Public mission special zsm werkwijze

1
14 15 SPECIAL SIGNIFICANT SPECIAL SIGNIFICANT SNELLERE JUSTITIËLE REACTIE DOOR PARALLELLE PROCESSEN ZSM-WERKWIJZE BESPOEDIGT AFDOENING JEUGDZAKEN ‘Licht waar het kan, zwaar waar het moet’ Het Openbaar Ministerie werkt met de ZSM-aanpak, een methode om veelvoorkomende criminaliteit Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk af te doen. De aanpak wordt nu ook toegepast voor jongeren die misdrijven plegen. Linda Dubbelman, voorzitter van de betrokken landelijke ketenwerkgroep, en Wouter Jongebreur van adviesbureau Significant vertellen hoe het proces werd ontworpen en geïmplementeerd. S inds april 2011 werkt het Openbaar Ministerie aan de ZSM-werkwijze, wat staat voor Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk. Politie en justitie werken daarbij nauw samen met de partners in de strafrechtketen om tot een snelle afdoening van het delict te komen. De bedoeling is om waar dit kan bij veelvoorkomende criminaliteit sneller te besluiten. Vijf regioparketten voerden pilots uit om een werkwijze te ontwikkelen voor een betekenisvolle en snellere afdoening van dit soort zaken. Vervolgens ontwikkelde het OM samen met de ketenpartners een landelijke ketenbrede werkwijze. Tijdens dat proces rees de vraag of deze aanpak ook voor jeugdzaken geschikt zou zijn. Onder voorzitter- schap van landelijk jeugdofficier Linda Dubbelman ging een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinder- bescherming, Halt en het ministerie van Veiligheid en Justitie, hiermee aan de slag. De werkgroep kwam tot het ketenproces ZSM jeugd, waarin rekening is gehouden met de specifieke kenmerken van het jeugdstrafrecht. De justitiële partners in de jeugdketen werkten al met een landelijk ketenprocesmodel, maar de ZSM-aanpak sloot volgens jeugdofficier Dubbelman aan op een discussie die in de jeugdstrafrechtketen al langer gaande was. Daarin stond de vraag centraal of in het jeugdstrafrecht wel de goede zaken voorkwamen, of de sturing voldoen- de was en of processen niet beter en sneller konden. ‘De komst van ZSM viel ook samen met een nieuwe manier van risicotaxatie (het Landelijk Instrumentarium Jeugd- strafrecht, LIJ) en het nieuwe proces-verbaal minderjari- gen,’ vervolgt ze. ‘Verkennende gesprekken met het OM en de keten wezen uit dat ook hier de overtuiging leefde dat de ZSM-werkwijze kon bijdragen aan de effectiviteit van het jeugdstrafrecht.’ De ZSM-werkwijze bij volwassenen is bottom up vormgegeven, maar de landelijke ketenwerkgroep Linda Dubbelman, landelijk jeugdofficier en voorzitter van de landelijke ketenwerkgroep voor ZSM-jeugd werkte vanuit een landelijk proces- ontwerp. Wouter Jongebreur, partner bij adviesbureau Significant, legt uit waarom er eerst een ontwerp is gemaakt voor ZSM-jeugd: ‘Jeugdstrafrecht is zo specialistisch en beperkt in omvang dat de expertise op landelijk niveau is belegd. Het pedagogisch aspect is van groot belang. Dat moesten we dan ook nadrukkelijk borgen in het procesontwerp.’ De ketenwerkgroep benoemde eerst de uitgangs- punten. ‘Van daar uit hebben we een “ideaaltypisch” procesontwerp opgesteld,’ vertelt Jongebreur. ‘Telkens hebben we getoetst of de keuzes in lijn waren met de geformuleerde uitgangspunten en of we tot de nood- zakelijke landelijke uniformiteit in werkwijze konden komen. Daarnaast hebben we rekening gehouden met de ruimte die professionals in de regio graag willen hebben in hun werk. Het was een kwestie van zoeken naar de juiste balans.’ VERFIJNEN Om het procesontwerp te verfijnen en te verbeteren en de implementatie gecontroleerd te laten verlopen is er uitgebreid getest op twee pilotlocaties in Utrecht en Rotterdam. Jongebreur: ‘Dagelijkse monitoring en bijsturing waren nodig om de gekozen werkwijze goed te testen en praktische problemen op te lossen. Hierin hebben de zogenaamde floor managers een belangrijke rol vervuld.’ De aanpak leverde een helder beeld op van de uitvoerbaarheid en de benodigde randvoorwaarden, vertelt hij. Daaruit kon een top 4 van randvoorwaar- den worden opgesteld. De risicotaxatie moet tijdig beschikbaar zijn en de ketenpartners (politie, Openbaar Ministerie en Raad voor de Kinderbescherming) moeten voor continuïteit in de bezetting zorgen. Verder moeten de ketenpartners voldoende jeugdexpertise beschikbaar stellen en dient de ict-ondersteuning op orde te zijn. Door de pilots kon de belasting voor het werkveld tot een minimum beperkt blijven. Daarnaast konden ze de kinderziektes er in de kleinschalige testomgeving uitfilteren, vertelt Jongebreur. ‘Na enkele bijstellingen lag er een procesontwerp dat geschikt was voor toepassing op grotere schaal en dat ook aan andere ZSM- locaties kon worden overgedragen.’ EFFECTIVITEIT ‘Licht waar het kan en zwaar waar het moet, is het uitgangspunt in de ZSM-aanpak,’ aldus Dubbelman. ‘Jeugdcriminaliteit bestaat voor een belangrijk deel uit grensoverschrijdend gedrag van pubers. Van de effectiviteit van het jeugdstrafrecht met het oog op het tegengaan van herhalingscriminaliteit (recidive) valt het meest te verwachten als de inzet van zwaardere interventies zich richt op de doelgroep met het hoogste risico. Bij een laag risico en lichte delicten is een terug- houdende snelle afdoening geboden. Deze selectiviteit streeft ZSM na.’ Met ZSM kunnen jeugdigen nu kort na het strafbare feit een justitiële reactie ontvangen. Op de inmiddels tien ZSM-locaties werken de ketenpartners met verruimde openingstijden en worden processen parallel uitgevoerd. Daardoor is het vaak mogelijk om een jongere binnen zes uur na aanhouding of ontbieding naar huis te sturen met duidelijkheid over het vervolg- traject. Politie, Openbaar Ministerie en Raad voor de Kinderbescherming verzamelen in die korte tijd zowel zaaks- als persoonsinformatie en leggen die op tafel bij het afstemmingsoverleg. Op basis daarvan neemt de officier van justitie een besluit over het vervolgtraject. Dit kan betekenen dat hij de jongere naar Halt verwijst (waardoor deze geen strafblad krijgt) of dat deze een uitnodiging krijgt voor een zitting binnen een aantal weken bij de Officier van Justitie of de kinderrechter. De Raad voor de Kinderbescherming kan in de tussen- tijd een strafonderzoek uitvoeren naar de jongere en zijn omstandigheden. ‘Ondanks de veranderingen in werkwijze, locatie en werktijden zijn de ketenpartners enthousiast,’ zegt Jongebreur. ‘De uitvoering is nog wel een uitdaging. Het snel delen van alle beschikbare informatie vraagt veel van de mensen in de uitvoering. We zien dat er op onderdelen uniformiteit is, maar tegelijkertijd zien we ook een neiging eigen oplossingen te bedenken. Dat mag zolang de uitgangspunten en cruciale randvoorwaarden overeind blijven, maar sturing blijft belangrijk.’ Ondertussen worden ook bredere toepassings- mogelijkheden van de ZSM-aanpak onderzocht. ‘Zo zal er de komende periode aandacht zijn voor de inpassing van het adolescentenstrafrecht op ZSM, de aansluiting tussen ZSM en de veiligheidshuizen en meer focus op herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer,’ aldus Dubbelman. Wouter Jongebreur, partner van Significant ‘Het is een kwestie van zoeken naar de juiste balans’

Transcript of Public mission special zsm werkwijze

Page 1: Public mission special zsm werkwijze

14 15

special significantspecial significant special PBLQ

Snellere juStitiële reactie door parallelle proceSSen

ZsM-werkwijZe BesPoedigt afdoening

jeugdZaken

‘Licht waar het kan, zwaar waar het moet’

Het Openbaar Ministerie werkt met de ZSM-aanpak, een methode om veelvoorkomende criminaliteit Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk af te doen. De aanpak wordt nu ook toegepast voor jongeren die misdrijven plegen. Linda Dubbelman, voorzitter van de betrokken landelijke ketenwerkgroep, en Wouter Jongebreur van adviesbureau Significant vertellen hoe het proces werd ontworpen en geïmplementeerd.

Sinds april 2011 werkt het Openbaar Ministerie aan de ZSM-werkwijze, wat staat voor Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk. Politie en justitie werken daarbij nauw samen met

de partners in de strafrechtketen om tot een snelle afdoening van het delict te komen. De bedoeling is om waar dit kan bij veelvoorkomende criminaliteit sneller te besluiten. Vijf regioparketten voerden pilots uit om een werkwijze te ontwikkelen voor een betekenisvolle en snellere afdoening van dit soort zaken. Vervolgens ontwikkelde het OM samen met de ketenpartners een landelijke ketenbrede werkwijze.

Tijdens dat proces rees de vraag of deze aanpak ook voor jeugdzaken geschikt zou zijn. Onder voorzitter-

schap van landelijk jeugdofficier Linda Dubbelman ging een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinder-bescherming, Halt en het ministerie van Veiligheid en Justitie, hiermee aan de slag. De werkgroep kwam tot het ketenproces ZSM jeugd, waarin rekening is gehouden met de specifieke kenmerken van het jeugdstrafrecht.

De justitiële partners in de jeugdketen werkten al met een landelijk ketenprocesmodel, maar de ZSM-aanpak sloot volgens jeugdofficier Dubbelman aan op een discussie die in de jeugdstrafrechtketen al langer gaande was. Daarin stond de vraag centraal of in het jeugdstrafrecht wel de goede zaken voorkwamen, of de sturing voldoen-de was en of processen niet beter en sneller konden. ‘De komst van ZSM viel ook samen met een nieuwe manier van risicotaxatie (het Landelijk Instrumentarium Jeugd-strafrecht, LIJ) en het nieuwe proces-verbaal minderjari-gen,’ vervolgt ze. ‘Verkennende gesprekken met het OM en de keten wezen uit dat ook hier de overtuiging leefde dat de ZSM-werkwijze kon bijdragen aan de effectiviteit van het jeugdstrafrecht.’

De ZSM-werkwijze bij volwassenen is bottom up vormgegeven, maar de landelijke ketenwerkgroep

linda Dubbelman, landelijk jeugdofficier en voorzitter van de landelijke ketenwerkgroep

voor ZSM-jeugd werkte vanuit een landelijk proces-ontwerp. Wouter Jongebreur, partner bij adviesbureau Significant, legt uit waarom er eerst een ontwerp is gemaakt voor ZSM-jeugd: ‘Jeugdstrafrecht is zo specialistisch en beperkt in omvang dat de expertise op landelijk niveau is belegd. Het pedagogisch aspect is van groot belang. Dat moesten we dan ook nadrukkelijk borgen in het procesontwerp.’

De ketenwerkgroep benoemde eerst de uitgangs-punten. ‘Van daar uit hebben we een “ideaaltypisch” procesontwerp opgesteld,’ vertelt Jongebreur. ‘Telkens hebben we getoetst of de keuzes in lijn waren met de geformuleerde uitgangspunten en of we tot de nood-zakelijke landelijke uniformiteit in werkwijze konden komen. Daarnaast hebben we rekening gehouden met de ruimte die professionals in de regio graag willen hebben in hun werk. Het was een kwestie van zoeken naar de juiste balans.’

VerfijnenOm het procesontwerp te verfijnen en te verbeteren en de implementatie gecontroleerd te laten verlopen is er uitgebreid getest op twee pilotlocaties in Utrecht en Rotterdam. Jongebreur: ‘Dagelijkse monitoring en bijsturing waren nodig om de gekozen werkwijze goed te testen en praktische problemen op te lossen. Hierin hebben de zogenaamde floor managers een belangrijke rol vervuld.’ De aanpak leverde een helder beeld op van de uitvoerbaarheid en de benodigde randvoorwaarden, vertelt hij. Daaruit kon een top 4 van randvoorwaar-den worden opgesteld. De risicotaxatie moet tijdig beschikbaar zijn en de ketenpartners (politie, Openbaar Ministerie en Raad voor de Kinderbescherming) moeten voor continuïteit in de bezetting zorgen. Verder moeten de ketenpartners voldoende jeugdexpertise beschikbaar stellen en dient de ict-ondersteuning op orde te zijn.

Door de pilots kon de belasting voor het werkveld tot een minimum beperkt blijven. Daarnaast konden ze de kinderziektes er in de kleinschalige testomgeving uitfilteren, vertelt Jongebreur. ‘Na enkele bijstellingen lag er een procesontwerp dat geschikt was voor toepassing op grotere schaal en dat ook aan andere ZSM-locaties kon worden overgedragen.’

effectiViteit‘Licht waar het kan en zwaar waar het moet, is het uitgangspunt in de ZSM-aanpak,’ aldus Dubbelman. ‘Jeugdcriminaliteit bestaat voor een belangrijk deel uit grensoverschrijdend gedrag van pubers. Van de effectiviteit van het jeugdstrafrecht met het oog op het tegengaan van herhalingscriminaliteit (recidive) valt het meest te verwachten als de inzet van zwaardere interventies zich richt op de doelgroep met het hoogste risico. Bij een laag risico en lichte delicten is een terug-houdende snelle afdoening geboden. Deze selectiviteit streeft ZSM na.’

Met ZSM kunnen jeugdigen nu kort na het strafbare feit een justitiële reactie ontvangen. Op de inmiddels tien ZSM-locaties werken de ketenpartners met

verruimde openingstijden en worden processen parallel uitgevoerd. Daardoor is het vaak mogelijk om een jongere binnen zes uur na aanhouding of ontbieding naar huis te sturen met duidelijkheid over het vervolg-traject. Politie, Openbaar Ministerie en Raad voor de Kinderbescherming verzamelen in die korte tijd zowel zaaks- als persoonsinformatie en leggen die op tafel bij het afstemmingsoverleg. Op basis daarvan neemt de officier van justitie een besluit over het vervolgtraject. Dit kan betekenen dat hij de jongere naar Halt verwijst (waardoor deze geen strafblad krijgt) of dat deze een uitnodiging krijgt voor een zitting binnen een aantal weken bij de Officier van Justitie of de kinderrechter.

De Raad voor de Kinderbescherming kan in de tussen-tijd een strafonderzoek uitvoeren naar de jongere en zijn omstandigheden.

‘Ondanks de veranderingen in werkwijze, locatie en werktijden zijn de ketenpartners enthousiast,’ zegt Jongebreur. ‘De uitvoering is nog wel een uitdaging. Het snel delen van alle beschikbare informatie vraagt veel van de mensen in de uitvoering. We zien dat er op onderdelen uniformiteit is, maar tegelijkertijd zien we ook een neiging eigen oplossingen te bedenken. Dat mag zolang de uitgangspunten en cruciale randvoorwaarden overeind blijven, maar sturing blijft belangrijk.’

Ondertussen worden ook bredere toepassings-mogelijkheden van de ZSM-aanpak onderzocht. ‘Zo zal er de komende periode aandacht zijn voor de inpassing van het adolescentenstrafrecht op ZSM, de aansluiting tussen ZSM en de veiligheidshuizen en meer focus op herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer,’ aldus Dubbelman.

Wouter Jongebreur, partner van significant

‘Het is een kwestie van zoeken naar de juiste balans’