PRO 500/1000/1500 · laadstation een rood licht branden. - Verzeker u ervan dat er niets in de weg...
Transcript of PRO 500/1000/1500 · laadstation een rood licht branden. - Verzeker u ervan dat er niets in de weg...
- 0 -
PRO 500/1000/1500
Gebruikshandleiding NL
- 1 -
Bedankt om voor onze ROBOgarden® robotmaaier te kiezen. Waarschijnlijk staat u te popelen om uw
automatische grasmachine in werking te zien.
Gelieve toch even de volgende pagina’s aandachtig te doorlezen om een goede installatie en vooral
een VEILIGE WERKING te kunnen garanderen!
Wij wensen u veel genot van uw nieuwe robotgrasmaaier!
In deze set zit 100m afbakenkabel en 100x pikketten.
Deze zijn altijd EXTRA te bestellen via onze webshop:
www.robogarden.be of via e-mail: [email protected]
- 2 -
Inhoud 1. VOORZORGSMAATREGELEN ....................................................................................................... - 4 -
2. VEILIGHEIDSSYMBOLEN ............................................................................................................... - 5 -
3. Uw ROBOgarden® robot: ............................................................................................................. - 6 -
4. Functies van uw ROBOgarden® robot: ....................................................................................... - 8 -
4.1. Sensoren .............................................................................................................................. - 8 -
4.2. Veiligheidssystemen ............................................................................................................ - 8 -
4.3. Verschillende navigatie-methoden. .................................................................................... - 9 -
4.4. Verschillende snij-methoden............................................................................................... - 9 -
4.5. Karakteristieken................................................................................................................... - 9 -
5. Navigatie-methodes .................................................................................................................. - 10 -
5.1. MANUELE –mode .............................................................................................................. - 10 -
5.2. AUTOMATISCHE –mode (AUTO-mode) ............................................................................ - 10 -
5.2.1. LIJN-modus INGESCHAKELD ..................................................................................... - 10 -
5.2.2. LIJN-modus UITGESCHAKELD.................................................................................... - 10 -
6. Voorbereiding op de installatie ................................................................................................. - 11 -
6.1. Voorbereiding: ................................................................................................................... - 11 -
6.2. Werkcondities: .................................................................................................................. - 11 -
6.3. Maaihoogte instellen:........................................................................................................ - 11 -
6.4. Oplaadstation installeren: ................................................................................................. - 12 -
7. Installatie afbakeningsdraad ..................................................................................................... - 13 -
7.1. De afbakeningsdraad kan u op twee manieren installeren: ............................................. - 13 -
7.2. Bochten of hoeken maken ................................................................................................ - 13 -
7.3. Afstanden en veiligheid ..................................................................................................... - 14 -
7.4. Zones verwijderen uit het maaibereik (bomen, bloemperken, tuinhuis, enz. ) ................ - 15 -
7.5. Verbinden afbakeningskabel ............................................................................................. - 15 -
8. Bediening van de robotmaaier .................................................................................................. - 16 -
8.1. Bedieningspaneel .............................................................................................................. - 16 -
8.2. Beschrijving DISPLAY ......................................................................................................... - 16 -
8.3. Afstandsbediening ............................................................................................................. - 17 -
8.4. OPLAADSTATION ............................................................................................................... - 18 -
9. Starten en stoppen van de robotmaaier ................................................................................... - 19 -
9.1. Starten van de robotmaaier: ............................................................................................. - 19 -
9.2. De robotmaaier stoppen: .................................................................................................. - 19 -
- 3 -
10. De robotmaaier programmeren ............................................................................................ - 20 -
10.1. Instellen van tijd en datum ............................................................................................ - 20 -
10.2. Programmeren van de ROBOgarden-maaier ................................................................ - 20 -
10.3. Instellingen afronden. ................................................................................................... - 21 -
11. Verschillende maai-zones definiëren. ................................................................................... - 23 -
11.1. Herkenningspunt per zone definiëren ................................................................................. - 23 -
11.2. SLECHTS 2 Maaizones creëren ............................................................................................. - 24 -
12. Instellen van andere functies. ............................................................................................... - 25 -
12.1. Paswoord instellen ........................................................................................................ - 25 -
12.2. Kiezen van de taal .......................................................................................................... - 25 -
12.3. Regensensor .................................................................................................................. - 25 -
12.4. LIJN-functie .................................................................................................................... - 25 -
12.5. Terug naar fabrieksinstellingen ..................................................................................... - 26 -
13. Onderhoud van uw robotmaaier........................................................................................... - 27 -
13.1. Veiligheidsbescherming ................................................................................................. - 27 -
13.2. Elekricieteit afschakelen ................................................................................................ - 27 -
13.3. Frequentie onderhoud: ................................................................................................. - 27 -
13.4. Vervangen van de messen: ............................................................................................ - 27 -
13.5. Vervangen van de batterijen ......................................................................................... - 28 -
13.6. Stockage in de winter .................................................................................................... - 28 -
14. Foutmeldingen. ..................................................................................................................... - 29 -
15. Garantie en certificaten......................................................................................................... - 31 -
- 4 -
1. VOORZORGSMAATREGELEN Gelieve deze aandachtig te lezen alvorens uw ROBOgarden robotmaaier te gebruiken!
- Er is 2 jaar constructeursgarantie op uw ROBOgarden®, deze garantie blijft enkel geldig
wanneer alle werken uitgevoerd worden door ROBOgarden® of zijn aangestelde werkplaats.
- De robotgrasmaaier mag enkel gebruikt worden voor het maaien van gras
- Zorg ervoor dat er geen kinderen of dieren zich in de buurt van de grasmaaier bevinden
wanneer deze gaat maaien.
- De ROBOgarden® is ontworpen volgens de europese certificeringen. We kunnen in geen
geval aansprakelijk gesteld worden voor enig incident met objecten, personen of dieren.
- Verzeker u ervan dat de zone waarin de robotmaaier moet werken, op de juiste manier
afgebakend is door de afbakeningsdraad. Indien deze onderbroken is, zal er op het
laadstation een rood licht branden.
- Verzeker u ervan dat er niets in de weg van de robotmaaier ligt: stenen, takken, speelgoed,
gereedschap, of andere elementen die geen gras zijn.
- Hoewel de robot autonoom werkt, vereist hij wel het toezicht van een volwassene tijdens
zijn werking.
- Bij bediening met de afstandbediening: nooit bedienen zonder schoenen of geschikte
beschermende kleding.
- De robotmaaier nooit gebruiken bij regen of natte grond.
- Schoonmaken: de robotmaaier niet met water onder druk afspuiten.
- Schoonmaken: de robotmaaier niet onderdompelen in water.
- Het openen van de robotmaaier mag enkel door robogarden zelf gebeuren, iedere opening
van de robotmaaier heeft tot gevolg dat de garantiebepalingen vervallen.
- Het dragen van de maaier: schakel eerst de maaier uit met de noodstop én de sleutel.
Gebruik het voorziene handvat aan de achterkant van de maaier en zorg ervoor dat de
messen in de richting weg van de drager wijzen.
- Plaats de maaier op een vlakke ondergrond tijdens het opladen.
- Zorg ervoor dat het laadstation niet in een vochtige omgeving staat of niet kan worden door
water.
- Het laadstation mag enkel gebruikt worden voor de ROBOgarden® Premium. Het is verboden
deze te gebruiken als lader voor andere toestellen of doeleinden.
- Indien de ROBOgarden® voor lange tijd niet gebruikt gaat worden. Schakel de robotmaaier
uit, zorg dat deze een volle batterij heeft en berg hem op een droge plaats op.
- Gebruik bij het reinigen van de messen een beetje olie om roestvorming te voorkomen en
een langere levensduur te behalen.
- Voor een perfect gebruik dient u de messen na circa 100uren te laten slijpen door een
professioneel.
- De voorgeschreven bereiken (m² en batterij-duren) kunnen varieren afhankelijk van
productie en na slijtage. Hiervoor kan ROBOgarden® niet aansprakelijk gesteld worden.
- 5 -
2. VEILIGHEIDSSYMBOLEN Deze symbolen staan op uw ROBOgarden grasmaaier gekleefd.
Voor gebruik dient u aandachtig kennis te nemen van de functie van deze symbolen.
1. OPGEPAST: krachtig en gevaarlijk gereedschap. Lees de veiligheids-instructies en
veiligheidsrichtlijnen zorgvuldig.
2. Lees de handleiding aandachtig en volg de instructies voor het gebruik van het apparaat.
3. Mogelijk kunnen er voorwerpen door de robotmaaier op een afstand gegooid worden,
door het werkende apparaat.
4. Houd kinderen, huidieren en kwetsbare mensen die verwond kunnen worden buiten het
gebruik van het apparaat.
5. Zorg dat u het toestel zonder stroom is (noodstop induwen + contact uitschakelen)
alvorens handelingen aan of manuele verplaatsingen met de robot te doen.
6. De robot nooit met water afspuiten.
7. Houd handen en voeten uit de buurt van de robotmaaier. NOOIT de robotmaaier optillen
wanneer deze nog in AAN staat. !!eerst NOODSTOP induwen + CONTACT uitschakelen!!
8. OPGELET: niet op de robotmaaier gaan zitten of er objecten op plaatsen.
Raak NOOIT het mes aan Til de maaier ALTIJD met Controleer de juiste positionering
wanneer de maaier AAN-staat. het handvat op! van het laadstation. (=> eerst zowel de NOODSTOP indruk-
ken, als het CONTACT uitschakelen.)
- 6 -
3. Uw ROBOgarden® robot:
1. Bots-sensoren in bumper: bij contact verandert de robot van
rij-richting.
2. Contactpunten voor het opladen.
3. NOODSTOP: wanneer u deze indrukt zal de stroom
afgeschakeld worden.
4. Vermogens ingang
5. Regensensor
6. NOODSTOP (idem 3)
7. CONTACTSLOT – ingang contactsleutel
8. Computerdisplay
9. Zijdelingse objecten beveiliging
10. Schild voor de messen
11. Handvat
12. Aangedreven wielen met extra grip
13. Messen
14. Voorwielen – niet aangedreven
15. HOME-knop (terugkeren naar oplaadstation)
16. OPLADEN (groen is opgeladen)
17. AFBAKENINGSKABEL: rood = onderbroken, kleurloos = OK
18. Connectie met voedingskabel (230V)
19. Aansluitingen AFBAKENINGSKABEL rood + zwart
20. Contactpunten voor opladen robot
21. Gaten voor bevestiging in de grond
- 7 -
Accessoires:
22. Piketten
23. Afbakeningsdraad
24. Verbinder afbakeningsdraad
25. Messen (3 of 4 cm grashoogte)
26. Afstandsbiening
27. Batterijen (voor afstandsbediening)
28. Lange nagels voor bevestiging OPLAADSTATION
29. Voedingstransfo OPLAADSTATION
- 8 -
4. Functies van uw ROBOgarden® robot:
4.1. Sensoren
LIFT-sensor: De voorwielen hebben een druksensor, wanneer de robot 2cm van
grond gerezen wordt, stopt hij onmiddellijk.
REGEN-sensor: Twee regensensors bevinden zich in de behuizing van de robot.
Wanneer deze sensoren water voelen, zal de robot onmiddellijk naar
zijn oplaadstation terugkeren.
De sensoren kunnen in- of uitgeschakeld worden via het
computerscherm.
HOEK-sensor: Wanneer de robot een hoek van meer dan 30° maakt, zal de robot
automatisch stoppen.
MOTOR-sensor: In de motoren bevinden zich sensoren. Wanneer de maaier te veel
kracht moet doen, bvb. bij te dicht gras. Zal de snij-motor
uitschakelen om overbelasting te voorkomen.
4.2. Veiligheidssystemen NOODSTOP: Wanneer u deze knop indrukt, zal de robot onmiddellijk stoppen met
werken. (Locatie: zie nr.3 op de tekening vooraan in deze handleiding)
VEILIGE START: Drie stappen moeten voldaan zijn vooraleer de maaier start:
1. De afbakeningsdraad moet op het laadstation aangesloten zijn.
Deze geeft via een indicatie weer of de draad niet gebroken is. (Locatie indicatielamp: zie nr.17 op de tekeningen vooraan in deze handleiding)
2. Het oplaadstation moet aangesloten zijn op 230V
3. Wachtwoord invoering op de robotmaaier (optioneel)
BUMPERSENSOREN: Wanneer de bumper een obstakel van minimum 6cm hoogte raakt,
zal de robot onmiddellijk stoppen en een route rond het obstakel
zoeken.
ANTIDIEFSTALFUNCTIE: U heeft de mogelijkheid een wachtwoord in te stellen, zonder dit
wachtwoord zal de robotmaaier niet werken.
Bovendien zal de robotmaaier niet werken zonder oplaadstation.
LIJNFUNCTIE: De robotmaaier zal eerst de volledige omtrek van uw gazon doen,
over de door u geïnstalleerde afbakeningskabel. Zo weet hij de
grenzen van uw gebied en zal hij de optimale route berekenen.
WATERDICHT: De ROBOgarden robotmaaier is waterdicht.
Let er wel op dat de voedingskabel en het oplaadstation dit NIET zijn.
- 9 -
4.3. Verschillende navigatie-methoden.
AFSTANDSBEDIENING: Via de meegeleverde afstandsbediening kan u meerdere
functies van de robot-maaier bedienen.
AUTO OPLAADSYSTEEM: Wanneer de batterij bijna leeg is, zal de robotmaaier stoppen
met maaien en zelf terugkeren naar zijn oplaadstation. In de
AUTO-modus zal de robot (wanneer hij opgeladen is) terug
verder afrijden.
WEEKPROGRAMMA: Via het bedieningspaneel op de robotmaaier kan u een
weekplanning instellen. Waarin u bepaald wanneer de robot
mag afrijden (op welke uren, van maandag tot zondag).
AFBAKENINGSKABEL: De robotmaaier stopt met functioneren wanneer de
afbakeningskabel ontbreekt, onderbroken is of wanneer het
oplaadstation niet aangesloten is.
4.4. Verschillende snij-methoden.
SNIJ-HOOGTE Snijhoogte is in te stellen door vervanging van de snijmessen.
Er zijn messen beschikbaar voor 3cm en 4cm grashoogte .
SNIJ-METHODEN: De robot cumuleert het gras en laat de fijne grassnippers
terug tussen het gras als voedingsbron vallen.
Hij zal zijn rij-methode aanpassen afhankelijk van de
dichtheid van het gras. Rechte lijnen als het gras kort is en in
cirkels wanneer het gras te dicht en te moeilijk te maaien is.
4.5. Karakteristieken
ROBOgarden Pro800
Afmetingen 56cm x 51cm x 25cm
Kleur Zwart
Gewicht 19kg
Batterij Lood-Accu
Vermogen 82W
Amperage 7.2Ah
Decibel <65dB
Autonomie 2 – 3u
Oplaadtijd 3u
Snijhoogte 3 of 4 cm
Snijbreedte 28cm
Snij-snelheid 25m/min
Max maai-oppervlakte (per laadbeurt) 800m²
Max maai-oppervlakte (met zones) 800m²
Max temperatuur 40°C
Draaisnelheid messen 4000tr/min
Max rijhelling 30°
- 10 -
5. Navigatie-methodes
5.1. MANUELE –mode
U kan de robotmaaier zelf van op een veilige afstand bedienen via de meegeleverde
afstandsbediening.
5.2. AUTOMATISCHE –mode (AUTO-mode)
5.2.1. LIJN-modus INGESCHAKELD
In deze modus moet u eerst de rug van robot tegen het oplaadstation plaatsen. Na
controle of de afbakeningskabel OK is, rijdt hij over de omtrek van het te maaien
gebied, tot terug aan de achterkant van het oplaadstation.
Na het voltooien van deze identificatie zal de robotmaaier het rijden in cirkels
beperken en zoveel mogelijk in rechte lijnen rijden.
Fig. LIJN-mode INGESCHAKELD: Plaatsing robotmaaier met de rug tegen de achterkant van het oplaadstation.
5.2.2. LIJN-modus UITGESCHAKELD
De robot zal direct starten met het afrijden en zal via cirkelvormige bewegingen en
willekeurig zijn weg zoeken.
Fig. LIJN-mode UITGESCHAKELD: Robotmaaier rijdt willekeurig en met cirkelvormige bewegingen het gras af.
- 11 -
6. Voorbereiding op de installatie
6.1. Voorbereiding:
- Lees aandachtig de gebruikinstructies. Maak kennis van de verschillende
gebruiksmethodes.
- Laat nooit personen of kinderen die niet familiair met de functies en gevaren van de
robotmaaier de maaier bedienen of in de buurt komen zonder toezicht van een
verantwoordelijke persoon.
6.2. Werkcondities:
De ROBOgarden robotmaaier blijft een onderhoudsmiddel van uw gazon, het is
noodzakelijk dat uw gras kort genoeg is om het risico op een blokkering te voorkomen.
Daarom wordt geadviseerd om bij het begin van elk seizoen, de eerste keer te maaien
met een conventionele grasmaaier.
Het is aanbevolen om de ROBOgarden enkel te laten werken bij gunstig weer (droog
weer).
De robot kan maaien op nat gras, maar hou er rekening mee dat de prestaties van de
robot hierdoor sterk vermindert worden.
Controleer regelmatig of de messen nog in goede conditie zijn. Laat indien nodig
bijslijpen en vervang regelmatig om een perfect resultaat te bekomen.
Om de messen scherp te houden, kan u best voor het maaien alle takken en stenen
reeds handmatig verwijderen.
6.3. Maaihoogte instellen:
Het is mogelijk om de maaihoogte in te stellen op
3 of 4cm grashoogte.
U kunt de maaihoogte wijzigen door het
vervangen van de messen naar deze met de
gewenste maaihoogte.
1. Stop de maaier, met NOODSTOP en
CONTACTSLEUTEL.
2. Draai de moer van de messen los en vervang
de messen naar deze met de gewenste
hoogte.
3. Schroef de messen terug vast.
- 12 -
6.4. Oplaadstation installeren:
A) Kies een plaats voor het oplaadstation: op een vlakke ondergrond, droog – zonder
kans op vochtigheid of water, waar geen magnetische invloeden zijn en zonder
obstakels die de robotmaaier kunnen verhinderen zijn oplaadstation te bereiken.
Zorg ervoor dat het oplaadstation zodanig opgesteld wordt dat er minstens 2,5m
rechte lijn voor en achter het oplaadstation is. Zodanig de robotmaaier gemakkelijk
zijn oplaadstation kan bereiken. (zie bovenstaande tekening)
B) Leg de afbakeningskabel door het midden van het oplaadstation.
C) Bevestig het laadstation in de grond met de meegeleverde nagels (zie nr. 28 op de tekeningen vooraan deze handleiding)
D) Bevestig de twee uiteinden van de afbakeningsdraad (begin en einde) in de
achterkant van het oplaadstation. (zwart onder het oplaadstation door)
E) Steek de 230V voeding aan de achterkant van het oplaadstation in.
LET ER OP DAT HET OPLAADSTATION EN DE VOEDING DROOG MOETEN STAAN!!
- 13 -
7. Installatie afbakeningsdraad
7.1. De afbakeningsdraad kan u op twee manieren installeren:
- Als u nog niet zeker bent van de afgebakende zone, is het aangeraden om deze eerst
bovenop de grond te bevestigen met behulp van de piketten (nr.22 op de tekeningen
vooraan deze handleiding). Op deze manier kan u de afbakeningszone nog aanpassen
totdat deze optimaal voor uw gazon is.
- Eenmaal u zeker bent van de afgebakende zone, is het aangeraden de kabel in te
graven in de grond. Zodanig zal de robotmaaier hem niet kunnen beschadigen. Let er
wel op dat de afbakeningskabel max. 2cm onder het grondoppervlakte ligt, zodat de
robotmaaier het contact met de afbakeningskabel niet verliest.
7.2. Bochten of hoeken maken
Zorg ervoor dat er nooit hoeken van 90° of kleiner dan 90° gemaakt worden.
Er kan ook best gezorgd worden dat de bochten zo vloeiend mogelijk zijn (meer
piketten plaatsen). Op deze manier zal de robotmaaier beter functioneren.
- 14 -
7.3. Afstanden en veiligheid
1. Gelijkliggende vlakke ondergrond: 10cm afstand
2. Tot muur of niet gelijkliggende grond: 35cm afstand
3. Afstand voor en achter oplaadstation: 2,5meter
4. Omringen grote objecten: 25cm afstand
Het is aangewezen om deze afstanden te nemen als basiswaarde, eventueel kan u
nadien zelf nog aanpassen, vooraleer de afbakeningskabel in te graven.
OPMERKING: Hoe zorg ik ervoor dat de ROBOgarden geen stukje overslaat?
Zoals u reeds gemerkt heeft, is de maaier breder dan de maaibreedte. Dit is om veiligheidsredenen!
Daardoor zal het gras tegen een muur niet gemaaid kunnen worden. Om dit te voorkomen kunt u
een verharding naast het gras plaatsen: vb. Een platte steen of beton.
U kunt ook altijd met een trimmer de niet gesneden graskanten bijwerken.
- 15 -
! Indien de afbakeningskabel nog niet aangesloten is op het oplaadstation. Of wanneer de
afbakeningskabel onderbroken wordt, zal de robotmaaier onmiddellijk stoppen met maaien. Dit
voor de veiligheid.
7.4. Zones verwijderen uit het maaibereik (bomen, bloemperken, tuinhuis,
enz. )
1. Bij het omheinen van een zone (vb. Boom of bloemperk) ervoor zorgen dat de kabels
die richting het object gaan en terugkomen op max. 1cm van elkaar liggen!
2. Op dezelfde manier kan u opéénvolgende zones afbakenen
7.5. Verbinden afbakeningskabel
Via de meegeleverde verbindingsklemmen kan u de
afbakeningskabel verlengen.
De twee draden, ieder aan één kant in de
verbindingsklem steken. Door de ijzeren pin dicht te
pitsen wordt er een verbinding gemaakt.
- 16 -
8. Bediening van de robotmaaier
8.1. Bedieningspaneel
1. Display
2. Mode AUTO(matisch)
3. Terugkeren naar OPLAADSTATION
4. Knop pijlte links of boven (in menu)
5. OK-knop
6. Knop pijlte rechts of onder (in menu)
8.2. Beschrijving DISPLAY
1. LIJN-modus aan/uit
2. extra
3. Tijdschema symbool
4. Regensensor aan/uit
5. Terugkeer naar oplaadstation
6. MODE TIMER
7. Weergave DATUM
8. Weergave DAG
9. Weergave UUR
10. MODE OPTION
- 17 -
11. Voltage batterij
12. MODE AUTOMATISCH
8.3. Afstandsbediening
1. AAN/UIT-knop
2. Verbinding
3. Links draaien
4. Mode AUTOMATISCH-inschakelen
5. Terugkeren naar OPLAADSTATION
6. Maaien aan/uit schakelen
7. Mode MANUEEL-inschakelen
8. Trager rijden
9. Rechts draaien
10. Sneller rijden
Als u geen verbinding hebt tussen robotmaaier en afstandbediening, kan u deze
opnieuw synchroniseren op de volgende manieer:
A) Sluit het oplaadstation aan (230V)
B) Houd de afstandsbediening in de buurt van het oplaadstation
C) Houd de aan/uit-knop van de afstandsbediening in totdat het LED-lampje oplicht.
De procedure is afgerond wanneer het LED-lichtje stopt met flikkeren.
- 18 -
8.4. OPLAADSTATION
1. Terugkeer knop – bij indrukken gaat de robotmaaier terugkeren naar het oplaadstation
2. Indicatielampje opladen
LED - Rood: De robot moet opgeladen worden
LED – Groen: De robot is opgeladen
3. Indicatielampje afbakeningskabel
LED – Transparant: De afbakeningskabel is OK
LED – Rood: De afbakeningskabel is onderbroken of niet goed aangesloten
4. Bevestigingsgat – voor bevestiging oplaadstation in de grond
5. Oplaad-contactpunten: connectie Robot – Oplaadstation tijdens opladen
6. Connectie voeding
7. Connectie afbakeningskabel
- 19 -
9. Starten en stoppen van de robotmaaier
9.1. Starten van de robotmaaier:
1. Zet de robot met zijn achterkant, tegen de achterkant van het oplaadstation
(op de afbakeningskabel)
2. Met de contactsleutel het contact inschakelen
3. De noodstop uitdraaien
4. (optioneel) Het paswoord van de robot ingeven: basispaswoord is ‘0000’
5. Selecteer de optie AUTOMATISCH . De robotmaaier gaat zelf zijn route bepalen.
De ROBOgarden robotmaaier communiceert met zijn oplaadstation via radiofrequenties.
Deze zijn vooraf ingesteld en hoeven normaal nooit te wijzigen.
Indien de communicatie toch verloren gaat, kan u het adres van de radiofrequenties
terugvinden op het oplaadstation:
=> het communicatie-adres is: 32
9.2. De robotmaaier stoppen:
1. Op de afstandsbediening: druk op de ON/OFF knop.
2. Druk de noodstop (achterkant van de robot) in.
3. Draai de contactsleutel uit.
- 20 -
10. De robotmaaier programmeren
10.1. Instellen van tijd en datum
1. Selecteer de mode TIME en bevestig met de OK-knop .
2. Selecteer SYSTEM TIME en confirmeer met .
3. Om het jaar in te stellen:
- Druk op of totdat JAAR instellen er staat, druk op om te bevestigen.
- Druk op of totdat u het gewenste jaartal heeft en bevestig met .
4. Week, Datum en Uur instellen (idem aan stap 3)
5. Afronden door opslaan te selecteren en afronden met .
10.2. Programmeren van de ROBOgarden-maaier
De ROBOgarden robot-maaier beschikt over de mogelijkheid om uw gazon in meerdere
zones te maaien (max. 600m² per zone). Maximaal drie zones kunnen ingedeelt worden.
Per zone kan u instellen welke dag en uur er gemaaid mag worden.
Hieronder beschrijven we hoe u dit kan instellen:
1. Selecteer de optie TIME en bevestig met de OK-knop .
2. Selecteer de optie SHEDULE TIME en bevestig met de OK-knop .
3. Selecteer de dag (MON – SUN) en bevestig met de OK-knop .
4. Selecteer het begin-uur: druk op of totdat START-TIME instellen er staat, druk
op om te bevestigen.
5. Druk op of totdat u het gewenste UUR en MINUTEN heeft ingesteld en
bevestig met .
6. Selecteer de eerste zone: selecteer AREA 1 en bevestig met .
- 21 -
7. Stel de tijd in hoe lang de robot in Zone 1 mag maaien (per 10minuten) door op of
te drukken.
11. Op dezelfde manier kan u de andere twee zones ook instellen. Wanneer u een zone
niet wilt gebruiken, stelt u 000minuten in.
12. Rond af door te bevestigen met .
! De robot zal enkel zijn laadstation verlaten wanneer hij VOLLEDIG opgeladen is, indien
nog niet. Zal hij wachten tot het volgende tijdstip dat hij mag uitrijden.
10.3. Instellingen afronden.
Om de instellingen af te ronden, selecteer EXIT.
- 22 -
- 23 -
11. Verschillende maai-zones definiëren. Om uw ROBOgarden robot-maaier de verschillende zones te laten kennen. Is het nodig om
eerst deze zones (AREA 1, AREA2, AREA3) aan te leren. Hieronder staat beschreven hoe u dit
moet doen:
1. Selecteer de optie SET en bevestig met .
2. Selecteer vervolgens de optie AREA en bevestig met .
3. Navigeer met en totdat u de juiste zone hebt. U moet in de juiste volgorde de
zones definiëren! Eerst zone1, daarna zone2 en vervolgens zone3.
11.1. Herkenningspunt per zone definiëren
Definieer per zone een oriëntatiepunt. De robot zal de afstand tot het oplaadstation
berekenen per ZONE en zal deze zo herkennen. Zorg er wel voor dat de robot volledig
opgeladen is.
Voorbereiding: Zet de robotmaaier met zijn achterkant tegen de achterkant van het
oplaadstation, op de afbakeningskabel. Druk op . De robot zal over de kabel te laten
rijden, rond de volledige omtrek van uw gazon.
- 24 -
Bij punt 1, druk op om ZONE 1
aan te leren.
Bij punt 2, druk op om ZONE 2
aan te leren.
Bij punt 3, druk op om ZONE 3
aan te leren.
Het is aangewezen deze punten zo te kiezen,
zodat ze zich in het midden van de doorgang
tussen twee zones bevinden.
Best respecteerd u ook een afstand van 3m
tot een hoekpunt.
De doorgangen naar de volgende zones
(rood), moeten minimum 50cm breed zijn,
om de robot gemakkelijk te laten passeren.
Eenmaal deze drie punten ingesteld zijn, de robot manueel terug in het oplaadstation plaatsen. En de
robot zal op het ingestelde tijdstip (dag en uur) de geprogrammeerde zone gaan maaien.
11.2. SLECHTS 2 Maaizones creëren
Bij punt 1, druk op om ZONE 1
aan te leren.
Bij punt 2, druk op om ZONE 2
aan te leren.
Bij punt 3, druk op om ZONE 3
aan te leren.
De zone 3, heeft u ingesteld op 000minuten
(zie 10.2). Daardoor zal hij deze zone
overslaan.
- 25 -
12. Instellen van andere functies.
12.1. Paswoord instellen
Om uw robotmaaier te beveiligen is het mogelijk om een paswoord/pin-code in te
stellen. Iedere keer wanneer de robot zonder elektriciteit valt, zal het paswoord/pin-
code opnieuw ingegeven moeten worden.
1. Selecteer de optie SET en bevestig met .
2. Selecteer vervolgens de optie PASSWORD en bevestig met .
3. Bij OLD PASSWORD geeft u 0000 in, dit staat standaard in de robotmaaier
geprogrammeerd.
4. Stel vervolgens bij NEW PASSWORD, uw nieuw paswoord/pincode van 4 cijfers in.
5. Bevestig door op te drukken.
12.2. Kiezen van de taal
1. Selecteer de optie SET en bevestig met .
2. Selecteer vervolgens de optie LANGUAGE en bevestig met .
12.3. Regensensor
1. Selecteer de optie SET en bevestig met .
2. Selecteer vervolgens de optie RAIN en bevestig met .
3. Via ON/OFF te selecteren kunt u de sensor aan/uit schakelen, bevestig met .
! Het is aangewezen de regensensor AAN te schakelen, hierdoor zal de robotmaaier
enkel bij droog weer rijden en zal u het beste maai-resultaat verkrijgen.
12.4. LIJN-functie
Met de optie lijn-functie ingeschakeld, zal de ROBOgarden robotmaaier eerst over de
afbakeningskabel, de volledige omtrek rijden. Om alzo zeker te zijn dat hij overal
doorgang heeft.
1. Selecteer de optie SET en bevestig met .
2. Selecteer vervolgens de optie LINE en bevestig met .
3. Via ON/OFF te selecteren kunt u de lijn-modus aan/uit schakelen, bevestig met
.
- 26 -
12.5. Terug naar fabrieksinstellingen
1. Selecteer de optie SET en bevestig met .
2. Selecteer vervolgens de optie INITIAL en bevestig met .
3. Via YES/NO te selecteren kunt u terug naar fabrieksinstellingen gaan, bevestig
met .
- 27 -
13. Onderhoud van uw robotmaaier.
13.1. Veiligheidsbescherming
Draag altijd handschoenen, wanneer u handelingen aan de robot
doet.
13.2. Elekricieteit afschakelen
Zorg ervoor dat de NOODSTOP ingedrukt is en het CONTACT afgeschakeld, alvorens u
de robotmaaier omhoog neemt. Op deze manier bent u zeker dat u de maaier veilig
kunt opnemen.
13.3. Frequentie onderhoud:
Iedere week: de onderkant van de maaier schoonmaken + controleren of
de messen vast zitten.
Iedere maand: de robot schoonmaken met een natte doek
NOOIT AFSPOELEN met water!
13.4. Vervangen van de messen:
Op regelmatige basis moeten de messen vervangen worden om een perfect
maairesultaat te kunnen blijven garanderen. De tijd is afhankelijk van de grootte van
het terrein en het aantal maaibeurten. Aangewezen is om minstens 2maal per jaar de
messen te veranderen.
Werkwijze:
1. Druk de noodstop in
2. Schakel het contact af met de sleutel
3. Verwijder de beveiliging van de messen
4. Draai de bevestigingschroef los
5. Wissel de messen
- 28 -
13.5. Vervangen van de batterijen
De batterijen hebben een normale levensduur van 1 tot 3jaar. Ze zijn voorzien van
een productgarantie door de leverancier van 6maanden.
Indien u merkt dat de batterij niet meer zo goed is, dient u contact met de
ROBOgarden technische service op te nemen: www.robogarden.be of
De batterij mag enkel vervangen worden door ROBOgarden.
13.6. Stockage in de winter
Het is aangewezen om de robot in de winterperiode droog en warm weg te bergen.
Zorg ervoor dat de robotmaaier schoongemaakt en volledig opgeladen is, alvorens
weg te bergen!
Berg op een droge plaats en bij temperaturen boven het vriespunt (+0°C) weg.
- 29 -
14. Foutmeldingen.
Indien de ROBOgarden robot-maaier een probleem heeft, gaat hij dit weergeven op de
LCD-display. Hieronder staan de mogelijke foutmeldingen weergegeven, met de wijze
hoe u dit kan oplossen.
Weergave op scherm Situatie Oorzaken Oplossing
De robotmaaier rijdt niet meer en er komt een signaal uit het oplaadstation.
1. De afbakenkabel is niet goed aangesloten op het oplaadstation 2. De afbakenkabel is onderbroken.
1. De connectie van de kabel controleren. Indien goed aangesloten wordt het LED-lampje op het oplaadstation transparant. 2. De afbakeningskabel controleren op onderbrekingen.
De robot werkt niet in AUTO functie.
1. Het oplaadstation is zonder elektriciteit 2. De afbakenkabel is onderbroken.
1. Controleer of de kabels op het oplaadstation goed aangesloten zijn.
De robot stopt tijdens zijn maai-cyclus en geeft een PIEP-signaal.
Het handvat is aangeraakt tijdens het rijden. Uit veiligheid rijdt hij niet verder. Mogelijk is het gras te lang.
1. Controleer het handvat en maak het zuiver 2. Selecteer een andere functie (LINE of AUTO)
De robot stopt tijdens zijn maai-cyclus en geeft een PIEP-signaal.
De lift-sensor merkt dat de voorkant van de robot van de grond gekomen is.
1. Herstart de robot 2. Controleer of er geen obstakel voor de robot ligt 3. Controleer of de voorwielen op en neer gaan (tilsensor)
De robot stopt tijdens zijn maai-cyclus en geeft een PIEP-signaal.
1. Het linker of rechter wiel heeft een felle botsing gehad 2. De robot zit vast
1. Controleer de staat van de achterwielen 2. Verplaatst de robot een meter en herstart 3. Verwijder alle obstakels voor de robot.
Weergave op scherm Situatie Oorzaken Oplossing
- 30 -
De robot stopt tijdens zijn maai-cyclus en geeft een PIEP-signaal.
1. De grashoogte is te laag of te hoog. 2. Het mes heeft een object geraakt. 3. De robot zit vast.
1. De hoogte van het mes aanpassen 2. Verwijder alle objecten rond het mes van de maaier. 3. Verwijder alle objecten rond de robotmaaier
De robot stopt tijdens zijn maai-cyclus en geeft een PIEP-signaal.
1. De bumpersensor heeft een botsing waargenomen. 2. De hellingshoek van de robot is groter dan 30°.
1. Plaats de robot op een vlak stuk grond en herstart.
De afstandsbediening werkt niet.
1. De batterijen zijn plat. 2. De afstandsbediening is niet gesynchroniseerd met de robotmaaier.
1. Verander de batterijen 2. Voer een synchronisatie uit (zie in deze handleiding)
De robot laadt niet op 1. Het oplaadstation is niet goed aangesloten. 2. Er is een slecht contact tussen robot en oplaadstation. 3. De batterijen zijn kapot.
1. Controleer of het oplaadstation goed opgesteld en aangesloten is. 2. Controleer of de contactpunten van de robot goed tegen contact maken met het oplaadstation. 3. Controleer de ROBOgarden technische afdeling voor nieuwe batterijen [email protected]
De robotmaaier gaat niet terug naar zijn oplaadstation
1. Het oplaadstation is niet goed opgesteld (enkele meters rechte lijn ervoor en vlakke positie)
1. Verplaats het oplaadstation zodat het vlak staat en minimum 2,5m rechte lijn ervoor heeft.
De robotmaaier maakt een fel geluid.
1. Eén van de messen is beschadigd of los. 2. Technisch probleem met het apparaat. 3. Het gras is te hoog en blokkeerd de motoren.
1. Maak de messen schoon of vervang ze. 2. Contacteer de ROBOgarden technische afdeling [email protected] 3. Pas de maaihoogte aan
- 31 -
15. Garantie en certificaten
De ROBOgarden robotmaaier is voorzien van een productgarantie van 2jaar (uitgesloten
slijtage gevoelige delen).
Op de batterijen is er een leveranciersgarantie van 6maanden.
Bij vragen of problemen, gelieve contact op te nemen met:
www.robogarden.be
Per e-mail:
Voor bijbestellingen van messen kan u altijd rechtstreeks contact met ons opnemen!