Presente perfecto 2 · EL PRESENTE PERFECTO. b) Zonder een expliciete tijdsaanduiding He estudiado...

3
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) El perfecto compuesto VERVOLG UITLEG Schematisch: (yo) (tú) (él, ella, usted) (nosotros/nosotras) (vosotros/vosotras) (ellos, ellas, ustedes Het gebruik van de vtt De voltooid tegenwoordige tijd wordt gebruikt bij handelingen in het verleden die betrekking hebben op het heden (nu), die zijn dus voltooid, maar toch tegenwoordige tijd. Meestal wordt de vtt gebruikt met: A) de volgende tijdsaanduidingen hoy (vandaag) todavía (nog steeds) esta semana (deze week) hasta ahora (tot nu toe) este año (dit jaar) siempre (altijd) este mes (deze maand) nunca (nooit) a veces (soms) - Hoy he trabajado mucho. Vandaag heb ik veel gewerk. - Este año hemos ido a Málaga. Dit jaar zijn wij naar Málaga gegaan. - Esta semana he comido en el KFC. Deze week heb ik gegeten bij de KFC. - ¿Has estado alguna vez en París? Ben je wel eens in Parijs geweest. - No, no he estado nunca. Nee, ik ben er nog nooit geweest. he has cantAR + ado CANTADO (gezongen) ha comER + ido COMIDO (gegeten) hemos vivIR + ido VIVIDO (gewoond) habéis han EL PRESENTE PERFECTO

Transcript of Presente perfecto 2 · EL PRESENTE PERFECTO. b) Zonder een expliciete tijdsaanduiding He estudiado...

Page 1: Presente perfecto 2 · EL PRESENTE PERFECTO. b) Zonder een expliciete tijdsaanduiding He estudiado mucho. Ik heb veel gestudeerd. Sommige werkwoorden hebben een …

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) El perfecto compuesto

VERVOLG UITLEG

Schematisch: (yo)

(tú)

(él, ella, usted)

(nosotros/nosotras)

(vosotros/vosotras)

(ellos, ellas, ustedes

Het gebruik van de vtt De voltooid tegenwoordige tijd wordt gebruikt bij handelingen in het verleden die betrekking hebben op het heden (nu), die zijn dus voltooid, maar toch tegenwoordige tijd. Meestal wordt de vtt gebruikt met: A) de volgende tijdsaanduidingen hoy (vandaag) todavía (nog steeds) esta semana (deze week) hasta ahora (tot nu toe) este año (dit jaar) siempre (altijd) este mes (deze maand) nunca (nooit) a veces (soms) - Hoy he trabajado mucho. Vandaag heb ik veel gewerk. - Este año hemos ido a Málaga. Dit jaar zijn wij naar Málaga gegaan. - Esta semana he comido en el KFC. Deze week heb ik gegeten bij de KFC. - ¿Has estado alguna vez en París? Ben je wel eens in Parijs geweest. - No, no he estado nunca. Nee, ik ben er nog nooit geweest.

Recuerda las gafas de Gabi

he has cantAR + ado → CANTADO (gezongen) ha comER + ido → COMIDO (gegeten)

hemos vivIR + ido → VIVIDO (gewoond)

habéis han

EL PRESENTE PERFECTO

Page 2: Presente perfecto 2 · EL PRESENTE PERFECTO. b) Zonder een expliciete tijdsaanduiding He estudiado mucho. Ik heb veel gestudeerd. Sommige werkwoorden hebben een …

b) Zonder een expliciete tijdsaanduiding He estudiado mucho. Ik heb veel gestudeerd. Sommige werkwoorden hebben een onregelmatige voltooid deelwoord

Ejercicio 1 Onderstaande zinnen staan in de tegenwoordige tijd. Onderstreep het werkwoord.

1. Marta come un bocadillo. 2. Leo un libro. 3. Compro mucha ropa en la tienda de moda. 4. Bailáis en la discoteca. 5. Estoy en Barcelona. 6. Tiene un trabajo interesante. 7. Juan bebe un café con leche.

Ejercicio 2 Schrijf nu het hele werkwoord (de infinitief) op van de onderstreepte werkwoorden uit oefening 1 Bijvoorbeeld:

1. come = comer 2. 3. 4. 5. 6. 7.

escribir ! ESCRITO (geschreven)

ver ! VISTO (gezien)

poner ! PUESTO (gelegd / gezet)

hacer ! HECHO (gedaan / gemaakt)

morir ! MUERTO (doodgegaan)

volver ! VUELTO (teruggekeerd)

decir ! DICHO (gezegd)

abrir ! ABIERTO (geopend)

!

leer = leido (gelezen)

ser = sido (geweest)

oír = oído (gehoord)

í

Page 3: Presente perfecto 2 · EL PRESENTE PERFECTO. b) Zonder een expliciete tijdsaanduiding He estudiado mucho. Ik heb veel gestudeerd. Sommige werkwoorden hebben een …

Ejercicio 3 Schrijf nu het voltooid deelwoord op van het hele werkwoord uit de vorige oefening. 1. comer = comido 2. 3. 4. 5. 6. 7. Ejercicio 4 (ACA 1 & 2) Zet de zinnen uit oefening 1 in de voltooid tegenwoordige tijd. De hele zin uit oefening 1 moet je daarvoor overschrijven en in de juiste tijd zetten. Tip: Denk aan de juiste woordvolgorde.

1. Marta come un bocadillo. = Marta ha comido un bocadillo. 2. Leo un libro. 3. Compro mucha ropa en la tienda de moda. 4. Bailáis en la discoteca. 5. Estoy en Barcelona. 6. Tiene un trabajo interesante. 7. Juan bebe un café con leche.

Ejercicio 5 (ACA 2) Zet in onderstaande zinnen het werkwoord dat tussen haakjes staat in de voltooid tegenwoordige tijd. 1. (Vosotros) .......habéis estado.................(estar) dos semanas en Roma. 2. (Yo) ..............................................(viajar) por Argentina en marzo. 3. (Ella) ........................................(recibir) muchos regalos. 4. (Yo) ...............................................(vender) mi casa. 5. (Ellos) ...........................................(vivir) en Barcelona. Final