project-6-herzien-110607

34
Saxion laat talent Marktonderzoek Saxion Programma Excelleren 2010-2011 Gemaakt door: B. Oude Luttikhuis J. op den Dries Y. Cooiman P. Beunk T. van Eenbergen Enschede, maart 2011 Saxion, ABO, TBK

description

Saxion Programma Excelleren Gemaakt door: B. Oude Luttikhuis J. op den Dries Y. Cooiman P. Beunk T. van Eenbergen Enschede, maart 2011 Saxion, ABO, TBK Saxion laat talent

Transcript of project-6-herzien-110607

Page 1: project-6-herzien-110607

     

Saxion laat talent

Marktonderzoek Saxion Programma Excelleren

2010-2011  

 

 

 

 

 

Gemaakt door: B. Oude Luttikhuis J. op den Dries Y. Cooiman P. Beunk T. van Eenbergen Enschede, maart 2011

Saxion, ABO, TBK

Page 2: project-6-herzien-110607

   i 

Voorwoord  In opdracht van het programmateam Excelleren van Saxion, de opleiding Technische Bedrijfskunde en alle overige academies van Saxion, is het project “Marktonderzoek” tot uitvoering gebracht.   De opdrachtgever voor onze rapportage is het programmateam Excelleren van Saxion. Het programmateam kan dit werkveldonderzoek grondig doornemen en de uitkomsten gebruiken voor het ontwikkelen van excellentietrajecten.  Bij deze willen wij onze tutor Dhr. Van Kempen bedanken voor zijn medewerking aan dit project. Tevens gaat onze dank uit naar alle partijen die meegewerkt hebben met het kwantitatieve en/of kwalitatieve onderzoek, in het bijzonder;  Dhr. Hilbrink Dhr. Gringhuis Dhr. Smelt Dhr. de Leeuw Dhr. Woesthuis en Dhr. Kramer Dhr. Menderink en Mevr. Frietman Dhr. Futselaar Dhr. Rensink Mevr. Makkinga Dhr. Meijs Mevr. De Waard Dhr. Boksebeld  Natuurlijk willen we ook dhr. Ter Woord, de opdrachtgever namens het programmateam bedanken.  In de inhoudsopgave is te vinden wat wij in onze rapportage hebben meegenomen en waarop wij onze conclusies baseren.  De projectleden die aan deze rapportage hebben gewerkt zijn:  T. van Eenbergen J. op den Dries Y. Cooiman P. Beunk B. Oude Luttikhuis    

Page 3: project-6-herzien-110607

   ii 

Samenvatting In opdracht van het programmateam van Saxion ‐ verantwoordelijk voor het ontwikkelen van nieuwe excellentieprogramma’s ‐ is er tussen september 2010 en januari 2011 jaar marktonderzoek verricht met betrekking tot deze excellentieprogramma’s, met als doel om vanuit het werkveld meer inzicht krijgen in wat een excellente student moet kennen en kunnen in vergelijking met een reguliere student.  Om tot een effectieve uitkomst van dit verslag te komen is er deskresearch en fieldresearch gedaan. Voor het deskresearch is er achtereenvolgens onderzoek gedaan naar de inhoud van de notitie Veerman, de nationale studentenenquête en Benchmarking.   Uit de notitie van Veerman volgt dat de Nederlandse kenniseconomie gevaar loopt en dat er dringend behoefte is aan innovatie en hoogopgeleide mensen. In de uikomsten van de nationale studentenenquête is gekeken naar het niveau en de inhoud van alle hbo‐opleidingen. De uitkomsten van de nationale studentenquête geven een totaal ander beeld dan de notitie Veerman. Op een schaal van 1 tot 10 wordt er gemiddeld een 7 gegeven voor het niveau en onderwijsinhoud. Studenten vinden blijkbaar het niveau en onderwijsinhoud ruim voldoende, waardoor gesteld kan worden dat hbo‐studenten vanuit deze motieven hoogstwaarschijnlijk niet of nauwelijks behoefte hebben aan een excellentieroute. Om de excellentieroutes van Saxion te refereren aan die van haar concurrenten is er voor Benchmarking gekozen. Hiervoor zijn alle gehonoreerde Sirius‐aanvragen met elkaar vergeleken. Na Benchmarking kan gesteld worden dat een onderbouwde conclusie uit de aanvragen niet getrokken kan worden. Wel valt op dat Saxion de enige hogeschool is die een werkveldonderzoek nadrukkelijk uitvoert.  Voor fieldresearch is er kwalitatief en kwantitatief onderzoek verricht. In het kwalitatieve deel zijn er in totaal 11 face‐to‐face interviews afgenomen in samenwerking met leden van het programmateam met relaties van de academies binnen Saxion. Voor alle overeenkomsten en verschillen verwijzen wij u naar hoofdstuk 3.1 van dit rapport. Hier vindt u ook alle subconclusies per vraag, waaruit duidelijk blijkt hoe het werkveld denkt over een bepaald item met betrekking tot excelleren.  Voor het kwantitatief deel is er een digitale enquête opgesteld met 25 vragen. De enquête is uitgezet onder de 25 belangrijkste relaties van alle academies binnen Saxion. Er is een duidelijke hiërarchie gemaakt in deze relaties, om kleinere bedrijven met een niet‐structurele relatie met Saxion te vermijden. Uiteindelijk is er een respons van 56,7% behaald, zodat er met behulp van grafieken en tabellen een heel duidelijk beeld van de visie van het werkveld op deze excellentieroute naar voren is gekomen. De meest van belangzijnde grafieken en tabellen zijn opgenomen in dit rapport. Voor een volledige weergave van de uitkomsten van dit kwantitatieve onderzoek verwijzen wij u naar de bijlagen.  De centrale onderzoeksvraag tijdens dit marktonderzoek luidde: 

“Wat is de visie vanuit het beroepenveld van de opleidingen van Saxion op inhoud en meerwaarde van excellentieroutes bij Saxion?”  

   

Page 4: project-6-herzien-110607

   iii 

Met betrekking tot deze vraag zijn er een aantal conclusies te trekken en aanbevelingen te doen:  • Het beroepenveld kijkt verschillend naar de mogelijkheden die excellentieroutes bieden. 

Relaties die vallen onder De clusters Zorg & Welzijn (AMM, AMA, AGZ) en Onderwijs (APO) hebben overwegend positief gereageerd, terwijl vanuit het cluster Techniek (ROB, ACT, LED, ABO (TBK/BTB) de helft van de relaties positief reageert en de relaties vanuit het cluster Economie (FEM, MIM, ABR, HBS, ABO(SBRM) nog niet geheel overtuigd zijn van een excellentieprogramma.  

• Het algemene beeld van het werkveld  is dat men het belangrijk vindt dat een excellente student op meerdere posities inzetbaar moet zijn en zichzelf blijft ontwikkelen. Daarnaast moet een student ambitieus en communicatief vaardig zijn.  

 

Page 5: project-6-herzien-110607

   iv 

Definities en afkortingen Enkele veel gebruikte woorden en afkortingen worden hieronder gedefinieerd. 

Definities: 

Benchmarking =  Een testprocedure om de prestaties van apparaten, systemen of organisaties met elkaar te kunnen vergelijken. 

Beroepenveld = Vertegenwoordigers van beroepsorganisaties en bedrijven en instellingen, met medewerkers in beroepen waarvoor studenten bij Saxion worden opgeleid.  Excellente student/High potential = Hbo’er die naast het reguliere studieprogramma een verzwaard traject heeft gevolgd waarvoor hij een Saxion Honours Bul heeft behaald.  Saxion Programma Excelleren = Alle routes en programma's die binnen Saxion worden aangeboden om het talent van excellente, hooggetalenteerde studenten verder te (helpen) ontwikkelen en die na afstuderen leiden tot de kwalificatie 'With honours'.  Deskresearch =Verzamelen van gegevens die reeds beschikbaar zijn.  Fieldresearch = Verzamelen van gegevens die nog eerder in zijn vorm zijn verzameld.  Kwalitatief onderzoek = Aan de hand van face‐to‐face interviews met bedrijven die in direct contact staan met academies.  Kwalitatief onderzoek = Aan de hand van een online enquête via Parantion informatie verzamelen omtrent excellente studenten bij organisaties/bedrijven.  Opleidingen van Saxion = Alle bekostigde bachelor‐ en masteropleidingen.   Afkortingen:  ABO = Academie Bedrijfskunde & Ondernemen ABR = Academie Bestuur & Recht AGZ = Academie Gezondheidszorg AMA = Academie Mens & Arbeid AMM = Academie Mens & Maatschappij APO = Academie Pedagogiek & Onderwijs CII = Academie Communicatie, Informatietechnologie & Informatiemanagement FEM = Academie Financiën Economie & Management HBS = Hospitality Business School  LED = Academie Life Science, Engineering & Design MIM = Marketing & International Management ROB = Academie Ruimtelijke Ontwikkeling & Bouw  TKT = Academie Toegepaste Kunst & Techniek  

Page 6: project-6-herzien-110607

   5 

Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................................................   

Samenvatting ............................................................................................................................................ ii 

Definities en afkortingen ......................................................................................................................... iv 

1.0 Inleiding ............................................................................................................................................. 7 

2.0 Deskresearch ..................................................................................................................................... 8 

2.1 Notitie C. Veerman ............................................................................................................................ 8 

Waarom Notitie Veerman? ................................................................................................................. 8 

Conclusie Veerman ............................................................................................................................ 10 

2.2 Nationale studentenenquête .......................................................................................................... 11 

Waarom de nationale studentenenquête? ....................................................................................... 11 

Conclusie nationale studentenenquête ............................................................................................ 11 

Benchmarking ........................................................................................................................................ 12 

Waarom Benchmarking? ................................................................................................................... 12 

Conclusie Benchmarking ................................................................................................................... 13 

3.0 Fieldresearch ................................................................................................................................... 14 

3.1 Persoonlijke Interviews (overeenkomsten/verschillen) .............................................................. 14 

Vraag 1 ............................................................................................................................................... 14 

Subconclusie vraag 1 ......................................................................................................................... 14 

Vraag 2 ............................................................................................................................................... 15 

Subconclusie vraag 2 ......................................................................................................................... 15 

Vraag 3 ............................................................................................................................................... 16 

Subconclusie vraag 3 ......................................................................................................................... 16 

Vraag 4 ............................................................................................................................................... 17 

Subconclusie vraag 4 ......................................................................................................................... 17 

Vraag 5 ............................................................................................................................................... 18 

Subconclusie vraag 5 ......................................................................................................................... 18 

Vraag 6 ............................................................................................................................................... 19 

Subconclusie vraag 6 ......................................................................................................................... 19 

Vraag 7 ............................................................................................................................................... 20 

Subconclusie vraag 7 ......................................................................................................................... 20 

Vraag 8 ............................................................................................................................................... 21 

Subconclusie vraag 8 ......................................................................................................................... 21 

Page 7: project-6-herzien-110607

   6 

Vraag 9 ............................................................................................................................................... 22 

Subconclusie vraag 9 ......................................................................................................................... 22 

Vraag 10 ............................................................................................................................................. 23 

Subconclusie vraag 10 ....................................................................................................................... 23 

Vraag 11 ............................................................................................................................................. 24 

Subconclusie vraag 11 ....................................................................................................................... 24 

Vraag 12 ............................................................................................................................................. 25 

Subconclusie vraag 12 ....................................................................................................................... 25 

Vraag 13 ............................................................................................................................................. 26 

Subconclusie vraag 13 ....................................................................................................................... 26 

3.2 Algemene uitkomsten digitale enquête .......................................................................................... 27 

3.3 Schematisch overzicht clusters ....................................................................................................... 30 

3.3.1 Conclusie Zorg & Welzijn ...................................................................................................... 31 

3.3.2 Conclusie Economie.............................................................................................................. 31 

3.3.3 Conclusie Techniek ............................................................................................................... 31 

4.0 Conclusie ......................................................................................................................................... 32 

4.1 Aanbevelingen ................................................................................................................................. 32 

5.0 Geraadpleegde bronnen/literatuur................................................................................................. 33 

 

   

Page 8: project-6-herzien-110607

   7 

1.0 Inleiding Het Sirius Programma stelt hogescholen en universiteiten in staat de beste studenten uit te dagen het beste uit zichzelf te halen. Het doel is inzicht te verkrijgen in hoe excellentie het beste bereikt kan worden en welke belemmeringen hiervoor in de huidige situatie bestaan. Het grootste deel van het budget is beschikbaar voor het bachelortraject dat in 2008 van start is gegaan (€ 48,8 miljoen). Het mastertraject met een budget van € 12,2 miljoen, start in 2010. Het Ministerie van OCW financiert het Sirius Programma, dat een onderdeel van het Platform Bèta Techniek is. Saxion heeft een subsidie gekregen van ‐ afgerond ‐ € 2,2 miljoen en moet in dat kader een eigen bijdrage leveren van € 3,1 miljoen. 

 Er is een gesubsidieerd overheidsprogramma ontwikkeld door Sirius. Hiervoor is ingetekend door een aantal hogescholen, waaronder Saxion. In opdracht van het programmateam van Saxion wordt er marktonderzoek gedaan in het kader van het Saxion Programma Excelleren. Er wordt met name gekeken naar de visie vanuit het werkveld op deze excellentieroute.   In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd, die voortkomen uit een kwali‐ en kwantitatief onderzoek naar de excellentieprogramma’s van Saxion. In hoofdstuk 2 van dit rapport komt het kwalitatieve deel van het onderzoek aan de orde. Hierin is de notitie van Veerman, de nationale studentenquête en Benchmarking opgenomen. Met deze drie onderwerpen is de kwaliteit van het reguliere HBO onderwijs gemeten. Hieruit is gebleken of er volgens studenten behoefte is aan een extra studieroute. In hoofdstuk 3 worden de uitkomsten van het kwantitatieve onderzoeksdeel gepresenteerd. Hierin zijn face‐to‐face interviews verwerkt, die afgenomen zijn bij relevante personen voor dit onderzoek. Tevens zijn er in dit hoofdstuk de resultaten van een digitale enquête gepresenteerd. In hoofdstuk 4, het laatste hoofdstuk, wordt er voor beide onderzoeksdelen een conclusie geformuleerd en worden er aanbevelingen gedaan.  Er is bewust gekozen om de resultaten van het kwalitatieve onderzoeksdeel vóór het kwantitatieve onderzoeksdeel op te nemen in dit rapport. Uit verschillende (wetenschappelijke) onderzoeksrapporten  is de informatie verkregen en verwerkt in hoofdstuk 2. Aan de hand van de uitkomsten van het kwalitatieve onderzoeksdeel, zijn enquêtevragen opgesteld voor de digitale enquête voor het kwantitatieve onderzoeksdeel.    

 

    

Page 9: project-6-herzien-110607

   8 

2.0 Deskresearch 

2.1 Notitie C. Veerman 

Waarom Notitie Veerman? Het hoger onderwijs heeft de afgelopen tien jaar een grote prestatie geleverd en veel efficiencyslagen gemaakt door weinig extra geld een grote studentengroei te realiseren. Ooit zal deze groei gaan stagneren. De commissie wil nadrukkelijk aandacht voor twee hoofdpunten: ten eerste dat investeren loont en ten tweede investeren veel andere landen sterk in kennis en innovatie, met als belangrijkste doel deelname en excellentie in het stelsel te bevorderen. Gezien de kenniseconomie van Nederland, kan ons land het zich het niet veroorloven om achter te blijven bij het buitenland.   Investeren loont  Investeren in het hoger onderwijs loont, zowel vanuit privaat als maatschappelijk oogpunt. Dit blijkt ook uit recent onderzoek hiernaar van de OECD Lisbon Council. Wanneer andere landen zwaar gaan investeren in kennis‐ en onderwijsontwikkeling, dan zou de economie dit miljarden op kunnen  gaan leveren en zal dit ook tot uitdrukking komen in een substantiële verhoging van de PISA‐scores1. Ook de traditionele rate of return studies tonen aan dat de samenleving als geheel veel baat heeft bij hogeronderwijs. Dat uit zich vooral in toegenomen productiviteit van werknemers, hogere beloning en hogere belastinginkomsten. Maar er zijn ook externe niet financiële effecten, zoals toename van sociale cohesie en gezondheid, een beter functionerende democratie, grotere politieke participatie en toenemende arbeidsmarktflexibiliteit (OECD, 2008; Psacharopoulos, 2010; CPB, 2009).  De voorstellen in dit advies kosten niet alleen geld, maar leiden ook tot extra opbrengsten. In navolging van het recente OECD‐rapport (2010) geldt ook voor Nederland dat een groeiend aandeel hoger opgeleiden in de beroepsbevolking de basis vormt voor herstel en verdere groei van de Nederlandse kenniseconomie.  Het buitenland investeert in hoger onderwijs  Vanwege de financieel‐economische crisis is de groeiende vraag naar hogeropgeleiden tijdelijk afgezwakt. Toch heeft dit de doelstellingen in het hoger onderwijs voor de middellange termijn niet aangetast. Voor Nederland betekent dit dat de doelstelling ‘50% van de beroepsbevolking hoger opgeleid’ nog steeds rechtovereind staat, net als de ambitie om tot de top 5 van kenniseconomieën te behoren. Andere landen kennen ook hoge streefcijfers en een soms ongekende groei in het aantal hogeropgeleiden. Dit vertaalt zich in ambitieuze plannen voor hoger onderwijs en onderzoek en in grote investeringen.        

                                                            1 In Finland zijn de PISA‐scores in 20 jaar met 25 punten omhoog gegaan (OECD, 2010).  

Page 10: project-6-herzien-110607

   9 

Investeren in Excellentie  

Veel landen investeren miljoenen euro’s om van bestaande universiteiten ‘world‐classuniversities’ te maken:  Duitsland geeft in de periode 2006‐2011 via het Excellentie Initiatief 1.9 miljard extra uit aan interdisciplinaire onderzoeksclusters, onderzoeksscholen en instellingsstrategieën. 50% van het geld is bestemd voor de laatste categorie.  Frankrijk is ontevreden over de internationale prestaties van de Franse universiteiten. Een nieuw investeringsprogramma pompt 5 miljard in competitieve onderzoeksclusters om ‘super campuses’ te creëren. Er zijn 10 hogeronderwijs‐ en onderzoeksfederaties uitverkoren voor deze ‘Opération Campus’. Zij moeten een hoge notering in de wereldrankings bereiken (Marshall, 2008). Daarnaast is president Sarkozy een staatslening van 35 miljard aangegaan waarvan meer dan de helft wordt besteed aan hoger onderwijs en onderzoek.  China heeft het Project 211 in het leven geroepen waarmee 100 hogeronderwijsinstellingen extra ondersteund worden om zich snel te ontwikkelen. Sinds 1996 wordt hier zo’n 2 miljard per jaar aan besteed  Denemarken heeft binnen de globaliseringsstrategie zijn 12 universiteiten en 13 onderzoeksinstituten met extra budgetten tot 8 universiteiten en 5 onderzoeksinstituten laten fuseren in de periode 2006‐2009. Het wil daarmee een ‘world‐class university system’ genereren om onderwijs en onderzoek een nieuwe injectie te geven.  De Verenigde Staten investeert onder de vlag van de Recovery and Investment Act, geïnitieerd door president Obama, $100 miljard in onderwijs en wetenschap. Deze $100 miljard is vergelijkbare investeringsomvang van 5 miljard in Nederland.   Investeren in toegankelijkheid  Veel landen investeren om de deelname aan het hoger onderwijs te stimuleren; In het Verenigd Koninkrijk zijn tussen 2001 en 2007 miljoenen uitgegeven voor ‘wideningparticipation’ aan universiteiten. Dit bedrag is elk jaar gegroeid van 71 miljoen in 2002 tot 510 miljoen in 2006 (House of Commons 2009). In Australië heeft de Bradley review aanbevolen om de deelname aan hoger onderwijs uit te breiden van 29% tot 40% van de 25‐ tot 34‐jarigen. Daarnaast wordt $5.4 miljard extra uitgegeven om onderzoek te ondersteunen in de komende 4 jaar. Er is tevens een Capital Development Pool opgezet om met $75 miljoen de onderwijs‐ en onderzoeksinfrastructuur van Australische universiteiten een financiële injectie te geven. In Duitsland wordt er een sterke stijging van het aantal studenten verwacht. Samen met de invoering van de bachelor‐masterstructuur leidt dit tot een grote druk op het systeem en daarom is in het Hochschulpakt 2020 besloten om 90.000 nieuwe studieplaatsen te genereren per 2010. Sinds 2007 wordt hier jaarlijks door de Bund en Länder 1 miljard voor uitgetrokken.       

Page 11: project-6-herzien-110607

   10 

‘’Haast is geboden!’’  Als Nederland daadwerkelijk tot de top van de kenniseconomieën wil behoren, dan is haast geboden. Nederland raakt namelijk steeds verder achterop ten opzichte van de koplopers. De Nederlandse uitgaven per student liggen met $9,700 nog wel iets boven het OECD‐gemiddelde van $8,418. Maar deze zijn tussen 1995 en 2006 gelijk gebleven terwijl die in andere landen zijn toegenomen (OECD, 2009). Daarnaast maakt de commissie zich zorgen over het feit dat het bedrag per student zal dalen wanneer de studentenaantallen stijgen en het macrobudget niet meestijgt.  Als we kijken naar de uitgaven per student inclusief Research & Development (R&D) dan zit Nederland met $15.200 zelfs onder het OECD‐gemiddelde van $15.800. De uitgaven per student in de top 5 uit de Global Competitiveness Index liggen aanzienlijk hoger: $15.400 in Denemarken, $17.000 in Zweden, $22.250 in Zwitserland en maar liefst $25.100 in de Verenigde Staten. In combinatie met het feit dat de Nederlandse uitgaven aan R&D tussen 2000 en 2006 niet zijn gegroeid terwijl andere landen gemiddeld 15% meer hebben uitgegeven (Europese Commissie, 2008), moet worden geconstateerd dat zich in Nederland een serieuze investeringsachterstand aftekent. De top 5 van de GCI‐landen toont tussen 2000 en 2006 een groei in de uitgaven voor R&D van tussen de 4% en 19% (Europese Commissie, 2008). Ook hebben zij tussen 1995 en 2006 fors geïnvesteerd in de uitgaven per student.  Conclusie van de commissie  Als we ervan overtuigd zijn dat kennis dé concurrentiefactor in de 21e eeuw is en dat daarvoor een sterken toekomstbestendig hoger onderwijsstelsel nodig is, dan moeten we de ambities in dit advies ondersteunen met voldoende investeringen. De commissie is zich bewust van de beperkte publieke financiële middelen en van de opdracht van de werkgroep Heroverweging Hoger Onderwijs om bezuinigingsopties te formuleren. De commissie sluit niet uit dat het geld binnen het hoger onderwijs anders moeten worden ingezet, of dat de verhouding tussen publieke en private bijdragen verschuift. Maar eventuele besparingen moeten beslist in het hoger onderwijs geherinvesteerd worden. De urgentie is met de economische en financiële crises alleen maar toegenomen. Juist dan moeten we vooruitzien: ‘hiermee wordt behouden en versterkt waar we het in de toekomst van moeten hebben: onze kennis als vermogen’.  

Conclusie Veerman De behoefte aan groeiende kennis en hoger opgeleide mensen is van zeer groot belang om de Nederlandse kenniseconomie in stand te houden. We moeten ervoor zorgen dat Nederland blijft investeren in onderwijs. Hiermee dient de behoefte aan excellentieroutes groot te worden, na de negatieve belichting van de commissie op ontwikkeling van de Nederlandse kenniseconomie. Stimulering in de vorm van subsidie is voor veel scholen een prikkel om deze routes te ontwikkelen en zo steeds meer studenten hoger en beter op te leiden.   

 

 

 

  

Page 12: project-6-herzien-110607

   11 

2.2 Nationale studentenenquête 

Waarom de nationale studentenenquête? Uit de nationale studentenenquête van 2010 kunnen conclusies getrokken worden over inhoud, samenhang tussen de onderdelen binnen de studies en de mogelijkheid om de inhoud van de studie te bepalen. Het van meest belangzijnde onderdeel is de inhoud van de studie. Hierin wordt onderzocht wat de kwaliteit van het onderwijsniveau is. Indien deze uitslagen door studenten als positief worden beoordeeld, valt er te concluderen dat de eventuele behoefte aan een excellentieprogramma gering is.  De scholen die een aanvraag voor een excellentietraject hebben ingediend, zijn opgenomen in onderstaand schema. Alleen de Amsterdamse hogeschool voor de kunst was niet opgenomen in scores van de nationale studentenenquête (scoreschaal 1 tot 5).  Naam Instelling  Score Inhoud Samenhang 

tussen onderdelen 

Mogelijkheid inhoud te bepalen 

Artez  3.6  3.6  3.6 Hogeschool Amsterdam  3.4  3.5  3.0 Amsterdamse hogeschool voor de kunst ‐  ‐  ‐ Hanzehogeschool Groningen  3.5  3.6  3.1 Hogeschool Driestar  3.8  3.8  3.4 Hogeschool Edith Stein Hengelo  3.2  3.4  2.8 Hogeschool Rotterdam  3.4  3.6  3.0 Hogeschool Utrecht  3.3  3.5  2.9 Hogeschool InHolland  3.4  3.5  3.0 Noordelijke hogeschool Leeuwarden  3.4  3.5  3.3 Saxion*  3.5  3.5  3.1 Totaaloordeel  3.5  3.6  3.1 

*Saxion is een gemiddeld cijfer van Enschede, Deventer en Next. 

 

Conclusie nationale studentenenquête Uit het gemiddelde totaaloordeel van de tien2 hogescholen kunnen we concluderen dat er op het gebied van inhoud en samenhang tussen de studieonderdelen, gemiddeld een 7 op een schaal van 1 tot 10 wordt gescoord. De mogelijkheid tot invulling van eigen onderwijsinhoud scoort gemiddeld een punt lager dan de andere twee inhoudsonderdelen. Gezien deze uitslag3 van de nationale studentenenquête, komt naar voren dat het niveau van de HBO opleidingen op ruimvoldoende niveau wordt beoordeeld. Hieruit kunnen we stellen dat het twijfelachtig is, of er een grote behoefte zal zijn naar het Saxion Programma Excelleren. Er moet ook rekening worden gehouden met studenten die na hun bachelor een master gaan volgen. Deze titel wordt door het werkveld hoger gekwalificeerd dan een Honours Bul.  

                                                            2 In het totaaloordeel kon de Amsterdamse hogeschool voor de kunst niet worden meegewogen. 3 Er wordt vanuit gegaan dat de enquêtes naar alle redelijkheid zijn ingevuld. 

Page 13: project-6-herzien-110607

   12 

Benchmarking4 

Waarom Benchmarking? Bij Benchmarking worden er vergelijkingen gemaakt tussen de concurrenten en het eigen bedrijf. Op deze manier kan er gekeken worden waar het eigen bedrijf achter blijft op de concurrenten en waar je als bedrijf anders werkt ten opzicht van de concurrenten. In deze Benchmarking is de vergelijking getrokken op het gebied van werkveldonderzoek, onder alle hogescholen die een aanvraag hebben gedaan naar subsidiegelden die de stichting Sirius in beheer heeft.   Naam Instelling  Op welke manier werkveld 

 onderzoek gedaan? Artez  Geen werkveldonderzoek. Hogeschool Amsterdam  Ontwikkelt in samenspraak met het werkveld een excellentieprogramma. Amsterdamse hogeschool voor de kunst 

Komt niet in de aanvraag naar voren. 

Hanzehogeschool Groningen 

Via de binnenschoolse werkveldadviesraden.  

Hogeschool Driestar  Ontwikkeling in samenwerking met werkveld. Wordt niet toegelicht hoe dit wordt aangepakt. 

Hogeschool Edith Stein Hengelo 

Komt niet in de aanvraag naar voren. 

Hogeschool Rotterdam  Via werkveldcommissies. Hogeschool Utrecht  Via werkveldvertegenwoordigers, wordt er onderzoek gedaan naar hoe 

het excellentieprogramma vorm gegeven moet worden. En of deze voldoet aan het vooraf gestelde niveau.  

Hogeschool InHolland  Komt niet in de aanvraag naar voren. Noordelijke hogeschool Leeuwarden 

Heeft in een aantal interviews, met belangrijke directie leden van grote bedrijven in de omgeving, overlegt over de interesse voor een excellentie programma.  

Saxion  Wordt gedaan, door middel van een marktonderzoek, met een kwalitatief en kwantitatief deel. 

 Hogeschool Saxion profileert zich ten opzichte van de andere hogescholen positief. Saxion heeft als enige hogeschool een marktonderzoek ingesteld waarin de mening over het Saxion Programma Excelleren in een breed spectrum wordt gemeten. De Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en Hogeschool Utrecht hebben enkele interviews gehouden bij belangrijke relaties, om te meten of een excellentie route wenselijk is vanuit het werkveld gezien. De Hanzehogeschool Groningen en Hogeschool Rotterdam hebben hun onderzoek via de werkveldadviesraden gedaan. De overige Hogescholen hebben in hun aanvraag niet gesproken over het werkveld onderzoek, hierover is dus niet te oordelen.     

                                                            4http://www.financieel‐ondernemen.nl/artikelen/483/Benchmarking__wat_u_moet_weten_over_benchmarking/ 

Page 14: project-6-herzien-110607

   13 

Conclusie Benchmarking De informatie die uit de aanvragen naar voren komt is niet toereikend om een bindende conclusie te kunnen geven. Wat echter wel blijkt is dat een aantal hogescholen een klein onderzoek hebben gedaan/ of gaan doen, naar de gewenstheid van een excellentieprogramma. Toch blijft dit onderzoek achter ten opzichte van dat van Saxion. Saxion doet via een kwalitatief en kwantitatief deel, onderzoek naar de mening van het werkveld. Hierdoor kan de gegronde verwachting zijn dat na het ontwikkelen van het Saxion Programma Excelleren, deze het beste zal aansluiten aan de wensen van het werkveld.    

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 15: project-6-herzien-110607

   14 

3.0 Fieldresearch Om een beeld te krijgen hoe bedrijven kijken naar een mogelijk excellentieprogramma zijn er interviews gehouden. Deze interviews zijn gehouden met werkgevers van bedrijven die een goede relatie hebben met de verschillende academies. Er is gekozen voor 1 relatie per academie. Dit is gedaan omdat het bedrijfsleven per academie veel (kan) verschillen, dus ook de antwoorden op de vragen (verschillende insteek; technisch, economisch, maatschappelijk etc.). Op deze manier kan gemakkelijk per academie gekeken worden naar de uitkomsten. Met deze interviews moet duidelijk worden wat een bedrijf verwacht van een excellente student, wat de meerwaarde is voor een bedrijf en of de Saxion Honours Bul gesteund wordt. Met deze kennis kan per academie beter een excellentieprogramma samengesteld worden.   

3.1 Persoonlijke Interviews (overeenkomsten/verschillen) Er zijn 13 vragen gesteld waarvan de antwoorden zijn verdeeld in overeenkomsten tussen de verschillende personen en de verschillen. Zo kan er een goed beeld gevormd worden van wat er volgens de meerderheid in het Saxion Programma Excelleren opgenomen moet worden en wat per aparte academie belangrijk is. Per vraag is een subconclusie geschreven, ook is er een algehele conclusie geschreven over de persoonlijke interviews. Aan het einde van de interviews is er gevraagd of de relatie een korte beschrijving van een excellente student op film wil laten vastleggen.  

Vraag 1 Wat kenmerkt in de ogen van de gesprekspartner een high potential/excellente student na afronding studie? 

Overeenkomsten: 

• Het tonen van initiatief (Luminis, de Haere, Thales) • Het tonen van ondernemendheid (Luminis, de Haere) • Sociale vaardigheden (Thales, Trimm, Achmea, SOPO5) • Extra kennis en vaardigheden 

 Verschillen: 

• Empatisch vermogen (Luminis) • Vernieuwing brengen (de Haere) • aantrekkelijk maken van het beroep (SOPO) • scheiden van hoofd en bijzaken (Vitae) 

Subconclusie vraag 1 Bedrijven, organisaties en instellingen vinden dat een high potential/excellente student initiatief moet tonen en ondernemend moet zijn. Ook kenmerkt deze student zich door het bezitten van betere sociale vaardigheden en beschikt overigens ook over extra kennis en vaardigheden in vergelijking met een reguliere student. Luminis wil graag empatisch vermogen zien van een student, de Haere ziet ook graag vernieuwing en de SOPO ziet een high potential/excellente student graag het beroep aantrekkelijk maken.  

                                                            5Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer 

Page 16: project-6-herzien-110607

   15 

Vraag 2 Hoe identificeert hij of zij een high potential/excellente student, waar let hij of zij dan vooral op? 

Overeenkomsten: 

• Persoonlijke drive, ambitie, inlevingsvermogen, leergierigheid van een high potential/excellente student moet aanwezig zijn 

• Buiten de studie om actief zijn (maatschappelijke activiteiten) • Initiatiefrijk d.w.z. eigen ideeën voor stages en/of afstudeeropdrachten • Bij intakegesprekken wordt meestal een excellente student meteen herkend hij of zij durft 

vragen te stellen, vraagt door etc.  

Verschillen: 

• Er wordt gekeken naar IQ en EQ (Luminis) • Er wordt gelet op KOBI6 (Luminis) • HIPO’s en Brilliantino’s (Luminis) • Luminis wil trekkers op inhoudelijk gebied in plaats van mensen die klaargestoomd worden 

voor management functies. • Een high potential/excellente student heeft een sterke binding met de school (SOPO7) • Een high potential/excellente student is frequent aanwezig op school (SOPO) • Een high potential/excellente student kan goed met andere (project)groepen omgaan (SOPO) 

 

Subconclusie vraag 2 Persoonlijke drive, ambitie, inlevingsvermogen en leergierigheid zijn eigenschappen waarop bedrijven, organisatie en instellingen een high potential/excellente student identificeren. Ook wordt er door de meesten gekeken naar maatschappelijke activiteiten waarbij de student betrokken is. De meesten zijn ook van mening dat een high potential/excellente student initiatiefrijk moet zijn, d.w.z. eigen ideeën voor stages en/of afstudeeropdrachten. Sommige bedrijven, organisaties en instellingen vinden IQ en EQ belangrijk, studenten die een sterke binding hebben met school en weer anderen zien dit soort studenten graag als trekkers op inhoudelijk gebied in plaats van dat men klaargestoomd wordt voor managementfuncties. 

   

                                                            6 Kritisch, Open, Betrokken, Initiërend 7Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer 

Page 17: project-6-herzien-110607

   16 

Vraag 3 Waarvoor en waarom hebben high potentials/excellente studenten voor de gesprekspartner een meerwaarde?  Overeenkomsten: 

• De high potential/excellente student blijft zich ontwikkelen  • De high potential/excellente student moet ambitieus zijn en blijven • De high potential/excellente student moet op meerdere posities/terreinen inzetbaar zijn • De high potential/excellente student moet communicatief vaardiger zijn  

 Verschillen:  

• De high potential/excellente student moet lef hebben (Thales) • Voor de deelname aan een Saxion Programma Excelleren moet er een voorselectie gedaan 

worden (Thales) • De high potential/excellente student moet in het traject geschoold worden in meerdere 

disciplines ( de Haere)  

Subconclusie vraag 3 In de interviews ontstaat een overeenkomend beeld dat een high potential/excellente student in ieder geval een hoog ambitie niveau moet hebben. Daarnaast moet de high potential/excellente student zich blijven ontwikkelen in verschillende disciplines en op meerdere terreinen inzetbaar zijn.  Ook de communicatieve vaardigheden moeten beter ontwikkeld zijn dan de reguliere student. Thales wil graag high potentials/excellente studenten die meer lef hebben dan de reguliere student. Ook moet er een voorselectie gedaan worden, voor deelname aan het Saxion Programma Excelleren. De Haere wil graag dat de high potentials/excellente studenten geschoold worden in meerdere disciplines.   

   

Page 18: project-6-herzien-110607

   17 

Vraag 4 Waarom zou het voor een student aantrekkelijk zijn om als high potential/excellente student bij uw bedrijf of instelling werkzaam te zijn?  Overeenkomsten: 

• Specifieke taken (SOPO8, Norit, Trimm)  • Veel verantwoordelijkheid (Norit, Thales) • Veel carrièremogelijkheden (Trimm, de Haere)  

 

Verschillen: 

• Geen voorkeursbehandeling (Achmea) • CV vulling (Trimm) • Wetenschappelijke kennis tot praktijkuitvoering brengen (Thales) • Vakmanschap (Luminis) • Grote netwerk (Vitae) 

 

Subconclusie vraag 4 Bedrijven, instellingen en organisaties geven vooral aan dat de student specifieke taken krijgt, veel verantwoordelijkheid op zich neemt. Ook willen de meeste bedrijven, instellingen en organisaties veel carrièremogelijkheden bieden, om zich als student te kunnen profileren. Achmea geeft aan geen voorkeursbehandeling te geven aan een high potential/excellente student.  

 

 

 

 

 

 

   

                                                            8Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer 

Page 19: project-6-herzien-110607

   18 

Vraag 5 In welke mate is de gesprekspartner bekend met het begrip excellentie en/of programma's voor hoog getalenteerde studenten en met het Saxion Programma Excelleren?  Overeenkomsten: 

• Niet bekend met het begrip (de Haere en Luminis)  

Verschillen 

• Gesprekspartner is goed bekend met het begrip (SOPO9) • Gesprekspartner bekend met Fast Forward, sinds kort is hij als lector van International Water 

Technology met het begrip excellentie bekend geraakt (Norit) • Gesprekspartner bekend met Fast Forward, maar de route wordt te weinig gepromoot 

volgens de gesprekspartner (Trimm)  

*Bij Achmea en Thales is deze vraag niet aan bod gekomen of beantwoord tijdens de face to face interviews en konden daarom niet 

meegenomen worden in de beoordeling. 

 

Subconclusie vraag 5 Bijna alle bedrijven, organisaties en instellingen zijn niet of nauwelijks bekend met het begrip excellentie en/of programma’s voor hoog getalenteerde studenten en met het Saxion Programma Excelleren. Alleen de SOPO is vanuit de academische PABO al bekend met het begrip. De meeste bedrijven, organisaties en instellingen zijn bekend met de Fast Forward route.   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                                            9Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer 

Page 20: project-6-herzien-110607

   19 

Vraag 6 Via welke routes kan volgens de gesprekspartner het meest doelmatig en effectief het talent van deze studenten verder tot ontwikkeling worden gebracht?  Overeenkomsten: 

• Er moet goede samenwerking zijn tussen werkveld en Saxion • Saxion Programma Excelleren moeten op thema ingedeeld worden  

  Verschillen: 

• Er wordt gewerkt met een MBTI programma, hiermee worden de high potentials/excellente studenten als ze al aan het werk zijn bij het bedrijf eruit gelicht. (Achmea) 

• Keuze vrijheid in het Saxion Programma Excelleren en de minor moeten bij het programma betrokken worden (Norit) 

• Theorie is anders dan praktijk. Daarom moeten de stages extra aandacht krijgen met uitdagende opdrachten. (Trimm)  

Subconclusie vraag 6 In de interviews komt het beeld naar voren dat er overeenstemming is, dat er goede samenwerking moet zijn tussen werkveld en Saxion. Daarnaast moeten het Saxion Programma Excelleren op thema worden ingedeeld. Achmea heeft een eigen MBTI programma, hiermee herkennen ze de high potentials/excellente studenten als die al aan het werk zijn en geven deze selecte groep een interne training. Norit vindt dat er keuzevrijheid moet zijn in het Saxion Programma Excelleren en de minor moet een belangrijk deel uitmaken van het programma. Bij Trimm vindt men dat de theorie verouderd is, daarom moet de focus liggen op de praktijk.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 21: project-6-herzien-110607

   20 

Vraag 7 Welke rol kan en wil de gesprekspartner hier (d.w.z. binnen de opleidingstrajecten voor high potentials/excellente studenten) zelf in spelen?  Overeenkomsten:  

• Geven van colleges (Achmea, Trimm)  

Verschillen:  

• Speelt al een rol (SOPO10) • Praktijk en toegepast onderzoek inbrengen (Norit) • Ondersteuning van ontwikkeling het Saxion Programma Excelleren(Achmea)  • Professionalisering van docenten (Trimm) • Nieuwe richtlijn ontwikkelen (de Haere)  • Stage en afstudeerplekken (Thales) 

 

Bij Luminis is deze vraag niet aan bod gekomen of beantwoord tijdens de face to face interviews en konden daarom niet meegenomen worden in de beoordeling. 

 

Subconclusie vraag 7 Bedrijven, instellingen en organisaties willen vooral een rol spelen op het gebied van gastcolleges en voorlichting. De SOPO geeft aan al een rol te spelen. Norit ziet graag dat er praktijk en toegepast onderzoek in het programma wordt gebracht, om een eventuele ondersteunende rol te kunnen hebben, net als Achmea. Trimm wil graag dat docenten zich gaan professionaliseren en de Haere wil een ondersteunende rol spelen wanneer er een nieuwe richtlijn wordt ontwikkeld.                     

                                                            10Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer 

Page 22: project-6-herzien-110607

   21 

Vraag 8 Welke routes en afspraken kunnen wij met de gesprekspartner maken om high potentials/excellente studenten tijdens of na de studie een vliegende start te bieden in een voor hen uitdagend beroep en functie?  Overeenkomsten: 

• Geen vliegende start willen geven; personen moet zichzelf bewijzen en afspraken maken met het bedrijfsleven om zich te bewijzen. Mensen van dit niveau moet je niet ‘pamperen’. High potentials/excellente studenten kunnen wel sneller groeien binnen het bedrijf. Ook vinden ze het niet verstandig mensen voor te trekken bij het vinden van een baan of stageplek. (Achmea en Thales) 

 

Verschillen: 

• Bedrijf is te klein om de student een vliegende start te kunnen geven (Norit) • Vraag is niet direct van toepassing, aangezien high potentials/excellente studenten als 

stagiaire binnenkomen en in dit vroege stadium al potentiële werknemers worden herkend (SOPO) 

• Traineeship (bij klanten)  overbrugging van naar nieuwe baan (Trimm) • Personen het liefst laten instromen, maar de praktijk is te afhankelijk van de zorgverzekeraar. 

Misschien door het genereren van een nieuw ‘business plan’ door student(en) zelf, kan er een mogelijkheid ontstaan. Potentie van studenten is zeer interessant (de Haere) 

• Gastcolleges, reviews van projecten. Goede studenten zijn aantrekkelijk voor ons en voor studenten (Luminis) 

 

Subconclusie vraag 8 Alle bedrijven, instellingen en organisaties zijn niet van plan high potentials/excellente studenten voor te trekken bij het geven van een baan. Men vindt dat je mensen van dit niveau niet moet ‘pamperen’. Velen geven wel aan een bijdrage te willen leveren in het sneller doorgroeien, het geven van gastcolleges, overbruggingen etc.       .           

Page 23: project-6-herzien-110607

   22 

Vraag 9 Steunt de gesprekspartner het bestaan van (een) Saxion Honours Council(s), samengesteld vanuit het beroepenveld, met als voornaamste taak onafhankelijk toezicht op de kwaliteit van routes die tot excellentie moeten leiden?  Overeenkomsten 

• Ja, dit is belangrijk om zo toezicht te houden en de kwaliteit te bewaken   

Verschillen • Er moeten meerdere Councils komen, dit omdat de diversiteit anders te groot wordt. 

(SOPO11) 

 

Subconclusie vraag 9 De algemene mening die uit de interviews naar voren komt, is dat er een Saxion Honours Council moet komen. Deze moet toezicht houden en de kwaliteit bewaken. Vanuit de gesprekspartner uit het primair openbaar basisonderwijs Deventer, kwam het beeld naar voren dat er een deling per domein moet komen in de Honours Council vanwege de grote diversiteit.   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                                            11Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer 

Page 24: project-6-herzien-110607

   23 

Vraag 10 Indien ja op vraag 9: 

Hoe kunnen we het meest doelmatig en effectief een dergelijke Council / zulke Councils vormgeven / organiseren?  Overeenkomsten: 

• I.v.m. grote diversiteit per domein indelen (SOPO12, de Haere)  • Geen BOBO’s maar allrounders (Norit, Luminis) 

 Verschillen: 

• Niet te grote Council (Norit)  • Leden die er belang bij hebben dat het excellentieprogramma werkt (Trimm) • Geen bureaucraten maar veranderaars (de Haere)  • Metadenkers, sturen op cultuur, normen en waarden (de Haere)  

 *Bij Achmea en Thales is deze vraag niet aan bod gekomen of beantwoord tijdens de face to face interviews en konden daarom niet 

meegenomen worden in de beoordeling. 

 

Subconclusie vraag 10 Bedrijven, organisaties en instellingen geven over het algemeen aan dat door de grote diversiteit er per domein moet worden ingedeeld. Overigens ziet met liever geen BOBO’s maar allrounders. Norit geeft aan dat de Council niet te groot moet worden. Trimm vindt een Council effectief als het door leden wordt vormgegeven die er ook daadwerkelijk belang bij hebben. De Haere geeft evenals Trimm aan dat geen bureaucraten, maar veranderaars de Councils moeten vormgeven en organiseren. Ook vindt de Haere dat samenstellers van Councils metadenkers moeten zijn en moeten kunnen sturen op normen en waarden van een cultuur.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                                            12 Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer 

Page 25: project-6-herzien-110607

   24 

Vraag 11 Wat moet er volgens de gesprekspartner gebeuren om de verklaring bij het bachelor‐getuigschrift (de Saxion Honours Bul) een zodanige status te geven, dat er een civiel effect optreedt. Dit betekent:  

• De Honours Bul wordt door werkgevers positief geassocieerd, met topkwaliteit, waardoor studenten die in het bezit daarvan zijn toegang krijgen tot passende startersfuncties op niveau; 

• De Honours Bul wordt door (aankomende) studenten, die horen tot de doelgroep van excellentie, positief geassocieerd: met topkwaliteit en met toegang tot passende startersfuncties op niveau. 

 

Overeenkomsten: 

• De meeste bedrijven, instellingen en organisaties vragen zich af hoe zo’n Hounors Bul meerwaarde krijgt (status krijgt) 

• Veel bedrijven, instellingen en organisaties zitten niet op een Honours Bul te wachten, studenten moeten zich immers zelf bewijzen 

 

Verschillen: 

• De SOPO13 zit niet te wachten op een Honours Bul. Bij het beroepenveld van de leerkracht primair onderwijs is dit niet relevant vanwege het feit dat al vroegtijdig gesignaleerd wordt welke student potentie heeft. Nauw contact met de manager van de APO14 is belangrijker 

• Het aanbieden van een traineeship, waardoor we studenten kunnen uitproberen en kunnen kijken of het klikt (Norit) 

• Er moeten een aantal citaten op de Honours Bul komen te staan die de meerwaarde eraan geven. (bedrijven, organisaties en instellingen willen soms expliciet geen WO‐ers en studenten met een Honours Bul hebben een breder arbeidsperspectief). Aan de andere kant moet er opgepast worden voor de Nederlandse mentaliteit. Men is te bescheiden en nuchter om bijvoorbeeld werknemer van de maand te zijn (Trimm) 

 

*Bij Achmea en Thales is deze vraag niet aan bod gekomen of beantwoord tijdens de face to face interviews en konden daarom niet 

meegenomen worden in de beoordeling. 

Subconclusie vraag 11 Veel bedrijven, instellingen en organisaties vragen zich af wat de meerwaarde is van een Honours Bul en hoe deze meerwaarde gecreëerd kan worden. Zo heeft de SOPO niets aan een Honours Bul aangezien studenten met potentie in een vroeg stadium al gesignaleerd worden. Andere betrokkenen vinden een traineeship de juiste oplossing en weer anderen vinden dat citaten op de Honours Bul juist meerwaarde geven. Overigens is men over het algemeen wel huiverig voor de Nederlandse mentaliteit. Deze is te nuchter en bescheiden om te koop te lopen met een Honours Bul.                                                                 13Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer 

14Academie Pedagogiek en Onderwijs 

Page 26: project-6-herzien-110607

   25 

Vraag 12 Op welke manier is volgens de gesprekspartner het beroepenveld bereid en in staat een bijdrage te leveren aan het bereiken van dit civiele effect?  Overeenkomsten: 

• Geen sponsoring in gelden • Het geven van gastcolleges  • Beschikbaar stelling van expertise voor het ontwikkelen van de programma’s  

 Verschillen 

• Er zijn geen verschillen. 

Subconclusie vraag 12 Het algehele beeld is dat het werkveld bereid is een bijdrage te leveren in vorm van het geven van gastcolleges en het beschikbaar stellen van expertise voor het ontwikkelen van het Saxion Programma Excelleren.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 27: project-6-herzien-110607

   26 

Vraag 13 In onderstaand tabel is weergegeven wat de specifieke kenmerken van excellente student wel en niet zijn, volgens het bedrijfsleven. Deze zijn gesorteerd, van boven naar beneden, op hoe vaak ze zijn aangewezen door de verschillende bedrijven. Een lijst met alle antwoorden op deze vraag kunt u vinden in de bijlage.  

Overeenkomsten: 

Positieve kenmerken  Negatieve kenmerken Ambitieus (5x)  Onopvallend (4x) Gedreven (3x)  Gemakzuchtig (4x) Analytisch (3x)  Eng (2x) Luisterend (3x)  Vooringenomen (2x) Flexibel (3x)  Passief (2x) Vakkundig (2x)  Initiatiefloos (2x) Vasthoudend (2x)  Agressief (2x)  

Subconclusie vraag 13 Uit de antwoorden van bedrijven, instellingen en organisaties blijkt dat ze van high potentials/excellente studenten verwachten dat hij of zij ambitieus, luisterend, leergierig, analytisch en gedreven is. Anderzijds accepteert men de eigenschappen onopvallend, gemakzuchtig en arrogant zeker niet van een high potential/excellente student.                           

 

Page 28: project-6-herzien-110607

   27 

3.2 Algemene uitkomsten digitale enquête Alle studies binnen Saxion Hogescholen vallen onder 12 academies. Voorheen waren dit er 13, maar TKT en CII zijn ACT geworden. Deze academies hebben contact met bedrijven voor afstudeeropdrachten, stages, lezingen e.d. De organisaties waar de academies veel contact mee hebben heetten de A‐relaties. Per academie is er een lijst gemaakt van ongeveer 25 A‐relaties; deze organisaties kunnen het best antwoord geven op de enquête.  De enquête bevat 25 vragen, met als hoofddoel duidelijker te krijgen wat het bedrijfsleven verstaat onder een excellente student. De enquête is te vinden in de bijlagen.  In totaal zijn er 307 organisaties benaderd om de enquête via Parantion(=online enquêtesysteem) in te vullen. Niet alle lijsten met A‐relaties waren echter up‐to‐date. Hierdoor klopten niet alle e‐mailadressen of waren sommige personen die binnen de organisatie benaderd werden om de enquête te maken daar niet meer werkzaam. Dit waren in totaal 64 mensen.  Totaal hebben er 138 organisaties gereageerd op de enquête. De respons is 138/(307‐64) = 56,7%. Er zijn naast de eerste keer de enquête verstuurd te hebben ook twee herinneringsmails verstuurd. Om de respons nog hoger te krijgen is er ook nog gebeld.   Onderstaand kunt u enkele grafieken zien die de uitkomsten weergeven van de enquête. De rest van de grafieken zijn zichtbaar in de bijlagen. Alle reacties van bedrijven zijn in grafiekvorm gezet en daarnaast zijn er ook uitkomsten per cluster. Van de volgende clusters, inclusief academies, zijn grafieken te vinden in de bijlagen:  Techniek:       ROB, ACT, LED, ABO (TBK/BTB) Zorg en welzijn:     AMM, AMA, AGZ Economie:      FEM, MIM, ABR, HBS, ABO(SBRM) Pedagogisch onderwijs:   APO  Onderstaand staan enkele belangrijke uitkomsten van de enquête:         

Page 29: project-6-herzien-110607

   28 

De antwoorden op onderstaande vraag geven een duidelijk beeld wat de meerwaarde van een excellente student is voor de benaderde instellingen ten opzichte van de reguliere student. 

Onderstaande drie grafieken geven aantallen weer(indien het antwoord “anders nl;” is gegeven, staan de antwoorden in de bijlage). Het antwoord op onderstaande vraag geeft duidelijk weer dat bijna de helft van de respondenten meer wil weten van dit onderwerp, aangezien ze bereid zijn om mee te werken met dit traject.   

 

Page 30: project-6-herzien-110607

   29 

In het antwoord op de vorige vraag is te zien dat er genoeg organisaties zijn die willen meewerken. Hieronder kan men zien hoe de organisaties hun bijdrage willen leveren. Het antwoord “anders, nl;” is te vinden in de bijlagen. 

20. Zo ja, op welke wijze wilt u dan een bijdrage leveren aan deze route? 

 

 

De volgende vraag is vrijwel gelijk aan de vorige vraag, maar niet minder belangrijk. Indien er een vervolgonderzoek wordt gemaakt, wil bijna de helft van de respondenten hieraan meewerken. 

Page 31: project-6-herzien-110607

   30 

3.3 Schematisch overzicht clusters Zoals in de vorige paragraaf is verteld zijn er ook uitkomsten per cluster gemaakt. In de bijlage zijn de grafieken beschikbaar. De dik en schuin gedrukte vakjes zijn opvallende/interessante gegevens voor het programmateam. 

Vragen  Zorg en welzijn  Economie Techniek  PED Onderwijs% meegewerkte respondenten 

58,3% (28 v/d 48)  40% (42 v/d 105) 

42,9 % (36 v/d 84)  70,58% (23 v/d 34)

Ervaring met excellente studenten 

Ja: 17,9%  Nee: 82,1  

Ja: 33% Nee: 66%  

Ja: 41,7%  Nee: 58,3%  

Ja: 91,3% Nee: 8,7% 

Positieve kenmerken excellente student 

Gedreven: 20% Innovatief: 18% 

Innovatief: 17%Zelfkritisch: 15% 

Intelligent: 19% Ambitieus: 19% 

Ambitieus: 20%Zelfkritisch: 19% 

Negatieve kenmerken excellente studenten 

Passief: 21% Arrogant: 18% 

Passief:20%Initiatiefloos 18%: 

Passief: 18% Initiatiefloos: 18% 

Gemakzuchtig: 26%Initiatiefloos: 20% 

Is een excellente student of high potential de juiste benaming? 

Ja; 85,7 %  

Ja;92,8%  

Ja;80,5%  

Ja; 78,26%  

Behandelt u een excellente student anders dan een reguliere hbo’er? 

Nee: 43,6% Zwaardere opdrachten: 32,1% Doorgroeimogelijkheden: 21,4% 

Nee: 14,3%Zwaardere opdrachten: 47,6% Doorgroeimogelijkheden: 47,6% 

Nee:22,2% Zwaardere opdrachten: 58,3% Doorgroeimogelijkheden: 33,3% 

Zwaardere opdrachten: 69,6% Nee: 21,7% 

Meerwaarde excellente student t.o.v. reguliere student voor organisatie 

Grotere creativiteit en complexiteit in handelen: 18% 

Grotere creativiteit en complexiteit: 21% 

Complexer probleemgericht werken: 18% 

Bredere professionalisering: 50% 

Door wie moet een excellente student herkend worden? 

Docent/slb’er: 82,2%   Docent/slb’er: 76,2%  Docent/slb’er: 75%   Docent/slb’er: 91,3% 

Bij een sollicitatie, waaraan herkent u een excellente student? 

Anders nl 35,7%; Tijdens gesprek, Combinatie van cv ed., 

CV: 31,5% Anders nl 23,8%; Combinatie, gesprek 

Anders nl 50%; Tijdens gesprek, Combinatie van cv ed., 

CV:30,4%Afstudeeropdracht: 26,1% Stage: 21,8% 

Hoe bent u van plan een excellente student in de toekomst te herkennen? 

Saxion Honours Bul: 60,1% 

Saxion Honours Bul: 43,1% 

Saxion Honours Bul: 50% 

Afstudeeropdracht: 39,1% Saxion Honours Bul: 39,1% 

Vragen  Zorg en welzijn  Economie Techniek  PED OnderwijsHoe moet het programma ingedeeld worden? 

Zowel praktijk als theorie: 82,1% 

Zowel praktijk als theorie: 78,6% 

Zowel praktijk als theorie: 69,4% 

Zowel praktijk als theorie: 78,3% 

Zijn de organisaties een uitdagende omgeving voor excellente studenten? 

Ja: 71,4% Nee: 28,6% 

Ja: 85,7%Nee: 14,3% 

Ja: 86,1% Nee: 13,9% 

Ja: 91,3%Nee: 8,7% 

Hoe wordt een excellente student geïdentificeerd? 

Positief: 46,4% Negatief: 0% 

Positief: 30,9%Negatief: 9,5% 

Positief: 66,7% Negatief: 0% 

Positief: 47,8%Negatief: 0% 

Capaciteit voor excellente studenten binnen organisaties 

2%‐ 75% 5%‐ 17,8% 10%‐ 7,2% 25%‐ 0% 

2%‐ 59,5%5%‐ 11,9% 10%‐ 23,8% 25%‐ 2,4% 

2%‐ 38,9% 5%‐ 30,6% 10%‐ 19,4% 25%‐11,1% 

2%‐ 65,2%5%‐ 17,4% 10%‐13% 25%‐4,3% 

Page 32: project-6-herzien-110607

   31 

Bent u bereid mee te werken aan het Saxion Programma Excelleren? 

Ja: 60,7%  

Ja: 30,9% 

Ja: 47,2%  

Ja: 63,63% 

Op welke wijze kunnen organisaties een bijdrage leveren? 

Persoonlijke begeleiding: 35,7% Traineeships: 25% 

Workshops/gastlezingen: 14,3% Verzwaard afstuderen: 11,9%  

Workshops/gastlezingen: 22,2% Verzwaard afstuderen: 22,2%  

Persoonlijke begeleiding: 61,1% 

Is een Saxion Honours Council een goed initiatief? 

Overwegend ja  Overwegend ja Overwegend ja  Overwegend ja

Wilt u aan een vervolgonderzoek meewerken? 

Ja : 60,7%  

Ja: 30,9% 

Ja: 54,3%  

Ja: 47,82% 

Wilt u geïnformeerd worden naar de uitkomsten van dit onderzoek? 

Ja: 71,4%  

Ja: 54,8% 

Ja: 71,4%  

Ja: 69,56% 

 

*Voor een volledige weergave van de uitkomsten per vraag inclusief grafieken en tabellen verwijzen wij u naar de bijlagen. 

3.3.1 Conclusie Zorg & Welzijn Voor het cluster zorg en welzijn kunnen we concluderen dat men het initiatief van een Saxion Programma Excelleren wel ondersteunt. Het merendeel is bereid mee te werken aan de het Saxion Programma Excelleren. Men ziet binnen dit cluster een excellente student/high potential als iemand met een grotere creativiteit en complexiteit in handelen. Men wil graag een bijdrage leveren door excellente studenten/high potentials persoonlijk te begeleiden. Een ander merendeel wil ondersteuning bieden door middel van traineeships. 

3.3.2Conclusie Economie Voor het cluster Economie kunnen we concluderen dat men het initiatief van het Saxion Programma Excelleren niet ondersteunt. Deze twijfel wordt vooral bevestigd door de antwoorden van dit cluster op de laatste twee vragen. Hier wil het overgrote merendeel niet meewerken aan een vervolgonderzoek en ook wil slechts een kleine minderheid op de hoogte gehouden worden van de uitkomsten van dit onderzoek. Binnen dit cluster ziet men een excellente student/high potential als iemand met een grotere creativiteit en complexiteit in handelen. Men wil graag een bijdrage leveren door het geven van workshops/gastlezingen en door de mogelijkheid van verzwaard afstuderen aan te bieden. 

3.3.3 Conclusie Techniek Voor het cluster Techniek kunnen we concluderen dat men het initiatief van het Saxion Programma Excelleren wellicht niet ondersteunt. Een meerderheid wil niet meewerken aan het Saxion Programma Excelleren. Bij de laatste vragen geeft de meerderheid wel aan mee te willen werken bij een vervolgonderzoek en wil men ook zeker op de hoogte worden gehouden over de uitkomsten van dit onderzoek. In dit cluster ziet met een excellente student/high potential als iemand die complexer probleemgericht kan denken. Men wil graag een bijdrage leveren door het geven van workshops/gastlezingen en door de mogelijkheid van verzwaard afstuderen aan te bieden. 

Page 33: project-6-herzien-110607

   32 

4.0 Conclusie Uit het verrichte kwalitatieve onderzoek kunnen we concluderen dat er enerzijds dringende behoefte (objectief) is aan een Saxion Programma Excelleren en anderzijds weer niet. Uit notitie Veerman blijkt de Nederlandse kenniseconomie ernstig in gevaar te zijn. Ook loopt Nederland op innovatief gebied beduidend achter op haar buurlanden. Uit de analyse van de nationale studentenenquête, blijken alle reguliere HBO opleidingen in Nederland te voldoen aan de verwachtingen van studenten. Zowel inhoud als kwaliteit wordt gemiddeld met een cijfer 7 beoordeeld. De innovatieve behoefte is dus groot, wat betekent dat de komst van innovatieve bedrijven en producten hoognodig is. Om dit te bewerkstelligen moeten er (soortgelijke) excellentieroutes ontwikkeld worden, om studenten beter en hoger op te leiden. Anderzijds zijn studenten ervan overtuigd dat de kwaliteit van een reguliere hbo‐opleiding (ruim) voldoende is.  Uit het verrichte kwantitatieve onderzoek kunnen we concluderen dat de clusters Economie en Techniek niet erg optimistisch zijn over het onderzochte Saxion Programma Excelleren. Vooral het cluster Economie ziet geen toekomstperspectief voor het Saxion Programma Excelleren. De meerderheid geeft duidelijk aan niet mee te willen werken aan de ontwikkeling van deze route en men wil ook geen bijdrage leveren aan een eventueel vervolgonderzoek.  Het cluster Techniek staat positiever ten opzichte van excellentieroutes. Een kleine meerderheid geeft aan wel mee te willen werken aan een vervolgonderzoek naar het Saxion Programma Excelleren maar zijn vooralsnog niet volledig overtuigd. Tot slot kunnen we stellen dat het cluster Zorg & Welzijn het initiatief overtuigend steunt op alle gebieden en dat het cluster Economie zeker geen toekomstperspectief ziet in het Saxion Programma Excelleren.   Uit de onderzoeksresultaten in de face‐to face interviews zijn verschillende overeenkomsten over de inhoud en meerwaarde van het Saxion Programma Excelleren.  Zo zien veel mensen uit het werkveld de meerwaarde van een excellente student/high potential als iemand die zich moet blijven ontwikkelen, hij of zij is zeer ambitieus, is op meerdere terreinen en posities inzetbaar en is communicatief vaardiger. Verwijzend naar de digitale enquête, zien de clusters Economie en Zorg & Welzijn de meerwaarde van excellente student/high potential vooral als grotere creativiteit en complexiteit in handelen. Het cluster techniek ziet de meerwaarde vooral als complexer probleemgericht kunnen werken. De behoefte aan aanstormend talent bij het werkveld is groot. Bedrijven willen daarom ook een rol spelen d.m.v. traineeships, gast‐ en werkcolleges, verzwaard afstuderen en het geven van persoonlijke begeleiding. 

4.1 Aanbevelingen Het programmateam moet zich in het beginsel richten op de twee positief reagerende clusters Zorg & Welzijn en het cluster Onderwijs, zodat deze als voorbeeld kunnen dienen voor de clusters Techniek en Economie die nog niet overtuigd zijn van nut en noodzaak van het Saxion Programma Excelleren. Ook kan het eventuele succes van het Saxion Programma Excelleren binnen de clusters Zorg en Welzijn en Onderwijs worden gepromoot aan bedrijven en nog niet overtuigde clusters. Ondanks het feit dat sommige clusters twijfelen aan de meerwaarde van het Saxion Programma Excelleren, kan men zo hoogstwaarschijnlijk toch de eventuele meerwaarde in gaan zien van het programma excelleren (hogere kennisproducten, betere efficiency/effectiviteit door hoger opgeleide en breder inzetbare mensen).   

   

Page 34: project-6-herzien-110607

   33 

5.0 Geraadpleegde bronnen/literatuur  

1. Elling (2005). Rapportage techniek (4e druk). Noordhoff Uitgevers B.V. 2. Baarda (2006). Basisboek methoden en technieken. Noordhoff Uitgevers B.V. 3. Meijer (2007). Kwalitatief marktonderzoek (2e druk.) Noordhoff Uitgevers B.V. 4. Oudemans (2007). Enquete research (2e druk.) Noordhoff Uitgevers B.V. 5. Broekhoff (2007). Deskresearch (2e druk.) Noordhoff Uitgevers B.V. 6. Broekhoff (2007). Starten met Marktonderzoek (2e druk.) Noordhoff Uitgevers B.V. 7. Edens (2009). Onderzoek met SPSS en Excel (2e druk.) Pearson Education Benelux B.V. 8. Benchmarking wat u moet weten. 

http://www.financieel‐ondernemen.nl/ 9. Notitie veerman. Geraadpleegd op 12 November 2010 10. Nationale studentenenquete. Geraadpleegd op 14 November 2010 via 

http://www.nationalestudentenenquete.nl 11. Sirius. Geraadpleegd op 20 November 2010 via 

http://www.siriusprogramma.nl/ 12. SylabusOnderzoeksontwerp