Praten Over Wat Hoort
Transcript of Praten Over Wat Hoort
JeugdenCo 30 JAARGANG 7, NR. 1, FEB 2013
JAAP BUITINK, MEDE-SAMENSTEL-LER VAN DE BEROEPSCODE EN TRAI-NER BEROEPSETHIEK:“Het skelet in een lichaam. Zo hebben
jeugdzorgwerkers de beroepscode wel-
eens verwoord in trainingen die ik erover
geef. Omdat de code er altijd is, maar je
ziet hem niet. De code geeft aan hoe het
hoort, zonder precies in te vullen hoe je
moet werken. Hij laat de samenleving, die
voor goede zorg en hulp betaalt, zien dat
jeugdzorgwerkers serieus in hun beroep
staan. Daardoor neemt de samenleving
hen ook serieus. Met het beschrijven van
professionele waarden, verantwoordelijk-
heden én autonomie worden professionals
zich ook bewust van hun speelruimte. Dat
levert beroepstrots op, met zelfvertrou-
wen en werkvreugde tot gevolg.
Laten zien hoe serieus jeugdzorgwerkers
en gedragswetenschappers hun werk
nemen is ook nodig omdat jeugdzorg
veel negatief in het nieuws is geweest.
In de sector heerste daardoor veel on-
rust. Volgens mij werd die onrust mede
veroorzaakt doordat er geen vastgelegde
gemeenschappelijke beroepsmoraal was.
Natuurlijk hebben hulpverleners nooit
zonder moraal gewerkt, maar ze namen
vooral hun eigen normen en waarden als
uitgangspunt; niet de gemeenschappelij-
ke mores. Ze spreken elkaar nog te weinig
aan, toetsen elkaar niet op gemeenschap-
pelijke waarden. Nu zijn die vastgelegd in
de code. Dat draagt ertoe bij dat er in de
toekomst minder misstanden zijn, daar-
van ben ik overtuigd. Hulpverleners moe-
ten zich ervan bewust worden dat achter
elke handeling in het werk een ethische
keuze zit. Daarvan moeten ze telkens over-
wegen of die goed is.
Organisaties zijn belangrijk vanwege het
beleid dat zij formuleren. Maar het beleid
van een organisatie ontneemt medewer-
kers niet hun eigen verantwoordelijkheid.
Daarover krijgen we tijdens trainingen
veel vragen. Medewerkers moeten bekij-
ken of de door de organisatie uitgezette
beleidsmaatregelen te verenigen zijn met
de code en dus stroken met het belang
van de cliënt. Als dat botst, moeten ze
met hun organisatie rond de tafel. Ze kun-
nen zich niet meer verschuilen achter de
dienstopdracht van hun werkgever.
De cultuuromslag wordt dus, dat beroeps-
krachten hun organisatie ter verantwoor-
ding roepen. Ze moet zich daarvoor vereni-
gen in een soort medezeggenschapsraad,
waarin ze beroepsinhoudelijk met elkaar
praten. Ze zullen met de werkgever een
professioneel statuut moeten opstellen,
waarin ze formuleren hoe ze samen vorm-
geven aan de code. Samen praten over wat
hoort en hoe je dat in praktijk kunt bren-
gen, dat wordt de echte cultuuromslag.
De code vormt slechts de aanleiding.”
MAGTELD BEUN, STAFMEDEWER-KER NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAATSCHAPPELIJK WERKERS (NVMW): “Straks kan niet iedereen meer een bord
in de tuin zetten met ‘jeugdhulpverlener’
erop. Je moet geregistreerd staan en be-
paalde kwaliteiten hebben. Dat is goed.
Het is ook goed dat je je eigen functione-
ren kunt toetsen. Want met de beste be-
doelingen en voor je eigen idee misschien
volledig integer, kun je toch verkeerd
handelen. Zo herinner ik mij een maat-
schappelijk werker tijdens mijn stage,
jaren geleden, die een eenzame vrouw
begeleidde. Zij kwam terecht in het zie-
kenhuis. Opeens stond haar antieke kast
bij hem thuis. Die had hij van haar ge-
kregen. Dat is onprofessioneel handelen,
zelfs laakbaar, maar ongetwijfeld deed
hij in zijn ogen het beste. De beroepscode
biedt jou en de cliënt bescherming, maar
het is geen receptenboek. De code helpt
PRATEN OVER WAT HOORT De Beroepscode voor de Jeugdzorgwerker is net opgesteld; tuchtrecht voor jeugdzorgwerkers is sinds december geregeld. Drie mensen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van de beroepscode, geven hun visie.
VANUIT HET IMPLEMENTATIEPLAN PROFESSIONALISERING JEUGDZORG
BEROEPSCODE
Beroepscode en tuchtrechtJeugdzorgwerkers vallen na registratie als jeugdzorgwerker door het Beroepsre-gister van Agogisch en Maatschappelijk Werkers (BAMw) onder de Beroepscode en het tuchtrecht voor de Jeugdzorgwer-ker van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW). Voor gedragswetenschappers in de jeugdzorg geldt dat de kinder- en jeugdpsycholo-gen vallen onder de beroepscode en het tuchtrecht van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). De orthopedagogen vallen onder die van de Vereniging van pedagogen en Onderwijskundigen (NVO). De oprichting van een stichting Kwaliteits-register Jeugdzorg is in voorbereiding. Die onderhoudt een lijst van geregistreerde jeugdzorgwerkers en gedragswetenschap-pers. Zij organiseert ook het tuchtrecht. De stichting wordt beheerd door de beroeps-verenigingen NVMW, NIP en NVO.
31 JeugdenCo JAARGANG 7, NR. 1, FEB 2013
De redactionele verantwoordelijkheid voor deze pagina’s berust bij de STIPJ.
je oplossingen te vinden voor dilemma’s.
Meestal zal je daarover overleggen met
collega’s. Daarom is het ook prima dat
een tuchtcollege, bestaande uit collega’s,
kan zeggen: ‘Wij vinden je afweging niet
juist.’ Tuchtrecht is nodig om te controle-
ren en van te leren. De consequentie van
onjuist handelen kan zijn dat je je baan
kwijtraakt. Ook nu al kunnen hulpverle-
ners uit het vak worden gezet door een
procedure bij de strafrechter. Maar het is
goed dat het tuchtrecht specifiek beoor-
deelt of er volgens de beroepsnormen is
gehandeld. Daartegen kun je bij de rech-
ter in beroep gaan.
De beroepscode functioneert niet zo-
maar. Het wordt een traject van jaren.
Ook omdat de meeste jeugdzorgwerkers
hier niet zelf voor gekozen hebben. Vrij-
willige invoering is geprobeerd, maar dat
kwam niet van de grond. Nu de overheid
het werken met geregistreerde profes-
sionals verplicht stelt, moeten we aan de
slag. Het wordt urgent als je zelf in een
complexe situatie belandt. Hoe je met
collega’s een casus behandelt, leer je met
elkaar in de praktijk. Daarbij kan het hel-
pen om handvatten aangereikt te krijgen
in bijvoorbeeld intervisie of trainingen.”
MARIEKE GROL, LID VAN HET TUCHT-COLLEGE EN GEZINSVOOGD: “De Beroepscode voor de maatschappelijk
werker bestaat al veertig jaar. Het bijbeho-
rende College van Toezicht (tuchtcollege,
red.) houdt jaarlijks zo’n vier tot zes maal
zitting. In de jeugdzorg verwacht ik meer
zittingen. De externe klachtencommissie
van het Bureau Jeugdzorg waar ik werk
heeft er elke week al een.
De beroepscode is er voor mij, maar in de
praktijk zal ik er niet veel van merken. Ik
ben nu al bezig met hoe ik mezelf recht
in de ogen kan blijven kijken. Ik zou het
erg vinden als ik door het invoeren van
de code opeens anders zou gaan werken.
Maar door de code hebben we nu wel een
beter referentiekader. Juist daardoor blijft
de verantwoordelijkheid voor professi-
oneel handelen bij de hulpverlener zelf
liggen. Als lid van het tuchtcollege wil
ik beoordelen, niet veroordelen. Ik denk
dat ik met mijn werkervaring bij Bureau
Jeugdzorg en met multiprobleemgezin-
nen een positieve bijdrage kan leveren.
Verder bestaat het team uit twee ervaren
jeugdhulpverleners, een jurist, ethicus,
secretaris en voorzitter. Ik sta er dus niet
alleen voor. We hebben nog geen zitting
gehad. Ik hoop vooral dat we als college
een positieve bijdrage kunnen leveren
aan het zichtbaar maken van conflicten
en het functioneren van medewerkers.
Hopelijk helpt de beroepscode verder de
deskundigheid in de jeugdzorg te bewa-
ken tijdens de transitie. Bij gemeenten
gaat het natuurlijk over geld, maar de
code laat zien: dit moet jeugdzorg mini-
maal bieden.” •
Meer weten? Lees de introductiebrochure ‘Van Beroepscode naar Moresprudentie’ op www.nvmw.nl. De ‘Beroepscode voor de Jeugdzorgwerker’ is te vinden op www.platformjeugd.com Meer informatie, onder meer over trainingen en bijeenkomsten over het werken met de beroepscode: www.professionalisering-jeugdzorg.nl.
Professionalisering jeugdzorg Het Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg (IPJ) wil beroepsbeoefenaren in de jeugdzorg helpen om optimale zorg en hulp te bieden. Om het professionele han-delen te verbeteren, hebben verschillende partijen in de jeugdzorg (werkgevers, be-roepsverenigingen en -registers, opleidin-gen en cliëntenorganisaties) een actieplan opgesteld. Professionalisering betekent dat beroepsbeoefenaars investeren in hun vakmanschap en dat organisaties investe-ren in hun vakmensen. Dit betekent: eisen stellen aan de vakbekwaamheid, per-
werken volgens beroepscodes, instellen van tuchtrecht en ruimte bieden aan pro-fessionele autonomie. De campagne met als slogan “Laat zien wat je waard bent” stimuleert beroepsregistratie van jeugd-zorgwerkers en gedragswetenschappers. Registratie is nu nog vrijwillig; binnenkort zijn jeugdzorgorganisaties wettelijk ver-plicht te werken met geregistreerde pro-fessionals.
Vanaf nu ben je als hulpverlenerecht verant-woordelijk’
‘