Plan van Aanpak Transformatie Jeugdhulp in De Kempen · 9/23/2013 · 4.9 Omvormen aanbod:...
Transcript of Plan van Aanpak Transformatie Jeugdhulp in De Kempen · 9/23/2013 · 4.9 Omvormen aanbod:...
Versie 23 september 2013
Plan van Aanpak “Transformatie Jeugdhulp in De Kempen”
2
Colofon
Teksten en samenstelling
Saskia Kuijpers
Gemeente Bergeijk
Fiona Kremers
Gemeente Bladel
Sandra van Leeuwen
Gemeente Eersel
Sylvia Sanders
Gemeente Reusel-De Mierden
Marly Kiewik
Deloitte Consulting
3
Inhoudsopgave
1. Inleiding 1.1 Aanleiding
1.2 Inhoud en totstandkoming
1.3 Status document
1.4 Leeswijzer
2. Startfoto: Een beschrijving van de huidige situatie 2.1 Stand van zaken stelselwijziging Jeugd op landelijk niveau
2.2 Stand van zaken transitie en transformatie op regionaal niveau
2.3 Stand van zaken transitie en transformatie in de Kempen
2.4 De jeugd in de Kempen in cijfers en wat betekent dit?
2.5 Toekomstige initiatieven
2.6 Huidige situatie samengevat
3. Toekomstige foto: Een beschrijving van de gewenste situatie 3.1 Kaders
3.2 Rol van de gemeente(n) en gewenste couleur locale
3.3 Verplichte activiteiten binnen de transitieperiode
3.4 Samenhang binnen het sociale domein
3.5 Te overwegen keuzes
3.6 Gewenste situatie samengevat
4. Wat moet hiervoor worden gedaan? 4.1 Opstellen (regionale) transitiearrangementen
4.2 Voorbereiden begroting 2014 en 2015
4.3 Doorontwikkelen dienstverleningsconcept
4.4 Opstellen meerjarenbeleidskader
4.5 Bepalen schaalniveau per jeugdhulptaak
4.6 Experimenteren: pilots tot 2015 en in het overgangsjaar
4.7 Opleiden: training en scholing
4.8 Implementeren dienstverleningsconcept
4.9 Omvormen aanbod: zorginhoudelijke vernieuwing
4.10 Oprichten passende organisatievorm
4.11 Formuleren kwaliteitseisen
4.12 Organiseren inkoop, bekostiging en contractering
4.13 Aanpassen interne processen
4.14 Opstellen verordening
4.15 Samenwerken met (passend) onderwijs
4.16 Samenwerken op het gebied van de AWBZ/Wmo
4.17 Samenwerken op het gebied van werk en inkomen (Participatiewet)
4.18 Communiceren richting betrokkenen
4.19 Inventariseren risico’s
4.20 Van activiteiten naar een planning
5. Proces en fasering 5.1 Tijdpad
5.2 Besluitvorming
5.3 Informatievoorziening en capaciteit
4
1. Inleiding
1.1 Aanleiding
Veranderingen in het sociale domein
De komende jaren verandert er veel in het gemeentelijke sociale domein. Gemeenten worden per 1
januari 2015 verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp en ondersteuning. In nauwe
samenhang vindt ook de invoering van de Wet Passend Onderwijs, de overheveling van delen van de
AWBZ1 (functies begeleiding en persoonlijke verzorging) naar de
Wmo2 en de uitvoering van de Participatiewet plaats. Wanneer
gemeenten verantwoordelijk zijn voor deze taken kunnen ze in
samenhang de problematiek van het kind en zijn of haar ouders in
beeld brengen en zorgen voor passende ondersteuning3.
Veranderingen binnen het Jeugdstelsel
Door wijziging van het Jeugdstelsel kan de grote druk op gespecialiseerde zorg worden
teruggedrongen en de verkokerde manier van werken worden aangepakt. De veranderingen binnen
het jeugdstelsel moeten leiden tot meer preventie en eerdere ondersteuning, meer uitgaan van de
eigen kracht van jeugdigen en hun ouders, minder snel problemen medicaliseren, betere
samenwerking rond gezinnen en integrale hulp op maat. Gemeenten hebben hierin een regierol en
krijgen de verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdhulp (inclusief specialistische hulp zoals
jeugd-ggz, jeugd-lvb, gesloten jeugdhulp) en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en
jeugdreclassering.
Naast verandering ook versterking van dat wat er al is
Naast het doorvoeren van veranderingen richten gemeenten zich ook op het versterken van dat wat
er al is. Dat geldt ook voor de Kempengemeenten. Zowel Bergeijk, Bladel, Eersel als Reusel-De
Mierden beschikken al over een jeugdnota en in alle gemeenten wordt er al sterk ingezet op een
stimulerend opgroei- en ontwikkelingsklimaat voor jeugdigen.
Plan van aanpak overheveling Jeugdtaken
In dit plan van aanpak geven we aan hoe de overheveling van taken met betrekking tot jeugdhulp en
ondersteuning zal plaatsvinden binnen de Kempengemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De
Mierden (hierna: Kempengemeenten). Het plan van aanpak richt zich niet alleen op de transitie: de
feitelijke overheveling van taken, maar ook op de transformatie: een omslag in denken en doen. In
het nieuwe stelsel spreken we dan ook niet meer van “Jeugdzorg” maar van “Jeugdhulp (en –
ondersteuning)”. Daarbij wordt door de Kempengemeenten ingezet op een positief opvoed- en
opgroeiklimaat, waarbij burgers gemeenschappelijke activiteiten organiseren rondom het
grootbrengen van kinderen.
Doel plan van aanpak
Dit plan van aanpak heeft tot doel gerichte stappen te beschrijven voor het vormgeven van de
transitie en transformatie Jeugdhulp binnen de Kempengemeenten. Hierbij staat de inrichting van
samenhangende hulp voor jongeren en ouders/verzorgers op het gebied van opgroeien en opvoeden
centraal: van het geven van informatie & advies tot en met ondersteuning en hulp.
1 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
2 Wet maatschappelijke ondersteuning
3 Voortgangsbrief stelselwijziging jeugd "Geen kind buiten spel" van ministerie van VWS en VenJ, d.d. 27 april
2012
De transitie jeugdhulp staat niet op
zichzelf, er verandert veel in het
gemeentelijke sociale domein
5
1.2 Inhoud en totstandkoming
Het project “Transformatie Jeugdhulp in De Kempen” dat in dit plan van aanpak wordt beschreven
bestaat uit zes fases: 1. Initiatieffase, 2. Definitiefase, 3. Ontwerpfase, 4. Voorbereidingsfase, 5.
Realisatiefase, 6. Nazorgfase.
Dit plan van aanpak is het resultaat van de initiatieffase (1). Daarnaast is ook de definitiefase (2) zo
goed als afgerond: door de verschillende Kempengemeenten is aan de hand van kaderstelling het
“wat” bepaald, waardoor helder is wat het resultaat van de transitie en transformatie jeugdhulp moet
zijn. De komende periode (september 2013 tot januari 2014) staat vooral in het teken van de
ontwerpfase (3). Doel van deze fase is het “hoe” te beschrijven. Dit wordt gedaan aan de hand van
onder andere het doorontwikkelde dienstverleningsconcept, de (vertaling van de) regionale
transitiearrangementen en het opstellen van een meerjarenbeleidskader. Vanaf begin 2014 zal
worden gewerkt aan de voorbereidingsfase (4) door het opstellen van een nieuwe begroting, het
uitwerken van procedures en monitoring en het inrichten van kwaliteitszorg. De tweede helft van 2014
zal in het teken staan van de realisatiefase (5). In deze fase staat het inkoopproces en de
daadwerkelijke inhoudelijke omslag centraal. Vanaf 1 januari 2015 treedt de nazorgfase (6) in, waarbij
er aandacht is voor het borgen van de inhoudelijke omslag, zowel bij de Kempengemeenten als de
betrokken partners.
Dit document is geschreven door de projectgroep Jeugdhulp binnen de Kempengemeenten4 op basis
van de huidige concept Jeugdwet, de beschikbare beleidskaders en -notities, het concept
dienstverleningsconcept, evaluatie van de pilot “Andere Jeugdzorg”, het regionaal implementatieplan,
uitkomsten van regionale werkateliers, cijfers over de huidige jeugdzorg in De Kempen en
gesprekken met diverse betrokkenen. De portefeuillehouders Welzijn, de coördinerend
gemeentesecretaris “Jeugd” en het management van de Kempengemeenten hebben kritisch
meegelezen bij de totstandkoming van dit document.
1.3 Status document
De transitie en transformatie Jeugd kunnen gezien worden als een groeiproces met tussentijdse
evaluatie en besluitvorming. Daarnaast is het wetgevingstraject nog niet afgerond. Dit plan van
aanpak moet dan ook gezien worden als een dynamisch document. Ter voorbereiding op de
daadwerkelijke decentralisatie(s) per 1 januari 2015 is het van belang om de samenhang en
afstemming in het sociale domein te zoeken en te bewaken. Afstemming over dit document vindt
plaats met de portefeuillehouders welzijn op 30 augustus 2013 en vervolgens op 30 september 2013
tijdens de stuurgroep zoals benoemd in de “projectorganisatie transities Jeugdhulp, Participatiewet en
Awbz”.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 1 beschrijft de aanleiding voor - en totstandkoming van - het plan van aanpak voor de
transitie en transformatie Jeugdhulp in de Kempen. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de huidige
situatie: wat is de huidige stand van zaken rond de transitie en transformatie jeugdhulp op landelijk,
(sub)regionaal en lokaal niveau, kortom een foto van de huidige situatie.
4 In de formele projectorganisatie transities Jeugd, Participatiewet en Awbz is een “projectgroep Jeugd” benoemd.
Hiermee wordt gedoeld op het huidige “transformatieteam Jeugd”.
6
Hoofdstuk 3 gaat in op de toekomstige situatie: welke landelijke, (sub)regionale en lokale kaders zijn
leidend voor de invulling van de transitie en transformatie jeugdhulp? In hoofdstuk 4 wordt vervolgens
de balans opgemaakt: aan welke zaken uit de toekomstige situatie wordt op dit moment al invulling
gegeven en wat moet aanvullend worden gedaan om tot een zorgvuldig transitie- en
transformatieproces te komen? Hoofdstuk 5 sluit af met het tijdspad waarbinnen de verschillende
activiteiten worden uitgevoerd en welke capaciteit hiervoor nodig is.
Het is van belang om de samenhang en afstemming in het
sociale domein te zoeken en te bewaken
Een overzicht van de verschillende (schaal)niveaus
Landelijk: Rijk
Regionaal: SRE (Samenwerkingsverband Regio Eindhoven)
Subregionaal: De Kempen (Bergeijk, Bladel, Eersel, Reusel-De Mierden)
Lokaal: Gemeentelijk
7
2. Startfoto
2.1 Stand van zaken wijziging jeugdstelsel op landelijk
niveau
Status Jeugdwet
Op 1 juli 2013 hebben de staatssecretarissen van ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
en van Veiligheid en Justitie het voorstel voor de Jeugdwet aangeboden aan de Tweede
Kamer. Dit is een belangrijke kaderstellende stap in de overgang naar een nieuw jeugdstelsel. Het
wetsvoorstel behelst het onderbrengen van alle jeugdhulp bij gemeenten. De planning is dat deze wet
in werking treedt per 1 januari 20155.
Omvangrijke budgetkorting
De decentralisatie van de huidige “Jeugdzorg” taken moet leiden tot betere hulp voor jeugdigen tegen
lagere kosten. Bij de overdracht van de taken naar gemeenten vindt een korting plaats van in totaal €
450 miljoen op een totaalbedrag van € 3 miljard. Gemeenten staan hiermee voor een grote uitdaging:
met minder middelen dan de huidige uitgaven een nieuwe taak uitvoeren. In de meicirculaire
gemeentefonds 2013 zijn gemeenten geïnformeerd over het macrobudget en de bijbehorende
verdeling over gemeenten.
Mogelijk ontschot budget
Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) stuurde de Tweede Kamer eind april de hoofdlijnenbrief
'Hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg'. De Kamer debatteerde hierover op 10 en 14
juni 2013 met de staatssecretaris. Eén van de moties die werd ingediend door de VVD en D66 heeft
betrekking op het zonder schotten overhevelen van het budget voor nieuwe taken in het sociale
domein6, en is met een ruime meerderheid aangenomen. De budgetten die gemeenten ontvangen
voor de decentralisaties werk, jeugd en langdurige zorg worden zonder beperkingen overgeheveld
naar het gemeentefonds. Met andere woorden, er worden geen budgettaire schotten geplaatst. Via
drie decentralisatie-uitkeringen ontvangen de gemeenten de middelen. Gemeenten kunnen zelf
bepalen hoe ze hier mee omgaan. Er kan ontschot worden tussen de uitkeringen, binnen het sociale
domein en binnen het totale gemeentelijke werkveld. Dit biedt gemeenten de mogelijkheid om zorg
dichtbij mensen te organiseren door te kijken naar wat mensen zelf samen met hun omgeving
kunnen. Door vrijheid in de besteding van de middelen kunnen gemeenten creatieve oplossingen en
maatwerk organiseren.
5 De tekst in het wetsvoorstel voor de Jeugdwet zoals ingediend bij de Tweede Kamer op 1 juli 2013 kan tijdens de
behandeling in de Tweede Kamer nog wijzigen door amendementen of nota’s van wijzigingen 6 Motienummer 300
Dit hoofdstuk beschrijft de huidige situatie rond de decentralisatie
Jeugdzorg. We starten met de landelijke ontwikkelingen, waarna we
inzoomen op de regionale, subregionale en lokale ontwikkelingen.
8
Landelijke dekking van regionale samenwerking
Op 19 februari jl. heeft minister Plasterk een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de aanpak
om tot meer samenhang te komen tussen de voorgenomen decentralisaties. Deze decentralisatiebrief
is een hoofdlijnenbrief. Concreet is gevraagd aan de verschillende gemeenten om voor 31 mei 2013
met voorstellen te komen voor (nieuwe) vormen van samenwerking in het sociale domein. Per 1
september 2013 vindt er een toets plaats met betrekking tot de landelijke dekking van regionale
samenwerking. Dit geldt voor de taken waarop gemeenten verplicht moeten samenwerken. Toetsing
vindt plaats om te voorkomen dat, bij gebrek aan dekking, een groep jeugdigen tussen “wal en schip”
valt.
2.2 Stand van zaken transitie en transformatie op
regionaal niveau Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE)
In 2010 zijn bestuurders en ambtenaren binnen het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE)7
gezamenlijk het traject in het kader van de transitie Jeugdhulp gestart. Voor de meer specialistische
taken is het efficiënter en logischer dat gemeenten op (sub)regionaal niveau expertise bundelen en
inkoopkracht versterken. Uitgangspunt voor gezamenlijkheid is lokaal wat lokaal kan en regionaal
waar nodig. Gemeenten maken zelf de keuze welk onderdeel van de jeugdhulp lokaal, danwel
(sub)regionaal wordt opgepakt, dit geldt echter niet voor de taken waarvoor gemeenten wettelijk
verplicht zijn regionaal samen te werken (zie ook 3.1 onder “wettelijke kaders”). In 2011 zijn
gezamenlijk inhoudelijke uitgangspunten gedefinieerd in regionaal verband (zie ook 3.1 onder
“regionale kaders”). In 2012 is ter inspiratie een functioneel model ontworpen op basis waarvan de
afzonderlijke gemeenten/subregio’s hun beleid verder vormgeven.
Strategische agenda 21 voor de jeugd
Het portefeuillehoudersoverleg van
september 2012 heeft de regionale
werkgroep transitie jeugdhulp de opdracht
gegeven een regionale agenda uit te werken.
In drie projectgroepen is gewerkt aan deze
agenda, getiteld “21 voor de jeugd”.
In deze werkagenda is aan de
portefeuillehouders gevraagd in te stemmen
met een aantal vervolgopdrachten, zie
hiervoor bijlage 1. Deze opdrachten tezamen vormen de nieuwe strategische agenda transitie
jeugdzorg. Het gaat om opdrachten rond de volgende thema’s:
7 Ook wel Regio Zuidoost Brabant
Regionale strategische agenda Jeugdzorg
1) Afspraken met (huis)artsen, 1e lijnsGGZ praktijken en zorgverzekeraars
2) Het meer op maat aanbieden van specialistisch aanbod
3) Samenwerking per zorgvorm
4) Samenhang tussen jeugdzorg en (passend) onderwijs
5) Een integrale regionale crisisdienst voor jeugdigen op schaal van Zuidoost- Brabant
6) Een nieuw regionaal meldpunt AMHK op schaal van Zuidoost- Brabant
7) Doorrekening op basis van keuzes over o.a. organisatie van jeugdhulptaken
8) Mogelijke samenwerkingsvarianten en bijbehorende organisatorische vormgeving
9
De beslispunten uit deze notitie zijn op 12 juni 2013 vastgesteld. De ambtelijke werkgroep een
nieuwe strategische agenda opstellen, welke tevens antwoord geeft op de processtructuur,
procesplanning, het communicatieplan, cliëntenparticipatie en het betrekken van
jeugdzorgaanbieders in de regio.
Implementatieplan De Versnelling
De provincie Noord Brabant heeft in de eerste helft van 2012 voorgesteld om,
vooruitlopend op de transitie van de jeugdhulp per 1 januari 2015, de
enkelvoudige ambulante jeugdhulp al vóór 2015 te decentraliseren naar
gemeenten. Gemeenten ontvangen zowel de bevoegdheden als de
verantwoordelijkheden van GS (in mandaat), maar de subsidiëring van de
zorgaanbieders loopt nog via de provincie (gesloten beurzen). Hierbij is de
voorwaarde gesteld dat alle gemeenten in de regio de stap gelijktijdig zetten8.
De activiteiten om te komen tot De Versnelling worden in de periode juni tot en met augustus 2013
uitgewerkt, waarbij het implementatieplan wordt voorgelegd aan het portefeuillehoudersoverleg
(wethouders jeugd individuele gemeenten Zuidoost Brabant) in september 2013. In september 2013
wordt de concept-bestuursovereenkomst besproken waarna in de eerste helft van oktober 2013 de
definitieve bestuursovereenkomst wordt geaccordeerd. In januari 2014 start de daadwerkelijke
uitvoering van De Versnelling.
Op dit moment (periode juli – augustus 2013) wordt het concept De Versnelling uitgedacht in
werkateliers.
Regionale transitiearrangementen
Op dit moment ligt bij het SRE de opdracht vanuit het Rijk om te komen tot regionale
transitiearrangementen. Dit zijn afspraken over de wijze waarop de regio continuïteit van zorg wil
garanderen, de hiervoor benodigde infrastructuur gaat realiseren en tot slot: hoe zij de frictiekosten
gaat beperken.
In hoofdstuk 3 wordt hier nader op ingegaan. In augustus en september 2013 vinden er
bijeenkomsten plaats omtrent zorg(continuïteit) en frictiekosten.
2.3 Stand van zaken transitie en transformatie in de
Kempen
Kaderstellende notitie de basis voor Andere Jeugdzorg in de Kempen - dichtbij, in samenhang
en effectief
Op basis van de regionale inhoudelijke uitgangspunten en het functioneel model is in de Kempen de
“kadernotitie de basis voor Andere Jeugdzorg in de Kempen - dichtbij, in samenhang en effectief”
opgesteld en door de gemeenteraden vastgesteld. In deze notitie zijn Kempische kaders opgenomen
in aanvulling op de regionale en landelijke kaders uit het wetsvoorstel. De Kempische kaders geven
weer dat generalisten proactief en vindplaatsgericht te werk gaan en uitgaan van de vraag en de
kracht van de burger en de wijk. Hiermee wordt dichtbij jeugd en gezinnen gesignaleerd en
ingespeeld op hun behoefte aan ondersteuning. De gemeente Reusel-De Mierden heeft tijdens de
behandeling van deze kaders een amendement vastgesteld waarin een inhoudelijke verdieping op de
kaders Kempengemeenten wordt gevraagd9.
8 De Versnelling – Het implementatieplan regio Zuidoost Brabant 21 mei 2013 Concept
9 Verdieping onder kader 2: “Jeugdzorgprofessionals moeten gebiedsgericht en in beginsel dorpsgericht werken
en goed ingevoerd zijn in lokale netwerken. De route naar specialistische zorg moet geen overbodige schakels kennen en er dient naar gestreefd te worden om geen wachtlijsten te hebben.” Verdieping onder kader 3: “Generalistische inzet is erop gericht om met minder professionals de problematiek aan te pakken”. Toevoeging kader 5: “Middels collectieve preventieprogramma’s en preventieve ondersteuning dragen we er zorg voor dat
“De Versnelling: vroegtijdige
decentralisatie van de
enkelvoudige ambulante
jeugdhulp” Bron:
Implementatieplan De
Versnelling
10
Dienstverleningsconcept
Het dienstverleningsconcept dat door de Kempengemeenten is ontwikkeld, is
een uitwerking van de wijze waarop processen, procedures, systemen, de
organisatie en aansturing worden ingericht om in de Kempen diensten te
kunnen verlenen aan inwoners en organisaties. Op basis hiervan worden
concrete randvoorwaarden/normen geformuleerd waar deze dienstverlening
aan moet voldoen. In het dienstverleningsconcept staat de huidige situatie en
de gewenste situatie beschreven. Ook staat in het dienstverleningsconcept
hoe de kernwaarden rond de transitie en transformatie “dichtbij, in samenhang
en effectief” worden vormgegeven. Het rapport eindigt met een financiele
vertaling, een doorkijk naar de verschillende samenwerkingsvormen en
besluitpunten voor de Kempen. De uitgangspunten zijn richtinggevend
verkend met de portefeuillehouders. Het dienstverleningsconcept wordt nader uitgewerkt op basis
van de laatste gegevens en de uitkomsten van het overleg met de portefeuillehouders, zie ook 4.3.
Kempische Pilot Andere Jeugdzorg
Tussen november 2012 en augustus 2013 vindt de Pilot Andere Jeugdzorg plaats. In de pilot wordt
gestreefd naar vroegtijdige ondersteuning van de jeugdige en zijn gezin. Hierbij wordt gebruik
gemaakt van de eigen kracht van het gezin, omdat zorg tijdelijk van aard is.
In de pilot werken medewerkers van Bureau Jeugdzorg samen met de huidige CJG werkers.
Belangrijkste doelstellingen van de pilot zijn10
:
Expertise inzet
Vermindering bureaucratie
Verminderde instroom geindiceerde zorg
Monitorgegevens
Evaluatie van de pilot vindt op dit moment plaats en de aanbevelingen worden eind augustus gedeeld
met betrokkenen.
Doorontwikkeling preventief aanbod (CJG)
Ondersteuningsmatrix jeugdhulp
Op basis van subsidieverstrekkingen wordt een ondersteuningsmatrix opgesteld met alle huidige
vormen van lichte ondersteuning aan jeugdigen en gezinnen en aanvullende voorzieningen. Het gaat
hier om subsidies aan onder andere het CJG, Zuidzorg, GGD, Lumens groep, MEE, Stichting
Leergeld en het GOW Welzijnswerk in het kader van de verschillende diensten zoals cursussen,
trainingen, schoolmaatschappelijk werk en jongerenopbouwwerk. In onderstaande tabel wordt een
voorbeeld gegeven van een mogelijke voorzieningenmatrix, geinspireerd op de Wmo
arrangementenmatrix in de Kempengemeenten. Deze matrix heeft tot doel te bepalen of de
ondersteuning dekkend is voor de toekomst, of er overlap in het aanbod zit, welke behoefte aan
nieuwe ondersteuningsvormen bestaat en welk aanbod eventueel vervangen kan worden.
kinderen opgroeien in een stimulerende en zorgzame omgeving”. Bestuurlijke kaders: “Bovenlokale samenwerking in zorg wordt alleen maar aangegaan als dit leidt tot financiële en/of inhoudelijke meerwaarde en betere zorg. Verantwoordelijkheden en budgetten beleggen we zo lokaal mogelijk en de bestuurlijke verantwoordelijkheid blijft liggen bij het bestuur waar de jeugdige woonachtig is. 10
Plan van Aanpak Pilot BJZ in CJG’s van de Kempen – Definitief plan fase 0 1 juni 2012
“Pilot Andere Jeugdzorg:
Bureau Jeugdzorg dichtbij de
gezinnen in de Kempen: een
beweging naar voren” Bron:
Evaluatierapport Pilot Andere
Jeugdzorg
11
Vorm van jeugdhulp Organisatienaam Categorie Omschrijving Type Doorverwij
zing
Websi
te
Maatwerk preventief jeugdbeleid/opvoedings-ondersteuning
Zuidzorg Preventie Opvoeding
… … … …
… … Ambulante hulp … … … …
… … Onderwijs … … … …
Scholing
Bekeken wordt of de medewerkers van het CJG kunnen worden geschoold volgens een integrale
zorgmethodiek “Wrap Around Care”. “Wrap Around Care” is een vorm van ketensamenwerking in een
cirkel rond kinderen, jongeren en opvoeders. Doel hiervan is het organiseren van integrale zorg aan
gezinnen met een opeenstapeling van problemen. Binnen één organisatie is er ondersteuning en / of
hulp voor gezinnen met GGZ problematiek, jeugdhulp, preventie, zorg, enzovoorts. De professional
kijkt niet alleen naar de aangemelde cliënt, maar naar de samenhang met het hele systeem om zo
snel mogelijk weer op eigen kracht verder te kunnen.
Afstemming met passend onderwijs in de Kempen
De vier Kempengemeenten hebben te maken met twee nieuwgevormde samenwerkingsverbanden. Dit zijn
het samenwerkingsverband primair onderwijs (SWV PO) en het regionaal samenwerkingsverband
voortgezet onderwijs (RSV VO). Het SWV PO bestrijkt een gebied van tien gemeenten en het RSV VO
bestrijkt een gebied van dertien gemeenten.
K2 heeft in december 2012 een verkennend onderzoek gepresenteerd over de afstemming transitie
Jeugdhulp en Passend Onderwijs op het niveau van De Kempen. Deze verkenning heeft de status “goed
vertrekpunt voor verdere uitwerking” gekregen. Als vervolg op deze verkenning is op 29 november 2012
een bijeenkomst georganiseerd voor de besturen behorend tot het SWV PO en de gemeenten, waar de
intentie tot samenwerking is uitgesproken. Ook trekken we als tien gemeenten gezamenlijk op. In april is
door het SWV PO een hoofdlijnennotitie gepresenteerd. Momenteel wordt er door het
samenwerkingsverband gewerkt aan het ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan moet worden
beschreven welke extra ondersteuning aan kinderen door school geboden kan worden. Daar waar meer
ondersteuning nodig blijkt, vindt aansluiting met jeugdhulp plaats. Het beschreven ondersteuningsniveau is
dus van grote invloed op de behoefte aan jeugdhulp in de gemeente. Het onderwijs is verplicht Op
Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) te voeren met de gemeenten over het ondersteuningsplan vóór
1 februari 2014. Onze inspanningen richten zich de komende tijd op het voeren van inhoudelijke
gesprekken met het SWV gericht op afstemming.
Voor wat betreft de samenwerking met het RSV VO is ook door de dertien betrokken gemeenten
uitgesproken gezamenlijk op te willen trekken. Op 11 april 2013 heeft er een proef OOGO plaatsgevonden.
Tijdens dit overleg zijn afspraken gemaakt over het voortzetten van het proces om gezamenlijk (gemeenten
en RSV VO) te komen tot een officieel OOGO in november 2013. Op 3 september 2013 wordt het concept
ondersteuningsplan ambtelijk besproken en zullen er vervolgafspraken worden gemaakt.
Gezamenlijke informatiesessie voor gemeenteraden
Op 20 februari 2013 is er een gezamenlijke informatiebijeenkomst over de transities in het sociaal
domein geweest voor alle gemeenteraden van de Kempen. Tijdens deze avond is een oproep
gedaan om te onderzoeken of binnen de Kempen eenduidige, wellicht gezamenlijke besluitvorming
kan plaatsvinden. Dit is in Bergeijk ondersteund door een motie.
Inrichting projectorganisatie
Binnen de Kempengemeenten is een projectorganisatie ingericht voor de transities Jeugdhulp,
Participatiewet en Awbz. Daarnaast is zowel de transitie Jeugdhulp, als de transities Participatiewet
en Awbz een projectleider geworven11
. De inrichting van de projectorganisatie wordt beschreven in
5.2
11
Projectleider Jeugd: Marly Kiewik, projectleider Participatiewet/Awbz: Peter Stoffelen
12
Lokaal
In iedere gemeente binnen de Kempen zijn informatiebijeenkomsten georganiseerd voor
gemeenteraden, zijn de Wmo-adviesraden geconsulteerd en zijn raadsinformatiebrieven verspreid
met daarin steeds de laatste stand van zaken rond de transitie en transformatie jeugdhulp.
2.4 De jeugd in de Kempen in cijfers en wat betekent
dit?
Aantal jeugdigen in zorg
Het PON heeft op www.hetpon.nl/jeugdincijfers inzicht gegeven in het aantal jeugdigen met een GGZ
traject in 2009 en de geregistreerde aantallen jeugdigen en trajecten in 2011 in relatie tot Bureau
Jeugdzorg in de Kempengemeenten:
2011 Bladel Eersel Reusel Bergeijk Totaal De
Kempen
Aantal jeugdigen t/m 23 jaar 5.513 4.943 3.592 5.155 19.203
GGZ (2009) 326 300 223 299 1.148
BJZ
Unieke jeugdigen
Trajecten
Vrijwillig kader
Jeugdbescherming
Jeugdreclassering
68
74
4
3
51
61
4
2
34
36
4
2
49
51
7
0
202
222
19
7
Gebruik verschillende zorgvormen
In opdracht van de Kempengemeenten heeft K2 een startfoto12
gepresenteerd, welke een beeld geeft
van het budget wat gemeenten ontvangen voor het uitvoeren van de jeugdhulp in 2015 en het aantal
jeugdigen dat gebruik maakt van één of meerdere vormen van geïndiceerde jeugdhulp. Hieronder
geven we de meest opvallende conclusies weer:
Opvallende cijfers Bureau jeugdzorg
Er is bekend dat het percentage kinderen met problemen toeneemt, naarmate de leeftijd van
kinderen stijgt.
Uit een berekening van SCP en Cebeon blijkt dat het aantal cliënten jeugdhulp per jeugdige
globaal toeneemt naar gemeentegrootte. De hogere prevalentie van jeugdzorg in de grotere
gemeenten is vooral gelokaliseerd in de provinciale jeugdzorg. Ook de relatief dure AWBZ
zorg met verblijf komt in grotere gemeenten meer voor.
Voor een klein deel hebben de kinderen slechts één problematiek. Maar in veel gevallen
overlappen de verschillende problemen elkaar. Jeugdigen maken daarom ook vaak gebruik
van meerdere voorzieningen.
Naar voren komt dat het aantal unieke jeugdigen met een cliënttraject stijgt, naarmate er
meer jeugdigen in een gemeente wonen. De gemeente Eersel valt dan uit de toon. In 2011
waren daar de meest aangevangen trajecten aanspraak op geïndiceerde jeugd- en
opvoedhulp, maar niet het meest aantal unieke jeugdigen met een cliënttraject.
Ook blijkt dat in de gemeente Eersel het aantal unieke jeugdigen met een nieuw cliënttraject
bij BJZ in 2012 met 56% is gedaald ten opzicht van 2011. De daling in de gemeente Bergeijk
is niet significant en in Bladel respectievelijk Reusel de Mierden 29% en 26%.
Van de 158 nieuw gestarte cliënttrajecten in 2012 zijn er 150 gestart in het vrijwillig kader
(jeugd en opvoedhulp).
Het aantal binnengekomen zorgmeldingen in de regio de Kempen met meer dan 50% is
afgenomen in 2012 ten opzichte van 2011. Het lijkt de provinciale trends te bevestigen dat
12
Regionale startfoto De Kempen, Cijfers jeugdhulp, juli 2013
13
steeds meer zorgsignalen van gemotiveerde cliënten in het voorliggend veld worden
opgepakt.
De gemiddelde trajectduur beëindigde trajecten in dagen jeugdbescherming en
jeugdreclassering is opvallend gestegen van 1368 dagen in 2011 naar 1736 dagen in 2012.
Dit zegt echter nog niet zoveel over de intensiteit van de begeleiding. Per gemeente gaat het
over minder dan 5 beëindigde trajecten in 2012.
Opvallende cijfers jeugd- en opvoedhulp
De meeste jeugdigen in de regio De Kempen binnen jeugd- en opvoedhulp maken gebruik
van ambulante jeugdhulp.
Opvallende cijfers gesloten jeugdzorg
De indicaties van bureau’s jeugdzorg lijken voor een aantal regio’s geen betrouwbaar beeld
van het beroep op jeugdzorgplus te geven. Niet duidelijk is of deze aantallen indicaties voor
de gemeenten in De Kempen juist zijn.
Opvallende cijfers jeugdigen met een beperking
Er zijn relatief grote afwijkingen van aantallen jeugdigen in de gemeente Eersel ten opzichte
van de andere Kempengemeenten in het aantal cliënten met een indicatie voor AWBZ-zorg
respectievelijk het aantal cliënten met een indicatie voor extramurale AWBZ-zorg.
In de gemeente Eersel is het aantal jeugdigen met een indicatie verstandelijke beperking en
het aantal jeugdigen met een dominante grondslag “psychi(atri)sch” relatief hoger dan de
andere Kempengemeenten.
De cijfers van jeugdigen uit de gemeente Eersel met een geldige indicatie extramurale en
intramurale AWBZ zorg af van de aantallen jeugdigen in andere Kempengemeenten.
Opvallende cijfers jeugd-GGz
Het aantal in 2011 aangevangen trajecten aanspraak op geïndiceerde GGZ-zorg (AWBZ) is
beduidend hoger in de gemeente Eersel. Voor geïndiceerde GGZ-zorg (Zvw) zien we deze
verschillen echter niet terug.
Doordat naast Bureau Jeugdzorg de huisartsen, andere medisch specialisten en eerstelijns
psychologen mogen verwijzen naar de jeugd-GGz, is het lastig om alle jeugdigen die gebruik
maken van enige vorm van GGz-zorg in beeld te brengen.
Invoeringskosten en budget uitvoering jeugdhulp 2015
Invoeringsbudget
2013
(septembercirculaire)
Invoeringskosten decentralisatie
jeugdhulp
Budget jeugdhulp
2013 2014 2015
Bergeijk € 61.772 € 12.044 € 2.295.248
Bladel € 64.274 € 12.531 € 2.455.516
Eersel € 60.119 € 11.721 € 2.370.455
Reusel-De Mierden € 52.047 € 10.148 € 1.913.158
Totaal De Kempen € 238.212 € 46.444 € 9.034.377
Huidige kosten in relatie tot het te verwachten budget
[ Op dit moment nog niet te herleiden: kosten huidige “jeugdzorg” ]13
13
De CBS-Jeugdmonitor geeft gemeenten enkel inzicht in de aantallen jeugdigen per zorgvorm. De VNG blijft er bij het Rijk op aandringen dat niet alleen de gebruikscijfers, maar óók de bijbehorende kosten per zorgvorm bekend worden gemaakt
14
2.5 Toekomstige initiatieven Naast bovenstaande initiatieven wordt ook gewerkt aan toekomstige initiatieven, zoals de organisatie
van Kempische klankbordgroepen.
Kempische klankbordgroepen
Om specifiek op het onderdeel jeugdhulp de participatie van professionals en inwoners te vergroten,
worden er Kempische klankbordgroepen geformeerd. Dit worden twee teams van personen
(professionals en inwoners) die mee willen denken over het dienstverleningsconcept en de mogelijke
Kempische uitvoering van de jeugdhulp. In het najaar vindt de eerste bijeenkomst met de
klankbordgroepen plaats.
2.6 Huidige situatie samengevat Zoals in het voorgaande hoofdstuk beschreven zijn landelijk, regionaal, subregionaal en lokaal
verschillende kaders, plannen en activiteiten uitgezet om te komen tot een zorgvuldige transitie en
transformatie jeugdhulp. Hieronder geven we hiervan een overzicht.
Niveau
Huidige situatie (startfoto)
Landelijk Wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer
Regionaal Gezamenlijk traject Transitie Jeugdzorg gestart door het
Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE)
Strategische agenda “21 voor de jeugd” uitgewerkt
Implementatieplan “De Versnelling” in voorbereiding
Werkateliers georganiseerd ter uitwerking “De Versnelling”
Regionale transitiearrangementen in voorbereiding
Subregionaal Kaderstellende notitie vastgesteld “De basis voor andere Jeugdzorg -
dichtbij, in samenhang, effectief”
Concept dienstverleningsconcept ontwikkeld
Kempische pilot Andere Jeugdzorg in afrondende fase
Inventarisatie preventief aanbod gestart
Inventarisatie passende scholing gestart
Afstemming met passend onderwijs gestart
Gezamenlijke informatie voor gemeenteraden georganiseerd
Projectorganisatie ingericht
Projectleiders (Jeugd en Participatiewet/AWBZ) geworven
Gezamenlijke reactie op Wmo adviesraden gegeven
Lokaal Individuele informatie voor gemeenteraden georganiseerd
Informatiebrief naar gemeenteraden verstuurd
Wmo adviesraden geraadpleegd
15
3. Toekomstige foto
3.1 Kaders Wettelijke kaders
Het wetsvoorstel regelt wijzigingen in de jeugdhulp op drie niveaus: bestuurlijk, financieel en
inhoudelijk.
Bestuurlijk
Bestuurlijk vindt overheveling van verantwoordelijkheden plaats: van VWS, VenJ, provincies en
zorgverzekeraars naar gemeenten (in samenhang met andere stelselwijzigingen, zoals passend
onderwijs, sociale zekerheid, Awbz en Wmo). In het figuur hieronder is te zien hoe de overheveling
van verantwoordelijkheden op verschillende niveaus vorm krijgt.
Financieel
De financiële component gaat over bundeling van financieringsstromen, harmonisatie
bekostigingssystemen en de invoering jeugdhulp brede eigen bijdrage. In het nieuwe jeugdstelsel
ontvangen gemeenten een decentralisatie-uitkering in het Gemeentefonds. Hiervoor wordt een
verdeelmodel ontwikkeld, met als uitgangspunt het principe van kostenoriëntatie. Op deze manier
sluit het Gemeentefonds aan bij de kosten die gemeenten moeten maken om aan maatschappelijke
opgaven te voldoen.
Een beschrijving van de gewenste situatie op basis van de landelijke,
subregionale en lokale kaders. Hiermee komen we tot de toekomstige
foto.
16
Inhoudelijk
Per 1 januari 2015 krijgen gemeenten een jeugdhulpplicht. De gemeente zorgt
ervoor dat de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen, gezinnen en
medeopvoeders integraal en laagdrempelig worden aangeboden: Van (complexe,
verkokerde) zorg veraf naar (eenvoudige, integrale, preventieve) ondersteuning
en zorg dichtbij. Bij een interventie is het uitgangspunt de eigen kracht en het
sociale netwerk van betrokken jeugdigen en hun ouders. Verder stemt de
gemeente af met eventuele ondersteuning op school. De gemeente zorgt ook
voor de instelling en instandhouding van een meldpunt huiselijk geweld en
kindermishandeling (AMHK).
Verplichte bovenlokale samenwerking tussen gemeenten moet plaatsvinden op het gebied van
jeugdbescherming en jeugdreclassering, gesloten jeugdzorg, een meldpunt Huiselijk Geweld en
Kindermishandeling en de Kindertelefoon. Verplichte samenwerking met zorgaanbieders en
bestaande financiers moet plaatsvinden met betrekking tot (kennis en ervaring rond) zorginkoop,
informatie over cliënten, continuïteit van zorg en het beheersen van risico’s.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering van de jeugdhulp. De regering
acht een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat deze in de Jeugdwet uniform worden geregeld.
Aanvullende eisen kunnen door gemeenten worden geformuleerd.
(Passend) Onderwijs
Scholen voor primair en voortgezet onderwijs krijgen een zorgplicht. Dit betekent dat de school
verplicht is een kind dat extra zorg nodig heeft, een zo goed mogelijke plek in het onderwijs aan te
bieden. Dit houdt niet in dat elke school iedere leerling moet plaatsen, maar de schoolbesturen in de
regio zijn verantwoordelijk voor voldoende aanbod voor alle leerlingen. Hoe de scholen dat
gezamenlijk vormgeven wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan. Het ‘rugzakje’14
wordt
afgeschaft, maar daar staat tegenover dat een deel van het budget voor zorgleerlingen rechtstreeks
naar de samenwerkingsverbanden in het onderwijs gaat, waardoor meer maatwerk kan worden
geboden.
Hoofdlijnen wetsvoorstel
In bijlage 2 zijn de hoofdlijnen van het wetsvoorstel weergegeven, waarbij wordt ingegaan op: Visie
en definitie jeugdhulp - Leeftijdsgrens - Verantwoordelijkheid gemeenten - Regionale samenwerking -
Toegang tot jeugdhulp - AMHK - Jeugdbescherming en -reclassering - Positie van ouders en
jeugdigen - Waarborgen kwaliteit - Professionalisering - Hulp voor jeugdigen met psychische klachten
of stoornissen - Hulp voor jeugdigen met een verstandelijke beperking - Toezicht -
Gegevensverwerking en beleidsinformatie - Financiële aspecten - Transitie en implementatie -
Continuïteit van zorg in de overgangsfase - Planning
Regionale kaders (SRE/Zuidoost Brabant)
Op sommige onderdelen15
van die jeugdhulp organiseren de Kempengemeenten
zich ‘bovenlokaal’. Dit krijgt vorm door de samenwerking op SRE niveau (regio
Zuidoost Brabant). Om de samenwerking vorm te geven is een regionaal
strategische agenda opgesteld: “21 voor de jeugd”. De regio heeft samen een
aantal werkprincipes gedefinieerd (zie bijlage 3). Daarnaast denkt de regio na
over wat lokaal en wat (sub)regionaal moet worden opgepakt. Hierbij streeft de
regio naar16
:
14
Een budget dat op indicatie wordt toegekend aan kinderen met een belemmering, zodat het kind onderwijs kan volgen 15
Gemeenten worden verantwoordelijk voor de zorg en ondersteuning van alle doelgroepen die nu gebruikmaken van provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, JeugdzorgPlus, de zorg voor licht verstandelijk gehandicapten (nu AWBZ), de jeugd-ggz (nu zorgverzekeringswet) en de jeugdbescherming en jeugdreclassering. 16
Beslispunten uit “21 voor de jeugd” – portefeuillehoudersoverleg 12 juni 2013.
“Van complexe verkokerde
zorg veraf naar ondersteuning
en zorg dichtbij” Bron:
Voorstel Jeugdwet
“Wat niet lokaal of
subregionaal kan worden
opgepakt wordt regionaal
ingevuld binnen de SRE”
Bron: 21 voor de Jeugd
17
1) Iedere gemeente in Zuidoost- Brabant beschikt op 1 januari 2015 over generalistisch
werkende teams en heeft afspraken gemaakt over de toegang tot specialistische jeugdzorg
en de consultatierol hierin van specialisten.
2) In te stemmen met voorstel voor niveau regionale samenwerking per zorgvorm
(overzichtstabel zie hieronder). Ontwerpfase regionaal, uitvoering zoveel mogelijk
lokaal/subregionaal.
Ambulante zorg aan kind en gezin
Dagbehandeling
Dag- en nachtbehandeling
Toezicht en rechterlijke macht: jeugdbescherming en jeugdreclassering
Speciale producten
3) De jeugdbescherming / jeugdreclasseerder wordt bij voorkeur ingekocht bij één
gecertificeerde instelling voor de regio Zuidoost- Brabant.
4) De jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder vervult een tandemfunctie met de generalist in het
gezin, welke inhoudelijke hulp levert. De jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder geeft samen
met de generalist het plan van aanpak vorm en is toezichthouder.
5) In te stemmen met de uitwerking van de risicospreiding voor de zorgvorm dag- en
nachtbehandeling, waarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde berekening over een
periode van 2 jaar of 4 a 5 jaar.
6) Geen afspraken te maken over het gebruik van zorg.
In het verlengde hiervan wordt nagedacht over de verbinding tussen jeugdhulp en passend onderwijs,
de integrale regionale crisisdienst en het AMHK (schaal Zuidoost Brabant).
In bijlage 4 is het voorstel voor het niveau van regionale samenwerking terug te vinden.
Kempische kaders (Bergeijk, Bladel, Eersel, Reusel-De Mierden)
De kaderstellende notitie: De basis voor andere Jeugdzorg “dichtbij, in
samenhang, effectief” beschrijft de kaders van de vijf Kempengemeenten
Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden voor de Transitie van de
Jeugdzorg, de toekomstige zorg voor jeugdigen en hun gezinnen in de Kempen.
Met het verdwijnen van de indicatiestelling zal een andere vorm van toeleiding
naar specialistische zorg moeten worden ontwikkeld in de gemeente, in
combinatie met de aanwezigheid van lokaal zorgaanbod. In SRE-verband zijn
hiervoor een aantal organisatorische uitgangspunten ontwikkeld die de
Kempengemeenten onderschrijven.
Deze uitgangspunten zijn:
Een adequate vraaganalyse en risicotaxatie aan de 'voorkant’ door professionals, die de
juiste afweging kunnen maken of er een vervolgtraject nodig is en welke zorg het best
passend is.
Optimale professionele handelingsruimte. Ruimte voor professionals, om datgene te doen
wat nodig is om vertrouwen te winnen, de eigen kracht van de jeugdigen en/of opvoeders te
versterken en daarmee grip op het normale leven te herstellen en te optimaliseren.
Eén coördinator, die samen met het gezin verantwoordelijk is voor het opstellen en uitvoeren
van een integraal (gericht op het hele sociale domein) gezinsplan.
Ondersteuning is zo ingericht dat met minder professionals meer problemen aangepakt
kunnen worden. De klantroute kent geen overbodige schakels.
Daarnaast hanteren de Kempengemeenten vier aanvullende kaders (zie voor een uitgebreid
overzicht bijlage 5):
1. De generalist is spin in het web, hij kijkt met een onafhankelijke blik.
2. Specialisten worden alleen ingezet daar waar nodig. Generalistisch waar mogelijk en
specialistisch waar nodig.
3. Generalisten werken pro-actief en vindplaatsgericht.
“De basis voor andere
Jeugdzorg in de Kempen:
dichtbij, in samenhang,
effectief” Bron:
Kaderstellende notitie De
basis voor andere Jeugdzorg
18
4. Om de lokale kracht te benutten bij het signaleren en voorkomen van problemen wordt
uitgegaan van de vraag en de kracht van de burger en de wijk. Samen maken zij de omslag
van aanbod- naar vraaggericht werken.
5. Toevoeging op basis van amendement Reusel-De Mierden: Middels collectieve
preventieprogramma’s en preventieve ondersteuning dragen we er zorg voor dat kinderen
opgroeien in een stimulerende en zorgzame omgeving.
Dienstverleningsconcept voor jeugdhulp in de Kempen17
In het dienstverleningsconcept wordt ingegaan op lokale ondersteuningsteams voor lichte hulp, het
Kempenteam voor Jeugdhulp bij complexe opvoedingsproblematiek, dorp- of
buurtondersteuningsteams, de inrichting van de CJG’s, inzet van specialisten.
3.2 Rol van de gemeente(n)18 en gewenste couleur
locale
Gemeenten krijgen binnen de wettelijke kaders de vrijheid om op lokaal niveau de hulp en
ondersteuning aan jeugdigen in samenhang te regelen, zodat lokaal beleid kan worden afgestemd op
de behoefte van de inwoners. Iedere gemeente is straks zelf verantwoordelijk voor beleid en
uitvoering van de jeugdhulp en ondersteuning ten behoeve van haar inwoners. In het wetsvoorstel is
echter opgenomen dat bij de transitie jeugdhulp op onderdelen bovenlokale samenwerking vereist is.
Daarnaast is samenwerking op (sub)regionaal niveau wenselijk vanwege:
effectiviteit (door inhoudelijke afstemming)
efficiëntie (door afstemming tussen organisaties en professionals)
versterken van de onderhandelingspositie
risicospreiding (o.a. gezamenlijke inkoop van incidentele, zeer dure zorg)
Tussen de Kempengemeenten wordt gestreefd naar één visie op de toekomstige inrichting van
jeugdhulp. Er wordt ook gestreefd naar één jeugdnota met een uitvoeringsprogramma per gemeente.
Iedere gemeente zijn eigen couleur locale, gekeken naar bijvoorbeeld het aanbod en de inzet van de
omgeving (buurt). Ook vindplaatsen (zoals scholen, verenigingen, kerken et cetera) zullen per
gemeente verschillen.
3.3 Verplichte activiteiten binnen de transitieperiode19
Activiteit20
Termijn Inhoud
Opstellen
transitiearrangementen
31 oktober 2013 Op 31 oktober 2013 moeten de regionale
transitiearrangement bekend zijn. In deze
overeenkomst staat uitgewerkt hoe de
samenwerkende gemeenten de zorgcontinuïteit in
de overgangsperiode realiseren.
Voorbereiden
begroting 2014
15 november
2013
Binnen twee weken na de vaststelling, maar
uiterlijk op 15 november moeten gemeenten hun
begroting voor 2014 bij de provincie aanleveren
(Gemeentewet artikel 190 en 191).
Opstellen beleidskader januari 2014 Opdat het inkoopproces tijdig kan starten, dient
de gemeenteraad uiterlijk in januari 2014 de
definitieve visie en het concept beleidsplan vast
17
Richten op de transformatie naar andere jeugdhulp in de Kempen – Dienstverleningsconcept voor jeugdhulp in de Kempen: dichtbij, in samenhang en effectief, concept besproken op 13 juni 2013 18
Vanaf 1 januari 2015 is er ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Deze heeft in het domein van de openbare orde en veiligheid (huiselijk geweld en verplichte opname in psychiatrische inrichting wegens gevaar voor zichzelf of omgeving) bepaalde bevoegdheden. Verder heeft hij een taak in de beleidscoördinatie. 19
Spoorboekje transitie Jeugdzorg, versie 3, mei 2013. 20
Verder spelen ook de verkiezingen op 19 maart 2014 en het proces voorjaarsnota/perspectievennota een belangrijke rol.
19
te stellen.
Opstellen verordening - Voor een adequate uitvoering van het beleid is
tijdige vertaling daarvan in verordeningen nodig.
Denk daarbij aan het zorgdragen voor kwaliteit en
toezicht, cliëntbeleid en klachtenafhandeling. In
februari 2014 publiceert de VNG een
modelverordening.
Vaststellen bestek maart 2014 Om een goed verloop van het inkoop- en
contracteerproces te kunnen garanderen dient
het college van B&W uiterlijk in maart 2014 het
bestek vast te stellen.
Voorbereiden
begroting 2015
15 november
2014
Binnen twee weken na de vaststelling, maar
uiterlijk op 15 november moeten gemeenten hun
begroting voor 2015 bij de provincie aanleveren
(Gemeentewet artikel 190 en 191).
Opstellen
uitvoeringsplan
- Met het meerjarenbeleidskader als basis moeten
gemeenten een uitvoeringsplan voor 2015
opstellen. Hierin wordt beschreven hoe de
jeugdwet in 2015 wordt uitgevoerd, waaronder de
toeleiding en inkoop van het aanbod.
3.4 Samenhang binnen het sociale domein
De uitdaging is om de kaders voor de transitie en transformatie Jeugdhulp, te verbinden met de visie
op veranderingen in het gehele sociale domein. Vanuit een krachtige bestuurlijke regie brengen de
Kempengemeenten deze kaders tot integrale uitvoering21
. Nieuwe taken moeten worden ingebed in
de (boven)lokale structuren (CJG, onderwijs, veiligheidshuis) en verbonden worden met de eigen
dienstverlening op het terrein van onder andere werk en inkomen en de Wmo, zoals
schuldhulpverlening binnen een gezin.
3.5 Te overwegen keuzes
In de nieuwe situatie zullen de Kempengemeenten duidelijke keuzes moeten hebben gemaakt over
aspecten rond de organisatievorm, toeleiding, scholing, inkoop en financiering, organisatie, kwaliteit,
toezicht, werkwijzen en het nieuwe aanbod rond jeugdhulp.
Alvorens een keuze te kunnen maken voor een organisatievorm moeten de Kempengemeenten een
afweging maken tussen het zelf uitvoeren versus uitbesteden van jeugdhulptaken. Als het gaat om de
inkoop kan een beroep worden gedaan op BIZOB (Bureau Inkoop en Aanbestedingen Zuidoost-
Brabant), een expertisecentrum voor inkoop. Daarnaast zullen de Kempengemeenten uitspraak
moeten doen over de verschillende taken en het gewenste uitvoeringsniveau (lokaal - subregionaal -
regionaal). Deze keuzes krijgen een plaats in de verordening, maar ook in werkafspraken en in het
dienstverleningsconcept dat momenteel wordt ontwikkeld.
3.6 Gewenste situatie samengevat
Niveau
Gewenste situatie (toekomstige foto)
Landelijk Overheveling van taken (bestuurlijk, financieel en inhoudelijk) per 1 januari
2015 (voor details zie hoofdlijnen wetsvoorstel in bijlage 2)
Regionaal Strategische agenda in uitvoering (21 voor de Jeugd)
21
Kaderstellende notitie, De basis voor andere jeugdzorg, “Dichtbij, in samenhang, effectief” – De basis voor andere jeugdzorg in de Kempen
20
Iedere gemeente in SRE verband beschikt over generalistisch werkende
teams
Regionaal wordt samengewerkt per zorgvorm
De jeugdbescherming/reclassering wordt ingekocht bij één gecertificeerde
instelling
De jeugdbeschermer/reclasseerder vervult een tandemfunctie
Risicospreiding voor de zorgvorm dag- en nachtbehandeling
Geen afspraken over het gebruik van zorg
Verbinding tussen jeugdhulp en passend onderwijs
Eén integrale regionale crisisdienst (AMHK)
Transitiearrangementen gereed per 31 oktober 2013
Subregionaal Doorontwikkeling van het dienstverleningsconcept: nieuwe wijze van
toeleiding: adequate vraaganalyse, optimale handelingsruimte, één
coördinator, generalist als spin in het web – proactief - vindplaatsgericht,
inzet specialisten waar nodig, uitgaan van de vraag en kracht van burger en
wijk
Inzet van lokale ondersteuningsteams voor lichte hulp
Inzet van een Kempenteam voor jeugdhulp bij complexe problematiek
Adequate uitvoeringsorganisaties (organisatievorm)
Meerjarenbeleidskader Jeugd 2015-2019
Bestek met uitgangspunten over subregionale inkoop en contractering
Passend en vernieuwend aanbod
Kwaliteitseisen voor samenwerkingspartners
Keuze voor een toekomstige organisatievorm (organisatorisch en juridisch)
Lokaal Beleidsvrijheid alleen daar waar nodig en waar dit niet ten koste gaat van de
effectiviteit, efficiëntie, onderhandelingspositie en risicospreiding
Couleur locale door inzet van de omgeving en positionering en
samenwerking met lokale vindplaatsen
Vaststelling schaalniveau per jeugdhulptaak
Begroting 2014 gereed per 15 november 2013
Begroting 2015 gereed per 15 november 2014
Concept meerjarenbeleidskader 2015-2019 en lokale uitvoeringsplannen
vastgesteld per januari 2014
Bestek vastgesteld per maart 2014
Nu we een beeld hebben van de huidige en gewenste situatie kunnen we in het volgende hoofdstuk
de balans opmaken. In hoofdstuk 4 wordt een overzicht gegeven van alle activiteiten die in de
komende periode een plek moeten krijgen. In hoofdstuk 5 worden deze activiteiten in een tijdspad
gegoten, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de besluitvormingsstructuur.
21
4. Wat moet hiervoor worden gedaan?
4.1 Opstellen (regionale) transitiearrangementen
Op 31 oktober 2013 moeten de regionale transitiearrangementen bekend zijn. In deze overeenkomst
staat uitgewerkt hoe de samenwerkende gemeenten de zorgcontinuïteit realiseren. Dit betekent dat
de samenwerkende gemeenten aangeven hoe ze:
De continuïteit van zorg realiseren
De bijbehorende infrastructuur realiseren22
De frictiekosten beperken
Gemeenten stellen dit arrangement op in overleg met de huidige financiers en
de relevante aanbieders. De Transitiecommissie Stelsel Jeugd (TSJ)
beoordeelt, (voor zover mogelijk) al voorafgaand aan 31 oktober 2013, de
regionale arrangementen op grond van bovengenoemde drie criteria. Indien
het arrangement naar het oordeel van de TSJ niet voldoet, zal de commissie
dit aan VNG en Rijk kenbaar maken. Partijen (VNG, Rijk, financiers,
aanbieders) committeren zich aan het oordeel van de Transitiecommissie.
Schaalniveau: Regionaal (SRE)
4.2 Voorbereiden begroting 2014 en 2015
De gemeenteraden van Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden stellen uiterlijk 15 november
2013 een begroting op voor 2014. De begroting voor 2015 wordt uiterlijk november 2014 vastgesteld.
In vervolg op de meicirculaire 2013 dient de septembercirculaire 2013 een grote mate van zekerheid
te bevatten over de budgetten waarmee de gemeenten vanaf 2015 de zorg voor jeugd uitvoering
moeten geven. Hiermee krijgen de Kempengemeenten een beeld van wat de uitvoering gaat kosten
(keuzes in bv. ambitieniveau) versus de aanwezige dekkingsmiddelen. Tevens maakt dit een tijdige
start van het inkoopproces mogelijk.
Schaalniveau: Subregionaal/lokaal
4.3 Doorontwikkelen dienstverleningsconcept
In juni 2013 is een concept dienstverleningsconcept opgesteld. Hierin krijgen verschillende teams een
plek: de lokale ondersteuningsteams voor lichte hulp, het Kempenteam voor Jeugdhulp bij complexe
opvoedingsproblematiek en de dorp- of buurtondersteuningsteams. Verder wordt in het
dienstverleningsconcept stilgestaan bij de rol van het CJG binnen de Kempengemeenten, de inzet
van specialisten en de wijze van vraagverheldering, signalering, diagnosestelling en zorgtoeleiding.
22
De infrastructuur realiseren om de cliënten (zittende en nieuwe tot aan 1/1/2015) continuïteit van zorg te bieden in 2015, bij de jeugdhulpaanbieder die op 31/12/2014 deze zorg biedt
Vanuit de huidige situatie komen tot de gewenste situatie: welke
stappen moeten worden gezet? Een overzicht van de activiteiten
binnen het plan van aanpak.
“Bij de organisatie van de
transitie en transformatie
moet aandacht zijn voor de
continuïteit van zorg in het
overgangsjaar” Bron: TSJ
22
Het dienstverleningsconcept wordt in de periode augustus – september aangevuld. Vragen die hierbij
centraal staan zijn onder andere:
Op welke schaal organiseren wij de toeleiding: lokaal of regionaal? Op gemeentelijk niveau
of gebiedsgericht?
Maken we bij de organisatie van de toeleiding onderscheid tussen doelgroepen?
Waar beleggen wij de toeleiding? Doen we dat onder directe gemeentelijke
verantwoordelijkheid of gemandateerd naar aanbieders?
Sturen wij op resultaten (outcome) of op producten (output)?
Hoe breed of smal organiseren wij de toeleiding?
Wanneer verschillende scenario’s mogelijk zijn zal de volgende toets worden gedaan om te komen tot
het meest passende scenario: omschrijving, voorwaarden, gevolgen voor cliënt, gevolgen voor
aanbieders, gevolgen voor uitvoering, gevolgen voor budget, risico’s: juridisch, financieel, politiek etc.,
samenhang met andere onderwerpen zoals de Participatiewet en Passend Onderwijs, regionale of
lokale keuze. Aan de hand van het dienstverleningsconcept is het ook mogelijk een doorvertaling te
maken naar het aantal benodigde fte’s.
Schaalniveau: Subregionaal
4.4 Opstellen meerjarenbeleidskader
De gemeenteraden van Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden stellen een meerjarig
beleidskader 2015-2019 en een uitvoeringsplan 2015 vast. In de Kempen wordt de opzet van het
meerjarenbeleidskader gezamenlijk opgepakt met aandacht voor lokale uitvoeringsplannen.
In dit meerjarenbeleidskader wordt aangegeven wat de Kempengemeenten willen bereiken met de
transitie en transformatie van de jeugdhulp, welke rol de gemeenten zichzelf zien weggelegd, hoe en
met wie jeugdhulp voor inwoners van de Kempen wordt georganiseerd, hoe de kwaliteit wordt
geborgd en welke financiële middelen worden ingezet. In bijlage 6 is een concept inhoudsopgave van
dit meerjarenbeleidskader te vinden, zie voor een opzet van het meerjarenbeleidskader bijlage 6.
Schaalniveau: Subregionaal
4.5 Bepalen schaalniveau per jeugdhulptaak
Om de jeugdhulptaken op het juiste niveau te kunnen laten uitvoeren moeten de Kempengemeenten
uitspraak doen over de verschillende taken en het gewenste uitvoeringsniveau. Gemeenten moeten
ervoor zorgen dat er een fit is tussen de vraag in de eigen gemeente en het aanbod. Om de
jeugdopgaven effectief en efficiënt uit te voeren, is op sommige onderdelen gemeentelijke
samenwerking nodig. Uitgangspunten hierbij zijn:
Het bieden van voldoende expertise in de uitvoering
Het vergroten van schaalvoordelen in de organisatie, bijvoorbeeld bij inkoop van diensten
Het kunnen dragen van risico’s
Het zijn van een krachtige partner voor professionele en maatschappelijke partijen
Daarnaast spelen andere zaken een rol:
Wettelijke verplichting (tot regionale samenwerking)
Samenhang op een bepaald niveau kunnen aanbrengen binnen het vrijwillig en/of
gedwongen kader
Omvang van de doelgroep in relatie tot het schaalniveau
Beschikbaarheid en bereikbaarheid van jeugdhulp
Schaal waarop aanbieders zijn georganiseerd
Frequentie van de vraag naar jeugdhulp
23
Hieronder geven we een voorbeeld van jeugdhulptaken gekoppeld aan schaalniveaus. Een dergelijke
indeling moet ook worden gemaakt voor de Kempengemeenten, op basis van bovengenoemde
uitgangspunten en criteria. Zoals eerder aangegeven moet verplichte bovenlokale samenwerking
plaatsvinden op het gebied van jeugdbescherming en jeugdreclassering, gesloten jeugdzorg, een
meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en de Kindertelefoon. Tot slot moet worden
bepaald welke projectgroep(en) (Jeugdhulp en/of AWBZ/Participatiewet) de transitie voor de AWBZ
jeugdcliënten op zich neemt.
Schaalniveau: Regionaal, subregionaal en lokaal
4.6 Experimenteren: pilots tot 2015 en in het
overgangsjaar
De Versnelling
Eind september 2013 is het implementatieplan voor De Versnelling gereed om op 1 januari 2014
lokaal te kunnen starten met het vroegtijdig decentraliseren van de inzet van enkelvoudige ambulante
ondersteuning. In de aanloop naar 2014 moet duidelijk worden welke lokale/subregionale verschillen
er zijn en hoe deze versnelling het beste kan aansluiten bij de lokale praktijk en invulling van de eigen
zorgvernieuwing. Hierbij speelt ook de capaciteit van andere partners (Wmo, lvg, GGZ et cetera) een
rol. De klantplannen die zijn gerealiseerd in de pilot Andere Jeugdzorg kunnen worden ingezet in het
kader van De Versnelling.
Inzet generalistenteams
In het document ’21 voor de jeugd’ wordt aangegeven dat vanaf 1 januari 2015 alle gemeenten
beschikken over een generalistenteam. Het generalistenteam bestaat uit medewerkers met
verschillende disciplines en werkt generalistisch en gebiedsgericht. In de Kempengemeenten is tot op
heden geen generalistenteam vorm gegeven. De ‘Versnelling’ stimuleert de mogelijkheid om al in
2014 een generalistenteam in te zetten. In de conceptrapportage met betrekking tot het onderzoek
naar generalistenteams23
komt naar voren het CJG en Bureau Jeugdzorg (zoals ook in de pilot
Andere Jeugdzorg) kunnen plaatsnemen in het generalistenteam, met aanvullende expertise vanuit
Lumens groep en de Combinatie Jeugdzorg.
Schaalniveau: Regionaal en subregionaal
4.7 Opleiden: training en scholing
Vanaf 2015, maar ook in het voorbereidingsjaar 2014, moet worden gefocussed op preventie en het
opbouwen en inzetten van een sterk voorliggend veld. Het gebruik van de Wrap Around Care
methode is hierbij het uitgangspunt. Medewerkers bij de CJG’s worden hierin getraind. Daarnaast
moet worden gekeken voor wie verder scholing nodig is, bijvoorbeeld met het oog op de generalisten
23
Opdracht uitgevoerd door Nicole Noten in opdracht van de Kempengemeenten in het kader van de transformatie jeugdzorg
Voorbeeld jeugdhulptaken gekoppeld aan schaalniveaus
Lokaal (per gemeente) en/of subregionaal (Kempen)
Uitvoering van de meeste vormen van hulp en ondersteuning:
Preventie, JGZ, hulp in en om de school, ambulante specialistische hulpverlening
Regionaal (Zuidoost Brabant/SRE)
Uitvoering van de meer specialistische vormen van ondersteuning:
Specifieke jeugdhulp (crisishulp, JGZ, intramurale GGZ en LVG), pleegzorg, gesloten jeugdzorg,
AMHK, Veiligheidshuis (afstemmen werkprocessen strafrecht en zorg), jeugdbescherming,
jeugdreclassering, Kindertelefoon
24
uit het wijkteam die afkomstig zijn van andere organisaties.
Schaalniveau: Subregionaal
4.8 Implementeren dienstverleningsconcept
Het dienstverleningsconcept onder 4.3 moet in de loop van 2014 worden geïmplementeerd, waarbij
onderdelen terugkomen in het meerjarenbeleidskader, de verordening en het uitvoeringsplan. Met
deze activiteit doelen we op het daadwerkelijke inrichten van processen, procedures, systemen, de
organisatie en aansturing om in de Kempen jeugdhulp en ondersteuning te kunnen aanbieden.
Schaalniveau: Subregionaal
4.9 Omvormen aanbod: zorginhoudelijke vernieuwing
Bij het bieden van passende ondersteuning is naast “eigen kracht/sociale omgeving” tevens gebruik
van algemene, collectieve en individuele voorzieningen aan de orde. Hiervoor is het van belang om te
weten welke voorzieningen er zijn en in hoeverre deze voorzieningen voor de verschillende
organisaties in beeld zijn voor het bieden van passende ondersteuning. Daarnaast is van belang dat
de behoefte aan (bestaande en mogelijk nieuwe) voorzieningen duidelijk wordt. Daarbij wordt ook de
levensvatbaarheid van voorzieningen getoetst. Ook vervoer moet hier worden meegenomen. Tot slot
moet worden bepaald welke voorzieningen vrij toegankelijk worden en welke juist niet. Voor de niet
vrij toegankelijke voorzieningen is een beoordelingsproces nodig, waarbij bezwaar (gemeente) en
beroep (rechter) mogelijk moet zijn.
Schaalniveau: Subregionaal/lokaal
4.10 Oprichten passende organisatievorm
Organisatorische inrichtingsvorm
In de komende periode moet een scenarioanalyse worden uitgevoerd om te kunnen kiezen voor een
organisatorische inrichtingsvorm die het beste aansluit bij de Kempengemeenten. De
organisatorische inrichtingsvorm moet afgeleid zijn van de doelen van de transitie en transformatie.
Daarnaast moet duidelijk zijn in hoeverre de Kempengemeenten jeugdhulptaken zelf wel oppakken
danwel uit willen besteden. Hierbij is het wenselijk dat de toekomstige CJG’s zoveel mogelijk werken
als één organisatie. Naast het CJG zullen wellicht ook andere partners toetreden in een
samenwerkingsverband. Hierbij gaat het ook om de wijze waarop loketten worden ingericht (centraal
of voor elke gemeente, 3D of alleen voor Jeugd, et cetera) en hoe de taakverdeling tussen loketten
en de verschillende teams (bijvoorbeeld in relatie tot het generalistenteam) plaatsvindt.
Afhankelijk van de inrichting van de organisatievorm volgt een uitvoeringsplan om deze
organisatievorm te bereiken inclusief de eventuele consequenties voor de huidige
organisatievorm(en). Daarbij is aandacht voor werving- en selectie, de plaatsingsprocedure,
mandaatregeling, bestuurlijke borging.
Bestuurlijke inrichtingsvorm
Voor de inkoop zal een keuze moeten worden gemaakt welke bestuurlijke inrichtingsvorm daarvoor
wordt gekozen. Dit is nodig om daadwerkelijk te kunnen contracteren met aanbieders van jeugdhulp.
Er zijn verschillende bestuurlijke inrichtingsvarianten denkbaar. De drie meest waarschijnlijke
inrichtingsvarianten, gelet op de huidige vormgeving van samenwerking binnen het jeugddomein,
zijn24
:
24
Bovenlokale samenwerking bij zorg voor de jeugd, een handreiking voor het maken van keuzes in bovenlokale samenwerking op het terrein van de zorg voor jeugd, VNG
25
De vrijwillige centrumgemeenteconstructie: bij deze vorm is er één (contract) gemeente die
namens andere gemeenten jeugdhulp inkoopt
De gezamenlijke uitvoeringsorganisatie: in deze variant is er niet duidelijk één gemeente die
een trekkersrol vervult, maar wordt capaciteit gebundeld in een gezamenlijke nieuwe
inkooporganisatie
Inkooprelaties per gemeente met bestuurlijke afstemming: de individuele gemeenten sluiten
contracten met aanbieders, deze worden qua inhoud en vorm wel afgestemd om te
voorkomen dat ze te veel uiteenlopen en complex worden voor aanbieders die voor
meerdere gemeenten werken
Voor de Kempengemeenten is het wenselijk te onderzoeken wat de bestuurlijke inrichtingsvormen
inhouden, wat de voor- en nadelen zijn en in hoeverre de verschillende vormen passen binnen de
subregionale kaders en het dienstverleningsconcept. Ook dit gebeurt aan de hand van een
scenarioanalyse. Hierbij moet duidelijk zijn of het gaat om een bestuurlijke inrichtingsvorm voor Jeugd
(of voor de 3D’s). Tot slot moeten de consequenties van de uiteindelijke keuze in kaart worden
gebracht, bijvoorbeeld in het kader van de benodigde bestuurlijke afstemming in de toekomst.
Schaalniveau: Regionaal, subregionaal en lokaal
4.11 Formuleren kwaliteitseisen
Omdat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de uitvoering van jeugdhulp, is het
wenselijk hier gericht op te sturen. Gemeenten kunnen via af te sluiten contracten kwaliteitseisen
stellen aan de te leveren diensten. Verder moeten gemeenten gebruik maken van keurmerken,
klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid. De regering heeft een aantal
kwaliteitseisen uniform geregeld in de concept Jeugdwet. Aanvullende eisen moeten in de komende
periode door de Kempengemeenten en op SRE niveau worden geformuleerd. Aanvullend moet
worden nagedacht over hoe de kwaliteit wordt bewaakt en hoe wordt omgegaan met incidenten en
calamiteiten.
Schaalniveau: Regionaal, subregionaal en lokaal
4.12 Organiseren inkoop, bekostiging en contractering
Inkoop
Regionaal
Regionaal wordt de inkoop binnen SRE verband voorbereid en begeleid. In dit kader moet worden
bepaald wie opdrachtgever wordt, het SRE of een nieuw op te richten orgaan.
Subregionaal
Voor het organiseren van aanbod zijn verschillende methoden denkbaar, onder andere:
Detacheringsmodel
Subsidiemodel
Functie gerelateerd inkoopmodel
Maatschappelijk aanbestedingsmodel
Bestuurlijk aanbestedingsmodel25
Marktplaatsmodel
Voor het jaar 2014 zal nog gewerkt worden met subsidiebeschikkingen, waarbij in de afspraken alvast
wordt geanticipeerd op de decentralisatie binnen het jeugdstelsel en de inzet van generalisten. In
2014 zullen de Kempengemeenten echter de jeugdhulp voor 2015 gaan inkopen. Vanuit kwaliteits- en
kostenbeheersing zal niet alles lokaal worden ingekocht. Per zorgvorm wordt bepaald welk
25
26
schaalniveau passend is, zie ook 4.5 (bepalen schaalniveau per jeugdhulptaak). Uitgangspunt is dat
de beschikbaarheid en uitvoering van alle vormen van jeugdhulp zo laagdrempelig mogelijk zijn. Een
tijdige start van het inkoopproces is noodzakelijk, om de kwaliteit en continuïteit van het aanbod te
waarborgen en daarnaast om de betrokken aanbieders in de gelegenheid te stellen hun interne
organisatie hierop te laten aansluiten. BIZOB (Bureau Inkoop en Aanbestedingen Zuidoost-Brabant
zal worden ingeschakeld voor een inkoopstrategie en het begeleiden van het inkoopproces inclusief
contractering. Bij de inkoop moet rekening worden gehouden met het gemeentelijke inkoopbeleid op
basis van de nieuwe aanbestedingswet26
.
Bekostiging
Naast het inkoopmodel moet worden bepaald hoe de verschillende vormen van jeugdhulp worden
bekostigd.
De verschillende vormen van bekostiging zijn terug te brengen tot een aantal hoofdtypen27
:
Functiegerichte bekostiging
o Bedrag per inwoner
o Bedrag per gezin
o Totaalbudget
Prestatiegerichte bekostiging
o Trajectfinanciering
o DBC’s
o ZZP-financiering
Cliëntgerichte bekostiging
o Persoonsvolgende budgetten
o PGB’s
Resultaatgerichte bekostiging
Contractering
In de contracteerfase moeten de Kempengemeenten met de gekozen leverancier(s) gaan
onderhandelen om samen te komen tot een overeenkomst. In het contract moeten onder andere
afspraken worden gemaakt over de prijsopbouw, levering, betaling, bonus-/malusregelingen,
garanties, regels en overheden en geheimhouding.
Een belangrijk onderdeel van de contracteerfase is het afspreken van de te leveren prestatie. De
prestatie van de leverancier(s) moeten kunnen worden getoetst op basis van prestatie-indicatoren die
in de contracteerfase met elkaar worden overeengekomen.
Schaalniveau: Regionaal, subregionaal en lokaal
4.13 Aanpassen interne processen
Organisatieinrichting
Nadat keuzes op hoofdlijnen duidelijk zijn, moet worden bezien in hoeverre dit consequenties heeft
voor de organisatieinrichting van de verschillende Kempengemeenten. Hierbij kan bijvoorbeeld
gedacht worden aan het al dan niet samenvoegen van de frontoffice Jeugd (CJG), Wmo en de
26
Ingangsdatum 1april 2013. De belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op de motivatieplicht, proportionaliteit, toegankelijkheid MKB, gunningscriterium en het creëren van maatschappelijke waarde 27
Transitiebureau Jeugd, eerste inventarisatie bekostigingsmodellen
Definitie bekostiging (Transitiebureau Jeugd)
Het maken van afspraken over- of de definitie van- prestaties van zorgaanbieders die voor
vergoeding door de gemeente in aanmerking komen.
27
sociale dienst, of het al dan niet clusteren van de beleidsmedewerkers van de betreffende domeinen.
Informatiemanagement (ICT)
Om gegevens over de prestatie-indicatoren doelrealisatie, cliënttevredenheid, en bijvoorbeeld
reguliere beëindiging van de zorg te kunnen verzamelen, registreren en bewerken, zijn aanpassingen
nodig op ICT gebied. Deze aanpassingen moeten in de komende periode worden geïnventariseerd.
Ketenprocessen en sturingsinstrumentarium (monitoring)
Om te kunnen sturen op zowel kwaliteit als financiën is monitoring nodig. Dit voorziet betrokken
partijen van een actueel beeld van de stand van zaken rond de uitvoering van jeugdhulptaken. Ten
aanzien van beleidsinformatie geeft het wetsvorostel aan dat persoonsgegevens mogen worden
verwerkt om de doelmatigheid (output) en doeltreffendheid (outcome) van beleid in het nieuwe
jeugdstelsel te mogen beoordelen.
4.14 Opstellen verordening
Om de verordeningen tijdig te kunnen laten vaststellen door de gemeenteraad (maart 2014) is
publicatie van de Jeugdwet in december 2013 noodzakelijk. De VNG stelt uiterlijk in februari 2014
een modelverordening vast. Hierin komen de volgende thema’s terug: resultaatgerichte compensatie,
gespecialiseerde zorg (verwijzing: door wie en hoe), toegang, kwaliteit, inspraak, PGB, inkoop en
sturing, vertrouwenspersoon en eigen bijdrage (ouderbijdrage)28
.
Schaalniveau: Lokaal
4.15 Samenwerken met (passend) onderwijs
Op het gebied van (passend) onderwijs moeten de Kempengemeenten voor zichzelf en samen met
schoolbesturen een aantal zaken geregeld hebben. Gemeenten richten zich op leerplicht,
onderwijshuisvesting, leerlingenvervoer, onderwijsachterstanden, de aansluiting met de arbeidsmarkt,
preventief jeugdbeleid en jeugdgezondheidszorg. Samen met onderwijspartners moeten gemeenten
nadenken over29
:
Een samenhangende onderwijs-, ondersteunings en hulpstructuur voor jeugdhulp
Overgangen voorschools po-vo-mbo
Consequenties passend onderwijs voor leerlingenvervoer
Consequenties passend onderwijs voor onderwijshuisvesting
Tegengaan vroegtijdig schoolverlaten
Aanpak thuiszitters
Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt V(S)O en MBO
Schoolbesturen moeten het samenwerkingsverband PO en VO beschrijven in een
ondersteuningsplan. Alle vestigingen van scholen voor (speciaal) basisonderwijs, voortgezet
onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 3 en 4, moeten zich aansluiten bij het
samenwerkingsverband waarbinnen zij vallen30
.
Schaalniveau: Subregionaal/lokaal
4.16 Samenwerken op het gebied van de AWBZ/Wmo
Op het moment van schrijven is het plan van aanpak voor de invoering van de AWBZ/Wmo nog in
bewerking. In de komende periode vindt intensieve afstemming plaats tussen de projectleiders Jeugd
28
Spoorboekje transitie Jeugdzorg, versie 3, mei 2013 29
Bron: het 3 kolommenschema uit handreiking ”De verbinding tussen passend onderwijs en zorg voor jeugd” van VNG, PO-raad en VO-raad 30
http://www.passendonderwijs.nl/veelgestelde-vragen/samenwerkingsverbanden/
28
en AWBZ/Participatiewet. Tevens zullen de projectgroep Jeugd en AWBZ/Participatiewet geregeld
gezamenlijk afstemmen over 3D thema’s als toeleiding, de inrichting van teams en arrangementen.
Schaalniveau: Subregionaal en lokaal
4.17 Samenwerken op het gebied van werk en inkomen
(Participatiewet)
Op het moment van schrijven is het plan van aanpak voor de invoering van de Participatiewet nog in
bewerking. In de komende periode vindt intensieve afstemming plaats tussen de projectleiders Jeugd
en AWBZ/Participatiewet. Tevens zullen de projectgroep Jeugd en AWBZ/Participatiewet geregeld
gezamenlijk afstemmen over 3D thema’s als toeleiding, de inrichting van teams en arrangementen.
Schaalniveau: Subregionaal en lokaal
4.18 Communiceren richting betrokkenen
Bij de transitie en transformatie van jeugdhulp zijn voor de Kempengemeenten de volgende partijen
betrokken31
:
In het communicatieplan wordt bepaald wanneer de verschillende partijen in het traject betrokken
worden en welke rol zij hierbij spelen. Voor de klankbordgroepen zal gebruik worden gemaakt van de
participatieladder, om te bepalen in welke mate deze klankbordgroepen moeten worden betrokken.
Schaalniveau: Subregionaal en lokaal
4.19 Inventariseren risico’s
Algemene risico’s – zorgen geuit op landelijk niveau
De transitie en transformatie van de jeugdhulp gaat gepaard met veel onduidelijkheden. In haar
eerste rapportage heeft de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) haar zorgen geuit over
de voortgang van de transitie en transformatie jeugdhulp. Deze zorgen hebben betrekking op de
sturing op het transitieproces, het gebrek aan duidelijkheid over het financiële kader en de aantallen
jongeren die zorg gebruiken, en tot slot de continuïteit van zorg aan jeugdigen die op 1-1-2015 in zorg
zitten.
31
Voor de domeinen AWBZ/Participatiewet zijn aanvullend onder andere WVK en ISD belangrijke betrokkenen
Colleges van B&W
Gemeenteraden
Directies gemeenten
Management gemeenten
Medewerkers gemeenten
Regiogemeenten
Huidige afnemers van verschillende vormen
jeugdzorg (cliënten)
Huidige aanbieders van verschillende
vormen jeugdzorg
Huidige indicatiebureaus (CIZ en Bureau
Jeugdzorg)
Huidige financiers (provincie,
zorgverzekeraars en zorgkantoren)
Partners Centra voor Jeugd en Gezin
Onderwijsinstellingen
Belangengroepen van
jeugdzorginstellingen
Projectgroep(en) AWBZ en
Participatiewet
Klankbordgroep(en) (professionals en
inwoners)
Ondernemersraden gemeenten
Wmo adviesraden
Leefbaarheidsgroepen
Dorpsraden
Inwoners (anders dan cliënten)
29
Risico’s voor de Kempengemeenten
Ook de risico’s op regionaal, subregionaal en lokaal niveau moeten worden geïnventariseerd, onder
andere op het gebied lokale politieke kwetsbaarheid, schaalgrootte, planning en besluitvorming. Bij
deze analyse is het verstandig de kans en impact per risico in te schatten. Zie hieronder een illustratie
hiervan (niet gebaseerd op feitelijkheden):
30
4.20 Van activiteiten naar een planning
In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke en waarom de verschillende activiteiten een plek
moeten krijgen in het plan van aanpak. Hieronder volgt het totaaloverzicht. In het volgende hoofdstuk
worden de hoofdactiviteiten gekoppeld aan een tijdspad.
Hoofdactiviteit
Subactiviteiten in de komende periode
Voorbereiding door
1. Opstellen (regionale)
transitiearrangementen
Realiseren continuïteit van zorg
Realiseren bijbehorende infrastructuur
Beperken frictiekosten
SRE
Projectgroep
(afvaardiging)
2. Voorbereiden begroting 2014 en 2015 Vertalen septembercirculaire 2013
Ambtelijke organisatie(s)
3. Doorontwikkelen
dienstverleningsconcept
Inrichting lokale ondersteuningsteams
Inrichting Kempenteam
Rol CJG
Inzet specialisten
Wijze van vraagverheldering
Vormgeving signalering
Vormgeving diagnosestelling en zorgtoeleiding
(inclusief keuze Jeugd of 3D toeleiding)
Keuze voor gemeentelijke of Kempische
toeleiding (op verschillende onderdelen)
Aandacht voor diverse doelgroepen
Keuzes over mandatering
Sturingskeuzes: op resultaten of producten
Scenarioanalyses waar nodig
Positie AWBZ cliënten
Doorvertaling naar aantal fte’s
Projectgroep
4. Opstellen meerjarenbeleidskader Beschrijven doelen
Beschrijven rol gemeente
Beschrijven organisatie jeugdhulp
Beschrijven kwaliteitsborging
Beschrijven financiële inzet
Projectgroep
5. Bepalen schaalniveau per
jeugdhulptaak
Vaststellen criteria toekenning taken aan niveaus
Analyse jeugdhulptaken en niveaus
Besluit over jeugdhulptaken en niveaus
SRE
Projectgroep
6. Experimenteren: pilots tot 2015 en in
het overgangsjaar
Bepalen doelen teams (pilots)
Inrichten teams (selectie medewerkers)
Voorbereiden teams (bijv. scholing)
Teams operationaliseren
SRE
Projectgroep
Samenwerkingspartners
7. Opleiden: training en scholing Afstemming met Hogeschool Utrecht over
programma en termijn
Selecteren deelnemers
Uitnodigen deelnemers
Uitvoeren scholing/training
SRE
Projectgroep
Hogeschool Utrecht
8. Implementeren
dienstverleningsconcept: inrichten
toeleiding – loketten, teams, verbinding
met vindplaatsen
Inrichten toeleiding:
Inrichten loketten
Inrichten teams (n.a.v. pilots)
Inbedding vindplaatsen
Overige acties volgend uit DVC
SRE
Projectgroep
Samenwerkingspartners
9. Omvormen aanbod: zorginhoudelijke
vernieuwing
Selecteren eigen kracht methodieken
Implementeren eigen kracht methodieken
Inventariseren huidige en ontbrekende
voorzieningen in relatie tot de uitgangspunten van
aanbod in de Kempen
SRE
Projectgroep
Samenwerkingspartners
31
Analyseren dubbelingen in voorzieningen
Afschaffen dubbele of overbodige voorzieningen
Omvormen individuele naar collectieve
voorzieningen (waar mogelijk)
Organiseren aanvullende collectieve
voorzieningen (daar waar specifiek aanbod
ontbreekt)
10. Oprichten passende organisatievorm Analyseren organisatorische inrichtingsvormen
Kiezen voor een organisatorische inrichtingsvorm
Analyseren bestuurlijke inrichtingsvormen
Kiezen voor een bestuurlijke inrichtingsvorm
SRE
Projectgroep
Ambtelijke organisatie(s)
Juridische expertise
Financiele expertise
11. Formuleren kwaliteitseisen Formuleren kwaliteitseisen
Procedures opstellen rond:
Keurmerken
Klachtenregistratie
Incidenten en calamiteiten
Onderzoeken naar klanttevredenheid
SRE
Projectgroep
Aanbieders,
zorgverzekeraars/kantore
n
12. Organiseren inkoop, bekostiging en
contractering
Selectie methodiek voor inkoop
Formuleren inkoopstrategie
Voorbereiden inkoop
Begeleiden inkoop
Selectie bekostigingsmethodiek
Opstellen contracten
Ambtelijke organisatie(s)
Bizob
13. Aanpassen interne processen Aanpassen organisatiestructuur (indien nodig)
Inrichten informatiesystemen
Aanpassen (keten)processen en
sturingsinstrumentarium t.b.v. monitoring
Professionalisering
Projectgroep
Ambtelijke organisatie(s)
14. Opstellen verordening Analyseren modelverordening VNG
Aanvullen verordening VNG met Kempische
aspecten
Ambtelijke organisatie(s)
Financieel expert
Juridisch expert
15. Samenwerken met (passend)
onderwijs
Afspraken maken rond samenwerkingsstructuren
Regelen overgangen voorschools po-vo-mbo
In kaart brengen consequenties passend
onderwijs voor leerlingenvervoer en
onderwijshuisvesting
Formuleren aanpakken voor vroegtijdig
schoolverlaten, thuiszitters en aansluiting
onderwijs-arbeidsmarkt V(S)O en MBO
SRE
Projectgroep
Onderwijsinstellingen
16. Samenwerken op het gebied van de
AWBZ/Wmo
N.t.b. Projectgroep Jeugd
Projectgroep Awbz/P-wet
17. Samenwerken op het gebied van
werk en inkomen
N.t.b. Projectgroep Jeugd
Projectgroep Awbz/P-wet
18. Communiceren richting betrokkenen Opstellen communicatieplan
Uitvoeren communicatieplan
Projectgroep
Communicatie expert
19. Inventariseren risico’s Bepalen risico’s
Bepalen kans en impact bij risico’s
Vaststellen beheersmaatregelen
Projectgroep
Financieel expert
Juridisch expert
32
5. Proces en fasering
5.1 Tijdspad
Deze globale planning wordt opgesteld en aangepast in samenhang met de planning voor De
Versnelling, waarmee op 1 januari 2014 wordt gestart. De planning is nu ingevuld tot juli 2014. Begin
2014 wordt de planning aangescherpt, mede omdat deze dynamisch is en afhankelijk van de
inhoudelijke invulling van de transitie en transformatie in de komende periode. Dit project kent
verschillende fases, met een definitiefase (het “wat”), een ontwerpfase (het “hoe”), een realisatiefase
en een nazorgfase. De definitiefase is grotendeels afgerond aangezien de kaders zowel landelijk als
lokaal op de meeste onderdelen zijn ingevuld. In de komende periode zal worden gewerkt aan de
ontwerpfase: hoe realiseren we de transitie en transformatie, met andere woorden: hoe zorgen we
voor een passende toeleiding, toereikende arrangementen, organisatie, inkoop, het aanpassen van
interne processen et cetera.
Een beeld van wat, op welke manier, door wie binnen welke periode
moet worden uitgevoerd om de transitie en transformatie voor de
jeugd in de Kempen te kunnen vormgeven. We starten met een
overzicht van alle activiteiten.
33
5.2 Besluitvorming
Besluitvorming door college en gemeenteraden
Individuele Colleges en Raden van de Kempengemeenten besluiten in samenwerking over de
transitie en transformatie van jeugdhulptaken. Met betrekking tot de uitvoering van de nieuwe
wettelijke taken moeten de verschillende Kempengemeenten een meerjarenbeleidskader en een
verordening te maken. De Raden van de gemeenten worden dan ook tijdig geïnformeerd over de
transitie en transformatie en het proces dat de gemeenten willen doorlopen om tot besluitvorming te
komen.
Beslismomenten
Onderwerp Planning Wie Vorm
Plan van aanpak transitie Jeugdhulp
2013
30 september 2013 Stuurgroep
College(s) van B&W
Gemeenteraad/raden
Besluit
Tkn
Tkn
Regionale transitiearrangementen vóór 31 oktober 2013 Regio
Stuurgroep
College(s) van B&W
Besluit
Tkn
Tkn
Risicoanalyse oktober 2013 Stuurgroep
College(s) van B&W
Gemeenteraad/raden
Tkn
Samenvatting of
onderdelen kunnen
worden
overgenomen in de
risicoparagraaf van
de begroting
Dienstverleningsconcept oktober 2013 Dorpsraden/WMO raden
Stuurgroep
College(s) van B&W
Gemeenteraad/raden
Informeren/advies
Besluit
Besluit
Tkn
Begroting 2014 15 november 2013 College(s) van B&W
Gemeenteraad/raden
Besluit
Besluit
Inrichting lokaal/regionaal aanbod december 2013 Stuurgroep Besluit
Meerjarenbeleidskader incl.
begrotingsvoorstel[1]
januari 2014 Dorpsraden/WMO raad
Stuurgroep
College(s) van B&W
Gemeenteraad/raden
Informeren/advies
Besluit
Besluit
Besluit
Organisatievorm februari 2014 Ondernemingsraad
Directie?
Stuurgroep
Colleges
Advies of instemming
(a.h.v. org.vorm)
Besluit?
Besluit
Besluit
Inkoop(bestek) Inkoopstrategie maart 2014 Stuurgroep
College(s) van B&W
Gemeenteraad/raden
Besluit
Besluit
Besluit
Perspectievennota maart 2014 Stuurgroep
College(s) van B&W
Gemeenteraad/raden
Besluit
Besluit
Besluit
Interne processen[2]
mei 2014 Stuurgroep
Directie
Besluit
Besluit
Verordening mei 2014 Wmo-adviesraden
College(s) van B&W
Advies
Besluit
[1]
Gezien de gemeenteraadsverkiezingen begin maart 2014 wordt gemeenten aangeraden deze uiterlijk december 2013/januari 2014 door de gemeenteraad te laten accorderen [2]
Participatie van cliënten en ouders, informatiesystemen, monitoring en kwaliteit, toezicht en verantwoording, financieringssystematiek
34
Gemeenteraad/raden Besluit
Begroting 2015 15 november 2014 College(s) van B&W
Gemeenteraad/raden
Besluit
Besluit
Uitvoeringsplan november 2014 Stuurgroep
College(s) van B&W
Besluit
Tkn
Frequentie overleggen
De stuurgroep komt maandelijks bijeen gezien de benodigde besluitvorming op verschillende
onderdelen. De projectgroep zal in de eerste maanden wekelijks bijeenkomen, waarna de frequentie
begin november 2013 wordt geëvalueerd. De klankbordgroep wordt betrokken wanneer er input nodig
is voor concrete planvorming en bij de ontwikkeling van concepten.
Projectorganisatiestructuur
Orgaan Samenstelling Rollen en taken
Gemeenteraden - Kaderstellend
Budgetrecht
Colleges van B&W - Uitvoeringsbesluiten
Stuurgroep Anja Tils (wethouder Bergeijk)
Joan Veldhuizen (wethouder Bladel)
Ria van der Hamsvoord (wethouder Eersel)
Stefan Wouters (wethouder Reusel-De
Mierden)
Wim Wouters (directielid Bergeijk en
coördinerend gemeentesecretaris Jeugd)
Harrie Timmermans (directielid Eersel en
coördinerend gemeentesecretaris
AWBZ/Participatiewet)
Marly Kiewik en Peter Stoffelen (projectleiders
Jeugd en AWBZ/Participatiewet)
Bestuurlijk opdrachtgever aan projectleiders
via coördinerend gemeentesecretaris
Voorportaal voor de lokale besluitvorming
Toezien op bestuurlijke samenhang en
voortgang transitietraject
Rapporteren en adviseren van de colleges
van de deelnemende gemeenten
Informeren, consulteren en actief betrekken
van de gemeenteraden
Projectleider Marly Kiewik (Jeugd, Deloitte)
Peter Stoffelen (AWBZ/Participatiewet,
Berenschot)
Procesmanager en bewaker integrale aanpak
drie transities
Voorzitter projectgroep decentralisaties
Lid (adviseur) van stuurgroep en
managementoverleg
Coördineren samenwerking en integrale
aanpak drie transitie
Opdrachtnemer directie
35
Aansturing projectgroep
Eerste aanspreekpunt transitie
Informatieuitwisseling tussen stuurgroep,
projectgroepen en management
Projectgroep
Jeugd
Saskia Kuijpers (Bergeijk)
Fiona Kremers (Bladel)
Sandra van Leeuwen (Eersel)
Sylvia Sanders (Reusel-De Mierden)
Marly Kiewik (Deloitte)
Loes van der Heijden (assistent projectleider,
Bladel)
Agendalid: juridisch expert (Kempen)
Agendalid: financieel expert (Kempen)
Agendalid: communicatie expert (Kempen)
Externe deskundigen (K2, PON)
Voorbereiden beslisdocumenten voor
stuurgroep en informatieuitwisseling
Management
Kempengemeenten
Hans Loos (Bergeijk)
Ad Boemaars/Theo Huijbers (Bladel)
Nancy Hendricks (Eersel)
Jeroen Sanders (Reusel-De Mierden)
Beschikbaar stellen ambtelijke capaciteit en
klankbord voor de procesmatige kant
5.3 Informatievoorziening en capaciteit
Informatievoorziening
De transitie en transformatie van jeugdhulp is een omvangrijk en complex proces. Het is daarom van
essentieel belang dat alle betrokkenen op de juiste wijze en eenduidig worden geïnformeerd.
Ambtelijke capaciteit
Daarnaast vraagt de transitie om herijking van capaciteit, rollen en competenties in de gemeentelijke
organisaties en deze op te bouwen en vast te houden in de regio. Uitgangspunt is om de bemensing
van lokale en regionale opgaven van de transitie te organiseren met inzet van gemeentelijke
medewerkers.
Inzet projectleider
De inzet van de projectleider zal plaatsvinden conform de overeenkomst die is opgesteld met een
maximum van 960 uur tot en met 31 december 2014. Zoals hierboven beschreven heeft de inzet van
de projectleider betrekking op de aansturing van de projectgroep, afstemming met de projectleider
AWBZ/Participatiewet, advisering van de stuurgroep en coördinatie van de verschillende
deelopdrachten.
Inzet assistent projectleider
Loes van der Heijden wordt ingezet als assistent-projectleider. Zij ondersteunt de projectgroep bij de
communicatie richting betrokkenen en voert ondersteunende werkzaamheden uit met betrekking tot
het inventariseren van risico’s, het organiseren van de inkoop, bekostiging en contractering en tot slot
het uitvoeren van onderzoek naar een passende organisatievorm.
Inzet K2
K2 wordt ingezet voor het uitvoeren van analyses over zorggebruik en -kosten en daar waar
inhoudelijke expertise nodig is. Opdrachten worden duidelijk geformuleerd door de projectgroep.
Secretariële ondersteuning
Secretariële ondersteuning vindt plaats via de secretariaten van de coördinerend
gemeentesecretarissen, bijvoorbeeld in het kader van het plannen van stuurgroepbijeenkomsten.
36
Bijlagen
37
Bijlage 1: Werkagenda 21 voor de Jeugd
Geformuleerde opdrachten:
1) Een regionale werkgroep ontwikkelt een voorstel om te komen tot afspraken met
(huis)artsen, 1e lijnsGGZ praktijken en zorgverzekeraars over de inzet van zorg en
aansluiting bij lokale generalistenteams. In dit voorstel wordt ingegaan op de schaalgrootte
waarop deze afspraken tot stand moeten komen.
2) Een regionale werkgroep ontwikkelt samen met zorgaanbieders en in afstemming met
cliëntenorganisaties een voorstel over hoe het specialistische aanbod meer op maat kan
worden aangeboden.
3) Een regionale werkgroep werkt op basis van de overzichtstabel in paragraaf 4.3 een voorstel
uit voor de vormgeving van de samenwerking per zorgvorm.
4) Een regionale werkgroep ontwikkelt een voorstel op het raakvlak transitie
Jeugdzorg/(passend) onderwijs. Zij doen een voorstel over hoe vanaf 2015 dagbehandeling
moet worden vormgegeven met daarbij het gewenste niveau van regionale samenwerking.
Daarbij is het nodig om inzicht te hebben in de huidige vormen en de financiering hiervan.
5) Een regionale werkgroep werkt een voorstel uit voor een integrale regionale crisisdienst voor
Jeugdigen op schaal van Zuidoost- Brabant.
6) Een regionale werkgroep doet een voorstel voor het nieuwe regionale meldpunt AMHK op
schaal van Zuidoost- Brabant, waarbij nadrukkelijk de afstemming met de WMO wordt
gezocht.
7) Een regionale werkgroep maakt op basis van de keuzen uit het vorige hoofdstuk een
doorrekening, waarbij de meest recente cijfers worden gebruikt zodra deze beschikbaar
komen.
8) Een regionale werkgroep bestaande uit juristen, inkopers en inhoudsdeskundigen werken de
verschillende samenwerkingsvarianten uit en komen met een voorstel voor de
organisatorische vormgeving voor 1 december 2013.
38
Bijlage 2: Hoofdlijnen wetsvoorstel Jeugdwet (1 juli 2013)
Hieronder zijn de kernelementen uit het wetsvoorstel weergegeven:
Visie
Het stelsel van jeugdhulp is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig opgroeit en zo zelfstandig
mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk leven, rekening houdend met zijn of haar
ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor het eerste verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt
de overheid in beeld. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. Deze inzet vloeit
ook voort uit het VN-Verdrag over de rechten van het kind (Kinderrechtenverdrag).
Omdat het huidige jeugdstelsel verschillende tekortkomingen laat zien, is een omslag (transformatie)
nodig die leidt tot:
• preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk;
• minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren;
• eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen;
• integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één regisseur;
• meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van regeldruk.
De nieuwe Jeugdwet maakt gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle jeugdhulp
en voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Door de
decentralisatie zijn gemeenten beter in staat om - afgestemd op de lokale situatie – maatwerk te
leveren en verbinding te leggen met zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en
inkomen, sport en veiligheid. Door ontschotting van budgetten wordt betere samenwerking rond
gezinnen mogelijk.
Jeugdhulp
Jeugdhulp is breed gedefinieerd. Het omvat de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun
ouders bij alle denkbare opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.
Hieronder valt zowel een vorm van ambulante hulp als een verblijf bij pleegouders, hulp in een
medisch kinderdagverblijf of psychiatrische zorg. Preventie en de uitvoering van
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering vallen niet onder het begrip jeugdhulp.
Niettemin is de gemeente daar in het nieuwe stelsel wel verantwoordelijk voor en dient zij daar in het
beleidsplan ook aandacht aan te besteden.
Leeftijdsgrens
In het wetsvoorstel voor Jeugdwet is de leeftijdsgrens van 18 jaar het uitgangspunt voor jeugdhulp en
de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23ste
levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en mits voldaan wordt aan
de voorwaarden. Voor jeugdreclassering en jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke
beslissing geldt op basis van de Jeugdwet geen leeftijdsgrens.
Verantwoordelijkheid gemeenten
In het nieuwe jeugdstelsel worden gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp (dus
inclusief specialistische hulp zoals jeugd-ggz, jeugd-vb en gesloten jeugdhulp in het kader van
ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen), de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en
jeugdreclassering.
De verantwoordelijkheid van gemeenten omvat:
• het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod;
• het opstellen van een beleidsplan voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei- en
opvoedingsproblemen en psychische problemen en stoornissen en de uitvoering van
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;
• het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp (jeugdhulpplicht, vergelijkbaar met de
compensatieplicht Wmo), als jeugdigen en hun ouders het niet op eigen kracht redden;
• de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;
• het voorzien in maatregelen ter voorkoming van kindermishandeling;
• de regie over de gehele jeugdketen en de afstemming met overige diensten op het gebied van zorg,
onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid;
39
• het voorzien in vertrouwenspersonen voor jeugdigen, hun ouders, pleegouders of
netwerkpleegouders die te maken hebben met hulpverleners.
Gemeenten baseren hun beleid op de volgende uitgangspunten:
a. preventie en vroege signalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en
stoornissen;
b. demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door het opvoedkundig klimaat te versterken in
gezinnen, wijken, buurten, scholen en in voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen;
c. bevorderen van de opvoedcapaciteiten van de ouders;
d. inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de
jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving (eigen kracht);
e. waarborgen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit;
f. integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’.
Regionale samenwerking
In de Jeugdwet staat dat gemeenten op bovenlokaal niveau samenwerken, indien dat noodzakelijk is.
Dit geldt voor een aantal taken, zoals de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen,
jeugdreclassering en bepaalde specialistische vormen van zorg en gesloten jeugdhulp in het kader
van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Het betreft hier relatief kleine doelgroepen, waarvoor
een beperkt aanbod beschikbaar is. Vaak gaat het ook om dure vormen van zorg, of is hiervoor
specifieke kennis nodig van de inkopende partij. Om die redenen is het zowel inhoudelijk als vanwege
het financiële risico opportuun dat gemeenten deze taken via samenwerking oppakken. Dit geldt
ook voor het instellen van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Het
spreekt voor zich dat gemeenten bij samenwerkingsafspraken rekening houden met bestaande
regionale samenwerkingsverbanden, kiezen voor een passend schaalniveau en afspraken maken
over financiering van het aanbod in de regio.
Eind mei 2013 heeft de VNG geïnventariseerd welke taken gemeenten lokaal, regionaal of landelijk
niveau willen vormgeven. Gemeenten zijn in dat kader op 41 formele regio’s uitgekomen voor de
nieuwe Jeugdwet, maar bepaalde taken worden op bovenregionaal niveau opgepakt. Al deze regio’s
zijn vanuit inhoud tot stand gekomen: gemeenten hebben gekeken welke taken zij zelf kunnen
uitvoeren en voor welke taken zij moeten samenwerken om hun inwoners goed te kunnen
ondersteunen. Zo organiseren gemeenten bijvoorbeeld de eerstelijnstaken in de eigen gemeente.
Ambulante hulp wordt soms lokaal en soms in de regio’s opgepakt en specifieke jeugdhulp wordt
vooral in de regio’s opgepakt. Voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen,
jeugdreclassering en andere complexe taken gaan alle gemeenten regionaal of bovenregionaal
samenwerken. Gesloten jeugdhulp wordt voornamelijk bovenregionaal ingericht.
Toegang tot jeugdhulp
De verantwoordelijkheid van gemeenten voor de toegang tot jeugdhulp omvat:
• organiseren van herkenbare en laagdrempelige toegang tot jeugdhulp;
• waarborgen dat passende hulp tijdig wordt ingezet en dat de juiste expertise beschikbaar is;
• voorzien in een consultatiefunctie voor professionals die werken met jeugdigen;
• mogelijk maken van directe interventie in crisissituaties;
• bij complexe hulpvragen of wanneer de veiligheid van het kind in het geding is, zo snel mogelijk
specialistische hulp inschakelen of een verzoek tot onderzoek door de raad bij de kinderbescherming
overwegen;
• kosteloos en anoniem advies beschikbaar stellen voor jeugdigen met vragen over opgroeien en
opvoeden (kindertelefoon).
Ondersteuning wordt zoveel mogelijk in de eigen omgeving van het kind en het gezin geboden. De
uitgangspunten van eigen kracht en één gezin, één plan, één regisseur staan hierbij centraal. Het
centrum voor jeugd en gezin (CJG) is een mogelijke vorm om de gemeentelijke toegangsfunctie vorm
te geven, maar dit kan ook in een andere vorm, bijvoorbeeld via een (multidisciplinair) wijkteam.
Welke vorm het meest geschikt is, hangt af van de lokale situatie. De huisarts behoudt zijn rol als
doorverwijzer naar jeugdhulp, evenals de medisch specialist en de jeugdarts. Gemeenten maken op
landelijk en lokaal niveau afspraken met huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en
zorgverzekeraars over inzet van deze artsen en doorverwijzing naar jeugdhulp. In een gesprek met
de jongere, de ouders en het sociale netwerk zal in beeld gebracht worden wat de hulpvraag is en of
40
en op welke manier de eigen kracht van de jeugdige, het gezin en het sociale netwerk kan worden
ingezet. Als zij het probleem niet zelf kunnen oplossen, wordt bekeken welke jeugdhulp het meest
passend is. Dit gebeurt door zorgvuldig het gesprek met de betrokkenen te voeren en de juiste
deskundigheid op het juiste moment bij dit gesprek te betrekken. Het kind en zijn ouders zijn
daarbij uitgangspunt. De professional dient de afweging te kunnen maken of de hulpvraag van het
gezin voldoende is om de veiligheid van het kind te garanderen.
De gemeente bepaalt zelf welk deel van de voorzieningen vrij toegankelijk is en welke niet. Voor de
niet vrij toegankelijke vormen van jeugdhulp zal eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of
diens ouders deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben. Wanneer het kind en de ouders niet
tevreden zijn met de uitkomsten van het gesprek, dan is er een procedure voor bezwaar (gemeente)
en beroep (rechter). De competenties die nodig zijn voor de bepaling van welke jeugdhulp nodig is,
worden uitgewerkt met relevante partijen, zoals de beroepsgroepen, opleidingen en wetenschappers.
Daarnaast komen er regels ten aanzien van de deskundigheid waarover de gemeente ten behoeve
van de toeleiding, advisering en bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp en de
consultatiefunctie moet beschikken.
Advies- en Meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK)
Gemeenten worden verantwoordelijk om op bovenlokaal niveau een Advies- en Meldpunt Huiselijk
Geweld en Kindermishandeling (AMHK) te organiseren. In het AMHK worden het huidige
Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) geïntegreerd.
Het doel van de integratie is een betere samenhang in de aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling. Hierdoor zal een integrale en systeemgerichte aanpak voor het gezin worden
bevorderd.
Het AMHK wordt wettelijk verankerd in de Wmo. Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet zal voor
dit punt de Wmo worden gewijzigd.
Het AMHK kent de wettelijke functies van:
1. advies over vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling
2. een meldfunctie bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling
3. onderzoek bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling
Daarnaast heeft het AMHK de taak om indien nodig de raad voor de kinderbescherming en/of de
politie in te schakelen en indien gewenst passende hulp te regelen. Bij amvb zullen er nadere regels
gesteld worden over de deskundigheidseisen en de werkwijze (doorlooptijden) van het AMHK, die
met inbreng van de veldpartijen worden opgesteld. De kwaliteitsparagraaf (voor zover relevant) en
het toezichtsregime van de Jeugdwet zijn van overeenkomstige toepassing op het AMHK.
Gemeenten hebben het voortouw om het bovenlokale niveau van de AMHK’s te bepalen. Gemeenten
krijgen de vrijheid om het operationele proces van het AMHK en de integratie van het AMHK in de
jeugden volwassenenketen vorm te geven. Het is van belang dat vanuit perspectief van de burger het
AMHK opereert als één organisatie, die de functies in samenhang aanbiedt. Voor de positionering is
het van belang dat het AMHK een belangrijke schakelrol vervult voor zowel de jeugdketen als voor de
aanpak van geweld in huiselijke kring voor volwassenen, waarbij zowel de toeleiding naar vrijwillige
hulp als de doorgeleiding naar het gedwongen kader cruciaal is.
Jeugdbescherming en jeugdreclassering
De uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en van jeugdreclassering zijn twee bijzondere
taken. Het doel van een kinderbeschermingsmaatregel is het opheffen van een bedreiging voor de
veilige ontwikkeling van het kind. Het opleggen daarvan betekent dat wordt ingegrepen in het
privéleven van de jeugdige en zijn ouders. Dit ingrijpen dient met waarborgen omkleed te zijn. Die
waarborgen zijn: proportionaliteit en subsidiariteit, rechtsgelijkheid, verbod van willekeur,
rechtszekerheid en uniformiteit. Deze beginselen gelden ook voor de uitvoering van de
jeugdreclassering. Het doel van begeleiding door de jeugdreclassering is het voorkomen van recidive
en het realiseren van een gedragsverandering bij de jongere. Het jeugdstrafrecht houdt daarbij
rekening met de eigen aard en ontwikkeling van de jeugdige.
Alleen de kinderrechter kan besluiten tot een kinderbeschermingsmaatregel, na zorgvuldig onderzoek
en advisering door de raad voor de kinderbescherming. Als aan de gronden voor een
41
kinderbeschermingsmaatregel is voldaan, draagt de kinderrechter de uitvoering van de maatregel op
aan een door de gemeente gecontracteerde gecertificeerde instelling. Er is gekozen voor
certificeren om de gerealiseerde kwaliteitsverbetering in de werkwijze van gezinsvoogdij en
jeugdreclassering van de afgelopen jaren te behouden en de kwaliteit verder te verbeteren.
Door de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor de uitvoering van
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering bij de gemeente te beleggen, krijgt één
bestuurslaag de regie op de hele zorg: van vroeghulp, gedwongen kader tot passende nazorg.
Integrale zorg, casusgericht afgestemd op de jeugdige en diens omgeving, komt daardoor
gemakkelijker tot stand. Bovendien ligt in deze opzet voor de gemeente de prikkel besloten om extra
te investeren in preventie, vroeghulp en hulp tot zelfhulp. Dit alles komt de continuïteit en coördinatie
van hulp aan kwetsbare gezinnen ten goede, en brengt het uiteindelijke doel van dit voorstel
dichterbij: het versterken van de eigen kracht van de jeugdige en van het probleemoplossend
vermogen van gezin en sociale omgeving.
Positie van ouders en jeugdigen
Het is belangrijk dat ouders en jeugdigen worden betrokken bij hun eigen hulpverleningsproces en
dat wordt uitgegaan van hun mogelijkheden om regie te voeren over hun eigen leven. De
rechtspositie van jeugdigen en ouders wordt in de concept Jeugdwet vorm gegeven door bepalingen
over:
• de verplichte informatie aan jeugdigen en ouders over de te verlenen jeugdhulp;
• het toestemmingsvereiste;
• een effectieve en laagdrempelige klachtenbehandeling;
• medezeggenschap van jeugdigen en hun ouders (cliëntenraad).
Het is de verantwoordelijkheid van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen om aan deze
eisen te voldoen.
De Jeugdwet geeft gemeenten daarnaast de opdracht:
• ervoor te zorgen dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke
vertrouwenspersoon;
• rekening te houden met de gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond;
• waar mogelijk keuzevrijheid te bieden met betrekking tot de voorzieningen;
• alle inwoners, met name jeugdigen en hun ouders, een rol te geven bij de voorbereiding van beleid
inzake jeugdhulp, de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering.
Waarborgen kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen
Het uitgangspunt van de stelselherziening jeugd is dat jeugdhulp beter, efficiënter en effectiever op
lokaal niveau geregeld kan worden. Gemeenten zijn ook verantwoordelijk voor de kwaliteit
van de uitvoering ervan. Daarnaast beschikken ze over verschillende instrumenten om een kwalitatief
goed aanbod van jeugdhulp te organiseren. Zo kunnen gemeenten bijvoorbeeld via af te sluiten
contracten kwaliteitseisen stellen aan de te leveren diensten. Verder dienen ze gebruik te maken van
keurmerken, klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid.
De regering acht een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat deze in de Jeugdwet uniform worden
geregeld. Hiermee worden de veiligheid, gezondheid en rechtspositie van de jeugdige beter
beschermd en wordt recht gedaan aan het uitgangspunt van het kinderrechtenverdrag ‘de Staat heeft
de verplichting een kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar
welzijn’. In de Jeugdwet worden de volgende kwaliteitseisen gesteld aan alle vormen van jeugdhulp:
a. de norm van “verantwoorde hulp”;
b. gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;
c. de systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;
d. een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder,
uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;
e. de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;
f. de meldplicht calamiteiten en geweld;
g. de verplichting aan de jeugdhulpaanbieders om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te
stellen zijn taak uit te oefenen.
Deze kwaliteitseisen gelden, net als de hierboven genoemde eisen rond de positie van ouders en
jeugdigen, voor alle jeugdhulpaanbieders, alle gecertificeerde instellingen en voor het AMHK.
42
Voor de eisen ‘verantwoorde hulp’, ‘(hulpverlenings)plan’, ‘medezeggenschap’ en ‘systematische
kwaliteitsbewaking’ is de uitvoering afgestemd op de aard en intensiteit van de jeugdhulp en de
omvang van de instelling. Hierdoor blijven de administratieve lasten van het kwaliteitsregime binnen
de perken, zonder af te doen aan het belang van deze wettelijke kwaliteitseisen.
Het hulpverleningsplan kan mondeling worden overeengekomen, maar als de jeugdige of zijn ouders
daarom vragen, wordt het hulpverleningsplan binnen veertien dagen op schrift gesteld
Certificering
Kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering mogen alleen worden uitgevoerd door
instellingen die gecertificeerd zijn voor één van deze of voor beide taken. Gekozen is voor
certificering vanwege de aard van de activiteit: het ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van het
kind en het gezin.
Certificering geschiedt door een daarvoor aangewezen instelling.
De certificerende instelling verleent een certificaat aan een organisatie wanneer deze voldoet aan de
kwaliteitseisen zoals opgenomen in een normenkader. Dit certificaat is twee of vijf jaar geldig,
afhankelijk van de ervaring van de instelling met het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen
en jeugdreclassering. Een certificaat kan naar aanleiding van een tussentijdse audit door de
certificerende instelling worden geschorst of worden ingetrokken.
De normen zijn aanvullend op de kwaliteitseisen die in de Jeugdwet zelf zijn opgenomen. Het doel
van certificering als aanvullende kwaliteitseis, is het garanderen van een minimum kwaliteitsniveau
van organisaties die kinderbescherming en jeugdreclassering uitvoeren en die werken met de meest
kwetsbare en complexe gezinnen en jeugdigen. De normenkaders worden opgesteld in nauwe
samenwerking tussen Rijk, veldpartijen en gemeenten en worden vastgesteld in een ministeriële
regeling.
Professionalisering
Vooruitlopend op de invoering van de Jeugdwet wordt professionalisering van de
beroepsbeoefenaren in de provinciale jeugdzorgsector gestimuleerd. Daartoe is een afzonderlijk
wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. De gekozen aanpak om de professionalisering van
twee beroepen in de jeugdzorg van de grond te krijgen, wordt door de veldpartijen breed gedragen.
Hun betrokkenheid maakt het mogelijk het genoemde wetsvoorstel vorm te geven en waarborgt de
brede implementatie ervan in de praktijk. Een en ander leidt tot de verdere professionalisering
van de sector en de vakbekwaamheid van professionals werkzaam in de jeugdzorg. Hiermee wordt
een forse kwaliteitsimpuls gegeven. De norm van de verantwoorde werktoedeling en daarmee de
verplichting om geregistreerde jeugdprofessionals in te zetten, is de afgelopen jaren ontwikkeld met
partijen in de context van de provinciale jeugdzorg. In de nieuwe Jeugdwet zal deze een bredere
werking krijgen. Een onderzoek (zomer 2013) zal zicht geven op de noodzaak en (financiële)
consequenties van het van toepassing laten zijn van deze norm voor kwaliteitsborging op de (deels)
andere beroepsgroepen en andere sectoren met hun eigen professionaliseringstrajecten. De
uitkomsten van dit onderzoek geven input aan beroepsbeoefenaren, aanbieders en gemeenten om te
bezien hoe zij invulling kunnen gaan geven aan de norm van de verantwoorde werktoedeling.
Consequentie van het onderzoek kan zijn dat in de amvb bij de Jeugdwet wordt voorzien in een
overgangsregeling, teneinde alle sectoren de kans te geven om zich voor te bereiden op deze
werkwijze. Ook zal worden bezien of de uitkomst van dit onderzoek consequenties heeft voor de
toepassing van de norm in het nieuwe jeugdstelsel.
Hulp voor jeugdigen met psychische klachten of stoornissen
Conform het Regeerakkoord 2012 wordt ook de jeugd-ggz overgeheveld naar gemeenten. Binnen dit
palet van zorg vallen onder andere de preventieve zorg (bijvoorbeeld het zorgaanbod voor kinderen
van ouders met psychiatrische of verslavingsproblematiek (KOPP/KVO) dat nu nog onder de Wmo
valt en geïndiceerde preventie). En gaat het om participatie in zorgadviesteams, diagnose,
behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie tussen 7 en 12 jaar, gesprekstherapie bij een
psycholoog, psychiatrische gezinsbegeleiding, verslavingszorg, e-health, acute psychiatrie en de
multidisciplinaire zorg vanuit de ggz, waarvan het klinische deel soms ook in (academische)
psychiatrische ziekenhuizen of vroegkinderlijke traumabehandeling wordt geleverd. Het kan hierbij
ook gaan om gedwongen opnamen op grond van de Wet Bopz (die nog wordt vervangen door de
43
Wet verplichte ggz). Een aantal van deze aandoeningen is zo specifiek en/of zeldzaam dat de aanpak
ervan bovenregionaal, of in sommige gevallen landelijk moet worden georganiseerd.
Omdat psychische en somatische klachten sterk kunnen samenhangen, is in het nieuwe jeugdstelsel
extra aandacht nodig voor de samenhang met de somatische zorg en in algemene zin met de
Zorgverzekeringswet, waaronder ook de ggz-zorg voor volwassenen, extramurale psychofarmaca, de
huisarts en de praktijkondersteuner-ggz blijven vallen. Goede (keten-) afspraken en richtlijnen zijn
hierbij van groot belang. Deze punten worden in een werkagenda van het Rijk, VNG/gemeenten en
veldpartijen opgepakt.
In het rapport ‘Gemeenten aan zet; Twee wegen naar de ggz voor zorggezinnen’ (Kamerstukken II
2012/13, 31 839, nr. 245), wordt een zestal maatregelen voorgesteld bij het overhevelen van de
jeugd-ggz naar gemeenten. Mede naar aanleiding van dit rapport wordt in de Jeugdwet bepaald dat
gemeenten verantwoordelijk zijn voor het bieden van kwalitatief goede jeugdhulp. Het is daarom van
belang dat gemeenten – al dan niet in samenwerking met het Rijk – investeren in richtlijnontwikkeling,
onderzoek en innovatie en op landelijk niveau afspraken maken. Daarnaast is het kwaliteitsregime
van de concept Jeugdwet analoog aan de wetgeving die geldt voor de gezondheidszorg (Wet BIG,
Wgbo, Kwzi, Wkcz, Wmcz en in de toekomst mogelijk de Wcz). In de Jeugdwet is vastgelegd dat de
medisch specialist direct mag doorverwijzen naar alle vormen van jeugdhulp, inclusief jeugdggz.
Uitgangspunt is dat kinderen zo snel mogelijk de juiste zorg krijgen. Over de uitwerking van de positie
van de huisarts en medisch specialist in het nieuwe jeugdstelsel vindt nog overleg plaats met de
betrokken partijen. Immers gemeenten moeten ook kunnen sturen op de jeugdhulp volgens het
principe van één gezin, één plan, één regisseur.
Hulp voor jeugdigen met een verstandelijke beperking
Alle functies uit de AWBZ op de grondslag verstandelijke beperking voor jeugdigen tot 18 jaar worden
naar de Jeugdwet overgeheveld. Het betreft onder andere de zorg voor licht verstandelijk beperkte
jeugdigen met gedragsproblemen zoals Orthopedagogische Behandelcentra (OBC’s) die bieden en
de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen met een psychische stoornis door Multifunctionele
Centra (MFC’s). Aangezien gedragsproblemen bij jeugd-vb’ers vaak samenhangen met
psychiatrische problematiek is er veel samenhang met jeugd-ggz.
Voor deze vorm van jeugdhulp geldt dat een aantal van deze aandoeningen zo specifiek en/of
zeldzaam kan zijn, dat deze bovenregionaal of in sommige gevallen landelijk moeten worden
georganiseerd. Daarnaast kan bij (licht) verstandelijk beperkte jeugdigen een diversiteit aan zowel
zorg- als gedragsproblematiek aan de orde zijn, die op voorhand niet eenvoudig te duiden is.
Dat vraagt om een integrale aanpak, vroegtijdige signalering en een nauwe samenhang met onder
andere het onderwijs als toegangspoort. Deze punten zijn – samen met andere punten die
gedurende de transitieperiode moeten worden opgepakt voor deze groep - opgenomen in een
werkagenda jeugd-vb en worden door het Rijk, VNG/gemeenten en veldpartijen in een werkgroep vb
opgepakt.
Jeugdigen bij wie al voor het 18e levensjaar duidelijk is dat zij op grond van een verstandelijke
beperking hun verdere leven intensieve verblijfszorg nodig hebben zoals de AWBZ biedt, houden
aanspraak op de AWBZ. Dit leidt tot een situatie waar in principe integrale jeugdhulp op lokaal niveau
wordt vormgegeven voor deze doelgroep, behalve wanneer duidelijk is dat een jongere zijn hele
leven intensieve verblijfszorg nodig heeft. In dat geval is de jeugdige erbij gebaat dat deze intensieve
verblijfszorg onder een wettelijke kader zonder leeftijdsgrens valt, waarvoor de AWBZ met de focus
op langdurige zorg bij uitstek geschikt is.
Toezicht
Voor het toezichtregime wordt aangesloten bij het vereenvoudigde kwaliteitsregime. In de Jeugdwet
heeft de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) als taak het onderzoeken van de kwaliteit van de jeugdhulp in
algemene zin. Daarnaast houdt zij met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toezicht op de
naleving van de wet door de jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen. De handhaving
gaat plaatsvinden op een vergelijkbare wijze als nu de IGZ handhaaft. De inspecties voeren namens
de ministers van VWS en VenJ een handhavende taak uit. Deze taak is gekoppeld aan het toezicht
op de naleving en heeft betrekking op jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instellingen.
Handhaving gaat over de maatregelen die de inspectie treft als de kwaliteit van jeugdhulp en de
44
veiligheid van een jongere in het geding zijn. Het handhavingsbeleid is erop gericht om onmiddellijk
en adequaat op te treden.
Daarnaast wordt in de Jeugdwet een rol voor de Inspectie Veiligheid en Justitie opgenomen voor het
toezicht op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.
Gegevensverwerking en beleidsinformatie
De Jeugdwet bevat op een aantal punten bijzondere regels over de verwerking van
persoonsgegevens. Deze bijzondere regels betreffen: de verwijsindex, het gebruik van het
burgerservicenummer en de regels rond het verzamelen en bewerken van gegevens voor
beleidsinformatie. Ten aanzien van beleidsinformatie bepaalt het wetsvoorstel dat persoonsgegevens
kunnen worden verwerkt ten behoeve van de beoordeling van doelmatigheid (output) en
doeltreffendheid (outcome) van het beleid betreffende de toegang tot jeugdhulp, AMHK en de
uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
Financiële aspecten
In het nieuwe stelsel ontvangen gemeenten een decentralisatieuitkering in het gemeentefonds.
Hiervoor wordt een verdeelmodel ontwikkeld, met als uitgangspunt de kostenoriëntatie, waardoor
het gemeentefonds aansluit bij de kosten die gemeenten moeten maken om aan de maatschappelijke
opgaven te voldoen. Dit betekent dat de gemeente ook voor jeugdigen van wie de hulpverlening in
een andere gemeente plaatsvindt, de kosten moet dragen zolang het gezin, waaruit de jeugdige
afkomstig is en vermoedelijk weer naar terugkeert, binnen deze gemeente blijft wonen. In de wettekst
is, conform de Wmo, opgenomen dat de gemeente kan besluiten om een PGB (Persoonsgebonden
Budget) te verstrekken, behalve voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen,
jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp. Voor jeugdhulp zijn, net als in de Wmo, de gemeenten vrij
in de keuze voor een subsidie aan of een overeenkomst met jeugdhulpaanbieders. De huidige
regeling in de Wet op de jeugdzorg voor het heffen van een ouderbijdrage is overgenomen in het
wetsvoorstel.
In de meicirculaire gemeentefonds 2013 zijn gemeenten geïnformeerd over het macrobudget en de
bijbehorende verdeling over gemeenten. Volgens de berekening voor de meicirculaire 2013 bedraagt
het totaalbedrag voor de opvoeden opgroeiondersteuning aan jeugdigen op jaarbasis € 3,3 miljard
(exclusief het bedrag dat gemeenten al ontvangen voor de Centra voor Jeugd en Gezin van circa €
0,4 miljard en overige bedragen die eerder aan het gemeentefonds zijn toegevoegd).
Transitie en implementatie
De implementatie van de Jeugdwet is een complexe operatie. Het gaat niet alleen om een
bestuurlijke overgang (transitie) van taken en verantwoordelijkheden naar gemeenten, maar er is ook
een omslag (transformatie) nodig in organisatie en werkwijze naar meer preventie en eerdere
ondersteuning, uitgaan van de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders, problemen minder snel
medicaliseren, alsmede betere samenwerking rond gezinnen en jeugdhulp op maat.
In het Transitieplan Jeugd zijn de noodzakelijke stappen opgenomen die het Rijk, de VNG,
gemeenten en het IPO in samenwerking met zorgverzekeraars en veldpartijen moeten zetten om de
decentralisatie te laten slagen. Het Transitieplan Jeugd is als gezamenlijk afsprakenkader van Rijk,
VNG en IPO een belangrijk sturingsinstrument voor de stelselwijziging jeugd. Het plan biedt inzicht in
de belangrijkste activiteiten, inclusief mijlpalen en verantwoordelijkheidsverdeling, ten behoeve van
een succesvolle transitie. Conform de aanbevelingen van de Transitiecommissie wordt in het
transitieplan ingegaan op de procesplanning, de programmastructuur, de wijze van sturing, de
verantwoordelijkheidsverdeling en de implementatie. In het Transitieplan komen ook aan de orde:
voortgang van wetgeving, overgangsmaatregelen, beleidsinformatie, kwaliteit en toezicht,
regionale samenwerking, landelijke afspraken en ondersteuning.
Ook de landelijke veldpartijen zijn intensief betrokken bij de transitie en transformatie. Op bestuurlijk
niveau bespreken de staatssecretarissen van VWS en VenJ periodiek de voor de stelselwijziging
relevante thema’s met veldpartijen. Daarnaast participeren veldpartijen op ambtelijk niveau in
gezamenlijke werkgroepen om de voor de transitie relevante thema’s voor te bereiden en uit te
werken.
45
Onderdeel van de transitieaanpak is een ondersteuningsprogramma voor gemeenten en andere
partijen om de implementatie die vooral op gemeentelijk en regionaal niveau moet plaatsvinden, te
faciliteren. Hiertoe hebben VWS, VenJ en VNG gezamenlijk een Transitiebureau Jeugd (T-bureau)
ingericht. Rijk, VNG en IPO hebben gezamenlijk een Transitiecommissie ingesteld, die als taak heeft
om de voortgang van de transitie te monitoren. De Transitiecommissie is in september 2012 gestart
met haar werkzaamheden. De commissie toetst de voorgang van het transitieproces, koppelt de
stand van zaken terug aan de opdrachtgevers, signaleert knelpunten en ontwikkelingen, voert aan de
hand van de voortgang gesprekken in de regio en bij gemeenten. Daarnaast voert de
Transitiecommissie kwalitatief onderzoek uit om zicht te krijgen en te houden op de voortgang
en eventuele knelpunten. De Transitiecommissie besteedt bij haar taak extra aandacht aan de
uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. De bevindingen van deze
commissie kunnen aanleiding zijn tot meer gerichte ondersteuning van gemeenten via het T-bureau.
Continuïteit van zorg in de overgangsfase
Invoering van het wetsvoorstel is voorzien per 1 januari 2015. De regering heeft met alle betrokken
partijen afspraken gemaakt over een zorgvuldige overgang naar het nieuwe stelsel. Het is belangrijk
dat in de overgangsperiode de hulpverlening aan jeugdigen en hun ouders is geborgd. Uitgangspunt
is dat gemeenten vanaf de inwerkingtreding van deze wet verantwoordelijk zijn voor alle jeugdigen en
ouders die een beroep doen op jeugdhulp. Er is gekozen voor een overgangsjaar met betrekking tot
jeugdigen en hun ouders die op het moment van inwerkingtreding reeds een verwijzing in de zin van
de Zvw of een indicatiebesluit in de zin van de AWBZ of de Wjz hebben. Deze verwijzingen en
indicatiebesluiten blijven nog een jaar na inwerkingtreding van de Jeugdwet gelden, met dien
verstande dat de gemeente vanaf het moment van inwerkingtreding de (financieel) verantwoordelijke
partij wordt. Dit is vastgelegd in hoofdstuk 10 van de Jeugdwet. Bestuurlijk is afgesproken dat in
regionale transitiearrangementen door de gemeente wordt aangegeven hoe de continuïteit van
zorg, de continuïteit van de hiervoor benodigde infrastructuur en de beperking van frictiekosten
worden gerealiseerd. Gemeenten stellen na goed overleg met de huidige financiers en de relevante
aanbieders het arrangement op. Deze transitiearrangementen dienen uiterlijk 31 oktober 2013 te zijn
opgesteld. De Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd beoordeelt deze vervolgens op het
realiseren van de criteria van continuïteit van zorg, van continuïteit van de hiervoor benodigde
infrastructuur en van beperking van de frictiekosten die zijn opgenomen in artikel 12.4 van dit
wetsvoorstel. De gemeenten zullen hier tijdens de transitiefase aan moeten voldoen. Als uit het
oordeel van de transitiecommissie volgt dat het transitiearrangement niet voldoet aan de eisen, dan
zal het Rijk een aanwijzing geven aan de gemeenten in de betreffende regio.
Planning
Cliënten, professionals, jeugdzorgaanbieders en bestuurders zijn in 2012 geconsulteerd over een
concept van de Jeugdwet. Naar aanleiding van de consultatie is het wetsvoorstel ingrijpend
gewijzigd op het punt van de verantwoordelijkheid van gemeenten, het kwaliteitsregime en het
toezicht. Het voorstel voor de Jeugdwet is 1 juli 2013 ingediend bij de Tweede Kamer. Invoering van
de Jeugdwet is voorzien per 1 januari 2015.
46
Bijlage 3: Werkprincipes op SRE niveau
Hieruit zijn de volgende inhoudelijke werkprincipes geformuleerd, die de Kempengemeenten samen
met de organisatorische uitgangspunten onderschrijven als regionale kaders:
Ouders zijn en blijven primair verantwoordelijk voor het opgroeien en de opvoeding van hun
kinderen. Dit vraagt een constante inspanning van ouders.
De samenleving heeft een inspanningsverplichting om ouders aan te spreken op hun
verantwoordelijkheid en helpt daarbij.
De leefomgeving van het kind (wijk, school, vrije tijd) is het fundament bij het opgroeien en
de ontwikkeling van kinderen.
De nadruk ligt op normaliseren en niet op problematiseren.
Opvoeden is normatief, bij risico’s wordt ingegrepen.
Hulp die geboden wordt, is gericht op herstel van het normale leven van kind en gezin.
Ondersteuning moet gericht zijn op het versterken van de eigen kracht en die van de
omgeving (familie, wijk, school).
Hulp wordt ingeroepen in de natuurlijke leefomgeving, het kind wordt niet doorverwezen.
Eén kind, één gezin, één plan, één coördinator.
47
Bijlage 4: Voorstel niveau van regionale samenwerking
48
Bijlage 5: Aanvullende kaders Kempengemeenten
Daarnaast hanteren de Kempengemeenten vier aanvullende kaders:
1. De generalist is spin in het web, hij kijkt met een onafhankelijke blik.
De generalist bekijkt eerst welke mogelijkheden het gezin zelf heeft, welke eigen kracht er is (in de
omgeving) en wat daarbij mogelijk extra nodig is aan hulp. De generalist trekt samen met het gezin
op als casemanager. Hij analyseert de vraag, biedt zelf (niet-specialistische) hulp en stemt alle hulp
op elkaar af.
Om een onafhankelijke blik te waarborgen, is de generalist niet gebonden aan een organisatie die
specialistische zorg levert.
2. Specialisten worden alleen ingezet daar waar nodig. Generalistisch waar mogelijk en
specialistisch waar nodig.
We willen de instroom in de gespecialiseerde zorg zoveel mogelijk verminderen en de uitstroom
bevorderen. Goed toegeruste generalisten kunnen problemen in een vroeg stadium herkennen, zodat
escalatie van problemen wordt voorkomen. Dit betekent dat zij (h)erkennen wanneer een hulpvraag
de eigen mogelijkheden overstijgt of de veiligheid van jeugdigen in het geding is. Als dit meteen
duidelijk is, moet snel worden overgeschakeld op de inzet van specialistische zorg of drang en
dwang.
3. Generalisten werken pro-actief en vindplaatsgericht.
Met name in de Kempen blijken inwoners vaak pas op een (te) laat moment hulp in te roepen. Een
pro-actieve houding, vindplaatsgericht, is vereist om gezinnen te ondersteunen bij hun problematiek.
Belangrijke vindplaatsen binnen de gemeente zijn: (brede) scholen, kinderdagverblijven,
peuterspeelzalen, het consultatiebureau en de verenigingen.
4. Om de lokale kracht te benutten bij het signaleren en voorkomen van problemen wordt
uitgegaan van de vraag en de kracht van de burger en de wijk. Samen maken zij de omslag
van aanbod- naar vraaggericht werken.
49
Bijlage 6: Concept inhoudsopgave meerjarenbeleidskader Jeugd De Kempen32
1. Toelichting op het beleidsplan
· Waarom dit beleidsplan?
· Wie is betrokken geweest bij het opstellen van het beleidsplan?
· De geldigheidsduur van het beleidsplan en actualisering
2. Wat is de situatie in De Kempen?
· Hoe staat het met de jeugd in de Kempengemeenten?
· Zicht op specifieke ondersteuningsvraag
· Opgave voor de gemeente
3. Wat willen we bereiken?
· Hoe ziet de gewenste toekomstsituatie er uit? (Kaders “De basis voor andere jeugdzorg, dichtbij, in
samenhang, effectief”)
· Rol van de gemeente in de toekomst
· Concrete doelstellingen
4. Hoe willen we het gaan organiseren?
· Uitgangspunten voor de aanpak (uitvoeringsrol gemeente, positionering taken, organisatie
jeugdhulp)
· Vertaling van de uitgangspunten naar taken gemeenten
· Samenhang met andere beleidsterreinen
· Wat doen we lokaal, wat regionaal en wat bovenregionaal? (gemeentelijk niveau, niveau De
Kempen, SRE niveau)
5. Met wie gaan we het uitvoeren?
· Het terrein van preventie en signalering
· Ondersteuning in het gezin
· Ondersteuning buiten het gezin
· Samenwerking in geval van veiligheidsrisico’s, geweld, mishandeling, misbruik of een acute crisis
· Overgangssituatie (transitiearrangementen)
6. Hoe gaan we de kwaliteit van de zorg voor de jeugd bewaken?
· Welke kwaliteitscriteria hanteren we?
· Hoe bewaken we de kwaliteit?
· Hoe gaan we om met incidenten en calamiteiten?
7. Hoe gaan we financiële middelen inzetten?
· Welk budget is er beschikbaar?
· Hoe gaan we dit verdelen?
· Hoe gaan we om met risico’s?
· Contractering en bekostiging
32
Geïnspireerd op de checklist beleidsplan Hiemstra & De Vries
50
Bijlage 7: Begrippenlijst
21 Voor de Jeugd Strategische agenda voor de transitie en transformatie jeugdhulp
namens 21 gemeenten in Zuidoost Brabant
AMHK Algemeen Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Andere Jeugdzorg Een Kempische pilot waarin Bureau Jeugdzorg en het CJG
samenwerken in het kader van vroegtijdige ondersteuning van
jeugdigen en gezinnen
BIZOB Bureau Inkoop en Aanbestedingen Zuidoost-Brabant
CJG Centrum voor Jeugd en Gezin
De Versnelling Vroegtijdige decentralisatie van ambulante jeugdhulp
Dienstverleningsconcept (DVC) Uitwerking van de wijze waarop de toeleiding van jeugdhulp in de
Kempen wordt georganiseerd, en wat daarvoor nodig is
Jeugdhulp Ondersteuning van en hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders,
het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer
en het zelfstandig functioneren. Ook activiteiten op het gebied van
persoonlijke verzorging van jeugdigen vallen onder jeugdhulp.
Kempenteam Een team van generalisten dat jeugdhulp biedt bij complexe
opvoedingsproblematiek
K2 K2 Brabants kenniscentrum jeugd
Ondersteuningsmatrix Een overzicht van ondersteuningsvormen in het jeugddomein die
op dit moment in de verschillende Kempengemeenten worden
geboden
Participatiewet Een toekomstige regeling waarin de WWB, De Wajong en de
WSW worden samengevoegd
Pedagogische civil society Gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het
grootbrengen van kinderen
Regionale transitiearrangementenAfspraken over de wijze waarop regio’s continuïteit van zorg
willen garanderen, inclusief de benodigde infrastructuur en
frictiekosten
SRE Samenwerkingsverband Regio Eindhoven
Transformatie De inhoudelijke verandering (in het jeugddomein): “een omslag in
denken en doen”
Transitie De feitelijke overheveling van (jeugd)taken
Wraparound Care Een vorm van ketensamenwerking in een cirkel rond kinderen,
jongeren en opvoeders, met als doel het organiseren van
integrale zorg aan gezinnen met een opeenstapeling van
problemen
51
Deloitte refers to one or more of Deloitte Touche Tohmatsu Limited, a UK private company limited by guarantee, and its network of member firms, each of which is a
legally separate and independent entity. Please see www.deloitte.com/about for a detailed description of the legal structure of Deloitte Touche Tohmatsu Limited and
its member firms.
Deloitte provides audit, tax, consulting, and financial advisory services to public and private clients spanning multiple industries. With a globally connected network of
member firms in more than 150 countries, Deloitte brings world-class capabilities and high-quality service to clients, delivering the insights they need to address their
most complex business challenges. Deloitte has in the region of 200,000 professionals, all committed to becoming the standard of excellence.
This communication contains general information only, and none of Deloitte Touche Tohmatsu Limited, its member firms, or their related entities (collectively, the
“Deloitte Network”) is, by means of this publication, rendering professional advice or services. Before making any decision or taking any action that may affect your
finances or your business, you should consult a qualified professional adviser. No entity in the Deloitte Network shall be responsible for any loss whatsoever
sustained by any person who relies on this communication.
© 2013 Deloitte The Netherlands