Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je...

58
BSO doe je zo! Heleen van der Veld

Transcript of Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je...

Page 1: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

BSO doe je zo!

BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast kunnen ouders en andere professionals die met kinderen werken er natuurlijk ook gebruik van maken. Samen hebben zij immers hetzelfde doel: kinderen een veilige omgeving bieden waarin ze kunnen uitgroeien tot alles wat ze in zich hebben. Een goede bso is zo’n plek.Voor dit boek putte Heleen van der Veld uit het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar (Reed Business, 2011). Daaruit koos ze alle belangrijke pedagogische thema’s: communicatie, groepsdynamiek, dagritme, kinderparticipatie, spelen, inrichting, observeren en samen - werken. In korte en overzichtelijke hoofdstukken komen ze stuk voor stuk aan bod.

BSO doe je zo! staat vol herkenbare praktijkvoorbeelden, tips en handige weetjes en biedt ideeën die pedagogisch medewerkers meteen op de groep kunnen proberen.

Heleen van der Veld is journalist en filmmaker. Sinds 2002 schrijft ze voor de vaktijdschriften Management Kinderopvang en Kinderopvang. Daarnaast maakt ze bedrijfs- en voorlichtings-films voor de non-profitsector en de culturele sector.

Heleen van der Veld

BSO doe je zo!

ISBN 9789035235342

2435325309879

www.reedbusinesseducation.nl

Heleen van der Veld

BSO doe je zo_Cover.indd 1 07/11/12 2:43 PM

Page 2: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

BSO doe je zo!

Page 3: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast
Page 4: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

BSO doe je zo!Heleen van der Veld

Reed Business Education, Amsterdam

Page 5: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

© Reed Business, Amsterdam 2012

Basisontwerp omslag en binnenwerk: VerheulCommunicatie.com, Alphen aan den Rijn

Foto’s: Ed Selhorst, Den Dolder

Reed Business Education is onderdeel van Reed Business bv, Postbus 152, 1000 AD

Amsterdam.

Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie

die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en

uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen

gegevens houden zij zich gaarne aanbevolen.

Waar dit mogelijk was, is aan auteursrechtelijke verplichtingen voldaan. Wij

verzoeken eenieder die meent aanspraken te kunnen ontlenen aan in dit boek

opgenomen teksten en afbeeldingen, zich in verbinding te stellen met de

uitgever.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag

niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd

gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij

elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier,

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het

maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan

op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk

verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus

3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een)

gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken

(artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting

Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp,

www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) van deze uitgave ten

behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever.

ISBN 978 90 352 3534 2

NUR 854

Page 6: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

Woord voorafVoor je ligt een prachtig boekje, waaruit je inspiratie kunt opdoen voor jouw belangrijke werk in de buitenschoolse opvang. Het is een bewerkte en beknopte versie van het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar.

In het voorjaar van 2011 overhandigde Louis Tavecchio, een hoogleraar die veel onderzoek heeft gedaan naar de kwaliteit van kinderopvang, het allereerste exemplaar van het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar aan een peda-gogisch medewerker. Dat gebeurde tijdens een congres in een zaal vol bevlogen pedagogisch medewerkers. Daarmee gaf hij op symbolische wijze een heel waardevolle bron van informatie aan alle pedagogisch medewerkers in de bso.

Het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar is in opdracht van Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) ontwikkeld. Vier kinderopvangdeskundigen hebben dit samen met heel veel mensen uit de praktijk geschreven. ‘Voor het veld, door het veld’: dat was de werkwijze die BKK voor ogen had.

Als we het hebben over pedagogische kwaliteit, wie is dan van het grootste belang in de bso? Dat is de pedagogisch mede-werker natuurlijk! BKK wil er daarom op allerlei manieren aan bijdragen dat pedagogisch medewerkers volop mogelijkheden hebben hun vakbekwaamheid alsmaar verder te vergroten.

Om jouw werk als pedagogisch medewerker goed te kunnen uitvoeren zijn er twee basisvoorwaarden: dat je weet hoe kinderen zich ontwikkelen en wat ze daarbij nodig hebben, en dat je je kwaliteiten en vaardigheden zo kunt inzetten dat je die kennis kunt omzetten in handelen op de groep. Kennis

en vaardigheden dus. Als je dat allebei goed in de vingers hebt, maak jij voor de kinderen het verschil. En dat is precies waar het Pedagogisch kader over gaat.

In dit boekje BSO doe je zo! vind je de onderwerpen waar jij van af moet weten bij de uitoefening van je vak. En je leest er praktische tips, voorbeelden, handige weetjes en mooie voorbeelden die je kunt gebruiken in je werk. Deze uitgave geeft je ideeën om te proberen met jouw groep, om te bespreken met je collega’s en om te delen met ouders. Kortom: dit boekje kan jouw vak meer inhoud geven. Met als uiteindelijke doel dat de kinderen in jouw groep zich veilig en prettig voelen, zich goed kunnen ontwikkelen en de normen en waarden leren kennen die in onze maatschappij van belang zijn.

Samen werken aan excellente kinderopvang! Investeren in de ontwikkeling van kinderen en hen laten uitgroeien tot alles wat ze in zich hebben: wat is er mooier dan dat? Tegen die achtergrond hopen we dat niet alleen pedagogisch medewerkers, maar ook leerkrachten van basisscholen, het beroepsonderwijs, studenten, ouders, sportclubs en nog een heleboel andere mensen die een rol hebben in het leven van kinderen, dit boekje gaan lezen en gebruiken.

Ik wens je veel leesplezier en hoop dat het boekje je nieuws-gierigheid en enthousiasme prikkelt om je nog verder te verdiepen in het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar.

Carla Bienemanndirecteur BKK

Page 7: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast
Page 8: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

Inhoud Waarom dit boek? 91 De bso in theorie 11

1.1 Waarom naar de bso? 11

1.2 Basisbehoeften 11

1.3 Vier wettelijke pedagogische doelen 12

1.4 Wie is de pedagogisch medewerker? 14

2 De bso in praktijk 192.1 Communiceren met kinderen 19

2.2 Haal meer uit de groep 22

2.3 Dagritme 26

2.4 Kinderparticipatie 29

2.5 Spelen: een noodzakelijke behoefte 31

2.6 De kunst van het inrichten 38

2.7 Observeren is meer dan kijken alleen 44

2.8 Samenwerken met de omgeving 47

2.9 Bijzondere bso’s 52

Literatuur 55

Page 9: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast
Page 10: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

Waarom dit boek?In 2011 verscheen de eerste druk van het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. De auteurs van het boek, Liesbeth Schreuder, Marianne Boogaard, Ruben Fukkink en Josette Hoex, zijn stuk voor stuk ervaren specialisten op het gebied van kinderen en opvang. Samen schreven ze bijna driehonderd bladzijden vol waardevolle informatie. Handig gerangschikt op thema en de theorie gekoppeld aan de praktijk. Vele mailtjes van en naar pedagogisch medewer-kers, discussies en bezoekjes aan locaties bleken bruikbare input. Daarmee is het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar een onmisbare informatiebron voor iedereen die bij de buitenschoolse opvang betrokken is. De schrijvers hopen met hun boek bij te dragen aan een groter zelfbewustzijn van pedagogisch medewerkers. Want als je overtuigd bent

van je eigen kracht en waarde, kunnen kinderen daar volop van profiteren.

Voor BSO doe je zo! heeft Heleen van der Veld een selectie gemaakt van thema’s en teksten uit het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Op basis hiervan maakte zij dit hand-zame boek, een stuk dunner en daardoor gemakkelijk in het gebruik. Het kan op tafel liggen tijdens een werkdag, verga-dering of themabijeenkomst.

Heleen van der Veld is journalist en filmmaker. Sinds 2002 schrijft ze voor de vaktijdschriften Management Kinderop-vang en Kinderopvang. Daarnaast maakt ze bedrijfs- en voor-lichtingsfilms voor de non-profitsector en de culturele sector.

Page 11: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast
Page 12: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

11

1 De bso in theorie 1.1 Waarom naar de bso? Werkende ouders willen dat hun kinderen na school in een gezellige, uitdagende en veilige omgeving worden opge-vangen. Een goedgeorganiseerde bso in de buurt van school en thuis is voor hen daarom een voor de hand liggende keuze. Het werkt immers een stuk rustiger als je weet dat je kind speelt met leeftijdsgenootjes en wordt begeleid door professionals.Ouders die op zoek gaan naar een leuke bso voor hun kind letten vooral op de veiligheid. Daarnaast hopen ze dat hun kinderen vrienden maken om mee te spelen. Binnen en buiten. Een kleuter die op de bso start, blijft meestal tot het laatste jaar van de basisschool. Tenminste, zolang het aanbod leuk en uitdagend genoeg is. Sommige grote kinderen haken af omdat ze de bso te kinderachtig vinden. Door gericht activiteiten te organiseren voor deze kinderen voorkom je dat ze wegblijven. Dit besef is de laatste tijd tot kinderopvangorganisaties doorgedrongen; er zijn steeds meer avontuurlijke en uitdagende bso’s in Nederland waar kinderen graag naartoe komen.De grootste groep kinderen op de opvang is tussen de 4 en 10 jaar oud. Een flink aantal van hen heeft al op de dagop-vang gezeten en stroomt door naar de naschoolse opvang. Andere kinderen komen voor het eerst in een kindercentrum omdat hun ouders voor die tijd geen kinderopvang nodig hadden of de opvang op een andere manier hadden geor-ganiseerd. Later kiezen deze ouders dan alsnog voor een bso, niet alleen omdat ze het leuker vinden voor hun kind, maar ook omdat de bso gegarandeerde opvang betekent. Als de pedagogisch medewerker ziek is of met vakantie, is er vervanging. Dat is naast de pedagogische meerwaarde een praktisch voordeel.

1.2 BasisbehoeftenDe bso is een gemeenschap van kinderen en volwassenen, waar iedereen zich prettig voelt. Pedagogisch medewer-kers merken dat een bso succesvol is wanneer het aanbod aansluit bij de behoeften van de kinderen. Dat klinkt logisch, maar bedenk wel dat een kant-en-klare aanpak voor een succesvolle bso niet bestaat. Elke dag gebeuren er namelijk onverwachte dingen waarop je snel en verstandig moet reageren. Tel de uiteenlopende karakters en leeftijden van de kinderen daarbij op en je begrijpt dat je elke situatie met een frisse blik moet bekijken. Kennis van de basisbehoeften van kinderen is hierbij noodzakelijk. Deze basisbehoeften worden in de volgende alinea genoemd. Houd voor ogen dat ze met elkaar in verband staan; pas als de eerste behoefte vervuld is, kan aan de volgende tegemoet worden gekomen.

Page 13: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

12

Een van de meest basale behoeften van kinderen is licha-melijke zorg. Pas als ze goed gevoed zijn en in hygiënische omstandigheden opgroeien, hebben kinderen energie voor andere zaken en zijn ze ontvankelijk voor genegenheid en affectie. Een kind dat kan vertrouwen op continuïteit

van zorg en aandacht, in een veilige omgeving, staat open voor erkenning en waardering. Hierdoor komt het toe aan zijn behoefte aan ontwikkeling en voelt het zich aange-moedigd zijn competenties te vergroten. Het vervullen van deze behoeften draagt bij aan de wens een goed mens te zijn.

1.3 Vier wettelijke pedagogische doelenBij het vervullen van deze basisbehoeften heb je als peda-gogisch medewerker aandacht voor de volgende thema’s: spelen en vrije tijd, leren en ontwikkelen, relaties in de groep en samenwerken met ouders. In dit boek staan deze thema’s centraal. Ze zijn onlosmakelijk verbonden met de vier pedagogische doelen waaraan elk kindercentrum zich moet houden. Die doelen zijn geformuleerd door professor Marianne Riksen-Walraven en staan in de Wet kinderopvang (2005). Vertegenwoordigers van kinderopvangorganisaties en ouders hebben de doelen onderschreven bij het sluiten van het Convenant kwaliteit kinderopvang. De vier pedago-gische doelen zijn: • het bieden van fysieke en emotionele veiligheid;• een bijdrage leveren aan de persoonlijke competentie; • een bijdrage leveren aan de sociale competentie; • overdracht van waarden en normen.

Deze doelen spelen altijd een rol bij je handelen. Als het goed is, gaat dat vanzelf. Toch kan het geen kwaad jezelf geregeld de vraag te stellen of je de doelen nog in het vizier hebt. Het is leuk en belangrijk om samen met collega’s en leidinggevenden over de pedagogische kanten van je werk te praten. Dat houdt je scherp en maakt je uiteindelijk beter in je vak.In het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar worden veel onderwerpen besproken waarin de pedagogische doelen een rol spelen. Hiernavolgend zijn er vast een paar uitgelicht. In de rest van dit boek komen ze ook aan bod, maar dan gekop-peld aan de alledaagse praktijk (zie hoofdstuk 2).

Page 14: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

13

Veiligheid en welbevinden Ieder kind wil graag het gevoel hebben dat het welkom is. Dat er wordt gelachen om zijn grapjes en dat het mag huilen bij verdriet. Van dit kind kent iedereen zijn naam en met die naam wordt het ook geregeld aangesproken. Een welkom kind voelt zich veilig. Emotioneel gezien en fysiek. Het durft hoger te schommelen, alleen op de gang te spelen en samen met nieuwe vriendjes een toneelstuk te maken, omdat de pedagogisch medewerker hem aanmoe-digt en in de buurt is om te helpen. Op een bso leert een kind, net als op school en thuis, waartoe het in staat is. Het ervaart succesmomenten als iets gelukt is en ontdekt dat fouten maken niet erg is.

Leren en ontwikkelenOp de bso heb je te maken met kinderen van uiteenlopende leeftijden. Elke leeftijdsgroep leert en ontwikkelt zich op een eigen manier. Tussen het 4e en 6e jaar leert een kind vooral spelend en proberend. Vanaf 6 jaar beginnen kinderen steeds rationeler en logischer te denken. Ze onthouden meer en begrijpen dingen sneller. Met 10 jaar zet de lichamelijke puberteit zich soms al in en zie je sterke veranderingen in het denk- en inlevingsvermogen. Dit is een natuurlijk proces dat te maken heeft met de ontwikkeling van de hersenen.

Recht op spelen voor ieder kindIn het Verdrag inzake de rechten van het kind staat dat ieder kind het recht heeft om te spelen. Al spelend ontwikkelen kinderen hun sociale en motorische vaardigheden namelijk het best. Ze leren winnen en verliezen. Samen of alleen. Op de bso is er oog voor klein en rustig spel en voor druk en beweeglijk spel. Het aanbod is afgestemd op sekse en leeftijd.

Zelfstandigheid en autonomieKinderen willen graag zelfstandig zijn. De een lukt dat sneller dan de ander. Op de bso moet ieder kind zijn zelfstandigheid

Page 15: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

14

kunnen vergroten. Het leert er nieuwe fysieke en sociale vaardigheden en ontdekt zijn eigen rol in een groep. Door mee te mogen praten over de regels van de bso leert een

kind dat zijn mening waarde heeft. Dan moeten zijn sugges-ties natuurlijk wel aangehoord worden.

Onderlinge relatiesVriendschap is belangrijk. In de groep is er aandacht voor onderlinge relaties; kinderen die op de bso geen aansluiting vinden met leeftijdsgenoten verdienen extra aandacht. Door observaties en communicatie met ouders, leerkrachten en andere mensen uit hun omgeving, kun je kinderen helpen zich sociaal vaardiger op te stellen. Op een bso zijn de relaties tussen kinderen en volwassenen duidelijk; de peda-gogisch medewerker is eindverantwoordelijk en neemt beslissingen, maar neemt kinderen altijd serieus.

Positieve sfeerEen positieve sfeer op de bso is een voorwaarde voor een geslaagde dag. Door met elkaar regels af te spreken waarin iedereen zich kan vinden, kom je een eind in de goede richting. Pedagogisch medewerkers geven het goede voorbeeld. Er wordt niet gevloekt en geschreeuwd, ruzies worden vreedzaam opgelost en verschillen tussen kinderen worden benoemd en geaccepteerd. Op deze manier wordt het respecteren van waarden en normen vanzelfsprekend.

1.4 Wie is de pedagogisch medewerker?Als pedagogisch medewerker heb je meer invloed op kinderen dan je denkt. Kinderen willen graag gezien worden door volwassenen. Niet alleen door hun ouders, maar ook door ‘vreemden’. Ze zoeken bevestiging, voorbeelden, raad en veiligheid. Op de bso kan dat. Pedagogisch medewerkers hebben hierin dan ook een belangrijke taak. Ze vervangen niet de gezinsopvoeding, maar zijn een aanvulling daarop. Dit geldt ook als een kind maar één of twee keer per week komt.

Page 16: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

15

Veilige havenAlle kinderen die naar de bso komen, moeten zich veilig en welkom voelen. Voor kinderen die thuis aandacht tekort-komen, geldt dat des te meer. Als een kind thuis snel op zijn kop krijgt, kun je zijn zelfvertrouwen stimuleren door het vaak te complimenteren en te luisteren naar zijn verhalen. Bedenk wel dat je de meeste problemen van een kind niet kunt oplossen. In ernstige gevallen, zoals bij een vermoeden van kindermishandeling, moet je een leidinggevende in vertrouwen nemen. In het belang van het kind is het nood-zakelijk dat gerichte en professionele hulp op gang komt. De kinderopvangorganisatie waar je werkt, heeft waarschijnlijk een protocol waarin staat welke stappen in dergelijke situa-ties moeten worden ondernomen.

Zoeken naar een balansHandelen in het belang van het kind komt in de praktijk neer op het vinden van een balans. Moeten kinderen geregeld naar buiten of mogen ze zelf weten wanneer ze een frisse neus halen? Hoelang mag een kind zich vervelen voordat je een activiteit aanbiedt en wat doe je als een kind liever naar een andere groep wil? Belangrijke factoren bij het maken van keuzes zijn – naast de pedagogische visie van het kindercen-trum – de leeftijd en het karakter van het kind. Door open te communiceren met collega’s, kinderen, ouders en alle andere betrokkenen uit de omgeving van het kind kun je de juiste keuzes maken.

Graven in je geheugenIn dit boek staan een heleboel adviezen, stuk voor stuk gericht op goede opvang. Al deze adviezen zijn gebaseerd op kennis en ervaring uit de praktijk. Maar ervaringen uit je eigen leven zijn ook bruikbaar. Het is zinvol om geregeld stil te staan bij wat je zelf als kind leuk vond. Waar werd jij blij van? Wat deed je graag na een lange schooldag? Ging je zelf naar huis, naar opa en oma of naar de opvang? Hoe ging je om met regels? Voelde

je je wel eens belachelijk gemaakt of werd jou iets verboden vanwege het mogelijke gevaar ervan terwijl je zelf vond dat het volkomen veilig was? Nou ja, bijna volkomen veilig? Door in je geheugen te graven kun je je beter verplaatsen in kinderen. Vergeet niet naar de herinneringen van je collega’s te vragen. Die kunnen wel eens heel anders zijn.

Goed samenwerken Een groep functioneert het best bij een positieve sfeer. Als pedagogisch medewerkers onderling goed met elkaar overweg kunnen, is de kans groter dat een positieve sfeer ontstaat. Een goede samenwerking is gebaseerd op weder-zijds respect en betrokkenheid. Je hoeft niet elkaars beste vrienden te worden, maar interesse in elkaars werkwijze is een must. Net als een gemeenschappelijke visie waarin jullie het eens zijn over de manier waarop de taken worden verdeeld en met de kinderen wordt omgegaan. Een visie krijgt pas waarde als erover gesproken wordt. Alleen dan

Page 17: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

16

weet je hoe je collega’s denken en waarom zij over sommige kwesties een andere mening hebben.

Omgaan met diversiteitNatuurlijk zijn er verschillen binnen het team. Mannen en vrouwen van verschillende leeftijden en culturen. De kunst is daar geen probleem in te zien maar een kracht. Als ieder teamlid zijn eigen kwaliteit mag gebruiken, profiteert de

hele groep daarvan. Bij het verdelen van de taken is het daarom logisch dat je rekening houdt met elkaars kracht en talent. De collega die niet bang is om vies te worden en van bewegen houdt, bedenkt en begeleidt de sportieve activi-teiten, en de collega die heerlijk kan koken, maakt met de kinderen een feestmaaltijd.Waarschijnlijk is de samenstelling van de groep ook heel divers. In de ideale situatie is er voor ieder kind een peda-gogisch medewerker met wie het goed overweg kan. Een meisje van 10 jaar dat met haar schaambeen keihard op het fietszadel is geknald en pijn voelt, klampt waarschijnlijk liever een vrouw aan dan een man. Een kind dat vast tijdens de ramadan, vindt het fijn te praten met iemand die open-staat voor geloof en godsdienst.

Begeleiden naar autonomieKinderen hebben van nature de behoefte te onderzoeken en te experimenteren. Meestal hebben ze geen volwassenen nodig om daartoe aangezet te worden. Die hebben ze wel nodig om ze te helpen en ze te behoeden voor fouten. Soms duidelijk en meteen, vaak pas na een tijdje. Het moment is afhankelijk van de situatie en moet steeds opnieuw bepaald worden. Pedagogisch medewerkers op de bso hebben een belangrijke taak in het ontwikkelen van de autonomie van kinderen, zodat ze uiteindelijk zelfstandige mensen worden.

Page 18: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast
Page 19: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

19

2 De bso in praktijkIn dit hoofdstuk worden acht pedagogische middelen beschreven, die je helpen bij het maken van keuzen uit de dagelijkse praktijk. Ze horen thuis in de gereedschapskist van iedere pedagogisch medewerker: • communicatie;• organisatie van de groep;• dagritme;• kinderparticipatie;• spel- en activiteitenbegeleiding;• inrichting van de binnen- en buitenruimte;• observeren; • samenwerking met de omgeving.

Aan de hand van praktijkvoorbeelden wordt elk middel toegelicht. Daarbij wordt steeds rekening gehouden met de verschillen tussen kinderen wat betreft hun leeftijd en geslacht.

2.1 Communiceren met kinderen

Wat: communicatie is meer dan praten alleen. Com-municeren gaat ook over kijken, luisteren, de juiste toon kiezen en een ontvangende houding aannemen. Waarom: door de juiste manier van communiceren draag je bij aan het gevoel van veiligheid en welbevin-den. Hierdoor durft een kind zich te ontwikkelen.Hoe: communiceren met kinderen vraagt om een actief oog en oor. Er zijn verschillende communicatiemanie-ren, maar als vuistregel geldt dat een goed gesprek op basis van gelijkwaardigheid en oprechte interesse wordt gevoerd.

In gesprekSommige kinderen zijn uitbundig en extrovert. Met hen knoop je gemakkelijk een gesprek aan. Andere kinderen zijn minder zichtbaar. Je weet niet wat ze denken en hoe ze zich voelen. Ook die kinderen hebben behoefte aan een luiste-rend oor en erkenning van hun gevoelens en gedachten. Als pedagogisch medewerker heb je met ieder kind een unieke communicatieve band. In een goed gesprek stel je open vragen, zodat een kind zijn eigen verhaal kan vertellen. Om te voorkomen dat je voor-barige conclusies trekt, probeer je goed te luisteren naar wat het kind zelf te vertellen heeft. Let daarbij op non-verbale signalen zoals gezichtsuitdrukkingen en de lichaamshouding. Als je zelf het woord neemt, kies je je woorden zorgvuldig en vermijd je opdringerigheid.

Page 20: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

20

Ik-boodschapGebeurt er iets in de groep wat jij onwenselijk vindt omdat een kind grensoverschrijdend gedrag vertoont, maak dan gebruik van de ik-boodschap. Vertel wat zijn gedrag voor effect op jou heeft. Wees duidelijk, maar breng het kind niet in verlegenheid; spreek het niet aan op zijn persoonlijkheid, maar op zijn gedrag.

Situatie: er wordt aan tafel gegeten en het gaat er behoorlijk luidruchtig aan toe. Dat komt vooral door Sam, die boven iedereen uit te horen is. Je kunt het ver-haal van Maria, naast wie je zit, niet eens horen.Zeg niet: ‘Sam, wat ben je lawaaierig, wees eens wat stiller.’ Zeg wel: ‘Sam, ik hoor je boven iedereen uit en kan zo niet horen wat Maria te vertellen heeft.’Winst: je vertelt wat Sams gedrag voor effect op jou heeft. Hij wordt niet direct op zijn gedrag aangesproken, maar zal wel begrijpen wat van hem verwacht wordt.

RespectEen goed gesprek staat of valt met respect voor de ander. Neem elke opmerking serieus. Ook als je er zelf anders over denkt. Een probleem bagatelliseren werkt averechts. Wel kun je proberen het probleem tot de juiste proporties terug te brengen.

Situatie: Anne heeft lekker buiten gespeeld en komt binnen met modder op haar nieuwe jas. Daar schrikt ze van. Ze zegt dat ze bang is dat haar moeder boos zal worden.Zeg niet: ‘Maak je niet druk. Daar wordt je moeder toch niet boos om?’ Zeg wel: ‘Ik denk dat je moeder begrijpt dat je met dit weer modder op je jas krijgt. Iedereen maakt wel eens vlekken. Trouwens, modder is gewoon zand met water. Die vlek gaat weer uit je jas. Zullen we het eens proberen?’Winst: Anne leert dat als ze haar probleem uitspreekt, een oplossing kan worden bedacht. Ook al is het mis-schien maar een ‘klein’ probleem.

Brandjes blussenRespect is ook de basis bij het uitpraten van een ruzie of flinke discussie tussen kinderen. Als ze er zelf niet uitkomen, heb je als pedagogisch medewerker de rol van gespreksleider. Telkens geldt een andere gesprekssetting; er goed voor gaan zitten kan de situatie soms te veel lading geven. Het is slim om te praten gedurende een bezigheid, zoals een spel of een (huishoudelijke) activiteit. Dat maakt het minder zwaar.Moet je een brandje blussen? Geef dan alle betrokken kinderen de gelegenheid stoom af te blazen. Dat lucht op. Stel gerichte vragen over de ruzie in plaats van in het alge-meen te informeren naar wat er is gebeurd. Om te voor-komen dat iedereen door elkaar begint te schreeuwen vertel je dat alle kinderen hun mening mogen geven. Om beurten.

Page 21: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

Door hun woorden te herhalen ontdek je of je ze goed begrepen hebt. Zoek niet in je eentje naar een oplossing, maar laat iedereen meedenken. Straf uitdelen aan kinderen die het te bont hebben gemaakt, helpt niet en schaadt de verhoudingen op de lange termijn. Beter is het een korte time-out aan te bieden. Sluit het gesprek duidelijk af en houd je aan gemaakte afspraken.

Bewust communicerenIn het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar staan vier opvoedingsstijlen beschreven: democratisch, autoritair, toegevend en afzijdig. In de praktijk worden ze allemaal gebruikt, maar gaat de voorkeur uit naar een democra-tische stijl. Democratisch betekent niet dat alles mag. Verbieden kan heus wel. Al moet je altijd uitleggen wat je precies verbiedt en waarom. Stel duidelijke grenzen, maar laat jezelf niet tot boeman bombarderen. Dat voorkom je door vooral te benoemen wat wél mag. Dus niet: ‘We gaan niet schreeuwen.’ Maar: ‘We luisteren naar elkaar.’

Situatie: de kinderen hebben binnen een hut gebouwd. Overal zijn spullen vandaan gehaald. Aan het einde van de dag hebben ze geen zin om op te ruimen. Ze trekken hun jas aan om buiten te voetballen. Op één na.Zeg niet: ‘Jongens, de afspraak is dat er eerst wordt opgeruimd voordat jullie iets anders gaan doen. Alleen Tim heeft dat onthouden. Wie helpt hem en brengt de dozen terug naar het magazijn?’ Zeg wel: ‘Ik begrijp dat jullie willen voetballen, maar nou ben ik zeker de pineut. Jullie zijn ontzettend sterk en snel met elkaar. Als ik help, is het zo gebeurd, en als jullie het leuk vinden, voetbal ik straks even mee.’Winst: door helder grenzen aan te geven weet iedereen wat hem te doen staat. De sfeer blijft goed.

21

Bovenbouwers zijn bij uitstek gevoelig voor complimenten van volwassenen. Meisjes begrijpen over het algemeen beter wat je vertelt of uitlegt dan jongens. Jongens bereik je vooral door het goede voorbeeld te geven. In alle gevallen moet je bedenken dat kinderen situaties niet goed kunnen beoor-delen op hun gevaar of moeilijkheid. Met name bij impul-sieve invallen weten ze vaak zelf niet waartoe ze in staat zijn, al beweren ze van wel en ben je geneigd ze te geloven. Maak bovendien gebruik van humor. Dat relativeert.

Page 22: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

22

KindercultuurAls pedagogisch medewerker moet je de kindercultuur kennen. Oordeel niet te snel en probeer grip te krijgen op hun onderlinge manier van omgang. Welke woorden gebruiken ze, wat zijn de gebaren en hoe luiden de spel-regels? Wat is acceptabel plagerig gedrag en wanneer is het niet leuk meer? Door de codes van de kindercultuur te kennen weet je wanneer je afstand kunt nemen. Letterlijk en figuurlijk. Voor kinderen is het immers belangrijk dat zij in hun autonomie erkend worden. Door buiten beeld te blijven geef je kinderen de boodschap dat je vertrouwen in ze hebt.

Instructies gevenAls professioneel opvoeder schakel je voortdurend in je manier van communiceren. Elke situatie vraagt om een eigen toon. Geef je instructies bij een activiteit, dan wordt beroep gedaan op je didactische vaardigheden. Vergeet in dat geval niet gebruik te maken van de natuurlijke leergierig-heid van kinderen. Gebruik aansprekende voorbeelden en zorg ervoor dat iedereen je verstaat. Weid niet te veel uit en herhaal belangrijke punten. Geef het toe wanneer je iets niet weet. Samen met de kinderen kun je op zoek gaan naar een antwoord. Dat is nog leuk ook!

2.2 Haal meer uit de groep

Wat: ook al probeer je ieder kind zo veel mogelijk indi-vidueel te benaderen, het maakt altijd deel uit van een groep. Gelukkig maar, want van de groepsdynamiek kan ieder kind profiteren. Waarom: in een goedgeorganiseerde groep komen alle kinderen tot hun recht. Er heerst een positieve sfeer, waarin kinderen oog hebben voor elkaar en de wil bestaat conflicten op te lossen. >>

Page 23: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

23

Investeren in een positieve groepEen positieve sfeer in de groep bereik je door belangstel-ling te tonen voor ieder kind. Als je weet wat ze leuk vinden, kun je ze gerichte speelmogelijkheden aanbieden en weet je welke kinderen een ‘match’ hebben. Als kinderen alleen willen spelen, is dat geen probleem, maar bedenk dat niet ieder kind dat kan en wil. Sommige kinderen worden buitengesloten en voelen zich geen onderdeel van de groep. Waak daarom voor stille competitie en pestgedrag. Door te observeren en op tijd in te grijpen kun je een negatieve sfeer voorkomen. Dat is heel belangrijk, want een negatieve sfeer kan een kettingreactie aan vervelende gebeurtenissen opleveren. Investeer daarom in een goede sfeer en geef als pedagogisch medewerker het goede voorbeeld; je geeft complimenten aan individuele kinderen en aan de groep, je let op je woorden, zorgt voor humor en straalt uit dat ieder kind welkom is.Kinderen met een gemeenschappelijk doel voelen zich verbonden en worden gestimuleerd om rekening met elkaar te houden. Hierbij kun je denken aan wedstrijdjes, maar ook aan de (her)inrichting van de groepsruimte of samen een kunst- of bouwwerk maken. Vooral kinderen die moeilijk aansluiting vinden bij andere kinderen, doen graag mee met gezamenlijke activiteiten. Zeker als een pedagogisch medewerker meedoet, voelen ze zich veiliger en minder alleen. Na een groepsactiviteit bespreek je wat er goed en minder goed is gegaan. Daarbij krijgen ook de kinderen het woord en maken jullie afspraken voor een volgende keer.

Elkaar leren kennenVooral aan het begin van het schooljaar, als de groep nog onbekend is met elkaar, kun je de juiste toon zetten. Door goed te observeren merk je al snel welke kinderen sociaal en

Hoe: een negatieve sfeer ombuigen naar een positieve sfeer is heel lastig. Waak voor een neerwaartse spiraal en investeer in een goede sfeer. Geef als pedagogisch medewerker het goede voorbeeld; benader elke situatie positief. Dat werkt aanstekelijk.

>>

Page 24: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

24

gemakkelijk in de omgang zijn. Deze kinderen kun je bij een activiteit wat vaker het woord geven.Om saamhorigheid in de groep te krijgen moeten kinderen elkaar leren kennen. Dat kan op verschillende manieren en hoeft niet ingewikkeld te zijn. Je kunt kiezen voor groeps-spelletjes of voor individuele opdrachtjes. Trek bijvoorbeeld lootjes met daarop de namen van alle kinderen en vraag of ze iets te weten kunnen komen over een groepsgenoot. Laat ze informeren naar hobby’s, huisdieren, broertjes, zusjes en ouders. Daarna doet iedereen verslag; aan de rest van de groep vertellen ze iets over de ander. Je kunt de kinderen ook profielposters laten maken. Met plaatjes en tekeningen vertellen ze iets over zichzelf. Die posters krijgen een mooi plekje aan de muur.

Situatie: aan het begin van het schooljaar zitten er veel nieuwe kinderen in de groep. Ze kennen elkaar niet goed en zijn nog lang geen hechte groep.Niet doen: denken dat het vanzelf wel goed komt (als we een paar weken verder zijn, heeft iedereen een vriendje).Wel doen: geef je ogen en oren de kost. Welke kinderen zijn sociaal en gemakkelijk in de omgang? Organiseer een spel waarin kinderen meer over elkaar te weten komen. Winst: kinderen die iets van elkaar weten, houden reke-ning met elkaars gevoelens. Ruzies worden minder snel op de spits gedreven omdat ze een persoonlijke band met elkaar hebben.

VriendschapVoor kinderen is het belangrijk dat ze een vriend op de bso hebben. Dat geldt zeker voor de groten. Zonder vrienden vinden ze een dag op de bso veel minder leuk. Helaas ontstaat een vriendschap niet altijd vanzelf. Als pedagogisch

Page 25: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

25

medewerker zul je soms een handje moeten helpen; kies tijdelijk voor wat minder momenten van vrij spel en organi-seer wat meer activiteiten. Koppel daarbij de kinderen van wie je vermoedt dat ze samen een klik hebben aan elkaar. Deze aanpak komt ook van pas bij nieuwe kinderen in de groep. Blijf wel in de buurt; er zijn maar weinig kinderen die zich na een dag helemaal thuis voelen in een groep. Zorg er ook voor dat de nieuweling van begin af aan weet welke regels er zijn op de groep. Herhaal de regels op z’n tijd.

Situatie: in de groep van Ronnie (8 jaar) zitten op dinsdagmiddag geen jongens van zijn leeftijd. Hij mist een vriend. Ronnie gaat het liefst met een klasgenootje mee naar huis. Vaak vinden de ouders het goed, maar het is telkens weer een heel geregel. Maar dan komt Bas (ook 8 jaar) op de bso; hij verveelt zich op dinsdag. Het zou mooi zijn als Bas en Ronnie samen willen spe-len op de bso.Niet doen: Ronnie en Bas aan elkaar opdringen.Wel doen: Ronnie vertellen dat Bas zich op dinsdag alleen voelt op de opvang en dat hij net als Ronnie van voetballen houdt. Is het een goed idee dat Ronnie op dinsdag ook weer eens naar de bso komt?Winst: Ronnie en Bas worden maatjes en zijn allebei graag op de bso.

GroepssamenstellingVanwege het grote aantal kinderen kunnen de meeste kindercentra kiezen hoe de groepen worden samenge-steld. Vaak wordt er gewerkt met leeftijdsgroepen. Zo is de 8- plusgroep een ingeburgerd begrip aan het worden omdat de praktijk heeft uitgewezen dat kinderen zich graag met leeftijdsgenoten omringen. Ook met seksegenoten trou-wens. Jongens en meisjes willen misschien niet altijd samen spelen, maar een van de twee groepen bij voorbaat uitsluiten

is onhandig. Iedereen moet het gevoel krijgen dat hij of zij erbij hoort en mee mag doen. Het is beter zelf nee te zeggen dan niet gevraagd te worden.

OpendeurenbeleidHet is prettig voor kinderen als ze een eigen basisgroep hebben, maar daarnaast hebben ze behoefte aan vrijheid. Dat vraagt om open deuren. Voor de allerjongsten ligt dat anders; zij hebben graag een eigen plek waar de groten niet komen. Er zijn ook oudere kinderen die het moeilijk vinden

Page 26: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

26

om de stamgroep te verlaten; ze hebben hulp nodig bij het verkennen van het gebouw en komen graag terug bij hun eigen vertrouwde pedagogisch medewerker om verhaal te doen. Door de dag zo in te delen dat die momenten mogelijk zijn, bied je kinderen de mogelijkheid het maximale uit de groep en de bso te halen.

GroepsregelsGroepsregels geven kinderen, zeker de nieuwe, houvast. Tenminste, als de regels duidelijk en zinvol zijn. Denk er bij het maken van regels aan dat je er niet te veel maakt; ze worden simpelweg niet onthouden. Leg uit waarom een bepaalde regel geldt en vertel dat sommige regels anders zijn dan thuis. Regels die samen met de kinderen zijn gemaakt, zijn doeltreffender. Omdat groepen van samenstelling en leeftijdsopbouw veranderen, zijn sommige regels na verloop van tijd overbodig geworden; pas ze dan aan of schaf ze af.

2.3 Dagritme

Wat: het dagritme van de bso wordt beïnvloed door veel factoren; kleuters en grote kinderen arriveren en vertrekken op verschillende tijden, hun wensen lopen uiteen en ook de bezetting is niet elke dag hetzelfde. Toch is een goede dag gebaat bij structuur en herken-baarheid.Waarom: door een herkenbare structuur aan de dag te geven weten kinderen waar ze aan toe zijn. Tegelijkertijd zijn kinderen ook gebaat bij flexibiliteit. Soms mogen de dingen anders lopen dan verwacht. Dat voorkomt sleur en voorspelbaarheid.Hoe: een flexibele dagstructuur bereik je door op tijd te relativeren. Hecht aan zekerheden, maar durf op tijd los te laten. Kijk geregeld kritisch naar je dagprogramma. Werkt het? Wat is voor verbetering vatbaar?

Twaalf elementenIn Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar worden de twaalf vaste elementen van een bso-dag beschreven. Peda-gogisch medewerkers hebben de taak deze elementen over de dag te verdelen. De volgorde ligt niet vast. De twaalf elementen zijn: uit school halen, binnenkomst, drinken en eten, persoonlijke verzorging, individuele aandacht, vrij spel en buiten spelen, georganiseerde activiteiten, groepsmo-menten, rustige momenten, opruimen, oudercontacten en het afscheid.Al deze momenten van de dag zijn belangrijk voor kinderen. Hóé belangrijk hangt af van de leeftijd van het kind. Een kleuter die uit school komt, wil graag weten waar de peda-gogisch medewerker op het schoolplein staat en vindt het fijn als er aandacht voor hem is. Oudere kinderen zijn daar minder mee bezig. Zij zijn geroutineerd en zelfstandig genoeg om, met of zonder begeleiding, van school naar de bso te komen. Ook het eten en het drinken worden door kinderen verschillend beleefd. Sommigen van hen willen vooral hun maag vullen, anderen vinden het gezellig om een beetje te kletsen aan tafel. Verschil is er ook aan het einde van de dag; meestal willen ouders van kleine kinderen vaker en uitgebreider horen hoe de dag is verlopen dan ouders van grote kinderen.Op bijna elke bso wordt de middag begonnen met wat eten en drinken. Logisch, want de meeste kinderen hebben trek, maar niet allemaal even veel. Niet ieder kind heeft genoeg aan een biscuitje. Zijn ze flink in de groei of hebben ze gesport op school, dan kun je beter een boterham geven. Dit gezamenlijke eetmoment leent zich goed voor het aankon-digen van de rest van het dagprogramma. Zorg dat iedereen op de hoogte raakt en maak het moment niet te lang. Er zijn ook bso’s waar het gezamenlijke eetmoment is afgeschaft.

Page 27: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

Thee, limonade en koekjes staan klaar. Kinderen kiezen zelf wanneer ze wat nemen en waar ze het nuttigen. Dit werkt vooral goed bij oudere kinderen.Het dagelijkse werk op de bso bestaat uit meer dan het begeleiden van kinderen. Tussendoor liggen andere taken te wachten, zoals regelwerk en huishoudelijke taken. Sommige daarvan kun je samen met de kinderen doen. Door elke dag te vragen wie wil helpen met de afwas of de vloer vegen wordt dit een onderdeel van het dagelijkse ritme.

Keuzevrijheid of vast programma?Kinderen waarderen keuzevrijheid, zeker na een lange schooldag. Ze vinden het fijn als ze mogen kiezen tussen georganiseerde (groeps)activiteiten en vrij spel. Een dag waarop beide opties mogelijk zijn, is ideaal. Een moment van verveling en niks doen is daarbij heel gewoon en hoeft, zolang het niet omslaat in lamlendigheid, geen probleem te zijn. Sommige kinderen doen liever niet mee aan een groepsactiviteit, maar als ze een duwtje in de rug krijgen, blijken ze er toch plezier in te hebben.

27

Situatie: drie uur ’s middags; je bent nog bezig voor-bereidingen te treffen voor een schilderactiviteit. Dan stromen de kinderen binnen. De een druk, de ander stil of zelfs sip. Iedereen verdient aandacht, maar hoe? Niet doen: doorgaan met het neerleggen van de spullen, want over een halfuur wil je beginnen met schilderen.Wel doen: kinderen willen na een schooldag eerst even ‘landen’. Zorg dat daar rust en ruimte voor is. Stop met redderen en regelen en begin wat later met de activiteit. Komt de activiteit misschien niet af? Jammer, volgende keer beter. Kinderen die echt behoefte hebben aan een gesprek, beloof je later meer tijd.Winst: als alle kinderen het gevoel hebben dat ze welkom zijn, ontstaat er een prettige sfeer. Ze zijn ook eerder in voor een activiteit. De een wat sneller dan de ander. Dat is oké.

Page 28: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

28

Wissel in jouw activiteitenaanbod geplande activiteiten af met momenten voor vrij spel en maak duidelijk aan de kinderen wat van ze verwacht wordt. Moeten ze meedoen of mogen ze meedoen? Denk aan een prettige afwisseling van drukke en rustige activiteiten. Kies voor elke activiteit de juiste plek.

Een extra activiteitSommige bso’s bieden huiswerkbegeleiding aan. Dit gebeurt bij voorkeur op een vast moment op een rustige plek. Kinderen worden op weg geholpen en op de achtergrond is de pedagogisch medewerker aanwezig voor hulp. Uit onder-zoek is gebleken dat ouders huiswerkbegeleiding op prijs stellen. Kunnen de kinderen op een externe locatie een extra activi-teit volgen? Zorg er dan voor dat ze goed zijn ingelicht over het halen en brengen. Let erop dat deze momenten niet te veel tijd innemen en dat de kinderen die niet meedoen geen hinder ondervinden van het geregel. Lang wachten omdat andere kinderen iets gaan ondernemen, is niet leuk.

Voorschoolse opvang en vakantieSommige kindercentra openen hun deuren voor de voor-schoolse opvang. Voor kinderen met een inspannende schooldag voor de boeg is het belangrijk dat deze tijd rustig wordt doorgebracht. Beperk het activiteitenaanbod tot boekjes, puzzels en tekenspullen.Tijdens de schoolvakantie heb je te maken met lange dagen. Een goed dagritme is dan helemaal belangrijk. In het begin van de vakantie zijn kinderen misschien moe en willen ze het liefst een beetje hangen. Met warm weer is dat nog beter te begrijpen. Begin de dag daarom kalmpjes aan en zorg voor voldoende rustmomenten. Kinderen vinden een bijzon-dere activiteit leuk, maar elke dag iets extra’s organiseren is onnodig. Vraag de kinderen wat zij in de vakantie willen doen en zorg voor een goede voorbereiding. Vergeet niet de ouders in te lichten als het dagprogramma afwijkt van normaal.

Page 29: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

Voorkómen van sleurStructuur betekent niet dat je alles steeds opnieuw op dezelfde manier doet. Het betekent wel dat een dag herken-baar verloopt. Je kunt prima variëren met de invulling van vaste momenten. Eten hoeft niet altijd aan een grote tafel. Kies eens voor een buffet of een picknick. En wil je elke dag een georganiseerde activiteit aanbieden, dan kan dat de ene week sport en de week daarop knutselen zijn. Flexibiliteit is noodzakelijk. Hebben kinderen het naar hun zin tijdens het buiten spelen en kent hun zelfverzonnen spel ongekende mogelijkheden, dan moet de limonade binnen even wachten. Of naar buiten worden gebracht. Heb je een leuk voorstel voor een creatieve activiteit, maar heeft bij nader inzien niemand zin, dan gaan de knutselspullen onge-bruikt terug in de kast.

Situatie: op de sport-bso willen de kinderen niet mee-doen aan een geplande vijfkamp. Ze hangen wat rond en lijken zich vooral te vervelen.Niet doen: zeggen dat ze nu eenmaal op een sport-bso zitten en mee moeten doen.Wel doen: vragen of ze, na een korte pauze, willen hel-pen het parcours uit te zetten – misschien te verbeteren – en willen nadenken over de trofee. Er zal altijd een groepje zijn dat hiervoor enthousiast te maken is. De rest volgt meestal vanzelf. En zo niet, jammer dan. Winst: de meeste kinderen worden graag betrokken bij de organisatie. Zonder dat je de leiding verliest, geef je ze het gevoel dat hun bijdrage het verschil maakt.

2.4 Kinderparticipatie

Wat: kinderparticipatie betekent kinderen een stem geven in zaken die hen direct aangaan: het programma, de inrichting, groepsregels en het eten.

Doel: kinderen stimuleren zelf initiatieven te nemen en ze leren dat hun mening ertoe doet. Door de dialoog aan te gaan ontstaat een gevoel van saamhorigheid en erkenning. Dat is sfeerbevorderend.Hoe: neem de kinderen serieus. Zorg dat je geregeld met ze in gesprek gaat. Niet terloops, maar in een dui-delijke setting.

29

Page 30: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

30

Kinderparticipatie gaat verder dan aan kinderen vragen wat zij willen. Hen betrekken bij de uitvoering ervan is minstens zo belangrijk. Hoever je daarin gaat, is een keuze. Bij kinder-participatie draait het om samen denken, samen beslissen, samen meedoen en samen verantwoordelijk zijn. De meest in het oog springende onderwerpen waar je kinderen over mee kunt laten praten, zijn de groepsregels, de inrichting en spelmaterialen van de binnen- en buitenruimte, het programma en het eten en drinken.

Situatie: de herfstvakantie begint over een week. Met de kinderen wordt een programma gemaakt. Ze willen graag hutten bouwen, maar daar is onvoldoende mate-riaal voor aanwezig.Zeg niet: ‘Leuk idee, maar te kort dag. Laten we dat in de zomervakantie doen.’Zeg wel: ‘Leuk idee, hoe gaan we dat aanpakken? Wie heeft er een idee over hoe we aan hout kunnen komen?’Winst: met elkaar kom je een heel eind. Als de peda-gogisch medewerker enthousiast meedenkt, kunnen problemen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Een kind zegt bijvoorbeeld dat zijn ouders een grote bus heb-ben, de vuilstort wordt gebeld en blijkt pallets te willen geven. Volgende week mag alles opgehaald worden.

MedezeggenschapDe manier waarop de kinderparticipatie geregeld is op een bso, kan veel vertellen over de wijze waarop pedagogisch medewerkers kunnen participeren in hun eigen kinderop-vangorganisatie. Hoeveel medezeggenschap heb jij bij de organisatie waar je werkt? Ben je daar tevreden over? Hoe voelt het voor jou als er niet naar je mening wordt gevraagd? Zoals jij graag serieus genomen wilt worden, zo willen kinderen dat ook.

Page 31: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

31

Kinderparticipatie betekent trouwens niet dat kinderen altijd hun zin krijgen. Of dat de meeste stemmen altijd gelden. Het betekent wel dat je je besluiten motiveert. Kinderen zullen dit waarderen en overnemen. Ze merken dat verschillende meningen prima naast elkaar kunnen bestaan. Leg uit dat sommige plannen om logistieke of financiële redenen niet door kunnen gaan. En onderstreep het belang van een compromis. In een groep met zo veel verschillende kinderen van uiteenlo-pende leeftijden en culturen – en verschillend van geslacht – is het altijd een kwestie van geven en nemen. Door aandacht te schenken aan kinderparticipatie binnen de bso ervaren kinderen al vroeg de essentie van burgerzin en democratisch handelen.

VergaderenVergaderen is niet gemakkelijk. Het is slim tijd te steken in vergaderles. Houd rekening met de leeftijd van de kinderen; hoe ouder een kind is, des te beter kan het zich in een ander verplaatsen. Maar ook de jongste kinderen kunnen meedoen aan een participatievergadering. Laat de vergadering in dat geval niet te lang duren. Voor kinderen tot 8 jaar is twintig minuten meer dan genoeg. Zorg er in elk geval voor dat het onderwerp aansluit bij hun ervaringen. Een kindervergadering houd je niet ‘even snel tussendoor’. Het is belangrijk dat je het juiste moment kiest met voldoende tijd en aandacht. Zorg ervoor dat je een agenda hebt en geef jezelf de rol van gespreksleider, zonder nadrukkelijk de baas te spelen. Beloof iedereen spreektijd en vat de meningen van kinderen samen om te kijken of je alles goed begrepen hebt. Als er afspraken worden gemaakt, worden die genoteerd. Natuurlijk geef je ook vervolg aan de plannen en beloften: anders zal het animo voor een volgende kindervergadering niet groot zijn.Wil een heel direct gesprek niet lukken, probeer dan een ‘doe-vorm’, en laat bijvoorbeeld een poppenkastpop vragen wat de kinderen leuk vinden. Gaan ze graag naar buiten of willen ze vaker binnen spelen? Welke spelletjes ontbreken in de kast? Laat ze voor de kast staan en vraag ze de beste spellen aan te wijzen.

2.5 Spelen: een noodzakelijke behoefte

Situatie: de buitenspeelplaats is weinig uitdagend. Kin-deren en pedagogisch medewerkers zijn het erover eens dat het anders moet.Niet doen: de kinderen vragen hun droomspeelplaats te tekenen. Daarmee geef je ze het idee dat alles mogelijk is.Wel doen: de kinderen vragen wat op de huidige speelplaats wel goed is en wat ze zouden willen ver-beteren. Loop met ze naar buiten en maak het con-creet.Winst: door reële mogelijkheden te schetsen en gerichte vragen te stellen geef je kinderen werkelijk het gevoel dat ze een verschil kunnen maken. Ze zullen zich serieus genomen voelen.

Wat: er zijn veel manieren om te spelen: met begeleiding, samen, alleen, buiten, binnen en met of zonder attributen. Alle vormen zijn belangrijk, maar het allerbelangrijkst is >>

Page 32: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

32

Vrij spelKinderen leren het meest als ze spelen. Ze oefenen hun motoriek, verkennen hun creativiteit en ontwikkelen hun denkvermogen en fantasie. Door gerichte activiteiten aan te bieden kun je het accent op een van deze vaar-digheden leggen. Toch is vrij spel het allerbelangrijkst. Pas dan doen kinderen aanspraak op hun eigen talent en vermogen. De meeste kinderen vermaken zichzelf, maar

dat een kind in staat is vrij te spelen zonder dat een ander voortdurend bedenkt hoe, wat, waar en met wie.Waarom: een kind ontwikkelt zich het best als het veel speelt. In veilige spelsituaties ontdekt het van alles over zichzelf en over de wereld om zich heen.Hoe: de meeste kinderen spelen van nature uit zichzelf, maar soms moet je ze op weg helpen. Dat doe je door het creëren van goede voorwaarden. Je zorgt voor een veilige plek en uitdagend materiaal. Meespelen kan ook helpen.

soms duurt het even voordat ze lekker aan de gang zijn. Het lijkt of ze zich eerst moeten vervelen en dan pas een idee krijgen. Dat is normaal en onvermijdelijk. Een lijst opsommen met wat ze allemaal kunnen doen, helpt niks. Het beste is om af te wachten en te zorgen voor de juiste voorwaarden. Het belangrijkste kenmerk van vrij spel is dat er wat te kiezen valt; dit bereik je alleen met een gevarieerd spelaanbod. Als de kinderen eenmaal een keuze hebben gemaakt, mogen ze zelf bepalen hoe ze hun spel spelen. Ze zijn vrij in het verzinnen van nieuwe regels en doelen.Vrij spelende kinderen beslissen zelf wanneer ze uitgespeeld zijn. Soms zijn kinderen vooral aan het praten over wat ze willen maken of welke spelregels er gelden. Ook dat is onderdeel van het spel.

VariatieHoud rekening met verschillende vormen van spel. Kinderen willen misschien eerst rennen en klimmen en daarna uitblazen met een stripboekje of bij de computer. Denk dus aan een afwisseling van rustig spel, bewegen, creativiteit, constructie, fantasie, gezelschapsspel, computer en buiten zijn. Lees in paragraaf 2.6, ‘De kunst van het inrichten’, hoe je ervoor zorgt dat verschillende activiteiten op hetzelfde moment kunnen plaatsvinden.

Toekijken vanaf de zijlijnAls kinderen spelen, heb je de gelegenheid het spelverloop te observeren. Zolang het kan, houd je afstand. Letterlijk en figuurlijk. Verdwijn af en toe echt uit het zicht. Je geeft ze daarmee meer zelfstandigheid; in plaats van jou een vragende blik toe te werpen bij problemen gaan ze zelf op zoek naar een oplossing. Kleuters vinden het juist wel prettig als de pedagogisch medewerker in dezelfde ruimte is als zij. Ook als die niet meespeelt. Over dat meespelen met kinderen zijn de meningen overigens verdeeld. Als je wilt dat kinderen zelf-standig aan de slag gaan, pas je het activiteitenaanbod aan.

>>

Page 33: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

33

Geen zinIeder kind heeft wel eens nergens zin in. Dat is normaal gedrag, maar kinderen die nooit ergens zin in hebben, verdienen extra aandacht. Misschien zitten ze niet lekker in hun vel of krijgen ze geen aansluiting bij andere kinderen. Door het kind te obser-veren en direct te vragen wat er is, krijg je misschien zicht op de situatie. Neem het probleem in elk geval serieus.Meestal is een eenvoudige impuls genoeg en helpt het als je het kind iets aanbiedt wat dicht bij zijn belangstelling ligt. Bij crea-tieve kinderen haal je de klei weer eens tevoorschijn en begin je samen aan iets moois. Als er eenmaal flink gekleid wordt, kun je

Situatie: Sarah en Julia gaan met lego spelen. Ze willen een huis bouwen voor een heel gezin. Na een halfuur staat er slechts een klein muurtje en zijn ze volop in gesprek over hoe het huis eruit zal gaan zien en wie er allemaal mogen wonen.Niet doen: erbij gaan zitten en vragen waarom er nog geen huis is gebouwd. Lukt het soms niet?Wel doen: vanaf de zijlijn de meiden in de gaten hou-den. Zolang de sfeer goed is, is er niks aan de hand. Pra-ten, overleggen en fantaseren is ook spelen.Winst: ingrijpen is niet nodig en kan zelfs storend zijn. De pedagogisch medewerker houdt tijd over voor andere dingen. Als er een vraag om hulp komt, kun je je er altijd nog mee bemoeien. Houd daarom alleen een oogje in het zeil.

Dit betekent weinig of geen georganiseerde groepsspelletjes, maar wel een goed gesorteerde spelletjes- en knutselhoek.

Page 34: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

34

Leren spelenGeen zin kun je ook verwarren met onkunde. Sommige kinderen kunnen niet spelen, omdat ze het nooit geleerd hebben. Ze zijn niet opgegroeid met klei, lego of blokken. Deze kinderen zullen een inhaalslag moeten maken. Dat vraagt geduld en zal soms erg lastig zijn. Zomaar achter de poppenkast kruipen is voor hen een ingewikkelde opgave. Ze hebben te weinig ervaring met doen alsof; daar voelen ze zich ongemakkelijk bij.Ook vragen of ze mee mogen spelen, is voor sommige kinderen ingewikkeld. Ze zijn bang voor een afwijzing of weten niet goed hoe ze zichzelf kunnen uitnodigen. Je kunt een kind helpen door subtiel zijn of haar wens bij een spelend groepje te verwoorden. Zeg iets als: ‘Rosa, jij houdt toch ook van knutselen? Er is nog een plekje vrij aan tafel.’

Situatie: vrienden Ibrahim en Tom hangen al geruime tijd op de bank. Eerst leken ze nog een beetje te dol-len, maar nu ontstaan spanning en irritatie. Normaal gesproken zijn ze allang aan het tafeltennissen. Niet doen: ingrijpen en zeggen dat ze nu toch echt eens wat moeten gaan doen. Als ze niks weten, stuur je ze naar de pingpongtafel of naar buiten.Wel doen: vragen of ze zin hebben in een mini-tafelten-niscompetitie. Misschien willen ze deelnemers ronselen. Jij doet in elk geval mee.Winst: door een concreet voorstel te doen verander je de sfeer en de toon. De meeste kinderen vinden het leuk als de pedagogisch medewerker meedoet.

je terugtrekken. Door te zeggen dat je ergens anders nodig bent, laat je kinderen weten dat zij rustig door kunnen gaan.

Page 35: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

Buiten spelenBuiten verzinnen kinderen sneller eigen spel. Ze bewegen meer en gaan vrijer met elkaar om. Kortom: buiten spelen is heel belangrijk. Maar dat geldt vooral als de buitenruimte natuurlijk en gevarieerd is. Onderzoek wijst uit dat Neder-landse kinderen weinig buiten spelen. Op veel plekken is het aanbod ook niet uitdagend of gevarieerd. Als je zelf naar buiten gaat, volgen kinderen meestal vanzelf. Vooral als je het initiatief neemt, door bijvoorbeeld de fietsen buiten te zetten of de planten water te geven. Kinderen willen graag helpen en komen achter je aan. Kinderen die hun draai niet kunnen vinden, help je op weg door de buitenruimte met ze te verkennen. Wijs ze op het spel van andere kinderen en ontdek waar hun belangstelling ligt. Bouwen ze binnen graag met de blokken, dan is de kans groot dat ze een hut of zand-kasteel willen maken. Soms helpt een concreet voorstel: ‘We hebben een nieuw springtouw. Wil jij het proberen?’

Situatie: Jelle (bijna 11 jaar) speelt vaak met de groot-ste kinderen van de groep. Hij is fysiek handig en haalt stoere streken uit. Maar soms zie je hem een hele tijd dralen bij een groepje jongere kinderen, die met play-mobil in de weer zijn.Niet doen: negeren. Hij zoekt vanzelf wel weer zijn grote vrienden op.Wel doen: informeren of hij mee wil spelen met de andere kinderen. Wil hij soms helpen met het bouwwerk?Winst: leeftijdsgrenzen hanteren kan handig zijn, maar wees niet te strikt. Kinderen grijpen graag terug naar iets van ‘vroeger’. Dat erkennen is prettig voor het kind.

35

Page 36: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

36

Georganiseerd spelKinderen houden van bijzondere activiteiten. Die brengen hen in contact met het onbekende. Ze ontdekken nieuwe kanten van zichzelf. Ze merken misschien dat ze in een ‘flow’ komen omdat ze iets doen wat ze fijn vinden. Dat is een positieve ervaring. Bij georganiseerd spel liggen het initiatief en de orga-nisatie bij de pedagogisch medewerkers. Zij hebben de leiding en geven duidelijk aan wanneer het spel begint en is afgelopen. Aan de kinderen wordt duidelijk gemaakt dat ze niet zomaar kunnen afhaken. Bij een georgani-seerd spel staat plezier voorop, maar een wedstrijdele-ment kan best. Omgaan met winnen en verliezen hoort immers bij het leven. Door met wisselende groepen te werken wint iedereen wel een keertje. Je kunt ook prijzen uitreiken voor verschillende onderdelen. Bouwen jullie torens, beoordeel deze dan op de behaalde hoogte en de creativiteit.Het is een misverstand dat georganiseerde activiteiten veel geld kosten. Door creatief te zijn bespaar je veel geld. Bedenk

Situatie: een groepje 8-jarigen zondert zich bewust af achter de struiken. Vanaf het pleintje zijn de kinderen niet te zien. Nieuwsgierige kleuters worden weggewimpeld.Niet doen: na een halfuur ingrijpen: ‘Zo is het wel genoeg. Ik kan jullie niet in de gaten houden. Straks gebeuren er ongelukken.’Wel doen: vertrouwen erin hebben dat de kinderen zich aan de algemene regels houden en ze hun gang laten gaan. Onderwijl doe je iets anders met de kleintjes en ga je af en toe kijken of alles nog goed gaat.Winst: kinderen ervaren de broodnodige behoefte aan privacy. Je ongezien wanen draagt bij aan een gevoel van vrijheid en zelfstandigheid; 8-jarigen zijn daar echt aan toe.

Page 37: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

37

Nieuwe mediaNieuwe media zijn niet meer weg te denken uit een kinder-leven. Het ligt voor de hand de gebruiksregels af te stemmen op de visie van het kindercentrum. Is het voornaamste doel een thuissituatie te creëren, dan zal het gebruik van computers en gameboys toegestaan zijn. Is het doel van het kindercentrum kinderen een avontuurlijk en uitdagend aanbod te bieden, dan gelden andere regels. Mogen ze op Hyves of Facebook met klasgenootjes chatten of vind je dat ze alleen maar met andere bso-kinderen een spelletje mogen doen? Hoelang mogen ze achter een scherm en met hoeveel kinderen tegelijk? Goede afspraken zijn onontbeerlijk. Blijf in elk geval informeren naar wat ze op de computer hebben gedaan en schuif af en toe aan om mee te doen. Zo houd je zicht op de activiteiten en blijf je bij over wat kinderen al kunnen op dit gebied.

Risico’s en gevarenAls pedagogisch medewerker schipper je voortdurend tussen loslaten en beschermen. Kinderen moeten op den duur opgroeien

tot zelfstandige volwassenen, die zelf kunnen beslissen over wat goed voor ze is en wat niet. Om dat punt te bereiken moet het kind zich stapsgewijs los kunnen maken van een volwassene. Dat kan alleen als de volwassene los durft te laten.Tijdens het spel zijn er veel momenten waarop je als pedago-gisch medewerker moet beslissen of je loslaat of ingrijpt. Kan een 8-jarige alleen buiten spelen? Mag een 6-jarige hoog in een boom klimmen? Laat je een kleuter met een schroeven-draaier aan de gang gaan?Wat je besluit, hangt af van verschillende factoren. Wat heeft het kind al eerder laten zien? Ging dat probleemloos of bleek hulp bij nader inzien toch nodig? Is het kind van nature overmoedig of voorzichtig? Hoeveel tijd heb je zelf om in de buurt te blijven en uitleg te geven?Uiteindelijk bepaalt de pedagogisch medewerker welke acties toegestaan zijn. Wel ben je het aan de kinderen verplicht uit te leggen waarom je iets verbiedt. Ga over dit onderwerp regelmatig in gesprek met kinderen, ouders en teamgenoten. Misschien blijk jij te voorzichtig en bescher-mend. Of juist te overmoedig!

Situatie: in de 4-plusgroep zijn een paar actieve meisjes, die dol op muziek zijn. In de 8-plusgroep zijn er meisjes die op dansles zitten en ook op het centrum graag in beweging zijn. Niet doen: de groepen strikt gescheiden houden.Wel doen: kansen zien. Willen de grote meisjes niet een dansworkshop geven? De pedagogisch medewerker kan helpen. Verzin samen met de meiden een haalbaar pro-gramma.Winst: iedereen danst. De grote meisjes ontwikkelen hun organisatietalent en de kleintjes leren nieuwe pasjes.

ook dat er veel deskundigheid in huis is. Bij collega’s of bij de kinderen zelf.

Page 38: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

38

Aan de slagEr zijn bso’s in het bos, in een buurthuis of in een boerderij, met een zee aan binnen- en buitenruimte waarin alle kinderen onbegrensd kunnen rennen, knutselen en hangen. Dit ideaal is niet voor elk kindercentrum weggelegd, maar bedenk dat van vrijwel elk centrum een fijne en goed ingedeelde ruimte te maken is. Dit lukt het best als je de mogelijkheden verkent en weet waaraan een goede inrichting voldoet.

Inventariseren en observerenJe haalt meer uit de binnen- en buitenruimte met een goed inrichtingsplan. Dit begint met het kijken naar het gedrag van kinderen in de ruimte; zo zie je wat kinderen nodig hebben. Doe dit samen met collega’s en vergelijk jullie bevin-dingen. Elke mening telt.Hoe ga je te werk? Bekijk de ruimte die je wilt aanpakken een keer met en zonder kinderen erin. Verplaats je in het kind en geef jezelf eerlijke antwoorden op vragen als: ‘Zou ik rustig bijkomen op een bank vlak naast de voetbaltafel?’ Heeft jouw bso een bepaald thema en zijn de inrichting en het spelaanbod daar helemaal op afgestemd, zorg dan toch voor een plek waar andere dingen gedaan kunnen worden.

Wat: een goed ingerichte ruimte biedt voor ieder wat wils. Dat geldt voor binnen en buiten. Er wordt rekening gehouden met leeftijden en de aard van het spel.Waarom: als kinderen zich prettig en ongestoord kun-nen bewegen in het kindercentrum, is de kans op ruzie kleiner. Ze zitten minder snel in elkaars vaarwater. In goed ingerichte ruimten ontwikkelen kinderen zich fysiek en emotioneel beter.Hoe: verdeel de ruimte in goed gescheiden zones en werk met een plan. Stem activiteiten en ruimten op elkaar af.

2.6 De kunst van het inrichten

Page 39: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

39

Effect van de inrichtingEen ruimte die niet goed ingericht is, heeft een negatief effect op het gedrag van kinderen. Kinderen komen moeilijk in hun spel en de verveling slaat toe. Denk aan te krap, te lawaaierig, te veel prikkels en te vol. Een ruimte die nadruk-kelijk ‘kidsproof’ is gemaakt, is onpersoonlijk en onaantrek-kelijk. Er kan dan misschien niet veel kapot, een warme uitstraling is er niet. Omgekeerd geldt ook dat een goede inrichting een positieve invloed op de sfeer heeft. Kinderen kunnen zich dan beter concentreren op hun spel en lopen elkaar minder in de weg.

HoekenDoor voldoende verschillende hoeken te creëren is er voor verschillende groepjes kinderen een plek naar keuze. Als je verscheidene lokalen of kamers tot je beschikking hebt, is dat eenvoudiger dan wanneer er slechts één lokaal is. In dat geval werk je met grote kasten, banken en vloerkleden.Bij het creëren van hoeken moet je goed weten of de beschik-bare ruimte geschikt is voor de geplande activiteit; is er water in de knutselhoek, elektriciteit in de computerruimte, goede ventilatie in het stoeilokaal? Kijk of rustige en drukke zones voldoende van elkaar gescheiden zijn en zorg ervoor dat elke hoek bereikbaar is zonder andere hoeken te moeten door-kruisen. Begrens een hoek duidelijk. Leg bijvoorbeeld een kleed op de vloer en gebruik een kast of gordijn als zijwand. Maak tot slot duidelijk voor welk spel de ruimte bedoeld is.

Slim indelenBij het inrichten en indelen van een kindercentrum moet je het doen met enkele vaste gegevens: de beschikbare vierkante meters, het aantal ruimten en de vorm van de lokalen. De ruimte vergroten door een ingrijpende verbouwing is meestal niet aan de orde, maar misschien is het wel mogelijk andere ruimten in de nabije omgeving te gebruiken, zoals de gymzaal, de gang of een schuur. Extra werk- en speelruimte krijg je door brede vensterbanken en door een plank met opklapbare

schragen. Wees ook inventief met het meubilair. Een grote tafel is praktischer, maar een kleine eigen tafel is vaak leuker. Stapelbare krukjes zijn handiger dan losse stoelen en aan de pingpongtafel kan ook geknutseld of gegeten worden.Het is leuk en slim kinderen bij de inrichting te betrekken. Op een zelfgeverfde muur in een zelfgekozen kleur zullen ze trots zijn. Dat verhoogt het gevoel van: ‘hier hoor ik’.

Page 40: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

40

VerlichtingHoud ook rekening met de verlichting. Voor knutselen en lezen heb je meer licht nodig dan voor hangen in de chill-hoek. Is er een theaterpodium, dan maak je indruk met wat spotjes. Met de juiste verlichting creëer je sfeer. Net als met goede kleuren. Kijk uit met lampen die te heet worden. Led-verlichting is veiliger omdat er geen warmte vrijkomt.

Materialen naar leeftijdElke leeftijd vraagt om eigen speelgoed, maar soms grijpt een kind naar speelgoed waarvan je dacht dat hij of zij zich daar te groot voor voelde. Dat is logisch. Hanteer de leef-tijdsgrenzen dan ook niet te strikt en haal niet al het speel-goed voor kleine kinderen weg bij de groteren.

Nieuwe kleutersKleuters maak je blij met fietsjes en een ruimte waarin ze erop kunnen rijden. Verder brengen ze graag hun nieuw verworven vaardigheden in praktijk met puzzels, spelletjes, schriftjes en poppen waarmee ze schooltje kunnen spelen.

Logisch aanbieden van speelgoedDenk goed na over de vaste plek van het speelgoed: kleispullen vlak bij de tafel, blokken vlak bij de bouwhoek, verf in de buurt van een kraan en de boeken bij een beschut en gezellig zitplekje. Het klinkt logisch, maar soms is het toch niet duidelijk genoeg.

Situatie: in de 4-plusgroep liggen de spelletjes in een kast met een dichte deur. De kinderen rennen naar de kast om een spel uit te kiezen.Niet doen: spelletjes zo hoog in een kast opbergen dat de kinderen er niet bij kunnen en jou moeten vragen om hulp.Wel doen: de spelletjes bereikbaar aanbieden, zodat de kinderen ze zonder te vragen kunnen pakken. Maak afspraken over het terugzetten en heel houden van het speelgoed.Winst: kinderen willen niet steeds vragen of ze ergens mee mogen spelen. Sommigen van hen maken om die reden dan maar een andere keuze. Zelf het speelgoed kiezen en pakken geeft ze een gevoel van zelfstandigheid.

Page 41: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

41

5-jarigenEenmaal gewend aan school storten de oudere kleuters zich op fantasie die gebaseerd is op het werkelijke dagelijkse leven. Ze spelen winkeltje, vader en moedertje en zieken-huisje. Een goede verkleedkist is een must.

7- en 8-jarigenKinderen uit groep drie en vier willen fysiek bezig zijn. Binnen doen ze dat graag met blokken en autootjes. Ze wagen zich achter de tafeltennistafel of de ‘good old’ sjoelbak.

De oudstenBijna van school en toch naar de bso? Zorg dan voor echte uitdagingen met niet te kinderachtige materialen. Koop goede knutselspullen (echte lijm, mooi papier, een naaimachine, scherpe scharen en techniekdozen). Daar-naast zijn weet- en denkspelletjes favoriet: Monopoly, Stratego en schaken. Informeer ook naar (educatief) verantwoorde computerspellen die met elkaar gespeeld kunnen worden.

Verschillen tussen jongens en meisjesJongens en meisjes spelen vaak apart. Meestal zijn het jongensgroepjes die de grootste fysieke ruimte claimen. Dat is prima, maar waak ervoor dat de meiden, en even-tuele andere groepen, niet in de verdrukking komen. Maak afspraken over de tijd en manier waarop een bepaalde ruimte, zoals de computerhoek, bezet mag worden. Soms is lawaai onvermijdelijk. Van kinderen verlangen dat ze rustiger moeten doen, is niet reëel. Met name de activi-teiten waarbij kinderen luidruchtig kunnen zijn, kunnen beter in aparte ruimten worden gedaan. Zo worden andere kinderen niet afgeleid. De consequentie hiervan is wel dat je niet voortdurend toezicht hebt. Als je regelmatig even gaat kijken of alles goed gaat, hoeft dat echter geen probleem te zijn.

BuitenKinderen willen een uitdagende, veilige en aantrekkelijke buitenruimte bij hun bso. Net als bij de binnenruimte geldt ook hier dat er voor ieder kind iets te beleven valt. Een avontuurlijke en gevarieerde buitenruimte heeft een grote aantrekkingskracht op kinderen; ze zullen sneller naar buiten willen. En daar kun je als pedagogisch medewerker alleen maar blij mee zijn, want buiten spelen is heel gezond, leuk en belangrijk! Door het juiste spelmateriaal aan te bieden ontdekken kinderen de lol van sportief bewegen, hutten bouwen en watergeulen graven. Soms blijkt de openbare ruimte in de buurt een waardevolle aanvulling te zijn.Vaak wordt gezegd dat het veranderen van een buitenruimte duur is. Maar tegels eruit halen en aarde storten is niet prijzig. Boomstronken, lakens en eenvoudig gereedschap zijn evenmin duur. En zolang de waterpomp nog op je verlanglijst staat, neem je gieters en een tuinslang. Het is leuk en zinvol samen met collega’s de bestaande buitenruimte kritisch te bekijken. Door het speelgedrag van de kinderen te obser-veren kom je een hoop te weten. Noteer wat er goed is en wat er ontbreekt. Vergelijk de lijsten met elkaar. En maak een plan, want een goed begin is het halve werk.

Page 42: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

42

Voordelen van groenEen groene buitenruimte daagt uit tot inventief en geva-rieerd spel. Een kale vlakke vloer is niet inspirerend. Een groene omgeving met hoogteverschillen en harde en zachte ondergronden wel. Daar ontstaan riddergevechten, sprook-jeslanden en avonturentochten.Scandinavische onderzoekers hebben ontdekt dat spelen in een natuurlijke omgeving helpgedrag stimuleert en dat conflicten minder voorkomen. Hetzelfde onderzoek laat zien dat jongens en meisjes van verschillende leeftijden in een groene omgeving meer met elkaar spelen dan in een bebouwde omgeving of binnen. In een uitdagende omgeving leren kinderen bovendien beter risico’s in te schatten.

Variatie van het speelveldVervuiling, onnatuurlijke kleuren en een vlakke vloer vinden kinderen onaantrekkelijk. Ook hier geldt het belang van

Situatie: het kindercentrum heeft een grote buiten-ruimte die vooral uit tegels bestaat. Er wordt gevoet-bald, geknikkerd en gefietst. Helaas is er weinig groen te bespeuren. Geld voor een grondige metamorfose is er niet.Niet doen: accepteren dat het nu eenmaal zo is en hopen op betere tijden en een ruimer budget.Wel doen: kijken wat er wel mogelijk is. Kunnen sommige tegels vervangen worden door gras, moes-tuin of vaste planten? Zijn er ouders die kunnen helpen?Winst: het aanpakken van de buitenruimte hoeft niet in de papieren te lopen. Door gebruik te maken van con-tacten en goedkope oplossingen kan een saai tegelplein veranderen in een gevarieerde ruimte, waar ook de kin-deren die graag een beetje willen prutsen met zand en water tot hun recht komen.

Page 43: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

43

variatie. Op tegels kun je touwtjespringen, op een grasveld bouw je een tent en van een heuvel kun je rollen. Op een overdekt terras kun je ook in de regen buiten spelen. Bomen voorzien in verstopplekken en schaduw. Zand en water zijn een gouden combinatie en ideaal voor de buitenspeelplaats. Is er geen buitenkraan in de buurt van de zandbak, zorg dan voor een regenton, goede emmers en een tuinslang. Wees inventief.

Situatie: een sombere dag in juli. De regen klettert naar beneden. De kinderen hadden zich verheugd op een dag in het zwembad en komen met hun zwemspullen naar de bso.Niet doen: onverbiddelijk zeggen dat het zwemmen niet doorgaat. Volgende keer beter!Wel doen: vragen of de kinderen zin hebben in een avontuur. Iedereen die wil, mag in zijn zwemkleding naar buiten. Handdoeken blijven binnen. Daarna is er warme chocolademelk.Winst: ondanks de regen hebben de kinderen een onvergetelijke dag. Samen ontdekken jullie dat spelen in de regen leuk is.

Juiste kledingMet de juiste kleding is buiten spelen altijd mogelijk. Maak aan de kinderen en hun ouders duidelijk dat vies en nat worden onvermijdelijk is bij het buiten spelen. Zorg dat ze regenjassen, laarzen en oude kleding bij de hand hebben. En vergeet je eigen outfit niet aan te passen.

Page 44: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

44

Oplettend rondkijkenOplettend rondkijken doe je als pedagogisch medewerker eigenlijk de hele dag. Het stelt je in staat bewust en over-dacht in te grijpen bij dagelijkse kwesties. Doordat je het gedrag van een kind kent en herkent, heb je afwijkend gedrag sneller in de gaten.

Wat: observeren is meer dan oplettend rondkijken. Je kijkt gerichter en systematisch. Wat je waarneemt, leg je vast en gebruik je in je handelen.Waarom: observeren en volgen doe je niet alleen om problemen te signaleren, maar ook om positieve dingen te ontdekken. Je krijgt informatie waar je je voordeel mee kunt doen.Hoe: bedenk van tevoren waar je naar kijkt. Ga onbe-vooroordeeld te werk. Luisteren hoort ook bij observe-ren. Spreek met je collega’s af hoe je te werk gaat.

Observeren: meer dan kijken alleenSoms is oplettend rondkijken niet genoeg. Als je merkt dat iets niet lekker loopt met een kind, maar je niet weet wat dat precies is, kun je besluiten gericht te gaan observeren. Dat gaat verder dan oplettend kijken.Observeren doe je aan de hand van een plan. Van tevoren bedenk je precies waar je op gaat letten en hoe je je bevin-dingen zult verwerken. Observeren doe je niet op eigen houtje. Je betrekt teamgenoten en leidinggevenden bij je voornemen en de uitvoering. Hun mening is belangrijk. Samen trek je eerlijkere conclusies dan alleen. Twee paar ogen zien immers meer dan één. Dat geldt overigens alleen als jullie dezelfde kijkmethode hanteren.

Situatie: Bernadette en haar broertje Koos komen samen naar de bso. Bernadette wil met haar vriendin-nen spelen, maar Koos trekt haar, zoals elke dag, mee naar de tafel met zijn leeftijdsgenootjes. Daar wordt gepuzzeld. Onder licht protest volgt ze haar broertje, intussen kijkend naar de andere meiden. Lusteloos speelt ze met een puzzelstukje. Niet doen: geen aandacht aan de situatie besteden. Zolang er geen ruzie en onenigheid ontstaat, is er niets aan de hand. Wel doen: naar de tafel van Koos en Bernadette lopen en vragen of ze liever iets anders wil doen. Als Koos onmiddellijk roept dat zijn zusje bij hem moet blijven, weet je dat je gelijk hebt; Koos wil zijn zusje voortdu-rend in de buurt hebben. Bernadette is loyaal, maar ongelukkig met de situatie. Je stelt voor dat ze lekker bij haar vriendinnen gaat zitten en dat jij bij Koos blijft puzzelen.Winst: doordat je al een tijdje in de gaten hebt dat Koos een te groot beroep doet op zijn zusje, kun je gericht ingrijpen.

2.7 Observeren is meer dan kijken alleen

Page 45: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

45

De kwaliteitscirkelOm ervoor te zorgen dat je alle noodzakelijke stappen van het observeren bewust maakt, kun je gebruikmaken van de zogeheten kwaliteitscirkel. Hierdoor ga je volledig te werk en vermijd je het risico belangrijke onderdelen van het obser-veren over te slaan.

Volgens plan observerenAls je een probleem vermoedt in de groep, kunnen observa-ties je leiden naar de oorzaak. Heb je bijvoorbeeld het idee dat er kinderen zijn die geen aansluiting hebben met groeps-genoten, dan is het een goed idee in kaart te brengen wie, wanneer en waar zonder speelkameraadje is. Spreek met je collega af dit allebei een week te doen.Waar je precies op let, is afhankelijk van het doel. Maak daarom een gerichte lijst van aandachtspunten en houd je daaraan. Let goed op de totale situatie en houd rekening met

Situatie: je merkt dat er in de nieuwe groep veel ruzie is. Daar wil je wat aan doen. Stap 1: plan maken. Je bedenkt dat een paar kennisma-kingsspelletjes de kinderen bij elkaar kunnen brengen. Intussen kun je mooi zien wat er gebeurt tijdens het spel.Stap 2: uitvoering. Je verzint een paar goede spelletjes en besteedt aandacht aan de uitvoering. Tijdens het spel kijk je goed wat er gebeurt in de groep. Komen alle kin-deren aan bod? Wie is dominant? Ligt het aan het spel of aan iets anders?Stap 3: evaluatie. Je noteert je bevindingen en bepaalt of je plan effect heeft gehad. Gaan de kinderen nu anders met elkaar om?Stap 4: plan aanpassen. Aan de hand van de evaluatie bedenk je of je plan goed was of verbeterd moet wor-den. Als dat laatste het geval is, maak je een ander plan. Je verzint andere spellen of je buigt je bijvoorbeeld nog eens over de groepsindeling.

de context waarin het gedrag zich voordoet. Een koortsig kind is bijvoorbeeld niet in zijn gewone doen en zal eerder lusteloos gedrag vertonen.

Vastleggen van observatiesGebruik bij het observeren een hulpmiddel. Bijvoorbeeld een checklist of vragenlijst. Alleen door je bevindingen nauwkeurig

Page 46: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

46

te noteren zie je verbanden en is goed te zien welke ontwikke-ling een kind doormaakt. Door terug te bladeren in het dossier of schriftje valt afwijkend gedrag sneller op. Zelfs over jaren.Dit vastleggen kan op verschillende manieren en hangt af van de kijkmethode die je hanteert. Als je wilt onderzoeken

hoe vaak bepaald gedrag voorkomt, kun je besluiten te gaan turven. Je kunt ook kiezen voor een vragenformulier met keuzeantwoorden. Een derde manier is het geven van cijfers of codes. De vastgelegde informatie is in alle gevallen bedoeld om vorm en argumenten te geven aan je handelen.

Eerlijk en neutraalObserveren is leuk, maar niet eenvoudig. Het belangrijkst is om onbevooroordeeld te kijken. Dat betekent dat je voldoende afstand houdt, een open blik hebt, bij de feiten blijft, hulpmiddelen gebruikt en je aandacht vasthoudt.

Situatie: twee kinderen zitten elkaar voortdurend in de haren. Vaak ontstaat er ruzie, waarbij het ene kind begint te huilen en het andere steevast kwaad wegloopt.Denk niet: over het kind dat is weggelopen: het is zo licht ontvlambaar en snel kwaad; daar zal de aanleiding van de ruzie wel liggen. Volgende keer eens kijken of ik gelijk heb.Denk wel: de volgende keer moet ik die twee eens goed in de gaten houden, om te zien wat er nu eigenlijk gebeurt. Is er een patroon te ontdekken?Winst: door neutraal naar de situatie te kijken ontstaat een onbevooroordeeld beeld. Je beschuldigt niemand onterecht.

Vooral als je een (ernstig) probleem vermoedt bij een kind, kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Observeren terwijl je de conclusie al half getrokken hebt op basis van een voorgevoel is onjuist. Die voorbarige conclusie moet als het ware gepar-keerd worden tot na de afgeronde observatie. Ga in dergelijke situaties niet alleen te werk, maar overleg met je teamge-noten, je leidinggevende of werkbegeleider. Je hebt hen ook nodig bij het overnemen van je dagelijkse taken, want even snel observeren tussen de bedrijven door bestaat niet.

Page 47: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

47

Met de genoteerde observaties moet je verantwoordelijk omgaan. Ze mogen geen eigen leven gaan leiden en dienen altijd in de juiste context gelezen te worden. Bedenk ook dat het momentopnamen zijn. Na verloop van tijd kunnen de gegevens zo nodig vernietigd worden. Overleg dit met je team en de ouders.

KindvolgsysteemNaast verslagen van gesprekjes met kinderen en de infor-matie van ouders en school, zijn de resultaten van de obser-vaties waardevolle input voor het kindvolgsysteem. Als de bso tenminste zelf zo’n systeem heeft. Veel kinderopvangor-ganisaties kiezen daar niet zelf voor omdat de school al met een kindvolgsysteem werkt. In dat geval is het fijn als zo veel mogelijk relevante gegevens worden uitgewisseld. Vooral bij zorgkinderen is dat nodig.Zelf een kindvolgsysteem maken en bijhouden vraagt inzet en volledigheid. De gegevens zullen regelmatig geactualiseerd moeten worden. Bedenk echter ook dat niet alles in het systeem hoeft te worden vastgelegd. Het gaat om de belangrijkste vragen. Als rode draad kunnen de vier pedagogische doelen uit de Wet kinderopvang dienen: • het bieden van fysieke en emotionele veiligheid;• een bijdrage leveren aan de persoonlijke competentie; • een bijdrage leveren aan de sociale competentie; • overdracht van waarden en normen.

2.8 Samenwerken met de omgeving

Wat: een kind bevindt zich gedurende de dag in ver-schillende werelden: thuis, op school en op de bso. Soms gaat het ook nog naar een sportclub. Voor een kind is het prettig als de overgangen tussen deze verschillende werelden moeiteloos verlopen. >>

Page 48: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

48

Verbinden van verschillende wereldenOm de verschillende werelden van het kind te verbinden moet je in een gesprek gerichte vragen stellen. Bijvoor-beeld: ‘Mama vertelde dat je afgelopen weekend mocht proefzwemmen voor je diploma. Ik ben benieuwd hoe het is gegaan. Wil je me dat vertellen?’ Door gerichte belangstel-ling voelt een kind zich individueel gewaardeerd.Kinderen praten graag over de dingen die ze leuk en interes-sant vinden. Of ze nou op school zijn of op de bso. Het is fijn als het allemaal gewoon doorloopt. Als je weet welk thema op school behandeld wordt, kan het interessant zijn het acti-viteitenprogramma van de bso daarop aan te laten sluiten.

Overleg met oudersIets weten over de thuissituatie van het kind is belangrijk. Dat is bekend. Helaas blijkt het contact tussen de bso en de ouders soms lastig te realiseren. Dat is geen onwil van ouders, maar vaak het gevolg van praktische bezwaren. De haalmomenten zijn meestal druk en haastig, waardoor weinig tijd overblijft voor een gesprek. Toch zul je moeten weten hoe en wanneer je de ouders kunt bereiken. Niet alleen voor extreme noodgevallen, maar ook als je je zorg wilt delen. Overleg kan in de vorm van een persoonlijk gesprek, maar via de telefoon, e-mail of sms kan natuurlijk ook. Je kunt met ouders afspraken maken over de mate en de vorm van het contact. Dan zal blijken dat ouders verschillende wensen hebben. Voor alle betrokkenen is het belangrijk dat ze weten hoe, wanneer en waarover gecommuniceerd wordt.Het bekendste contactmoment met ouders is het korte gesprekje bij het ophalen. Daarin gaat het vaak over de dagelijkse dingen. Een gericht gesprek over het welbevinden van het kind gebeurt meestal in een tienminutengesprek dat van tevoren is vastgelegd in de agenda. Dit gesprek vraagt de nodige voorbereiding van de pedagogisch medewerker, opdat tijdens het gesprek alle vragen, mededelingen en eventuele zorgen aan bod komen.

Doel: door samen te werken met de wereld buiten de bso verbind je de verschillende werelden van het kind met elkaar. Samenwerking zorgt bovendien voor een betere informatie-uitwisseling en stelt je in staat een afwisselender en uitdagender activiteitenaanbod te creëren. Hoe: communiceer gericht met de omgeving van het kind. Betrek daarbij alle partners die nodig zijn.

>>

Page 49: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

49

Niet alle informatie hoeft in een persoonlijk gesprek meege-deeld te worden. Soms is een algemene ouderavond een goed alternatief. Op die bijeenkomst kun je ook een centraal thema behandelen, waarover je de mening van de ouders wilt peilen. Ouders kunnen op hun beurt ervaringen delen met elkaar.Om de ouderbetrokkenheid te vergroten organiseren veel bso’s een zomerfeest, kerstborrel of feestmaal. Op deze manier leren ouders elkaar, elkaars kinderen en andere peda-gogisch medewerkers kennen. Dat vergroot het saamhorig-heidsgevoel.

Soorten oudersElk oudergesprek verloopt anders. Soms gaat het van een leien dakje, maar de gemoederen kunnen ook hoog oplopen. In een wetenschappelijk onderzoek is gekeken naar hoe ouders zich gedragen tijdens een gesprek met een pedago-gisch medewerker. Vervolgens onderscheidden de onder-zoekers negen verschillende karaktertypen: betrokken, boos, ongeïnteresseerd, perfectionistisch, professioneel, afhanke-lijk, opdringerig, overbezorgd en verwaarlozend. Elk gedrag vraagt om een andere toon. In een constructieve sfeer, waarin ouders het gevoel hebben dat hun mening gehoord wordt, bereik je veel meer.

PrivacyBij een oudergesprek kun je het kind mee laten praten. In dat geval moet je als pedagogisch medewerker (en ouder) op je woorden letten. Met name oudere kinderen kunnen onzeker zijn, en begrijpen een grapje of overdrijving niet altijd. Omgaan met kritiek is lastig. Dat geldt ook voor ouders. Vooral als de kritiek geuit wordt in het bijzijn van andere ouders. Buiten gehoorsafstand van anderen zullen ouders rustiger reageren en bereik je meer met je gesprek. Maar kies ook dan je woorden zorgvuldig. Houd rekening met de gevoelens van de ouders en wees vooral duidelijk.Kinderen hebben recht op privacy. Soms botst dat echter met het geweten van de pedagogisch medewerker. Wat

doe je bijvoorbeeld als je ziet dat een kind iets steelt uit de speelgoedkast? Wel bespreken met het kind, maar niet met zijn ouders? Of afwachten tot het nog eens voorkomt? Voor deze gevallen is het verstandig een bso-breed standpunt te hebben waarop je kunt terugvallen. Belangrijke vragen hierbij zijn: • Welke informatie wordt gedeeld met de ouders en leer-

krachten? • Wanneer vraag je toestemming aan het kind om het

onderwerp ook met derden te bespreken en wanneer betrek je het kind in kwestie bij dat gesprek?

Situatie: Marthe (4 jaar) heeft in haar broek geplast. Voor de vierde keer deze maand. Ze durft niet alleen naar de wc. Natuurlijk heb je haar schone kleren gege-ven. Als Marthe wordt opgehaald, bespreek je het voor-val met haar moeder.Niet doen: te midden van andere ouders en kinderen Marthes moeder aanspreken over het voorval en je ver-moeden van de reden. >>

Page 50: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

50

Andere omgeving: ander gedragKinderen gedragen zich niet overal hetzelfde. Als peda-gogisch medewerker is het zinvol te weten hoe een kind zich in verschillende omgevingen gedraagt. Door gesprekken met ouders kom je achter deze verschillen en vinden jullie gezamenlijk een oplossing voor mogelijke problemen.

Wel doen: Marthes moeder discreet het tasje natte kleren meegeven, ernaar wijzen en zeggen dat je haar er graag over wilt spreken. Je stelt voor er binnenkort even over te bellen of te mailen. Winst: Marthe hoeft zich niet te schamen. Haar moeder (misschien) ook niet. Een gesprekje kan in alle rust wor-den gevoerd.

Situatie: Donna (7 jaar) is op de bso meestal erg stil, maar oogt tevreden. Ze leest de Donald Duck en rom-melt wat aan. Ze is graag in de buurt van de peda-gogisch medewerker, maar vraagt niet continu om aandacht. Bij georganiseerde activiteiten staat ze niet vooraan, maar ze doet wel mee.Niet doen: zonder je te verdiepen in de situatie aanne-men dat Donna zich eenzaam voelt. Dat geeft niet, want je blijft in de buurt en houdt haar in de gaten.Wel doen: informeren bij de school, de ouders en het clubhuis, om na te gaan of men daar het gedrag van Donna herkent. Als blijkt dat Donna bij de dans- en muziekles vooraan staat, kun je besluiten op de bso ook iets meer met muziek te doen. Daar houdt ze ken-nelijk van.Winst: van het uitwisselen van informatie profiteren alle betrokkenen. Bovendien voorkom je het trekken van verkeerde conclusies.

>>

Page 51: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

51

Communicatie met school Als een kind is gevallen tijdens de gymnastiekles of heeft meegedaan aan een fikse ruzie in de klas, geven leer-krachten dit meestal wel door aan de pedagogisch mede-werkers. Maar over het algemeen is het contact tussen school en bso beperkt. Dat kan niet als we te maken hebben met een kind dat extra zorg nodig heeft. In dat geval moet het contact meer om het lijf hebben dan het over en weer sturen van kattebelletjes. De intern begeleider (IB’er) van de school kan hier een overbruggende rol spelen. Als pedagogisch medewerker kun je met specifieke vragen bij deze IB’er terecht. Vrijwel elke school heeft een IB’er of een leerkracht die zich ontfermt over zorgkinderen binnen de school.Ook als er geen speciale aanleiding bestaat, is het zinvol contact te houden met de basisschool. En met de vrijetijdsclubs in de omgeving. Uiteindelijk hebben leer-krachten, pedagogisch medewerkers en buurtwerkers een gezamenlijk doel: een kind een veilige omgeving bieden waarin het zich kan ontwikkelen. Het is inspirerend elkaars visie te horen. Bij een brede school is die gedachte al wat meer geland, maar ook zonder een formele structuur kun je een manier bedenken om geregeld contact te onder-houden met de omgeving. In deze samenwerking ben je als pedagogisch medewerker een belangrijke en deskundige schakel.

Integraal kindercentrumIn Nederland ontstaan hier en daar nieuwe vormen van onderwijs en opvang. School en opvang zijn niet alleen in hetzelfde gebouw gevestigd, maar werken ook intensief samen. Zo ontstaat een integraal kindercentrum. De grote kinderen helpen soms de peuters en kleuters met knutselen onder schooltijd. En na schooltijd geven ze soms de baby’s een fles. De pedagogisch medewerkers kennen de leer-krachten en hebben formele en terloopse momenten van informatie-uitwisseling.

Communicatie met buurtcentra, sportclubs en buurtbewonersDoor te informeren in de buurt wat er aan mogelijk (creatief) aanbod is, kun je het activiteitenaanbod uitbreiden. Dat kan door een groep kinderen in te schrijven voor een cursusblok of door speciale workshops te organiseren. In het buurthuis of in een ruimte op de bso. Denk hierbij aan dansen, schilderen, schaken en technieklessen. Er is misschien meer aanbod dan je denkt. Ook uitstapjes naar de bibliotheek, het museum, de speeltuin of de kinderboerderij passen in dit rijtje. Je kunt

Page 52: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

52

daarnaast op zoek gaan naar buurtbewoners met een bijzon-dere hobby of geschiedenis. Misschien willen ze er iets over komen vertellen?Vooral voor de oudere kinderen is een uitdagend aanbod ideaal. Als ze drie of vier keer per week komen, is het niet meer dan logisch dat ze op sommige middagen willen sporten of iets creatiefs willen doen. Als het meezit, kunnen ze daar zelfstandig naartoe. Met ouders spreek je af of ze dat mogen. Ook bij de sportvereniging weet de trainer dat sommige kinderen vanuit de bso komen.

2.9 Bijzondere bso’s

Kinderen zijn kritisch. De meeste ouders ook. Ze heb-ben nadrukkelijke voorkeuren en kiezen het liefst voor een bso die aansluit bij hun kind. Tenminste, als er wat te kiezen valt. Het gebeurt dat kinderen, wanneer ze wat ouder zijn, van bso wisselen vanwege het aanbod. Er zijn kinderopvangorganisaties die hierop inspelen en hun bso zo aantrekkelijk mogelijk proberen te maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door zich te profileren met een bijzonder thema: muziek, sport, educatie, avontuur, techniek of creatie.Sommige bso’s richten zich ook op scholieren die de stap hebben gezet naar het middelbaar onderwijs. De kinderen blijven na de basisschool nog een tijdje op hun eigen bso waar ze zich vertrouwd voelen. In een aparte ruimte kunnen ze huiswerk maken. Dit kan formeel of informeel. Bijvoorbeeld met een tienerinloop.

Aan de slag met een themaWelk bijzonder thema je als bso ook kiest, de vier pedago-gische doelen gelden altijd. Los van het gekozen profiel is er aandacht voor fysieke en emotionele veiligheid, voor de ontwikkeling van sociale en persoonlijke competenties en

Page 53: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

53

voor waarden en normen. Bij het bedenken van je activitei-tenaanbod blijf je hiermee rekening houden.Voorkom een te eenzijdig aanbod. Je loopt de kans dat sommige doelen onvoldoende aan bod komen. Bovendien houden kinderen van afwisseling. Elke dag serieus sporten vinden ze saai, elke dag een kunstwerk maken ook. Het maken van een (werk)plan zorgt voor een structurele aanpak. Als je een werkplan maakt, zijn inspirerende voorbeelden meer dan welkom. Ze helpen je een keuze te maken voor een thema en een activiteitenaanbod samen te stellen. Beschrijf ook welke hulp je van de moederorganisatie kunt ontvangen en wat de omgeving te bieden heeft. Inventariseer de speci-alisaties van de pedagogisch medewerkers, de geschiktheid van de locatie en natuurlijk de financiële ruimte. Het werk-plan sluit je af met een realistisch tijdspad en met de wijze waarop je de kinderen en ouders zult voorlichten.

Rol van de pedagogisch medewerkerHet succes van een thema-bso staat of valt met de inzet, kwaliteiten en voorkeuren van iedere pedagogisch mede-werker. Als je geen buitenmens bent, heeft het weinig zin om op een natuur-bso te gaan werken. En als je een sport-aantekening hebt, is het logisch dat je terechtkomt op een sport-bso. Een pedagogisch medewerker die goed met de naaimachine overweg kan, is een waardevolle aanwinst op een kunst-bso. En de pedagogisch medewerker die in zijn vrije tijd marathons rent, is zeer welkom op een sport-bso.Informeer in je team welke talenten en voorkeuren aanwezig zijn. De kunst is daar gebruik van te maken.

Organisatie Een thema-bso werkt vaak samen met organisaties die cursussen aanbieden. Om die samenwerking te laten slagen zijn goede afspraken noodzakelijk. Spreek goed af waar en wanneer je van elkaars voorzieningen gebruikmaakt en bedenk hoe je de financiering regelt. Informeer naar korting en (gemeente)subsidie. Bedenk dat je als kindercentrum

verantwoordelijk bent voor de kinderen. Ook als ze in een andere omgeving zijn.Sta stil bij de vraag voor welke kinderen de cursus bedoeld is; zijn de cursussen ook toegankelijk voor kinderen die niet naar de bso gaan? Vaak is er een minimumaantal kinderen nodig om een cursus te laten doorgaan. Zo nodig kun je via scholen of buurthuizen meer deelnemers werven. Infor-meer bij andere kindercentra hoe zij dit hebben geregeld. Misschien komen zij met een gouden tip waar je zelf nog niet aan gedacht had. Speur ook vaktijdschriften en internet af. Je komt vast op goede ideeën. Hierna worden een paar voorbeelden gegeven. In het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar worden ze verder uitgewerkt.

• Sport-bsoJe zou denken dat kinderen die naar de sport-bso komen, het liefst elke dag fanatiek in de weer zijn met sport. Dat blijkt niet waar te zijn. Als je het hun vraagt, willen ze af en toe ook een beetje hangen en spelenderwijs bewegen.Een sport-bso werkt vrijwel altijd samen met een sportvereni-ging. Er wordt gebruikgemaakt van de faciliteiten van de club.

Page 54: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

54

Op organisatieniveau zijn goede afspraken een voorwaarde. Welke ruimten zijn toegankelijk? Welk materiaal moet in de kast blijven? Met welke schoenen kunnen de kinderen in de zaal? Zo voorkom je problemen. Ook kwesties als het onder-houd van materiaal, de financiële vergoeding en de begelei-ding vanuit de club moeten aan de orde komen.

• Natuur- en buiten-bsoDe nadruk ligt op buiten spelen, in de natuur. Er is samen-werking met een park, duingebied of grote natuurspeeltuin.

Ook een school met een aantrekkelijke buitenspeelplaats is een geschikte partner. De kinderen mogen vies worden. Ook van hun ouders. Er kan een moestuin worden gemaakt met fruit en groente. Er is een programma, maar kinderen hebben voldoende vrijheid.

• Kunst-bsoOp bepaalde dagen in de week biedt de kunst-bso in samen-werking met een cultureel centrum creatieve cursussen aan, gegeven door vakdocenten. Van tevoren kiezen de kinderen aan welke cursus ze meedoen. Vanuit de bso komen de kinderen naar het kunstencentrum. Als de bso een geschikte locatie heeft, kunnen de vakdocenten naar de bso komen. De kinderen zijn niet voortdurend creatief in de weer. Ze mogen ook vrij spelen. Binnen of buiten.

• Techniek-bsoSommige bso’s focussen op techniek. Dat moet je breed zien; er worden fietsen gerepareerd, chemische proefjes gedaan, hutten gebouwd en computerprogramma’s ontleed of gemaakt. Er zijn in Nederland verschillende stichtingen die techniekpakketten aanbieden. Een bekend voorbeeld is Tech-nika 10 (www.technika10.nl).

• VariantenSommige bso’s combineren verschillende thema’s. Als het gebouw en de organisatie zich ervoor lenen, is dit een ideale formule. Kinderen vinden altijd wel een plek waar ze zich kunnen vermaken. Door een (digitaal) registratiesysteem te hanteren weet je goed waar welk kind zich bevindt.Andere kindercentra richten zich op een speciale doelgroep, bijvoorbeeld kinderen die extra (medische) zorg nodig hebben. In dit geval worden er andere eisen aan het team van pedagogisch medewerkers gesteld. Het team is groter en gespecialiseerd. Er wordt samengewerkt met maatschappe-lijk werkers, pedagogen, verpleegkundigen en logopedisten.

Page 55: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

55

Literatuur1 De bso in theorie Schreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., & Hoex, J. (2011).

Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Amsterdam: Reed Business. ISBN 9789035233270. Deel I en II, blz. 31-119, gaan over pedagogische kennis en pedagogi-sche doelen. Hoofdstuk 10: De pedagogisch mede-werker.

Berding, J. (2005). In de ban van het kind. Pedagogisch handelen in de kinderopvang. Assen: Van Gorcum. ISBN 9789023241119.

Boogaard, M., Fukkink, R., & Felix, C. (2008). Chillen, skaten, gamen: opvattingen over kwalitatief goede buiten-schoolse opvang in Nederland. Amsterdam: SCO-Kohn-stamm Instituut (SCO-rapport nr. 787).

Gilsing, R. (2007). Liefst zoals thuis. Ouders en kinderen over buitenschoolse opvang. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. ISBN 9789037702972.

Perotti, J., & Bout, E. (2010). Inspirerend werken op de BSO. Mag ik meedoen? Zoetermeer: Free Musketeers. ISBN 9789048410484.

Tassoni, P., & Beith, K. (2006). De ontwikkeling van kinderen. Scholing in begeleiding en verzorging van kinderen, deel 1 en 2. Amsterdam: SWP. ISBN 9789088502521.

2 De bso in praktijk

2.1 Communiceren met kinderenSchreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., & Hoex, J. (2011).

Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Amsterdam: Reed Business. ISBN 9789035233270. Hoofdstuk 11: Interactievaardigheden.

Delfos, M.F. (2000). Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar. Amsterdam: SWP. ISBN 9789066659407.

Gordon, T. (2010). Luisteren naar kinderen. De methode voor overleg in het gezin. Nieuwe editie. Utrecht: Kosmos Uitgevers. ISBN 9789021547893.

Henderson, S. (2009). Opvoeden in de kinderopvang volgens de Gordonmethode. Amsterdam: SWP. ISBN 9789088500381.

2.2 Haal meer uit de groepSchreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., & Hoex, J. (2011).

Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Amsterdam: Reed Business. ISBN 9789035233270. Hoofdstuk 12: Organisatie van de groep.

Meij, H., & Schreuder, L. (2007). Welkom in de groep. Groepsindeling en opendeurenbeleid in kinderdagver-blijven en buitenschoolse opvang. Amsterdam: SWP. ISBN 978908560045.

Reijntjens, J. (2004). Kinderen in de groep. Groepsge-richt werken in kindercentra. Amsterdam: SWP. ISBN 9789050508407.

Tassoni, P., e.a. (vertaald en bewerkt door A. Weterings) (2006). Leren werken met groepen kinderen. Amsterdam: SWP. ISBN 9789066656314.

2.3 DagritmeSchreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., & Hoex, J. (2011).

Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Amsterdam: Reed Business. ISBN 9789035233270. Hoofdstuk 13: Dagritme.

Page 56: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

56

Peerlings, W. (2006). Hoe breng ik mijn kind (en mijzelf) structuur bij. Een gids voor ouders, leerkrachten en hulp-verleners. Tiel: Lannoo. ISBN 9789020965186.

2.4 KinderparticipatieSchreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., & Hoex, J. (2011).

Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Amsterdam: Reed Business. ISBN 9789035233270. Hoofdstuk 14: Kinderparticipatie.

JSO (2005). Wat wij te zeggen hebben. Kinderparticipatie in de bso. Werkboek. Bestelnummer 20 (voor meer infor-matie over het bestellen, zie www.jso.nl).

Winter, M. de (1995). Kinderen als medeburgers. Kinder- en jeugdparticipatie als maatschappelijk opvoedingsper-spectief. Utrecht: De Tijdstroom. ISBN 9789035215375.

2.5 Spelen: een noodzakelijke behoefteSchreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., & Hoex, J. (2011).

Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Amsterdam: Reed Business. ISBN 9789035233270. Hoofdstuk 2 (Autonomie en participatie) en hoofdstuk 15 (Spel- en activiteitenbegeleiding). Op blz. 39-44 gaat het over autonomie en de balans tussen beschermen en loslaten. Op blz. 204-205 staat overzichtelijk opgesomd waar je aan moet denken bij de samenstelling van het activitei-tenaanbod.

Kwok, S., & Meij, H. (2009). Laten spelen is een vak in de buitenschoolse opvang. Cursusmap. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Tovey, H. (2011). Laat ze buiten spelen. Pleidooi voor gezonde risico’s. Garant Uitgevers. ISBN 9789044127935.

Valck, M. de (2005). Speelboek, eerste hulp bij het leuk houden van spelen. Amsterdam: SWP. ISBN 9066655739.

Valck, M. de (2006). Het speelgoedboek, eerste hulp bij het kiezen van speelgoed. Amsterdam: SWP. ISBN 9789066657120.

2.6 De kunst van het inrichtenSchreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., & Hoex, J. (2011).

Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Amsterdam: Reed Business. ISBN 9789035233270. Hoofdstuk 16: Binnen- en buitenruimte. Op blz. 212-213 worden inrichttips gegeven per activiteit.

Grenzeloze ruimte. Kinderopvang in het buitenland (2006). Dvd, verkrijgbaar via www.waarborgfondskinderopvang.nl.

Hoekstra, E., Liempd, I. van (2011). AKTA-meter kwaliteit inrichting kindercentrum, 4-12, 4-8 & 8-12 jaar. Utrecht. Zie www.ruimtenmaken.nl.

Hoekstra, E., Liempd, I. van, & Kort, Y. de (2006). Gebouwen voor kinderopvang onder de loep. Bussum: Uitgeverij Thoth. ISBN 9068684221.

Hoekstra, E., Liempd, I. van, & Vos, F. de (2000). Vrijbuiten, buitenspeelruimten voor 4- tot 12-jarigen. Maarssen: VOG/Elsevier bedrijfsinformatie bv. ISBN 9057496488.

2.7 Observeren is meer dan kijken alleenSchreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., & Hoex, J. (2011).

Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Amsterdam: Reed Business. ISBN 9789035233270. Hoofdstuk 17: Observeren en volgen.

Balledux, M. (2005). Werken aan welbevinden, evalu-eren door observeren. Amsterdam: SWP. ISBN 9789085600251. Het Nederlands Jeugdinstituut heeft bij dit boek een set observatie- en vragenlijsten ontwikkeld om het welbevinden van kinderen op de bso te volgen. Downloaden via www.swpbook.com.

Page 57: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

57

Balledux, M., & Hoex, J. (2007). Hoe gaat het met jou? Kijken naar het welbevinden van kinderen. Amsterdam: SWP. ISBN 9789085600442.

2.8 Samenwerken met de omgevingSchreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., & Hoex, J. (2011).

Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Amsterdam: Reed Business. ISBN 9789035233270. Hoofdstuk 18: Samenwerken met de omgeving.

Kimpe, C. De (2009). Kinderopvang met sociale functie. Een plaats waar kinderen, ouders, medewerkers en buurt elkaar ontmoeten. Amsterdam: SWP. ISBN 9789088500183.

Schreuder, E.T., Valkestijn, M.A.C., & Mewissen, S.E.I.M. (2010). School met vijf O’s. Onderwijs, opvoeding, ontwikkeling, opvang en ontspanning in één dagarrange-ment. Amsterdam: SWP. ISBN 9789085600473.

Valkestijn, M., Bakker, P.P., & Westering, Y. van (red.) (2010). Van brede school tot integraal kindercentrum? Voor-beelden en inspiratie uit de praktijk. Amsterdam: SWP. ISBN 9789085600572.

2.9 Bijzondere bso’sSchreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., & Hoex, J. (2011).

Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Amsterdam: Reed Business. ISBN 9789035233270. Deel IV: Profielen.

Page 58: Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar BSO doe je zo! · PDF fileBSO doe je zo! BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast

BSO doe je zo!

BSO doe je zo! is vooral geschreven voor pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang. Daarnaast kunnen ouders en andere professionals die met kinderen werken er natuurlijk ook gebruik van maken. Samen hebben zij immers hetzelfde doel: kinderen een veilige omgeving bieden waarin ze kunnen uitgroeien tot alles wat ze in zich hebben. Een goede bso is zo’n plek.Voor dit boek putte Heleen van der Veld uit het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar (Reed Business, 2011). Daaruit koos ze alle belangrijke pedagogische thema’s: communicatie, groepsdynamiek, dagritme, kinderparticipatie, spelen, inrichting, observeren en samen - werken. In korte en overzichtelijke hoofdstukken komen ze stuk voor stuk aan bod.

BSO doe je zo! staat vol herkenbare praktijkvoorbeelden, tips en handige weetjes en biedt ideeën die pedagogisch medewerkers meteen op de groep kunnen proberen.

Heleen van der Veld is journalist en filmmaker. Sinds 2002 schrijft ze voor de vaktijdschriften Management Kinderopvang en Kinderopvang. Daarnaast maakt ze bedrijfs- en voorlichtings-films voor de non-profitsector en de culturele sector.

Heleen van der Veld

BSO doe je zo!

ISBN 9789035235342

2435325309879

www.reedbusinesseducation.nl

Heleen van der Veld

BSO doe je zo_Cover.indd 1 07/11/12 2:43 PM