwkundig gebruik.

Andere maatregelen, afhankelijk van de bevoegdheden van de verschillende machtsniveaus, die

specifiek de verschillende markten (belastingen, reclame, etikettering, beperking van gemengde producten, gebruiksbeperkingen, …) beogen, kunnen dan ook met kennis van zaken genomen worden.

Dergelijke maatregelen zouden moeten leiden tot een meer verantwoord gebruik van pesticiden

voor landbouwkundig gebruik en zouden het gebruik door liefhebbers evenals het gebruik in openbare ruimtes3 en het privé-gebruik van erkende pesticiden voor landbouwkundig gebruik buiten de landbouw moeten afremmen. Er moeten samen met de distributiesectoren en de niet-gouvernementele organisaties inspanningen worden geleverd om het publiek te informeren over de gevolgen van een verkeerd gebruik van deze producten en over de mogelijke alternatieven.

3 In het Verenigd Koninkrijk is de verkoop tussen 1997 en 2001 met 114% gestegen (Pesticides News 60 p 11,

juni 2003)

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

55

Er moeten echter altijd specifieke afwijkingen mogelijk zijn (gebruik van professionele producten

door particulieren) met de toestemming van de bevoegde overheden.

II.A.4. Maatregelen om de aanwezigheid van residu’s van pesticiden voor landbouwkundig gebruik in voedingsmiddelen te vermijden

Producten die bestemd zijn voor consumptie zullen niet meer residu’s mogen bevatten dan in de geldende normen wordt voorgeschreven. Elke overschrijding zal op adequate wijze gesanctioneerd worden4.

Er zal een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de resultaten van willekeurige analyses

en die van “gerichte” analyses (van “probleemproducten”)5. De resultaten van de analyses die niet door het FAVV zijn uitgevoerd (maar door bv. laboratoria uit

grote steden, universitaire labs, consumentenorganisaties of grote verdelers van voedingswaren, voor zover deze laboratoria officieel erkend zijn) zullen - in de mate van het mogelijke - meegedeeld worden aan het agentschap (dat er alles zal voor doen om ze te bekomen) en zullen opgenomen worden in een jaarlijks samenvattend rapport6.

De onderzochte stoffen zullen individueel beoordeeld worden op basis van hun globale

aanwezigheid in de voeding (plantaardig voedsel, fruit, granen, vlees en vis, maar ook in water en andere inname wegen) ten opzichte van de gemiddelde inname binnen de verschillende bevolkingsgroepen (zwangere vrouwen, baby’s, jonge kinderen, …).

Universitair onderzoek ter zake zal worden aangemoedigd. Deze maatregelen worden nader toegelicht in bijlage 6.

II.A.5. Bevordering van technische maatregelen met betrekking tot de productie en het gebruik van pesticiden voor landbouwkundig gebruik en spuittoestellen

Dergelijke maatregelen die de beroepsbeoefenaars uit de sector bijzonder belangrijk vinden, (en waarvan de modaliteiten in overleg met de betrokken sectoren ontwikkeld zullen worden), beogen onder andere: - de verplichte installatie van een bijkomende bak op het spuittoestel (met een bijkomende bak

verminderen de risico’s voor de landbouwers). - de verplichting voor de verdelers van pesticiden voor landbouwkundig gebruik en biociden om -

rechtstreeks of onrechtstreeks - adequaat beschermingsmateriaal te verschaffen (minimum handschoenen in nitril of oleopreen, beschermende bril, laarzen en maskers van het type A2B2P3).

- de technische rechtvaardiging van een bepaalde formulering (bv. waarom een bepaald poeder op de markt brengen i.p.v. een WG-formulering terwijl poederformuleringen over het algemeen gevaarlijker zijn, met name voor blootstelling via inhalatie). Deze maatregel zal pas volledig van kracht kunnen worden na de wijziging van de richtlijn 91/414 (en de omzetting ervan in nationaal recht) die zal voorzien in de vergelijkende beoordeling en het substitutiebeginsel. Momenteel zou de maatregel om wettelijke redenen enkel op initiatief van het Erkenningscomité genomen worden als er een consensus bereikt is met de sector of het betrokken bedrijf.

- voorzieningen om de drift (ook ten aanzien van de omwonenden) en de specifieke, momentgebonden schade bij het vullen of het leegmaken van het spuittoestel te beperken zullen gepromoot worden door de verdelers, via de codes voor goede praktijken en alle andere promotiemiddelen die opportuun worden geacht.

II.B. Biociden

Het programma ter vermindering van biociden is het eerste in zijn soort op Europees niveau. Natuurlijk mag men de hoeveelheden actieve stoffen in de pesticiden voor landbouwkundig gebruik niet vergelijken met die in biociden (waarschijnlijk een verhouding van 10/1), te meer omdat biociden

4 onder de verantwoordelijkheid van het FAVV

5 onder de verantwoordelijkheid van het FAVV

6 onder de verantwoordelijkheid van het FAVV

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

56

in de meeste gevallen onrechtstreeks of met vertraagde werking verspreid worden in het milieu67

. Dat is trouwens een van de redenen waarom het zo ingewikkeld is om emissiescenario’s uit te werken. Via producten van het type 18: insecticiden, acariciden en andere producten ter bestrijding van geleedpotigen, evenals producten die met biociden behandeld zijn, kan het grote publiek echter rechtstreekser worden blootgesteld.

Rekening houdend met de omvang van de taak en met de methodologische moeilijkheden ervan (bv. indicatoren), zal het eerste programma zich voornamelijk richten op de categorieën die op Europees niveau prioritair zijn (houtbehandeling en rodenticiden) evenals categorie 18 die betrekking heeft op de insecticiden, de acariciden en andere schadelijke geleedpotigen aangezien deze categorie veel stoffen omvat die door een groot deel van de bevolking gebruikt worden in gebouwen.

Het eerste programma zal ervoor zorgen dat de Belgische partners geïdentificeerd worden en dat

de ondernemingen gespecialiseerd in de bestrijding van knaagdieren, de bedrijven en NGO’s actief op het gebied van houtbescherming en de partners in de problematiek van de insecticiden (en andere) van categorie 8 (verpakkingsbedrijven, verdelers, NGO’s) geïnformeerd en gesensibiliseerd worden en dat binnen een werkgroep die representatief is voor de betrokken partijen, voor die producttypes specifieke indicatoren worden uitgewerkt (rekening houdend met de blootstelling).

De maatregelen die voorgesteld worden in het kader van het eerste programma zijn voornamelijk:

- van structurele aard - verbonden aan de uitwerking van een gemeenschapsbeleid inzake biociden. - Specifiek voor de types van producten en de prioritaire producten

II.B.1. Structurele maatregelen

II.B.1.1. Hervorming wetgeving en aan te brengen wijzigingen aan het vergunningsstelsel

De Hoge Gezondheidsraad, de instantie die tot op heden aan de bevoegde Minister advies gaf m.b.t. de toelating van biociden, is een complexe structuur bestaande uit een bureau en vijf afdelingen7.

Afdeling 3 houdt zich bezig met chemische en biologische agentia en is zelf onderverdeeld in onderafdelingen. Onderafdeling 3.1 is een permanente werkgroep (WG) belast met de registratie van biociden, desinfectantia en risico-evaluatie. Die WG is samengesteld uit leden, uitgenodigde leden, personeel van het wetenschappelijk secretariaat, uitgenodigde ambtenaren (van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu). Na bespreking binnen andere subgroepen van de toxicologische en ecotoxicologische aspecten, en aspecten zoals blootstelling en doeltreffendheid, stellen de rapporteurs van die subgroepen hun verslag en hun conclusies voor. De verschillende conclusies worden samengevoegd in een advies dat door de WG wordt uitgebracht (ofwel weigering, ofwel vraag om bijkomende informatie, ofwel toelating).

Het advies van de WG wordt aan de administratie bezorgd, die het omzet in voorstellen voor toelatingsakten die door de Minister moeten worden goedgekeurd.

De huidige werking is log en traag. Uit de externe audit van de FOD die in het eerste semester van

2003 werd uitgevoerd, is gebleken wat hapert aan het systeem voor de toelating van biociden (traag, te weinig middelen). Er werd toen een systeem aanbevolen zoals dat van de pesticiden voor landbouwkundig gebruik8. De aanbevelingen hebben geleid tot het voorstel tot de vervanging van de oge Gezondheidsrad door een “Toelatingscomité voor biociden” waarvan de samenstelling en de werking gebaseerd zijn op die van het Erkenningscomité. De Hoge Gezondheidsraad zal pas in tweede instantie optreden i.v.m. onopgeloste problemen, om de drempels voor de actieve stoffen (PNEC, ADI, AOEL) vast te stellen en als beroepsinstantie voor de beslissingen van het Vergunningscomité (niet-opschortend beroep).

67

behalve voor methylbromide, bepaalde ontsmettingsmiddelen gebruikt in de koeltorens, sommige toepassingen

van algiciden en rodenticiden 7 www.health.fgov.be/CSH_HGR/.

8 De "Business Process Reengeneering" (BPR), die onder de auspiciën van een privé-consultantbureau

voorstellen heeft uitgewerkt ter verbetering van de interne werking van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, heeft erop gewezen dat er voor de biociden een vergunningssysteem moet worden ingevoerd dat vergelijkbaar is met dat voor de pesticiden: ofwel een (beperkt) comité bestaande uit ambtenaren van de verschillende betrokken FOD's.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

57

Er wordt momenteel een voorstel besproken voor een K.B. dat het vergunningssysteem in die zin wijzigt. Die hervorming wordt zeer waarschijnlijk begin 2005 doorgevoerd.

De samenstelling van een toekomstig toelatingscomité voor biociden maakt als dusdanig geen

deel uit van een reductieprogramma, maar het is duidelijk dat de samenstelling en de werking van dat adviescomité een belangrijke rol speelt m.b.t. de vergunning van biociden die op de markt worden gebracht.

Het reductieprogramma zal voorstellen om gelijkelijk meer algemene criteria in aanmerking te

nemen in het kader van het beleid van duurzame ontwikkeling (haalbaarheid op economisch en sociaal vlak en op het vlak van leefmilieu), waarbij bijlage VI van de richtlijn 98/8/EC wordt nageleefd. Het belang van de invoering van nieuwe producten zou aldus in aanmerking kunnen worden genomen alsook de mogelijkheid van gunstigere alternatieven wat gezondheid en milieu aangaat. (toepassing van de substitutieprincipes en de vergelijkende beoordeling genoemd in artikel 10 van de richtlijn en artikel 24 van het KB van 22/05/2003).

Het KB van 22/5/2003 zal worden gewijzigd om de versnelling van de toelatingsprocedure te bevorderen terwijl de veiligheid van de gebruiker en de bescherming van het leefmilieu worden gegarandeerd.

II.B.1.2: Administratieve hervormingen

Het wetenschappelijk personeel van de Hoge Gezondheidsraad dat zich voorheen bezighield met het bestuderen van biociden overhevelen, d.w.z. 3,5 personen9 in de loop van 2004, naar de Dienst “Risicobeheersing” van het DG V in het kader van de reorganisatie van de diensten binnen een gezamenlijke eenheid “biociden-gbm”, eveneens gepland maar uitgesteld tot 2005.

De inkomsten van retributies en de jaarlijkse bijdragen m.b.t. biociden overhevelen naar het Fonds

voor de grondstoffen en de producten (met terugwerkende kracht van kracht sinds 1/1/2004 overeenkomstig het KB van 14/01/2004).

Dankzij die overheveling zouden deze retributies en bijdragen, voor het gedeelte dat de personeelsbehoeften en de desbetreffende werkingsmiddelen overschrijdt, goed gebruikt kunnen worden via het Fonds voor de grondstoffen en de producten en zou onder meer minimum 30% van de beschikbare middelen (met vanaf 2006 een jaarlijkse verhoging van 5%) besteed kunnen worden aan onderzoek en aan de uitwerking van reductieoplossingen en alternatieven voor de meest problematische producten.

Er bestaat een reële behoefte om de administratie beter in staat te stellen een duidelijk zicht te

hebben op de markten die te maken hebben met biociden, op de distributiekanalen, de evaluatie van de verkopen en het gebruik van die producten. Dit opvolg- en analysesysteem zal worden opgezet in samenwerking met de beroepsmiddens.

II.B.1.3.:Ontwikkeling van indicatoren

Voor de sector van de gewasbestrijdingsmiddelen wordt reeds verschillende tientallen jaren onderzoek verricht naar indicatoren voor gebruik of risico’s. Dit is niet het geval voor de sector van de biociden waar globale studies (zoals in Zweden) of die gelinkt zijn aan verschillende emissiescenario’s vrij recent zijn.

Voor de (vereenvoudigde) vaststelling van een globale indicator voor de biociden, bevatte de door

de FOD in 2004 aanbevolen studie het principe van een getal dat rekening houdt met de (verkochte) hoeveelheden, risicozinnen en scores die zijn toegekend aan die risicozinnen. De behouden risicozinnen zijn:

voor de bescherming van het milieu:

R 50 Zeer giftig voor in het water levende organismen R 51 Giftig voor in het water levende organismen R 56 Giftig voor bodemorganismen R 57 Giftig voor bijen

9 FTE of “Full Time Equivalent”

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

58

R 59 Gevaarlijk voor de ozonlaag voor de gezondheid:

R 39 Gevaar voor ernstige onherstelbare effecten R 45 Kan kanker veroorzaken R49 Kan kanker veroorzaken bij inademing R46 Kan erfelijke genetische schade veroorzaken R60 Kan de vruchtbaarheid schaden R 61 Kan het ongeboren kind schaden

De detailberekening van de globale indicator en van de voorstellen die uit deze studie volgen

komen voor in bijlage 8.

II.B.2. Maatregelen m.b.t. de uitwerking van een Europees beleid

II.B.2.1Inventaris van de impact op de gezondheid en het leefmilieu van de producten die gevaarlijke werkzame stoffen bevatten.

Een dergelijke inventaris moet rekening houden met de Europese agenda

(houtconserveringsmiddelen, rodenticiden) en van de insecticiden, acariciden en andere producten ter bestrijding van geleedpotigen, rekening houdend met het belang ervan voor de burger. Die in artikel 8 bis van de gewijzigde wet over productnormen bepaalde inventaris zal voor zover mogelijk op Europees niveau worden uitgewerkt ( onze delegaties zullen dit verdedigen) en / of in samenwerking met buurlanden. Deze zal vooreerst worden ontwikkeld voor de voormelde types van producten.

II.B.2..2 Herziening van de werkzame stoffen van biociden op Europees vlak (2004-2010).

De “prioritaire” werkzame stoffen van de eerste lijst, nl. van biociden van type 8 (houtconserveringsproducten) en type 14 (rodenticiden), zijn onder de lidstaten verdeeld: België moet de dossiers analyseren die ingediend worden in het kader van de herziening van werkzame stoffen vanaf maart 2004. De rapporterende lidstaat heeft 3 maanden de tijd om na te gaan of de voorgestelde gegevens volledig zijn (“completeness check”) en twaalf bijkomende maanden om de gegevens te onderzoeken, een verslag op te stellen en voorstellen aan de Commissie te doen. Uit de dossiers die de verschillende staten voor die eerste prioritaire lijst effectief hebben ontvangen, kan worden afgeleid dat de werkzame stoffen arseenpentoxide, azaconazool, carbendazim, chroomtrioxide, azypetacs zink, deltamethrin en magnesiumfosfide als rodenticiden of houtconserveringsproducten uiterlijk op 1 september 2006 van de markt zullen verdwijnen. De bedrijven en de lidstaten hebben echter het recht om voor eind juni 2004 te reageren via een intentieverklaring en kunnen, indien die wordt aanvaard, een nieuw dossier indienen (zonder dat er duidelijk een datum wordt vastgelegd: dit zou het geval kunnen zijn voor cypermethrin).

Voor de houtbeschermingsmiddelen en de rodenticiden, die door de staten worden onderzocht, kan worden verwacht dat de beslissingen m.b.t. de (niet-) opname in bijlage I van richtlijn 98/8/EC vanaf 2006 door de Commissie worden genomen.

De evaluatie van de producten van de tweede prioritaire lijst moet in 2006 van start gaan. Het einde van het proces is bepaald voor 2010.

Biociden die niet-aangemelde werkzame stoffen bevatten10 zullen vanaf september 2006 niet

meer toegelaten zijn (voor fabricatie / verkoop / gebruik in de EU-landen). De toepassing van dat reglement zal belangrijke gevolgen hebben wat de vermindering van de impact van de biociden betreft11. Hieronder vallen belangrijke stoffen zoals methylbromide (zie verder). Door deze Europese bepaling hoeft men zich niet meer bezig te houden met nieuwe aanvragen (m.b.t. producten die niet-aangemelde werkzame stoffen bevatten) of met huidige beschikbare producten met minstens één niet-aangemelde stof. Vanaf 1 september 2006 mogen die stoffen niet meer verhandeld worden.

II.B.3. Specifieke maatregelen

II.B.3.1 Rodenticiden

10

definitief niet aangemeld, overeenkomstig bijlage III van het Europees reglement 2032/2003 van 14/11/2003 11

zoals ook het geval was bij de verschillende opeenvolgende reglementen die in juli 2003 hebben geleid tot het

verbod op bijna 320 actieve stoffen in pesticiden voor landbouwkundig gebruik op de EU-markt.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

59

De Gewesten zijn grotendeels bevoegd voor het gebruik van rodenticiden. Zij moedigen rechtstreeks bepaalde gebruiksvormen door hun ambtenaren aan (muskusrattenbestrijding in Wallonië bijvoorbeeld).12

De plaatselijke overheid is ook deels verantwoordelijk voor het verspreiden van deze producten onder de bevolking en in het leefmilieu. Bepaalde gemeenten delen gratis en op verzoek rodenticiden uit, of verkopen ze tegen kostprijs, … Er is geen harmonisering terzake (volgens het beginsel van de gemeentelijke autonomie inzake “volkshygiëne”).

Het Antigifcentrum telt elk jaar talrijke gevallen van vergiftiging thuis van kinderen (meestal niet

ernstig) en van huisdieren (meestal ernstig) door rodenticiden. Er moet een systeem worden ontwikkeld om gevallen van intoxicatie met biociden te

inventariseren: dit is trouwens wat de Staat werd opgelegd in de biociderichtlijn (zie deel pesticiden voor landbouwkundig gebruik).

Er wordt voorgesteld om de gevallen van intoxicatie door pesticiden voor landbouwkundig gebruik

en door biociden systematischer te registreren, te beginnen bij de rodenticiden. Behandelende geneesheren/ziekenhuizen zullen verplicht een verslag moeten opstellen in geval van consultatie/ opname voor die vorm van intoxicatie). Ook intoxicaties van boerderijdieren (bijenstallen inbegrepen), gezelschapsdieren en wilde dieren zouden door dierenartsen, ambtenaren van Waters en Bossen, gespecialiseerde centra kunnen worden gesignaleerd en de informatie over dergelijke intoxicaties zou door het Antigifcentrum kunnen worden gecentraliseerd. Er moet een ondubbelzinnig oorzakelijk verband worden gelegd.

Er zal systematisch een verslag van ambtenaren op het terrein aan het Antigifcentrum worden

bezorgd (vereenvoudigde informatiefiche die wordt uitgewerkt in overleg met het Antigifcentrum en de betrokken diensten op het terrein). Hiertoe zal bijkomend deskundig personeel in dienst worden genomen (via een project dat vanaf 2005 in die zin door het Antigifcentrum wordt voorgesteld).

De federale overheid zal de bevoegde instanties tevens voorstellen om de burgers ertoe aan te

zetten om op een verantwoorde manier met die producten om te gaan en het gebruik ervan te beperken tot gevallen waarbij de volksgezondheid op het spel staat (alternatieve middelen stimuleren).

Hiertoe zullen de federale overheden contact opnemen met de Gewesten (die toezicht houden

over de gemeenten) om een overlegde actie te promoten i.v.m. de beperking van niet-essentieel gebruik en de risico's van dit soort producten.

Er wordt met name voorgesteld: - een vervaldatum te vermelden op de verpakkingen en terugname van onverkochte goederen

door de leveranciers (wetende dat de kant en klare lokazen slecht verouderen) - het gratis uitdelen van deze producten te verbieden (minstens verkoop tegen kostprijs)

teneinde misbruiken te beperken: de Gewesten, die de gemeenten onder hun voogdij hebben, zouden onmiddellijk een initiatief in die richting kunnen nemen

- enkel gesloten recipiënten en verpakkingen toelaten om de risico's te verminderen

II.B.3.2 Houtbeschermingsmiddelen

Er wordt voorgesteld om: - in samenwerking met de sector en de distributie de eindgebruikers bewust te maken van het

probleem (informatie- en voorlichtingscampagne) - de verschillende kwaliteitsstelsels eenvormig te maken

13 en de informatie meer toegankelijk

maken - de controles te versterken (bijvoorbeeld op creosoot) - stelselmatig (vanaf nu tot 2010) alle gebruiksvormen van arsenicum (kankerverwekkend) en

chroom terug te dringen (met afwijkingen in afwachting van de uitwerking van een valabel alternatief)

12

Die bestrijding kan nutteloos en duur lijken (de ecologische niches worden onmiddellijk weer ingenomen; het

laatste verslag van het Waals Gewest spreekt van 537.268 geplaatste vallen met 25.282 km/ambtenaar, 16 ambtenaren en 5314 vangsten). Een bestrijdingsactie zou enkel op een gerichte manier (gevoelige zones, dijken, … beschermen) en op welbepaalde tijdstippen moeten plaatsvinden. 13

Beste beschikbare technieken voor de houtverduurzaming, Kenniscentrum van VITO, 1998

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

60

- de deelname van België aan internationale forums te versterken dankzij de personeelsspecialisatie terzake

II.B.3.3 Insecticiden, acariciden en andere producten voor de bestrijding van geleedpotigen type 18)

Er wordt voorgesteld om: - op het niveau van de instantie die instaat voor de vergunningen (momenteel de Hoge

Gezondheidsraad) een restrictiever beleid te voeren inzake de verkoop van deze producten aan particulieren (vooral als er alternatieven beschikbaar zijn) alsook inzake de verkoopsvoorwaarden hiervoor (duidelijke informatie, “gereglementeerde” reclame, …);

- nauw samen te werken met de Gewesten, de distributiesectoren en de verschillende verenigingen om het grote publiek ertoe aan te zetten die producten enkel “in laatste instantie” te gebruiken.

II.B.3.4 Methylbromide

Methylbromide onderscheidt zich van de chloorfluorkoolwaterstoffen (cfk's) doordat het broom bevat. Broom heeft een potentieel ozonverarmend effect dat ongeveer 50 keer groter is dan chloor (maar met een kortere halfwaardetijd dan de cfk’s). Men schat dat bijna de helft van het broom dat in de atmosfeer aanwezig is van natuurlijke oorsprong is, maar het broomgehalte afkomstig van menselijke activiteiten neemt in snel tempo toe. Het United Nations Environment Programme (UNEP) heeft berekend dat een verbod op methylbromide het mogelijk zou maken de hoeveelheid vernietigende chemische stoffen de volgende vijftig jaar met meer dan 10 % te verminderen en een snelle zou impact hebben op de omvang van de vernietiging van het stratosferische ozon14. Indien men er niet in slaagt de broomconcentratie in de atmosfeer terug te dringen, zal dat de doeltreffendheid van de vermindering van chlooruitstoot sterk inperken. Dit is dan ook logischerwijze een van de prioriteiten van het protocol van Montréal betreffende de reductie van stoffen die de ozonlaag afbreken.

Methylbromide wordt gebruikt voor de ontsmetting van bodems (in België uitsluitend in serres), bederfelijke voedingsmiddelen in quarantaine, opgeslagen voedingsmiddelen zoals granen, kruiden,... en installaties (containers, silo’s, scheepsruimen, …).

Aangezien methylbromide niet is aangemeld op Europees vlak, zal deze stof tegen september 2006 op Europees niveau moeten verdwijnen als biocide.

Jaarlijks bedraagt het gebruik hiervan buiten de landbouw ongeveer 25 ton, maar de gebruikte hoeveelheden (voornamelijk bij behandelingsoperaties vóór internationale transporten over zee) zijn onlangs sterk toegenomen in gevolge de export naar China en de voorwaarden van dit land inzake bescherming.

De problematiek van de laatste jaren heeft zich vooral geconcentreerd op de veiligheidsafstanden voor de werknemers en voor derden alsook op de gebruikte doses.

Er moeten dringend maatregelen worden genomen voor de volledige vervanging van deze stof als biocide.

Het gebruik van alternatieve middelen voor ontsmettingsbehandelingen moet absoluut van kracht

gaan voor eind 2006 om toe te laten dat men kan afstappen van methylbromide. Er moet bijgevolg worden onderzocht hoe alternatieve producten zoals sulfuryl difluoride (SF) zo

snel mogelijk en in elk geval vóór eind 2005 kunnen worden toegelaten voor gebruik bij ontsmetting van molens

15 en wat de economische haalbaarheid en de toepassingsproblemen ervan zijn.

Er dienen binnen de Europese Unie stappen ondernomen te worden om druk uit te oefenen op de

internationale handelsinstanties om die vervangingsbehandeling te laten aanvaarden door de importeurs voor de QPS (“Quarantine and Pre-Shipment”): anders kan methylbromide vrijstellingen blijven bekomen voor die bij ons steeds verder groeiende markt op basis van de internationale praktijken die enkel methylbromide voor de internationale handel aanvaarden en met name de door de Interim Commission on Phytosanitary Measures goedgekeurde internationale norm voor fytosanitaire maatregelen nr. 5 “Guidelines for regulating wood packaging material in international trade”. Die

14

De aantasting van de ozonlaag verzwakt het immuunsysteem (van alle leven op aarde) en heeft manifeste

gevolgen wat huidkanker (behalve melanomen) en cataract betreft. 15

Groot-Brittannië is rapporteur voor SF als gewasbeschermingsmiddel. De monografie werd afgerond in juni.

Sweden is sinds december 2003 verantwoordelijk van het onderzoek van SF als biocide. We kunnen dus een Europese beslissing in deze dossiers in de loop van 2005 verwachten.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

61

norm beschrijft de noodzakelijke fytosanitaire maatregelen om de kans op invoering en/of verspreiding van quarantaineorganismen die geassocieerd zijn met in de internationale handel gebruikt verpakkingsmateriaal in ruw coniferen- of loofboomhout te beperken.

Dit moet vanzelfsprekend op Europees en op internationaal niveau worden behandeld, met name via de FAO en het UNEP.

II.B.3.5 Andere

Het gebruik van talrijke andere werkzame stoffen als biociden kan worden verminderd. De studie die in 2004 door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu is besteld, heeft concrete reductiemogelijkheden voorgesteld voor de drie bovenvermelde soorten producten, meer bepaald door zich te baseren op objectiveerbare criteria inzake de risico's voor de gezondheid en het leefmilieu, waarbij rekening wordt gehouden met de effectieve verkoop in België.

II.C. Gemeenschappelijke maatregelen

II.C.1. Informatie

Er zullen maatregelen worden getroffen om verbeteringen aan te brengen aan en koppelingen te maken tussen de huidige sites www.fytoweb.fgov.be en www.environment.fgov.be. Op deze sites moet men de lijsten terugvinden van erkende pesticiden voor landbouwkundig gebruik en toegelaten biociden, die op verschillende wijzen geordend staan om tegemoet te komen aan de courantste vragen van het publiek. Ook de lijsten van de houders van erkenningen en vergunningen en de lijsten van de erkende of toegelaten actieve substanties zullen beschikbaar zijn. De datum van de eerste vergunning en de vervaldatum van de vergunning (behalve bij aangevraagde verlenging) moeten eveneens duidelijk terug te vinden zijn. Indien de vervaldatum van de vergunning niet vermeld wordt, betekent dit dat het vermelde product nog steeds erkend is.

II.C.2. Bewustmaking

et is van primordiaal belang dat de distributiefirma’s een specifieke vorming krijgen over het reductieprogramma, meer bepaald in verband met de reductie van de risico’s door

- de bewustmaking omtrent voor punctuele verliezen (voornamelijk bij de vulling of reiniging van de toepassingsmaterialen);

- de kennis van de risico’s (zinnen, pictogramman, individueel beschermingsmateriaal, reiniging van bussen…).

Federale of regionale besturen, onderzoeksinstellingen of universiteiten zouden kunnen instaan

voor die vorming. Preventagri zou ook kunnen worden betrokken bijde bewustmaking van de beroepsmensen. De sector moet nauw betrokken worden. Het is tevens belangrijk dat de personen en instanties die zich bezig houden met de waarschuwingssystemen goed worden geïnformeerd.

De samenwerking met het Antigifcentrum en de wetenschappelijke inrichtingen die van de FOD

afhangen (CODA en het WIV) zal worden versterkt en de bewustmaking van de artsen, apothekers en dierenartsen zal worden ontwikkeld, in overleg met de betrokken besturen binnen de FOD.

Het reductieprogramma zal, via de fondsen die worden verzameld uit de door het Fonds voor de

Grondstoffen en de Producten ontvangen retributies, instaan voor de noodzakelijke bewustmaking van de stakeholders voor de verdwijning van de markt van bepaalde producten en voor de ontwikkeling en de bevordering van alternatieve producten/methodes (zie verder). Er zijn bijvoorbeeld contacten op verschillende niveaus noodzakelijk om het besluit van de EU te verduidelijken bij de landen die goederen uit de EU invoeren (deze landen zouden afkerig kunnen worden van onze markten door het verbod van bepaalde producten).

II.C.3. Transparantie

- De agenda’s van de vergaderingen van de erkennings- en vergunningscomités (d.w.z. de niet-vertrouwelijke punten, de bespreking van nog niet erkende of toegelaten producten is immers vertrouwelijk) zullen op de site bekendgemaakt worden voordat de vergaderingen plaatsvinden (opdat een stakeholder zou kunnen vragen om er gehoord te worden).

- De verslagen van deze vergaderingen zullen (nadat ze op de volgende vergadering zijn goedgekeurd) op de website geraadpleegd kunnen worden. Alle vertrouwelijke gegevens (o.a. namen) zullen uit de verslagen geschrapt worden.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

62

- Handleidingen en procedures die bedrijven dienen te volgen bij het indienen van dossiers zullen eveneens beschikbaar zijn op de site.

- De beheerder van de site wordt duidelijk vermeld en aan deze persoon kunnen vragen gesteld worden via mail.

- Alle vragen en antwoorden die in de loop van het jaar geregistreerd worden, moeten samengebracht worden in een register dat ten minste één jaar bewaard wordt (er bestaat al een sitebeheerder en het register van de meest frequent gestelde vragen is reeds van toepassing op de fytowebsite).

II.C.4. Speciale bijdrage voor de ontwikkeling van reductieprogramma’s

De wettekst over de productnormen is erg duidelijk wat betreft de middelen die moeten worden vrijgemaakt voor de realisatie van het programma (art. 20bis)

16. Het is tevens duidelijk dat de impact

van erkende pesticiden voor landbouwkundig gebruik en toegelaten biociden die gevaarlijke actieve stoffen bevatten en in dat opzicht onder de gevarencategorieën vallen, gevoelig beperkt moet worden.

In functie van de impact op de volksgezondheid en het leefmilieu wordt aan elke gevarencategorie

een aantal punten toegekend (art 20 bis). Voor elk product wordt het totaal aantal punten berekend, vermenigvuldigd met de hoeveelheid van het verkochte product in de loop van het vorig jaar en wordt dit omgezet in een bijdrage.

De totalen van die waarden (punten x hoeveelheid) van alle gbm en biociden vormen een getal dat de waarde van het punt zal bepalen, hierbij in acht nemend dat het programma een jaarlijkse begroting van 500.000 € moet behouden. Een simulatie op grond van de verkoopgegevens van 200 zal vóór eind 2004 aan de firma’s die een erkenning of vergunning hebben, worden uitgedeeld.

Bij de definitieve vaststelling van de bedragen zal in overleg met de sectoren nagegaan worden of rekening kan gehouden worden met het aspect blootstelling.

Om de twee jaar wordt de lijst bijgewerkt om zo rekening te houden met de producten op de markt komen of ervan verdwijnen.

In onderstaande tabel vindt men voor iedere categorie een voorgesteld aantal punten en de

risicozinnen (R). De R-zinnen (risicozinnen) staan vermeld in de erkennings- en vergunningsaktes en kunnen dus als basis dienen bij het bepalen van het aantal punten.

Categorie en afkorting Punten R-zinnen

Fysisch-chemische eigenschappen

Ontplofbaar (E) 2 1, 3

Oxiderend (O) 1 7, 8, 9

Zeer licht ontvlambaar (F+) 2 12

Licht ontvlambaar (F) 1, 5 11, 15, 17

Ontvlambaar (R10) 1 10

Irritatie/ Sensibilisatie

Corrosief (C) 2 34,35

Irriterend (Xi) 1 36, 37, 38, 41+

Sensibiliserend (R42 en/of R43) 1 42, 43 +gecombineerde zinnen

16

“[…] kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad retributies en bijdragen aan het

Fonds voor de grondstoffen en de producten […] opleggen ter financiering van opdrachten van de administratie die voortvloeien uit de toepassing van het artikel… 8bis, […]”

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

63

Categorie en afkorting Punten R-zinnen

Schadelijk (Xn)

Acute blootstelling

1 20,21,22, + gecombineerde zinnen + 65

1 68/x (x= 20, 21, 22) + gecombineerde zinnen

Lange termijn blootstelling 1 48/x (x = 20, 21, 22) + gecombineerde zinnen

Carcinogeen 1 40,

Mutageen 1 68

Vergiftig voor de voortplanting 2 62, 63

Toxisch (T)

Acute blootstelling

2 23, 24, 25 + gecombineerde zinnen + 29, 31

2 39/x (x = 23, 24,25) + gecombineerde zinnen

Lange termijn blootstelling 2 48/x (x = 23, 24,25) + gecombineerde zinnen

Carcinogeen 2 45, 49

Mutageen 2 46

Vergiftig voor de voortplanting 2 60, 61

Zeer toxisch (T+)

Acute blootstelling 3 26, 27, 28, + gecombineerde zinnen + 32

3 39/x (x= 26, 27, 28) + gecombineerde zinnen

Gevaarlijk voor het milieu (N 2 50, 50/53, 51/53, 59

Momenteel bestaan er aanvaarde eenvormige criteria voor een hele reeks risico’s. et systeem

van de risicozinnen heeft zijn beperkingen. De richtlijn 2003/82/EG van de Commissie van 11 september 2003 tot wijziging van de richtlijn 91/414/EEG van de Raad in verband met de risicozinnen die wijzen op specifieke risico’s en op de voorzorgen die moeten worden getroffen op het gebied voor gbm die bijzondere standaardzinnen voor risico’s voor de mens en het milieu toekennen RSh -3 alsook bijkomende standaardzinnen voor voorzorg SP1 - algemene bepalingen; Spo 1-3 voorzorgen te nemen door de operator; Spe 1 - 8 voorzorgen te nemen voor het milieu; Spa voorzorgen te nemen in het raam van de goede landbouwpraktijken; SPr 1- 3 specifieke voorzorgen te nemen voor rodenticiden; deze richtlijn verduidelijkt tevens de toepassing van de standaardzinnen die de specifieke voorzorgen voor de gebruikers aangeeft (Spo 1-5, voor het leefmilieu (Spe 1-8) in het raam an de goede landbouwpraktijken ‘Spa ) en voor de rodenticiden (SPr -3).

De agenda voor de tenuitvoerlegging van die nieuwe zinnen start in juli 2004 en wordt voortgezet tot 2008, althans voor alle gbm die de in de Bijlage I aanvaarde actieve stoffen bevatten.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

64

In een eerste fase, hebben wij beslist geen rekening te houden met de risicozinnen17 waarvoor de criteria niet op Europees niveau zijn vastgesteld. Die tabel kan dus worden herzien ( tweejaarlijks, bij de actualisatie van het programma).

Deze aanpak zal worden toegepast van zodra alle voorbereidingen aangepast zijn aan de richtlijn 99/45/EG18.

De Ministerraad zal beslissen over het bedrag van de bijdrage die op voorstel van de Ministers die

voor Volksgezondheid en Leefmilieu bevoegd zijn, zal worden vastgelegd bij wijziging van het KB van 14/01/2004.

De opbrengst van deze bijdragen zal er voortdurend voor moeten zorgen dat het

reductieprogramma goed verloopt en moet dus tot 2010 aangepast kunnen worden. In de mate van het mogelijke zullen de nieuwe inkomsten besteed worden aan het onderzoek dat

moet worden gevoerd en de stappen die moeten worden genomen in de pas opgesplitste markten (professionele landbouwmarkt, professionele niet-landbouwkundige markt, markt van de erkende pesticiden voor landbouwkundig gebruik voor liefhebbers, markten van biociden voor professioneel gebruik en markt van biociden voor liefhebbers).

In afwachting van de invoering van het hierboven beschreven systeem en ten minste voor het jaar

2005, belast de Ministerraad de Minister van Volksgezondheid en van Leefmilieu ermee, in overleg met de Minister van Begroting, een som van € 500.000 toe te kennen uit het reservefonds van het Fonds voor de Grondstoffen en de Producten.

Er zal in worden voorzien dat vanaf 2006 het Fonds minstens 30% van zijn middelen die verband

houden met de financiering van onderzoek aan dit doel zou besteden (om naar ratio van 5% per jaar te komen tot 50% in 2010)

19. Dit percentage moet, jaar na jaar, als een minimum worden beschouwd,

ervan uitgaande dat om die doelstelling te bereiken, er concrete en wetenschappelijk gefundeerde projecten in die zin worden voorgesteld aan de Raad van het Fonds.

II.D. Algemene overwegingen inzake de uit te werken maatregelen

II.D.1. Europese context

Het programma moet uitgaan van de richtlijn 91/414/EEG in herziening en toekomstige thematische strategie betreffende de pesticiden voor gebruik in de landbouw enerzijds en van de richtlijn 98/8/EG betreffende de biociden anderzijds

In dit kader is het belangrijk dat in het programma de toepassing van het substitutie wordt opgenomen (reeds bestaande in de richtlijn 98/8/EG voor de biociden en dat wordt besproken in het raam van de aan de gang zijnde herziening van de richtlijn 91/414 betreffende de gbm).

Het reductieprogramma en de verfijningen ervan zullen zich volledig inschrijven in bestaande en eventuele nieuwe Europese regelgeving. De eventuele nieuwe Europese richtlijnen zullen strikt worden omgezet, tenzij in uitvoering van dit programma, na overleg met de betrokken sectoren, reeds verdergaande afspraken of beslissingen werden genomen. Er zal bij elke omzetting ook rekening gehouden worden met de competitiviteit van de Belgische ondernemingen.

II.D.2. Samenwerking met de stakeholders

Voor het welslagen van een reductieprogramma is de samenwerking tussen de overheid, de gebruikers, de industrie, de wetenschappers, de gezondheidssector en het hele maatschappelijk middenveld noodzakelijk.

17

De afwezigheid van risico’zinnen zoals R33,R54,R55,R56,R57 (Vergiftig voor bijen), R58, R64 (Kan schadelijk

zijn via de borstvoeding), R66 (Herhaalde blootstelling kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken), R67 (Dampen kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken) hoeft daarom niet te verwonderen. Bepaalde moeilijkheden in de Belgische classificatie (ten opzichte van de Europese wetgeving) werden ook in rekening gebracht.R51 bijvoorbeeld die in principe niet alleen kan geplaatst worden, is aangepast als R51/53. De R zinnen R52,R52/53 en R53 zijn niet overgenomen want het symbool N wordt hier niet toegepast. 18

Voor alle specifiek gevallen die hier niet voorzien zijn, zal, in overleg met de betrokken sectoren, een voorstel

worden uitgewerkt zoals ook zal gebeuren voor de optelling van de score. De laatste hand wordt gelegd aan een simulatie. 19

Het ziet er naar uit dat 47% van onderzoeken die kunnen beschouwd worden als verbonden met dit doel,

vandaag reeds met het budget van het Fonds worden gefinancierd (zie detail in bijlage 3). De criteria om onderzoek binnen deze categorie te klasseren, moesten door het Raad verduidelijk worden.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

65

België is een federale staat die de jongste decennia steeds meer autonomie heeft toegekend aan de Gewesten. Het resultaat daarvan is een verstrengeling van bevoegdheden tussen de federale Staat, de Gewesten en in mindere mate de Gemeenschappen en gemeenten, zodanig dat het steeds moeilijker wordt gecoördineerde maatregelen uit te werken en toe te passen.

Formele of informele samenwerkingsakkoorden of protocollen tussen die bevoegdheidsniveaus zijn noodzakelijk met het oog op een samenhangend beleid in een domein als dit.

Het voortzetten van de in 2004 aangevatte inspanningen teneinde de dialoog tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus in stand te houden en voor het gecoördineerd doorvoeren van beleidsinitiatieven op korte en middellange termijn is duidelijk een prioriteit van het eerste programma.

II.D.3. Internationaal beleid ten aanzien van de ontwikkelingslanden

België zal er in zijn beleid inzake hulp aan ontwikkelingslanden op letten om, zowel op bilateraal vlak (inclusief via steun aan NGO's) als op multilateraal vlak, te vermijden dat het gebruik van pesticiden voor landbouwkundig gebruik en biociden die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid of voor het leefmilieu wordt gestimuleerd. Er moeten concrete maatregelen worden uitgewerkt met alle betrokken partijen om de geëxporteerde stoffen en de omstandigheden van die export naar ontwikkelingslanden beter te controleren.

De bevoegde overheden moeten de export van deze stoffen beter kennen en controleren per

werkzame stof en per land. Er moet eveneens transparantie zijn bij de export zonder Belgische label (eveneens in verband met de POPs en PIC-overeenkomsten).

II.D.4. Indicatoren

De globale doelstelling tegen 2010, gemeten via de impactindicatoren zal geleidelijk worden verduidelijkt en gespecificeerd, naar aanleiding van de adviezen van de werkgroepen die tijdens het eerste programma worden opgericht.

De indicatoren zullen worden getest, ook vanuit de gegevens die de laatste jaren beschikbaar waren. Zo zullen de reductiedoelstellingen worden gevalideerd, met inachtneming van de inspanningen die in het verleden werden geleverd.

II.D.5. Invoering van gedetailleerde reductiedoelstellingen

Voor het tweede programma dat gepland is tegen 2006 zullen gespecialiseerde werkgroepen gedetailleerde en aangepaste strategieën per marktsegment uitwerken.

In dit kader, en rekening houdend met de noodzakelijke financiering van deze groepen zal: - een stuurgroep worden opgericht met als opdracht:

het Europees overleg (opvolging van de toestand op het niveau van de Commissie en in de

buurlanden) de transversale problemen zoals het toepassingsmateriaal, individuele

beschermingsmiddelen, economische aspecten, … de globale samenhang en de coördinatie van gespecialiseerde werkgroepen

- gespecialiseerde werkgroepen zullen zich ondermeer over onderstaande thema’s buigen:

1. graanteelt (maïs zou onder een specifieke subgroep kunnen vallen) (coördinatie

CRA Gembloux20

?) 2. bietenteelt (en industriële teelten) (coördinatie IRBAB?) 3. aardappelteelt (coördinatie PCA?) 4. fruitteelt in akkerbouw (coördinatie Gorsem/Gawi?) 5. groenteteelt in akkerbouw (coördinatie CLO?) 6. fruitteelt onder plastic en in serre (coördinatie Proeftuin Aardbeien en houtig kleinfruit

Tongeren?) 7. groenteteelt onder plastic en in serre (coördinatie Rumbeke/proeftuin Sint-Katelijne Waver

en Meerle?)

20

De naam van een instantie die deze werkgroepen zou kunnen coördineren, wordt enkel als eventuele

suggestie vermeld: voor de effectieve coördinatie zijn er akkoorden tussen alle betrokken partijen nodig.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

66

8. bloementeelt en sierplanten (coördinatie VVGO/PCS) 9. diverse teelten (champignons, braakland, boomkwekerij, weide) (coördinatie FOD) 10. het gebruik buiten de teelten (totale herbiciden, specifiek gebruik zoals in de bosbouw, …)

(coördinatie FOD) 11. houtconserveringsmiddelen ( coördinatie Febelbois), 12. rodenticiden (coördinatie FOD) 13. insecticiden, … (type 18 biociden) gebruikt door beroepsgebruikers (coördinatie FOD ?) 14. insecticiden …. (type 8 biociden) gebruikt door een particulier21 (coördinatie FOD).

Deze werkgroepen zullen worden samengesteld van zodra het eerste programma wordt goedgekeurd (eind 2004) en zullen samenkomen gedurende 2005. De besluiten en aanbevelingen van deze groepen zullen tegen eind 2005 aan de stuurgroep overgemaakt worden. De stuurgroep finaliseert zijn aanbevelingen tegen 30/4/2006.

In het kader van het tweede programma (2007-2008) kunnen de doelstellingen opnieuw worden

geformuleerd en bijgestuurd na de conclusie van die gespecialiseerde werkgroepen. Deze (onbeperkte) groepen zullen minstens bestaan uit: - een vertegenwoordiger per deelstaat - een beroepsvertegenwoordiger (beroepsorganisatie, syndicaat of ad hoc beroepsgroep) - een vertegenwoordiger van de productie en/of distributie - een vertegenwoordiger van de betrokken wetenschappelijke wereld (gespecialiseerd instituut,

…) - een vertegenwoordiger van de federale overheid (behoudens delegatie aan de deelstaten) - een vertegenwoordiger van het middenveld en/of van de consumenten

De groepen zullen ook bepalen hoe de risico's inzake het gebruik van pesticiden, en in het

bijzonder de praktijken die een gevaar voor de gezondheid en het leefmilieu meebrengen, moeten worden verminderd. Bovendien zullen de groepen specifieke (technische, wetgevende, economische, …) maatregelen voorstellen die van toepassing zijn in hun gespecialiseerd kader of voor meer dan een groep. De groepen zullen tevens bepalen welke bijkomende studies er moeten worden uitgevoerd (en welke financiële, technische en personele middelen hiervoor nodig) om alternatieven te kunnen bieden voor dit risicogebruik. Er zullen financieringsmodaliteiten worden voorgesteld voor deze middelen.

Elk van die groepen moeten minstens de globale doelstelling halen en wanneer dit onhaalbaar

blijkt, moeten ze uitleggen waarom en bijkomende maatregelen voorstellen om deze te bereiken. Er moet tussentijdse doelstellingen nog vóór 2010 (op het einde van 2006 en het einde van 2008, daar het plan tweejaarlijks wordt bijgewerkt) worden vastgesteld

II.D.6. Opvolging van het programma

De administraties van de federale overheid zullen het werk van de opgerichte stuurgroep en de werkgroepen coördineren en bijeenbrengen en zullen aan de federale overheid (en desgevallend aan de overheden van de gewesten en de gemeenschappen) de wetgevende en de administratieve maatregelen voorstellen die moeten worden genomen om de doelstellingen te bereiken. De stuurgroep zal de gespecialiseerde werkgroepen om een reflectie vragen over de toepasselijkheid van de gebruikte indicator en de mogelijkheid om deze door andere indicatoren te vervangen.

Al deze maatregelen zullen worden gedetailleerd en ter goedkeuring voorgesteld in het kader van

de eerste bijwerking van het programma. Tussentijdse programma's met bijkomende maatregelen en aanpassingen aan het eerste

programma zullen vanaf 2006 elke twee jaar worden voorgesteld (2006, 2008 en 2010).

Op dezelfde data zal ook een aangepaste voorstelling voor het publiek worden gepubliceerd in het raam van het transparantiebeleid en met toepassing van het Verdrag van Aarhus.

Een speciaal verslag (eind 2009-begin 2010) zal de keuzes voor een tweede programma 2011-2016 voorstellen.

21

er moet worden bekeken of het zinvol is om voor die categorie twee afzonderlijke groepen te hebben

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

67

Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@prpb/documents/ie2divers/11072480.pdf Artikel 8bis van de Wet van 12 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid (B.S. van 29 april 2003) voorziet in een federaal reductieprogramma dat om de twee jaar geactualiseerd wordt. Het eerste federaal reductieprogramma ter vermindering van gewasbeschermingsmiddelen en biociden werd bij KB van 22 februari 2005 gepubliceerd in het BS van 11 maart 2005. De actualisatie van het eerste federaal reductieprogramma geeft vooreerst een stand van zaken van de acties ondernomen gedurende de eerste twee jaren. Aan de hand van de aanbevelingen van 14 gespecialiseerde werkgroepen en na advies van de betrokken adviesorganen, definieert ze vervolgens de prioritaire oriëntaties en acties voor de komende twee jaar. De actualisatie bevat tevens een herziening en formalisering van de beheerstructuren van het programma. Tenslotte werd een reeks punctuele correcties van onvolkomenheden uit het eerste programma doorgevoerd.

Inhoudstafel

1 Stand van zaken na twee jaar

1.1 Acties die gerealiseerd zijn of momenteel gerealiseerd worden

1.2 Acties die moesten worden gewijzigd 2 Actualisatie: beheersstructuren

2.1 Organigram

2.2 Omschrijving 3 Actualisatie: actiethema’s en maatregelen 2007-2008

3.1 Werkwijze

3.2 Gegroepeerde aanbevelingen van de thematische groepen

3.3 Aanvullende thema’s voorgesteld door het Beleidscomité van het PRPB

3.4 Prioritaire acties en maatregelen vanaf 2007 4 Corrigendum van de bijlage van het K.B. van 22/02/2005

4.1 terminologie betreffende de actualisatie van het PRPB

1. Stand van zaken na twee jaar

1.1. Acties die gerealiseerd zijn of momenteel gerealiseerd worden

Maatregelen voorgesteld in het eerste PRPB (2005-2010)

22

Acties Statuut

II. Maatregelen die de Federale Overheid in het eerste programma moet opstarten (en die de volgende jaren, tot 2010, worden voortgezet)

II.A. Pesticiden voor landbouwkundig gebruik

II.A.1. De regelgevende maatregelen door de hervorming van de wetgeving en de wijzigingen die nodig zijn voor de erkenningsystemen

II.A1.a. Nieuwe werking van het Erkenningscomité

K.B.betreffende de samenstelling van het Erkenningscomité: wijziging van de samenstelling van de erkenningscomité van pesticiden: deelname Lopend

22

Uittreksel uit de bijlage van de K.B. van het PRPB – deel B.II.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

68

Maatregelen voorgesteld in het eerste PRPB (2005-2010)

22

Acties Statuut van de regio’s.

Voorstel van MB betreffende de aanwijzing van de leden. Lopend

II.A1.b. Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten Uitbreiding van het FGP tot de biociden. Beëindigd

II.A.2. Totale traceerbaarheid Statistische opvolging van het gebruik van pesticiden op de boerderij:

totstandbrenging van een nieuw opvolgingssysteem van het gebruik van pesticiden in de landbouw en de tuinbouw. Haalbaarheidstudie in 2007. Lopend

II.A.3. Splitsing van het beroepsgebruik (landbouwkundig of niet-landbouwkundig of uit liefhebberij) en professionele licentie

Haalbaarheidsstudie van de splitsing van de erkenningen: analyse van de noodzakelijke voorwaarden om een splitsing te realiseren van de erkenningen in gewasbeschermingsmiddelen bestemd voor professioneel gebruik en in gewasbeschermingsmiddelen bestemd voor amateurs. Beëindigd

Opsplitsing van de erkenningen: uitvoering van de opsplitsing van de erkenningen. Lopend

Groep ‘Pesticide Application Licence’: haalbaarheidsstudie over de invoering van een spuitlicentie voor het gebruik van professionele producten. Overhandiging van een principeontwerp begin 2007. Lopend

II.A.4. Maatregelen om de aanwezigheid van residu’s van pesticiden voor landbouwkundig gebruik in voedingsmiddelen te vermijden

Groep ‘uitwisseling van gegevens’: organisatie van een structuur die de uitwisseling van monitoringgegevens van de aanwezigheid van pesticiden voor het milieu en de gezondheid vergemakkelijkt. In functie

Consumer exposure in Belgium: studie die de analyse van controlegegevens voor residuen van pesticiden in voedingsmiddelen beoogt. Beëindigd

II.A.5. Bevordering van de technische maatregelen betreffende de fabricatie en het gebruik van pesticiden voor landbouwkundig gebruik en sproeitoestellen Brochure 'Drift reduction': vulgariserende brochure. Beëindigd

II.B. Biociden

II.B.1. Structurele maatregelen

II.B.1.1. Hervorming wetgeving en aan te brengen wijzigingen aan het vergunningsstelsel

Vorming van het Toelatingscomité ‘biociden’: inwerkingstelling van het Toelatingscomité ‘biociden’ (B.S. 22/09/2006). M.B. voorstel voor de nominatie van de leden gepland voor maart 2007. Beëindigd

Versnelling van de vergunningsprocedure: KB van 03/10/2005 (BS 18/10/20005) tot wijziging van het KB van 22/05/2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden. Beëindigd

II.B.1.2. Administratieve hervormingen Momenteel geen acties. /

II.B.1.3. Ontwikkeling van indicatoren

Groep ‘biocidensindicatoren’: werkgroep met het oog op de uitwerking van de risico-indicatoren voor biociden. Tussentijdse resultaten:

- een indicator voor biociden type 18 werd ontwikkeld; - globale evolutie + onzekerheden tussen 2001-2004 voor

biociden type 18 werden berekend; - verdere ontwikkeling van indicatoren voor andere types

biociden voorzien tegen 2008. In functie

II.B.2. Maatregelen m.b.t. de uitwerking van een Europees beleid

II.B.2.1Inventaris van de impact op de gezondheid en het leefmilieu van de producten die gevaarlijke werkzame stoffen bevatten. Cf. HEEPEBI (punt II.C.). Beëindigd

II.B.2.2. Herevaluatie van de actieve biocide substanties in Europees kader (2004-2010)

Deelname als Lidstaatrapporteur voor dazomet, cypermtrine, alfa-cypermetrine, empetrine, ethylbutyl acetoaminipropionate, propoxur, acetamiprid, citroenzuur. Lopend

II.B.3. Specifieke maatregelen

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

69

Maatregelen voorgesteld in het eerste PRPB (2005-2010)

22

Acties Statuut

II.B.3.1. Rodenticiden Toxico-waakzaamheid: studie inzake de haalbaarheid van een opvolgingscentrum voor huiselijke vergiftigingen als gevolg van pesticiden en biociden met inbegrip van rodenticiden. Lopend

II.B.3.2. Houtbeschermingsmiddelen Marktonderzoek: verkoopsinventaris van de houtbeschermingsmiddelen.

Oprichting van een netwerk met nuttige contacten. Beëindigd

II.B.3.3 Insecticiden, acariciden en andere producten voor de bestrijding van geleedpotigen type 18)

Marktonderzoek: verkoopsinventaris van insecticiden, acariciden en andere bestrijdingsmiddelen tegen arthropoden per verkoopssector en per distributiekanaal. Beëindigd

II.B3.4. methylbromide Zoeken naar alternatieven voor het gebruik van methylbromide (MeBr) en

van procédés met als doel de uitstoot van MeBr in het leefmilieu in het kader van QPS-toepassingen (Quarantine and PreShipment) te verminderen of te elimineren. De kwestie wordt momenteel behandeld door het Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen. Resultaten:

- Algemeen verbod op methylbromide als biocide vanaf 1 september 2006, met uitzondering van QPS.

- Goedkeuring van twee recuperatietechnieken die vanaf juli 2007 als erkenningsvoorwaarde zullen opgelegd worden bij QPS begassingen met methybromide.

- Erkenning van sulfurylfluoride als alternatief bij QPS begassingen wordt binnen enkele maanden verwacht. Lopend

II.B.3.5. Andere Momenteel geen acties. /

II.C. Gemeenschappelijke maatregelen voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Studie HEEPEBI: inventaris van de effecten van pesticiden en biociden op de menselijke gezondheid en het milieu – bondig overzicht van de wetenschappelijke literatuur. Beëindigd

II.C.1. Informatie Groep ‘toegankelijkheid Phytoweb’: verzameling van de

verwachtingen van het publiek ten aanzien van Phytoweb. In functie

Communicatie over alternatieven voor biociden – voorafgaande studie: studie met als doel de noodzakelijke voorwaarden te definiëren voor een vulgarisatiecampagne over het onderwerp alternatieven voor biociden. Beëindigd

Seminarie PRPB zomer 2006: toelichting bij de werkzaamheden van het PRPB 2005-2006. Beëindigd

Internet site van het PRPB: oprichting van een informatieplaats en documentatie van het PRPB. Lancering in 2007.

II.C.2. Bewustmaking Opleiding voor gebruikers van begassingsmiddelen: overeenkomstig het

memorandum betreffende MeBr, zijn er cursussen georganiseerd betreffende de voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen bij begassingen. De deelnemers kregen een update van hun vergunning als speciaal erkende gebruiker. Beëindigd

Sensibilisering – Huis-tuin en keuken gids: Sensibiliseringscampagne voor gewoonten die, thuis en in de tuin, het gebruik van pesticiden en biociden systematisch verminderen. Publicatie in de lente 2007. Lopend

II.C.3. Transparantie Vertrouwelijkheid van de verkoopgegevens: publicatie van de

verkoopgegevens van pesticiden: analyse van de situatie en akkoord met Phytofar over een partiële publicatie van de gegevens. Beëindigd

Opvolging van de vergelijking “gebruikte pesticiden” in de EU: Europese vergelijking van de statistische opvolgingsmethoden over het gebruik van pesticiden. Lopend

Opvolging van het gebruik van pesticiden: enquête over het gebruik van pesticiden in een aantal gewassen (aardappelen, aardbeien, enz.). Publicatie in 2007. Lopend

Verplichting tot actieve bekendmaking: in overeenstemming met de Richtlijn 2003/4 betreffende de actieve verplichting tot bekendmaking van milieu-informatie volgens de conventie van Aarhus. Goedkeuring van de wet van 5/8/2006 inzake toegang tot milieu-informatie (BS 28/8/2006). Beëindigd

Publieke raadpleging van de milieu- programma’s: invoeren van de verplichting (Dir. 2003/35) tot raadpleging inzake programma's betreffende het milieu. Goedkeuring van de wet van 13/02/2006 (B.S. 10/03/2006). Beëindigd

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

70

Maatregelen voorgesteld in het eerste PRPB (2005-2010)

22

Acties Statuut

II.C.4. Speciale bijdrage (€) voor de ontwikkeling van reductieprogramma’s

Voorstel van KB. Bijdragen & Retributies: 10 mei 2006 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2004 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Door deze wijziging kan men ervoor zorgen dat de inkomsten die nuttig zijn voor de werking van het PRPB beschikbaar zijn. Beëindigd

II.D. Algemene overwegingen inzake de uit te werken maatregelen

II.D.1. Europese en internationale context Stand van zaken betreffende de Europese reglementering en perspectieven: verslag bij de leden van de Adviesraad van het PRPB. Lopend

OECD ‘Environmental Performance Review’: deelname aan de evaluatie van de Belgische milieuprestaties. Beëindigd

OECD working group on Pesticides: deelname aan het werk van de OECD voor het op punt stellen van een risico-indicator voor pesticiden. Lopend

Werkgroep Pesticiden van de stuurgroep chemische producten (CCIM) teneinde te onderhandelen over de ontwerpen van Europese reglementeringen; Thematische strategie Pesticiden; Kaderrichtlijn duurzaam gebruik Pesticiden; wijziging van de richtlijn. 91/414. Lopend

Federaal verslag over leefmilieu: deelname aan de opstelling van het verslag. Lopend

II.D.2. Samenwerking met de stakeholders Adviesraad: adviesorgaan van het PRPB; 12 vergaderingen in 2005-

2006. In functie

Overlegcomité: comité voor overleg tussen de federale Staat en de Regio’s (of Gemeenschappen) teneinde de verminderingsmaatregelen van risico's die niet uitsluitend onder federale bevoegdheid vallen, uit te werken. In functie

Veertien thematische groepen: thematische reflectiegroepen met tot doel voorstellen te doen voor acties om de risico’s ten gevolge van het gebruik van pesticiden en biociden te verminderen. De samenstelling van de groepen heeft lange tijd geduurd. Ze waren, vanaf januari 2004 operationeel. De 4 thema’s zijn: Volle grond groenten, Diverse gewassen (weide, braakliggende gronden,…), Glasgroenten, Graangewassen, Rodenticiden, Aardappelen, Maïs, Fruitteelt, Kleine vruchten onder glas, Suikerbieten, Beschermingsproducten voor het hout, Sierteelt, Totale en afgeleide herbiciden, Biociden type 18. In functie

Parlementaire vragen: parlementaire antwoorden op de vragen betreffende het PRPB. Lopend

Aanbod van PPP in Biologische Landbouw: bijstand bij het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen die nuttig zijn voor de Biologische Landbouw. Lopend

Groep bijen: informatie-uitwisselingsforum betreffende de problematiek van de bijensterfte. In functie

Evaluatie van duurzame ontwikkelingsprogramma’s: deelname aan het onderzoek (gefinancierd door BELSPO) betreffende de evaluatie van de federale programma's voor duurzame ontwikkeling. Lopend

Vergiftiging van de roofvogels: expertise inzake de problematiek in relatie met de regionale instanties. Lopend

NEHAP evaluatie: deelname aan de evaluatie van het plan Milieu-Gezondheid. Lopend

PEPAM: expertise voor de ervaring van democratische deelname aan de resolutie van een beleidsvraagstuk over risico's van pesticiden. Beëindigd

Goedkeuringscommissie Bio Brandstoffen: steun aan deze commissie voor de vragen betreffende het gebruik van pesticiden voor de productie van bio-brandstoffen. Lopend

II.D.3. Internationaal beleid ten aanzien van de ontwikkelingslanden Momenteel geen acties. /

Compendium en referentiewaarden PRIBEL: op punt stellen van de

PRIBEL methode, vaststelling en publicatie van de gebruikte parameters, en berekening van de waarden voor het referentiejaar 2001 (gemiddelde van 2000 tot 2002). Beëindigd

II.D.4. Indicatoren Indicatorencomité: wetenschappelijk coördinatiecomité van de werkzaamheden met betrekking tot de risico-indicatoren van pesticiden en biociden. In functie

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

71

Maatregelen voorgesteld in het eerste PRPB (2005-2010)

22

Acties Statuut

Steun aan thematische groepen via PRIBEL: steun aan de reflecties van de thematische groepen door de berekening van PRIBEL in blootstellingsituaties, specifiek voor de behandelde thema's. Lopend

Module onzekerheid Biocide Risk Indicator System: studie met als doel de variabiliteit en de onzekerheid van de bestudeerde parameters te controleren en te meten. Lopend

Risico's van pesticiden in 1991 en 1996: berekeningen van de PRIBEL indicatoren voor de jaren voorafgaand aan het jaar 2000. Lopend

II.D.5. Invoering van gedetailleerde reductiedoelstellingen 14 Thematische groepen (cf. supra aan punt II.D.2.). In functie

II.D.6. Opvolging van het programma Indienstneming van een coördinator + een secretaris. Beëindigd

Gevulgariseerde presentatie van PRPB: presentatie van PRPB aangepast aan het grote publiek. Lopend

Actualisatie 2006 van het PRPB: voorwerp van het huidige document. Lopend

Onderzoekspromotie: aanmoediging, vergemakkelijking en coördinatie van het wetenschappelijk onderzoek inzake de problematiek van het PRPB. Lopend

Activiteitsrapporten: opstellen van een verslag van periodieke activiteit. Lopend

Beleidscomité: beslissingsorgaan van het PRPB. In functie

1.2 Acties die moesten worden gewijzigd

Bepaalde acties van het PRPB die in 2005-2006 waren gepland, zijn als volgt moeten worden gewijzigd:

1.2.1 Tussentijdse doelstellingen vóór 2010 (Deel III, punt II.D.5.)

“... In het kader van het programma in 2007 en 200823

kunnen de doelstellingen opnieuw worden geformuleerd en bijgestuurd na de conclusie van die gespecialiseerde werkgroepen

24.

... Elk van die groep moeten minstens de globale doelstelling halen en wanneer dit onhaalbaar blijkt, moeten ze uitleggen waarom en bijkomende maatregelen voorstellen om deze te bereiken. Er moeten tussentijdse doelstellingen nog vóór 2010 (op het einde van 2006 en op het einde van 2010, daar het plan 2 jaarlijks wordt bijgewerkt) worden vastgesteld.”

De gespecialiseerde werkgroepen hebben tussen januari 2006 en augustus 2006 vergaderd. Om dergelijke tussentijdse doelstellingen te kunnen vastleggen, hadden ze over (relatief) nauwkeurige kwantitatieve gegevens inzake het effect van de voorstellen op de risico’s moeten beschikken. Deze kwantitatieve gegevens waren echter nog niet beschikbaar. Bijgevolg konden ze geen tussentijdse doelstellingen vóór 2010 opstellen. Enkel de orde van grootte van de reductie is in overweging genomen voor bepaalde voorgestelde maatregelen voorstellen wanneer dit mogelijk was. Een realistische inschatting leert ons dat ook bij de volgende actualisatie in 2008 naar alle waarschijnlijkheid onvoldoende gegevens beschikbaar zullen zijn om per domein de reductieresultaten te berekenen op basis van tussentijdse doelstellingen. Tegen 2008 zullen wel kwantitatieve gegevens ter beschikking kunnen gesteld worden om de globale evolutie in de doelstelling van risico-reductie weer te geven.

1.2.2 Splitsing van de erkenningen (bijlage 5)

« … et nieuwe KB moet ten laatste in de loop van het eerste half jaar van 2005 in werking treden … » In 2005 is er een haalbaarheidsstudie inzake de splitsing van de erkenningen verricht (H. Klinkenberg;

23

Deze passage uit de oorspronkelijke tekst is gecorrigeerd (cf. 4.1) 24

In punt 1.1 “Acties die gerealiseerd zijn of momenteel gerealiseerd worden” worden deze gespecialiseerde

werkgroepen “thematische groepen” genoemd.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

72

stagewerk FOD). Deze studie heeft het mogelijk gemaakt een kalender voor de implementatie van de splitsing van de erkenning op te stellen. Hiervoor is in april 2006 een persoon in dienst genomen. Het programma voorziet in een splitsing van de erkenningen in twee fasen: in een eerste fase, een administratieve splitsing en in een tweede fase, een effectieve splitsing van de erkenningen. Begin 2007 zou een KB gepubliceerd moeten worden tot wijziging van het KB van 14 januari 2004 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Dit voorziet in een administratieve splitsing van de producten. Meer concreet zal de administratie aan elke houder van een erkenning een verklarende brief opsturen samen met een formulier waarin de drie mogelijkheden voor hun product(en) worden opgesomd (gebruik door liefhebbers of beroepsgebruik of beide). Dankzij de wijzigingen die het gevolg zijn van dit KB zal men het bedrag voor de jaarlijkse bijdrage kunnen laten afhangen van het gebruik van het product. Daarnaast wordt momenteel de laatste hand gelegd aan een KB tot wijziging van het KB van 28 februari 1994. Dit ontwerp van KB beoogt de effectieve splitsing van de erkenningen. In eerste instantie worden in het ontwerp-KB de begrippen beroepsgebruikers en liefhebbers geïntroduceerd. Vervolgens introduceert het de criteria voor de erkenning van een gewasbeschermingsmiddel voor de liefhebbersmarkt. Bovendien voorziet het in de fysieke splitsing van de producten voor beroepsgebruikers en die voor liefhebbers in de verkooppunten. Ten slotte preciseren de overgangsmaatregelen voor de producten die op de datum van de publicatie van dit KB erkend zijn tegen welke datum bijkomende gegevens moeten worden verschaft voor het gebruik door liefhebbers. Dit ontwerp van KB zal onder andere voor advies aan de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Hoge Gezondheidsraad, de Raad voor het Verbruik en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven worden voorgelegd. Zodra dit KB gepubliceerd is, hebben de houders van een erkenning enkele maanden de tijd om de Dienst Pesticiden en Meststoffen een dossier specifiek voor het gebruik door liefhebbers te bezorgen. De specifieke erkenningen voor de liefhebbersproducten zullen waarschijnlijk in één keer worden afgeleverd als alle producten bedoeld voor dit gebruik zijn behandeld.

1.2.3 Studie en onderzoek dat gevoerd moeten worden in het kader van het programma (bijlage 7)

Bijlage 7 van de oorspronkelijke tekst van het PRBP voorzag in zeven studies/onderzoeken voor 2005. Toch zijn twee van deze projecten geherprogrammeerd, en dit om volgende redenen: 1. Invoering van de splitsing van de erkenningen (voor landbouwkundig gebruik / niet-landbouwkundig gebruik / liefhebbersgebruik) (tijdelijke verhoging van de capaciteit van de administratie van de FOD/DG IV) cf. supra. 2. Haalbaarheidsstudie in verband met een vergunning voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor beroepsgebruikers. De Adviesraad heeft tijdens de vergaderingen van 06/09/05 en 26/10/05 de mogelijkheden/opportuniteiten van een haalbaarheidsstudie geanalyseerd. Vooraleer een haalbaarheidsstudie te verrichten, verkiest de Adviesraad evenwel voorafgaande werkzaamheden op te starten over de doelstellingen en de werkingsprincipes van een licentietoepassing met de werkgroep «Pesticide Toepassing Licentie ». Deze werkzaamheden zijn in de loop van 2006 door de groep uitgevoerd en moeten begin 2007 beëindigd zijn. Er zal in 2007 een persoon onder het PRPB worden aangeworven teneinde de haalbaarheidsstudie in overleg met de werkgroep te verrichten.

2. Actualisatie: beheersstructuren De actualisatie voorziet in een betere taakomschrijving van de verschillende organen die reeds in de eerste twee jaar als beheersorganen functioneerden. De actualisatie zorgt tevens voor een formele bekrachtiging van deze beheersstructuur.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

73

Het beheer, de advisering, de uitvoering en de besluitvorming van het PRPB zullen worden gestructureerd rond de volgende vier comités: de Adviesraad, het Overlegcomité, het Beleidscomité en het Bureau.

2.1 Organigram

Adviesraad Samenstelling: de betrokken partijen bij het PRPB. Werking: driemaandelijkse vergadering. Voorzitterschap: FOD.

Overlegcomité Samenstelling: vertegenwoordigers van de bevoegde instanties + FOD.

Werking: vergaderingen bijeengeroepen door de coördinator van het PRPB in functie van de uit te voeren acties. Voorzitterschap: de ministeriële Kabinetten.

Beleidscomité Samenstelling: FOD + Kabinet(ten) Volksgezondheid en Leefmilieu. Werking: vergaderingen en schriftelijke raadplegingen (stilzwijgend akkoord behoudens reactie binnen de vijf dagen) in functie van de noden. Voorzitterschap: de ministeriële Kabinet(ten).

Bureau Samenstelling: FOD - DGIV en DGV + coördinator van het PRPB. Werking: wekelijkse vergadering DGIV en DGV. Dagelijks beheer door de coördinator. Kan een beroep doen op de medewerking van de thematische groepen die in 2006 zijn opgericht. Voorzitterschap: de coördinator van het PRPB.

Advies en info.

Demandes

Verzoeken

Informatie, voorstellen

Beslissingen

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

74

Omschrijving

2.1.1. Beleidscomité

Samenstelling: FOD - DG IV en FOD - DG V en de ministeriële Kabinet(ten) die bevoegd zijn voor Volksgezondheid en Leefmilieu. Rol: beslissingen over de oriëntering van het PRPB, het jaarlijkse budget, concrete acties, de herzieningen van het PRPB en algemene opties inzake communicatie over het PRPB. Werking: vergaderingen worden om de twee maanden door de coördinator van het PRPB of door om het even welk lid van het Beleidscomité bijeengeroepen met als doel de punten op de rol hierboven te behandelen. Indien nodig kan het Beleidscomité schriftelijk geconsulteerd worden. Bij gebrek aan een reactie binnen de 5 werkdagen, zullen de gevraagde akkoorden worden beschouwd als aanvaard. Voorzitterschap: dit Comité wordt voorgezeten door de ministeriële Kabinet(ten) die bevoegd zijn voor Volksgezondheid en Leefmilieu.

2.2.2. Adviesraad

Samenstelling: vertegenwoordigers van de federale, gewesten en gemeenschapsregeringen die bevoegd zijn

voor het PRPB zowel voor de volksgezondheid, de arbeidersgezondheid, de voedselveiligheid, als voor het leefmilieu;

vertegenwoordigers van het FAVV; vertegenwoordigers van de betrokken wetenschappelijke wereld; vertegenwoordigers van de volgende associaties:

o landbouworganisaties; o Biolandbouw ; o consumenten; o milieuverenigingsleven; o productie en/of de verdeling van pesticiden; o productie en/of de verdeling van biociden; o waterdistributie.

Rol:

- Voorstellen aan het Beleidscomité voor de acties van het volgend jaar (op de agenda van de vergadering van het laatste trimester van elk jaar) en voor de krachtlijnen van het budget die hierop betrekking zullen hebben;

- follow-up en standpunt over de acties die in het kader van het PRPB worden toegepast; - Formulering van aanbevelingen aan de ministers die bevoegd zijn voor de actualisatie van het

PRPB; - platform voor uitwisseling van informatie en visies omtrent de technische problematiek: zoals

het toepassingsmateriaal, de individuele beschermingsmiddelen, sociaal- economische impact, enz. en voorstellen van acties in die zin;

de Adviesraad is ook het forum waar standpunten worden uitgewisseld over materie met betrekking tot het PRPB en dit zowel op nationaal als op internationaal vlak, behalve voor de materie die in andere vergaderingen worden besproken.

Werking: de Adviesraad zal elk kwartaal onder het voorzitterschap van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu samenkomen. Voorzitterschap: Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

75

2.2.3. Overlegcomité

Samenstelling: vertegenwoordigers van de federale, gewestelijke en communautaire overheid die zijn vereist op basis van de behandelde thema’s. Rol: overleg tussen de Federale, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de uitvoering van de acties van het PRPB waarvoor de bevoegdheid gemengd is. Uitwisseling van informatie en gegevens. Voorbereiding van het Nationaal Actieplan, zoals bepaald door de Kaderrrichtlijn over het duurzaam gebruik van pesticiden. Werking: vergaderingen die worden belegd door de coördinator van het PRPB op basis van de acties die moeten worden opgezet. Voorzitterschap: dit comité zal worden voorgezeten door de ministeriële Kabinet(ten) die bevoegd zijn voor Volksgezondheid en Leefmilieu.

2.2.4. Bureau

Samenstelling: FOD (DGIV en DGV) en de coördinator van het PRPB. Rol: beheer van de acties van het PRPB overeenkomstig de vereisten in de wet en de beslissingen van het Beleidscomité. Werking: een wekelijkse vergadering die door de coördinator van het PRPB wordt voorgezeten. Wanneer dit vereist is voor de te ontwikkelen acties, kan de medewerking worden gevraagd van de thematische groepen die in 2006 werden opgericht.

3. Actualisatie: actiethema’s en maatregelen 2007-2008

3.1 Werkwijze

Het eerste federaal Reductieprogramma voorziet dat de actualisatie moet worden voorbereid door thematische werkgroepen.

Veertien thematische groepen

25 waarbij in totaal ongeveer 280 personen betrokken zijn, werden in

2005 opgericht. Hun voornaamste taak was het bepalen van de maatregelen die het mogelijk zullen maken om het risico te verminderen in de verschillende domeinen, daarbij rekening houdend met de doelstellingen van het eerste federaal reductieprogramma. Deze groepen waren begin 2006 effectief operationeel. Met oog op een tijdige actualisatie van het eerste reductieprogramma werd aan de coördinatoren van de werkgroepen gevraagd om tegen juni 2006 hun werkzaamheden af te ronden. Tijdens een seminarie werd eind augustus 2006 een overzicht van de werkzaamheden en de aanbevelingen voorgesteld. De 160 aanbevelingen werden vervolgens gegroepeerd in actiethema’s. Het Beleidscomité heeft vervolgens een aantal complementaire aandachtspunten toegevoegd aan deze aanbevelingen. Tenslotte hebben de bevoegde Ministers van Volksgezondheid en Leefmilieu definitief de prioritaire acties en maatregelen voor 2007-2008 vastgelegd. Daarbij hebben ze rekening gehouden met:

- de aanbevelingen in de verslagen van de Thematische groepen; - de (mondelinge en schriftelijke) commentaren hierop door de deelnemers aan het seminarie

van 30/08/2006 (ongeveer 300 personen); - de prioriteiten waarop de nadruk werd gelegd door de leden van de adviesraad van het PRPB; - de adviezen van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Hoge Gezondheidsraad

en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de Raad voor het Verbruik.

25

Cf. “1.1 - Acties die gerealiseerd zijn of momenteel gerealiseerd worden“ aan punt II.D.2.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

76

3.2 Gegroepeerde aanbevelingen van de thematische groepen

A Ondersteuning van de Geïntegreerde Bestrijding

Waarnemingen van ziekten en plagen; waarschuwingssystemen; het beheer van de behandelingen verder uitbouwen met het oog op een doordachte aanpak, goed gebruik van de producten; teeltregistratie; ondersteunen / aansluiten bij een waarschuwingsdienst voor de epidemiologie; leren waarnemen en scouten; gelokaliseerde behandeling; bandbespuitingen; mechanische onkruidbestrijding; bebouwingstechnieken; goed gebruik van machines; reductie van het primaire inoculum; … De acties op dit vlak zullen prioritair gericht zijn op het niet-landbouwkundig gebruik van pesticiden. Gelet op de spreiding van de bevoegdheden op dit gebied zal er voor die acties overleg worden gepleegd meer de bevoegde overheid.

B Reductie van puntvervuilingen van pesticiden

Standaardisering, doeltreffendheid en veiligheid van de verpakking van pesticiden (doorzichtige bus, grootte van de greep, grootte van de hals, gebruik van dezelfde kleurencode op de etiketten voor een gemakkelijk onderscheid tussen de insecticiden, fungiciden, herbiciden, enz.); beheer van spuitresten; spoelwatertank en phytobac; verzameling van absorberende stoffen in fytosanitaire lokalen; gelijkvormigheid van de fytosanitaire lokalen …

C Aanmoediging van het gebruik van persoonlijke beschermkledij

Sensibilisering van de landbouwers voor het risico bij de bereiding van mengsels en de manipulatie van lege verpakkingen, alsook bij het gebruik van het mengsel; promoten van het dragen van beschermkledij, handschoenen en (eventueel) masker bij de meest delicate handelingen (de voorgestelde beschermingsmaatregelen zullen aangepast moeten zijn maar vooral gemakkelijk toepasbaar en realistisch voor de gebruiker), campagne voor de verkopers van bestrijdingsmiddelen waarbij ze ertoe aangezet worden om aangepaste beschermkledij aan te bieden; …

D Ontwikkeling van de toegang tot informatie i.v.m. pesticiden en biociden

Opleiding in het gebruik van de website fytoweb; verbeterde websites (b.v. maken en updaten van een website met FAQ, technische nota’s over hout, de criteria voor de doelmatigheid van beschermingsbehandelingen, de houtbehandelingstechnieken, de producten die op de markt zijn, de risico’s voor de gezondheid en het milieu); informatie over de beschermingsmaatregelen voor gebruikers; etikettering van de bussen; …

E Vermindering van de drift van pesticiden

Hulp bij de aankoop van spuittoestellen en performant materiaal; voorlichting van de telers over de gevolgen van drift; voorlichting van de telers betreffende driftreducerende doppen; stimuleren van de telers tot aankoop en gebruik van driftreducerende doppen; voorlichting rond de wetgeving in verband met bufferzones en het toepassen van bufferzones bij de teelten; respecteren van bufferzones en beheersing in die zones van adventieve planten en aardappelopslag; onderzoek over de driftreducerende eigenschappen van de verschillende spuittoestellen; …

F Andere uitgewerkte actiethema’s

Volgens de evaluatie van de Adviesraad van het PRPB, werden de volgende actiethema’s uitgewerkt (in afnemende volgorde van belang): ontwikkeling van resistente variëteiten; Ontwikkeling van risico-indicatoren; Toelating voor pesticiden, biociden en additieven; Reglementering van de invoer van behandeld hout; Professionalisering van het gebruik van pesticiden en biociden; Verhoging van het rendement zonder daarom meer pesticiden te gebruiken; Producten gecombineerd met mest, mosverdelger en onkruidverdelger. Twee andere actiethema’s werden niet in overweging genomen door het federale beleidsniveau omwille van de exclusief regionale en/of communautaire bevoegdheden die nodig zijn voor de uitvoering ervan. Het gaat om: Harmonisering van de reglementeringen op gebied van het gebruik van pesticiden in openbare plaatsen; milieuvriendelijke verwijdering van behandeld hout.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

77

3.3 Aanvullende thema’s voorgesteld door het Beleidscomité van het PRPB

G Communicatie en sensibilisering

De communicatie en de sensibilisering omtrent het begrip ‘risico’ is één van de fundamentele pijlers van het welslagen van de responsabilisering van de gebruikers van pesticiden en biociden. Binnen de context van het pesticiden- en biocidengebruik is de notie ‘risico’ uitermate complex. et gaat in feite om een samensmelting van economische, sociale, veiligheids- en milieuoverwegingen die fundamenteel ten grondslag liggen aan elke collectieve of individuele beslissing over het gebruik van pesticiden en biociden. Toch is het, zoals vereist voor een degelijk risicobeheer, essentieel om ten gepaste tijde te kunnen beschikken over de nodige informatie. Er bestaat reeds een overvloed aan informatie, maar het is raadzaam om de toegang ertoe te vergemakkelijken. Ten slotte kon het PRPB in 2006 rekenen op de enthousiaste en constructieve medewerking van de 280 deelnemers aan de thematische werkgroepen. Een dergelijke dynamiek in stand houden vereist inspanningen op het gebied van communicatie. Bijgevolg wil het strategisch comité van het PRPB nog meer de nadruk leggen op de sensibiliserings- en communicatieacties. Om dit te verwezenlijken zal er iemand worden aangeworven die specifiek zal instaan voor het uitwerken van dergelijke acties. Bovendien wordt tegen september 2007 een communicatieplan opgemaakt. Een snelle terbeschikkingstelling van de resultaten van de onderzoeken en studies is gepland, net zoals het opstellen van een tweejaarlijks verslag over de stand van zaken van het PRPB waardoor het onder meer mogelijk wordt om de verwezenlijking van de doelstellingen te evalueren.

H Reductie van de afhankelijkheid van pesticiden en biocides

De Federale Overheid had er zich bij de eerste actualisatie van het PRPB toe verbonden om een standpunt in te nemen over het begrip reductie van de afhankelijkheid van pesticiden en biociden. De Europese kalender inzake het voorstellen van de kaderrichtlijn heeft echter voor vertraging gezorgd aangezien men verwachtte dat dit concept zou worden toegelicht en opgenomen in de te bereiken doelstellingen. Overeenkomstig de voornemens van de overheid geformuleerd in de inleiding bij de oorspronkelijke tekst van het PRPB, wil het strategisch Comité overleggen over de notie ‘afhankelijkheid van pesticiden en biociden’. De notie ‘afhankelijkheid’ wordt trouwens geciteerd, maar niet gedefinieerd, door de Europese Commissie in haar voorstel van thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden en in haar voorstel van Kaderrichtlijn (Artikel 4 dat handelt over het uitwerken van Nationale Actieplannen). Anderzijds is één van de acties waarop de aandacht wordt gevestigd door één van de thematische groepen gericht op het opdrijven van het rendement zonder daarom meer pesticiden te gebruiken, wat zou kunnen neerkomen op een afname van de afhankelijkheid. Uitgaande van het idee dat afhankelijkheid kenmerkend is voor een situatie waarbij de toevlucht tot pesticiden/biociden onvermijdelijk is, moet er worden nagegaan in hoeverre dit concept een factor kan zijn voor interessante structurele ontwikkelingen in het kader van het PRPB. Een studie die (in de eerste helft van 2007) wordt uitgevoerd in opdracht van de FOD- DG Leefmilieu, zal de nodige elementen aanreiken om deze reflectie op niveau van het RPPB mee te voeden.

I Haalbaarheidsstudie opsplitsing toelatingen biociden

Via een haalbaarheidsstudie moet tegen eind 2007 een duidelijker beeld ontstaan van de effecten op de risico’s en van de haalbaarheid van een opsplitsing van toelatingen voor sommige biocidentypes, respectievelijk voor particulier dan wel voor professioneel gebruik.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

78

3.4 Prioritaire acties en maatregelen vanaf 2007

Met de relatieve beperktheid van het beschikbare budget, van het beschikbaar personeel en de beschikbare tijd (2007-2008) is het noodzakelijk om in de veelheid aan aanbevelingen en actiethema’s aangereikt door de thematische werkgroepen en de adviesorganen, weloverwogen keuzes te maken omtrent concrete maatregelen. Op die manier worden de beschikbare financiële en menselijke middelen efficiënt ingezet en kan het reductieprogramma op een aantal welbepaalde domeinen zichtbaar vruchten afwerpen. De prioritaire maatregelen die voor 2007-2008 worden vooropgesteld omvatten enerzijds de verderzetting van reeds aangevatte initiatieven. Een heel aantal belangrijke projecten werden immers nog niet afgerond in de eerste twee jaar na opstart van het PRPB. Anderzijds bevat de actualisatie een aantal nieuwe maatregelen, die voorvloeien uit de consultaties met de betrokken actoren of prioriteiten die de Ministers stellen. Een aantal van de maatregelen die de actualisatie in het vooruitzicht stelt, zullen in de loop van 2007 nog een duidelijkere afbakening en invulling vereisen. Dit zal gebeuren, ondermeer in samenwerking met de thematische werkgroepen. De keuzes die de bevoegde Ministers maken kunnen respectievelijk teruggebracht worden onder een van de drie volgende invalshoeken: 1) Ontwikkelen van instrumenten voor het evalueren van het PRPB 2) Reductie van de risico’s van pesticiden en biociden 3) Communicatie en sensibilisering Hieruit volgen volgende prioritaire maatregelen en acties:.

1) INVALSHOEK: ontwikkelen van instrumenten voor het evalueren van het PRPB:

Voortzetting van bestaande acties:

Statistische opvolging van het gebruik van pesticiden in de landbouw: haalbaarheidsstudie gepland in 2007 voor het bepalen van de regels voor de bemonstering, de methodes voor het inwinnen en controleren van de gegevens en het model van overeenkomst tussen de landbouwers en de FOD.

Marktstudie: enquête over het gebruik van pesticiden in een aantal teelten (aardappelen, aardbeien, enz.); publicatie in 2007.

Comité Indicatoren: wetenschappelijk comité voor het coördineren van de werkzaamheden in verband met de risico-indicatoren voor pesticiden en biociden.

Onzekerheidsmodule Biocide Risk Indicator System: studie gepland in 2007 voor het bepalen van de bronnen van fouten en onzekerheden bij de risico-evaluaties; kwantificering van deze gegevens om bij de risicos-evaluaties te kunnen beschikken over representativiteitspercentages.

PRIBEL – 1996 en 1991: studie gepland in 2007 voor het berekenen van de PRIBEL-waarden (Pesticide Risk Indicator for BELgium) voor de jaren 1991 en 1996; vergelijking van deze waarden met de waarden berekend voor 2001, referentiejaar voor het PRPB.

Toxicovigilantie: haalbaarheidsstudie voor de oprichting van een centrum voor het opvolgen van vergiftigingen door pesticiden en biociden, waaronder de rodenticiden.

Groep 'Indicatoren biociden': werkgroep voor het uitwerken van risico-indicatoren voor biociden.

Nieuwe acties:

Standpuntvorming inzake afhankelijkheid, zijnde een andere mogelijke benadering om de doeltreffendheid van het Reductieprogramma te evalueren volgens een andere invalshoek dan die van het risico. Een standpunt, ondermeer aan de hand van de studie in opdracht van FOD-DG5 dat zal afgerond zijn tegen de zomer 2007.

Tegen 2008 zullen kwantitatieve gegevens ter beschikking kunnen gesteld worden die de globale evoluties in de doelstelling van risico-reductie weergeven.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

79

2) INVALS OEK: reductie van de risico’s van pesticiden en biociden:

Voortzetting van bestaande acties:

Uitvoeren van de opsplitsing van de erkenningen: administratieve opsplitsing tegen begin 2007; effectieve opsplitsing en indiening van de dossiers tegen 2008; evaluatie van de dossiers (ongeveer 230) in 2009 en 2010; gezamenlijke uitreiking van de erkenningen in 2010.

Groep ‘Pesticide Application Licence: haalbaarheidsstudie naar de invoering van een spuitlicentie voor het gebruik van "professionele" producten. Indienen van een principieel ontwerp begin 2007.

Zoeken naar alternatieven voor het gebruik van MeBr en naar procédés om de uitstoot van MeBr in het milieu te beperken of te vermijden tijdens QPS-toepassingen (Quarantine and PreShipment). De kwestie wordt momenteel behandeld door het Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen.

Huis- tuin- en keukengids: sensibiliseringscampagne in verband met methodes voor huis- tuin- en keukengbruik die een alternatief vormen voor het systematisch gebruik van pesticiden en biociden. Publicatie voorjaar 2007.

Fytoproducten in de Biologische landbouw: aanwerving in 2007 van een FTE ter ondersteuning van het op de markt brengen van plantenbeschermende producten die nuttig zijn voor de biologische landbouw.

Biociden Advies Comité operationeel vanaf april 2007.

Nieuwe acties:

Acties ter ondersteuning van de geïntegreerde bestrijding (via de financiering door het FGP buiten het budget om dat voorzien is voor het PRPB) gericht op niet-landbouwkundig gebruik. Een verdere afbakening is nodig van de maatregelen die terzake genomen kunnen worden onder het federaal PRPB.

Een inventaris van het onderzoek en de studies gefinancierd door het FGP zal worden opgemaakt en geanalyseerd in het licht van het concept ‘risicoreductie’. Verhoogde pro-activiteit van het Fonds ten aanzien van projecten die risicoreductie beogen.

Het gebruik van een beschermingsuitrusting voor de gebruikers van biociden en pesticiden.

Opsplitsing van de vergunningen voor biociden: via een haalbaarheidsstudie moet tegen eind 2007 een duidelijker beeld ontstaan van de effecten op de risico’s en van de haalbaarheid van een opsplitsing van toelatingen voor sommige biocidentypes respectievelijk voor particulier dan wel voor professioneel gebruik.

De reductie van de punctuele verliezen, onder meer wat het landbouwkundig gebruik betreft.

3) INVALSHOEK: Communicatie en sensibiliseing:

Voortzetting van bestaande acties:

Aanwerving in 2007 van FTE voor communicatie van het PRPB.

Groep 'Gebruiksvriendelijkheid Fytoweb': bundeling van de verwachtingen van het publiek ten aanzien van Fytoweb en, aan de hand daarvan, het gebruiksvriendelijker maken.

Website van het PRPB: opstarten in 2007 van een infosite voor contact en documentatie in verband met het PRPB.

Federaal milieurapport: medewerking aan de opstelling van het rapport.

Adviesraad: adviesorgaan voor het PRPB.

Groep bijen: forum voor informatie-uitwisseling en communicatie en verband met de problematiek van de bijensterfte.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

80

Populairwetenschappelijke voorstelling van het PRPB: voorstelling van het PRPB aangepast aan het grote publiek.

Nieuwe acties:

Opstellen van een communicatieplan waarin de aspecten sensibilisering en opvoeding zijn opgenomen.

Opstellen van een activiteitenverslag, telkens om de twee jaar.

4. Corrigendum van de bijlage van het K.B. van 22/02/2005

4.1 terminologie betreffende de actualisatie van het PRPB

In het K.B. over het PRPB wordt in artikel 1 het volgende verduidelijkt:

Artikel 1. In uitvoering van artikel 8bis, § 1, van de wet van 21 december 1998, ingevoegd bij de wet van 28 maart 2003, betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, wordt in bijlage een reductieprogramma vastgelegd dat om de twee jaar geactualiseerd wordt, ter vermindering van het gebruik en op de markt brengen van de gevaarlijke werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, waaraan mens en leefmilieu kunnen worden blootgesteld. Deze terminologie moet in het PRPB worden geïntegreerd. Bijgevolg moet men de volgende correcties in de bijlage van het KB betreffende het PRPB in overweging nemen:

Deel III, punt I:

Tevens is het de bedoeling van het eerste programma om de grondslag te leggen voor de eerste bijwerking van het programma (goedkeuring eind 2006), waarin de maatregelen kunnen worden opgenomen die voortkomen uit samenwerkingsovereenkomsten of speciale protocollen met de Gewesten, de Gemeenschappen, de Provincies en de Gemeenten voor de aspecten waar deze bestuursniveaus bevoegdheden hebben. Vervangen door: Tevens is het de bedoeling van het eerste programma om de grondslag te leggen voor de eerste actualisatie van het programma (goedkeuring eind 2006), waarin de maatregelen kunnen worden opgenomen die voortkomen uit samenwerkingsovereenkomsten of speciale protocollen met de Gewesten, de Gemeenschappen, de Provincies en de Gemeenten voor de aspecten waar deze bestuursniveaus bevoegdheden hebben.

Deel III, punt II.D.5.:

“Voor het tweede programma dat gepland is tegen 2006 zullen gespecialiseerde werkgroepen gedetailleerde en aangepaste strategieën per marktsegment uitwerken. … In het kader van het tweede programma (2007-2008) kunnen de doelstellingen opnieuw worden geformuleerd en bijgestuurd na de conclusie van die gespecialiseerde werkgroepen.” Vervangen door: “Voor de actualisatie van het programma die gepland is tegen 2006 zullen gespecialiseerde werkgroepen gedetailleerde en aangepaste strategieën per marktsegment uitwerken. … In het kader van het programma in 2007 en 2008, kunnen de doelstellingen opnieuw worden geformuleerd en bijgestuurd na de conclusie van die gespecialiseerde werkgroepen.”

Deel III, punt II.D.6.:

« Tussentijdse programma's met bijkomende maatregelen en aanpassingen aan het eerste programma zullen vanaf 2006 elke twee jaar worden voorgesteld (2006, 2008 en 2010).”

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage II – Actualisatie van het PRPB in 2007/2008

81

Vervangen door: Actualisatie met bijkomende maatregelen en aanpassingen aan het eerste programma zullen vanaf 2006 elke twee jaar vanaf de publicatie van het besluit worden voorgesteld.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

82

Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010 http://www.health.belgium.be/filestore/18080891_FR/20100209%20(Actualisation%202009-2010%20PRPB%20-%20Avis%20officiel%20au%20Moniteur%20belge)_18080891_fr.pdf

Artikel 8bis van de Wet van 12 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid (B.S. van 29 april 2003) voorziet in een federaal reductieprogramma dat om de twee jaar geactualiseerd wordt. Het eerste federaal reductieprogramma ter vermindering van gewasbeschermingsmiddelen en biociden werd bij KB van 22 februari 2005 gepubliceerd in het BS van 11 maart 2005. De eerste actualisatie bestrijkt de periode 2007/2008 in de vorm van een KB dat in het BS werd gepubliceerd op 20 april 2007 (Ed.2) De actualisering 2009/2010 is gericht op 3 hoofdlijnen: - een stand van zaken van de acties ondernomen gedurende de eerste vier jaren. - de prioriteiten gedefinieerd voor de komende twee jaar teneinde de doelstellingen te garanderen: de negatieve weerslag van pesticidengebruik in de landbouw met 25% te verminderen en de negatieve weerslag van biociden (te beginnen bij de prioritaire categorieën) en van pesticiden die niet voor landbouwdoeleinden worden gebruikt met 50% te verminderen. - een aanpassing van de beheerstructuren van het programma met het oog op de werkzaamheden ter voorbereiding van het nationaal actieplan voor een duurzaam gebruik van pesticiden. Tot slot wordt de periode die voorzien was voor het behalen van de in 2005 vastgelegde doelstellingen met twee jaar verlengd zodat rekening kan worden gehouden met de voorbereiding van het nationaal actieplan voor een duurzaam gebruik van pesticiden, de belangrijkste lopende acties kunnen worden afgehandeld en de continuïteit van het federale reductieprogramma wordt verzekerd tot de invoering van het nationaal actieplan, gepland voor 2012. Deze verlenging geldt ook voor de acties in verband met de biociden

Inhoudsopgave

Hoofdstukken

1 Prioriteiten ....................................................................................................................................... 83

1.1 Stand van Zaken 83 1.1.1 Overzicht van de acties 83

1.1.2 Tussentijdse balans van de gevolgen van het PRPB 87

1.2 Identificatie van de behoeften 88 1.2.1 Voorbereiding van het nationaal actieplan pesticiden 88

1.2.2 Meer aandacht voor de biociden 89

1.2.3 Behoud van de in 2007 bepaalde prioriteiten 89

1.3 Prioriteiten voor de periode 2009/2010. 89 2 Beheersorganen van het PRPB .................................................................................................... 93

3 Termijn van twee jaar ..................................................................................................................... 93

Tabellen

Tabel 1 - Overzicht van de acties .......................................................................................................... 83 Tabel 2 - Prioriteiten voor het PRPB voor 2009/2010 ........................................................................... 89

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

83

1. Prioriteiten

1.1 Stand van Zaken

1.1.1 Overzicht van de acties

Tabel 1 - Overzicht van de acties

PRPB 2007/2008 Invalshoeken en prioritaire acties

Stand van zaken in juni 2009

Invalshoek 1: ontwikkelen van instrumenten voor het evalueren van het PRPB

Statistische opvolging van het gebruik van pesticiden in de landbouw: haalbaarheidsstudie gepland in 2007 voor het bepalen van de regels voor de bemonstering, de methodes voor het inwinnen en controleren van de gegevens en het model van overeenkomst tussen de landbouwers en de FOD (Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu).

Aan de gang. De haalbaarheidsstudie werd uitgevoerd en er werd beslist een systeem voor het inzamelen van de gegevens bij de boekhoudkundige landbouworganisaties en de certificeringsystemen uit te werken. De functionele analyse en de ontwikkeling van de software voor het verwerken van de gegevens zijn gepland voor 2009. De eerste resultaten zouden in 2010 moeten beschikbaar zijn.

Marktstudie: enquête over het gebruik van pesticiden in een aantal teelten; publicatie in 2007

Beëindigd. De studie werd uitgevoerd in 2007. De statistieken betreffende het gebruik van pesticiden in wintertarwe, gerst en maïs zouden nog moeten worden gevulgariseerd met het oog op een publicatie.

Comité Indicatoren: wetenschappelijk comité voor het coördineren van de werkzaamheden in verband met de risico-indicatoren voor pesticiden en biociden.

Operationeel. Het Comité Indicatoren heeft zijn werkzaamheden verder gezet naar aanleiding van de begeleiding van de studies in verband met de indicator pesticiden PRIBEL (Pesticide Risk Indicator for BELgium) en de indicator biociden BIBEL (Biocide risk Indicator for BELgium. In 2008 werd hierover een seminarie georganiseerd.

Onzekerheidsmodule Biocide Risk Indicator System: studie gepland in 2007 voor het bepalen van de bronnen van fouten en onzekerheden bij de risico-evaluaties; kwantificering van deze gegevens om bij de risico-evaluaties te kunnen beschikken over representativiteitpercentages.

Beëindigd. Deze studie leidde in 2007 en 2008 tot het uitwerken van de indicator BIBEL. Deze studie was beperkt tot de biociden van type 18 en 14. Voor de andere types moet de indicator nog worden uitgewerkt. De studie in verband met de onzekerheden verspreid in de numerieke modellen zal ook kunnen worden benut voor het verbeteren van de indicator PRIBEL.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

84

PRPB 2007/2008 Invalshoeken en prioritaire acties

Stand van zaken in juni 2009

PRIBEL – 1996 en 1991: studie gepland in 2007 voor het berekenen van de PRIBEL-waarden (Pesticide Risk Indicator for BELgium) voor de jaren 1991 en 1996; vergelijking van deze waarden met de waarden berekend voor 2001, referentiejaar voor het PRPB

Beëindigd. Deze studie wees op een daling van de risico’s afkomstig van het gebruik van pesticiden door de landbouw met meer dan 25 % voor alle geledingen (met uitzondering van de bijen) tussen 1991 en 2001.

Toxicovigilantie: haalbaarheidsstudie voor de oprichting van een centrum voor het opvolgen van vergiftigingen door pesticiden en biociden, waaronder de rodenticiden

Beëindigd. Deze studie, beëindigd in 2007, heeft het belang aangetoond van een bewakingscel waarbij aan de overheidsinstanties nuttige informatie wordt verstrekt voor het voeren van correctieve of preventieve acties met betrekking tot het gebruik van slakkenkorrels door particulieren. Vanaf 2006, moment van de eerste resultaten, zou de opvolging om de vier jaar moeten herhaald worden.

Groep Indicatoren Biociden: werkgroep voor het uitwerken van risico-indicatoren voor biociden.

Operationeel

Standpuntvorming inzake afhankelijkheid, zijnde een andere mogelijke benadering om de doeltreffendheid van het Reductieprogramma te evalueren volgens een andere invalshoek dan die van het risico. Een reflectie, onder meer aan de hand van de studie uitgevoerd in opdracht van de FOD –DG Leefmilieu, zal afgerond zijn tegen de zomer 2007.

Beëindigd. De studie (beëindigd in 2008) heeft aangetoond dat een dergelijk concept niet werkbaar is wanneer het globaal beschouwd wordt voor alle pesticiden en biociden.

Het begrip afhankelijkheid blijft ook ambigu en is niet bruikbaar voor het risicobeheer.

Tegen 2008 zullen kwantitatieve gegevens ter beschikking kunnen gesteld worden die de globale evoluties in de doelstelling van risicoreductie weergeven.

Beëindigd.

Wat de pesticiden betreft, werden de cijfers in verband met de verkoop, de gebruiksfrequentie en de risico’s berekend en samengebundeld in een rapport in 2007. Dit zal worden herhaald van zodra de gebruiksgegevens beschikbaar zijn in 2010.

Wat de biociden betreft, werden de verkoopgegevens ingewonnen en gebundeld in 2008. De cijfers met betrekking tot de gebruiksfre uentie en de risico’s moeten nog worden berekend.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

85

PRPB 2007/2008 Invalshoeken en prioritaire acties

Stand van zaken in juni 2009

Invalshoek 2 : reductie van de risico’s van pesticiden en biociden

Uitvoeren van de opsplitsing van de erkenningen: administratieve opsplitsing tegen begin 2007; effectieve opsplitsing en indiening van de dossiers tegen 2008; evaluatie van de dossiers (ongeveer 230) in 2009 en 2010; gezamenlijke uitreiking van de erkenningen in 2010.

Aan de gang. Realisatie door publicatie van het Koninklijk besluit dat de splitsing van erkenningen bevat. Publicatie is gepland vóór de herfst van 2009.

Groep ‘Pesticide Application Licence: haalbaarheidsstudie naar de invoering van een spuitlicentie voor het gebruik van "professionele" producten. Indienen van een principieel ontwerp begin 2007.

Aan de gang. het principieel ontwerp werd in 2007 ingediend.

De groep kreeg een nieuwe naam: « Group Pesticide application Certificates ». Het principieel ontwerp werd vanaf 2008 besproken tijdens een reeks plenaire vergaderingen. Een voorstel van een systeem voor certificering van de kennis zal in de loop van 2009 aan de bevoegde ministers worden voorgelegd.

Zoeken naar alternatieven voor het gebruik van MeBr en naar procédés om de uitstoot van MeBr in het milieu te beperken of te vermijden tijdens QPS-toepassingen (Quarantine and PreShipment). De kwestie wordt momenteel behandeld door het Erkenningscomité voor de Bestrijdingsmiddelen.

Aan de gang. Er werd een tijdelijke oplossing gevonden door het invoeren van een procédé voor de recuperatie van de gebruikte gassen.

Verboden voor verkoop vanaf 18/03/09. Toegelaten voor de QPS-toepassingen alleen tot 18/03/10.

Huis- tuin- en keukengids: sensibiliseringscampagne in verband met methodes voor huis- tuin- en keukengbruik die een alternatief vormen voor het systematisch gebruik van pesticiden en biociden. Publicatie voorjaar 2007.

Aan de gang. De gids werd vanaf 2007 verspreid. Na herdruk werd hij ook in 2008 opnieuw verspreid. Ook in 2009 en 2010 wordt hij verder verspreid.

Fytoproducten in de Biologische landbouw: aanwerving in 2007 van een volle-tijd equivalent ter ondersteuning van het op de markt brengen van plantenbeschermende producten die nuttig zijn voor de biologische landbouw.

Aan de gang. Het project werd vanaf 2007 gelanceerd. Het op de markt brengen van plantenbeschermende producten in de biologische landbouw verloopt sneller (tot op heden 11 nieuwe erkende biopesticiden, en nog andere zijn in voorbereiding). Een sterke interactie met de betrokken partijen maakt het mogelijk vooruit te lopen op de aanvragen van de biologische landbouwsector en meer in het algemeen van zij die de geïntegreerde bestrijding toepassen (werkgroep, regelmatige contacten, invoering van een communicatiehulpmiddel,...)

Biociden Advies Comité: operationeel vanaf april 2007.

Beëindigd: het Biociden Advies Comité is sinds 2007 operationeel.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

86

PRPB 2007/2008 Invalshoeken en prioritaire acties

Stand van zaken in juni 2009

Acties ter ondersteuning van de geïntegreerde bestrijding (via de financiering door het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen en Producten buiten het budget om dat voorzien is voor het PRPB) gericht op niet-landbouwkundig gebruik. Een verdere afbakening is nodig van de maatregelen die terzake genomen kunnen worden onder het federaal PRPB.

Te doen.

Een inventaris van het onderzoek en de studies gefinancierd door het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen en Producten zal worden opgemaakt en geanalyseerd in het licht van het concept ‘risicoreductie’. Verhoogde pro-activiteit van het Fonds ten aanzien van projecten die risicoreductie beogen.

Te doen.

Het gebruik van een beschermingsuitrusting voor de gebruikers van biociden en pesticiden.

Te doen.

Opsplitsing van de vergunningen voor biociden: via een haalbaarheidsstudie moet tegen eind 2007 een duidelijker beeld ontstaan van de impact op de risico’s en van de haalbaarheid van een opsplitsing van de vergunningen voor sommige biocidentypes, respectievelijk voor particulier dan wel voor professioneel gebruik.

Aan de gang. Een haalbaarheidsstudie in verband met de opsplitsing van de vergunningen voor biociden werd uitgevoerd. Deze wordt in 2009 aangevuld met een Duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling studie (DOEB) naar de sociale, economische en milieu-impact van de opsplitsing.

De reductie van de punctuele verliezen, onder meer wat het landbouwkundig gebruik betreft.

Aan de gang. De beveiliging van de verpakkingen voor de producten voor niet professioneel gebruik gebeurt in het kader van de opsplitsing van de erkenningen (pesticiden)..

Wat betreft het landbouwkundig gebruik moeten er nog acties worden ondernomen op basis van de conclusies van de werkzaamheden van de Thematische groepen die in 2005 en 2006 bijeenkwamen, in het bijzonder wat betreft de verpakking van de producten en het beheer van restproducten.

Invalshoek 3: Communicatie en sensibilisatie

Aanwerving in 2007 van een FTE voor communicatie van het PRPB.

Beëindigd.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

87

PRPB 2007/2008 Invalshoeken en prioritaire acties

Stand van zaken in juni 2009

Groep 'Gebruiksvriendelijkheid Fytoweb': bundeling van de verwachtingen van het publiek ten aanzien van Fytoweb en, aan de hand daarvan, de site gebruiksvriendelijker maken.

Aan de gang. Het is niet mogelijk om de gevraagde aanpassingen uit te voeren aan het bestaande systeem voor het beheer van de erkenningsdossiers (IGIMP). Er wordt rekening gehouden met de verwachtingen van het publiek bij het uitwerken van het nieuwe beheersysteem (PANAMA) waarvan de toepassing gepland is voor 2010.

Website van het PRPB: opstarten in 2007 van een infosite voor contact en documentatie in verband met het PRPB.

Beëindigd ( Cf www.prpb.be) Deze site wordt regelmatig geüpdated.

Federaal milieurapport: medewerking aan de opstelling van het rapport.

Te doen.

Adviesraad: adviesorgaan voor het PRPB.

Operationeel. De Adviesraad was reglementair en volgens de nieuwe structuur operationeel sinds 2007.

Groep Bijen: forum voor informatie-uitwisseling en communicatie in verband met de problematiek van de bijensterfte.

Beëindigd. Het rapport is gepubliceerd op de website van het PRPB. Concrete acties:

financiering van thematische onderzoeksprojecten; uitwerking van een bestrijdingsplan tegen varroase ; verbetering van de sanitaire begeleiding van de bijenkwekers en van de beschikbaarheid van geneesmiddelen voor bijen.

Populairwetenschappelijke voorstelling van het PRPB: voorstelling van het PRPB aangepast aan het grote publiek

Aan de gang. De populairwetenschappelijke voorstelling van het PRPB wordt constant aangepast aan de veelvuldige en uiteenlopende vragen van verschillende doelpublieken.

Opstellen van een communicatieplan waarin de aspecten sensibilisering en opvoeding zijn opgenomen.

Beëindigd. Een algemene Communicatiestrategie waarin de algemene boodschap en de doelgroepen van het PRPB zijn vastgelegd, werd goedgekeurd in 2008. Deze wordt vanaf 2009 toegepast via de jaarlijkse communicatieplannen die worden voorgelegd aan de Adviesraad en goedgekeurd door het Beleidscomité.

Opstellen van een activiteitenverslag, telkens om de twee jaar.

Aan de gang.

Van de 29 prioritaire acties waartoe werd beslist in 2007, zijn er op 1 juni 8 beëindigd, 17 lopen nog en 4 moeten er nog worden uitgevoerd.

1.1.2 Tussentijdse balans van de gevolgen van het PRPB

Een precieze raming van de reductie van de risico’s aan de hand van de indicatoren PRIBEL en BIBEL is nog niet mogelijk in 2009 :

- wat de gewasbeschermingsmiddelen betreft, zullen de gebruiksgegevens immers pas beschikbaar zijn vanaf het moment dat het systeem voor het inzamelen van de gegevens wordt toegepast;

- wat de biociden betreft, moet de indicator BIBEL nog worden aangepast zodat hij kan worden toegepast voor een maximum aantal biociden.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

88

Toch konden er in 2008 voor de bestrijdingsmiddelen meer globale maar minder precieze ramingen worden uitgevoerd aan de hand van de beschikbare verkoopgegevens. Uit die ramingen blijkt het volgende:

- de risico’s verbonden aan het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zijn globaal gezien aan het afnemen, behalve wat de bijen betreft waar een toename wordt vastgesteld;

- wat het niet professioneel gebruik betreft, wijzen de cijfers op een algemene toename van de risico’s, behalve wat de aquatische organismen betreft.

Wat de biociden betreft tonen de verkoopcijfers aan dat de situatie onveranderd is qua hoeveelheid. De geleverde inspanningen voor het inzamelen van de verkoopgegevens hebben het echter mogelijk gemaakt de onzekerheid verbonden aan deze belangrijke informatie te reduceren van 22 % in 2001 tot 12 % in 2005, zijnde een verbetering van 45%. We willen er op wijzen dat de risicocijfers nog niet volledig betrouwbaar zijn. Het is dus essentieel om de onzekerheid met betrekking tot deze cijfers te reduceren. Dit is precies het doel van de acties rond de indicatoren en de opvolging van de gevolgen en de verkoop en het gebruik van de producten. Deze acties moeten worden voortgezet. Van zodra deze tendenzen zijn bevestigd, zullen de nodige maatregelen worden overwogen om de specifieke problemen op te lossen (bijen, pesticiden voor niet professionele gebruikers), onder meer in het kader van het toekomstig nationaal actieplan (cfr. 1.2.1.). De vastgestelde resultaten zijn een afspiegeling van de maatregelen voorafgaand aan de invoering van het PRPB, met name vooral het risicobeheer via de controle op het op de markt brengen van de producten. De gevolgen van de andere acties van het PRPB werden ten vroegste vanaf 2008 verwacht. Het zou gewaagd zijn om, in de huidige fase van de uitwerking van de risico-indicatoren, een raming te maken van de omvang van de verwachte gevolgen.

1.2 Identificatie van de behoeften

1.2.1 Voorbereiding van het nationaal actieplan pesticiden

De publicatie van de Pesticidenrichtlijn 2009/128 open nieuwe perspectieven voor het integreren van het Federale Reductieprogramma, in een nationaal actieplan. Dit nationaal actieplan voor de gewasbeschermingsmiddelen zal tegen 2012 moeten worden ingevoerd. Het PRPB zal dus actief moeten meewerken aan het vereiste overleg voor de uitwerking van het nationaal actieplan. Het nationaal actieplan waarvan sprake in de Kaderrichtlijn Pesticiden moet met regelmatige tussenpozen een diagnose opmaken van de risicosituatie en een reeks maatregelen uitwerken om een einde te maken aan de probleemsituaties. Structureel zijn de Lidstaten dus verplicht om een systeem uit te werken voor het inzamelen van de gegevens die nuttig zijn voor het stellen van de diagnose. Ze zullen ook verplicht zijn om een systeem in te voeren voor het certificeren van de kennis van de gebruikers, verkopers en professionele adviseurs van gewasbeschermingsmiddelen, alsook een systeem voor het controleren van de gebruikte toestellen. De Lidstaten zullen zich er ook moeten van vergewissen dat de algemene principes van de geïntegreerde bestrijding worden toegepast en dat de geïntegreerde bestrijding wordt gepromoot vooral bij de productiesectoren. Het aquatisch milieu en specifieke zones ( openbare parken,…) zullen speciaal moeten beschermd worden tegen schade veroorzaakt door gewasbeschermingsmiddelen. Spuiten vanuit de lucht zal verboden worden, behoudens enkele uitzonderingen. Het brede publiek zal moeten worden geïnformeerd en het moet inspraak krijgen in de grote krachtlijnen van het nationaal actieplan. Bovendien zal het PRPB voorstellen aan het Overlegcomite Federale - Gewesten om tegelijkertijd met het nationaal actieplan voor de gewasbeschermingsmiddelen ook een nationaal actieplan uit te werken voor de biociden. Dit voorstel werd geuit binnen het CCIM/SCP/WP (Coördinatie-Comité

Internationaal Milieubeleid / Comité de Coordination de la Politique Internationale de l'Environnement / Stuurgroep

Chemische Producten / Werkgroep Pesticiden) waar de federale en gewestelijke autoriteiten inzake landbouw en leefmilieu het unaniem eens zijn om de gezamenlijke voorbereiding van een nationaal actieplan voor pesticiden en biociden te ondersteunen, op voorwaarde dat de omzetting van nieuwe Europese regelgeving inzake gewasbeschermingsmiddelen geen enkele vertraging oploopt. In België zullen we beide plannen bundelen onder de naam: Nationaal Actie Plan d’Action National (NAPAN). Het NAPAN zal dus twee delen omvatten, het ene gewijd aan de gewasbeschermingsmiddelen en het andere aan de biociden. Deze twee delen zullen los van elkaar worden voorbereid, onder meer voor wat betreft de resultaatverplichtingen en de kalender die moet worden gerespecteerd voor de gewasbeschermingsmiddelen, zonder vooruit te lopen op wat er zal worden beslist op Belgisch niveau voor de biociden.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

89

Er moet echter worden opgemerkt dat de belangrijkste acties die sinds 2005 worden ondernomen erop gericht waren vooruit te lopen op de invoering van de Kaderrichtlijn Pesticiden. Zo zijn de prioritaire acties 1, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 16, 17, 18, 20, 22, 23, 25, 26, 27, 28, 29 die in 2007 werden vastgeleged voor het PRPB, m.a..w. 22 acties van de 29 (76%) rechtstreeks van nut voor het toekomstige NAPAN

1.2.2 Meer aandacht voor de biociden

Ondanks een doorgedreven beleid, lijken de opgezette acties om de impact van de biociden op de gezondheid en op het milieu te reduceren ontoereikend. De marktsituatie, die het onderwerp van verschillende studies door de dienst Risicobehersing van het DG Leefmilieru van de FOD is geweest en mogelijkheden om de risico’s te doen dalen zullen het onderwerp vormen van specifieke acties. De periode 2009-2010 van het PRPB zal vooral gewijd worden aan het ophelderen van deze kwestie. Het aanwerven van een extra persoon specifiek voor de problematiek van de biociden zal het mogelijk maken het beleid te intensiveren.

1.2.3 Behoud van de in 2007 bepaalde prioriteiten

De prioriteiten die in 2007 werden vastgelegd blijven behouden. Wegens de evolutie van de dossiers, moeten bepaalde acties echter lichtjes worden geherdefinieerd en/of samengebundeld.

1.3 Prioriteiten voor de periode 2009/2010.

Bijgevolg worden de prioriteiten als volgt geactualiseerd:

Tabel 2 - Prioriteiten voor het PRPB voor 2009/2010

Prioriteiten PRPB 2009/2010 Invalshoeken en prioritaire acties

Invalshoek 1 – Voorbereiding van het nationaal actieplan pesticiden

1 . Uitwerking van het NAPAN

Op 14 december 2011, moet de Kaderrichtlijn omgezet zijn in Belgisch recht. Elke Lidstaat van de EU zal dan een nationaal actieplan moeten uitwerken en implementeren (bij ons het Nationaal Actie Plan d’Action National, afgekort NAPAN genaamd) waarvoor er in België overleg zal vereist zijn tussen de verschillende overheidsinstanties. Het NAPAN zal minstens om de vijf jaar worden herbekeken. De bepalingen uit het NAPAN moeten worden meegedeeld aan de Europese Commissie uiterlijk op 14/12/2012. Bij het overleg en het beslissen over de in te voeren maatregelen zal dus rekening moeten worden gehouden met deze termijn.

Het PRPB zal alle nodige initiatieven ondernemen om het NAPAN te organiseren en te finaliseren, met behoud van een kwalitatief overleg met de geïnteresseerde partijen.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

90

Prioriteiten PRPB 2009/2010 Invalshoeken en prioritaire acties

Invalshoek 2 – Meer aandacht voor de biociden

2 . Definiëring van de prioritaire acties voor de biociden

De verrichtingen en de doeltreffendheid van de acties betreffende biociden moeten worden geëvalueerd, omdat het volume verkochte producten onveranderd blijft. De reeds uitgevoerde marktonderzoeken, net zoals de studies over de risico-indicatoren, de haalbaarheid en de impact van de splitsing van de erkenningen en de invoering van een kenniscertificaat en eveneens de studie HEEPEBI (Effecten van bestrijdingsmiddelen en type 18 biociden op mens en milieu) moeten worden beschouwd in het licht van de aangepaste actuele wetgeving en de verworven kennis op het gebied van de biociden. In navolging van de pesticiden, zal men rekening moeten houden met de lopende herziening van de stoffen want deze zal beslissend zijn ter goed- of afkeuring van belangrijke stoffen zoals bijvoorbeeld creosoot. Tenslotte zal de kwaliteit van de evaluatie van het gebruik van biociden worden verbeterd. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan amateurgebruik, met als doel het gebruik en de beschikbaarheid van gezonde en milieuvriendelijke producten te promoten. Het is deze evaluatie van de huidige situatie die zal leiden tot het verfijnen van de acties en tot concrete voorstellen van te nemen maatregelen tot 2012 en, voor wat betreft het gebruik, de acties die moeten voorgesteld worden aan de Adviesraad en het Strategisch Comité. Om aan de verwezenlijking van deze prioriteit bij te dragen zal vanaf 2009 voor het PRPB een wetenschappelijk assistent worden aangeworven, specifiek voor de biociden. Deze maatregelen zullen de federale basis vormen voor de onderhandelingen met betrekking tot het nationaal actieplan biociden, gelijktijdig met de NAPAN uit te werken.

Invalshoek 3: ontwikkelen van instrumenten voor het evalueren van het PRPB

3 . Statistische opvolging van het gebruik van pesticiden in de landbouw

Op basis van de resultaten van de uitgevoerde haalbaarheidsstudie, werd in 2008 beslist om een system uit te werken voor het inzamelen van de gegevens bij de boekhoudkundige landbouworganisaties en de certificeringssystemen. De functionele analyse en de ontwikkeling van de software voor het verwerken van de gegevens zijn gepland voor 2009 en 2010. De eerste resultaten zouden eind 2010 moeten beschikbaar zijn.

4 . Toxicovigilantie

Uitvoering van de tweede opvolging van de acute intoxicaties door pesticiden en biociden (waaronder de rodenticiden) aan de hand van de oproepen die binnenkwamen bij het Antigifcentrum. Het nodige budget voor deze studie zal, indien mogelijk, voorzien worden door het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen en Producten.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

91

Prioriteiten PRPB 2009/2010 Invalshoeken en prioritaire acties

5 . Uitwerking van een boordtabel voor het PRPB

De nuttige cijfers (de verkoop, het gebruik, de risico’s, enz.) in verband met de opvolging van pesticiden en biociden zullen worden gebundeld in een boordtabel die jaarlijks zal gepubliceerd worden. De indicator BIBEL zal worden uitgewerkt en de resultaten zullen worden opgenomen in deze boordtabel. De kennis die werd verworven door de studies in verband met de onzekerheid zal zoveel mogelijk worden gevaloriseerd binnen deze context. De werkzaamheden zullen worden gerealiseerd in samenspraak met het Comité Indicatoren (wetenschappelijk comité voor het coördineren van de werkzaamheden met betrekking tot de risico-indicatoren voor pesticiden en biociden) en met de medewerking van de Groep Indicatoren Biociden (informele werkgroep van de Adviesraad samengesteld uit de betrokken partijen met als doel het uitwerken van risico-indicatoren voor de biociden). De leden van het Erkenningscomité voor pesticiden en het Comité voor advies inzake biociden zullen worden uitgenodigd om opnieuw deel uit te maken van het Comité Indicatoren. De Groep Indicatoren Biociden zal worden hernoemd tot Groep Stakeholders voor het Boordtabel. Het mandaat zal verruimd worden tot pesticiden en de samenstelling zal zich uitbreiden naar alle geïnteresseerde, belanghebbende partijen. Het doel is het ontvangen van reacties, opmerkingen en suggesties vanwege de geïnteresseerde partijen in verband met de boordtabel van het PRPB. Voor de biociden zal er een specifieke inspanning moeten worden geleverd om de indicator BIBEL te beëindigen zodat de indicator uiterlijk in 2012 ten minste 95% van de Belgische markt dekt. Indien nodig, zullen er aanvullende budgetten worden voorzien van buiten het PRPB.

Invalshoek 4 : reductie van de risico’s van pesticiden en biociden

6 . Uitvoeren van de opsplitsing van de erkenningen (pesticiden) De daadwerkelijke splitsing en indiening van de dossiers van de erkenningsaanvragen voor amateurproducten is gepland voor 2009; de evaluatie van de dossiers (230 ongeveer) is gepland in 2009, 2010 en 2011; alle erkenningen zullen in 2011 worden toegekend.

7 . Voorbereiding van het systeem Kenniscertificaten Pesticiden. De sinds 2005 aangevatte werkzaamheden zullen worden verder gezet. Het voorstel van systeem, dat behoorlijk werd ondersteund door de werkzaamheden van de Groep “Pesticide Application Certificates” zal definitief worden afgehandeld in 2009. Er zal dan een bestek worden opgemaakt van de verschillende opties van het voorstel. Dit zal ter onderhandeling worden voorgelegd aan de beleidsmakers in het kader van de uitwerking van het NAPAN

1, zo mogelijk reeds in 2009, zoniet in

2010. Bij gebrek aan onderhandelingsstructuren voor het NAPAN, zullen de beleidsonderhandelingen worden georganiseerd via interkabinettenvergaderingen. Na afronding van deze onderhandelingen zullen de nodige Besluiten worden opgesteld.

8 . Uitbreiding van het aanbod fytoproducten voor de Biologische landbouw Voortzetting van de opgestarte acties voor het uitbreiden van het aanbod beschikbare fytoproducten voor de biologische landbouw.

1 Cf. 0

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

92

Prioriteiten PRPB 2009/2010 Invalshoeken en prioritaire acties

9 . Ondesteuning van de geïntegreerde bestrijding (pesticiden en biociden)

De ondersteuning van de geïntegreerde bestrijding moet worden versterkt binnen de bevoegdheden van de federale Overheid. De budgetten ter financiering van het onderzoek beheerd op federaal niveau (Begrotingsfonds voor de Grondstoffen en Producten, Structurele Fondsen van de FOD) moeten in die richting worden gestuurd. Meer in het bijzonder zal er een inventaris van de onderzoeksprojecten en de studies die gefinancierd worden door het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen en Producten worden uitgewerkt en geanalyseerd in het licht van de algemene principes van de geïntegreerde bestrijding.

10 . Opsplitsing van de vergunningen voor biociden tussen producten voor professioneel en niet professioneel gebruik

In 2009 heeft een Duurzame-Ontwikkelingseffectbeoordeling (DOEB) studie naar de sociale, economische en milieu-impact van de opsplitsing van de vergunningen voor biociden en de invoering van kenniscertificaten voor beroepsgebruikers het mogelijk gemaakt het belang te beoordelen van de invoering van deze maatregel. De nodige acties voor de uitwerking van deze maatregel worden vanaf 2010 opgestart.

11 . Reductie van de punctuele verliezen

Er zullen acties worden opgestart ter vermindering van de punctuele verliezen van pesticiden in de landbouw. Deze acties zullen onder meer gebaseerd zijn op de conclusies van de werkzaamheden van de Thematische groepen, uitgevoerd in 2006 en 2007.

Invalshoek 5: Communicatie en sensibilisering

12 . Verbetering van de beschermingsuitrustingen voor de gebruikers

Het gaat vooral om het aanmoedigen van de gebruikers van biociden en pesticiden tot het gebruiken van een beschermingsuitrusting via communicatie- en sensibiliseringcampagnes

13. Verspreiding van de brochure « Ongewenste gasten in je huis of tuin?»

Deze brochure vormt de kern van de campagne rond sensibilisering voor alternatieve bestrijdingsmethodes in huis en in de tuin die het mogelijk moeten maken het systematisch gebruik van pesticiden en biociden te doen dalen. De gids zal in 2009 en 2010 verder worden verspreid.

14 . Versterking van de actieve publiciteit voor het PRPB

Het programma, de gevulgariseerde voorstelling van het PRPB en de door het PRPB ingezamelde informatie zullen actief ter beschikking worden gesteld van het brede publiek overeenkomstig de principes van het Verdrag van Aarhus.

15 Opstellen Activiteitenverslag PRPB

Opstellen van een activiteitenverslag, telkens om de twee jaar. Meewerken aan de opstelling van het Federaal Milieurapport.

16 . Opmaak van de Communicatieplannen

Uitwerking, ieder jaar, van een nieuw Communicatieplan conform de Communicatiestrategie en beantwoordend aan de behoefte inzake communicatie in verband met de prioritaire acties.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage III – Actualisatie van het PRPB 2009/2010

93

2. Beheersorganen van het PRPB De beheersorganen van het PRPB functioneren globaal gezien op afdoende wijzen sinds 2007. Toch is het nuttig een aantal wijzigingen door te voeren om de structuren aan te passen aan de huidige situatie. Deze wijzigingen hebben te maken met:

1) de samenstelling van het Beleidscomité om, in 2009, rekening te houden met de ministeriële verdeling van de bevoegdheden voor de materies van het PRPB. De wijziging betreft ook de frequentie van de gewone vergaderingen die om de vier maanden in plaats van om de twee maanden zouden moeten plaats vinden.

2) de agenda van de Adviesraad, zodat de beslissingen in verband met de acties voor het daaropvolgende jaar tijdig kunnen worden genomen om samen te vallen met de budgettaire beslissingscyclus van de FOD.

3) het Overlegcomité dat, indien er overeenstemming is tussen de overheidsinstanties die bevoegd zijn voor de materies met betrekking tot de uitvoering van de Kaderrichtlijn Pesticiden, zou kunnen vervangen worden door de overlegstructuur die zal worden ingevoerd voor het NAPAN.

4) de frequentie van de gewone vergaderingen van het Bureau die voortaan om de twee weken zullen plaats vinden.

3. Termijn van twee jaar In punt B.II.D.6. van de bijlage bij het KB van 22/02/2005 betreffende het eerste reductieprogramma van de gewasbeschermingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en de biociden, is voorzien om eind 2009-begin 2010 een speciaal rapport op te stellen met daarin de mogelijke opties voor een tweede programma 2011-2016. Momenteel moet echter rekening worden gehouden met twee essentiële elementen:

De verplichting om tegen 2012 een nationaal actieplan in te voeren in antwoord op de vereisten van de Kaderrichtlijn Pesticiden. Wat België betreft betekent de definiëring en de uitvoering van dit nationaal actieplan een belangrijke uitdaging op het gebied van administratie en mobilisatie van de betrokken personen en organisaties.

Verschillende prioritaire acties van de actualisatie van 2009 van het PRPB zullen na 2010 moeten worden verder gezet. Het is momenteel niet nodig om de aard ervan te wijzigen, maar wel om ze tot een goed einde te brengen zodat we ten volle de gewenste resultaten bereiken op het gebied van de reductie van de risico’s en van het gebruik van pesticiden en biociden. Het is dus op dit ogenblik niet verantwoord om bijkomende acties op te zetten naast deze die voorzien zijn in de actualisatie van 2009.

Bovendien

Zou het thans niet gerechtvaardigd zijn om bijkomende doelstellingen te overwegen naast deze die werden vastgelegd voor het eerste programma. We moeten daarentegen alles in het werk stellen om de vooropgestelde doelstellingen te halen. In dit opzicht werden de prioritaire acties van deze actualisatie duidelijk afgebakend.

Het zou momenteel voorbarig zijn om extra maatregelen te voorzien bovenop de verplichtingen die zullen worden opgelegd door de Kaderrichtlijn Pesticiden.

Bijgevolg zal het PRPB, met het oog op het voortzetten en afronden van de lopende acties en rekening houdend met de nieuwe prioriteit inzake het NAPAN, kunnen beschikken over een extra termijn van twee jaar om de in 2005 vastgelegde doelstellingen te bereiken. Het PRPB zal, conform de wettelijke verplichtingen, geactualiseerd worden in 2011 voor de periode 2011/2012.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage IV - Actualisatie van het PRPB 2011/2012

94

Bijlage IV - Actualisatie van het PRPB 2011/2012 http://www.health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/PRPB/MeasuresunderthePRPB/19071324_FR?ie2Term=actualisation 2011&ie2section=83

Artikel 8bis van de Wet van 12 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid (B.S. van 29 april 2003) voorziet in een federaal reductieprogramma dat om de twee jaar geactualiseerd wordt. Het eerste federaal reductieprogramma ter vermindering van gewasbeschermingsmiddelen en biociden werd bij KB van 22 februari 2005 gepubliceerd in het BS van maart 2005 (pagina’s 0 74-10370). De eerste actualisatie bestreek de periode 2007/2008 in de vorm van een officieel advies van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, dat gepubliceerd werd in het BS op 20 april 2007 (Ed. 2 pagina’s 2 42 -21442). De tweede actualisatie bestreek de periode 2009-20 0 en werd ditmaal gepubliceerd in het BS van 09 februari 20 0 (pagina’s 7970-7982) in een officieel advies van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. De gekozen koers van het PRPB bij het begin van 2010 blijft van kracht tot eind 2010. De uitgevoerde actualisatie ligt in het verlengde van de bestaande invalshoeken en heeft namelijk als doel zich te schikken naar bepaalde vaststellingen uit het federaal milieurapport 2004/2009. In voorkomend geval en onverminderd de verwezenlijking van de acties 1 tot 9 zal het PRPB in 2011 en 2012 bijdragen tot de ontwikkeling van gerichte sectorale akkoorden op basis van prioritaire producten naar het voorbeeld van detergenten en producten afkomstig van duurzaam beheerd hout met als doel een structurele verandering teweeg te brengen in de vraag en in het aanbod van gewasbeschermingsmiddelen en/of biociden. Bijgevolg zijn de prioriteiten voor de periode 2011-2012 de volgende;

Prioriteiten PRPB 2011 - 2012 Invalshoeken en prioritaire acties

Invalshoek 1 – Voorbereiding van het nationaal actieplan: luik gewasbeschermingsmiddelen.

1. Uitwerking van het NAPAN

Op 14 december 2011, moet de Kaderrichtlijn pesticiden (Dir. 2009/128) omgezet zijn in Belgisch recht. Elke Lidstaat van de EU zal dan een nationaal actieplan moeten uitwerken en implementeren (bij ons het Nationaal Actie Plan d’Action National, afgekort NAPAN) waarover in België reeds overleg wordt gepleegd tussen de verschillende overheidsinstanties. De bepalingen uit het NAPAN moeten worden meegedeeld aan de Europese Commissie uiterlijk op 26/11/2012. Bij het overleg en het beslissen over de in te voeren maatregelen zal dus rekening moeten worden gehouden met deze termijn. Op 3 februari 2010 besliste het Overlegcomité de Task Force NAPAN in te voeren om de omzetting van Dir. 2009/128 tegen 26/11/2011 te coördineren en de NAPAN voor te bereiden. Het PRPB zal alle nodige initiatieven ondernemen om het NAPAN te organiseren en bij te dragen tot de afwerking van het NAPAN-project door het tot stand brengen van een kwalitatief overleg met de andere geïnteresseerde partijen. De NAPAN zal dus alle reductieprogramma’s in België coördineren en verzamelen, met inbegrip van het vervolg op dit federaal programma ter vermindering van het gebruik en het risico van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage IV - Actualisatie van het PRPB 2011/2012

95

Invalshoek 2 – Versterking van de PRPB-acties inzake biociden en voorbereiding van het luik biociden van het NAPAN.

2. Evaluatie van het beleid en identificatie van de prioritaire acties

De evaluatie van de resultaten en de doeltreffendheid van de acties die reeds ondernomen werden met het oog op de vermindering van de risico’s en het gebruik van biociden werd in 20 0 aangevat. Deze evaluatie zal in 2011 afgewerkt worden zodoende de prioritaire acties voor 2012 te kunnen bepalen en uitvoeren. Deze acties vormen de federale basis voor de onderhandelingen met betrekking tot het luik biociden van de NAPAN. Hierbij zal er rekening gehouden worden met de lopende herziening van stoffen op EU-niveau die van essentieel belang is voor het behoud of het opgeven van belangrijke stoffen zoals bijvoorbeeld creosoot. Op dezelfde manier zal er bijzondere aandacht besteedt worden aan het amateurgebruik zodoende het gebruik en de toegang tot alternatieve, milieuvriendelijke producten te promoten. De kwaliteit van de opvolging van de verkoop van de biociden zal verbeterd worden.

Invalshoek 3: evaluatie-instrumenten van het PRPB

3. Statistische opvolging van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw

Op basis van de resultaten van de uitgevoerde haalbaarheidsstudie, werd in 2008 beslist om een system uit te werken voor het inzamelen van de gegevens bij de publieke en private boekhoudkundige landbouworganisaties en de certificeringsystemen. De functionele analyse en de ontwikkeling van de software voor het verwerken van de gegevens zijn gepland voor 2009 en 2010. De eerste resultaten zullen in 2011 worden verwerkt.

4. Toxicovigilantie

Uitvoering van de tweede opvolging van de acute intoxicaties door gewasbeschermingsmiddelen en biociden (waaronder de rodenticiden) aan de hand van de oproepen die binnenkwamen bij het Antigifcentrum. Het nodige budget voor deze studie werd voorzien door het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen en Producten. De studie zal in 2011 uitgevoerd worden.

De opvolging van de toxicovigilantie zal het voorwerp uitmaken van een evaluatie en reflectie over een structureel verbreedde en regelmatige opvolging.

De FOD Volksgezondheid (Directoraat Generaal Dier, Plant en Voeding) zorgt voor de financiële ondersteuning van een systematisch overzicht van epidemiologische studies die het mogelijke bestaan analyseert van een relatie tussen de blootstelling aan pesticiden voor landbouwkundig gebruik en de ontwikkeling van kankers en andere ziektes bij de mens. De analyse van epidemiologische studies betreffende het risico op veranderingen in het centralezenuwstelsel van patiënten (volwassenen en/of kinderen) die blootgesteld zijn aan pesticiden wordt in dit kader grondig onderzocht. De onderzoekers zijn voornamelijk geïnteresseerd in de ontwikkeling van hersentumoren bij kinderen die het mogelijke gevolg zijn van een werkgerelateerde blootstelling van hun ouders aan pesticiden. De federale strategie in het kader van de problematiek rond kanker-pesticiden-kinderen zal gelijklopend worden besproken in het strategisch comité van het programma voor de reductie van pesticiden en biociden (PRPB).

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage IV - Actualisatie van het PRPB 2011/2012

96

5. Uitwerking van een boordtabel voor het PRPB

De nuttige cijfers (verkoop, gebruik, risico’s m.b.t. de consument, risico’s m.b.t. bijen enz.) in verband met de opvolging van gewasbeschermingsmiddelen en biociden zullen worden gebundeld in een boordtabel die jaarlijks zal gepubliceerd worden. De indicator BIBEL zal worden uitgewerkt en de resultaten zullen worden opgenomen in deze boordtabel. De kennis die werd verworven door de studies in verband met de onzekerheid zal zoveel mogelijk worden gevaloriseerd binnen deze context. Het PRPB zal voornamelijk voor de bijenproblematiek steun voorzien vanuit een groep van onafhankelijke wetenschappelijke deskundigen met het oog op het vaststellen van de belangrijkste indexen betreffende de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen en in het bijzonder van zaaizaadbehandeling. De werkzaamheden zullen worden gerealiseerd in samenspraak met het Wetenschappelijk Comité Indicatoren en met de medewerking van de Groep Stakeholders Indicatoren. De leden van het Erkenningscomité voor pesticiden en het Comité voor advies inzake biociden zullen worden uitgenodigd om opnieuw deel uit te maken van het Wetenschappelijk Comité Indicatoren. De Groep Stakeholders Indicatoren zal het ontvangen van reacties, opmerkingen en suggesties vanwege de geïnteresseerde partijen in verband met de boordtabel van het PRPB als doel hebben. Voor de biociden zal de BIBEL indicator, die enkel betrekking heeft tot type 18 biociden (acaricide, insecticiden en middelen ter bestrijding van andere geleedpotigen), het voorwerp uitmaken van een balans. Er zal een gemeenschappelijke basisindicator voor de 23 types biociden worden gezocht.

Invalshoek 4: reductie van de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen en biociden – structurele aanpassingen

6. Uitvoeren van de opsplitsing van de erkenningen (gewasbeschermingsmiddelen) De opsplitsing van de markt van gewasbeschermingsmiddelen in een markt voor professionele gebruikers enerzijds en niet-professionele gebruikers anderzijds heeft als doel het verminderen van de risico’s voor de menselijke gezondheid en voor het leefmilieu (bijen, aquatische organismen, etc.) door het aanbod van producten voor professionele en niet-professionele gebruikers aan te passen aan hun specifieke kennis en noden. De splitsing en indiening van de dossiers van de erkenningsaanvragen voor amateurproducten is werkzaam sinds de publicatie van het Koninklijk Besluit van 10 januari 2010 tot wijziging van Koninklijk Besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (BS 18 februari 2010); de evaluatie van de dossiers (230 ongeveer) werd gepland voor 2010, 2011 et 2012; de erkenningen voor amateurgebruik zullen gelijktijdig worden toegekend in augustus 2012.

7. Voorbereiding van het systeem Kenniscertificaten gewasbeschermingsmiddelen. De sinds 2005 aangevatte werkzaamheden zullen worden verdergezet. Het voorstel van systeem, dat behoorlijk werd ondersteund door de werkzaamheden van de Groep “Pesticide Application Certificates” werd in 20 0 afgehandeld. et schrijven van de nodige wetgeving om tot diens inwerkingstelling te komen werd in 2010 aangevat. Het voorstel zal ter onderhandeling worden voorgelegd aan de beleidsmakers in het kader van de uitwerking van het NAPAN in 2011. Na afronding van deze onderhandelingen zullen de uitgewerkte ontwerpbesluiten eerst ter advies worden voorgelegd aan de volgende federale raden: Hoge Gezondheidsraad; Centrale Raad voor het Bedrijfsleven; Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling; Raad voor het Verbruik, daarna volgen er onderhandelingen en worden deze goedgekeurd.

8. Uitbreiding van het aanbod gewasbeschermingsmiddelen voor de Biologische landbouw

Voortzetting van de opgestarte acties voor het uitbreiden van het aanbod aan beschikbare gewasbeschermingsmiddelen voor de biologische landbouw. In 2011 en 2012 zal deze actie verlengd worden door een studie met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong. Vooreerst zal deze studie zich namelijk richten op de huidige situatie van het op de markt

Rapport van het PRPB 2005-2012 Bijlage IV - Actualisatie van het PRPB 2011/2012

97

brengen van dit soort gewasbeschermingsmiddelen in België en aangrenzende landen. Op de tweede plaats heeft deze studie als doel het definiëren van actiemogelijkheden om het op de markt brengen van dit soort gewasbeschermingsmiddelen in België te stimuleren, op voorwaarde dat deze producten worden beproefd.

9. Opsplitsing van de vergunningen voor biociden tussen producten voor professioneel en niet- professioneel gebruik

Op basis van de aanbevelingen van de duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling (DOEB) in 2009 zal de analyse worden voortgezet betreffende de splitsing van de biociden en de kenniscertificaten voor professionele gebruikers. Deze zullen pas vanaf 2015 inwerking treden, rekening houdend met de Europese herziening van de biocidewetgeving die nu lopende is. Hierbij is de noodzakelijke aanpassing van de administratieve capaciteit voor de verwerking van dossiers inbegrepen.

10. Ondersteuning van de geïntegreerde bestrijding (gewasbeschermingsmiddelen en biociden)

De ondersteuning van de geïntegreerde bestrijding moet worden versterkt binnen de bevoegdheden van de federale Overheid. De budgetten ter financiering van het onderzoek beheerd op federaal niveau (Begrotingsfonds voor de Grondstoffen en Producten, Structurele Fondsen van de FOD) moeten in die richting worden gestuurd. Meer in het bijzonder zal er een inventaris van de onderzoeksprojecten en de studies die gefinancierd worden door het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen en Producten worden uitgewerkt en geanalyseerd in het licht van de algemene principes van de geïntegreerde bestrijding.

11. Reductie van de punctuele verliezen

Er zullen acties worden opgestart ter vermindering van de punctuele verliezen van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw. Deze acties zullen onder meer gebaseerd zijn op de conclusies van de werkzaamheden van de Thematische groepen, uitgevoerd in 2006 en 2007 namelijk wat betreft de verpakking van producten en het beheer van spuitoverschotten.

Invalshoek 5: Communicatie en sensibilisering 12. Verbetering van de beschermingsuitrustingen voor de gebruikers

Het gaat vooral om het aanmoedigen van de gebruikers van biociden en gewasbeschermingsmiddelen tot het gebruiken van een beschermingsuitrusting via informatiecampagnes.

13. Actualisatie en Verspreiding van de brochure « Ongewenste gasten in je huis of tuin?»

Deze brochure vormt de kern van de campagne rond sensibilisering voor alternatieve bestrijdingsmethodes in huis en tuin die het mogelijk moeten maken het systematisch gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden te verminderen zodanig dat de gezondheid en het leefmilieu, namelijk het leveren van ecosysteemdiensten door bestuivers, beschermd worden.

De heruitgave en de verspreiding van de brochure zal worden voortgezet in 2011 en 2012. De actualisatie van deze brochure zal in het kader van de NAPAN gebeuren met samenwerking van de ontvangende partijen.

14. Versterking van de actieve publiciteit voor het PRPB

Het Programma en de in het kader van het PRPB geanalyseerde ingezamelde en behandelde informatie zullen ter beschikking worden gesteld van het brede publiek overeenkomstig de wet van 11/4/1994 betreffende de openbaarheid van bestuur en de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie (Aarhus).

15 Opstellen Activiteitenverslag PRPB

Opstellen van een activiteitenverslag, telkens om de twee jaar. Meewerken aan de opstelling van het Federaal Milieurapport 2004/2009 en het indicatorenrapport dat voorzien is voor 2012. Dit verslag wordt gestructureerd op basis van de boordtabel (zie Actie nr. 5)

16. Opmaak van de Communicatieplannen

Uitwerking, ieder jaar, van een nieuw Communicatieplan conform de Communicatiestrategie en beantwoordend aan de behoefte inzake communicatie in verband met de prioritaire acties.