POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of...

127

Transcript of POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of...

Page 1: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter
Page 2: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

TUCHTBELEID VAN DE POLITIE (2001-2005)

MOET ER NOG TUCHT ZIJN?EEN ANALYSE VAN EN BEDENKINGEN BIJ VIJF JAAR TUCHTBELEID VAN DE

POLITIE

Page 3: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter
Page 4: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

TUCHTBELEID VAN DE POLITIE (2001-2005)

MOET ER NOG TUCHT ZIJN?EEN ANALYSE VAN EN BEDENKINGEN BIJ VIJF JAAR TUCHTBELEID VAN DE

POLITIE

Walter PEETERSWilfried MAHIEU

Cahiers Vast Comité P

Page 5: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Verantwoordelijke uitgever: Stefaan Janssens

Kolenmarkt 7 te 1000 Brussel

© 2006, Uitgeverij Politeia nv

Kolenmarkt 7

1000 Brussel

Tel: 02/289.26.10

Fax: 02/289.26.19

E-mail: [email protected]

www.politeia.be

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel

van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch of welke andere wijze ook zonder vooraf-

gaandelijke schriftelijke toestemming van de uitgever.

De auteurs en de uitgeverij streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informa-

tie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld.

Wettelijk depot: D / 2006 / 8132 / 71

Page 6: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

INHOUDSTAFEL

INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

HOOFDSTUK 1WELKE FEITEN WAREN HET ONDERWERP VAN TUCHT? . . . . . . . . . 13

1. Vaststellingen van het Vast Comité P. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

2. Vaststellingen van de Tuchtraad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14

HOOFDSTUK 2BESTAANDE TUCHTWETGEVING. WIE KAN TUCHTSANCTIES OPLEGGEN? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17

1. Gewone tuchtoverheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17

2. Hogere tuchtoverheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18

HOOFDSTUK 3EENVORMIGHEID IN SANCTIES? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21

1. De sanctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21

2. De gesanctioneerde politieambtenaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28

HOOFDSTUK 4TUCHTPROCEDURE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29

HOOFDSTUK 5WERKGROEP ‘WIJZIGING TUCHTWET’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35

1. Werkgroep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35

2. Resultaten van de werkgroep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36

5

Page 7: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 6DE TUCHTWET EN DE RAAD VAN STATE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39

1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39

2. Tuchtorganen van actief bestuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40

3. Het uitoefenen van de tuchtvordering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42

4. Het politiecollege als tuchtorgaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43

5. De kennisname van de feiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44

6. Het loyauteitsprincipe – De rechten van verdediging . . . . . . . . . . 46

7. De toerekening van de feiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47

8. De eigenlijke tuchtprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48

9. Het tuchtdossier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49

10. De tussenkomst van de tuchtraad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49

11. Het advies van bepaalde autoriteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51

12. Het advies van de tuchtraad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5112.1 Algemeenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5112.2 De motivering van het strafbesluit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5312.3 De mededeling van de tuchtbeslissing . . . . . . . . . . . . . . . . . 55

13. De terugwerkende kracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56

HOOFDSTUK 7TUCHT EN HET OPENBAAR MINISTERIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57

HOOFDSTUK 8DEONTOLOGISCHE CODE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63

HOOFDSTUK 9FUNCTIE INTERN TOEZICHT – NAAR EEN NIEUWE POL 48? . . . . . . . 71

6 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 8: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 10AANBEVELINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77

HOOFDSTUK 11HET TUCHTRECHT EN DE ‘BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR’ 79

1. Begrip en toepassingsgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80

2. Het zorgvuldigheidsbeginsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81

3. Het motiveringsbeginsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82

4. Het redelijkheidsbeginsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82

5. De hoorplicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83

6. Het onpartijdigheidsbeginsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84

7. Het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel . . . . . . . . . . . . . . . 85

8. Het continuïteitsbeginsel en het veranderlijkheidsbeginsel . . . . . . 86

9. Het beginsel van de redelijke termijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86

BIJLAGE IREGISTRATIE DOOR DE TUCHTRAAD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89

Statistieken Tuchtraad Jaarverslag 2004 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 891.1 Cijfers van de Franstalige Kamer van de Tuchtraad . . . . . . . 891.2 Vergelijking tuchtstraffen per taalrol . . . . . . . . . . . . . . . . . . 981.3 Cijfers van de Nederlandstalige Kamer van de Tuchtraad . . 102

BIJLAGE IIAANGIFTE DOOR DE KORPSEN BIJ HET VAST COMITÉ P . . . . . . . . . 113

1. Statistieken Vast Comité P Overzicht 2002 – 1 november 2005 – Lokale politie . . . . . . . . . . . 113

2. Statistieken Vast Comité P Overzicht 2002 – 1 november 2005 – Federale politie . . . . . . . . . . 123

7

Page 9: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter
Page 10: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

INLEIDING

Het Vast Comité P heeft vanaf 20001 in elk jaarverslag een analyse gemaakt van

de meegedeelde tucht- en ordemaatregelen door de bevoegde tuchtoverheden

uitgesproken tegen een lid van een politiedienst. Aangezien ook de recente cij-

fers van 2005 in aanmerking werden genomen, is dit cahier een actualisatie van

deze analyse. Het overzicht over vijf jaar, waarvan drie jaar in een tabel werden

gevat, geeft bepaalde tendensen duidelijk weer. De analyses in het verslag aan

het parlement2 waarop nu verder gewerkt wordt, blijven de basis. Het doel van

dit cahier is ook bouwstenen aan te reiken voor het debat rond het tuchtrecht.

De laatste analyse in het jaarverslag 20043 beslaat een vijftal bladzijden en ver-

trekt vanuit een eerste vaststelling dat, ondanks een wettelijke verplichting tot

informatieverstrekking, verschillende korpsen4 het Vast Comité P nog steeds

niet op de hoogte brengen van de door hen genomen tucht- en ordemaatrege-

len of niet hebben gemeld dat zij geen tucht- of ordezaken hebben moeten uit-

voeren. In 2005 werd gelukkig een verbetering van informatieoverdracht

vastgesteld, zodat er voldoende representatieve gegevens aanwezig waren om

het onderzoek te kunnen voortzetten. Dit cahier is dan ook gebaseerd op geac-

tualiseerde gegevens.

Een tweede vaststelling is dat het totale aantal politiegerelateerde dossiers via

klachten, aangiften, gerechtelijke onderzoeken door de Dienst Enquêtes en het

aantal uitgesproken strafrechtelijke veroordelingen zeer hoog is5. We spreken

voor een periode van drie jaar (2003-2005) toch over 20.105 dossiers. Het ver-

1 Door artikel 15 van de wet van 1 april 1999 werden de tuchtrechtelijke overheden ver-plicht het Vast Comité P maandelijks omstandig op de hoogte te brengen van de geno-men tucht- en ordemaatregelen. Dit artikel werd in de wet van 18 juli 1991 tot regelingvan het toezicht op politie- en inlichtingendiensten ingevoerd onder artikel 14bis,2de lid.

2 Zie de gemeenschappelijke vergadering van de leden van de Begeleidingscommissies inKamer en Senaat van de Vaste Comités P en I, in Hertoginnedal op 26 september 2005.

3 Activiteitenverslag 2004 van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, Parl. St.,Kamer, 2004-2005, nr. 1966/001 en Senaat, 2004-2005, nr. 3-1321/1, blz. 301 e.v.

4 In 2005 betreft het nog alleen de korpsen van de politiezone Luik, La Louvière, Zwijn-drecht, Regio Tielt die geen aangifte bij het Vast Comité P hebben gedaan. In 2004 betrofhet nog de politiezones Luik; Herstal; Condroz; La Louvière; Aiseau-Presles/Châtelet/Far-ciennes; Hesbaye; Fagne; Stavelot-Malmédy; Zwijndrecht; Grens; Voorkempen; Tienen/Hoegaarden; Wokra; Machelen/Vilvoorde; Puyenbroeck; Aalter/Knesselare; Erpe-Mere/Lede en Regio Tielt.

9

Page 11: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

schil tussen dit cijfer en de tijdens dezelfde periode genomen 1.231 tucht- of or-

demaatregelen is zeer groot. Ruw geschat, zou dit erop neerkomen dat 1 op

20 dossiers uitmondt in een of andere sanctie.

Het antwoord op de vraag of deze vaststelling juist en verantwoord is, lijkt niet

zo vanzelfsprekend te zijn. Het ligt voor de hand dat, gelet op het grote percen-

tage ongegronde klachten, om welke reden dan ook, en de behandeling van tal

van feiten louter op correctioneel vlak en de eventuele dubbele tellingen, de

input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-

maatregelen.

Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter het korps, hoe meer

tuchtzaken er in verhouding zijn, maar dat bij het bekijken van sommige gege-

vens, een verfijning van het onderzoek noodzakelijk is.

Een eerste registratie werd al gedaan door de Tuchtraad in zijn jaarverslag 2004

waarbij afhankelijk van de getalsterkte van de personeelsleden per zone of per

dienst werd nagegaan hoeveel keer er werd opgetreden. Deze registratie wordt

als bijlage I bij dit verslag gevoegd.

Een tweede bijlage geeft de aangiften door de korpsen bij het Vast Comité P

weer, maar hier geldt de restrictie dat als het korps geen aangifte heeft gedaan,

er ook geen vermelding is. Een aandachtige lezer zal merken dat er zones zijn

waarin sinds 2001 geen enkel personeelslid een lichte of zware tuchtstraf heeft

opgelopen. Zowel voor Vlaanderen als voor Wallonië en Brussel-Hoofdstad zijn

er korpsen bij met meer dan 100 effectieven6 die over de vier jaar geen tucht-

straffen kenden. Wanneer men dit bekijkt per provincie7, steekt Limburg er met

kop en schouders bovenuit, namelijk op de 18 korpsen zijn er 13 korpsen of

72% die in vier jaar tijd geen enkele tuchtmaatregel of maatregel van inwendige

5 In 2004 werden er 1.864 klachtendossiers aangelegd, 552 gerechtelijke onderzoeken ver-richt door de Dienst Enquêtes; 763 aangiften gedaan door de politie zelf, werd kennisgegeven van 3.082 klachtendossiers door de Algemene inspectie en de politiekorpsen;705 opsporingsonderzoeken ingesteld en 98 vonnissen overgemaakt, dit maakt eentotaal van 7.064 dossiers in 2004, tegenover 6.359 in 2003. Uit de database blijken voor2005 de volgende cijfers: 2.570 klachtendossiers geopend bij het Vast Comité P; 563gerechtelijke onderzoeken door de Dienst Enquêtes; 843 aangiften van misdaden ofwanbedrijven door de politie; 2.287 klachtendossiers via de Algemene inspectie en dekorpsen; 361 opsporingsonderzoeken werden ingesteld en 58 vonnissen geregistreerd,hetzij in totaal 6.682 dossiers.

6 Het gaat over Brussel-Hoofdstad zone 5340; Antwerpen zones 5348, 5350, 5355, 5360,5366, 5368; Limburg zones 5369, 5373, 5376, 5381, 5384; Vlaams-Brabant zone 5408;Oost-Vlaanderen zones 5418, 5430, 5438; West-Vlaanderen zones 5446, 5447, 5448, 5457,5462; Luik zones 5278, 5279, 5283, 5292; Luxemburg zones 5300, 5301 en Henegouwenzones 5316, 5328. In Waals-Brabant zijn er geen zones met meer dan 100 effectieven enin Namen slechts een.

10 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 12: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

orde hebben genomen. Indien wordt gekeken naar de zones die grenzen aan

de provincie Antwerpen, blijken ook deze vijf zones in dezelfde tijdspanne geen

enkele tuchtprocedure te hebben gevoerd8.

Opgedeeld per gemeenschap, geeft dit voor Wallonië 10 op de 72 korpsen

(14%), voor Vlaanderen 35 op 118 korpsen (30%) die geen formele tucht heb-

ben uitgevoerd.

Niet alleen bij de lokale politie blijkt dit fenomeen zich voor te doen, ook bij de

federale politie blijkt per getalsterkte en per dienst duidelijk een klein percen-

tage tuchtprocedures te worden behandeld. Een overzicht van deze federale po-

litiediensten vindt u tevens in de bijgevoegde bijlage.

Van de Algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie

(AIG) ontving het Vast Comité P geen informatie met betrekking tot eventuele

eigen interne tuchtprocedures.

De leden van de dienst Statuten van de AIG zetelen in hun hoedanigheid van

deskundige, in vertegenwoordiging van de inspecteur-generaal, in de Tucht-

raad. In haar jaarverslag 2004 baseerde de AIG haar analyse vooral op de door

haar behandelde tuchtdossiers en werd er geen onderzoek gedaan naar bepaal-

de fenomenen in het kader van haar gesignaleerde feiten en uitgeoefende tucht.

Zoals verder zal worden vermeld, komt de AIG in andere analyses niettemin tot

hetzelfde besluit als het Vast Comité P.

We hopen dat dit cahier aanleiding zal geven tot het zich verder bekwamen in

de tuchtmaterie.

7 Per provincie geeft dit volgend overzicht: Waals-Brabant zone 5270; Luik zones 5286,5287, 5290, 5291, 5292; Namen zone 5310; Luxemburg geen zone; Henegouwen zones5332, 5337, 5338; Antwerpen zones 5350, 5352, 5356, 5363, 5365, 5366, 5367, 5368; Lim-burg zones 5371, 5372, 5373, 5374, 5375, 5377, 5378, 5379, 5381, 5382, 5384, 5385, 5386;Vlaams-Brabant zones 5390, 5391, 5393, 5398, 5401, 5402, 5405; Oost-Vlaanderen zones5420, 5422, 5424, 5435, 5437; West-Vlaanderen zones 5445, 5459.

8 Het gaat hier over de aangrenzende zones Noorderkempen, Zuiderkempen, Geel/Laak-dal/Meerhout, Kempen Noord-Oost en Balen/Dessel/Mol. In de provincie Limburg heb-ben alleen de zones Hazodi, Sint-Truiden/Gingelom/Nieuwerkerken, Tongeren-Herstappe, Maasland en Maasmechelen een of meer tuchtprocedures gemeld.

11

Page 13: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter
Page 14: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 1WELKE FEITEN WAREN HET ONDERWERP VAN TUCHT?

1. VASTSTELLINGEN VAN HET VAST COMITÉ P

Hier dient te worden opgemerkt dat het voorwerp van tucht verschillende feiten

kan omvatten zodat het aantal feiten niet gelijkstaat met het aantal tuchtmaatre-

gelen. De samenvoeging in grotere rubrieken verloopt in de analyse van de

Tuchtraad anders dan in de analyse door het Vast Comité P, wat een recht-

streekse vergelijking onmogelijk maakt. De feiten vermeld in het verslag van de

Tuchtraad, opgedeeld in feiten binnen en buiten dienst, geven echter dezelfde

tendensen aan als de huidige analyse.

De al dan niet bestrafte feiten die in 2004 en 2005 minimaal9 15 keer voorkwa-

men, werden door het Vast Comité P opgedeeld in drie grote clusters:

Tekortkomingen door de houding die de waardigheid van het politieambt aan-

tasten

Het betreft hier voornamelijk feiten in verband met lakse en negatieve taakuit-

voering; algemene houding en voorkomen; handelingen buiten dienst die de

waardigheid of het imago aantasten; gebruik van alcohol of drugs tijdens de

dienst; inbreuk op de integriteit; gewelddaden tegen personen en goederen en

schending van het beroepsgeheim.

Tekortkomingen in de uitvoering van taken

Hieronder vallen feiten als politiemateriaal vergeten of verloren; niet naleven

van administratieve formaliteiten in geval van ziekte; fouten bij de uitvoering

van taken; niet of slecht naleven van de procedure; laattijdige afhandeling van

processen-verbaal; gehoorzaamheid, weigeren van bevel.

9 Het eerste cijfer geeft het aantal in 2004 weer, het tweede cijfer in 2005.

Welke feiten waren het onderwerp van tucht? 13

Page 15: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Administratieve tekortkomingen – werksfeer

Inbreuken op de loyauteit en eerbied; misbruik maken van dienst of middelen;

werksfeer en collegiale relaties; onwettige afwezigheid; misbruik van dienst-

rooster en comptabiliteit; werk verlaten zonder toelating; te laat komen of het

werk te vroeg verlaten. Opvallend is een toename van feiten die te maken heb-

ben met het verlaten van het werk zonder toelating.

2. VASTSTELLINGEN VAN DE TUCHTRAAD

Daar waar het onderzoek door het Vast Comité P gebaseerd is op de gegevens

van heel het land, met dezelfde methode, aandachtspunten en onderwerpen

van analyse, werkt de Tuchtraad in afzonderlijke kamers die op eigen wijze hun

verslaggeving doen en dit per taal. Door het verschil in benadering is het soms

moeilijk een algemene uitspraak te doen over een bepaald fenomeen. Door het

verschil in codering van de feiten door de respectieve kamers van de Tuchtraad

en doordat beide kamers niet dezelfde methode en voorstelling hanteren voor

hun analyse van de tuchtfeiten, is enige voorzichtigheid in de lectuur geboden.

Wanneer de meest voorkomende feiten, genoteerd door zowel de Nederlands-

talige als de Franstalige kamer van de Tuchtraad, samen geanalyseerd worden,

blijken de volgende tekortkomingen zich het vaakst voor te doen:

– Tekortkomingen bij gerechtelijke opdrachten (120);

– Misbruik van alcohol voor en tijdens dienst (92);

– Te laat aankomen op het werk, te vroeg het werk verlaten, onderbreking

van het werk (78);

– Onwettige afwezigheid (51);

– Onwaardig gedrag (46);

– Niet naleven van richtlijnen inzake ziektemelding (37);

– Weigering bevel bij taakuitvoering (22);

– Schending beroepsgeheim (21);

– Gewelddaden (11).

De Nederlandstalige kamer specificeert in haar algemene bespreking dat in

overgrote mate tekortkomingen genoteerd worden in de kwaliteit van de uit-

voering van gerechtelijke opdrachten, waarbij 88 van de 92 specifieke inbreu-

ken op rekening komen van de lokale politie.

14 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 16: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Het overwicht voor de lokale politie geldt ook voor de tekortkomingen in de

andere taakuitvoering, namelijk 42 op de 52 inbreuken. De aandacht wordt ge-

vestigd op het fenomeen van alcoholmisbruik (50 sancties, 40 lokaal), geweld-

daden tegen personen (elf sancties) en vijf tuchtvervolgingen betreffende

drugsgebruik.

Niettegenstaande de wetgeving op de toegelaten bijkomende beroepsactivitei-

ten duidelijk dient gekend te zijn, waren er nog zeven tuchtvorderingen dien-

aangaande. Het Vast Comité P heeft hier reeds meermaals de aandacht op

gevestigd.

De Franstalige kamer vermeldt als in het oog springende fenomenen de onwet-

tige afwezigheden en laattijdige aankomst op het werk (45 feiten of 10% van het

totaal), het sjoemelen met de uren (13 feiten). Tweeëntwintig feiten of 4,5% had-

den betrekking op het niet naleven van de administratieve voorschriften bij

ziekte.

Het toenemende aantal feiten van agressiviteit en het tekort aan collegialiteit (12

feiten) vallen op, evenals de inbreuken op het beroepsgeheim, waarvoor negen

sancties werden uitgesproken. Verder in deze analyse zal het gezamenlijke

standpunt van beide kamers nog aan bod komen.

Welke feiten waren het onderwerp van tucht? 15

Page 17: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter
Page 18: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 2BESTAANDE TUCHTWETGEVING10

WIE KAN TUCHTSANCTIES OPLEGGEN?

De tuchtwet van 13 mei 1999 voorziet in een gewone tuchtoverheid en in een

hogere tuchtoverheid.

1. GEWONE TUCHTOVERHEID

10 Zie wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de poli-tiediensten (B.S. 16 juni 1999) en Koninklijk besluit van 26 november 2001 tot uitvoeringvan de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van depolitiediensten (B.S. 28 december 2001).

LOKALE POLITIE GEWONE TUCHTOVERHEID

Hulp-, basis-, middenkader en

personeelsleden die niet tot het

hiveau A behoren

Korpschef

Officierskader, korpschef en perso-

neelsleden van niveau A

Burgemeester of politiecollege

FEDERALE POLITIE GEWONE TUCHTOVERHEID

Hulp-, basis-, middenkader en

personeelsleden die niet tot het

hiveau A behoren

Diensthoofd

Officierskader en personeelsleden

van niveau A

Directeur-generaal of commissaris-ge-

neraal voor personeelsleden die er

rechtstreeks van afhangen

Directeurs-generaal en commissaris-

generaal

Gezamenlijk optreden van de ministers

van Binnenlandse Zaken en van Justitie

ALGEMENE INSPECTIE GEWONE TUCHTOVERHEID

Basis-, middenkader en personeelsle-

den die niet tot het niveau A behoren

Inspecteur-generaal

De inspecteur-generaal, het officiers-

kader en de personeelsleden van

niveau A

Gezamenlijk optreden van de minis-

ters van Binnenlandse Zaken en van

Justitie

Bestaande tuchtwetgeving 17

Page 19: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Deze gewone tuchtoverheden kunnen lichte tuchtstraffen opleggen zoals de

waarschuwing en de blaam. Uit bovenvermeld schema blijkt duidelijk dat de

korpschef ten opzichte van zijn officieren geen rechtstreekse tuchtbevoegdheid

heeft.

2. HOGERE TUCHTOVERHEID

De hogere tuchtoverheid kan zowel lichte als zware tuchtsancties opleggen en

zelfs zaken evoqueren.

De zware tuchtsancties zijn:

– De inhouding van wedde;

– De schorsing bij tuchtmaatregel van ten hoogste drie maanden;

– De terugzetting in weddeschaal;

– Het ontslag van ambtswege;

– De afzetting.

LOKALE POLITIE HOGERE TUCHTOVERHEID

Hulp-, basis-, middenkader, officiers-

kader (niet hogere officieren of

korpschefs) en personeelsleden

CALOG

Burgemeester of politiecollege

NB: voor de officieren is overdracht

door de hogere tuchtoverheid aan de

minister van Binnenlandse Zaken mo-

gelijk

Hogere officieren en korpschefs Minister van Binnenlandse Zaken

FEDERALE POLITIE HOGERE TUCHTOVERHEID

Hulp-, basis-, middenkader en

personeelsleden die niet tot het

niveau A behoren

Directeur-generaal of commissaris-ge-

neraal voor personeelsleden die

rechtstreeks van hem afhangen

Officierskader en personeelsleden

van niveau A

Minister van Binnenlandse Zaken

Directeurs-generaal en commissaris-

generaal

Gezamenlijk optreden van de minis-

ters van Binnenlandse Zaken en van

Justitie

ALGEMENE INSPECTIE HOGERE TUCHTOVERHEID

Alle personeelsleden Gezamenlijk optreden van de minis-

ters van Binnenlandse Zaken en van

Justitie

18 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 20: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

De tuchtstraf is de facto niet het enige middel voor de korpschef om in bepaalde

gevallen op te treden tegen een negatieve attitude. Hij beschikt ook over de mo-

gelijkheid om ordemaatregelen op te leggen die kunnen bestaan uit een voor-

lopige schorsing; het opstellen van een functioneringsnota; verandering van

dienst; verbod om een voertuig te besturen; verbod op toegang tot bepaalde lo-

kalen of een verbod op toegang tot elektronische bestanden of systemen.

In de praktijk kunnen bovendien ook andere maatregelen worden genomen zo-

als vermaning; terechtwijzing; berisping; inhouding dienstwapen of een per-

soonlijke bijsturing. Ook het verplicht volgen van opleidingen of extra

trainingen behoren tot de mogelijkheden.

Voor 2004 noteerde het Vast Comité P op basis van de melding door de korpsen

via het artikel 14bis, 2de lid, 30 voorlopige schorsingen; 11 functioneringsnota’s;

26 veranderingen van dienst; twee inhoudingen dienstwapen en twee persoon-

lijke bijsturingen.

Wat de lichte tuchtstraffen betreft, werden er in 2004 in totaal 22611 waarschu-

wingen gegeven en 23112 blamen.

Wat de zware tuchtsancties betreft, leest u de uitspraken in volgend schema:

Uit de studie13 van de Tuchtraad blijkt dat 28% van de Nederlandstalige uitspra-

ken de federale politie betreft en 72% de lokale politie, bij de Franstalige zijn de

verhoudingen anders, namelijk 35% bij de federale politie en 65% bij de lokale

politie. Wanneer de resultaten gekoppeld worden aan de getalsterkte14, komt

men tot de vaststelling dat op nationaal vlak de vervolgingscoëfficiënt bij de fe-

11 100 door Nederlandstalige korpsen, 126 door Franstalige.12 123 door Nederlandstalige korpsen, 108 door Franstalige.

Inhou-

ding

wedde

Schor-

sing

Terugzet-

ting

wedde-

schaal

Ontslag

ambts-

wege

Afzet-

ting

Totaal

Ned. 76 54 7 13 0 150

Fr. 42 31 9 7 1 90

Tot. 118 85 16 20 1 240

13 Zie jaarverslag 2004 van de Tuchtraad, blz. 171.

Bestaande tuchtwetgeving 19

Page 21: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

derale politie duidelijk hoger ligt, namelijk 1,89% tegenover 1,50% voor de lo-

kale politie.

Binnen de lokale politiediensten is het tuchtbeleid van de Nederlandstalige en

Franstalige tuchtoverheden nagenoeg gelijkwaardig (1,49% Nederlandstalige en

1,52% Franstalige), terwijl er wel een verschil is op het federale niveau waarbij

de Franstalige tuchtoverheden een hoger tuchtbeleid voeren (1,69% Neder-

landstalige tegenover 2,14% Franstalige).

14 Totaal federaal 11.636 (6.263 Nederlandstalige en 5.373 Franstalige), totaal lokaal 31.570(17.822 Nederlandstalige en 13.748 Franstalige).

20 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 22: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 3EENVORMIGHEID IN SANCTIES?

1. DE SANCTIE

Zowel het Vast Comité P, de Tuchtraad als de AIG komen tot de conclusie dat

er geen eenvormigheid is in het nemen van sancties met betrekking tot verge-

lijkbare feiten.

De AIG schrijft in haar jaarverslag15: “Het opleggen van een gepaste tuchtstraf

valt eveneens onder het begrip kwaliteitszorg. Het afgelopen jaar kreeg de alge-

mene inspectie tot haar spijt opnieuw kennis van tuchtdossiers, vaak vanuit de

lokale politie, waarin een lichte tuchtstraf werd uitgesproken voor feiten die

nochtans strafrechtelijk met een correctionele straf werden gesanctioneerd. De

bemerkingen van rechters in hun vonnissen in verband met de toelaatbare aard

van de door politieambtenaren gepleegde feiten en soortgelijke afkeuringen geuit

door het openbaar ministerie, worden door de tuchtoverheid genegeerd. Zij blij-

ven voor dergelijke feiten lichte tuchtstraffen opleggen […]”.

De Tuchtraad gaat zelfs verder16: “Binnen de politiediensten en nog meer bin-

nen de lokale politie is er dringend nood aan een eenvormig en coherent tucht-

beleid. De verschillen in bestraffing overtreffen de toelaatbare afwijkingen die

noodzakelijkerwijze het gevolg zijn van de discretionaire benadering van elke

tuchtoverheid. De afwezigheid of quasi afwezigheid van enige tuchtactiviteit

binnen een groot aantal politiezones stemt tot ernstig nadenken”.

Het Vast Comité P heeft in zijn jaarverslag 200417 enkele voorbeelden aange-

haald die hier aangevuld kunnen worden:

– Een inspecteur wordt veroordeeld door de 51ste kamer van de correctionele

rechtbank van Brussel op 30 december 2003 voor feiten van 2001 door met

15 Jaarverslag 2004 van de Algemene inspectie, blz. 48.16 Jaarverslag 2004 van de Tuchtraad, blz. 174.17 Zie Activiteitenverslag 2004 van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten,

Parl. St., Kamer, 2004-2005, nr. 1966/001 en Senaat, nr. 3-1321/1, blz. 312 e.v.

Eenvormigheid in sancties? 21

Page 23: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

bedrieglijk opzet zich onrechtmatig te hebben laten vergoeden om fictieve

omstandigheden van een ongeval te hebben opgenomen in processen-ver-

baal met daarbij afpersing en misbruik van vertrouwen. Voorafgaandelijk

had de minister van Binnenlandse Zaken een voorlopige schorsing opge-

legd van acht maanden, waarvan vijf maanden met inhouding van 25% van

de wedde. Ondertussen muteerde de betrokkene van de federale politie

naar de lokale politie. De tuchtprocedure zelf werd ingeleid op

3 augustus 2004 door de lokale politie met uiteindelijk resultaat het uitspre-

ken van een lichte tuchtstraf, namelijk de waarschuwing18.

– Tijdens zijn ziekteverlof oefent een inspecteur een niet-toegelaten economi-

sche activiteit uit. Hij is ook met geen enkele administratieve reglementering

in orde. Door de korpschef werd als sanctie een verwittiging uitgesproken19.

– Een commissaris werd in 2004 met onmiddellijke ingang van ambtswege

ontslagen, na veroordeling door de rechtbank van eerste aanleg op

12 juni 2002 wegens weerspannigheid, gewelddaden en intoxicatie achter

het stuur. Beroep en verwerping voorziening in Cassatie. Tegen de beslis-

sing van de gouverneur werd door betrokkene beroep aangetekend bij de

minister van Binnenlandse Zaken die het ontslag niet handhaafde. Betrok-

kene is opnieuw directeur HRM/logistiek van zijn korps. In de huidige stand

van zaken is ons geen andere tuchtstraf bekend20.

– Een inspecteur, die wijkagent is, schrijft zijn echtgenote in op een fictief

adres zodat zij ten onrechte een hogere werkloosheidsuitkering krijgt. Zij

zijn trouwens gehuisvest in een woning van de staat. De uitgesproken sanc-

tie is een blaam21.

– Een inspecteur is dronken in mei 2003 en gaat op de vuist met een collega

die een kennis van hem wilde verbaliseren. Hij werd ook op een bus van

De Lijn gewezen op het feit dat hij niet met zijn voeten op de zetel mocht

liggen, verweet de controleurs en matigde zijn ambt aan. Hij ontving op

2 april 2004 een zware tuchtstraf van schorsing bij tuchtmaatregel voor de

duur van één maand. Op 14 februari 2004 tijdens een besloten feestje met

collega’s diende hij evenwel een echtgenoot van een personeelslid een

18 Dossier 2004/86839.19 Dossier 2004/33107.20 Dossier 2004/29912.21 Dossier 20004/31271.

22 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 24: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

vuistslag toe, waarop een vechtpartij ontstond. Niemand legde klacht neer,

maar de korpschef heeft, nadat hij op 19 februari 2004 de feiten vernam, een

voorlopige schorsing uitgesproken voor de duur van twee maanden. Tijdens

de nieuw gestarte tuchtbehandeling blijkt ook dat dezelfde inspecteur uit

een groep dronken nachtfuivers werd gehaald die het aan de stok hadden

met de portier. Op 4 augustus 2004 wordt de voorlopige schorsing omgezet

in een tuchtstraf van schorsing voor een duur van twee maanden22.

– Sommige tuchtraden zijn heel soepel, zoals tegenover een commissaris die

reeds in 2002 veroordeeld werd wegens het rijden zonder geldige verzeke-

ring, waarvoor hij een zware tuchtstraf had gekregen van inhouding van zijn

brutowedde ten belope van 10% gedurende twee maanden. Die straf kon

hij echter uitvoeren door middel van bijkomende prestaties, zodanig dat hij

de facto geen inkomensverlies leed. In 2004 wordt hij opnieuw door de po-

litierechtbank veroordeeld wegens “spijts het tegen hem uitgesproken verval

van recht tot sturen toch een voertuig te hebben bestuurd en dit met een voer-

tuig zonder geldig keuringsbewijs!”. Voor dit feit liep hij een zware tuchtstraf

op van één week schorsing23. Dezelfde commissaris heeft op

1 oktober 2004 kennis gekregen van een derde zware tuchtmaatregel voor

feiten van het niet uitvoeren van gerechtelijke opdrachten (kantschriften) en

het niet afwerken of opstellen van de nodige processen-verbaal. De onuit-

gevoerde en achterstallige kantschriften werden dan herverdeeld in het

korps. Opgelegde tuchtmaatregel: de zware tuchtstraf van schorsing voor de

duur van één dag.

– Het Vast Comité P is ook op de hoogte van het feit dat korpschefs tegen wie

strafrechtelijke onderzoeken wegens ernstige feiten lopen, die zelfs in voor-

hechtenis hebben gezeten, zelfs niet (voorlopig) geschorst werden24.

– Het Vast Comité P heeft reeds verslag uitgebracht over een korpschef die

correctioneel veroordeeld werd tot zware straffen en die voor de bevestiging

van de uitspraak in hoger beroep gesanctioneerd werd met (slechts) een

blaam.

– Een inspecteur had reeds een sanctie van blaam gekregen voor feiten van

dronkenschap tijdens zijn dienst. Hij werd ook met een regel van inwendige

22 Dossier 2004/64843.23 Dossier 2003/35283.24 Dossier zone 5429, 5327.

Eenvormigheid in sancties? 23

Page 25: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

orde gemuteerd naar een ander commissariaat. Een jaar later wordt hij op-

nieuw dronken aangetroffen tijdens zijn dienst, terwijl gekend was dat hij

buiten zijn dienst zeer grote hoeveelheden bier dronk. Niettegenstaande hij

verbod kreeg om nog een dienstwapen te dragen en een andere dienst toe-

gewezen kreeg, bleef hij volharden. Hij kreeg een schorsing van vijf da-

gen25.

– Een inspecteur weigert aanwezig te zijn op een vergadering met gemeen-

teambtenaren naar aanleiding van een bepaald project ondanks het bevel

van zijn commissaris dienstoverste. Als sanctie werd een blaam uitgespro-

ken26.

– Een inspecteur werd veroordeeld om bij herhaling: een vluchtmisdrijf te

hebben gepleegd; een alcoholintoxicatie te hebben van meer dan 0,8 g/l en

dronken een voertuig te hebben bestuurd. De daaropvolgende tuchtsanctie

was een waarschuwing27.

– Het niet opstellen van een proces-verbaal na de arrestatie van een verdachte

werd gesanctioneerd met een blaam28.

– Het uitvoeren van een verkeersinterventie op foutieve wijze door een in-

specteur van de verkeersbrigade werd bestraft met inhouding van de wedde

van 10% gedurende één maand, doch om te zetten in het presteren van niet-

bezoldigde prestaties29.

– Voor het nemen van een baaldag en het niet aanwezig zijn op een schiet-

oefening zonder te verwittigen, wordt een inspecteur gestraft met een waar-

schuwing30.

Niet alleen de tuchtuitoefening binnen de lokale politie kan in vraag worden

gesteld, ook deze binnen de federale politie, waar niet alleen kan verwezen

worden naar zaken die in de pers een ruime weerklank hadden – zoals deze

van Semira Adamu, de ontsnappingen te Asse – maar ook naar tal van andere

incidenten:

25 Dossier 2005/102846.26 Dossier 2005/105483.27 Dossier 2005/105416.28 Dossier 2005/105396.29 Dossier 2005/105382.30 Dossier 2005/82662.

24 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 26: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

– Een lid van DGJ parkeert verschillende malen foutief op de parking voorbe-

houden voor de dienstchef, de bezoekers en voor een nooduitgang. Hij

krijgt een verwittiging voor de eerste twee feiten en een blaam voor het der-

de. Meerdere overtredingen van dezelfde aard werden begaan door leden

van eenzelfde afdeling en tuchtrechtelijk beteugeld. Hierbij kan de vraag

worden gesteld of er geen ander probleem aan de basis ligt31. Voor dezelfde

overtreding van parkeren voor een nooduitgang op verschillende data krijgt

een ander lid van DGJ evenwel een waarschuwing32.

– Een lid van DGA schendt het beroepsgeheim, sanctie: een blaam33.

– Leden van LPA BRUNAT GC liepen een blaam op wegens het laten ontsnap-

pen van iemand die meermaals gerechtelijk geseind was34.

– Een lid van DGM wordt slapend aangetroffen door zijn chef tijdens zijn ont-

haal- en bewakingsdienst, sanctie: inhouding van wedde 6% gedurende

één maand35.

– Een lid van DGJ veroorzaakt perslekken in het raam van gerechtelijke dos-

siers of schendt het beroepsgeheim, sanctie: inhouding wedde 10% gedu-

rende vier maanden36.

– Een lid van DAC-WPR had een ongeval buiten dienst, pleegde vluchtmis-

drijf, sanctie genomen door de minister van Binnenlandse Zaken: schorsing

bij tuchtmaatregel37. Een lid van DGM pleegde dezelfde feiten en werd ook

gestraft met een inhouding van wedde door de directeur-generaal DGM38.

– Een lid van DGA, DAC-SPN kreeg zijn ontslag van ambtswege door de di-

recteur-generaal wegens het consulteren op een website van naaktfoto’s en

anonieme contactadvertenties voor jongens vanaf 16 jaar en contactsites

voor homo’s39.

31 Dossier 2005/17358, 2005/17374.32 Dossier 2005/17424.33 Dossier 2005/13505.34 Dossier 2005/17425.35 Dossier 2005/17533.36 Dossier 2005/17557.37 Dossier 2005/17569.38 Dossier 2005/17659.39 Dossier 2005/17664. Idem een lid van DGJ dossier 2005/100373.

Eenvormigheid in sancties? 25

Page 27: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

– Een directeur was het voorwerp van een anonieme klacht met betrekking

tot slagen, verwondingen en folteringen terwijl hij een SM-club bezocht

waarvan de klanten wisten dat hij politieambtenaar was. De opgelegde

maatregel was een functioneringsnota40.

– Een lid van DGA heeft slagen toegebracht aan zijn vriendin, ex-echtgenote

en zoon en was zwaar dronken. Onmiddellijk werd hem een schorsing bij

tuchtmaatregel van twee weken opgelegd41.

– Een lid van DAR laat een minderjarige bij de overbrenging ontsnappen. De

opgelegde sanctie is een blaam42.

– Een Calog-personeelslid bij DGS kreeg een ontslag van ambtswege omdat

betrokkene een aantal geopende en ongeopende financiële documenten

weggooide waardoor de dienst bij leveranciers een slechte naam kreeg43.

Elk van de hoger aangehaalde casussen duidt op verschillende problemen

waarmee de tuchtoverheid geconfronteerd wordt en die wijzen op een zeer ge-

varieerde interpretatie van de tuchtwet, de wet op het politieambt en de regels

van de deontologie. Er is in elk geval geen lijn te trekken in de beoordeling van

de gepleegde feiten. De omstandigheden alleen verklaren niet steeds de ver-

schillen. In de analyse van de tuchtstraffen is het duidelijk dat de tuchtoverheid,

die wisselend is, geen referentiekader gebruikt en er geen objectieve maatsta-

ven gehanteerd worden noch verwijzingen zijn naar ‘tuchtrechtspraak’ om fei-

ten die een inbreuk zijn op de tuchtwetgeving, te beoordelen.

De Tuchtraad heeft in zijn jaarverslag 2001 gewezen op een grote onduidelijk-

heid in de voor hem geldende wetgeving met betrekking tot het opstarten van

een jurisprudentiegegevensbank44. Het is erg te moeten vaststellen dat de

Tuchtraad in zijn verslag van 2004 dezelfde problematiek moet onderstrepen en

er nog steeds geen consulteerbare databank bestaat. De meningen zijn hierover

verdeeld op basis van verschillende overwegingen.

40 Dossier 2005/100346.41 Dossier 2005/102893.42 Dossier 2005/102901.43 Dossier 2005/102904.44 Meer bepaald de onduidelijkheid van art. 65bis en 65quater van de tuchtwet en art. 35

en 37 van het uitvoeringsbesluit van 26 november 2001.

26 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 28: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Een eerste overweging gaat over het feit dat de Tuchtraad nu slechts over zowat10% van alle genomen tuchtsancties gevat wordt. Alleen op basis van deze be-perkte input zou een gegevensbank op dit ogenblik niet representatief zijn voorde genomen beslissingen. Het gevaar zou er dan ook in bestaan dat uit een min-derheid van de straffen een regel zou worden afgeleid.

Een tweede overweging behelst de huidige praktijk, daar waarartikel 65quinquies van de tuchtwet de consultatie toelaat, maar er van de ruim200 politiekorpsen en -diensten zeer zelden een vraag tot inzage komt.

Een derde overweging is dat om een goed beeld te hebben van de in de data-bank opgenomen dossiers, de omstandigheden waarin de feiten zich hebbenafgespeeld ook dienen gekend te zijn, alsook de persoonlijkheid en gegevensvan de dader in kwestie. Een databank zal dan ook nooit de werkelijkheid kun-nen reflecteren.

Een vierde overweging is dat een databank nooit tot doel kan hebben over tegaan tot een uniformisering van een rechtspraak, maar wel een correct kaderwenst te geven waarbinnen de procedure dient gevat te worden. Dit betekentook dat de korpsen alle gegevens moeten overmaken zodat eventueel een ru-briek in de databank kan wijzen op het standpunt van de Tuchtraad over de aldan niet juiste toepassing van de wet.

Een laatste overweging betreft de vertrouwelijkheid van de gegevens. Gaat dezezover dat ook aan de hand van de omschreven feiten de betrokken politieamb-tenaar niet zou kunnen worden geïdentificeerd? Dit is soms heel moeilijk, daarer aan sommige feiten dikwijls ook in de pers ruchtbaarheid werd gegeven.

Anderzijds zou een databank een nuttig gebruiksinstrument zijn voor al diege-nen die tucht- of ordemaatregelen moeten uitspreken en op zoek zijn naar enigreferentiekader. Als ook lagere tuchtsancties worden opgenomen, heeft meneen beter zicht op de proportionaliteit in vergelijking met de zware tuchtsanc-ties. Dit betekent dat de korpsen, zoals zij dit nu wettelijk moeten doen tenoverstaan van het Vast Comité P, alle genomen beslissingen aan de Tuchtraadzouden moeten overmaken. Wat het praktische aspect hiervan betreft, bestaaner al standaardformulieren en in de toekomst zal dit zelfs op elektronische wijzekunnen gebeuren. Op dit ogenblik kan een korpschef enkel maar op zoek gaannaar een exemplaar van elk jaarverslag van de Tuchtraad. Deze verslagen be-vatten heel wat commentaren en besprekingen van dossiers en waarschuwende tuchtoverheden voor courante procedurefouten. Een tweede mogelijkheid

Eenvormigheid in sancties? 27

Page 29: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

bestaat erin, maar alleen voor de zware tuchtstraffen, om automatisch het voor-afgaandelijk advies van de Tuchtraad in te winnen. Dit gebeurt op dit ogenblikslechts in (te) geringe mate45.

De Nederlandstalige kamer van de Tuchtraad vermeldt dat er minder zaken inheroverweging zijn, maar ook dat het aandeel van de politiezone Antwerpenhierin significant is. In 15 van de 39 zware straffen opgelegd aan personeelsle-den van de politiezone Antwerpen werd een heroverweging gevraagd46. Hierbijkan men zich de vraag stellen in hoeverre dit cijfer niet mede te wijten is aaneen niet-werkzame tuchtprocedure.

2. DE GESANCTIONEERDE POLITIEAMBTENAAR

Onderstaande tabel geeft voor 2004 de indeling naar graad weer.

Dit overzicht moet nog worden aangevuld met vier commissarissen die door deminister van Binnenlandse Zaken bestraft werden, alsook een commissaris aanwie een sanctie werd opgelegd door de commissaris-generaal. Gelet op de ver-houding en het aantal inspecteurs in het totale politiekorps is het logisch datdeze laatste groep goed vertegenwoordigd is.

45 In 2004 werden er 23 adviezen gegeven voor zaken ingeleid in 2003 en 32 adviezenvoor zaken ingeleid in 2004 op een totaal van 150 zware straffen.

46 Zie jaarverslag 2004 van de Tuchtraad, blz. 9. Nationaal werden er 150 zware tuchtstraf-fen opgelegd waarvan 39 voor de politiezone Antwerpen.

Lokaal Federaal Totaal

Fr. Ned. Fr. Ned.

Hulpagent 7 9 0 0 16

Aspirant-in-

specteur

2 1 10 2 15

Inspecteur 151 210 57 67 485

Hoofdinspec-

teur

26 30 32 28 116

Commissaris 12 16 6 6 40

Hoofdcommis-

saris

0 0 1 1 2

Personeel Calog 8 1 7 2 18

28 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 30: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 4TUCHTPROCEDURE

Uit alle contacten en besprekingen blijkt dat de huidige tuchtprocedure als on-

werkzaam wordt beschouwd. Iedereen die ermee te maken heeft, is het erover

eens dat de huidige tuchtprocedure zelfs afremmend werkt. Deze vaststelling

blijkt niet alleen duidelijk uit de cijfergegevens met betrekking tot het aantal

korpsen dat geen enkele tuchtstraf heeft uitgesproken, maar ook uit het aantal

tuchtsancties dat per jaar uitgesproken wordt. In 13% van het totale aantal lokale

politiekorpsen werd in 2005 slechts één tuchtstraf uitgesproken en 62% van de

korpsen had tot in november 2005 geen enkele tuchtstraf uitgesproken. De hier-

navolgende schema’s suggereren dat de procedure eenvoudig is. Deze eenvoud

is niet terug te vinden als naar de termijnen gekeken wordt (zie vermeldingen

in de ovale tekstballon in het hiernavolgende schema). De sancties die op het

overschrijden van deze termijnen staan, zijn echter niet verwaarloosbaar.

Tuchtprocedure 29

Page 31: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

SCHEMA 1: PROCEDURE VOOR DE GEWONE TUCHTOVERHEID

30 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 32: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

SCHEMA 2: PROCEDURE VOOR DE HOGERE TUCHTOVERHEID

Tuchtprocedure 31

Page 33: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Uit beide schema’s kan men gemakkelijk afleiden dat de positie van de korps-

chef en die van het politiecollege soms tegenover elkaar komen te staan. Dit is

zeker het geval in de meeste kleinere zones waar de korpschef, die de gewone

tuchtoverheid is, ook diegene is die het voorafgaandelijk onderzoek voert. Deze

betrokkenheid brengt verwarring mee zodat het niet meer zo duidelijk is waar

de tuchtvordering gevoerd wordt door de gewone tuchtoverheid en waar door

de hogere tuchtoverheid. De bepaling van artikel 29 van de wet van

7 december 1998 op de geïntegreerde politie, op grond waarvan de korpschef

belast wordt met de voorbereiding van de zaken die op het politiecollege wor-

den voorgelegd, laat de korpschef niet toe opnieuw actief deel te nemen aan

de tuchtvorderingen gevoerd door de hogere tuchtoverheid.

Een tweede vaststelling die ook door beide kamers van de Tuchtraad in zijn

jaarverslag gemaakt werd47, is dat de tuchtoverheden te weinig aandacht beste-

den aan substantiële procedureregels. Het zou niet meer mogen zijn dat nu de

tuchtwet al vijf jaar van toepassing is, er korpsen zijn waarbinnen er geen of on-

voldoende expertise aanwezig is om een eenvoudige tuchtprocedure te voeren

zonder dat er sprake is van schending van de rechten van de verdediging, het

laten verlopen van termijnen, en die zelfs zodanig passief zijn dat er een volle-

dige afwezigheid van enige tuchtactiviteit dient vastgesteld te worden.

Indien het beperkte personeelsbestand binnen bepaalde zones niet toelaat de

gewenste ervaring te verwerven, dan heeft het Vast Comité P naar aanleiding

van sommige toezichtsonderzoeken de korpschef gevraagd samenwerkingsver-

banden met omliggende zones te onderzoeken om met hen een gezamenlijke

dienst of instantie van intern toezicht op te richten die de dossiers en procedure

met kennis van zaken kan voorbereiden. De korpschefs blijven dan hun volle-

dige tuchtbevoegdheid als gewone tuchtoverheid uitoefenen, terwijl ze in het

politiecollege kunnen blijven zetelen als dit gevat wordt van een tuchtzaak. De

nodige expertise in verband met de tuchtprocedure als dusdanig kan dan ook

blijvend verworven worden.

Het Vast Comité P heeft wel moeten vaststellen dat de procedures soms zodanig

goed gekend zijn dat de tuchtoverheid soms bewust termijnen laat verlopen om

geen tuchtsancties te moeten opleggen48. Dit neemt niet weg dat voor het jaar

47 Zie jaarverslag 2004 van de Tuchtraad, Hoofdstuk 7: Gemeenschappelijke beschouwin-gen van de Nederlandse en de Franstalige kamers.

48 Dossier 2004 71408 en dossier 2002 17234.

32 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 34: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

2002 van de 60% van de dossiers die door de Tuchtraad in overweging werden

behandeld, er in meer dan 60% van de gevallen door de AIG diende geadvi-

seerd te worden geen tuchtstraf op te leggen wegens procedurefouten als ge-

volg van de overschrijding van dwingend na te leven proceduretermijnen.

Het huiverig staan tegenover de toepassing van de tuchtwet wegens de vrees

voor de procedure kan geen blijvend excuus zijn en bovendien heeft de politie,

in het kader van goed beheer van het korps, de permanente opdracht de nodige

kennis en expertise te verwerven om haar taken zorgvuldig uit te voeren.

Naar aanleiding van een eigen onderzoek neemt het Vast Comité P geregeld de

beslissing dat er een fout of disfunctie wordt vastgesteld in hoofde van de indi-

viduele politieambtenaar met daaraan gekoppeld de vraag aan de korpschef om

samenhangend een verder onderzoek te doen op statutair of disciplinair vlak49.

Voor 2004 werden voor individuele disfuncties een elftal opvolgingen gevraagd,

in 2005 acht. Voor 2004 ontving het Vast Comité P vier antwoorden. Op basis

van individuele fouten werden 105 verzoeken gericht waarop een vijftigtal ant-

woorden kwam. Korpschefs weigeren soms in te gaan op deze pertinente en

gedocumenteerde vragen.

De vigerende tuchtwet zelf is zeker niet optimaal en was het onderwerp van

diverse uitgebreide kritieken waarop het Vast Comité P in zijn jaarverslagen

steeds de aandacht heeft getrokken. Dit is ook de reden waarom het Vast

Comité P onmiddellijk bereid was om deel te nemen aan een werkgroep rond

dit thema, zoals in volgend hoofdstuk wordt uiteengezet.

49 Beslissingscodes 402 en 405.

Tuchtprocedure 33

Page 35: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter
Page 36: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 5WERKGROEP ‘WIJZIGING TUCHTWET’

1. WERKGROEP

Deze werkgroep is ontstaan in december 2003 toen de minister van Binnen-

landse Zaken een voorstel goedkeurde om een werkgroep op te richten belast

met ‘het voorstellen van oplossingen voor problemen die voortvloeien uit de

reglementering inzake het tuchtstatuut en met het formuleren van suggesties die

de toepassing ervan moeten verbeteren’.

De minister heeft de Algemene inspectie van de federale politie en van de lo-

kale politie (dienst Statuten) belast met het voorzitterschap van deze werkgroep.

In het begin werden afgevaardigden van het SAT, de Vaste Commissie van de

lokale politie, de FOD Binnenlandse Zaken, de federale politie, de Tuchtraad,

de AIG en het Vast Comité P uitgenodigd. Na de eerste vergadering werd op

verzoek van de leden van de werkgroep ook het kabinet FOD Justitie en de

Raad van procureurs des Konings bij de werkgroep betrokken.

Als methodologie werd aangenomen: het opstellen van een inventaris, het vast-

leggen van de volgorde van de behandelde aspecten en het nastreven van een

consensus binnen de werkgroep van voorgestelde oplossingen. Een zeer strikt

werkschema (minstens eenmaal per maand samenkomen) werd afgesproken

opdat eind 2004 de werkgroep met de volledige bespreking klaar zou zijn, wat

ook gebeurde. Op 8 februari 2005 maakte de heer inspecteur-generaal het vol-

ledige dossier met de gemotiveerde voorstellen van de werkgroep over aan de

minister van Binnenlandse Zaken.

Kort samengevat, zijn de bevindingen en het uitgangspunt van de werkgroep te

omschrijven als volgt:

– De finaliteit van de tuchtregeling dient te zijn dat politieambtenaren die fei-

ten begaan die een tuchtvergrijp vormen, hiervoor een passende tuchtstraf

krijgen en dit na verloop van een eerlijk tuchtproces;

Werkgroep ‘Wijziging tuchtwet 35

Page 37: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

– Er blijken binnen de geïntegreerde politiedienst grote verschillen te bestaan

met betrekking tot de vervolging en bestraffing van tuchtvergrijpen. Naargelang

van de tuchtoverheid worden zwaarwichtige feiten niet tuchtrechtelijk ver-

volgd, slechts met een lichte tuchtstraf bestraft of geven ze soms toch aanlei-

ding tot een zware tuchtstraf, maar er is geen logica te vinden na vergelijking;

– Ingevolge onvolkomenheden in het toepassen van de tuchtwet of door on-

eigenlijk gebruik van bepaalde statutaire rechten ontlopen bepaalde perso-

neelsleden een correcte bestraffing;

– De discretionaire beslissingsbevoegdheid van de verschillende tuchtoverhe-

den belemmert een eenvormige interpretatie en juiste toepassing van de

procedureregels;

– De tendens om buiten iedere proceduremaatregel om ordemaatregelen in

plaats van tuchtstraffen op te leggen, neemt sterk toe. Deze tendens ver-

hoogt het bestaande deficit van de notie ‘eerlijk tuchtproces’.

2. RESULTATEN VAN DE WERKGROEP

De werkgroep heeft haar voorgestelde oplossingen opgesplitst in twee luiken.

Het eerste luik betreft de evaluatie van de tuchtregelgeving met daaraan gekop-

peld een voorstel van de werkgroep waarover de minister van Binnenlandse Za-

ken verzocht werd een standpunt in te nemen.

Het tweede luik betreft een inventaris van de nog te behandelen punten die ver-

bonden zijn met het ene of het andere standpunt dat de minister omtrent de

items van het eerste luik zal innemen. Er zijn soms verschillende opties mogelijk

al naargelang van het standpunt van de minister, maar deze kunnen zeer snel

besproken worden daar deze onderwerpen al tijdens de werkzaamheden aan

bod zijn gekomen.

Hierna worden de hoofdlijnen weergegeven van het eerste luik:

– Een versterking van de werking van de Tuchtraad wordt voorgesteld door

deze alle voorstellen van zware tuchtstraf te laten behandelen door middel

van een advies dat een bindend karakter zou hebben met betrekking tot de

vaststelling van essentiële procedurefouten, de bewijsvoering van de feiten,

de toerekening ervan aan het betrokken personeelslid en de kwalificatie van

de feiten. Op het gebied van de strafmaat zou het advies niet bindend zijn;

36 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 38: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

– In de kamer van de Tuchtraad zou steeds een bijzitter aanwezig zijn van zo-

wel de federale als van de lokale politie, dit kan bijdragen tot een coherenter

tuchtbeleid bij elke politiedienst;

– Het mandaat van de bijzitters in de Tuchtraad dient even lang te zijn als dit

van de magistraten van de Tuchtraad;

– Nieuwe proceduretermijnen worden voorgesteld. Sommige termijnen zijn

niet werkzaam omdat ze te kort zijn, andere omdat ze enkel onderworpen

worden aan de jurisprudentiële notie van redelijke termijn;

– Het toepassingsgebied van de wet zou dienen uitgebreid te worden naar drie ge-

vallen die zich nu voordoen, namelijk de beoordeling van zwaarwichtige feiten

die dateren van voor de indiensttreding, naar feiten die gepleegd werden door

een contractueel personeelslid dat nadien behoort tot het statutair personeel en

ten derde naar de situaties waarbij een personeelslid zich bewust ontdoet van zijn

hoedanigheid van personeelslid om een lopende procedure stil te leggen;

– Oplossingen dienen gegeven te worden aan bestaande discussies over de

bevoegde tuchtoverheid zoals bij afwezigheden van een titularis (bijv. direc-

teur-generaal), de minister van Binnenlandse Zaken en over feiten gepleegd

door gedetacheerden die leiden tot een lichte tuchtstraf;

– Een uniforme regeling wordt voorgesteld voor de adviezen verstrekt door

externe overheden zoals de minister van Justitie, de procureur des Konings

en de federale procureur;

– Een aanpassing, in de zin van de rechtspraak van de Raad van State50, van

de kennisgevingen en betekeningen door aangetekende brieven moet wor-

den doorgevoerd;

– Bij de oproeping tot procedure met een voorstel tot zware straf dienen enkel

nog de feiten vermeld te worden die in aanmerking worden genomen;

– Er dient een minimaal wettelijk kader tot stand te komen voor alle ordemaat-

regelen.

In het tweede luik wordt een twintigtal onderwerpen opgesomd die ook in het

licht van bovenvermelde wijzigingen dienen aangepakt te worden.

Een niet zo onbelangrijk onderwerp is welke tuchtsancties men zal voorzien.

Worden de bestaande al dan niet behouden of worden er nieuwe straffen inge-

voerd zoals straffen met uitstel, intrekking van het mandaat, verplichting om een

gespecialiseerde opleiding te volgen, boetes,... Tevens dient de indeling van de

straffen in lichte of zware straffen geëvalueerd te worden.

50 Zie R.v.St., Boodts, nr. 117.946, 4 april 2003.

Werkgroep ‘Wijziging tuchtwet 37

Page 39: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Een ander onderwerp dat niet kan worden vermeden, is hoe een efficiënte groe-

pering te maken van bepaalde tuchtdossiers waarbij gesproken wordt over sa-

menloop en samenhang. De taken van de voorafgaande onderzoeker dienen ook

afgebakend te worden: kan hij zich laten bijstaan, kan hij taken delegeren, kan

een dienst intern toezicht worden aangewezen als voorafgaande onderzoeker?

Aangezien een ministeriële omzendbrief in voorbereiding is met betrekking tot

interne controlesystemen en het toezicht daarop, is het noodzakelijk te onderzoe-

ken of bepaalde bevoegdheden door een functie of dienst kunnen worden uitge-

oefend, zodat de wijze waarop het voorafgaandelijk onderzoek georganiseerd en

uitgevoerd wordt, vervat zit in een mogelijke delegatie door de korpschef.

De minister streeft naar een kwaliteitszorg in alles wat met de politie te maken

heeft. Hij voorziet voor sommige activiteiten in een kwaliteitslabel of het beha-

len van een minimale kwaliteitsnorm. De ervaring leert dat inleidende verslagen

niet steeds beantwoorden aan een vereiste kwaliteit, zodat de tucht formeel

soms niet meer kan worden toegepast. Om hierin ondersteuning te bieden, kan

de vernieuwde tuchtwet voorzien in een uitgewerkte bepaling met betrekking

tot de inhoud van het inleidend verslag zoals staan de feiten vast, hun kwalifi-

catie, vereiste van handtekening of wat te doen bij het niet willen ondertekenen,

de aard van de akte, vaste rubrieken,…

Een reeks technische oplossingen moet worden gevonden voor de problema-

tiek van gebruik van verdovende middelen, vaststelling van alcoholintoxicatie,

het horen van getuigen,… Aangezien de tuchtwet ook een impact heeft op an-

dere wetten, dient er een inventaris te worden opgemaakt van de wetten die

aangepast dienen te worden. Wij denken aan het ontwerp van deontologische

code, de wet op de tuchtraad,…

Het Vast Comité P verwijst integraal naar de 33 voorstellen van aanpassing van

de huidige tuchtwet waarbij de hoeveelheid van wijzigingen reeds het bewijs le-

vert dat de huidige tuchtwet dringend aan een herziening of meer dan een ‘face-

lift’ toe is. Hoe langer men wacht, hoe onwerkzamer de huidige tuchtwet wordt.

Het Vast Comité P schreef reeds: “De erkenning dat ook de politie fouten kan

maken, maar dat die fouten ook worden opgevolgd en zo nodig gesanctioneerd,

zal sneller een gunstige invloed hebben op het imago dan de publicatie van tal-

loze statistieken”51.

38 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 40: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 6DE TUCHTWET EN DE RAAD VAN STATE52

1. ALGEMEEN

In het tijdschrift voor politierecht Vigiles publiceerde professor Paul De Hert in

2002 een artikel waarin een overzicht werd gegeven van de rechtspraak van de

Raad van State, jaargang 2001, met betrekking tot de tucht van politieambtena-

ren53. Zoals dit ook expliciet door de auteur werd aangekondigd, was het de

bedoeling aan de hand van concrete uitspraken na te gaan hoe die procedure

werkt, welke feiten omschreven worden als tuchtvergrijpen, hoe het tuchtrecht

zich verhoudt tot het strafrecht en wat de rechten van verdediging zijn in tucht-

zaken.

Sedert de politiehervorming is voor alle politieambtenaren een nieuwe, eenvor-

mige tuchtregeling ingevoerd. Sinds 1 april 2001 wordt de tucht voor politie-

ambtenaren geregeld door de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut

van de personeelsleden van de politiediensten (verder tuchtwet genoemd), die

inmiddels reeds onderhevig was aan verschillende aanvullingen. Vele van deze

wetsbepalingen vinden een concrete invulling in het Koninklijk besluit van

26 november 2001 tot uitvoering van de wet van 13 mei 1999 houdende het

tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten.

Op enkele uitzonderingen na, wordt in deze bijdrage hoofdzakelijk aandacht

besteed aan uitspraken van de Raad van State in geschillen gerezen naar aan-

leiding van deze nieuwe wetgeving. Om de draagwijdte van deze rechtspraak

beter te begrijpen, wordt vooraf nog even toelichting gegeven bij de wettelijke

regeling zoals ze door de wetgever werd ingericht.

51 Zie Activiteitenverslag 2004 van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten,Parl. St., Kamer, 2004-2005, nr. 1966/001 en Senaat, 2004-2005, nr. 3-1321/1, blz. 311.

52 Bijdrage van de heer MAHIEU Wilfried, kamervoorzitter hof van beroep te Brussel envoorzitter Tuchtraad Politiediensten.

53 DE HERT, P., “Politie, Tucht en de Raad van State: Recente rechtspraak”, Vigiles, 2002,nr. 4, blz. 120-137.

De tuchtwet en de Raad van State 39

Page 41: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

2. TUCHTORGANEN VAN ACTIEF BESTUUR

De wetgever heeft ervoor gekozen de geschillen van tucht op te lossen binnen

de eigen structuren en de tuchtbevoegdheden toe te kennen aan het bestuur.

Binnen de door de Grondwet vastgestelde grenzen staat het de wetgever vrij te

bepalen welke overheden het meest geschikt zijn om de tuchtvordering in te

stellen en te beoordelen.

Voor de politietucht is de wetgever ervan uitgegaan dat de bevoegdheid voor

het instellen van de vordering nauw verbonden is met de bevoegdheid tot het

geven van leiding en het uitoefenen van toezicht. Deze keuze legt uit dat de

eigen overheden ook instaan voor de handhaving van de tucht. Het handhaven

van de tucht impliceert in werkelijkheid dat de overheid die de vordering instelt

en voert, ook bevoegd is om te straffen.

In een vergelijkbare problematiek stelde het Arbitragehof in een arrest van

29 oktober 2003 vast dat de tuchtorganen die zijn ingericht op grond van het

principe van het actief bestuur, als bestuursorgaan onderworpen blijven aan de

beginselen van behoorlijk bestuur, met inbegrip van het beginsel van onpartij-

digheid, in zoverre de aard zelf en de bijzondere structuur van de administratie

dit mogelijk maken54. Daarenboven verwijst het Arbitragehof ook naar de daad-

werkelijke jurisdictionele waarborg die tegen een tuchtstraf kan worden inge-

steld bij een onafhankelijke en onpartijdige instantie, namelijk de Raad van

State.

Volgens de Raad van State vereist het recht op een behandeling van zijn zaak

door een onafhankelijke en onpartijdige rechter niet dat elke beslissing over de

zaak wordt genomen door een rechterlijke instantie. Zo aanvaardt de Raad van

State dat achteraf een beroep mogelijk is bij een rechterlijke instantie met volle

rechtsmacht, voorwaarde waaraan de Raad van State zelf voldoet55.

De rechtsbeschermende functie van de Raad van State, uitgedrukt naar aanlei-

ding van de geschillenbeslechting, biedt de overheid een nuttige leidraad in het

zoeken naar een rechtmatig optreden. De rechtmatigheidscontrole door de ad-

ministratieve rechter zal het bestuur ertoe moeten aanzetten om op preventieve

54 Arbitragehof nr. 141/2003, 29 oktober 2003, rolnr. 2564 (B.S. 20 januari 2004).55 Raad van State, nr. 103.495, 12 februari 2002, blz. 5.

40 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 42: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

wijze te handelen binnen de wettelijkheid, niet alleen om te voorkomen dat de

beslissingen achteraf worden aangevochten, maar vooral om te handelen zoals

het hoort.

De geschillen, waarin de Raad van State tot op heden uitspraak deed, laten nog

niet toe een onvoorwaardelijk en volledig antwoord te bieden op alle vragen

die gedurende de eerste vier jaar zijn gerezen bij de toepassing van de tuchtwet.

De meeste arresten die in dit overzicht zijn opgenomen en die bijna uitsluitend

te maken hebben met het beteugelende aspect van de tucht56, situeren zich bin-

nen een schorsingsprocedure. Het blijft uitkijken of deze oplossingen zullen

overeind blijven na beoordeling door de annulatierechter.

Niettemin lijkt het nuttig nu reeds een inventaris op te maken van deze uitspra-

ken. Vanuit een praktische benadering werd het hiernavolgende overzicht the-

matisch opgebouwd. Binnen eenzelfde procedure kan een arrest oplossingen

aanreiken voor verschillende problemen. Om het opzoekingswerk te vergemak-

kelijken en de leesbaarheid te bevorderen, wordt hierna in functie van het be-

sproken onderwerp dikwijls verwezen naar de bladzijde(n) waar de bespreking

van het middel in het arrest kan worden teruggevonden. Om reden van discretie

zal ook worden afgeweken van de gebruikelijke juridische verwijzingsmethode

en zal de naam van de eisende partij niet worden vermeld.

Bij uitzondering zal af en toe, nuttigheidshalve, verwezen worden naar andere

arresten van de Raad van State of naar andere rechtsbronnen. Zo lijkt het ons

dat niet onvermeld mogen blijven: de publicatie van de vertaling van de rede

die werd uitgesproken door de procureur-generaal J. du Jardin op de plechtige

openingszitting van het Hof van Cassatie op 1 september 2000, gepubliceerd

onder de titel “Rechtspraak in tuchtzaken door de beroepsorden: Toetsing van

de wettigheid door het Hof van Cassatie”57. Niettegenstaande in dit overzicht een

onderzoek wordt verricht naar de tuchtrechtspraak van het Hof van Cassatie met

betrekking tot de deontologie van andere beroepsorden dan politiediensten, zal

een aandachtige lezer tot de conclusie moeten komen dat de tuchtprocedure

voor politieambtenaren menige gemeenschappelijke noemers telt, ongeacht of

de uiteindelijke toetsing gebeurt hetzij door de Raad van State, hetzij door het

Hof van Cassatie.

56 In dit overzicht wordt abstractie gemaakt van de uitspraken van de Raad van Stateinzake voorlopige schorsing of andere ordemaatregelen.

57 R.W. 2000-01, 785-810.

De tuchtwet en de Raad van State 41

Page 43: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

3. HET UITOEFENEN VAN DE TUCHTVORDERING

De artikelen 19 tot en met 23 van de tuchtwet bevatten een limitatieve opsom-

ming van de bevoegde tuchtoverheden. Een dergelijke bevoegdheid kan in be-

ginsel niet worden gedelegeerd58. De regels inzake bevoegdheid zijn van

openbare orde, waaraan zelfs met het akkoord van de betrokkene niet van af-

geweken kan worden. De miskenning van deze wettelijke regeling kan in elke

fase van de procedure worden ingeroepen59.

Op grond van de moeilijkheden uit het verleden tussen de korpschef en het be-

trokken personeelslid, besliste de korpschef onder verwijzing – in rechte – naar

artikel 831 van het Gerechtelijk Wetboek zijn tuchtbevoegdheid over te dragen

aan de directeur personeel (de enige hoofdcommissaris van politie die – buiten

de korpschef – binnen de zone actief is). Naar aanleiding van deze zaak oordeel-

de de Raad van State dat het beginsel van onpartijdigheid, dat in artikel 831 van

het Gerechtelijk Wetboek een specifieke toepassing ten aanzien van de rechter

heeft gekregen, ook van toepassing is in tuchtzaken, voor zover de toepassing

van dit beginsel de uitoefening van de tuchtvordering niet onmogelijk maakt. De

omstandigheid dat de tuchtwet ter zake geen uitdrukkelijke regeling bevat, mag

niet beletten dat binnen het bestuur aan dat probleem een oplossing wordt ge-

geven, die in overeenstemming moet zijn met de onderscheiden bevoegdheden

die de tuchtwet en de wet van 7 december 1998 op de geïntegreerde politie-

dienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP) aan verschillende bestuursorga-

nen hebben toegekend. Wegens het bestaan van een schijn van partijdigheid

(gelijkgesteld met een geval van morele verhindering) behoorde het volgens de

Raad van State in beginsel aan het politiecollege, overeenkomstig artikel 46

WGP, toe een ‘vervangende korpschef’ aan te duiden ‘onder de leden van het

politiekorps met de hoogste graad’. De logische conclusie zou dan ook zijn dat

het delegatiebesluit van de korpschef niet voldoet aan de wettelijke vereisten.

Toch leidt deze onregelmatigheid (die in het arrest wordt omschreven als ‘een

formele tekortkoming aan artikel 46 WGP’) volgens de Raad van State in deze

zaak niet tot enige sanctie, omdat enerzijds wordt aangenomen dat de zaak een

hoogdringend karakter had en voornamelijk omdat anderzijds de beslissing van

het politiecollege niet anders had kunnen luiden (zie hoger: de directeur perso-

neel was buiten de korpschef de enige hoofdcommissaris van politie)60.

58 OPDEBEEK, I., Tuchtrecht in lokale besturen, Brugge, Die Keure, 1992, nr. 203.59 Raad van State, nr. 136.164, 18 oktober 2004, blz. 10.

42 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 44: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

4. HET POLITIECOLLEGE ALS TUCHTORGAAN

De collegiale samenstelling van het politiecollege kan in de loop van de proce-

dure specifieke problemen opleveren. Om de vervolgde ambtenaar zijn recht

van verdediging ten volle te garanderen, bepaalt artikel 30 van de tuchtwet dat

de leden van het college, die niet permanent aanwezig waren tijdens het geheel

van de hoorzittingen, niet mogen deelnemen aan het beraad en de stemming

over de op te leggen straf. Het recht om te worden gehoord, maakt deel uit van

dat recht. Het recht om gehoord te worden, zou geen inhoud meer hebben

wanneer de samenstelling van het beraadslagend lichaam zou kunnen verande-

ren, zodat sommige leden ervan geen kennis zouden hebben van alle gegevens

die hangende de procedure in het debat werden besproken61.

Artikel 30 van de tuchtwet verplicht anderzijds niet dat over de straf moet wor-

den beraadslaagd en gestemd door al de leden die aanwezig zijn geweest bij

het verhoor62. Het volstaat dat een lid van het college dat niet heeft deelgeno-

men aan het verhoor, afziet van deelname aan de beraadslaging en stemming,

tenzij de debatten, met het oog op de inachtneming van de rechten van verde-

diging, opnieuw zijn begonnen, dat betrokkene en eventueel zijn raadsman hun

verweermiddelen opnieuw volledig hebben kunnen uiteenzetten en dat alle le-

den van de vergadering die deelnemen aan de beraadslaging en de stemming

dat nieuwe verhoor hebben bijgewoond63.

In tuchtzaken wordt binnen het politiecollege gestemd overeenkomstig

artikel 24 WGP, dat stelt dat elke burgemeester over een aantal stemmen be-

schikt naar evenredigheid van de minimale politiedotatie die zijn/haar gemeen-

te in de meergemeentenzone inbrengt. Hoewel volgens artikel 23, derde lid,

WGP het afwezige of verhinderde lid wordt vervangen overeenkomstig

artikel 14 van de Nieuwe Gemeentewet, stelt die bepaling geen verplichting in

om het afwezige of verhinderde lid effectief te vervangen op voorwaarde dat de

aanwezige leden van het college beschikken over voldoende stemmen om

rechtsgeldig te kunnen beraadslagen. De vermelding, in de notulen van de ver-

gaderingen of in de kennisgevingen aan het personeelslid, van de stemmenwe-

ging onder de verschillende leden van het politiecollege, betreft geen

60 Raad van State, nr. 136.164, 18 oktober 2004, blz. 11-13.61 Raad van State, nr. 51.199, 18 januari 1995, blz. 4.62 Cf. bij analogie artikel 305 Nieuwe Gemeentewet, Raad van State, nr. 114.014,

20 december 2002 en Raad van State, nr. 132.733, 21 juni 2004, blz. 10.63 Raad van State, nr. 51.199, 18 januari 1995, blz. 4.

De tuchtwet en de Raad van State 43

Page 45: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

substantieel vormvoorschrift dat de rechtsgeldigheid van de genomen beslissing

aantast64.

De aanwezigheid van de korpschef (zelf gewone tuchtoverheid) op de verga-

dering van het politiecollege (die overeenkomstig artikel 29, tweede lid, WGP

wordt bijgewoond door de korpschef, nadat hij deze vergadering heeft voorbe-

reid) leidt tot menige bedenking. Daar de tuchtwet die algemene bepalingen

van artikel 29 WGP niet expliciet heeft aangepast voor de vergaderingen van

het politiecollege in tuchtaangelegenheden, acht de Raad van State de aanwe-

zigheid van de korpschef op het politiecollege niet strijdig met de wet. Aange-

zien de korpschef geen lid is van het politiecollege, mag zijn aanwezigheid er

niet toe leiden dat zijn aanwezigheid gaat wegen op de besluitvorming, wat tot

gevolg zou hebben dat de bevoegdheden van de leden van het college zouden

worden aangetast65.

De kennisgevingen die zijn ondertekend door de voorzitter van het politiecol-

lege en door de korpschef (en die derhalve voldoen aan artikel 29 WGP) bewij-

zen niet dat de korpschef ook heeft deelgenomen aan de beraadslaging van het

college66.

5. DE KENNISNAME VAN DE FEITEN

Constante rechtspraak van de Raad van State leert dat, rekening houdend met

de noodzaak om tuchtvervolgingen op grond van lichtvaardig geuite beschul-

digingen te vermijden, de kennisname van de feiten gebeurt op het ogenblik

waarop een bevoegde tuchtoverheid beschikt over voldoende nauwkeurige be-

wijskrachtige gegevens om te kunnen beslissen of een bepaald feit al dan niet

aanleiding moet geven tot tuchtvervolging67. Vanaf dit ogenblik loopt de verja-

ringstermijn van zes maanden binnen dewelke de tuchtvordering moet worden

opgestart.

64 Raad van State, nr. 136.164, 18 oktober 2004, blz. 31-32 en Raad van State, nr. 149.381,26 september 2005, blz. 14.

65 Raad van State, nr. 149.922, 10 oktober 2005, blz. 14-15.66 Raad van State, nr. 135.030, 20 september 2004, blz. 22.67 Raad van State, nr. 92.472, 22 januari 2001.

44 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 46: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

De Raad van State aanvaardt niet dat, wanneer de beschikbare gegevens vol-

staan om te beslissen omtrent de opportuniteit van een tuchtvordering, louter

pro forma nog enkele bijkomende onderzoeken worden ingesteld met de on-

derliggende bedoeling de begindatum van deze verjaringstermijn in de tijd te

verdagen68.

Met betrekking tot de kennisname door een collegiaal orgaan besliste de Raad

van State in vergelijkbare omstandigheden69 reeds eerder dat het volstaat dat de

burgemeester of een lid van het college van burgemeester en schepenen kennis

krijgt van een bepaald feit om te kunnen stellen dat de tuchtoverheid in de

meest uitgebreide zin kennis heeft van de feiten en dus dat de verjaring begint

te lopen.

Artikel 56, eerste lid van de tuchtwet bepaalt dat de tuchtvordering verjaart in-

dien binnen de zes maanden na de kennisneming of de vaststelling van de fei-

ten door een bevoegde overheid, geen inleidend verslag aan het personeelslid

betekend is. Artikel 56, tweede lid, stelt de begindatum van de verjaringstermijn

uit tot de datum van de kennisneming van de eindbeslissing op strafrechtelijk

vlak wanneer een ‘opsporingsonderzoek loopt of de strafvervolging is ingesteld

voor dezelfde feiten’. In twee arresten van 20 september 2004 besliste de Raad

van State dat die duidelijke bepaling geen uitleg behoeft en dat het bijgevolg,

voor de toepassing van artikel 56, tweede lid, van geen belang is of het bestuur

de tuchtzaak op grond van een eigen onderzoek op gang kon brengen70. Im-

pliciet werd aldus afwijzend gerefereerd aan de parlementaire voorbereiding

van de tuchtwet71, alwaar de tuchtoverheid wordt aangespoord zonder dralen

de tuchtprocedure aan te vatten indien het bestuur over voldoende gegevens

beschikt, hetzij op grond van een intern onderzoek, hetzij op grond van beken-

tenissen door de betrokkene.

Het gerechtelijk onderzoek, dat ten aanzien van de tuchtfeiten is gevoerd, laat

de tuchtoverheid toe met de redactie van het inleidend verslag te wachten totdat

haar kennis is gegeven van de definitieve afloop van de strafzaak. De wettelijke

regeling van de verjaringstermijn verhindert dat de Raad van State het optreden

68 Raad van State, nr. 106.410, 7 mei 2002.69 Raad van State, nr. 63.857, 8 januari 1997.70 Raad van State, nr. 135.028, 20 september 2004, blz. 18-19 en Raad van State,

nr. 135.030, 20 september 2004, blz. 18.71 Gedr. St., Kamer, 1998-99, nr. 1965/1, blz. 19.

De tuchtwet en de Raad van State 45

Page 47: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

van het bestuur toetst aan ongeschreven beginselen van behoorlijk bestuur (de

redelijke termijn en de zorgvuldigheidsplicht)72.

Net zo min als de tuchtoverheid er absoluut toe verplicht is een tuchtzaak uit te

stellen wanneer een strafonderzoek loopt, belet de tuchtwet de tuchtoverheid

niet om, nadat zij eerst besloten had de uitspraak op strafrechtelijk vlak af te

wachten, deze uitspraak toch niet langer af te wachten, omdat zij inmiddels over

voldoende gegevens beschikt om de tuchtprocedure af te handelen73. Volgens

de Raad van State mag hieruit niet afgeleid worden dat het bestuur verzaakt aan

de bescherming van artikel 56, tweede lid van de tuchtwet en dat de verjarings-

termijn ingaat overeenkomstig artikel 56, eerste lid.

De wet maakt de toepassing van deze uitstelregeling niet afhankelijk van een

voorafgaande verwittiging door het bestuur74. Deze door de wet vastgestelde

stuiting van de verjaringstermijn biedt aan het bestuur de mogelijkheid om zon-

der formele beslissing de tuchtprocedure uit te stellen75.

6. HET LOYAUTEITSPRINCIPE – DE RECHTEN VAN VERDEDIGING

De uitoefening van de rechten van verdediging laten het betrokken personeels-

lid toe autonoom te beslissen op welke wijze de verdediging wordt gevoerd.

Het personeelslid kan niet gedwongen worden tegen zichzelf te getuigen.

Artikel 25 van de tuchtwet stelt geen loyauteitsplicht in voor het personeelslid

dat het voorwerp uitmaakt van een tuchtonderzoek of dat hiervan het voorwerp

kan uitmaken. Hieruit volgt dat de enkele omstandigheid de feiten te ontkennen

of een andere versie te geven van de feiten, die afwijkt van de voorstelling van

de tuchtoverheid, op zich geen motief van strafverzwaring kan opleveren76.

De rechten van verdediging verlenen het betrokken personeelslid het recht met

getuigen de correctheid van zijn stelling te bewijzen. Dit betekent niet dat de

tuchtoverheid verplicht is in te gaan op elke vraag om getuigen te horen. Te

72 Raad van State, nr. 137.406, 22 november 2004, blz. 12.73 Raad van State, nr. 149.922, 10 oktober 2005, blz. 12-13.74 Raad van State, nr. 135.030, 20 september 2004, blz. 18 en Raad van State, nr. 149.922,

10 oktober 2005, blz. 12.75 Raad van State, nr. 152.207, 5 december 2005, blz. 17.76 Raad van State, nr. 139.674, 24 januari 2005, blz. 19-20.

46 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 48: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

dien aanzien moet de overheid uitmaken of, in het kader van een correcte fei-

tenvinding, het voorgestelde getuigenverhoor een meerwaarde aan het onder-

zoek kan bieden. Indien het personeelslid reeds bij zijn eerste verhoor de feiten

heeft erkend en wanneer die feiten, met de begeleidende omstandigheden,

door de voorafgaande onderzoekers grondig werden onderzocht, kan de tucht-

overheid op grond van die gegevens de feiten terdege voor bewezen beschou-

wen, wat haar toelaat niet in te gaan op het aanbod om bijkomend nog getuigen

te verhoren77.

7. DE TOEREKENING VAN DE FEITEN

Naast het vaststaan van de materialiteit van de feiten wordt de strafwaardigheid

mede bepaald door de toerekening van de feiten aan het personeelslid. Ver-

schoningsgronden kunnen de strafwaardigheid geheel of ten dele uitsluiten. Na

een strafrechtelijke schuldigverklaring kan de tuchtrechtelijke toerekeningsvat-

baarheid niet opnieuw aan de orde worden gesteld.

Het gezag van gewijsde van de strafrechtelijke uitspraak zou worden miskend

indien de tuchtrechter in zijn eigen beoordeling de toerekeningsvatbaarheid op-

nieuw bij de zaak zou betrekken78. Deze principiële benadering sluit niet uit

dat, na de toerekening van de feiten op grond van een strafrechtelijke veroor-

deling, bij de bestraffing rekening moet worden gehouden met diezelfde (ver-

schonings)grond, maar nu als verzachtende omstandigheid79.

Bij vonnis uitgesproken op 17 september 1993 werd de betrokken politieagent

schuldig verklaard aan diefstal. Tijdens zijn verweer voor de gemeenteraad be-

nadrukte de betrokkene te lijden aan kleptomanie; ter ondersteuning van zijn

verweer bracht hij ook attesten voor van een psychiater. De beslissing van de

tuchtoverheid om betrokkene de tuchtstraf van het ontslag van ambtswege op

te leggen werd na elf jaar vernietigd door de Raad van State omdat de bestraf-

fing “er niet van doet blijken op een genoegzame afweging van alle ter zake die-

nende omstandigheden van de zaak te berusten”. Concreet werd door de Raad

van State aangevoerd “dat de omstandigheid dat de strafrechter in verzoekers

ziekte geen schulduitsluitingsgrond heeft gezien, nog niet betekent dat de ziekte

77 Raad van State, nr. 136.104, 18 oktober 2004, blz. 23.78 Raad van State, nr. 137.406, 22 november 2004, blz. 11.79 Raad van State, nr. 139.570, 20 januari 2005, blz. 10.

De tuchtwet en de Raad van State 47

Page 49: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

zelfs niet als een verzachtende omstandigheid in aanmerking kan worden geno-

men”.

8. DE EIGENLIJKE TUCHTPROCEDURE

De eigenlijke tuchtprocedure begint met de betekening van het inleidend ver-

slag aan het betrokken personeelslid80. Vanaf dat ogenblik heeft het personeels-

lid het recht zich in elke stand van de procedure te laten bijstaan of

vertegenwoordigen door een verdediger. Het inleidend verslag moet de betrok-

kene wijzen op de rechten die artikel 29 van de tuchtwet hem toekent.

Artikel 10 van het Koninklijk besluit van 26 november 2001 omschrijft de be-

voegdheden van de voorafgaande onderzoeker. Dit artikel verzet er zich niet

tegen dat die onderzoeksopdracht algemeen is, dit wil zeggen betrekking heeft

op al de punten die in de bepaling zijn opgesomd of dat er stilzwijgend een

volledige onderzoeksopdracht wordt gegeven. Een opdrachtbesluit waarin die

opsomming niet wordt overgenomen, geeft aan de vooronderzoeker de ruimst

mogelijke bevoegdheid die artikel 10 mogelijk maakt81. In hetzelfde arrest

wordt aanvaard dat de tuchtoverheid meerdere onderzoekers aanstelt en dat de

onderzoekers zich kunnen laten bijstaan. De omstandigheid dat twee onderzoe-

kers werden aangesteld, betekent niet dat zij steeds gezamenlijk moeten optre-

den en dat het eindverslag van dat onderzoek door beiden moet worden

ondertekend.

Noch artikel 32, noch artikel 38 van de tuchtwet verplichten de tuchtoverheid

een voorafgaand onderzoek in te stellen. Het voeren van een voorafgaand on-

derzoek is door de reglementering niet verplicht gesteld; het ontbreken, in het

tuchtdossier, van een desbetreffend verslag – dat ertoe strekt de tuchtoverheid

in staat te stellen zich een duidelijk beeld te vormen van de feiten teneinde met

kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen over het opstellen van een

inleidend verslag en aldus de eigenlijke tuchtprocedure op gang te brengen –

brengt dan ook de wettigheid van de tuchtbeslissing niet in het gedrang82.

80 Raad van State, nr. 136.164, 18 oktober 2004, blz. 20.81 Raad van State, nr. 136.164, 18 oktober 2004, blz. 22.82 Raad van State, nr. 137.406, 22 november 2004, blz. 10.

48 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 50: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

9. HET TUCHTDOSSIER

Gedurende een procedure van voorlopige schorsing was gebleken dat de over-

heid een vertrouwelijke briefwisseling had gevoerd met de procureur des Ko-

nings, dewelke volgens de overheid mede aan de basis lag van de voorlopige

schorsing. De Raad van State schorste de beslissing onder meer omdat door het

niet voegen van deze stukken de rechten van verdediging waren geschonden83.

De tenuitvoerlegging van de tuchtstraf werd geschorst omdat de tuchtoverheid

een selectie had gemaakt van het strafdossier en zodoende de rechten van de

verdediging en de wapengelijkheid van partijen had miskend84.

Toen betrokkene afschrift had ontvangen van het tuchtdossier, bevatte dat dos-

sier oorspronkelijk een in het Frans gesteld proces-verbaal dat was opgesteld

met betrekking tot de feiten die aan de basis lagen van de tuchtvervolging. De

raadsman van betrokkene verzocht de tuchtoverheid om een beëdigde vertaling

van dit stuk met het oog op de verdediging, maar ook omdat de bestuurstaal

het Nederlands was. De tuchtoverheid besliste daarop deze in het Frans gestel-

de stukken uit het dossier te verwijderen, toevoegend dat uiteindelijk ook geen

rekening werd gehouden met deze gegevens bij het bepalen van het vaststaan,

de kwalificatie en de toerekening van de feiten. De Raad van State aanvaardde

niet dat een proces-verbaal, dat oorspronkelijk tot het tuchtdossier behoorde en

waarvan de tuchtoverheid heeft kennis genomen, wordt verwijderd.

10. DE TUSSENKOMST VAN DE TUCHTRAAD

In uitvoering van artikel 38sexies van de tuchtwet moet het voorstel van zware

tuchtstraf uitdrukkelijk melding maken van het recht van de betrokkene om te-

gen dit voorstel bij de Tuchtraad overeenkomstig artikel 51bis een verzoek tot

heroverweging in te stellen. Dit laatste wetsartikel bepaalt dat dit verzoek wordt

ingesteld bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de Tuchtraad bin-

nen tien dagen na de kennisgeving van het voorstel.

83 Raad van State, nr. 117.876, 2 april 2003, blz. 6.84 Raad van State, nr. 135.849, 11 oktober 2004.

De tuchtwet en de Raad van State 49

Page 51: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Op 22 oktober 2001 werd G. ambtshalve ontslagen. Eerder was hem op

27 september 2001 ter kennis gebracht dat de hogere tuchtoverheid het inzicht

had hem tuchtrechtelijk te straffen met het ontslag van ambtswege. In de schor-

singsprocedure voor de Raad van State werd aangevoerd dat ten tijde van het

voorstel de Tuchtraad ‘onbestaande’ was, zodat verzoeker in de absolute onmo-

gelijkheid verkeerde gebruik te maken van dit recht, hetgeen hem een moeilijk

te herstellen ernstig nadeel zou hebben opgeleverd. De Raad van State besliste

de vordering te verwerpen om reden dat betrokkene niet aantoonde dat het be-

weerde nadeel resulteerde uit de uitvoering van de aangevochten beslissing.

Volgens het arrest moet vastgesteld worden dat het beweerde nadeel eerder te

maken heeft met een tekortkoming van de overheid die dateert van vóór de

aangevochten beslissing85.

Op 29 januari 2003 sprak de Raad van State (Franstalige kamer) zich voor het

eerst uit over de juridische draagwijdte en de daaraan verbonden gevolgen van

een verzoek tot heroverweging86.

Nadat werd nagegaan of in het strafvoorstel gericht aan het betrokken perso-

neelslid was vermeld dat de mogelijkheid bestond een verzoek tot heroverwe-

ging in te stellen bij de Tuchtraad, besliste de Raad van State de vordering tot

schorsing niet ontvankelijk te verklaren, omdat betrokkene niet alle wettelijk

voorziene verhaalmiddelen had uitgeput alvorens een vordering in te stellen bij

de Raad van State.

Dit standpunt werd achteraf bijgetreden door de Nederlandstalige kamer van de

Raad van State in een arrest van 12 september 200587. Volgens de Raad van Sta-

te kan niet ernstig betwist worden dat de procedure voor de Tuchtraad is inge-

steld mede in het voordeel van de tuchtrechtelijk vervolgde ambtenaar.

Daargelaten de vraag of de wetgever daarmee een georganiseerd administratief

beroep in zijn traditionele betekenis heeft ingesteld, besluit de uitspraak dat het

beroep aldus voor die ambtenaar een substantiële vorm in het besluitvormings-

proces vormt, die hij moet uitputten om zijn recht op het instellen van een an-

nulatieberoep niet te verbeuren.

85 Raad van State, nr. 105.043, 22 maart 2002, blz. 4.86 Raad van State, nr. 115.186, 29 januari 2003.87 Raad van State, nr. 148.758, 12 september 2005.

50 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 52: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

11. HET ADVIES VAN BEPAALDE AUTORITEITEN

Artikel 24 van de tuchtwet bepaalt de gevallen waarin de tuchtoverheid advies

vraagt aan de minister van Justitie, de procureur des Konings of de federale pro-

cureur of zijn gemachtigde. In vele gevallen is dit advies niet bindend. De tucht-

overheid, die dit advies betrekt in de motieven van het strafbesluit, zal er zich

moeten van vergewissen dat dit advies deugdelijk is opgesteld.

In een procedure gevoerd tegen een voorlopige schorsing merkte de Raad van

State op dat in casu de verwijzing naar het advies van de procureur des Konings

geen afdoende motivering opleverde in de mate dat het aan de overheid toe-

kwam de feitelijke toestand te beoordelen. Volgens de Raad van State bevatte

dit advies, dat daarenboven niet bindend is, geen enkele toelichting met betrek-

king tot het werkelijke gebeuren en de ernst van de feiten88.

12. HET ADVIES VAN DE TUCHTRAAD

12.1 Algemeenheden

Overeenkomstig artikel 52, tweede lid van de tuchtwet omvat het met reden

omkleed advies van de Tuchtraad:

– de uiteenzetting van de feiten en de toerekening ervan aan het betrokken

personeelslid;

– het antwoord op de vraag of de feiten, indien ze bewezen zijn, een tucht-

vergrijp uitmaken in de zin van artikel 3 tuchtwet;

– het voorstel af te zien van een straf, het voorstel om een zware straf op te

leggen of het voorstel om een lichte straf op te leggen.

Deze opdracht laat toe dat de Tuchtraad zich in zijn advies in de plaats van het

bestuur stelt. Als onafhankelijk orgaan en met inachtneming van de rechten van

de verdediging onderzoekt de Tuchtraad de hem voorgelegde zaken zowel op

het vlak van de wettigheid als op het vlak van de opportuniteit. Bovendien ver-

vult de Tuchtraad een nivellerende functie ten aanzien van de beslissingen van

88 Raad van State, nr. 117.876, 2 april 2003, blz. 7.

De tuchtwet en de Raad van State 51

Page 53: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

de autonoom handelende politiezones89. De Tuchtraad verstrekt zijn advies bij

meerderheid van zijn leden90.

Het strafbesluit waarbij aan C. het ontslag van ambtswege werd opgelegd, ver-

wees naar het advies van de Tuchtraad gegeven bij eenparigheid van stemmen,

terwijl dit volgens de bepaling van de tuchtwet wordt gegeven bij meerderheid

van stemmen. De Raad van State beschouwt deze verschrijving als een materiële

vergissing zonder dat de rechtsgeldigheid van het besluit hierdoor wordt aan-

getast91.

Overeenkomstig artikel 49, tweede lid van de tuchtwet wordt de inspecteur-ge-

neraal of zijn afgevaardigde in zijn hoedanigheid van deskundige in ieder geval

gehoord door de Tuchtraad. Volgens de Raad van State is het advies van de in-

specteur-generaal bestemd voor de Tuchtraad en moet de Tuchtraad dit advies

betrekken bij zijn besluitvorming.

In de zaak V., waarin de tuchtoverheid een ontslag van ambtswege oplegde,

had ook de Tuchtraad voorafgaand geadviseerd een ontslag van ambtswege op

te leggen. Ter gelegenheid van de behandeling van de zaak voor de Tuchtraad

had de afgevaardigde van de inspecteur-generaal een minder zware sanctie

vooropgesteld. Voor de Raad van State betoogde de betrokkene dat de tucht-

overheid het advies van de inspecteur-generaal niet had betrokken in de moti-

vering van het strafbesluit. Het middel werd afgewezen om reden dat “in dit

geval de Tuchtraad omstandig gemotiveerd heeft waarom hij de argumentatie

van de inspecteur-generaal met betrekking tot de strafmaat niet wenste te volgen”

(zodat) “de tuchtoverheid in haar eindbeslissing geen rechtstreeks antwoord

meer diende te geven op het advies van de inspecteur-generaal”92.

Door het advies van de Tuchtraad bij te vallen, waarin duidelijk wordt gemaakt

dat de door betrokkene gepleegde feiten elke verdere samenwerking in de weg

staan, heeft de tuchtoverheid ook terdege geantwoord op het advies van de in-

specteur-generaal die had besloten “dat een minder zware straf dan het ontslag

van ambtswege kon worden opgelegd”93.

89 Raad van State, nr. 152.526, 12 december 2005, blz. 10.90 Artikel 52, eerste lid tuchtwet.91 Raad van State, nr. 118.486, 18 april 2003.92 Raad van State, nr. 137.408, 22 november 2004, blz. 9-10.93 Raad van State, nr. 135.030, 20 september 2004, blz. 26.

52 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 54: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

12.2 De motivering van het strafbesluit

Het advies van de Tuchtraad is niet bindend voor de tuchtoverheid. Niettemin

bepaalt artikel 54, eerste lid van de tuchtwet dat de tuchtoverheid die beoogt af

te wijken van het advies, de redenen hiertoe moet aangeven. Bij de motivering

om af te wijken van dit advies kan het bestuur steunen op argumenten waarvan

ook de Tuchtraad reeds kennis heeft genomen94.

In de zaak H. had de Tuchtraad op 16 september 2002 geadviseerd de terugzet-

ting in weddeschaal op te leggen. In dit advies werd verwezen naar de leeftijd

van de betrokkene, zijn jarenlange loopbaan bij de politiediensten en voorna-

melijk naar het gegeven dat de betrokkene sinds het plegen van de feiten zijn

dienst verder was blijven uitvoeren. De tuchtoverheid besliste deze zienswijze

niet te volgen en betrokkene te sanctioneren met een ontslag van ambtswege.

Volgens de tuchtoverheid kon betrokkene zijn taken blijven uitvoeren, omdat

hij sinds de feiten nauwgezet in de gaten werd gehouden, hetgeen precies het

bewijs oplevert dat het vertrouwen onherstelbaar was geschonden. De visie van

de overheid werd bijgetreden door de Raad van State, omdat de motieven van

het besluit verwijzen naar eerdere tuchtstraffen wegens alcoholmisbruik, naar

de omstandigheid dat de nieuwe feiten en de recidive aan betrokkene (politie-

commissaris) elk moreel gezag tegenover collega's en ondergeschikten ontne-

men en naar het feit dat door de bestreden beslissing zijn pensioenrechten niet

worden aangetast95.

Een ontslagmaatregel is op zich niet kennelijk onredelijk om reden dat het per-

soneelslid in dienst werd gehouden, nu de ontstentenis van een preventieve

maatregel een andere doelstelling heeft dan een tuchtstrafbesluit en aldus de

onwettigheid van het tuchtbesluit niet aantoont96.

Daar de overheid had nagelaten te antwoorden op de motieven zoals uiteenge-

zet in het advies van de Tuchtraad, werd de uitvoering van het tuchtbesluit (ont-

slag van ambtswege) geschorst97. In deze zaak had de Tuchtraad bedenkingen

geformuleerd nopens de omstandigheid dat het personeelslid na de feiten ener-

zijds niet voorlopig werd geschorst, maar (tot voldoening van elkeen?) was blij-

94 Raad van State, nr. 153.337, 9 januari 2006, blz. 9.95 Raad van State, nr. 120.625, 16 juni 2003.96 Raad van State, nr. 152.526, 12 december 2005, blz. 11.97 Raad van State, nr. 139.674, 24 januari 2005, blz. 20.

De tuchtwet en de Raad van State 53

Page 55: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

ven voortwerken, terwijl anderzijds de overheid stelde dat na de feiten elk

vertrouwen was verdwenen.

Een vergelijkbare uitspraak ligt vervat in het arrest van de Raad van State uitge-

sproken op 15 februari 200598. In deze zaak had de Tuchtraad geadviseerd dat

één van de feiten (de tuchtvordering was gesteund op twee feiten) niet ten ge-

noege van recht was bewezen. De Raad van State merkte op dat de overheid

hiertegenover geen geldige motivering had aangebracht, reden om de uitvoe-

ring van de opgelegde tuchtstraf (ontslag van ambtswege) te schorsen.

In zijn advies van 20 februari 2004 had de Tuchtraad voorgesteld om aan de be-

trokken politieambtenaar een tuchtstraf van drie maanden schorsing op te leg-

gen, aangezien niet redelijk voorgehouden kon worden dat de

afkeurenswaardige gedraging elke samenwerking met het bestuur onmogelijk

maakte en de vertrouwensrelatie niet hersteld zou kunnen worden. Ondanks

het gegeven dat het advies van de Tuchtraad een belangrijk element is in de

besluitvorming over de tuchtstraf, betekent zulks nog niet dat elke beslissing die

van dit advies afwijkt, onredelijk is, laat staan kennelijk onredelijk99. Het afwij-

kend strafbesluit, dat een samenhangende, deugdelijke en overtuigend over-

komende motivering bevat, waarin wordt verwezen naar de voorbeeldfunctie

van de politieambtenaar, zeker wanneer hij in dienst is, en waarbij het ontslag

van ambtswege wordt uitgesproken, wordt door de Raad van State niet kenne-

lijk onredelijk of buiten verhouding tot de gepleegde feiten bevonden.

In zijn advies ten aanzien van het personeelslid C.V. had de Tuchtraad vastge-

steld dat de tuchtoverheid in alle individuele dossiers aangaande de fraude het

ontslag van ambtswege had voorgesteld, maar dat in het bedoelde geval de vor-

dering toch steunde op ‘een zeer beperkt aantal feiten’ en dat ‘bij een eerste be-

nadering’ het ontslag ‘voorkomt als uitzonderlijk zwaar’. Volgens de Tuchtraad

moest de bestraffing worden bekeken vanuit de vraag of het persoonlijk wan-

gedrag van het personeelslid, gelinkt aan het wangedrag van een belangrijk

aantal andere ambtenaren van de dienst, wel zijn ontslag kon verantwoorden.

Aangezien de tuchtoverheid geen antwoord geeft op deze opmerking van de

Tuchtraad, werd de uitvoering van de tuchtmaatregel geschorst100.

98 Raad van State, nr. 140.704, 15 februari 2005, blz. 14.99 Raad van State, nr. 149.381, 26 september 2005, blz. 31.100 Raad van State, nr. 152.526, 12 december 2005, blz. 12.

54 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 56: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

De wet van 29 juli 1991 betreffende de formele motivering van bestuurshande-

lingen heeft het evenredigheidsbeginsel doorgetrokken naar de motivering van

overheidsbeslissingen, wat betekent dat de motivering strenger wordt opgevat

naarmate de omvang van de discretionaire bevoegdheid waarover het bestuur

beschikt groter is en dat de motivering in verhouding moet staan tot het belang

van de beslissing.

Derhalve wordt in tuchtzaken de motiveringsverplichting strenger beoordeeld

naarmate het tuchtstrafbesluit een grotere impact heeft op de rechtstoestand van

de betrokkene. Krachtens het motiveringsbeginsel moeten de motieven van het

strafbesluit steun vinden in argumenten die in feite juist zijn en in rechte aanne-

melijk zijn en die stoelen op verifieerbare gegevens uit het dossier101.

Zo beslist de Raad van State tot de schorsing van een tuchtbesluit omdat de Raad

in functie van de concrete gegevens van het dossier tot de conclusie komt dat

het politiecollege een uitgewiste tuchtstraf in de beoordeling had betrokken102.

12.3 De mededeling van de tuchtbeslissing

Artikel 37, eerste lid van de tuchtwet, dat van toepassing is op de procedure ge-

voerd voor en door de gewone tuchtoverheid, bepaalt dat de uitspraak uiterlijk

vijftien dagen na het einde van de in artikel 35 bedoelde termijn van dertig da-

gen wordt medegedeeld aan het betrokken personeelslid. Het tweede lid van

dit wetsartikel voegt hieraan toe: “Indien geen uitspraak wordt gedaan binnen

de in het eerste lid bedoelde termijn van vijftien dagen, in voorkomend geval ver-

lengd met de noodzakelijke termijn om artikel 36 toe te passen, dan wordt de ge-

wone tuchtoverheid geacht af te zien van vervolging voor de feiten die de

betrokkene ten laste worden gelegd”.

De memorie van toelichting bij artikel 37 tuchtwet verduidelijkt dat het niet vol-

staat dat de beslissing wordt genomen binnen de termijn van vijftien dagen.

Welke de beslissing ook weze, zij moet worden getroffen en ter kennis gebracht

binnen de voormelde vijftien dagen103.

101 Raad van State, nr. 126.819, 5 januari 2004, blz. 7.102 Raad van State, nr. 137.414, 22 november 2004, blz. 15.103 Gedr. St., Kamer, 1998-99, nr. 1965/1, blz. 16.

De tuchtwet en de Raad van State 55

Page 57: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Artikel 38sexies tuchtwet, van toepassing op de procedure gevoerd door de ho-

gere tuchtoverheid, bevat een quasi gelijkluidende bepaling. Het vierde lid van

artikel 38sexies tuchtwet bepaalt nu dat de hogere tuchtoverheid zal worden ge-

acht af te zien van vervolging wanneer geen enkele beslissing genomen wordt

binnen de in het eerste lid bedoelde termijn van vijftien dagen (…). Daar het

vierde lid van dit wetsartikel ‘de kennisgeving’ buiten beschouwing laat, oor-

deelde een hogere tuchtoverheid dat een voorstel van straf, genomen binnen

de vijftien dagen, nog rechtsgeldig kon worden medegedeeld buiten deze ter-

mijn.

De Raad van State, die beschouwt dat de vervaltermijn bedoeld in

artikel 38sexies tuchtwet is ingesteld in het voordeel van het personeelslid, oor-

deelt dat de onduidelijkheid van deze wetsbepaling dan ook te interpreteren is

in het voordeel van het personeelslid. Die interpretatie wordt volgens het arrest

bevestigd door de parlementaire voorbereiding, waaruit blijkt dat de procedu-

reregeling voor de hogere tuchtoverheid de overname is van de regeling die

voor de gewone tuchtoverheid was uitgewerkt104.

13. DE TERUGWERKENDE KRACHT

Wanneer de Raad van State een tuchtmaatregel vernietigt en de tuchtoverheid

vervolgens nog de mogelijkheid heeft om de tuchtvordering te hernemen, kan

zij aan het nieuwe tuchtstrafbesluit terugwerkende kracht geven. Indien de Raad

van State een tuchtstrafbesluit schorst en de tuchtoverheid vervolgens beslist op

grond van het schorsingsarrest het geschorste tuchtstrafbesluit in te trekken, kan

zij in dezelfde gedachtegang met terugwerkende kracht een nieuw besluit ne-

men105.

104 Raad van State, nr. 153.180, 23 december 2005, blz. 9.105 Raad van State, nr. 149.381, 26 september 2005, blz. 30.

56 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 58: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 7TUCHT EN HET OPENBAAR MINISTERIE

In het bestek van dit cahier is het relevant ook te verwijzen naar de positie van

het openbaar ministerie in het tuchtgebeuren.

Veel tucht wordt immers afgeschoven op een ‘gerechtelijk’ onderzoek en in veel

gevallen is de beslissing van de procureur des Konings tot sepot, geen verder

onderzoek of buitenvervolgingstelling een sein om op de gepleegde feiten geen

tucht meer uit te oefenen of zelfs voorafgaandelijk het onderzoek door het

openbaar ministerie niet te starten.

Men acht het feit dat het gebruik van (mogelijke) procedurefouten kan leiden

tot de straffeloosheid van een tuchtinbreuk erger dan het niet opstarten van een

procedure. Er heerst dan ook een grote terughoudendheid om een tuchtproce-

dure op te starten, omdat de ervaring leert dat deze onwerkbaar en veel te om-

slachtig is.

Daarenboven wordt er, indien er gelijktijdig een gerechtelijk onderzoek of een

opsporingsonderzoek loopt, meestal voor gekozen om het resultaat van deze

procedure af te wachten in plaats van tuchtrechtelijk op te treden. Dit brengt

met zich mee dat er soms een heel lange tijd overheen gaat alvorens de beslis-

sing wordt genomen om al dan niet een tuchtprocedure te starten. Hoe meer

tijd er verstrijkt tussen het ogenblik van de feiten en de bestraffing ervan, hoe

onproductiever zulke procedure wordt. Het niet duidelijk gekend zijn van de

Col 4/2003 en het onvoldoende weten dat het openbaar ministerie niet meer

optreedt als tuchtoverheid, kunnen een mogelijke verklaring zijn voor het feit

dat sommige korpschefs zich achter de opsporingsonderzoeken van het open-

baar ministerie verschuilen. Hier mag toch opgemerkt worden dat deze om-

zendbrief reeds dateert van 20 mei 2003. Hierin wordt duidelijk de nieuwe

regeling met betrekking tot wie nu de tuchtoverheden zijn, weergegeven en

wordt duidelijk verwezen naar artikel 24 dat bepaalt wanneer het advies van de

minister van Justitie vereist is.

Dit advies vereist een voorafgaandelijk advies van de procureur des Konings

voor de personeelsleden van de lokale politie en voor de personeelsleden van

Tucht en het openbaar ministerie 57

Page 59: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst voor feiten die betrekking hebben

op de uitvoering van een opdracht van gerechtelijke politie. Indien deze feiten

zouden gepleegd zijn door personeelsleden van de federale politie, dan wordt

voorafgaandelijk advies uitgebracht door de federale procureur. Het betreft hier

wel zware sancties zoals het ontslag van ambtswege en de afzetting.

Wat andere feiten betreft, dient de procureur of onderzoeksrechter de gewone

tuchtoverheid in te lichten, die dan verplicht is niet alleen te onderzoeken of de

feiten aanleiding dienen te geven tot het aanspannen van een tuchtprocedure,

maar ook tot het inlichten van de betrokken overheid omtrent het aan haar in-

formatie gegeven gevolg.

Er is derhalve een verplichte terugkoppeling van informatie voorzien. De om-

zendbrief is ook duidelijk wat de te volgen onderrichtingen van het openbaar

ministerie betreft, waarbij duidelijk een onderscheid wordt gemaakt tussen fei-

ten met of zonder een strafrechtelijk karakter.

Volgende werkwijze wordt voorzien – feiten met een strafrechtelijk karakter:

– Wanneer men kennis krijgt van een misdrijf dat mogelijks een tuchtproce-

dure ten laste van een lid van de lokale of federale politie kan rechtvaardi-

gen, dient de tuchtoverheid schriftelijk geïnformeerd te worden waarbij

gemeld wordt dat de zaak hetzij geklasseerd werd zonder gevolg, hetzij dat

de feiten het voorwerp uitmaken van een onderzoek. Desgevallend kan het

opportuun zijn, wanneer het onderzoek wordt voortgezet, de tuchtoverheid

aan te raden om ten aanzien van betrokkene de voorlopige schorsing uit te

spreken of een andere maatregel te nemen.

– Indien de zaak zonder gevolg werd geklasseerd op strafrechtelijk vlak, dient

een kopie van het dossier of het deel van het dossier dat een tuchtprocedure

kan ondersteunen, overgemaakt te worden aan de tuchtoverheid. Men moet

aandacht hebben voor de kwaliteit van de informatie die gegeven wordt aan

de beheerders van de politiediensten om hen de mogelijkheid te bieden

maatregelen te nemen die het goed functioneren en de goede organisatie

van de politiediensten tot doel hebben.

– In principe wordt het strafrechtelijk dossier in zijn geheel of een uittreksel

ervan slechts meegedeeld nadat een beslissing is genomen die het strafrech-

telijk onderzoek of de strafrechtelijke vervolging, voorlopig of definitief

beëindigt.

58 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 60: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Volgende werkwijze wordt voorzien – feiten zonder strafrechtelijk karakter:

Wanneer een lid van het openbaar ministerie ter gelegenheid van een strafrech-

telijk onderzoek ten laste van derden of op enige andere manier, kennisneemt

van feiten zonder strafrechtelijk karakter, die niettemin een tuchtrechtelijke

tussenkomst kunnen rechtvaardigen, moet die zich houden aan bovengenoem-

de algemene richtlijnen. Het is echter voor de onder deze rubriek bedoelde ge-

vallen, dus niet-strafrechtelijke feiten, vereist de voorlopige of definitieve

afronding van het opsporingsonderzoek of van de strafrechtelijke onderzoeks-

daden af te wachten, om een kopie van de nuttige stukken te verzenden. Wel-

iswaar dient erover gewaakt dat enkel de stukken noodzakelijk voor de

tuchtprocedure worden overgemaakt. Indien geen kopieën kunnen worden ge-

bruikt, volstaat ook een eigen verslag.

De bovenstaande procedure is zeer duidelijk, werkzaam en nuttig indien ze uit-

gevoerd wordt in een korte tijdspanne tussen de kennisname van de feiten en

de mededeling.

Een praktijk is dat procureurs des Konings op vragen tot advies uitgaande van

een korpschef inzake dossiers waarin een opsporingsonderzoek lastens een po-

litieambtenaar aan de gang is, adviseren, teneinde het goede verloop van het

strafonderzoek niet te belemmeren, de resultaten van het aan gang zijnde op-

sporingsonderzoek af te wachten, alvorens intern een gelijkaardig onderzoek te

starten. De overdracht van geseponeerde strafdossiers waarin politieambtenaren

betrokken zijn, gebeurt niet op systematische wijze. Hierdoor is er een feitelijke

schifting van zaken die al dan niet via een afzonderlijk verslag aan de korps-

chefs worden overgemaakt. De zaken waarbij de feiten wel een misdrijf inhou-

den, maar die geseponeerd worden om ‘opportuniteitsreden’ zouden wel

overgemaakt worden met het verzoek deze op tuchtvlak te willen behandelen

en het parket op de hoogte te houden van het gevolg dat eraan door de tucht-

overheid werd voorbehouden. In sommige gerechtelijke arrondissementen

werd opgemerkt dat er geen spontane, periodieke verslaggeving meer is door

de korpschefs omtrent hun tuchtbeleid.

Een opmerking van een procureur des Konings is dat de lokale politie soms het

parket voor wil zijn in het nemen van een beslissing en niet meer wacht totdat

er een gerechtelijke beslissing is genomen. Voor sommige procureurs is de af-

handeling van tuchtzaken vrij ondoorzichtig en soms worden zij geconfronteerd

met tuchtstraffen die, gelet op de gebeurde feiten en de positie van de politie-

ambtenaar, te licht zijn.

Tucht en het openbaar ministerie 59

Page 61: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

De meeste parketten hebben op een rondvraag in verband met de problematiek

van het doorschuiven van verantwoordelijkheden in verband met het nemen

van een beslissing voor een tuchtprocedure negatief geantwoord. In de meeste

arrondissementen heeft het parket er geen weet van dat korpsen op systemati-

sche wijze de verantwoordelijkheid om een tuchtvervolging in te stellen, afwen-

telen door het sepot ook aan te nemen als een appreciatie van disfunctie of

beroepsfouten.

Doordat er minder aandacht wordt gegeven aan het tuchtaspect van feiten ge-

pleegd door politieambtenaren en er daardoor geen eenvormig optreden in ver-

schillende parketten en door de korpsen is waar te nemen, is het noodzakelijk

dat bij het tot stand komen van een nieuwe of aangepaste tuchtwet ook het

openbaar ministerie betrokken wordt, zodat een duidelijke bevoegdheidsafba-

kening en procedure kan worden voorzien. Er mag tenslotte niet vergeten wor-

den dat, overeenkomstig artikel 26 van de huidige tuchtwet, is voorzien in een

verplichte melding van feiten, maar niet in een afstelling van procedure.

Niettemin stelde het Vast Comité P in verschillende dossiers waarin het zelf een

klacht had toegezonden aan het korps vast dat nadien op de vraag hoe het met het

dossier stond, het laconieke antwoord kwam, met vermelding van een pv-nummer,

dat het in handen was van het openbaar ministerie. Bij eventueel nazicht van het

dossier aangelegd door het openbaar ministerie bleek dat dossier zeer vaak alleen

te bestaan uit de door het Comité aan het korps overgemaakte klacht! Dit druist ui-

teraard in tegen alle regels van doeltreffendheid en doelmatigheid inzake toezicht.

Er zijn verschillen merkbaar tussen het optreden van het openbaar ministerie

naar aanleiding van bepaalde feiten gepleegd door politieambtenaren en het

optreden van een korpschef naar aanleiding van dezelfde feiten (gepleegd door

dezelfde ambtenaar). Uit deze verschillen kan worden afgeleid dat er weinig re-

denen zijn voor de korpschef om met de kennis die hij al heeft, geen afweging

te maken naar de beroepsvoorschriften toe en over te gaan tot het nemen van

sancties binnen een correct aangevoelde termijn, ook indien de gedraging het

voorwerp zou uitmaken van een onderzoek door het openbaar ministerie.

Hier wordt een ander signaal gegeven dan bij de behandeling voor de recht-

bank waar de politieambtenaar terechtstaat ten overstaan van de samenleving

en dit meestal voor feiten die ook voor de burger strafbaar zijn gesteld. Via tucht

wordt namelijk een signaal gegeven aan de beroepsgroep zelf. Dit signaal heeft

intern zijn impact op het herhaald bevestigen van de toetredingsvoorwaarden

van de groep en zijn deontologie.

60 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 62: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Er is geen algemeen rechtsbeginsel dat stelt dat de tuchtoverheid steeds moet

wachten op de uitspraak van de strafrechter: “le criminel ne tient pas le discipli-

naire en état”106.

Het is mogelijk dat het statuut voorschrijft dat de strafvordering de tuchtvorde-

ring schorst, zodat de tuchtoverheid verplicht wordt het resultaat van de straf-

rechtelijke procedure af te wachten. Dit geldt echter niet voor de politie

aangezien de tuchtwet geen voorschriften dienaangaande voorziet, zodat de

tuchtoverheid in beginsel discretionair beslist of zij al dan niet wacht op de uit-

spraak van de strafrechter.

Deze discretionaire bevoegdheid is geen synoniem van willekeur en de over-

heid is in elk geval gebonden door de zorgvuldigheidsplicht. Dit betekent dat

indien zij onvoldoende een oordeel kan vellen over schuld of onschuld, zij moet

wachten op de uitspraak van de strafrechter.

De keerzijde van de medaille is wel dat indien zij over voldoende gegevens beschikt,

zij niet moet wachten op de beslissing van het parket of de uitspraak van de straf-

rechter, omdat zij als tuchtoverheid verplicht is binnen een redelijke termijn tucht-

zaken te behandelen. Deze redelijke termijn wordt nu in vele gevallen overschreden

en geeft aan de toepassing van de tucht een gevoel van onrechtvaardigheid.

Niet alleen rijst de vraag of het wachten op de uitspraak van de strafrechter en de

beslissing van het openbaar ministerie niet wordt ingeperkt door de ongeschre-

ven beginselen van behoorlijk bestuur, maar ook in welke mate de tuchtoverheid

gebonden is door de uitspraak van de strafrechter en de beslissing van het open-

baar ministerie om al dan niet over te gaan tot vervolging voor de rechtbank.

Het is niet alle tuchtoverheden bekend dat zij alleen gebonden zijn door de be-

slissing van de strafrechter als het gaat over het al dan niet bestaan van de ten

laste gelegde feiten en de schuldbekwaamheid van de betrokkene noch dat zij,

wat de andere beslissingen betreft, zoals de vrijspraak omdat de feiten geen mis-

drijf uitmaakten, het onontvankelijk verklaren van de strafvordering, de opschor-

ting van de strafmaat of het verlenen van uitstel of zelfs van gunstmaatregelen,

in beginsel hiervan mogen afwijken door wel een tuchtsanctie op te leggen. Het

enige wat de tuchtoverheid dient te doen, is motiveren waarom zij bijvoorbeeld

tot een zwaardere straf komt, dan wel überhaupt nog een sanctie neemt107.

106 OPDEBEEK, I., Tuchtrecht in de lokale besturen, Brugge, Die Keure, 1992, nr. 16 e.v.

Tucht en het openbaar ministerie 61

Page 63: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Opdat bepaalde feiten aanleiding zouden kunnen geven tot een tuchtstraf, is ui-

teraard vereist dat deze feiten kunnen worden gekwalificeerd als inbreuken op

de tuchtwetgeving, maar ook dat zij bewezen zijn, dat ze worden toegerekend

aan het betrokken personeelslid, nog niet verjaard zijn, niet eerder tuchtrechte-

lijk bestraft zijn of niet eerder zonder tuchtrechtelijk gevolg werden gelaten108.

Om deze en andere voorwaarden na te gaan, hoeft men geen jurist te zijn. Men

moet wel een klare kijk hebben op wat tucht nu eigenlijk is. Voorbeelden van

andere voorwaarden zijn: iedereen geniet het vermoeden van onschuld zodat

het aan de overheid is om het bewijs te leveren; feiten moeten toerekenbaar zijn

en niet geheel of gedeeltelijk verschoond door bijvoorbeeld een ziektetoestand;

de verjaringstermijn voor het inleiden van een tuchtprocedure is zes maanden,

de meeste tuchtprocedures kunnen binnen deze termijn ingeleid worden, met

andere woorden een lagere termijn om tot een beslissing te komen, berust

meestal op andere motieven dan daadwerkelijk tucht te willen toepassen; er

dient rekening gehouden te worden met de non bis in idem-regel, maar dan wel

rekening houdend met andere tuchtstraffen en niet met andere strafrechtelijke

veroordelingen; ook dient er geen opzet of werkelijke schade te zijn,…

Ten slotte dienen de feiten gekwalificeerd te worden als tuchtfeiten of tuchtver-

grijpen en houden ze derhalve een inbreuk in op de deontologie van de poli-

tieambtenaren. Hier dient reeds benadrukt dat de Raad van State reeds in

verschillende uitspraken bevestigde dat feiten gepleegd in het privé-leven

slechts strafbaar zijn voor zover in redelijkheid kan worden aangenomen dat zij

een negatieve invloed hebben op hun ambtsuitoefening109.

De verwijzing naar regels van de deontologie zijn in de ogen van niet-juristen

soms vaag, zoals we in artikel 3 van de tuchtwet, zoals verder geciteerd, kunnen

terugvinden. Niettegenstaande deze tekst een duidelijke toetsing toelaat, wordt

hij ervaren als vaag zodat er een blijkbare behoefte blijft bestaan aan explicite-

ring via een deontologische code, die in het volgende hoofdstuk aan bod komt.

107 OPDEBEEK, I., “Redelijke termijn en straftoemeting in het (ambtenaren)tuchtrecht”, nootonder R.v.St., nr. 122.540, R.W., 2003-2004, blz. 1724-1727.

108 OPDEBEEK, I., “Algemene bakens voor het tuchtrecht”, in COOLS, B., Op straffe vantucht, Politeia, 2004, blz. 116.

109 OPDEBEEK, I., o.c., nr. 122.

62 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 64: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 8DEONTOLOGISCHE CODE

De basiswetgeving rond tucht bestaat uit de wet van 13 mei 1999110 en het Ko-

ninklijk besluit van 26 november 2001111. In artikel 3 van de wet van

13 mei 1999 worden de tuchtvergrijpen omschreven als: “Elke handeling of ge-

draging, zelfs buiten de uitoefening van het ambt, die een tekortkoming aan de

beroepsplichten uitmaakt of die van aard is de waardigheid van het ambt in het

gedrang te brengen, is een tuchtvergrijp en kan aanleiding geven tot het opleggen

van een tuchtstraf”.

Artikel 132 van de wet op de geïntegreerde politie van 7 december 1998, dus

voor de tuchtwet, stelde reeds: “Het personeelslid vermijdt elke gedraging, zelfs

buiten de uitoefening van het ambt, die het vervullen van de ambtsplichten in de

weg kan staan of met de waardigheid van het ambt strijdig is […]”.

Tuchtrechtelijke bestraffing is maar mogelijk indien er sprake is van tuchtfeiten

of inbreuken op de deontologie van de politieambtenaar.

In de wet op het politieambt komen de basisprincipes voor de werking van de

politiediensten en de individuele politieambtenaar ruim aan bod. Zij werken

echter in een bijzondere omgeving waarin één van de elf specificiteiten de bij-

zondere tuchtregeling is. Die specifieke tuchtregeling wil een preventief en re-

pressief ‘wapen’ zijn tegen ongepast gebruik of zelfs misbruik van de aan de

politieambtenaren toegekende bevoegdheden en dwangmiddelen112.

Een deontologische code kan dan ook niet in de plaats treden van de concrete

appreciatie van feiten die allen te maken hebben met de uitoefening van de ta-

ken en opdrachten zoals voorzien in de wet op het politieambt. De toepasbare

rechtsprincipes, waarden en normen zijn niet steeds terug te vinden in een spe-

110 B.S. 16 juni 1999.111 B.S. 28 december 2001.112 Zie BOURDOUX, Gil.L., DE RAEDT, E., DE MESMAEKER, M., LINERS, A. en BERKMOES,

H., De Wet op het politieambt, handboek van de politiefunctie, Brussel, Politeia, 2005,blz. 504.

Deontologische code 63

Page 65: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

cifieke legalistische tekst, maar wel in tal van wijzen van aanvoelen en afwegen

zodat deze grondslagen van toetsing in een afzonderlijke code opvangen, zo

niet onmogelijk, dan toch onvolledig zal zijn.

Het strafrechtelijke adagium ‘nullum crimen sine lege’ geldt niet in het tucht-

recht. Het tuchtrecht laat de sanctionering toe van handelingen zonder dat een

wet of verordening deze handeling strafbaar stelt. Het is ook een constante

rechtspraak van de Raad van State dat feiten gepleegd in het privé-leven van

een ambtenaar en ook van een politieambtenaar enkel strafbaar zijn voor zover

zij in redelijkheid kunnen worden geacht een invloed te hebben op de ambts-

uitoefening113.

Opdat er sprake zou kunnen zijn van een tuchtfeit, is er evenmin opzet noch

schade vereist. Het al dan niet opzettelijk plegen van de feiten kan alleen een

rol spelen in het bepalen van de strafmaat.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat sommige vakbonden met argusogen het

tot stand komen van een deontologische code hebben gevolgd, daar zij vrezen

dat de code een instrument zal worden dat hoofdzakelijk dienstig is om te zal-

ven en te slaan.

Volgens de opstellers van het ontwerp van Koninklijk besluit houdende de vast-

stelling van de deontologische code van de politiediensten gaat het duidelijk om

een weergave van een cultuur. Zij steunen zich op de formele verplichting op-

gelegd door artikel 50 van de wet van 26 april 2002 (Exoduswet) om een deon-

tologische code op te stellen.

Niettegenstaande het verslag aan de Koning in het ontwerp verwijst naar het Eu-

ropees verdrag van de Rechten van de Mens, de Belgische Grondwet, de Euro-

pese code inzake politie-ethiek en de wet op het politieambt, blijft de

deontologische code een opsomming van mogelijke tuchtinbreuken.

Het Vast Comité P heeft zijn opmerkingen in 2001 rechtstreeks overgemaakt aan

de auteurs van het eerste ontwerp van code en werkte in 2004 mee aan een

colloquium “Deontologie en integriteit bij de politie”114. Bovendien verscheen

in zijn jaarverslag 2003: “De deontologische code, waarvoor al enige tijd een aan-

vaardbaar project bestaat, laat jammer genoeg nog altijd op zich wachten sinds

113 Zie OPDEBEEK, I., Tuchtrecht in de lokale besturen, Brugge, Die Keure, nr. 122, blz. 83.

64 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 66: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

de jaren 1990-1992. De laatste overlegfase met verschillende actoren heeft veel

tijd in beslag genomen, maar is nuttig gebleken”115.

Zelfs indien de deontologische code een wettelijke basis zou krijgen in de vorm

van een Koninklijk besluit, blijven de andere wetten bestaan die tot toetsing

kunnen leiden. Dit kan slechts nuttig en naar de organisatie toe sturend werken

indien ook de tuchtprocedure werkzaam wordt. Beide luiken, code en tucht-

procedure, dienen dan ook samen tot stand te komen.

Het ontwerp van Koninklijk besluit houdende vaststelling van de deontologi-

sche code van de politiediensten is voor advies naar de Raad van State gezon-

den en bevindt zich op dit ogenblik opnieuw bij de minister van Binnenlandse

Zaken. Het advies is niet gekend en de procedure van informatie en overleg met

de vakbonden kan beginnen. Hieromtrent wordt op dit ogenblik niet veel com-

municatie gevoerd.

Vanuit een kritische benadering kan over het ontwerp gesteld worden dat:

– In het verslag aan de Koning terecht werd gewezen op het feit dat de code

geen statisch gegeven is, maar een evolutief karakter heeft. Bepaalde inzich-

ten met betrekking tot bijzondere vraagstukken betreffende het functioneren

van een politiedienst kunnen in de loop van de tijd wijzigen of onder in-

vloed van bijzondere gebeurtenissen moeten worden bijgestuurd. De vraag

rijst of de code opleggen via een Koninklijk besluit wel beantwoordt aan de

mogelijkheid om snel in te spelen op het wijzigend karakter van normen en

waarden. Is deze vorm van wetgeving de meest efficiënte of bestaat de mo-

gelijkheid dat zij, gelet op de voorwaarden die bij het tot stand komen van

een nieuw of veranderend Koninklijk besluit aanwezig zullen zijn, eerder

een afremmende werking zal hebben? Hoe zal de vrome wens opgevangen

worden die als volgt werd geformuleerd: “De code is collectief bespreekbaar

en dient ook dusdanig besproken te worden; het is een instrument voor dia-

loog. De code blijft in evolutie en dit op basis van overleg”116?

114 Zie publicatie van de teksten in Deontologie en integriteit bij de politie, Uitgave Centrumvoor politiestudies vzw, Politeia, 2004. Alsook La déontologie policière mode ou néces-sité?, Centre d’études sur la police asbl, Politeia, 2004. Zie ook noot 118.

115 Zie activiteitenverslag 2003 van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten,Parl. St., Kamer, 2003-2004, nr. 1267/001 en Senaat, 2003-2004, nr. 3-782/1, blz. 270-271.

116 Zie het ontwerp van Koninklijk besluit houdende vaststelling van de deontologischecode van de politiediensten, blz. 11.

Deontologische code 65

Page 67: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

– Positief dient beoordeeld te worden dat de draagwijdte van de deontologi-

sche code alle personeelsleden van de geïntegreerde politie betreft, onge-

acht of zij deel uitmaken van de federale of van de lokale politie, van het

operationeel of van het administratief en logistiek kader, of zij statutair zijn

dan wel bij arbeidsovereenkomst in dienst zijn genomen. Dit ruime toepas-

singsgebied lost vele eerder opgeworpen problemen op, maar toch dient er

nog een antwoord te worden geboden op de problematiek van aangestel-

den, gedetacheerden en syndicale afgevaardigden. Ook mag niet uit het oog

verloren worden dat er een grotere en intensere samenwerking is tussen de

publieke sector en de privé-sector. Kan dan van die firma’s geëist worden

dat hun werknemers die beveiligings-, bewakings- of aan politietaken gere-

lateerde operaties verrichten zich ook in deze deontologie dienen in te

schrijven, alvorens een overeenkomst kan worden gesloten?

– Het ook opvallend is dat het voorwoord verschillende bladzijden beslaat

waarin aangetoond wordt wat de basis is van de voorgestelde deontologi-

sche code en waarin geëindigd wordt met een Handvest van de waarden,

l.c.:“Naleven en zich inzetten voor het doen naleven van de individuele rech-

ten en vrijheden en van de waardigheid van elke persoon in het bijzonder

door een steeds doordacht en tot het strikt noodzakelijke beperkt gebruik van

de wettelijke drang. Loyaal zijn tegenover de democratische instellingen. In-

teger en onpartijdig zijn, de te handhaven normen eerbiedigen en zin voor

verantwoordelijkheid hebben. Bezield zijn door en blijk geven van een

dienstverlenende ingesteldheid gekenmerkt door:

- de beschikbaarheid;

- de kwaliteit van ons werk;

- het zoeken naar oplossingen binnen het kader van onze bevoegdheden;

- de optimale aanwending van de adequate middelen;

- de zorg voor de geïntegreerde werking van de politiediensten.

Vanuit wederzijds respect en waardering de interne relaties bevorderen en

bijdragen tot het welzijn op het werk.”

Een randbemerking is dat ondertussen zowel de federale politie als heel wat

lokale korpsen een handvest van waarden hebben aangenomen en zeer in-

tens bezig geweest zijn met het opstellen van hun missie, visie en waarden.

Zij zullen ongetwijfeld verplicht zijn hun denkoefening en het resultaat er-

van te toetsen aan het Handvest van waarden in het voorwoord van deze

deontologische code. Kan dit handvest beschouwd worden als een mini-

mum minimorum of is het eerder te bekijken als een uiterste grens? Belang-

rijk is zeer zeker de bedenking dat integriteit moet aanwezig zijn in alle

66 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 68: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

geledingen van de organisatie onder het motto ‘Wie normen en regels hand-

haaft, leeft zelf normen en regels na’. Dit wordt ook nagestreefd in het denk-

model van COSO als intern controlesysteem, dat in het volgende hoofdstuk

ruimer aan bod komt.

– Positief is ook het feit dat een vaste deontologische commissie wordt opge-

richt om advies te verstrekken met betrekking tot de toepassing, de inter-

pretatie en de evaluatie van de deontologische code. Deze commissie zal

moeten in staat gesteld worden om de deontologische code te plaatsen in

het groter kader van open normen en waarden die terug te vinden zijn in

onze westerse cultuur en democratieën.

– Als minder geslaagd kan worden genoemd het feit dat, gelet op deze open

normen en waarden, de deontologische code voorziet in 81 artikelen waar-

bij een aantal strikt genomen niets met deontologie sui generis te maken

heeft, maar wel met vereisten van goed management van een organisatie,

behandeling van klachten, tuchtprocedure,…

– Soms ook wordt verwezen naar een enkele referentiewet, terwijl er nog an-

dere op de beoogde situatie van toepassing zijn. Een voorbeeld is artikel 49

onder de titel ‘Gebruik van geweld of dwang’. Hierin wordt verwezen naar:

‘De toevlucht tot geweld of tot fysieke of materiële dwangmiddelen is gere-

geld door de wet op het politieambt’. Met deze enige verwijzing moet men

toch oppassen, want tal van andere, zelfs hogere, wetten behandelen een

toetsingsrecht dat anders is dan de wet op het politieambt en geven de

rechtzoekende aanspraak op de naleving van het legaliteitsbeginsel117.

– Het gevaar van een te gedetailleerde code steeds is dat er geleefd wordt naar

de letter van de wet en niet naar de geest. Een te groot aantal artikelen in

diverse domeinen vergroot de kans dat de boodschap zelf verloren gaat en

er precies wordt afgemeten ‘wat mag en niet kan’. Wat doet men met de

vraag ‘wat moet en niet mag’ als artikel 1 van de code begint met: ‘Het na-

leven van deze code kan geen enkele vorm van sanctionering met zich mee-

brengen’? Het is perfect mogelijk dat het (slaafs) naleven van voorschriften

in de deontologische code indruist tegen de geest van de voor iedereen dui-

delijke opdracht: ‘Ben ik met de goede dingen goed bezig?’.

117 Zie VANDE CASTEELE, Ph., “Gewapende macht en aan de wet voorbehouden aangele-genheden: enkele beschouwingen”, R.W., 2005-2006, blz. 921.

Deontologische code 67

Page 69: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

– Bij ontleding van de code een deel van de artikelen een herhaling blijkt te

zijn van wat in het voorwoord staat en verwijst naar bestaande wetten, ver-

dragen of regels die steeds een referentiekader uitmaken van het handelen.

Is het nodig (op onvolledige wijze) dit kader in de artikelen van de code op

te nemen, wanneer men uitgaat van de definitie: “Le substrat commun de la

loi, de l’éthique et de la déontologie est finalement le ‘devoir-être’ qui traduit

à l’égard de chacun des membres d’une profession le postulat démocratique

de l’état de droit qui garantit aux citoyens notamment le respect des valeurs

élémentaires à l’occasion de la fourniture de services professionnels relevant

de l’intérêt général”118. De auteur had voorafgaand gesteld: “Le droit disci-

plinaire est le versant négatif de la déontologie mais ne peut se confondre

avec elle. C’est par la discipline que la déontologie s’introduit dans le droit

dans la mesure où celui-ci est aussi un outil de sanction. Si la déontologie

peut se concevoir sans écrit, le droit disciplinaire n’a de valeur que dans la

mesure où il est écrit : nécessité d’un écrit préalable ayant force obligatoire à

l’égard de chacun des membres concernés, sinon quant à l’énoncé des in-

fractions – étant la violation de la norme déontologique, l’infraction ne doit

pas nécessairement être consignée dans un code – du moins, et certaine-

ment, quant aux sanctions comminées et à la procédure disciplinaire […]” .

– Bij het opstellen van de code er artikelen zijn gevoegd die een vanzelfspre-

kend gedrag aanduiden al dan niet al gesteld in andere wetteksten zoals:

“De hulpagenten voeren slechts die opdrachten uit die hen uitdrukkelijk zijn

toevertrouwd door de wet” en het daaropvolgende: “De leden van het admi-

nistratief en logistiek kader oefenen geen politiebevoegdheid uit tenzij deze

hen uitdrukkelijk wordt toegekend”. In de optiek van een deontologische

code bieden dergelijke artikelen geen meerwaarde.

Als het project van de deontologische code erop gericht is een heersende poli-

tiecultuur te veranderen, dan dient dit samen te gaan met alle andere voorwaar-

den om een cultuur te doorbreken. De politie zal steeds een gesloten

organisatie blijven die veelal angstvallig naar de buitenwereld kijkt. De politie

propageert zichzelf nog steeds voornamelijk als een ‘crimefighter’, hierin ge-

steund door de televisie- en filmwereld via afleveringen à la Witse, Flikken, Het

118 Zie Maître André M. SERVAIS, voormalig stafhouder van de balie te Namen, in La déon-tologie professionnelle par rapport à l’exercice de professions libérales. Hij was gastspre-ker op een studiedag van Centre d’études sur la police over « La déontologie policière :mode ou nécessité ? », Politeia, 2005.

68 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 70: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

leven zoals het is, vele actiefilms over het gerechtelijk domein. Andere aspecten

van het politieoptreden komen minder aan bod. De publieke opinie heeft dan

ook een soms vertekend beeld van wat de taak van de politie is, en de politie

conformeert zich al te graag aan dit imago. De goede werking van politie wordt

soms al te veel afgemeten aan de resultaten behaald op het gerechtelijk terrein

en niet op de andere kerntaken die zij moet vervullen.

Realiseren de gewone politieambtenaren zich waarom zij een proces-verbaal

dienen op te stellen en welke belangrijke schakel zij uitmaken in de keten van

het samenleven? Veel handelingen worden van zich afgeschoven wegens routi-

nematig en weinig creatief. Is het dan niet eerder door een gebrek aan inzicht

dat een extra code moet worden opgesteld voor nochtans vanzelfsprekende

houdingen en handelen?

Als elkeen zich toetst aan de vraag ‘Ben ik, zowel in mijn sociaal als in mijn be-

roepsleven, met de goede dingen goed bezig?’, is zulke code wellicht niet nodig.

Het is de taak van de leidinggevenden om deze vraag permanent aan zichzelf

en aan hun medewerkers te stellen.

Niet alleen is een deontologische taakuitvoering een cruciale factor voor het

welslagen van een gemeenschapsgerichte politie, ook de organisatie moet bij-

dragen tot het wederzijds vertrouwen van burger en politie. Herinnert iemand

zich nog de slogan ‘De politie is mijn vriend’?

Nu wordt van politieambtenaren verwacht dat zij ook in hun organisatie een

controlesysteem inbouwen waardoor mag worden verwacht dat zij een be-

trouwbare organisatie zijn.

Deontologische code 69

Page 71: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter
Page 72: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 9FUNCTIE INTERN TOEZICHT – NAAR EEN NIEUWE POL 48?

Deze bovenvermelde betrouwbaarheid of integriteit werd voor organisaties die

voor en met de overheid werken, na het Watergate-schandaal, ernstig in vraag

gesteld. Van dan af werd er gezocht naar een middel om, in de vorm van be-

heersprocessen, in een organisatie permanent een eigen integriteitscontrole uit

te bouwen. Door openheid, transparantie en aanvaarde controle draagt het ma-

nagement van de organisatie bij tot het verwerven en behouden van het ver-

trouwen van haar klanten. Deze vraag om vertrouwen kan worden

doorgetrokken naar de politieorganisatie.

Een van de hulpmiddelen was de creatie door vele korpsen van een dienst in-

tern toezicht. Uit analyse van de door ons gekende gegevens kan gesteld wor-

den dat 99% van de uitgevoerde onderzoeken in het kader van een

tuchtprocedure verricht werd door de dienst intern toezicht van het korps, wan-

neer deze dienst als dusdanig bestond.

Er kan dan ook niet voorbijgegaan worden aan het belang van zo’n goed wer-

kende dienst.

Dit belang werd al verschillende malen door het Vast Comité P onderstreept en

er werd over deze belangrijke functionaliteit een thematisch onderzoek uitge-

voerd119.

Telkens werd gewezen op de zeer grote leemte die ontstaan is na de buiten-

werkingstelling van de Pol 48, omzendbrief van 6 juli 1994, die juist voorzag in de

inrichting van een dienst ‘intern toezicht’ bij de korpsen van de gemeentepolitie.

Een goed functionerende en betrouwbare dienst intern toezicht is noodzakelijk

in elk korps en is een onmisbare schakel in het behoud en de verbetering van

de integriteit en de betrouwbaarheid van een organisatie.

119 Dit onderzoek werd op de vergadering van 9 januari 2004 besproken met de parlemen-taire begeleidingscommissie van het Vast Comité P.

Functie intern toezicht – naar een nieuwe Pol 48? 71

Page 73: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Ondanks de ‘goodwill’ van vele verantwoordelijken of diensten ‘intern toezicht’

heeft het thematisch onderzoek van het Vast Comité P verschillende knelpunten

aan het licht gebracht.

Een eerste belangrijk knelpunt is de problematiek van de uitvoering van tucht-

onderzoeken door de onderzoekers van de dienst intern toezicht waarbij de

voorafgaande onderzoeker inzake tucht geen conclusies mag trekken en volle-

dig neutraal dient te blijven. Nog moeilijker wordt de oefening wanneer de

voorafgaande onderzoeker tegelijkertijd optreedt als onderzoeker en als diege-

ne die processen-verbaal heeft opgesteld in het kader van het gerechtelijk on-

derzoek of opsporingsonderzoek of wanneer hij als voorafgaande onderzoeker

verplicht wordt een gerechtelijk proces-verbaal op te stellen.

Daarnaast is er de problematiek van de overgang van een administratief onder-

zoek naar een tuchtonderzoek waarbij er verschillende standpunten worden in-

genomen door de Algemene inspectie van de federale politie en van de lokale

politie en de Algemene directie personeel/Directie van de juridische dienst, het

contentieux en de statuten (DGP/DPS) van de federale politie. Volgens deze

laatste kunnen de stukken van een administratief dossier niet worden gebruikt

in tuchtonderzoeken en zouden alle onderzoeksverrichtingen moeten worden

overgedaan.

Het al dan niet vermelden van artikel 25 van de wet van 13 mei 1999 houdende

het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten120 in een admi-

nistratief verhoor levert ook her en der problemen op. Zo heeft het Vast

Comité P meermaals vastgesteld dat sommige korpschefs voor alle klachten,

ook deze die betrekking hebben op minder ernstige feiten, een vooronderzoek

tucht opstarten met alle formele plichtplegingen en kennisgevingen zoals in de

tuchtwet voorzien.

Tevens werd opgemerkt dat soms in zuiver administratieve verhoren melding

wordt gemaakt van de loyauteitsplicht van de medewerker. Zo’n handelwijze

kan een demotiverend effect hebben en bijgevolg stelt het Vast Comité P zich

de vraag of de tuchtprocedure niet beter alleen zou worden gehanteerd voor de

meest ‘ernstige’ dossiers.

Het Vast Comité P heeft weliswaar de bevoegdheid om de klachtenbehandeling

over te dragen aan de interne hiërarchie, maar wenst zich niet te profileren als

120 B.S. van 16 juni 1999.

72 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 74: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

diegene die aan de basis ligt van het opstarten van een tuchtprocedure, zeker

niet als het om ‘futiliteiten’ gaat die echter op een andere manier en in een ander

verband ter kennis dienen te worden gebracht van de betrokken politieambte-

naar en het voorwerp dienen uit te maken van een corrigerend optreden.

Er bestaat ten slotte ook onduidelijkheid over de inhoud en de archivering van

tuchtdossiers en persoonlijke dossiers. Deze problematiek gaat gepaard met de

dubieuze praktijk waarbij, indien er geen tuchtstraf wordt uitgesproken, het

dossier als onbestaand wordt beschouwd. Dit druist in tegen de algemene plicht

van een bestuur tot archivering van administratieve stukken voor een periode

van twintig jaar.

Er blijven echter verschillende vragen onbeantwoord, zoals: Wat zijn de bewaar-

termijnen van stukken in het persoonlijk dossier? Op welke wijze dient er reke-

ning te worden gehouden met lopende en afgesloten administratieve

onderzoeken en tuchtonderzoeken die al dan niet gearchiveerd zijn? Wat met

het gebruik van gegevens en het functioneringsgesprek? Wat indien het perso-

neelslid weigert om kennis te nemen van de resultaten van onderzoeken? Mo-

gen deze dan in het persoonlijk dossier worden opgenomen?

Op deze en andere vragen moet een eenduidig antwoord worden geformu-

leerd, door alle betrokken overheden. Uiteindelijk dienen deze in de praktijk

omgezet te worden en wie kan dat beter doen dan de korpschef ondersteund

door een professionele dienst intern toezicht?

Recentelijk heeft de minister van Binnenlandse Zaken een initiatief genomen

om de vroegere Pol 48 te vervangen door een andere ministeriële omzendbrief.

Deze omzendbrief zal in principe de naam CP 3 dragen om duidelijk te stellen

dat het intern controlesysteem dient beschouwd te worden als een onderdeel

van het project kwaliteitszorg aangekondigd door de omzendbrieven CP 1 van

17 mei 2003 betreffende ‘Community Policing’, definitie van de Belgische inter-

pretatie van toepassing op de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op

twee niveaus en CP 2 van 3 november 2004 betreffende het bevorderen van de

organisatieontwikkeling van de lokale politie met als finaliteit een gemeen-

schapsgerichte politiezorg.

Deze laatste omzendbrief stelt: “Volgens de filosofie van gemeenschapsgerichte

politiezorg en met de veiligheidsplannen als hefboom, het voortdurend leveren

van inspanningen door een politiedienst in alle domeinen van organisatie en

Functie intern toezicht – naar een nieuwe Pol 48? 73

Page 75: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

werking om: (a) steeds beter te beantwoorden aan de gerechtvaardigde eisen en

verwachtingen van al haar belanghebbenden; (b) doelgericht te balanceren tus-

sen deze eisen en verwachtingen van de verschillende groepen van belangheb-

benden; (c) duurzame en maatschappelijk verantwoorde resultaten te behalen;

(d) doelgericht en stapsgewijs te groeien en te evolueren, zowel binnen eenzelfde

groeifase als naar een hogere groeifase”.

Dit houdt duidelijk in dat elke korpschef de permanente opdracht heeft om

kwaliteitszorg na te streven en ervan uit te gaan dat zijn organisatie leert, eva-

lueert, bijstuurt en continu verbetert. In andere organisaties zowel op gemeen-

telijk, provinciaal als op nationaal vlak zijn er leidraden voorzien waarbij een

hogere, betere dienstverlening wordt voorzien. Iedereen beseft dat de last van

het verleden meegedragen wordt en dat veranderingen niet plots voor een om-

mezwaai gaan zorgen. Wel heeft een maatschappij er alle baat bij dat elke or-

ganisatie die opdrachten en doelstellingen heeft voor nut van het algemeen

belang, waaronder de organisatie van het samenleven tussen burgers, blijft stre-

ven naar een verbetering van haar werking.

Om dit doel na te streven en duidelijk te stellen, draagt de toekomstige omzend-

brief CP 3 de benaming ‘Het toezicht op de interne werking en de kwaliteitszorg’

van de geïntegreerde politie. Hiermee wordt benadrukt dat beide elementen

moeten terug te vinden zijn in de organisatie van zowel de lokale als de federale

politie. Het nieuwe concept wijzigt de benadering van de term ‘intern toezicht’

zoals die terug te vinden was in de Pol 48 die voor haar tijd niet alleen vooruit-

strevend was, maar ook reeds het inzicht had dat de korpschef niet alles alleen

kan doen, dat hij informatie nodig heeft over het intern beleven van de organi-

satie maar ook zelf feedback kan krijgen over zijn beleid met de uitsluitende

bedoeling de organisatie en de mensen die erin werken te verbeteren.

Nu wordt er ook verlangd van de diensten intern toezicht dat zij proactief op-

treden door interne controleprocessen te verifiëren en door tezelfdertijd advies

te verstrekken aan de eindverantwoordelijke van de politieorganisatie, zodat or-

ganisatie en werking tijdig kunnen worden bijgestuurd.

Is dit idee nieuw? Neen, want bij Koninklijk besluit van 26 mei 2002 betreffende

het interne controlesysteem binnen de federale overheidsdiensten en nu recen-

telijk in het (Vlaamse) Gemeentedecreet van 15 juli 2005 wordt reeds verwezen

naar een globaal beheerssysteem. Teneinde dit beheerssysteem te controleren,

wordt een dienst interne audit voorzien. “Een interne audit is een onafhankelij-

ke en objectieve activiteit die aan een organisatie zekerheid verstrekt over de

74 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 76: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

mate waarin zij haar werking beheerst, die advies verleent om haar werking te

verbeteren, en die bijdraagt tot het creëren van toegevoegde waarde. Zij helpt de

organisatie haar doelstellingen te bereiken door een systematische en gediscipli-

neerde evaluatie van de processen voor risicobeheer, beheer en bestuur, en door

voorstellen te formuleren om hun effectiviteit te verbeteren”121.

Het is dan ook verheugend vast te stellen dat de minister zich heeft ingeschre-

ven in een denkmodel van het COSO-raamwerk waarin zowel het Vast

Comité P als de Algemene inspectie van de federale politie en van de lokale po-

litie zich hebben ingeschreven. Inmiddels is dit COSO-raamwerk voor interne

controle uitgegroeid tot de wereldwijd aanvaarde standaard voor een goed in-

ternecontrolesysteem122.

121 Zie verslag aan de Koning d.d. 2 oktober 2002, B.S. 9 oktober 2002, kol. 45556.122 Zie Audit, Control and Governance, Kluwer, nr. 23, nov-dec 2005.

Functie intern toezicht – naar een nieuwe Pol 48? 75

Page 77: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter
Page 78: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 10AANBEVELINGEN

Er zijn verschillende verbeteringen mogelijk, die echter tegelijkertijd dienen ge-

realiseerd te worden. Uit deze items heeft het Vast Comité P zes verbeterprojec-

ten geïdentificeerd en omschreven waarop tal van andere initiatieven geënt zijn,

zodat op zeer korte termijn zowel aan de basis als aan de uitvoering van tucht

in het algemeen geremedieerd kan worden.

– Prioritair dient de tuchtwet herschreven te worden. De conclusies en aanbe-

velingen van de werkgroep onder leiding van de dienst Statuten van de AIG

is een aanvaardbaar werkinstrument. De minister van Binnenlandse Zaken

zal op zeer korte termijn één van de opties voorgesteld in de besprekingen

van de werkgroep moeten nemen, zodat deze werkgroep haar werkzaam-

heden kan afronden.

– De minister van Binnenlandse Zaken kan orde op zaken stellen door aan de

korpsen (via de burgemeester of het politiecollege) die de laatste vier jaar

geen tucht- of ordemaatregelen gemeld hebben, te vragen zich te verant-

woorden.

– De minister van Binnenlandse Zaken moet onverwijld overgaan tot de pu-

blicatie van een nieuwe omzendbrief soortgelijk aan de vroegere Pol 48 op-

dat elk korps over een functionaliteit intern toezicht zou beschikken in een

aangeduid werkkader.

– Het operationeel maken van een jurisprudentiedatabank is dringend aan de

orde.

– De deontologische code dient bij voorkeur op korte termijn opnieuw in een

ruimer debat aan bod te komen en liefst op een andere wijze afgekondigd

te worden.

– Het openbaar ministerie moet dossiers waarbij politieambtenaren betrokken

zijn prioritair kunnen afwerken en binnen een korte termijn de korpschef

inlichten over zijn beslissing, met een inzagerecht in het dossier. De kennis

over de plaats van het openbaar ministerie in het tuchtgebeuren dient geac-

tualiseerd te worden123.

123 In het bijzonder de Col 4/2003.

Aanbevelingen 77

Page 79: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Het is een democratische verworvenheid van de burgers dat men van politie-

ambtenaren mag verwachten dat ze ethisch handelen binnen de context van

hun beroep. Er mag niet uit het oog worden verloren dat de politie, als behoe-

der van de democratie en van een maatschappijordening, het recht heeft om in-

breuken te plegen op het algemene principe dat de burger het recht heeft om

met rust gelaten te worden. De duizenden klachten die het Vast Comité P in de

loop van zijn bestaan mocht ontvangen, bewijzen dat de burger ermee instemt

om onder een toezicht te vallen, maar niet onvoorwaardelijk.

Hij wenst de zekerheid te hebben dat het gedrag verantwoord is en volgens

vooraf overeengekomen waarden en normen die zich uiten in wat als deonto-

logie omschreven wordt.

In een organisatie waar men goed opgeleid, gemotiveerd en bekwaam is en

waar men bereid is tot samenwerken, heerst een positieve discipline. De disci-

pline of tucht is het zich houden aan bepaalde opgelegde regels of voorschriften

van gedrag en is daardoor voorspelbaar. Als deze positieve discipline niet aan-

wezig is, zal het gedrag dienen te worden bijgestuurd hetzij door een belonings-

structuur, hetzij door sancties indien de discipline faalt. Discipline heeft tot doel

voor de burger zekerheid te scheppen betreffende het optreden van de politie-

ambtenaar.

De openheid en standvastigheid van een korps en zijn leiding kan worden af-

gemeten aan de hand van het tuchtbeleid. Dit geeft een duidelijk beeld van de

waarden en normen waarvoor de organisatie staat. Indien de burger meer ver-

trouwen in het politiekorps wil krijgen, dan moet hij ervan overtuigd zijn dat

het principe ‘de ene dekt de andere’ niet van toepassing is.

De erkenning dat ook de politie fouten kan maken, maar dat die fouten ook

worden opgevolgd en zo nodig gesanctioneerd, zal veel sneller een gunstige

invloed hebben op het imago dan de publicatie van talloze statistieken124.

124 Zie PEETERS, W., “De grens tussen tucht en deontologie” in Deontologie en integriteit bijde politie, Uitgave Centrum voor politiestudies vzw, Politeia, 2004.

78 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 80: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

HOOFDSTUK 11HET TUCHTRECHT EN DE ‘BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR’125

Soms, tot verbazing van degenen die de tuchtmaatregel in eer en geweten had-

den uitgesproken, doorstond hun uitspraak niet de toets van de algemene be-

ginselen van behoorlijk bestuur.

Deze negatieve ervaringen hebben niet altijd geresulteerd in een verdieping

door de tuchtoverheid in deze algemene beginselen, maar veroorzaakten een

reflex van verlies van vertrouwen in het hele tuchtsysteem. Dit is volgens ons

ook een van de redenen waarom sommige korpsoversten een grote aversie heb-

ben tegen de toepassing van het tuchtrecht.

Het is volkomen te begrijpen dat bij moeilijke en ernstige tuchtdossiers de tucht-

onderhorige, al dan niet met behulp van zijn vakbond, de gehele procedure ook

wil laten toetsen aan het oordeel van andere (rechts)colleges.

Dit oordeel komt soms als choquerend over, aangezien bij hun overwegingen

andere regels worden gevolgd of aangehaald dan deze die door de tuchtover-

heid gekend waren, gebruikt of zelfs gepercipieerd werden.

De meeste korpschefs hebben van de regels van behoorlijk bestuur wel enige

notie, maar kunnen de toepassing ervan niet steeds kaderen in hun eigen orga-

nisatie en werking. Zij vergeten ook soms dat administratief recht eigen en soms

specifieke bronnen heeft. Zij maken deel uit van de overheid die verondersteld

wordt deze bronnen te kennen en de wetten, voorschriften en beginselen vervat

in deze bronnen en de rechtspraak na te leven.

125 Deze bijdrage is gebaseerd op een synthese van het boek van OPDEBEEK, I. en VANDAMME, M. (Ed.), Beginselen van behoorlijk bestuur, Administratieve rechtsbibliotheek,algemene reeks nr. 1, Die Keure, 2006.

Het tuchtrecht en de ‘Beginselen van behoorlijk bestuur’ 79

Page 81: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Het is niet mogelijk in dit hoofdstuk in detail al deze beginselen te behandelen

en wij wensen dan ook te verwijzen naar de vele juridische werken en bijdragen

die hierover te vinden zijn.

De enige bedoeling van dit hoofdstuk is de lezer en in het bijzonder de korps-

chef erop attent te maken dat de hierna opgesomde begrippen ook op zijn or-

ganisatie en bestuur van toepassing zijn. Wil men een tuchtprocedure volledig

laten slagen, moet deze immers ook de toetsing aan deze begrippen kunnen

doorstaan.

1. BEGRIP EN TOEPASSINGSGEBIED

De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn algemene rechtsbeginselen

die aanwijzingen geven over de wijze waarop bestuursbeslissingen moeten

worden genomen en ter kennis gebracht. Deze beginselen komen juist op de

proppen wanneer de wet geen precieze instructies geeft en het bestuur een ze-

kere vrijheid van handelen heeft, zodat men werkt in de sfeer van discretionaire

bevoegdheden. De aldus ontstane begrippen, terug te vinden in rechtsleer,

rechtspraak en wetgeving, trachten juist aan te geven wat een ‘goede’ toepas-

sing van de wet betekent.

Iedereen die bij de overheid beschikt over een doelgebonden bevoegdheid, valt

onder deze beginselen, zo ook de tuchtoverheden.

Het is zeer moeilijk een volledige opsomming te geven van deze beginselen en

er is inhoudelijk niet bij alle auteurs eensgezindheid te vinden, maar als rode

draad is er steeds de betrachting van mensen om een rationeel bestuur uit te

oefenen. Dit wil zeggen dat de beslissingen niet op een zuiver willekeurige ba-

sis worden genomen. De afweging van de handelingen van het bestuur aan de

notie ‘willekeur’ geeft dat de beginselen helpen in het bieden van zekerheid dat

er geen willekeur aan de basis ligt van de goede ‘toepassing’ van de wet en

biedt garanties tegen overheidswillekeur.

Sommige beginselen zijn als vanzelfsprekend, maar toch is het wenselijk dat bij

elke tuchtprocedure de aanwezigheid van toepassing van of toetsing aan de be-

ginselen van behoorlijk bestuur in het draaiboek als vast gegeven is opgeno-

men.

80 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 82: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Zulke werkwijze kan diepe ontgoochelingen voorkomen en zelfs een bestuur-

lijke beslissing niet alleen rechtvaardiger maken maar ook meer gezag geven.

Dit zal duidelijker worden na de hierna volgende opsomming van de nu geken-

de en toegepaste algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

2. HET ZORGVULDIGHEIDSBEGINSEL

Niet alleen in zijn relatie tot zijn medeburger, maar ook in zijn relatie tot de over-

heid wordt de burger verplicht op een zorgvuldige wijze te handelen. Het basis-

idee is terug te vinden in de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek

die elke vorm van schade sanctioneren doordat er een foutief handelen is ge-

weest dat in oorzakelijk verband staat met de schade. Daar deze verplichting

opgelegd wordt aan de burger, is het logisch dat ook de overheid zich niet bo-

ven de wet stelt en ook haar handelen aan dit beginsel van zorgvuldigheid zal

worden getoetst.

Door de fout die ten grondslag ligt aan de onzorgvuldigheid te definiëren, ont-

staat er een ruimte van interpretatie die dynamisch is en steeds zal getoetst wor-

den aan de concrete omstandigheden, weliswaar met in het achterhoofd de

figuur van de ‘bonus pater familias’ of de goede huisvader. De afwegingen met

betrekking tot het al dan niet zorgvuldig handelen van de overheid in casu de

politieoverheid gebeuren in concreto.

Professor L. Cornelis stelt het realistisch voor als: “De algemene zorgvuldigheids-

normen zijn vrijwel onbeperkt in aantal, daar zij worden bepaald aan de hand

van het criterium van de normaal voorzichtige en redelijke mens, die in dezelfde

omstandigheden als de aangesprokene geplaatst wordt. Zij hebben betrekking op

om het even welke menselijke activiteit en passen zich zonder moeite aan de wij-

zigingen van het menselijke gedrag aan”126.

126 CORNELIS, L., Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht,I, Antwerpen, Maklu, 1989, p. 39.

Het tuchtrecht en de ‘Beginselen van behoorlijk bestuur’ 81

Page 83: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

3. HET MOTIVERINGSBEGINSEL

Bij de Raad van State maken de ‘motieven’ de meerderheid uit van de beslissin-

gen die geannuleerd worden. Beslissingen die vernietigd worden wegens on-

wettige motivering, kunnen wel hernomen worden wanneer er door de

overheid wél deugdelijke motieven worden gevonden.

Aan de hand van welke criteria worden de motieven gecontroleerd? Misschien

te voor de hand liggend maar soms ontbrekend, is het bestaan van de motieven.

Als deze er zijn, wordt vervolgens gekeken of ze overeenkomen met de feiten.

Als de motieven de feiten correct weergeven, wordt nagegaan of de motieven

juridisch juist zijn en dan, als laatste, dient te worden nagekeken of de inhoud

van de beslissing in redelijke verhouding staat tot de motieven. Deze laatste

controle duidt reeds op de aanwezigheid van het redelijkheidsbeginsel.

De motieven moeten de gegevens zijn die al bestonden vóór de beslissing werd

genomen en die ten slotte ook deze beslissing rechtvaardigen. Om het eenvou-

dig te zeggen, moeten de motieven deugdelijk zijn en zowel de feiten als het

recht correct weergeven. Dit houdt ook in dat zij duidelijk, concreet, nauwkeu-

rig, draagkrachtig, waarheidsgetrouw en gestaafd worden door stukken van het

tuchtdossier.

Om te weten of de motivering afdoende is, dient zij gelezen te worden met de

ogen van diegene waarover de beslissing werd genomen met de vraag: “Begrijp

ik op grond van welke feitelijke en juridische gegevens de beslissing werd ge-

nomen?” Het is vanuit zijn gezichtspunt dat de motivering moet gelezen worden

met de achterliggende filosofie: “Kan hij oordelen of hij de beslissing zal bestrij-

den met de middelen die het recht hem toestaat?”

Het is toch vanzelfsprekend dat de rechtsonderhorige het recht heeft om de mo-

tieven van de overheid die aanleiding geven tot de beslissing op duidelijke wij-

ze te kennen.

4. HET REDELIJKHEIDSBEGINSEL

Processuele beginselen zijn gericht op de besluitvorming en beïnvloeden niet

noodzakelijk het uiteindelijke resultaat. Inhoudelijke beginselen beïnvloeden

82 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 84: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

wel degelijk het uiteindelijke resultaat, aangezien bij vernietiging door de bij-

voorbeeld de Raad van State de overheid geen nieuw besluit kan nemen.

Het is duidelijk dat het redelijkheidsbeginsel tot de groep van inhoudelijke be-

ginselen behoort, maar tegelijkertijd de dunne lijn van de scheiding der machten

weergeeft. De toetsing van de ‘kennelijke onredelijkheid’ gaat verder dan een

onderzoek naar de kwaliteit van de motivering.

In tuchtzaken neemt de toetsing van het redelijkheidsbeginsel eerder de vorm

aan van de toetsing van het evenredigheidsbeginsel. De Raad van State heeft in

diverse arresten gesteld: “De tuchtoverheid beschikt over een discretionaire be-

voegdheid bij het bepalen van de strafmaat, die de redelijkheid als grens heeft;

dat de Raad van State bij de toetsing van de redelijkheid van de opgelegde straf

slechts over een marginale bevoegdheid beschikt, wat wil zeggen dat de Raad van

State zich niet in de plaats van de tuchtoverheid vermag te stellen, doch enkel

een volkomen in wanverhouding tot de bewezen feiten staande straf als onwettig

kan kwalificeren”127.

De Raad van State heeft wel een zekere terughoudendheid bij het beoordelen

van het evenredigheidsbeginsel, zodat er ernstige gegevens moeten aangehaald

worden, wil de eis op deze basis slagen.

5. DE HOORPLICHT

De hoorplicht wordt door de Raad van State omschreven als: “Het bestuur kan

tegen niemand een ernstige maatregel treffen die gegrond is op zijn persoonlijk

gedrag en die van aard is om zijn belangen ernstig aan te tasten, zonder dat

hem vooraf de gelegenheid wordt geboden zijn standpunt op een nuttige wijze te

doen kennen”128.

De term ‘hoorplicht’ is eigenlijk misleidend, want laat vermoeden dat de betrok-

kene steeds mondeling moet worden gehoord, terwijl dit niet het geval is. Beter

is het te onthouden dat hier bedoeld wordt het recht op tegenspraak, met an-

dere woorden ‘de kans krijgen zijn standpunt kenbaar te maken’. Dit houdt ze-

ker in dat de betrokkene moet uitgenodigd worden om zijn visie op de feitelijke

gegevens en de voorgenomen maatregel te geven. Het is niet voldoende dat hij/

127 Zie Raad van State, Weemans, nr. 141.317, 28 februari 2005.128 Zie overzicht van rechtspraak in boek Beginselen van behoorlijk bestuur, o.c., nr. 306.

Het tuchtrecht en de ‘Beginselen van behoorlijk bestuur’ 83

Page 85: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

zij een ontwerpbeslissing krijgt met de vermelding van de ten laste gelegde fei-

ten, de voorgenomen maatregel en de mogelijkheden tot beroep, er dient ook

een redelijke termijn te worden voorzien om het verweer voor te bereiden. Te-

vens wordt medegedeeld dat men zich kan laten bijstaan door een raadsman en

wanneer het verweer niet mondeling wordt voorzien, binnen welke termijn het

verweerschrift moet worden overgemaakt.

Indien de stukken niet medegedeeld worden, dient tevens te worden voorzien

waar en wanneer inzage kan worden genomen van het volledige dossier. De

schending van het beginsel van de hoorplicht leidt tot schorsing of vernietiging

van de beslissing door de toeziende overheid of de Raad van State.

Echter is de hoorplicht niet verplicht in omstandigheden waar de betrokkene

niets meer kan inbrengen tegen de voorgenomen maatregel, omdat de feiten

vaststaan en de overheid verplicht is hetzij hieraan een welbepaald gevolg te

geven, hetzij omdat de betrokkene reeds over dezelfde aangelegenheid werd

gehoord. Dit wil zeggen dat de hoorplicht nog ‘nuttig’ moet zijn in de procedure

en niet louter aanleiding geeft tot onnodig uitstel.

6. HET ONPARTIJDIGHEIDSBEGINSEL

Onpartijdig wordt omschreven als “onvooringenomen, niet door persoonlijke be-

langen, voorkeur of genegenheid zich bij zijn oordeel latende leiden”129. Het is

nauw verwant met onafhankelijkheid en de onpartijdigheidseis slaat ook op de

subjectieve houding en ingesteldheid van degene die de beslissing neemt.

Het onpartijdigheidsbeginsel kan men best aanvoelen wanneer men dit begrip

invult zoals dit voor de rechtsprekende colleges geldt, al weze het niet zo ab-

soluut.

Het beginsel is van toepassing op tuchtoverheden, maar voor zover dit verenig-

baar is met de eigen structuur van de tuchtoverheid. Dit houdt meestal in dat

een lid van een tuchtorgaan als ‘partijdig’ wordt beschouwd als het, hetzij recht-

streeks of onrechtstreeks, materieel of moreel een persoonlijk belang heeft bij

de uitspraak of beslissing. Dit moet in concreto aanwijsbaar zijn.

129 Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal.

84 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 86: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

De toepassing van dit beginsel mag er niet toe leiden dat de uitoefening van de

tucht onmogelijk wordt gemaakt. Maar als een lid zich reeds een mening heeft

gevormd tijdens het vooronderzoek in die mate dat hij bij het veranderen van

mening gezichtsverlies lijdt, is het aan te bevelen niet meer deel te nemen aan

de besluitvorming op gevaar onpartijdigheid opgeworpen te zien.

Voorkomen is beter dan genezen. Zodra zelfs een schijn van partijdigheid op

iemand weegt, moet hij zich onthouden of, indien mogelijk, laten vervangen.

7. HET RECHTSZEKERHEIDS- EN VERTROUWENSBEGINSEL

Het beginsel vindt zijn grondslag in onze rechtsstaat waar iedere burger het

recht heeft te weten waarom de overheid of iemand anders ingrijpt of kan in-

grijpen op zijn vrijheid. Daardoor wordt willekeur verhinderd en is er een ze-

kere standvastigheid in de daden van het bestuur. Tevens wordt de

rechtsonderhorige in staat gesteld op voorhand in te schatten welke rechtsge-

volgen zijn handelen met zich kunnen meebrengen. De overheid heeft hier tot

taak om de door haar opgeroepen gerechtvaardigde verwachtingen in haar ge-

drags- of beleidsregels na te komen.

Het vertrouwensbeginsel, dat relatief recent is, stelt dat de overheid geacht

wordt slechts binnen de contouren van haar wettelijke bevoegdheidsopdrach-

ten de verwachtingen van de burgers te honoreren. De Raad van State omschrijft

dit als: “één der beginselen van behoorlijk bestuur krachtens hetwelk de burger

moet kunnen betrouwen op een vaste gedragslijn van de overheid, of op toezeg-

gingen of beloften die de overheid in het concrete geval heeft gedaan”130.

Meestal wordt er in de tucht rekening gehouden met de vigerende voorschriften

en wetten op het ogenblik van de feiten en wordt geen retroactiviteit aanvaard,

tenzij bij het wegvallen van de strafbaarheid. Ook kunnen geen toezeggingen

worden gedaan of gehonoreerd die ‘contra legem ‘zijn.

130 Zie Raad van State, Eeckhout, nr. 32.893, 28 juni 1989.

Het tuchtrecht en de ‘Beginselen van behoorlijk bestuur’ 85

Page 87: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

8. HET CONTINUÏTEITSBEGINSEL EN HET VERANDERLIJKHEIDSBEGINSEL

Beide beginselen maken deel uit van de wetten van de openbare dienst en dit

houdt in dat wanneer de overheid oordeelt dat een bepaalde taak beantwoordt

aan een nood van algemeen belang, de dienst moet blijven bestaan en functio-

neren, terwijl dit algemeen belang vereist dat dezelfde overheid haar beleid en

de uitvoering ervan steeds moet kunnen aanpassen aan de wisselende eisen.

Zo ook kan dit begrip op het tuchtrecht worden toegepast. Het niet naleven van

deze beginselen brengt automatisch met zich mee dat het tuchtrecht niet meer

uitgeoefend wordt of de tuchtoverheid niet meer functioneert. Als de overheden

elke wet niet zouden concretiseren waarvan zij zelf stellen dat zij niet uitvoer-

baar is, is er geen rechtsstaat meer.

9. HET BEGINSEL VAN DE REDELIJKE TERMIJN

Er zijn twee termijnen hier te beschouwen. Vooreerst is er de norm van een ter-

mijn die door de wet wordt opgelegd om te handelen en de termijn die moet

in acht genomen worden als er geen norm is. De laatste termijnen zijn in het

beginsel van redelijke termijn van toepassing.

Er zijn termijnen die tot gevolg hebben dat iets gebeurt, maar er zijn er ook die

tot gevolg hebben dat bij het verstrijken ervan de overheid geen bevoegdheid

meer heeft.

Verwijzend naar de klassieke rechtscolleges moet elke uitspraak geveld worden

binnen een redelijke termijn. Dit geldt ‘mutatis mutandis’ ook voor de overheid

die niet mag stilzitten of haar beslissing onredelijk mag uitstellen. De redelijke

termijn is een controle op het formele aspect van een overheidsoptreden en

dient te worden toegepast op alle domeinen van het bestuursrecht, ook in het

tuchtrecht, dit voornamelijk wegens het parallelle met het strafrecht.

Een politieambtenaar tegen wie een tuchtonderzoek loopt, heeft immers een

rechtmatig belang te weten of hij al dan niet zal gestraft worden en met welke

straf. De korpschef heeft dan ook de opdracht, zowel in het belang van de be-

trokkene als in het belang van zijn organisatie, alles te doen om de tuchtproce-

86 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 88: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

dure niet te laten aanslepen. Dit laatste wel doen, duidt op geen ordentelijke

werking van de organisatie en de verantwoordelijken.

Tuchtzaken worden trouwens door de Raad van State steeds beschouwd als

dringende zaken en deze laatste hecht meer belang aan het stilzitten van het

bestuur dan aan dat van de burger.

De burger heeft er evenwel soms ook belang bij om de overheid aan te manen,

zeker als hij een moreel nadeel wil bewijzen door het uitblijven van de beslis-

sing. Om het middel van de schending van de redelijke termijn in te roepen,

moet de verzoeker blijk geven van een wettig belang, een benadeling door de

schending en moet de vernietiging een voordeel opleveren voor de verzoeker.

Een regel voor de overheid is wel dat de termijnen in concreto dienen beoor-

deeld te worden, behalve in het geval niets de overheid belet om een beslissing

te nemen. Het kan haar niet ten kwade geduid worden om de zaken zorgvuldig

te onderzoeken, maar dit heeft ook zijn grenzen. Niemand is erbij gebaat in on-

zekerheid te leven.

De gevolgen van een nietigverklaring zijn meestal ernstig, omdat dit meestal een

bevoegdheidsverlies met zich meebrengt en er geen nieuwe beslissing meer kan

worden genomen.

We hopen dat dit korte overzicht aanleiding zal geven tot het zich verder be-

kwamen in de bovenvermelde en besproken beginselen die voor iedere korps-

chef en leidinggevende in het politiestelsel op elke bestuursraad van toepassing

zijn.

Het tuchtrecht en de ‘Beginselen van behoorlijk bestuur’ 87

Page 89: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter
Page 90: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

BIJLAGE IREGISTRATIE DOOR DE TUCHTRAAD

1. STATISTIEKEN TUCHTRAAD JAARVERSLAG 2004

Hier worden alleen de cijfers gepubliceerd. Hoewel de cijfers duidelijk zijn,

wordt de lezer voor de commentaren die bij de statistieken gepubliceerd wer-

den, verwezen naar het integrale jaarverslag 2004 van de Tuchtraad.

1.1 Cijfers van de Franstalige Kamer van de Tuchtraad

Lokale politie: algemeen overzicht Wallonië per korps over de periode 2001-2004

Jaarlijkse verdeling van de tuchtstraffen per zone en per directie

Jaar 2001 2002 2003 2004

Waals-Brabant: 10 politiezones

Aantal straffen Totaal 2004

Code Politiezone Alle effec-tieven

Politie-effec-tieven

% voor 2004

5267 Genappe/Nivelles 2 3 119 97 2,52

5268 Braine-Le-Château/Ittre/Re-becq/Tubize

2 3 101 81 2,97

5269 La Hulpe/Lasne/Rixensart 1 98 81 0

5270 Chastre/Court-Saint-Etienne/Mont-Saint-Guibert/Villers-La-Ville/Walhain

77 63 0

5271 Wavre 2 5 96 77 0

5272 Beauvechain/Chaumont-Gis-toux/Grez-Doiceau/Incourt

1 1 1 1 58 52 1,72

5273 Braine-l'Alleud 1 81 67 0

5274 Waterloo 7 1 6 2 87 73 2,30

5275 Ottignies-Louvain-La-Neuve 1 1 97 81 0

5276 Hélécine/Jodoigne/Orp-Jauche/Perwez/Ramillies

1 5 72 61 6,94

Bijlage I 89

Page 91: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Luik: 20 politiezones

Code Politiezone

5277 Liège 6 10 2 1183 1055 0,17

5278 Neupré/Seraing 5 1 230 213 0

5279 Herstal 120 105 0

5280 Beyne-Heusay/Fléron/Soumag-ne

1 3 3 94 78 3,19

5281 Bassenge/Blégny/Dalhem/Ju-prelle/Oupeye/Visé

1 2 3 180 145 1,67

5282 Flémalle 1 76 70 1,32

5283 Aywaille/Chaudfontaine/Esneux/Sprimont/Trooz

2 141 120 0

5284 Ans/Saint-Nicolas 1 109 102 0,92

5285 Awans/Grâce-Hollogne 2 4 73 61 5,48

5286 Berloz/Crisnée/Donceel/Fai-mes/Fexhe-le-Haut-Clocher/Geer/Oreye/ Remicourt/Wa-remme

1 77 61 0

5287 Jalhay/Spa/Theux 79 68 0

5288 Aubel/Baelen/Herve/Limbourg/Olne/Plombières/Thimister-Clermont/

109 90 0

Welkenraedt

5289 Dison/Pepinster/Verviers 4 1 6 3 263 223 1,14

5290 Lierneux/Malmédy/Stavelot/Stoumont/Trois-Ponts/Waimes

88 64 0

5291 Amel/Büllingen/Burg-Reuland/Bütgenbach/Sankt Vith//

66 52 0

Amblève/Bullange/Burg-Reu-land/Butgenbach/Saint-Vith

5292 Eupen/Kelmis/Lontzen/Raeren 115 100 0

Eupen/La Calamine/Lontzen/Raeren

5293 Braives/Burdinne/Hannut/Héron/Lincent/Wasseiges

1 68 55 1,47

5294 Amay/Engis/Saint-Georges-Sur-Meuse/Verlaine/Villers-Le-Bouillet/Wanze

1 1 102 84 0,98

5295 Huy 2 1 111 85 0,90

90 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 92: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5296 Anthisnes/Clavier/Comblain-Au-Pont/Ferrières/Hamoir/

86 72 0

Marchin/Modave/Nandrin/Ouf-fet/Tinlot

Luxemburg:

6 politiezones

Code Politiezone

5297 Arlon/Attert/Habay/Martelange 1 1 2 120 97 1,67

5298 Aubange/Messancy/Musson/Saint-Léger

84 66 0

5299 Chiny/Etalle/Florenville/Meix-Devant-Virton/Rouvroy/Tintig-ny/Virton

1 101 77 0

5300 Durbuy/Erezée/Gouvy/Hotton/Houffalize/LaRoche-en-Arden-ne/

1 173 153 0

Manhay/Marche-en-Famenne/Nassogne/Rendeux/Tenneville/Vielsalm

5301 Bastogne/Bertogne/Fauvillers/Léglise/Libramont-Chevigny/

1 1 126 99 0

Neufchâteau/Sainte-Ode/Vaux-Sur-Sûre

5302 Bertrix/Bouillon/Daverdisse/Herbeumont/Libin/Paliseul/Saint-Hubert/

4 6 6 116 97 5,17

Tellin/Wellin

Namen: 13 politiezones

Code Politiezone

5303 Namur 11 18 6 383 352 1,57

5304 Eghezée/Gembloux/La Bruyère 5 1 83 68 1,20

5305 Andenne/Assesse/Fernelmont/Gesves/Ohey

2 108 91 1,85

5306 Floreffe/Fosses-La-Ville/Mettet/Profondeville

2 92 73 2,17

5307 Sambreville/Sombreffe 1 102 88 0,98

5308 Jemeppe-Sur-Sambre 1 52 46 0

5309 Florennes/Walcourt 4 82 64 0

5310 Beauraing/Bièvre/Gedinne/Vresse-Sur-Semois

73 52 0

Bijlage I 91

Page 93: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5311 Couvin/Viroinval 1 67 54 0

5312 Anhée/Dinant/Hastière/On-haye/Yvoir

2 3 123 101 2,44

5313 Houyet/Rochefort 2 62 47 3,23

5314 Ciney/Hamois/Havelange/Som-me-Leuze

4 1 91 78 1,10

5315 Cerfontaine/Doische/Philippe-ville

8 1 56 50 1,79

Henegouwen: 23 politiezones

Code Politiezone

5316 Antoing/Brunehaut/Rumes/Tournai

270 230 0

5317 Mouscron 4 5 180 153 2,78

5318 Comines-Warneton 1 1 3 3 45 36 6,67

5319 Beloeil/Leuze-en-Hainaut 1 1 1 71 60 1,41

5320 Celles/Estaimpuis/Mont-de-l'En-clus/Pecq

57 51 0

5321 Bernissart/Péruwelz 1 83 67 1,20

5322 Ath 1 1 1 1 73 63 1,37

5323 Ellezelles/Flobecq/Frasnes-Lez-Anvaing/Lessines

2 3 75 63 4

5324 Mons/Quévy 1 1 5 418 323 1,20

5325 La Louvière 1 5 3 283 208 1,06

5326 Brugelette/Chièvres/Enghien/Jurbise/Lens/Silly

3 91 75 3,30

5327 Boussu/Colfontaine/Frameries/Quaregnon/Saint-Ghislain

3 18 16 327 250 4,89

5328 Braine-Le-Comte/Ecaussinnes/LeRoeulx/Soignies

2 143 127 0

5329 Dour/Hensies/Honnelles/Quiévrain

91 78 0

5330 Charleroi 7 11 19 17 1067 925 1,59

5331 Aiseau-Presles/Châtelet/Far-ciennes

7 164 136 4,27

5332 Anderlues/Binche 2 103 93 0

5333 Erquelinnes/Estinnes/Lobbes/Merbes-Le-Château

1 63 51 1,59

5334 Beaumont/Chimay/Froidcha-pelle/Momignies/Sivry-Rance

9 5 85 61 5,88

92 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 94: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5335 Chapelle-Lez-Herlaimont/Mana-ge/Morlanwelz/Seneffe

1 2 174 142 1,15

5336 Courcelles/Fontaine l'Évêque 1 5 4 109 105 3,67

5337 Fleurus/Les Bons Villers/Pont-à-Celles

104 89 0

5338 Gerpinnes/Ham-Sur-Heure-Na-linnes/Montigny-Le-Tilleul/Thuin

1 94 85 0

Brussel-Hoofdstad: 6 politiezones

Code Politiezone

5339 Bruxelles/Ixelles 12 6 18 11 1115 924 0,99

Brussel/Elsene

5340 Berchem-Sainte-Agathe/Gans-horen/Jette/Koekelberg/Molen-beek-Saint-Jean

3 1 1 407 320 0,25

Ganshoren/Jette/Koekelberg/Sint-Agatha-Berchem/Sint-Jans-Molenbeek

5341 Anderlecht/Saint-Gilles/Forest 10 27 33 512 394 6,45

Anderlecht/Sint-Gillis/Vorst

5342 Auderghem/Uccle/Watermael-Boitsfort

1 2 6 1 327 271 0,31

Oudergem/Ukkel/Watermaal-Bosvoorde

5343 Etterbeek/Woluwe-Saint-Lam-bert/Woluwe-Saint-Pierre

1 1 7 10 341 272 2,93

Etterbeek/Sint-Lambrechts-Woluwe/Sint-Pieters-Woluwe

5344 Evere/Schaerbeek/Saint-Josse-ten-Noode

3 16 10 526 440 1,90

Evere/Schaarbeek/Sint-Joost-ten-Node

TOTAAL 41 94 231 206 13748 11481 1,50

Bijlage I 93

Page 95: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Federale politie (Franstalige taalrol)

Tucht-

straffen

Effectieven

2004

%

DGA 0 3 0

DAG 0 16 0

DAO 0 23 0

DAC 10 730 1,4

DAP 3 172 1,7

DAR 35 466 7,5

SCA 2 446 0,4

DGJ 0 5 0

DJG 0 25 0

DJB 1 38 2,6

DJP 1 49 2

DJF 0 80 0

DJC 0 12 0

DJO 0 25 0

DJT 0 14 0

DJMM 0 13 0

SJA 33 1469 2,2

DGS 0 2 0

DSG 0 2 0

DSU 3 211 1,4

DSB 0 55 0

DST 1 288 0,3

DSO 0 51 0

DSCH 3 21 14,

3

DSAS 0 5 0

DGP 0 6 0

DPG 0 16 0

DPF 0 27 0

94 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 96: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

DPR 0 47 0

DPM 1 46 2,2

DPS 0 18 0

DPP 0 31 0

DPI 0 29 0

DPW 0 5 0

DPEO 0 22 0

DPER 0 17 0

DPEF 11 138 8

DPES 0

DPMS 0 85 0

DGM 0 7 0

DMG 0 16 0

DMF 0 102 0

DMA 0 15 0

DMI 0 4 0

DME 0 12 0

DMLS 10 399 2,5

DMPE 0 15 0

CG 1 95 1

Totaal

federale

politie

5373 1308

calog

4065

ops

Bijlage I 95

Page 97: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Geografische spreiding van de tuchtstraffen, in 2004, Franstalige landsgedeelte

96 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 98: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Zones waarin nooit een tuchtstraf werd opgelegd sinds 2001, Franstalige land-

gedeelte (donker gedeelte)

Bijlage I 97

Page 99: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

1.2 Vergelijking tuchtstraffen per taalrol

Tuchtrechtelijke beslissingen

Klasseringen zonder gevolg

Jaar 2001 2002 2003 2004

Nederlandstalig 75 254 346 415

Franstalig 63 211 357 376

Totaal 138 465 703 791

Klasseringen zonder gevolg 2004

Nederlandstalig 42

Franstalig 52

Totaal 94

98 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 100: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Aantal tuchtstraffen

Jaar 2001 2002 2003 2004

Nederlandstalig 75 227 309 373

Franstalig 63 184 322 324

TOTAAL 138 411 631 697

Bijlage I 99

Page 101: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Lichte tuchtstraffen

Zware tuchtstraffen

Nederlandstalig Franstalig Totaal

Inhouding van wedde 76 42 118

Schorsing 54 31 85

Terugzetting in wedde-

schaal

7 9 16

Ontslag van ambtswege 13 7 20

Afzetting 0 1 1

Totaal 150 90 240

100 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 102: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Vergelijking lokaal/federaal

De cijferverdeling geeft voor 2004 de volgende resultaten.

Nederlandstalig Franstalig Totaal nationaal

2004

% N % F

Lokaal 267 209 476 72% 65%

Federaal 106 115 221 28% 35%

Bijlage I 101

Page 103: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

1.3 Cijfers van de Nederlandstalige Kamer van de Tuchtraad

Lokale politie: algemeen overzicht Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Ge-

west per korps over de periode 2001-2004

Totalen GTO + HTO

Brussel-Hoofdstad:

6 politiezones

2001 2002 2003 2004 Effectieven2004

% voor

2004

Code Politiezone

5339 Brussel/Elsene 14 18 10 13 1039 1,25%

5340 Sint-Jans-Molen-

beek/Koekelberg/

Jette/

Ganshoren/Sint-

Agatha-Berchem

0 0 1 1 282 0,35%

5341 Anderlecht/Sint-

Gillis/Vorst

0 8 15 29 288 10,07%

5342 Ukkel/Watermaal-

Bosvoorde/

Oudergem

0 0 2 5 109 4,59%

5343 Etterbeek/Sint-

Pieters-Woluwe/

Sint-Lambrechts-

Woluwe

1 2 8 5 116 4,31%

5344 Schaarbeek/

Evere/Sint-Joost-

ten-Node

0 8 15 4 239 1,67%

Totaal van de

provincie

15 36 51 57 2073

102 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 104: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Antwerpen:

25 politiezones

2001 2002 2003 2004 Effectieven2004

% voor 2004

Code Politiezone

5345 Antwerpen 13 38 62 87 2298 3,79%

5346 Zwijndrecht 0 0 0 0 50 0,00%

5347 Boom/Rumst/Niel/

Schelle/Hemiksem

0 0 3 2 110 1,82%

5348 Kapellen/Stabroek 0 0 2 0 147 0,00%

5349 Aartselaar/Ede-

gem/Hove/

Kontich/Lint

0 0 1 1 104 0,96%

5350 Essen/Kalmthout/

Wuustwezel

0 0 0 0 158 0,00%

5351 Boechout/Bors-

beek/Mortsel/

Wijnegem/

Wommelgem

0 0 1 1 89 1,12%

5352 Brasschaat 0 0 0 0 90 0,00%

5353 Schoten 0 0 0 1 59 1,69%

5354 Ranst/Zandhoven 0 0 1 1 59 1,69%

5355 Brecht/Malle/

Schilde/Zoersel

0 0 1 0 136 0,00%

5356 Bornem/Puurs/

Sint-Amands

0 0 0 0 78 0,00%

5357 Willebroek 0 1 0 0 51 0,00%

5358 Mechelen 4 6 8 6 305 1,97%

5359 Bonheiden/Duffel/

Putte/

Sint-Katelijne-

Waver

0 0 1 8 116 6,90%

5360 Lier 0 0 0 1 107 0,93%

5361 Berlaar/Nijlen 0 0 0 0 63 0,00%

5362 Heis-op-den-Berg 0 0 1 1 72 1,39%

5363 Hoogstraten/

Merksplas/Rijke-

vorsel

0 0 0 0 70 0,00%

Bijlage I 103

Page 105: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5364 Beerse/Lille/

Vosselaar/Baarle-

Hertog/

Kasterlee/

Oud-Turnhout/

Turnhout

0 0 1 1 246 0,41%

5365 Herselt/Hulshout/

Westerlo

2 0 0 0 80 0,00%

5366 Geel/Laakdal/

Meerhout

0 0 1 0 142 0,00%

5367 Arendonk/Ravels/

Retie

0 0 0 0 66 0,00%

5368 Balen/Dessel/Mol 0 0 0 0 127 0,00%

5369 Grobbendonk/

Herentals/

Herenthout/

Olen/Vorselaar

0 0 0 1 136 0,74%

Totaal van de

provincie

19 45 83 111 4959

Limburg:

18 politiezones

2001 2002 2003 2004 Effectieven2004

% voor 2004

Code Politiezone

5370 Diepenbeek/Hasselt/

Zonhoven

0 3 0 2 295 0,68%

5371 Lommel 0 0 0 0 65 0%

5372 Hamont-Achel/

Neerpelt/Overpelt

0 0 0 0 62 0%

5373 Beringen/Ham/

Tessenderlo

0 0 0 0 122 0%

5374 Halen/Herk-de-Stad/

Lummen

0 0 0 0 62 0%

5375 Heusden-Zolder 0 1 1 0 58 0%

5376 Gingelom/Nieuwer-

kerken/Sint-Truiden

0 1 0 0 106 0%

5377 Hechtel-Eksel/

Leopoldsburg/Peer

0 0 0 0 86 0%

104 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 106: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5378 Houthalen-Helchte-

ren

0 0 0 0 60 0%

5379 Alken/Borgloon/

Heers/Kortessem/

Wellen

0 0 0 0 75 0%

5380 Tongeren/Herstappe 0 1 1 1 81 1,23%

5381 Bilzen/Hoeselt/

Riemst

0 0 0 0 106 0%

5382 Voeren 0 0 0 0 18 0%

5383 Dilsen-Stokkem/

Maaseik

0 1 2 0 89 0%

5384 As/Opglabbeek/

Genk/Zutendaal

0 0 2 0 231 0%

5385 Bocholt/Bree/

Kinrooi/

Meeuwen-Gruitrode

0 0 0 0 88 0%

5386 Lanaken 0 0 0 0 70 0%

5387 Maasmechelen 0 3 0 0 72 0%

Totaal van de

provincie

0 10 6 3 1746

Vlaams-Brabant:

27 politiezones

2001 2002 2003 2004 Effectieven2004

% voor 2004

Code Politiezone

5388 Leuven 0 0 5 9 363 2,48%

5389 Bekkevoort/

Geetbets/Glabbeek/

Kortenaken/Tielt-

Winge

0 0 1 0 56 0,00%

5390 Landen/Linter/

Zoutleeuw

0 0 0 0 69 0,00%

5391 Bierbeek/Bouter-

sem/Holsbeek/

Lubbeek

0 0 1 0 66 0,00%

5392 Hoegaarden/

Tienen

0 4 2 0 92 0,00%

5393 Herent/Kortenberg 0 0 0 0 61 0,00%

5394 Aarschot 0 3 0 0 63 0,00%

Bijlage I 105

Page 107: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5395 Boortmeerbeek/

Haacht/Keerbergen

0 1 0 1 62 1,61%

5396 Diest/Scherpenheu-

vel-Zichem

0 1 1 2 103 1,94%

5397 Bertem/

Huldenberg/

Oud-Heverlee

0 2 1 0 52 0,00%

5398 Tervuren 0 0 0 0 44 0,00%

5399 Begijnendijk/

Rotselaar/

Tremelo

0 0 0 0 68 0,00%

5400 Zaventem 0 3 2 1 82 1,22%

5401 Kraainem/

Wezembeek-Oppem

0 0 1 0 64 0,00%

5402 Hoeilaart/

Overijse

0 1 0 0 62 0,00%

5403 Drogenbos/

Linkebeek/Sint-Ge-

nesius-Rode

0 0 1 1 57 1,75%

5404 Beersel 0 0 0 1 55 1,82%

5405 Bever/

Galmaarden/Gooik/

Herne/Lennik/

Pepingen

0 0 0 0 68 0,00%

5406 Dilbeek 0 0 1 2 74 2,70%

5407 Affligem/

Liedekerke/

Roosdaal/Ternat

0 0 0 3 93 3,23%

5408 Asse/Merchtem/

Opwijk/Wemmel

0 0 0 0 137 0,00%

5409 Kapelle-op-den-

Bos/Londerzeel/

Meise

0 0 0 4 93 4,30%

5410 Grimbergen 0 4 0 1 52 1,92%

5411 Machelen/

Vilvoorde

0 0 3 1 131 0,76%

5412 Kampenhout/Steen-

okkerzeel/Zemst

0 0 2 0 73 0,00%

5413 Halle 0 0 0 1 85 1,18%

5414 Sint-Pieters-Leeuw 1 2 1 0 60 0,00%

Totaal van de

provincie

1 21 22 27 2285

106 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 108: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Oost-Vlaanderen:

29 politiezones

2001 2002 2003 2004 Effectieven2004

% voor 2004

Code Politiezone

5415 Gent 3 10 24 22 1127 1,95%

5416 Lochristi/Moerbe-

ke/Wachtebeke/

Zelzate

0 0 0 0 95 0,00%

5417 Eeklo/Kaprijke/

Sint-Laurijns

0 0 1 2 81 2,47%

5418 Destelbergen/

Melle/Merelbeke/

Oosterzele

0 0 0 0 112 0,00%

5419 De Pinte/Gavere/

Nazareth/

Sint-Martens-La-

tem

0 0 3 3 72 4,17%

5420 Deinze/Zulte 0 0 0 0 88 0,00%

5421 Assenede/Ever-

gem

0 1 2 0 79 0,00%

5422 Lovendegem/Ne-

vele/Waarschoot/

Zomergem

0 0 0 0 68 0,00%

5423 Aalter/Knesselare 0 0 1 0 51 0,00%

5424 Maldegem 0 0 0 0 53 0,00%

5425 Kluisbergen/

Kruishoutem/

Oudenaarde/

Wortegem-Pete-

gem/Zingem

0 0 1 2 118 1,69%

5426 Brakel/Horebe-

ke/Maarkedal/

Zwalm

0 1 3 0 55 0,00%

5427 Ronse 0 0 2 0 64 0,00%

5428 Geraardsbergen/

Lierde

0 3 3 2 72 2,78%

5429 Herzele/Sint-Lie-

vens-Houtem/

Zottegem

0 2 5 5 108 4,63%

Bijlage I 107

Page 109: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5430 Beveren 0 0 0 0 118 0,00%

5431 Sint-Gillis-Waas/

Stekene

0 0 1 0 64 0,00%

5432 Sint-Niklaas 0 3 2 1 215 0,47%

5433 Kruibeke/Temse 0 0 2 1 93 1,08%

5434 Lokeren 0 0 2 5 90 5,56%

5435 Hamme/Waas-

munster

0 1 1 0 64 0,00%

5436 Berlare/Zele 0 0 0 3 68 4,41%

5437 Buggenhout/Leb-

beke

0 0 0 0 59 0,00%

5438 Laarne/Wetteren/

Wichelen

0 2 0 0 102 0,00%

5439 Denderleeuw/

Haaltert

0 1 1 2 60 3,33%

5440 Aalst 0 0 4 2 263 0,76%

5441 Erpe-Mere/Lede 0 1 2 0 72 0,00%

5442 Ninove 0 0 0 0 76 0,00%

5443 Dendermonde 0 4 6 4 120 3,33%

Totaal van de

provincie

3 29 66 54 3707

West-Vlaanderen:

19 politiezones

2001 2002 2003 2004 Effectieven

2004% voor

2004

Code Politiezone

5444 Brugge 1 6 4 6 413 1,45%

5445 Blankenberge/

Zuienkerke

0 0 0 0 97 0,00%

5446 Damme/

Knokke-Heist

0 2 1 0 189 0,00%

5447 Beernem/

Oostkamp/

Zedelgem

0 2 0 0 107 0,00%

5448 Ardooie/Pittem/

Ruislede/

Wingene/

Lichtervelde

0 0 1 0 103 0,00%

108 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 110: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5449 Oostende 0 0 2 2 303 0,66%

5450 Bredene/

De Haan

1 1 1 5 98 5,10%

5451 Middelkerke 0 0 0 2 73 2,74%

5452 Gistel/Ichtegem/

Jabbeke/

Oudenburg/

Torhout

0 0 2 4 126 3,17%

5453 Hooglede/

Roeselare/Izegem

2 0 8 5 233 2,15%

5454 Dentergem/

Ingelmunster/

Meulebeke/

Oostrozebeke/

Wielsbeke

0 5 1 0 68 0,00%

5455 Menen/Ledegem/

Wevelgem

0 5 4 12 170 7,06%

5456 Kortrijk/Kuurne/

Lendelede

0 0 5 4 298 1,34%

5457 Waregem/

Anzegem/

Spiere-Helkijn/

Zwevegem/

Avelgem

0 0 2 0 141 0,00%

5458 Deerlijk/

Harelbeke

0 1 3 2 69 2,90%

5459 Alveringem/Lo-

Reninge/Veurne

0 0 0 0 51 0,00%

5460 Diksmuide/Hout-

hulst/Koekelare/

Kortemark

0 2 0 0 83 0,00%

5461 De Panne/Koksij-

de/Nieuwpoort

0 0 3 6 180 3,33%

5462 Ieper/Wervik/

Heuvelland/

Mesen/

Poperinge/

Vleteren/Lange-

mark-Poelkapel-

le/Staden/

Zonnebeke

0 0 0 0 250 0,00%

Bijlage I 109

Page 111: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Federale politie 2004 (Nederlandstalige taalrol)

Totaal van de

provincie

4 24 37 48 3052

Totaal 42 165 265 300 17822

CG

Commissariaat-generaal

Aantal

beslissingen

Effectieven Percentage

CG 0 90 0,00%

DGA

Algemene directie bestuurlijke politie

Aantal

beslissingen

Effectieven Percentage

DAG 0 7 0,00%

DIR-

CO

2 408 0,49%

DAO 0 28 0,00%

DAC 38 1498 2,54%

DAP 2 142 1,41%

DAR 34 437 7,78%

76 2520 3,02%

DGJ

Algemene directie gerechtelijke politie

Aantal

beslissingen

Effectieven Percentage

DJG 0 32 0,00%

DIR-

JUD

20 1737 1,15%

DJB 1 35 2,86%

DJP 0 46 0,00%

110 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 112: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

DJF 0 99 0,00%

DJC 0 16 0,00%

DJO 0 34 0,00%

DJT 0 24 0,00%

DJMM 0 13 0,00%

21 2036 1,03%

DGS

Algemene direcite operationele ondersteuning

Aantal

beslissingen

Effectieven Percentage

DSG 0 4 0,00%

DSU 2 235 0,85%

DSB 0 58 0,00%

DST 0 305 0,00%

DSO 1 53 1,89%

DSCH 0 30 0,00%

DSAS 0 28 0,00%

3 713 0,42%

DGP

Algemene directie personeel

Aantal

beslissingen

Effectieven Percentage

DPG 0 11 0,00%

DPF 0 18 0,00%

DPR 0 43 0,00%

DPM 0 31 0,00%

DPS 0 16 0,00%

DPP 0 24 0,00%

DPW 0 21 0,00%

DPEO 0 10 0,00%

DPER 0 16 0,00%

DPEF 5 12 41,67%

DPES 0 130 0,00%

DPMS 0 82 0,00%

5 414 1,21%

Bijlage I 111

Page 113: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Verhouding lichte/zware tuchtstraffen (Nederlandstalige taalrol)

DGM

Algemene directie materiële middelen

Aantal

beslissingen

Effectieven Percentage

DMG 2 13 15,38%

DMF 0 97 0,00%

DMA 0 12 0,00%

DMI 0 5 0,00%

DME 2 11 18,18%

DMLS 3 294 1,02%

DMPE 1 22 4,55%

8 454 1,76%

Lokale politie Federale Politie

Lichte

straffen

Zware

straffen Totaal %

Lichte

straffen

Zware

straffen Totaal %

Algemeentotaal aantalbeslissingen

2003 130 89 219 71% 49 41 90 29% 309

2004 152 115 267 72% 71 35 106 28% 373

112 Tuchtbeleid van de politie (2001-2005)

Page 114: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

BIJLA

GE I

IA

AN

GIF

TE D

OO

R D

E K

ORPSE

N B

IJ H

ET V

AST

CO

MIT

ÉP

1. S

TA

TIS

TIE

KEN

VAST

CO

MIT

É P

OVERZIC

HT 2

002

– 1

NO

VEM

BER

2005

– L

OK

ALE

PO

LITIE

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

des

ch.

onts

lag

afze

ttin

gvo

orl. sc

hors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

Prov

inci

e –

Cod

eP

oli

tiez

on

e601

602

603

604

605

606

607

701

702

703

705-

706

To

taal

Waa

ls-B

raban

t

5267

ZO

NE N

IVELL

ES

– G

EN

APPE

22

5268

ZO

NE O

UEST

BRABAN

T W

ALL

ON

11

5269

LA M

AZERIN

E0

5270

ZO

NE D

E P

OLI

CE O

RN

E –

TH

YLE

0

5271

PO

LICE L

OCALE

WAVRE

33

5272

ARD

EN

NES

BRABAN

CO

NN

ES

11

5273

ZO

NE D

E B

RAIN

E-L

'ALL

EU

D1

1

5274

PO

LICE L

OCALE

DE W

ATERLO

O1

11

3

5275

OTTIG

NIE

S –

LOU

VAIN

0

5276

ZO

NE D

E P

OLI

CE D

E J

OD

OIG

NE

0

To

taal

pro

vin

cie

4

41

00

10

10

00

11

Luik

5277

PO

LICE L

OCALE

DE L

IEG

E0

Bijlage II 113

Page 115: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5278

PO

LICE D

E S

ERAIN

G –

NEU

PRE

12

14

5279

HERST

AL

0

5280

ZO

NE

DE

BEY

NE-F

LERO

N-S

OU

-M

AG

NE

11

2

5281

ZO

NE B

ASS

E M

EU

SE1

1

5282

FLEM

ALL

E1

1

5283

ZO

NE D

E P

OLI

CE S

ECO

VA

0

5284

PO

LICE A

NS

– SA

INT-N

ICO

LAS

11

5285

AW

AN

S –

GRACE-H

OLL

OG

NE

11

11

15

5286

HESB

AY

E0

5287

FAG

NE

0

5288

PAY

S D

E H

ERVE

11

2

5289

ZO

NE V

ESD

RE

11

5290

ZO

NE S

TAVELO

T-

MALM

ED

Y0

5291

PO

LIZEIZ

ON

E E

IFEL

0

5292

PO

LIZEIZ

ON

E W

ESE

R-G

ÖH

L0

5293

HESB

AY

E O

UEST

0

5294

ZO

NE M

EU

SE –

HESB

AY

E3

3

5295

HU

Y4

15

5296

ZP D

U C

ON

DRO

Z0

To

taal

pro

vin

cie

5

11

20

11

11

21

025

Luxe

mburg

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

des

ch.

onts

lag

afze

ttin

gvo

orl. sc

hors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

114 Tuchtbeleid van de politie (2201-2005)

Page 116: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5297

ARLO

N /

ATTERT /

HABAY

/

MARTELA

NG

E0

5298

ZP S

UD

-LU

XEM

BO

URG

24

6

5299

ZO

NE D

E P

OLI

CE D

E G

AU

ME

0

5300

PO

LICE F

AM

EN

NE-A

RD

EN

NE

0

5301

CEN

TRE A

RD

EN

NE

11

2

5302

PO

LICE S

EM

OIS

ET L

ESS

E1

1

To

taal

pro

vin

cie

1

31

04

00

00

00

9

Nam

en

5303

NAM

UR

11

5304

ORN

EA

U –

MEH

AIG

NE

11

2

5305

ZO

NE D

ES

ARCH

ES

0

5306

PO

LICE E

NTRE S

AM

BRE E

T M

EU

SE0

5307

SAM

SOM

0

5308

PO

LICE J

EM

EPPE S

/SAM

BRE

0

5309

FLO

WA

L1

14

17

5310

PO

LICE H

OU

ILLE

-SEM

OIS

0

5311

ZO

NE D

E P

OLI

CE D

ES

3 VALL

EES

0

5312

ZO

NE H

AU

TE-M

EU

SE0

5313

ZP L

ESS

E E

T L

HO

MM

E0

5314

CO

ND

RO

Z-F

AM

EN

NE

11

2

5315

HERM

ETO

N E

T H

EU

RE

0

To

taal

pro

vin

cie

1

22

10

00

04

20

12

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

des

ch.

onts

lag

afze

ttin

gvo

orl. sc

hors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

Bijlage II 115

Page 117: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

Hen

egouw

en

5316

ZO

NE D

E P

OLI

CE D

U T

OU

RN

AIS

IS0

5317

ZO

NE D

E P

OLI

CE D

E M

OU

SCRO

N2

2

5318

CO

MIN

ES

– W

ARN

ETO

N0

5319

BELO

EIL

/ L

EU

ZE -

HT

0

5320

ZO

NE D

U V

AL

DE L

'ESC

AU

T1

11

3

5321

BERN

ISSA

RT /

PERU

WELZ

0

5322

PO

LICE L

OCALE

VIL

LE D

'ATH

11

5323

ZO

NE D

ES

CO

LLIN

ES

0

5324

ZO

NE M

ON

S –

QU

EVY

33

5325

LA L

OU

VIE

RE

0

5326

ZO

NE D

E S

YLL

E E

T D

EN

DRE

0

5327

PO

LICE B

ORAIN

E3

21

21

9

5328

ZP H

AU

TE S

EN

NE

0

5329

PO

LICE D

ES

HAU

TS-

PAY

S0

5330

CH

ARLE

RO

I8

210

5331

AIS

EAU

-PRESL

ES

/ CH

ATELE

T /

FA

RCIE

NN

ES

0

5332

AN

DERLU

ES

/ BIN

CH

E0

5333

LERM

ES

0

5334

BO

TTE D

U H

AIN

AU

T0

5335

PO

LICE L

OCALE

MARIE

MO

NT

0

5336

ZO

NE D

ES

TRIE

UX

0

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

des

ch.

onts

lag

afze

ttin

gvo

orl. sc

hors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

116 Tuchtbeleid van de politie (2201-2005)

Page 118: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5337

FLEU

RU

S /

LES

BO

NS

VIL

LERS

/ P

ON

T-A

-CELL

ES

0

5338

GERM

INALT

0

To

taal

pro

vin

cie

6

15

32

01

00

01

028

Bru

ssel

-Hoofd

stad

5339

BRU

SSEL

HO

OFD

STAD

ELS

EN

E13

151

534

5340

BRU

SSEL-

WEST

21

11

16

5341

ZO

NE Z

UID

713

41

25

5342

UK

KEL/

W-B

/OU

DERG

EM

11

13

5343

ZO

NE M

ON

TG

OM

ERY

12

11

31

9

5344

SCH

AARBEEK

ST.JO

OST

EVERE

21

14

To

taal

Bru

ssel

-H

oo

fdst

ad

26

32

78

01

03

03

181

Antw

erpen

5345

AN

TW

ERPEN

212

113

22

436

5346

ZW

IJN

DRECH

T0

5347

PO

LITIE

ZO

NE R

UPEL

0

5348

PO

LITIE

ZO

NE N

OO

RD

0

5349

HEK

LA2

2

5350

GREN

S0

5351

MIN

OS

0

5352

PZ B

RA

SSCH

AAT

0

5353

PZ S

CH

OTEN

0

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

des

ch.

onts

lag

afze

ttin

gvo

orl. sc

hors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

Bijlage II 117

Page 119: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5354

RAN

ST /

ZAN

DH

OVEN

0

5355

VO

ORK

EM

PEN

0

5356

PZ K

LEIN

-BRABAN

T0

5357

WIL

LEB

RO

EK

0

5358

LOK

ALE

PO

LITIE

MECH

ELE

N1

41

6

5359

BO

DU

KAP

0

5360

LIER

0

5361

BERLA

AR –

NIJ

LEN

22

5362

PO

LITIE

ZO

NE H

EIS

T1

1

5363

PO

LITIE

ZO

NE N

OO

RD

ERK

EM

PEN

0

5364

PO

LITIE

REG

IO T

URN

HO

UT

0

5365

ZU

IDERK

EM

PEN

0

5366

GEEL

/ LA

AK

DAL

/ M

EERH

OU

T0

5367

PO

LITIE

ZO

NE K

EM

PEN

N-O

0

5368

BALE

N –

DESS

EL

– M

OL

0

5369

ZO

NE N

ETELA

ND

0

To

taal

pro

vin

cie

5

19

12

32

20

40

00

47

Lim

burg

5370

HAZO

DI

0

5371

LOM

MEL

0

5372

HAM

ON

T-A

CH

EL

/ N

EERPELT

/O

VERPELT

0

5373

BERIN

GEN

/ H

AM

/ T

ESS

EN

DERLO

0

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

des

ch.

onts

lag

afze

ttin

gvo

orl. sc

hors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

118 Tuchtbeleid van de politie (2201-2005)

Page 120: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5374

WEST

-LIM

BU

RG

0

5375

HEU

SDEN

-ZO

LDER

0

5376

PZ S

INT-T

RU

IDEN

– G

ING

ELO

M –

NIE

UW

ERK

ERK

EN

0

5377

KEM

PEN

LAN

D0

5378

HO

UTH

ALE

N –

HELC

HTEREN

0

5379

PZ K

AN

TO

N B

ORG

LOO

N0

5380

TO

NG

EREN

– H

ERST

APPE

11

5381

BIL

ZEN

/ H

OESE

LT /

RIE

MST

0

5382

VO

EREN

0

5383

PO

LITIE

ZO

NE M

AASL

AN

D0

5384

PO

LITIE

ZO

NE G

AO

Z0

5385

NO

ORD

OO

ST L

IMBU

RG

0

5386

LAN

AK

EN

0

5387

MAASM

ECH

ELE

N1

1

To

taal

pro

vin

cie

1

10

00

00

00

00

2

Vla

ams-

Bra

ban

t

5388

LEU

VEN

33

17

5389

ZO

NE H

AG

ELA

ND

0

5390

PO

LITIE

ZO

NE L

AN

0

5391

BIE

RBEEK

/ B

OU

TERSE

M /

H

OLS

BEEK

/ L

UBBEEK

0

5392

PZ T

IEN

EN

– H

OEG

AARD

EN

0

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

des

ch.

onts

lag

afze

ttin

gvo

orl. sc

hors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

Bijlage II 119

Page 121: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5393

HERK

O0

5394

PO

LITIE

ZO

NE A

ARSC

HO

T1

1

5395

HAACH

T0

5396

DEM

ERD

AL

– D

SZ3

3

5397

PZ D

IJLE

LAN

D0

5398

TERVU

REN

0

5399

PO

LITIE

ZO

NE B

RT

11

5400

ZAVEN

TEM

22

5401

WO

KRA

0

5402

PZ D

RU

IVEN

STREEK

0

5403

ZO

NE R

OD

E /

ZO

NE R

HO

DE

41

5

5404

BEERSE

L0

5405

PAJO

TTEN

LAN

D0

5406

PZ D

ILB

EEK

0

5407

PO

LITIE

ZO

NE T

ARL

0

5408

PO

L AM

OW

0

5409

PO

LITIE

ZO

NE K

– L

– M

24

6

5410

GRIM

BERG

EN

0

5411

VIL

VO

ORD

E –

MACH

ELE

N1

1

5412

KAST

ZE

0

5413

PO

LITIE

ZO

NE H

ALL

E1

1

5414

PZ S

INT-P

IETERS-

LEEU

W1

1

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

des

ch.

onts

lag

afze

ttin

gvo

orl. sc

hors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

120 Tuchtbeleid van de politie (2201-2005)

Page 122: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

To

taal

pro

vin

cie

8

14

22

00

02

00

028

Oost

-Vla

ander

en

5415

GEN

T3

14

8

5416

LOCH

RIS

TI

/ M

OERBEK

E /

W

ACH

TEBEK

E /

ZELZ

ATE

11

2

5417

MEETJE

SLAN

D C

EN

TRU

M0

5418

REG

IO R

HO

DE &

SCH

ELD

E0

5419

PO

LITIE

ZO

NE S

CH

ELD

E –

LEIE

0

5420

PO

LITIE

ZO

NE D

EIN

ZE –

ZU

LTE

0

5421

ASS

EN

ED

E /

EVERG

EM

0

5422

LOW

AZO

NE

0

5423

AALT

ER /

KN

ESS

ELA

RE

11

5424

MALD

EG

EM

0

5425

VLA

AM

SE A

RD

EN

NEN

11

2

5426

BRAK

EL

0

5427

RO

NSE

0

5428

GERAARD

SBERG

EN

– L

IERD

E0

5429

ZO

TTEG

EM

HERZELE

StL

HO

UTEM

11

2

5430

PZ B

EV

EREN

11

5431

SIN

T-G

ILLI

S-W

AAS/

STEK

EN

E0

5432

PO

LITIE

SIN

T-N

IKLA

AS

21

3

5433

KRU

IBEK

E /

TEM

SE0

5434

LOK

EREN

11

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

des

ch.

onts

lag

afze

ttin

gvo

orl. sc

hors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

Bijlage II 121

Page 123: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5435

HAM

ME /

WAASM

UN

STER

0

5436

BERLA

RE /

ZELE

11

5437

BU

GG

EN

HO

UT –

LEBBEK

E0

5438

PZ W

ETTEREN

LAARN

E W

ICH

ELE

N1

23

5439

DEN

DERLE

EU

W /

HAALT

ERT

11

5440

AALS

T2

11

15

5441

ERPE-M

ERE /

LED

E0

5442

NIN

OV

E0

5443

DEN

DERM

ON

DE

22

To

taal

pro

vin

cie

9

84

21

50

02

10

32

Wes

t-Vla

ander

en

5444

BRU

GG

E2

21

5

5445

BLA

NK

EN

BERG

E /

ZU

IEN

KERK

E0

5446

DAM

ME /

KN

OK

KE-H

EIS

T2

2

5447

PO

LITIE

ZO

NE H

ET H

OU

TSC

HE

0

5448

REG

IO T

IELT

0

5449

OO

STEN

DE

22

5450

BRED

EN

E /

DE H

AAN

0

5451

PO

LITIE

ZO

NE M

IDD

ELK

ERK

E0

5452

PO

LITIE

ZO

NE K

OU

TER

0

5453

PO

LITIE

ZO

NE R

IHO

0

5454

MID

OW

11

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

des

ch.

onts

lag

afze

ttin

gvo

orl. sc

hors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

122 Tuchtbeleid van de politie (2201-2005)

Page 124: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

5455

GREN

SLEIE

11

13

5456

VLA

S0

5457

MIR

A1

1

5458

GAVERS

0

5459

PO

LITIE

ZO

NE S

PO

ORK

IN0

5460

PO

LDER

22

5461

WEST

KU

ST3

21

6

5462

PO

LITIE

ZO

NE A

RRO

IEPER

11

To

taal

pro

vin

cie

7

12

31

00

00

00

023

Alg

emee

n t

ota

al

73

121

37

19

811

111

88

1298

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

des

ch.

onts

lag

afze

ttin

gvo

orl. sc

hors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

Bijlage II 123

Page 125: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

2.

STA

TIS

TIE

KEN

VAST

CO

MIT

É P

OVERZIC

HT 2

002

– 1

NO

VEM

BER

2005

– F

ED

ERALE

PO

LITIE

(N.B

.: vo

or

de

cijfe

rs 2

002

wer

den

sle

chts

tota

len m

eege

dee

ld; er

is

dus

geen

onder

verd

elin

g per

direc

tie)

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

de-

sch.

onts

lag

afze

tting

voorl.

schors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

Dir

ecti

e (g

een

o

nd

erve

rdel

ing

voo

r 2

00

2)

601

602

603

604

605

606

607

701

702

703

705-

706

To

taal

DG

A

DAG

00

00

00

00

00

00

DAO

00

00

00

00

00

00

DAC

1332

811

13

01

01

070

DAP

01

00

00

00

00

01

DAR

7818

1012

31

00

01

012

3

SCA

31

11

11

00

00

08

To

taal

DG

A94

52

19

24

55

01

02

0202

DG

J

DJG

00

00

00

00

00

00

DJB

00

10

00

00

00

01

DJP

00

00

00

00

00

00

DJF

00

10

00

00

00

01

DJC

00

00

00

00

00

00

DJO

00

00

00

00

01

01

DJT

00

00

00

00

00

00

124 Tuchtbeleid van de politie (2201-2005)

Page 126: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

DJM

M0

00

00

00

00

00

0

SJA

2920

1426

22

02

33

110

2

To

taal

DG

J29

20

16

26

22

02

34

1105

DG

S

DSG

00

00

00

00

00

00

DSU

21

01

01

00

00

05

DSB

00

00

00

00

00

00

DST

00

01

00

00

00

01

DSO

00

10

00

00

00

01

DSC

H0

00

00

00

00

00

0

DSA

S0

00

00

00

00

00

0

To

taal

DG

S2

11

20

10

00

00

7

DG

P

DPG

00

00

00

00

00

00

DPF

00

00

00

00

00

00

DPR

00

00

00

00

00

00

DPM

00

00

00

00

00

00

DPS

00

00

00

00

00

00

DPP

00

00

00

00

00

00

DPI

00

00

00

00

00

00

DPW

00

00

11

00

00

02

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

de-

sch.

onts

lag

afze

tting

voorl.

schors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

Bijlage II 125

Page 127: POLITIE - Comité P 5...input van feiten niet gelijk kan zijn aan de output via vonnissen, tucht- of orde-maatregelen. Een derde vaststelling is dat niet steeds geldt dat hoe groter

DPEO

00

00

00

00

00

00

DPER

00

00

00

00

00

00

DPEF

33

94

02

00

00

021

DPES

00

00

00

00

00

00

DPM

S0

00

00

00

00

00

0

To

taal

DG

P3

39

41

30

00

00

23

DG

M

DM

G0

00

00

00

00

00

0

DM

F0

00

00

00

00

01

1

DM

A0

00

00

00

00

00

0

DM

I0

00

00

00

00

00

0

DM

E0

00

00

00

00

00

0

DM

LS2

64

41

20

00

20

21

DM

PE

00

11

00

00

00

02

To

taal

DG

M2

65

51

20

00

21

24

CG

01

00

00

00

00

01

On

bep

aald

1825

115

04

03

02

068

(20

02

gee

n o

nd

erve

rdel

ing)

:5

186

433

153

126

67

70

917

06

310

2463

waa

rsch

.bla

amw

edde

schors

. tu

cht

wed

de-

sch.

onts

lag

afze

tting

voorl.

schors

.fc

tnota

die

nst

verb

od

toeg

.

126 Tuchtbeleid van de politie (2201-2005)