Plancons ultatie - Vlaanderen · over de grenzen heen r uimtelijke structuren sluiten vaak aan op...

8
Plancons Klassieke voorbeelden van grensoverschrij- dende overlast zijn op de grens gelegen afvalverbrandings- ovens en kerncentrales. [ FOTO: REPORTERS, OLIVIER POLET ] RWO 28

Transcript of Plancons ultatie - Vlaanderen · over de grenzen heen r uimtelijke structuren sluiten vaak aan op...

Page 1: Plancons ultatie - Vlaanderen · over de grenzen heen r uimtelijke structuren sluiten vaak aan op structuren in het buurland of buurgewest. Snelwegen stoppen doorgaans niet aan de

martijn de bruijn, gerard stalenhoef, tom van rensbergen en katrien de beuckelaere departement RWO

Plancons ultatie Klassieke voorbeelden

van grensoverschrij­dende overlast zijn

op de grens gelegen afvalverbrandings­

ovens en kern centrales.[ f oto : R e p o R t e R s , o l i v i e R p o l e t ]

R W O28

Page 2: Plancons ultatie - Vlaanderen · over de grenzen heen r uimtelijke structuren sluiten vaak aan op structuren in het buurland of buurgewest. Snelwegen stoppen doorgaans niet aan de

Dit najaar hebben het Brusselse, Vlaamse en Waalse gewest een akkoord gesloten over de oprichting van een ‘Intergewestelijk Informatieplatform Ruimtelijke Ordening’. Bedoeling is voor het eerst op een gestructureerde manier informatie uit te wisselen over ruimtelijke plannen, projecten en ontwikkelingen.

martijn de bruijn, gerard stalenhoef, tom van rensbergen en katrien de beuckelaere departement RWO

Plancons ultatie over de grenzen heen

ruimtelijke structuren sluiten vaak aan op structuren in het buurland of buurgewest. Snelwegen stoppen doorgaans niet aan de grens. Buren hebben er dan ook belang bij

geen grensoverschrijdende overlast te veroorzaken en de ruimte-lijke kansen van grensoverschrijdende samenwerking te benutten. Daartoe moeten ze werk maken van vormen van ruimtelijke inte-gratie in de grensgebieden. Klassieke voorbeelden van grensover-schrijdende overlast zijn op de grens gelegen afvalverbrandingsovens en kerncentrales. Positief is dan onder meer grensoverschrijdende samenwerking die leidt tot beter functionerende stedelijke (Rijsel-Kortrijk-Doornik) of havennetwerken (de cirkel Rotterdam, Ant-werpen, Zeebrugge).

Aangezien ruimtelijke ontwikkelingen in principe in ruimtelijke plannen worden vastgelegd, is de afstemming van die plannen een voor de hand liggende eerste stap in de samenwerking. Dat principe werd al in 1974 erkend in Benelux-beschikking M(74)12, waarin werd bepaald dat met het oog op een meer integrale coördinatie van de ruimtelijke plannen in de grensgebieden ‘vóór de vaststelling van het plan overleg wordt gevoerd met de bevoegde autoriteiten aan de andere zijde van de grens.’1 Volgens de beschikking vindt dat overleg plaats in de schoot van regionale subcommissies van de Bijzondere Commissie voor de Ruimtelijke Ordening van de Benelux. In die commissie zijn intussen de regionale subcommissie VLANED ac-tief - voor overleg tussen Vlaanderen en Nederland - en de regionale subcommissie OOST, waarin behalve Vlaanderen en Nederland ook Wallonië en Noordrijn-Westfalen vertegenwoordigd zijn.

De samenwerking op het niveau van de Benelux heeft een tijd lang een veel ambitieuzere doelstelling nagestreefd: het opstellen van een gezamenlijk ruimtelijk plan voor de drie landen. Die ambitie heeft geleid tot de Eerste (1986) en de Tweede Benelux Structuurschets (1997). In dit artikel wordt niet nader ingegaan op deze weliswaar interessante schetsen die uiteindelijk nooit het planstadium hebben overstegen.

Betere afspraken

De grondige hervorming van de ruimtelijke planning in België in de jaren 1990 leidde in Vlaanderen tot ruimtelijke structuurplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen op drie bestuursniveaus, en tot strate-

1 Beschikking van het comité van ministers van 13 mei 1974 inzake de coördinatie van de streek- en gewestplannen in de Benelux-grensgebieden.

R W O 29

Page 3: Plancons ultatie - Vlaanderen · over de grenzen heen r uimtelijke structuren sluiten vaak aan op structuren in het buurland of buurgewest. Snelwegen stoppen doorgaans niet aan de

gische projecten ter verwezenlijking van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De kaderstukken geven informatie over vier grensover-schrijdende strategische projecten: Bosland, Fortengordels, Maasvallei en Albertknoop. In dezelfde periode deed ook de plan-milieueffect-rapportage (plan-MER) haar intrede. De introductie van het nieuwe plansysteem maakte ook de herziening van de oude Benelux-afspraken noodzakelijk. Dat leidde in 2005 tot een vernieuwd afsprakenkader. Op dat moment was al duidelijk dat de integratie van nieuwe, strengere Europese verplichtingen op het gebied van milieueffectenrapportage (MER) in ruimtelijke planning, belangrijke gevolgen zou hebben voor de manier waarop plannen moeten kunnen worden geconsulteerd.

Het staat intussen niet meer ter discussie dat het consulteren van buitenlandse overheden en burgers nuttig is als het gaat om plannen met aanzienlijke grensoverschrijdende effecten. De vraag is hoe die consultatie het best wordt georganiseerd. Wanneer zijn alle betrok-ken buitenlandse overheden ook daadwerkelijk aangeschreven? Wan-neer wordt hen om een reactie gevraagd? Hoe worden buitenlandse burgers op de hoogte gebracht - ervan uitgaand dat weinig Neder-

landers Vlaamse kranten lezen en omgekeerd.Na langdurig ambtelijk overleg tussen Vlaamse en Nederlandse

ruimtelijk planners en MER-deskundigen is op 30 mei 2012 de ‘Hand-reiking voor grensoverschrijdende planconsultaties tussen Vlaande-ren en Nederland’ goedgekeurd. De titel van het document is in de loop van het proces meermaals aangepast. De Handreiking is een hulpmiddel om de verplichte grensoverschrijdende planconsultatie te vergemakkelijken. Het staat overheden vrij om buitenlandse burgers en instanties op een andere manier bij hun planopmaak te betrekken, zolang zij de internationale verplichtingen maar nakomen. Met de structureel georganiseerde consultatie van nieuwe plannen zorgt de Handreiking voor een win-winsituatie aan beide zijden van de grens: iedereen krijgt toegang tot de plannen van de ander en de buiten-landse opmerkingen zouden moeten leiden tot betere plannen, die beter inspelen op de buitenlandse context. Het is de bedoeling dat de principes van de Handreiking ook toepasbaar zijn op andere Vlaamse ‘grensgebieden’ (met Duitsland, Wallonië….). De Handreiking werkt volgens een aantal principes en een stappenplan (zie kader).

H e t s ta p p e n p l a n voor grensoverschrijdende consultaties van ruimtelijke plannen1:

1 2012, Handreiking voor grensoverschrijdende planconsultaties van ruimtelijke plannen tussen Vlaanderen en Nederland, Benelux Grenscommissie Vlaned.

1 > Inschatting door de bevoegde autoriteit van mogelijk aanzienlijke grensoverschrijdende effecten.

2 > Bepaling door de bevoegde autoriteit van mogelijk belanghebbende overheden, indien gewenst op advies van het aanspreekpunt.

3 > Toezending door de bevoegde autoriteit van een vooraankondiging (bv. meldingsfiche).

4 > Reactie(s) aanspreekpunt / andere buitenlandse overheden aan de bevoegde autoriteit inzake wel/niet verdere opvolging/betrokkenheid.

5 > Verdere afhandeling door de bevoegde autoriteit van de

grensoverschrijdende planconsultatie volgens de

Handreiking en het wettelijk kader.

6 > Toezending door de bevoegde autoriteit van de beslissing over het vastgestelde plan.

De bevoegde autoriteit is niet verplicht om binnen het kader van

het stappenplan verdere initiatieven te nemen met betrekking tot actieve inlichting van het aanspreekpunt en andere overheden in het buurland.

g r e n s o v e r s C H r i j d e n d e P l a n C o n s u ltat i e w e l n o d i g :

g r e n s o v e r s C H r i j d e n d e P l a n C o n s u ltat i e n i e t n o d i g :

R W O30

Page 4: Plancons ultatie - Vlaanderen · over de grenzen heen r uimtelijke structuren sluiten vaak aan op structuren in het buurland of buurgewest. Snelwegen stoppen doorgaans niet aan de

Benelux

De Handreiking is een primeur in Europa en biedt houvast aan over-heden die een concreet antwoord zoeken op de vraag wie te consul-teren (‘Vraag het eerst’) en wanneer dat moet gebeuren (hetzelfde tijdstip als in de eigen procedure). Daarnaast zet dit stappenplan de planopsteller ertoe aan om zelf in een vroeg stadium na te denken over mogelijke grensoverschrijdende effecten en die te beschrijven in de korte meldingsfiche. Een goed werkend systeem filtert plannen die geen grensoverschrijdend effect hebben eruit en informeert de buitenlandse partij over het te volgen proces.

In de praktijk wordt deze procedure steeds vaker toegepast door het Vlaams Gewest, de Nederlandse Rijksoverheid en de Vlaamse en Nederlandse grensprovincies. Zo waren er verschillende Nederland-se overheden aanwezig op de plenaire vergadering van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) voor de afbakening van de Antwerpse haven en kregen Vlaamse overheden en burgers inspraak in Nederlandse structuurvisies van het rijk en de provincies. Toelichtingen over nog op stapel staande plannen worden besproken in de grenscommissies van de Benelux: de hogergenoemde VLANED en OOST.

Een aantal gevoelige projecten valt wel buiten deze afspraken. Dat is onder meer het geval met de locatie van windmolens aangezien die in Vlaanderen niet meer worden gepland maar enkel vergund. In België behoort de Noordzee, met wederom de locatie van wind-molenparken, tot de bevoegdheid van de federale overheid. En die federale overheid past de Handreiking (nog) niet toe. De Handreiking is bovendien gebaseerd op goede wil en sociale controle, en voorziet

dan ook niet in sancties als een overheid de buren over een gevoelig plan ‘vergeet’ te consulteren of geen rekening houdt met kritische opmerkingen. Maar uiteraard kan iedereen nog altijd naar de rechter stappen, ongeacht nationaliteit of woonplaats. De Benelux zou een actievere rol kunnen spelen bij het bevorderen van de toepassing van de Handreiking. Dat kan door gemeenten over de Handreiking te informeren, nuttige informatie op een website te verzamelen of lopende consultaties actief op te volgen. Maar vooralsnog vervult de Benelux deze rol niet op een erg proactieve wijze.

Met één stem

Tot slot zegt deze Handreiking niets over de interne Vlaamse of Ne-derlandse afstemming. Daarover zijn in het Vlaamse grensgebied met Noord-Frankrijk wél afspraken gemaakt. De Vlaamse Regering besloot op 8 september 2006 immers over te gaan tot de oprichting van VICORO, een ambtelijke interbestuurlijke commissie voor de coördinatie van de grensoverschrijdende samenwerking met Noord-Frankrijk. Een jaar later keurde de Vlaamse Regering ook het samen-werkingsconvenant en de effectieve oprichting van VICORO goed.

Volgens dit convenant moet de VICORO ‘instaan voor een ge-coördineerde ambtelijke beleidsvoorbereiding en adviesverlening in functie van de grensoverschrijdende samenwerking met de Noord-Franse regio op het vlak van de ruimtelijke ordening’. Het gaat daarbij om de interne Vlaamse coördinatie en veel minder om de manier waarop Noord-Franse (en ook Waalse) plannen grensoverschrijdend worden geconsulteerd. Dat blijkt ook uit de samenstelling van de VICORO, die bestaat uit vertegenwoordigers van de Vlaamse dienst RWO (Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed), het provinciebestuur West-Vlaanderen en 25 gemeenten (via de in-tercommunale vereniging Leiedal en de West-Vlaamse Intercom-munale – WVI). De Vlaamse regering heeft een coördinator voor Noord-Frankrijk aangesteld. De VICORO komt zelden echt bijeen: de standpuntbepaling over Waalse of Franse ruimtelijke plannen gebeurt via e-mail.

Dit protocol zorgt er dus voor dat Vlaanderen met één stem spreekt over Waalse of Noord-Franse plannen. Maar daarmee is er nog geen antwoord op de vraag hoe die Waalse en Noord-Franse plannen aan Vlaanderen worden bekendgemaakt - en omgekeerd. Het actieterrein van de VICORO blijft ook beperkt tot de klassieke ruimtelijke ordening terwijl veel andere Vlaamse beleidsgebieden vaak ook een ruimtelijke dimensie hebben (milieu, mobiliteit, eco-nomie…)

‘Het overleg mag niet onnodig ingewikkeld worden gemaakt’

v i e r s t r at e g i s C H e P r o j e C t e n > De Vlaamse overheid verleent subsidies voor professionele project-coördinatie van concrete strategische ruimtelijke pro-jecten. Sinds 2004 kregen dertig strategische projec-ten zo’n subsidie1. In het voorjaar van 2013 zullen die projecten in de publicatie ‘Planning in uitvoering’ van het Vlaamse departement RWO (Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed) onder de aandacht worden gebracht. Een aantal van die projecten heeft een grensoverschrijdend karakter. Ze ontvangen Euro-pese subsidies en ook de projectstructuur is grens-overschrijdend.

1 In verschillende nummers van Ruimte, onder meer in nummer 8 (dec 2010/jan-feb 2011), werd aan deze strategische projecten al aandacht geschonken.

R W O 31

Page 5: Plancons ultatie - Vlaanderen · over de grenzen heen r uimtelijke structuren sluiten vaak aan op structuren in het buurland of buurgewest. Snelwegen stoppen doorgaans niet aan de

Subsidieperiode 1 sept 2009 – 31 aug 2012 Subsidiebedrag: 180.000 euro

Projectcoördinator: Karen Gysenwww.fortengordels.be

f o r t e n g o r d e l s r o n d a n t w e r P e n > De forten in de groene gordel rond Antwerpen maken deel uit van een oude verdedigings-structuur - het nationale ‘reduit’ - die zich sinds 1860 heeft ontwikkeld. Het project om de forten nieuw leven in te blazen, kreeg veel steun, ook internationaal. De projectorganisatie kon maar liefst drie Europese subsidies binnenhalen: ‘Forten en linies in grensbreed perspectief’ (Interreg IV-A), ‘At Fort’ (Interreg IV-C), en ‘Great War between the Lines’ (Interreg IV-A). De visies achter die initiatieven werden gebundeld en er worden projecten vanuit een gezamenlijke visie gerealiseerd.

Intussen is werk gemaakt van een heldere organisatie, een brede samenwerking tussen circa 120 actoren en een sterk gebiedsgerichte aanpak over de beleidsdomeinen heen. Een grote stap in het project was de indeling van de fortengordels in zes samenhangende deelge-bieden, elk met een eigen karakter. Per deelgebied is een visie gefor-muleerd met eigen actieprogramma’s en projectgroepen. Per fort werd een handleiding en een inventaris opgesteld. Er volgden initiatieven om voldoende draagvlak te creëren en het project te promoten - ook over de grenzen heen: •samenwerking met de Nederlandse zusteror-

ganisatie Nieuw Hollandse Waterlinie;•workshops, enquêtes, expertgroepen en

de Fortengordel Adviesgroep; •wetenschappelijk onderzoek, publicatie van arti-

kels, organisatie van conferenties en colloquia zoals de ‘Linieconferentie Fortengordels Nu!’;

•een gids over de erfgoedwaarde, een Beleefbox voor de Antitankgracht, de jaarlijkse Fortengordel voor fietsers, toegankelijke brochures en publicaties, websites…

Inmiddels heeft de provincie Antwerpen de projectcoördinatie bij haar reguliere activiteiten opgenomen.

R W O32

Subsidieperiode 1 sept 2010 – 1 sept 2013

Subsidiebedrag: 196.948 euroProjectcoördinator: Heleen Kusters

www.bosland.be

b o s l a n d > Het Noord-Limburgse Bosland is het grootste en meest kindvriendelijke bos van Vlaande-ren. Het aan Nederland grenzende gebied geniet inter-nationale uitstraling. Aanvankelijk beperkte het project zich tot het bosgebied. Inmiddels is het tot een inte-graal ruimtelijk project uitgegroeid. Het vooruitzicht op Europese subsidies bevordert de internationale samenwerking. Het project werd grotendeels door het (Vlaamse) Agentschap Natuur en Bos geïnitieerd – ook vanuit het oogpunt van natuur- en bosbeheer is dit immers een strategisch gebied. Intussen is de samen-werking tussen de verschillende betrokken overheden (waaronder Nederlandse gemeenten en de Neder-landse provincie Limburg) veel intenser geworden.

In 2011 is op participatieve wijze een geïntegreerde en geactualiseerde visie op het gebied uitgewerkt. Aspecten zoals ruimte, natuur, economie, recreatie en toerisme krijgen daarin een plaats. In het Masterplan Bosland (2012) werden de ruimtelijke planningspro-cessen en de op te stellen ruimtelijke uitvoeringsplan-nen beschreven en de verschillende sectorale visies gebundeld. Erg vernieuwend wordt het opstellen van een ontsnipperingsplan in 2013. Terwijl de aanpak in het verleden sectoraal was, worden de krachten nu gebundeld en komen in één plan meerdere thema’s aan bod. Openruimteverbindingen worden nader bekeken en knelpunten weggewerkt. Aan de integrale en gebiedsgerichte ontwikkeling van Bosland worden jaarlijks concrete acties gekoppeld. De samenwerking met Nederland wordt verder onderzocht.

Page 6: Plancons ultatie - Vlaanderen · over de grenzen heen r uimtelijke structuren sluiten vaak aan op structuren in het buurland of buurgewest. Snelwegen stoppen doorgaans niet aan de

Verschillende Nederlandse overheden waren aanwezig op de plenaire vergadering van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) voor de afbakening van de Antwerpse haven en Vlaamse overheden en burgers kregen inspraak in Nederlandse structuurvisies van het rijk en de provincies. [ f oto : r e p o r t e r s p i e r r e c r o M ]

In de grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden in het grensgebied met Noord-Frankrijk en dan vooral in de Eurometro-pool Rijsel-Kortrijk-Doornik zijn er ook initiatieven genomen om de planconsultatie beter te regelen. Net zoals in de Benelux zorgt een grensoverschrijdende commissie voor de verbinding met het buurland.

Akkoord tussen gewesten

De Belgische gewesten horen vooral van elkaars plannen in de Be-nelux commissies. Daarbuiten zijn er nauwelijks contacten. Dat is jammer, al was het maar omdat de planningssystemen in die gewes-ten steeds meer van elkaar zijn gaan verschillen. Af en toe worden ruimtelijke plannen wel eens ter consultatie aan een ander gewest voorgelegd, maar dat gebeurt op ad hoc basis. Bij gebrek aan duidelijke aanspreekpunten verloopt de correspondentie vaak van bevoegde minister tot bevoegde minister of zelfs op het niveau van de minister-presidenten. Als de adressen al niet verouderd zijn... Bovendien blijft een en ander beperkt tot uitnodigingen om aan openbare onderzoe-ken deel te nemen en in dat stadium is het bijna onmogelijk om stra-tegische keuzen nog bij te sturen. Aangezien steeds meer grensregio’s aan structurele planafstemming doen, wordt het ontbreken van intern Belgisch overleg steeds schrijnender.

Met de komst van nieuwe ministers van Ruimtelijke Ordening werd in 2009 de wens geformuleerd om een meer structurele samen-werking met de andere Belgische gewesten op het getouw te zetten. Zo’n samenwerking stond uitdrukkelijk in de beleidsnota van de Vlaamse minister van Ruimtelijke Ordening Philippe Muyters. Ook in de regeringsverklaringen van Brussel en Wallonië was sprake van de behoefte aan betere samenwerking.

Op initiatief van minister Muyters vond op 24 juni 2011 in Brus-sel een eerste interministeriële overlegvergadering plaats, waaraan ook Charles Picqué (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en Philippe Henry (Waals gewest) deelnamen. De ontmoeting stond volledig in het teken van het te sluiten samenwerkingsakkoord. Het Brussels Gewest had daartoe al een eerste versie van zo’n samenwerkingsak-koord opgesteld.

De ministers werden het eens over een aantal principes.•Er moet structureel overleg plaatsvinden, maar dat over-

leg mag niet onnodig ingewikkeld worden gemaakt.•Regelmatig politiek overleg op ministerieel ni-

veau is noodzakelijk om richting te geven aan het overleg tussen de verschillende diensten.

R W O 33

Page 7: Plancons ultatie - Vlaanderen · over de grenzen heen r uimtelijke structuren sluiten vaak aan op structuren in het buurland of buurgewest. Snelwegen stoppen doorgaans niet aan de

•Uitgangspunt van het samenwerkingsakkoord is dat niet wordt geraakt aan elkaars beslissingsbevoegdheden en dat reeds beslist beleid niet ter discussie wordt gesteld.

Tegelijkertijd drong het Brusselse gewest aan op een lijst met een minimum aantal te bespreken dossiers ten einde het informatie-platform inhoudelijk voldoende te stofferen.

In oktober 2011 werden in een gemengde werkgroep kabinet-ten/administratie concrete afspraken gemaakt die vervolgens door het Vlaams gewest in een ontwerp van samenwerkingsak-koord werden gegoten. In december 2011 gaf de Vlaamse regering minister Muyters de opdracht om op basis van dat ontwerpak-koord onderhandelingen met de andere gewesten te starten. Het enige voorbehoud ten aanzien van de voorliggende tekst kwam van het Waals gewest en had betrekking op het nakomen van de plan-MER-verplichtingen. In het voorjaar van 2012 bekoelden de relaties enigszins ten gevolge van de discussies over de vestiging van nieuwe winkelcentra in en rond Brussel (Uplace, Heizel…). Tijdens Europees overleg in Denemarken (mei 2012) spraken de secretaris-sen-generaal van de Waalse, Brusselse en Vlaamse diensten af om op hoog ambtelijk niveau snel tot afronding van de overeenkomst te komen. Nog tijdens de zomermaanden werden de laatste op-merkingen verwerkt en werden de Franstalige en Nederlandstalige versies op elkaar afgestemd. In september ll. keurden achtereenvol-gens de gewestregeringen van Wallonië, Brussel en Vlaanderen het akkoord goed. De ondertekening van het samenwerkingsakkoord en de goedkeuring van een concreet werkprogramma hebben op 26 november in het Waals-Brabantse Terhulpen plaatsgevonden.

Informatieforum

Het akkoord telt drie hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan het voorwerp van het akkoord: de oprichting van een perma-nent Informatieforum Ruimtelijke Ordening voor vraagstukken op het gebied van ruimtelijke ordening die meer dan één gewest aanbelangen. Het akkoord wordt gesloten voor onbepaalde duur. Hoofdstuk twee beschrijft de opdracht van het informatieforum en bestaat uit vijf artikelen.

Het eerste artikel geeft het informatieforum de opdracht: ‘de ruimtelijke planningsprocessen te identificeren die minstens twee gewesten aanbelangen. In voorkomend geval zal ieder gewest erop toezien dat planningsprocessen voor nieuwe ruimtelijke plannen met mogelijk aanzienlijke gewestgrensoverschrijdende effecten

Subsidieperiodes 21 april 2008 – 20 april 2011

en 25 mei 2011 – 24 mei 2014Subsidiebedrag: 174.000 en 300.000 euro

Projectcoördinatoren: Lambert Schoenmaekers, Sofie Wyns, Evelien Stokmans en Marleen Massonnet

www.rivierparkmaasvallei.be

r i v i e r P a r k m a a s va l l e i - g r e n s v e r l e g g e n d > Tussen Maastricht en Kessenich vormt de Maas de grens tussen België en Nederland. Het project ‘RivierPark Maasvallei – grensverleggend’ beoogt de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het gebied te verbe-teren en duurzaam toerisme te stimuleren. Tegen 2025 wordt een 150 km² groot grensoverschrijdend RivierPark tot stand gebracht. De kern zal bestaan uit 25 km² (2500 ha) erg dynamische riviernatuur. In 2008 ondertekenden de (Vlaamse) partners een charter met strategische acties. In eerste instantie gaat de aandacht vooral naar het herstel van het ecosysteem van de rivier - dat sluit perfect aan bij de hoogwaterbe-veiliging door de rivierbeheerder. Ook de grindwinning wordt in de visie op natuurontwikkeling en hoogwaterbeveiliging ingepast. Het project kreeg een grafische en architectonische huisstijl (infoborden, picknick-plaatsen…) en er werd een gemeenschappelijke en regio-overschrij-dende marketingstrategie ontwikkeld.

In 2012 hebben zes Nederlandse Grensmaasgemeenten, Staatsbos-beheer en Natuurmonumenten samen de nota ‘Groen leven & beleven’ opgesteld. Daarin wordt voorgesteld het (Vlaamse) concept van het RivierPark Maasvallei ook aan de Nederlandse zijde van de Maas toe te passen, met inbegrip van de visie op openstelling en ontsluiting van de natuurkernen, het gebruik van de huisstijl en de vermarkting van het RivierPark Maasvallei. In september ll. werd deze ambitie door de betrok-ken Nederlandse bestuursniveaus bevestigd. De Vlaamse vorm van pro-jectcoördinatie is daarmee een exportproduct geworden. Op 24 oktober 2012 werd het RivierPark Maasvallei officieel geopend, onder meer met een groot internationaal congres (‘EuroParc’). In mei 2013 volgt de apo-theose met een grote publiekshappening. Duizenden Maaslanders uit Oost- en West Limburg kunnen dan verbroederen langs de rivier.

‘Gewesten kunnen

gezamenlijke studies aanbesteden’

R W O34

Page 8: Plancons ultatie - Vlaanderen · over de grenzen heen r uimtelijke structuren sluiten vaak aan op structuren in het buurland of buurgewest. Snelwegen stoppen doorgaans niet aan de

n

worden meegedeeld aan het Informatieforum Ruimtelijke Ordening’. Mocht een gewest een plan ‘vergeten’ te melden, dan kan een ander gewest dat opvragen. ‘Ieder gewest kan verzoeken dat een ruimtelijk plan van een ander gewest, vanaf de ontwerpfase, gemeld wordt aan het Informatieforum Ruimtelijke Ordening.’ In het tweede artikel krijgt het forum de taak om: ‘het overleg te faciliteren over de ruim-telijke planningsprocessen die door het Informatieforum Ruimtelijke Ordening zijn geïdentificeerd.’ Bedoeling is dat het informatieforum ook een overlegforum is, naar analogie van de bestaande overlegfora van de Benelux en de Eurometropool.

Het derde en vierde artikel gaan nog een stapje verder en geven het informatieforum de opdracht zorg te dragen voor: ‘het organi-seren en faciliteren van gegevensuitwisseling ten behoeve van plan-ningsprocessen waartoe de gewesten besluiten in toepassing van ar-tikel 3, 1° of op vraag van één gewest’ en ‘de resultaten van het overleg ter beschikking te stellen van de respectievelijke gewesten’. Aangezien ruimtelijke plannen niet zomaar uit de lucht komen vallen maar het resultaat zijn van een lang proces, slaat de samenwerking ook op de voorbereidende fase van onderzoek en gegevensverzameling. De (ge-west)grensoverschrijdende samenwerking is voor Vlaanderen vooral interessant voor planningsprocessen die Brussel betreffen, gezien de overduidelijke interferentie tussen al wat op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in de Vlaamse Rand gebeurt.

Boeiend is ook dat onderzoeksgegevens die de basis vormen voor in voorbereiding zijnde gewestelijke ruimtelijke beleidsplan-nen, zullen worden gedeeld. Artikel 5 biedt deelnemers aan het in-formatieforum ook de mogelijkheid: ‘voorstellen te formuleren tot het gezamenlijk financieren (of sturen) van studies, teneinde te be-schikken over de gegevens die nodig zijn met het oog op gezamenlijke acties. Deze financiering wordt afgesproken op een ad hoc basis en in voorkomend geval geregeld per gewest.’ Naast de uitwisseling van bestaande studiegegevens biedt dit artikel dus ook de mogelijkheid gezamenlijke studies aan te besteden. Dat zou een unicum zijn in de recente Belgische ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk drie van het akkoord regelt een aantal praktische za-ken. Zo zal het informatieforum werken met gemandateerde amb-tenaren, die in principe eenmaal per kwartaal samenkomen. Het secretariaat van het informatieforum volgt de toerbeurtrol van de vertegenwoordiging van België in de ministerraad van de Europese Unie. Concreet betekent dit dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot en met juni 2013 het secretariaat voert, nadien is het een jaar lang in Vlaamse en dan weer een jaar in Waalse handen.

Het informatieforum kan zich laten informeren door andere be-leidssectoren (leefmilieu, mobiliteit...) - ruimtelijke ordening heeft

nu eenmaal nauwe banden met andere beleidsgebieden. Het derde hoofdstuk wordt afgerond met het politieke engagement dat de mi-nisters elkaar minstens één keer per jaar zullen ontmoeten om het functioneren van het ambtelijke overleg te evalueren en krijtlijnen voor het komende jaar uit te tekenen.

Praktijk

De ondertekening van het akkoord is een historisch moment in de Belgische samenwerking op het gebied van ruimtelijke ordening. En hoewel in het akkoord veel ideeën van de bestaande grensoverschrij-dende overlegstructuren worden overgenomen, wordt er ook een be-langrijk element aan toegevoegd: het delen van onderzoeksgegevens en zelfs het verrichten van gezamenlijk voorbereidend onderzoek. Dat vergroot de kans dat de uitgangspunten van nieuwe plannen beter op elkaar aansluiten. Maar alles staat of valt met de manier waarop de gewesten het akkoord in praktijk zullen brengen.

Lanaken en MaastrichtSubsidieperiode 1 sept 2010 – 1 sept 2013

Subsidiebedrag: 300.000 euroProjectcoördinator: Guy Vloebergh

www.albertknoop.eu

a l b e r t k n o o P > De Albertknoop is een nog te reali-seren, de landsgrenzen overschrijdend bedrijventerrein in een omgeving met veel infrastructuur: het Albert-kanaal, de spoorlijn Maastricht-Lanaken, een aantal wegen (zoals de A2 en de N78) en diverse pijpleidin-gen. Het terrein bevindt zich nabij de woonkernen van Lanaken en Maastricht, de vallei van de Zouw, enkele bedrijventerreinen (Europark) en een gebied met leem-ontginning. Zie artikel blz. 36.

R W O 35