PDF, 11.78 MB

44
VOOR EEN DUURZAME WERELD WAARDIG WERK: 3 JAAR NA RANA PLAZA Interview ILO-topman Guy Ryder Hoe fair is chocolade? SYRIËRS IN DE VERDRUKKING HET WONDER VAN PARIJS Nr 1/ 2016 • DRIEMAANDELIJKS JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X

Transcript of PDF, 11.78 MB

Page 1: PDF, 11.78 MB

VOOR EEN DUURZAME WERELD

WAARDIG WERK: 3 JAAR NA RANA PLAZA Interview ILO-topman Guy Ryder

Hoe fair is chocolade?

SYRIËRS IN DE VERDRUKKING

HET WONDER VAN PARIJS

Nr 1/ 2016 • DRIEMAANDELIJKS JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016

P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X

Page 2: PDF, 11.78 MB

4 / 5 >

Waardig werkaan de winkel

34 / 35 >

Een volkzonder uitweg

38 / 39 >

Het ‘wonder’van Parijs

> DOSSIER

WAARDIGWERK

JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016

of per mail aan:[email protected](ook voor opzegging)

Gratis abonnement op:www.glo-be.be

Wil je de laatste nieuwtjes over de Belgische Ontwikkelings-samenwerking ontvangen? Volg ons op facebook (Diplomatie.Belgium) of op www.dg-d.be en Glo-be.be

BESCHIKBAAR IN TABLETVERSIE

Gratisb t

Overzicht

6 Werken na de ramp

7 Leven en laten leven

8-9 Iedereen koning

10-11 Kledingvakbonden in de bres voor waardig minimumloon in Cambodja!

12-15 De vele hordes naar waardig werk voor iedereen

16 De Internationale Arbeidsor-ganisatie in een notendop

17 Hoe steunt België vakbonden en ngo’s in hun strijd voor waardig werk?

18-19 Kinderarbeid blijft hardnekkig probleem

20-22 Chocolade, een genoegen voor iedereen?

23 Sociale bescherming voor iedereen

24-25 Huishoudwerkers in Peru treden uit de schaduw

26-27 Slavernij in de 21ste eeuw

28-29 Armoede werkt kinderhandel in de hand

30-31 Handtassen maken in België en Senegal

32 Scholing als springplank voor arbeidsmarkt

33 Cultuur als hefboom voor sociale verandering

36 De vluchtelingencrisis en de 4de pijler

37 ‘Ondanks mijn handicap ben ik professioneel volledig zelfstandig’

40-41 Vogels zonder grenzen

42-43 Rondom de Glo.be

© Adam Cohn

2 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 3: PDF, 11.78 MB

edit

oria

al

VOOR EEN DUURZAME WERELD

D rie jaar geleden, op 24 april 2013, stortte de textielfabriek Rana Plaza

in Bangladesh als een kaartenhuisje in elkaar. Balans: 1.138 doden

en meer dan 2.000 gewonden. De ramp was een symptoom van een

verziekte textielindustrie die haar voeten veegt aan het fundamenteel recht op

waardig werk. Sindsdien zijn de kledingketens en de consumenten iets bewuster

van het mensenleed dat schuil gaat achter een goedkope T-shirt.

Jammer genoeg blijven economische wetten veel van onze gedragingen

dicteren. Als het erop aan komt, primeert meestal de (zo laag mogelijke) prijs.

Ondertussen bieden enkele bescheiden pioniers al ‘eerlijke kledij’ aan tegen

schappelijke prijzen.

In dit nummer gaan we dieper in op de veranderingen die sinds Rana Plaza

hebben plaatsgevonden. Het moge duidelijk zijn: de Internationale

Arbeidsorganisatie (ILO) heeft nog vele hordes te nemen vooraleer ze haar grote

doelstelling ‘waardig werk voor iedereen’ kan realiseren. ILO-topman Guy Ryder

haalt er enkele aan: de toenemende werkloosheid, de 1,5 miljard kwetsbare

werkenden, de hardnekkige discriminatie van vrouwen, het in vele landen

moeizaam vakbondswerk… Om nog te zwijgen over de miljoenen semi-slaven

die – zelfs in de 21ste eeuw – in onmenselijke omstandigheden moeten (over)

leven. En over kinderarbeid en kinderhandel. Hoeveel kinderzweet kleeft aan

ons heerlijk stukje chocolade?

ILO is de oudste organisatie van de Verenigde Naties. In 2019 viert ze haar

100-jarig bestaan. Al bijna een eeuw lang timmert ze onverdroten aan de weg

voor waardig werk, dikwijls in de schaduw van het hete nieuws. Ze doet dat

met een unieke formule waarbij regeringen, werkgevers en vakbonden oor

hebben voor elkaar. Tal van conventies en aanbevelingen sturen en stuwen

de lidstaten om eindelijk werk te maken van waardig werk. ILO is dan ook

een uiterst belangrijke partner van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.

Waardig werk vormt immers een stevige hefboom voor ontwikkeling en

menselijk welzijn. Dat gaat veel verder dan louter ‘voldoende verdienen’,

hoeveel dat ook mag betekenen voor de ontelbare armen. Waardig werk

biedt ook een zinvolle, sociale bezigheid, een gezond zelfbeeld, structuur,

zelfontplooiing…

De uitdagingen zijn gigantisch. Toch blijft ILO-chef Guy Ryder optimistisch.

Hij steunt zijn optimisme op een krachttoer van de internationale gemeenschap:

de realisatie van een alomvattende agenda voor duurzame ontwikkeling waar

iedereen achter staat, met ambitieuze, maar realistische doelstellingen.

Die internationale gemeenschap kon alvast putten uit de jarenlange ervaring

van ILO: de betrokken partijen focussen er niet op hun uiteenlopende belangen,

maar op hun gedeelde waarden en doelstellingen. Hopelijk verliezen we die les

nooit uit het oog.

DE REDACTIE

Driemaandelijks magazine

van de Belgische

Ontwikkelingssamenwerking

Redactie :

Ontwikkelingssamenwerking – DGD

Karmelietenstraat 15

B-1000 Brussel

Tel. +32 (0)2 501 48 81

E-mail : [email protected]

www.diplomatie.be • www.dg-d.be

Redactiesecretariaat :

Chris Simoens, Stefanie Buyst,

Benoit Dupont, Astrid De Vos,

Louis Bersini, Mia Van Aken

Layout en productie :

www.mwp.be

Met dank aan:

Sonja Keppens, Eddy Nierynck

De artikels geven niet noodzakelijk het

offi ciële standpunt weer van DGD of van

de Belgische regering. Overname van de

artikels is toegestaan mits bronvermelding

en een kopie voor de redactie.

Glo.be verschijnt 4 maal per jaar

om de 3 maanden.

Gedrukt op 100% gerecycleerd papier.

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking ijvert met haar

partners voor een rechtvaardige, eerlijke en duurzame

wereld waar iedereen in vrede, veiligheid en vrijheid

kan leven, zonder armoede. Om dat te bereiken bepaalt

ze het beleid en de activiteiten, gefi nancierd door de

federale overheid, die voornamelijk uitgevoerd worden

door de Belgische Technische Coöperatie BTC en door

non-gouvernementele en multilaterale actoren.

Ook 3 jaar na de instorting van het textielbedrijf Rana Plaza blijft waardig werk in de textielindustrie veeleer de uitzondering. Zoals in dit ambachtelijk textielbedrijfje in Marokko dat behoorlijk waardige werkomstandigheden biedt.

© Dieter Telemans

Een hefboomvoor welzijn

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 3

Page 4: PDF, 11.78 MB

WAARDIG WERK

SARAH VANDOORNE

1.138 doden onder het puin van Rana

Plaza. Dat is de keerzijde van een lucratieve medaille van een textiel-sector met een ondermaatse sociale bescherming in lageloonlanden zoals Bangladesh. Samen met mid-denveldorganisaties greep de Inter-nationale Arbeidsorganisatie (ILO) dit momentum aan om duidelijk te maken dat de sector in bedenkelijke papieren zit. Arbeiders kennen er hun rechten niet wat tot misbruik leidt. Zo worden ze gedwongen om onder korte termijncontracten te werken. De lonen liggen zeer laag en wie steun zoekt bij een vakbond verliest vrijwel zeker zijn job.

CompensatiefondsUit vrees voor dergelijke repre-sailles, durfden de slachtoffers en de nabestaanden van de ramp niet reageren. Om die reden werd het Rana Plaza Compensatiefonds in het leven geroepen, kledingmerken werden aangespoord om te doneren. Na meer dan twee jaar wachten, werd in juni 2015 de vooropge-stelde kaap van 30 miljoen dollar bereikt. Hoewel het minimum zeer traag opgehaald werd, voorspelt het proces veel goeds. Om de kaap te bereiken, moesten immers heel diverse spelers samenwerken en zich op één lijn scharen. De con-tacten tussen merken, middenveld, vakbonden, overheden en ILO zullen een blijvende impact hebben. De organisaties die verandering willen, hebben nu het juiste netwerk om te blijven lobbyen, zelfs wanneer het momentum wegebt. Ook de software die ervoor ontwikkeld is, schept unieke mogelijkheden. ‘In de toekomst moeten we nu niet meer steeds dezelfde discussie voeren, maar kunnen we in principe gewoon de methodiek kopiëren en plakken’, zegt Ben Vanpeperstraete (interna-tionale vakbond IndustriALL).

VeiligheidDe internationale actie ging echter veel verder dan de loutere com-pensatie van het leed van 1.138 dodelijke slachtoffers, hun nabe-staanden en de meer dan 2.500 gewonden. Het probleem is immers structureel verankerd. Zo laten de veiligheidsnormen in de hele sector te wensen over. Om de brand- en gebouwveiligheid op te krikken, werd het Bangladesh Akkoord gesloten. Merken die dat akkoord ondertekenen – inmiddels 213 in totaal – moeten hun leveranciers bekendmaken, instemmen met inspecties en de middelen voor-zien opdat eigenaars van onveilige fabrieken broodnodige renovaties kunnen doorvoeren. Voor het eerst treedt een bindend contractueel instrument in voege dat de kle-dingmerken effectief financiële verplichtingen oplegt.De sector heeft sinds de ramp bete-kenisvolle stappen ondernomen en partnerschappen afgesloten die op lange termijn verandering kunnen teweeg brengen. Volgens professor Mohammad Jahangir Alam (Bangladesh Agricultural Univer-sity) is er nu al heel wat veranderd: ‘Internationale opkopers hebben de sector druk opgelegd. Samen met heel wat organisaties volgen ze de arbeidsomstandigheden in de textielindustrie op de voet.’

Drie jaar nadat in Bangladesh het fabriekscom-

plex Rana Plaza als een kaartenhuisje in elkaar

zakte, is de textielsector veel veranderd – ten

goede. Aan de initiatieven die de textielar-

beiders beschermen, dient echter nog steeds

gesleuteld te worden. Aan echt waardig werk

in de textielsector is nog werk aan de winkel!

© 2

012 A

bir A

bd

ullah f

or

AD

B

4 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 5: PDF, 11.78 MB

AAN DE WINKEL

Schone KlerenEen van de organisaties die druk blijft leggen, is de 'Schone Kle-rencampagne'. Eind januari 2016 betichtten zij H&M, dat zeer actief communiceert rond duurzaamheid, te weinig actie te ondernemen om de textielarbeiders te beschermen. Uit een analyse van de belangrijk-ste leveranciers van het Zweedse merk bleek namelijk dat zij ernstige achterstand oplopen bij dringende renovaties aan fabrieken. ‘Meer dan de helft van de fabrieken heeft nog altijd geen fatsoenlijke nooduitgan-gen, terwijl de inspecties al meer dan 16 maanden geleden gebeurden. H&M is in een zeer concurrentieel klimaat in staat om zijn winst te ver-hogen, maar blijkbaar niet om al zijn leveranciers eenvoudige dingen te laten uitvoeren zoals het wegnemen van een slot’, zegt Sara Ceustermans (Schone Klerencampagne).Dat dergelijke kritiek niet onge-grond is, werd overduidelijk toen Gazipur, een Bengalese fabriek die onder andere voor H&M pro-duceert, begin februari 2016 vuur vatte. De vlammenzee ontstond om halfacht ’s ochtends, net voor de werkdag goed en wel op gang komt in de Bengalese hoofdstad Dhaka. De ‘gelukkige timing’ zorgde ervoor dat een drama vermeden kon wor-den waarbij maar liefst 6.000 werk-nemers het leven hadden kunnen

laten. Toch raakten vijf werknemers gewond. De brand haalde amper de Europese media. Nochtans illus-treert de ‘minder gelukkige timing’ van de brand, nog geen week na de kritiek van de Schone Klerencam-pagne, wel waar het schoentje nog steeds wringt. Mooie akkoorden en fondsen leiden vooral tot mooie woorden en nog mooier langeter-mijndenken. Het feit blijft dat, drie jaar na de ramp die de hele sector op zijn kop zette, er van waardig werk nog steeds amper sprake is. Er blijft werk aan de winkel.

Rechten‘Waardig werk’ houdt immers niet alleen veiligheid en compensatie in. Het moet ook betekenen dat arbeiders zich kunnen verdedigen en (laten) vertegenwoordigen in vakbonden. Maar daarvoor moeten ze eerst hun rechten kennen.Het Bangladesh Akkoord gaf arbei-ders alvast een stem op vlak van brandveiligheid: het laat hen toe rechtstreeks te overleggen met de fabrieksbazen. Daardoor kunnen arbeiders afdwingen dat zij een fabriek niet meer moéten betreden wanneer het hen onveilig lijkt – een verplichting die Sohel Rana, eige-naar van Rana Plaza, zijn werkne-mers wel oplegde.De wedden zijn sinds 2013 wel gestegen, maar de vergoeding die

arbeiders krijgen voor hun harde werk blijft minimaal. Onder het mom dat de bestelling naar een andere fabriek, een ander land of zelfs een ander continent 1 zou kunnen verplaatst worden, houden fabrieks-bazen lonen laag.

Fair fashionIn fairtrade-ateliers, zoals het atelier van fair fashion pionier People Tree in India, worden arbeiders wel een eerlijk loon uitbetaald. ‘Door in te zetten op handarbeid, zoals weven en breien, creëren wij werkgelegenheid en opleidingen waar anders amper kansen zijn. Dat is onze manier om verandering teweeg te brengen’, zegt oprichtster Safi a Minney 2.Fairtradekledij blijft niettemin een ingewikkeld verhaal, omdat het meer omvat dan enkel waardig werk in de confectiefase. Ook katoen-boeren dienen immers beschermd te worden. Om beide kanten van het textielverhaal aan elkaar te lin-ken, werkt Fair Trade International momenteel aan een ‘Textielstan-daard’. Tien jaar na de lancering van hun ‘katoenstandaard’, waarin ze eerlijke arbeidsomstandigheden (en dito prijs) eisten voor de katoen-boeren, willen ze dus een standaard introduceren die de volledige keten omvat. Geen evidente opdracht, net omdat de keten zo complex is. ‘Perfect zal de standaard inderdaad niet zijn. Mettertijd zal er nog veel aan veranderen. Maar daarvoor moet het eerst in gang schieten’, zegt Francesca Ballarin, textielconsulente voor Fair Trade International.Volgens Ballarin was Rana Plaza cruciaal voor de ontwikkeling van de standaard en voor andere veran-deringen in de sector. ‘Het is dood-jammer dat een Rana Plaza nodig was vooraleer het sociale aspect in de keten op de voorgrond kwam. Eigen-lijk zouden we verandering moeten kunnen teweegbrengen zonder dat er zich eerst een ramp voordoet.’

1 In Afrika komt de textiel-

industrie steeds meer

op. Landen waar katoen

geteeld wordt, zoals

Ethiopië, draaien steeds

meer mee in de globale

textielketen.

2 People Tree, het Britse

pioniersmerk dat Minney

oprichtte, is onder meer te

vinden in Today is a good

day! (Gent en Antwerpen)

en Mieke (Gent). Zie ook

www.peopletree.co.uk.

ONLINEwww.schonekleren.be

MEER WETEN

‘Het dodelijke prijskaartje van goedkope T-shirts’ (Dimensie 3 –3/2013, p. 4)

‘The True Cost’, onthullende documentaire over de ware kost van kledij (trailer op Youtube)

12%

8%

4% 4%0,9%

0,12€ 0,12€

59%

12%

3€

0,6%

0,36€

1,77€

0,36€

0,03€

0,24€

0,018€

MATERIAALKOSTEN

TRANSPORTKOSTEN

KLEINHANDEL

WINST KLEDINGMERK

LOON ARBEIDER

OVERHEADKOSTEN

Uitsplitsing van

de kosten van

een T-shirt van 3 €

TUSSEN-

HANDELAAR

WINST FABRIEK

IN BANGLADESH

Bron: MO* en www.cleanclothes.org

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 5

WAARDIG WERK

Page 6: PDF, 11.78 MB

6 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

WERKEN NA DE RAMPNa de instorting van Rana Plaza heeft de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) hemel en aarde bewo-

gen om de werkomstandigheden in Bangladesh te verbeteren. Met succes! Alleen moet nu ook in andere

landen vooruitgang geboekt worden. Drie getuigenissen uit Bangladesh.

STRIKTERE INSPECTIEILO zorgde in Bangladesh onder meer

voor een degelijker inspectie. Farzana

werd eind 2013 als inspecteur aange-

worven door het ministerie van Arbeid.

‘Na Rana Plaza wilde ik iets doen om de arbeiders te helpen. Bij ILO volgde ik een uitstekende opleiding. Als we een fabriek bezoeken, kammen we elke verdieping grondig uit. We onderzoeken de brandvei-ligheid, de toestand van de vloer en maken dat alles oké is. Als een generator of boiler niet op het gelijkvloers staat, vernieuw ik de licentie niet. Alles is veel strikter dan voor Rana Plaza.

Als vrouw zullen arbeidsters allicht gemak-kelijker met me spreken. Als een mannelijke collega aan een arbeidster vraagt ‘Wan-neer was je laatste verlof’, krijgt hij geen antwoord. Maar ik kader de vraag wat in: ‘Wat doet je echtgenoot? Wat doet je kind? Wanneer was je laatste verlof?’ Dan zal ze me antwoorden ‘Mijn laatste verlof was geen verlof, ik werkte tot ’s avonds laat.’Als een arbeidster me belt en zegt ‘Farzana, ik heb mijn loon!’, dan maakt me dat zo gelukkig. Als ik ergens een tekortkoming vaststel en de directie zet het recht, dan weet ik dat ik ten minste een probleem heb opgelost.’

EEN VOORBEELDBEDRIJF MET ‘OVERLEVERS’

Naseer liep bij de ramp in Rana Plaza

een blijvend letsel op aan zijn hand.

Vandaag is hij samen met een vriend

de eigenaar van het textielbedrijfje New

Life. Ze stellen zes vrouwen te werk,

allemaal ‘overlevers’.

‘Na de instorting raakte ik heel negatief ingesteld. Met mijn beschadigde hand zou ik nooit meer een normaal productieritme aankunnen. De ILO-sessies hebben me er bovenop geholpen. Het is echt helend om te kunnen praten met mensen die de ramp ook hebben meegemaakt. Daarnaast gaven de sessies me het vertrouwen om zelf een zaak te beginnen.Ik startte met 2 tweedehandsmachines in een ruimte die ik huurde. Samen met een vriend werkte ik hard aan een allereerste bestelling van leggings. Een staal van 100 paar viel in de smaak, we mochten er 1.000 produceren. Veel overlevers liepen trauma’s op. Daarom wil ik nooit een bedrijf met een extra ver-dieping. Evenmin wil ik een strikt produc-tiedoel opleggen. Mijn werknemers zijn allemaal vrouwelijke overlevers. Ik vind het belangrijk dat ze niet de hele dag gescheiden zijn van hun kinderen. Daarom ligt mijn bedrijfje dicht bij scholen en hui-zen en hebben we fl exibele werkuren. Ik heb bereikt wat ik wilde: een bedrijf dat als voorbeeld kan dienen.’

THUIS PAPIERENTASSEN MAKEN

Bij de instorting van Rana Plaza raakte

Adori ernstig verwond en getraumati-

seerd. Opnieuw werken in een tradi-

tionele fabriek kon ze niet meer aan.

Vandaag maakt ze thuis, samen met

haar echtgenoot, papieren tassen. Een

ILO-vorming hielp haar op weg.

‘Na de ramp was ik futloos en depressief. Maar de ILO-vorming bracht mijn glimlach terug. Ik voelde me veel zelfzekerder om een eigen zaak op te starten. Vandaag heb ik 10 mensen in dienst die ik opgeleid heb tot productieve medewerkers.Onze naam en telefoonnummer staan op alle tassen. Gisteravond nog belde ons een potentieel nieuwe klant voor een afspraak. Hij had ons nummer op de tassen gezien. We hebben veel concurrenten, maar onze tassen zijn degelijk: veel sterker dan de meeste andere tassen omdat we kwaliteits-papier gebruiken en de naden sterker maken. Daardoor breken ze minder snel en kunnen onze klanten ze hergebruiken. Als ik iemand zie met een tas die wij gemaakt hebben, voel ik me zo goed!’

CHRIS SIMOENS

Alles is veelstrikter dan voor Rana Plaza”

©  S

hafi q

ul A

lam

Kiro

n

© ILO

© ILO

Bron: ‘Rana Plaza – Two Years On’ (ILO)

ONLINEwww.ilo.org/dhaka

WAARDIG WERK

Page 7: PDF, 11.78 MB

© B

hara

t S

hre

sth

a

Mijn werknemers zijn gelukkig en mijn klanten zijn tevreden. Dat geeft me voldoening.”

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 7

J assen, truien, blouses, tassen en sjaals in warme aardekleuren, juwelen, notaboekjes uit hand-geschept papier en gezang uit

de Himalaya: in hartje Gent kan je zomaar Nepal binnenstappen. Met zijn winkel Yak&Yeti vond de Nepa-lees Bharat Shrestha zijn levenswerk. Alle kledij en geschenkartikelen worden met de grootste zorg en liefde gemaakt onder het motto: leven en laten leven.In Nepal ontmoette Bharat een ver-koper van fairtradekledij. Zo kwam hij op het idee om in België eerlijke kledij te verkopen om zijn land te helpen. De winst investeerde hij er in een school voor straatkinderen.Toch had hij zijn draai nog niet gevonden. ‘Mijn klanten vroegen me in welke omstandigheden de makers

van mijn ‘eerlijke kleren’ werkten. Maar mijn Nepalese verkoper liet me nooit toe in zijn ateliers.’

Van planttot klant

Er restte Bharat maar één keuze: alles zoveel mogelijk zelf doen, tot het ontwerp toe. Hij begon met een 14-tal mensen die uit een ate-lier ontslagen werden. Vandaag heeft hij in Nepal 51 mensen in dienst. Niet alleen kleermakers, maar ook wevers, kleurders, breiers en administratief personeel. Het katoen koopt hij bij kleinschalige bioboeren in Zuid-Nepal en India. Verder gebruikt hij zijde en yakwol en –leer, allemaal ecologisch, naast gerecycleerde materialen zoals fl eece. De kleurstoffen zijn zoveel mogelijk plantaardig. Bharat slaagt erin 50% van de stoffen zelf te weven en te breien, de rest koopt hij bij betrouwbare leveranciers.

CHRIS SIMOENS

‘Vrijheid vind ik essentieel. Ik wil mijn personeel dan ook geen strak dagr itme opleggen. Sommige werkneemsters zijn alleenstaand met kinderen of werden verminkt, wel die werken gewoon thuis. Ik heb ook mensen met een beperking in dienst, stuk voor stuk schitterende werknemers die de zin in hun leven teruggevonden hebben.’En het loon? ‘Het gemiddeld loon in Nepal bedraagt 170-180 euro, ik betaal tussen 300 en 500 euro maandloon, naargelang de verant-woordelijkheid. Bovendien delen mijn werknemers in de winst bij een goede verkoop en/of grote productie. Ik zorg ook dat hun kinderen school kunnen lopen. In de afgelopen jaren zijn een aantal medewerkers zelf een zaak begonnen dankzij de degelijke opleiding en werkervaring die ze in mijn atelier konden opdoen. Dat is ook net de bedoeling van mijn project: mensen leren om zelfstandig te werken en hun toekomst in eigen handen te nemen. Dat geeft mij een goed gevoel.’Het lijkt een succesformule, maar uitbreiden wil hij niet. Twee winkels in Gent volstaan. Wel levert hij kle-ren aan winkels in andere steden, op voorwaarde dat ze dezelfde bezorgdheid delen en niet louter winst nastreven.Bharat zelf heeft meer dan een vol-tijdse job. Hij ontwerpt alle kleren zelf en maakt zelfs modellen op vraag van de klanten, hij staat in de winkel, doet de paperassen en reist 2 à 3 keer per jaar naar Nepal. Toch valt het hem niet zwaar. ‘Ik ben juist heel tevreden omdat ik iets kan doen voor de mensen en het welzijn van onze planeet. Mijn werknemers zijn gelukkig en mijn klanten zijn tevreden. Dat geeft me voldoening.’

Kledij die écht fair trade is – van plant tot klant – en bovendien ecologisch:

je vindt het in Gent. ‘Omdat vriendschap en zorg voor de planeet veel meer

levensvreugde bieden dan pure winst.’

MEER WETEN OVER EER-LIJKE MODE?

Slow fashion.

Aesthetics meets

ethics (Safi a Minney)Uitgeverij New Internationalist ONLINE

www.yak-yeti.be

LEVEN EN LATEN LEVEN

EERLIJKE KLEDIJ MADE IN NEPAL

WAARDIG WERK

Page 8: PDF, 11.78 MB

WAARDIG WERK

Van generatieop generatie

Veertig jaar geleden waren Benita en Sebastián López vrijwilligers bij een programma van Caritas dat voedsel voorzag voor de inwoners rond het Titicacameer. Tijdens hun vrijwilligerswerk besloten ze ook opleidingen te geven om een meer-waarde te creëren voor de traditi-onele weef-en breitechnieken uit de regio. Daarmee wilden ze de culturele identiteit van Peru bewa-ren en tegelijkertijd het handwerk een economische boost geven. In 1985 begonnen ze handgemaakte kledij van de lokale bevolking te verhandelen in Cusco. Met suc-ces: de kwaliteitsproducten konden op veel belangstelling rekenen.Intussen gaat de tweede generatie verder: dochters Mariela en Gabriela en zoon Yury staan in voor de dage-lijkse leiding. Mama Benita ontwerpt nog voor een groot deel zelf de collecties. Tot voor enkele maanden tekende ze alles uit op papier, maar nu maakt ze haar patronen met de computer. Het geeft haar voldoening dat ze haar kennis en expertise kan delen met de weefsters en naaisters. Toch heeft ze het moeilijk: haar man Sebastián is in 2015 gestorven. Het is lastig om zonder hem verder te gaan, maar het gezin wil zijn droom voortzetten, namelijk ervoor zor-gen dat iedereen kan genieten van

kwaliteitsvolle mode. Tijdens het Incatijdperk was kledij vervaar-digd met wol van alpaca’s immers enkel bestemd voor de leden van de koninklijke familie.

Fair tradeSinds 2004 is Royal Knit lid van de World Fair Trade Organization. Het organiseerde al meer dan 40 opleidingen in verschillende regio’s van het land en verhandelt zijn tex-tielproducten wereldwijd. Samen met honderden weefsters werkt het familiebedrijf volgens 10 fair-tradeprincipes. Zo doet het beroep op eco-vriendelijke leveranciers (organisch katoen en biodegra-deerbare alpacavezel) en gebruikt het prijskaartjes van gerecycleerd papier volgens de FSC-standaard.Eens de weefsters een volledig trai-ningsprogramma doorlopen hebben, zijn ze in staat om kwaliteitsproduc-ten af te leveren. En daar hoort ook een eerlijk loon bij, dat in onderling overleg bepaald wordt op basis van de specifi eke noden. Ook waakt Royal Knit erover dat er geen kinderarbeid of gedwongen arbeid plaatsvindt. Het biedt fl exi-bele uren zodat de vrouwen nog voor hun kinderen kunnen zorgen. Bovendien respecteert de organisa-tie de nationale wetten en krijgt ze twee keer per jaar de inspectie over de vloer om te kijken of de werk-vloer legaal en veilig is en overeen-stemt met de gezondheidsnormen.

In het zuiden van Peru heerst een eeuwenoude traditie

van handgemaakt textiel. Weef- en breitechnieken bloei-

den volop ten tijde van de Inca’s. De inheemse bevolking

houdt tot op de dag van vandaag die traditie in stand. In

de zuidelijke provincies Lampa en Cusco helpt Royal Knit

daarbij. Het Peruaans familiebedrijf zorgt ervoor dat de

landbouwgemeenschappen een eerlijk inkomen genereren

dankzij hun alpaca’s en lama’s.

Om mensen uit de armoede te halen, geef je ze een opleiding.Daar is Royal Knit van overtuigd.”

Via het Trade for Development Centre (TDC) steunt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking Royal Knit sinds 2012. Een eerste project, goed voor 52.500 euro, focuste op een collectie die de voorouder-lijke weef-en breitechnieken moest bewaren. De collectie werd voorge-steld op internationale beurzen in Duitsland. Het directe contact met kopers stelde het bedrijf in staat de voordelen van zijn producten aan te tonen. Het hield er talrijke klanten op na die overtuigd waren van Royal Knits missie.In 2014 ontving een tweede project rond ‘ethische luxemode’ eenzelfde bedrag. Doel: meer inspelen op de trend van luxekledij - volledig handgemaakt met respect voor de producent en de natuur.

IEDEREEN KONING

STEFANIE BUYST©

DG

DG

D

Ethische luxemode

8 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 9: PDF, 11.78 MB

VAN PERU TOT IN BELGIË

Ook het Belgische fairtrademodelabel LN Knits verkoopt een aantal handgemaakte stuks van Royal Knit in haar collectie.Ellen Kegels begon op haar 16de mutsen te haken. Dat had zoveel

succes dat ze tijdens het winterseizoen 350 mutsen, ook wel ‘beanies’,

ontwierp tegen de tijd dat ze haar universitaire studies afrondde.

Na een carrière van anderhalf jaar in de reclamesector, besloot ze

toch iets te doen met haar mutsen en sjaals. Al die jaren had ze het

geld van haar verkoop opzij gezet. Ze zocht een designer, zette een

website op en stelde een team van 10 oma’s samen die intussen

de productie hadden overgenomen.

Via vrienden kwam ze in contact met een Belgische organisatie die

actief is in Peru. Samen besloten ze een project op te starten dat

Peruaanse tienermoeders een eerlijk loon bood via haken en breien

met wol van babyalpaca’s.

In oktober 2011 werd Ellen offi cieel fulltime zelfstandige met twee

collecties: LN Beanies (B2C) en LN Andes (B2B). Intussen werkt ze

samen met 3 Peruaanse leveranciers, waaronder Royal Knit dat

voornamelijk instaat voor de productie van vesten en jassen.

Opleiding om aan armoede te

ontsnappenOm mensen uit de armoede te halen, geef je ze een opleiding. Daar is Royal Knit van overtuigd. Daarom voorziet het cursussen (basis, gemiddeld en gevorderd) en workshops voor de inheemse bevolking. Een basiscursus duurt ongeveer drie maanden aan gemiddeld vier uur per dag. De meeste deelnemers zijn vrouwen. Hun man werkt dikwijls ver van huis in de mijnsector. De vrouwen moeten dus voor de kinderen zor-gen waardoor ze maar vier uur per dag de tijd hebben om een cursus te volgen.Royal Knit voorziet het materiaal: machines, technische fi ches, hand-boeken. De cursisten leren onder andere het aantal stiksels per rij berekenen, patronen maken, de stoffen afwerken met een onzicht-bare zoom, gaten maken voor

knopen… Ook dienen ze de was-methodes voor de stoffen onder de knie te krijgen. Alpacawol vereist immers een speciale behandeling.Naarmate ze de verschillende niveaus doorlopen, werken alle deel-nemers volgens dezelfde naai-en breitechnieken.Royal Knit zorgt voor empowermentvan vrouwen: ze verdienen zelf de kost, wat hen financieel minder afhankelijk maakt van hun man. Bovendien kunnen ze hun huishou-den combineren met hun job en ze zorgen er dikwijls voor dat hun kinderen naar school kunnen gaan. Kortom, een win-winsituatie: eeu-wenoude tradities blijven bewaard alsook de cultuur van handwerk terwijl de levensstandaard van de lokale bevolking erop vooruit gaat.

© D

GD

© D

GD

ONLINEhttp://rkperu.com/en/

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 9

Page 10: PDF, 11.78 MB

10 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

genoodzaakt overuren te presteren. In de fabrieken vallen werknemers geregeld fl auw door een gebrek aan gezonde voeding, verluchting en verlichting, door uitputting en door gebruik van schadelijke chemische producten. Bovenop de maande-lijkse voedingskosten moeten de arbeiders in de hoofdstad Phnom Penh dan nog eens overdreven hoge huurkosten betalen die huisjesmel-kers aan de arbeiders vragen. De Cambodjaanse vakbond CLC en haar kledingfederatie C.CAWDU2 klagen al jaren moedig de erbar-melijke en onveilige werkomstan-digheden in de kledingfabrieken aan. Beide vakbonden zijn partner-organisaties van Wereldsolidariteit en worden, onder meer dankzij de subsidies van de Belgische Ontwik-kelingssamenwerking, ondersteund in hun strijd voor eerlijke werk-omstandigheden, voor een hoger minimumloon en voor een betere sociale bescherming.

C.CAWDU telt meer dan 80.000 leden in de kleding- en schoenin-dustrie en is daarmee de grootste politiek onafhankelijke werkne-mersorganisatie in het land. Vak-bondswerk in de kledingsector in Cambodja blijft echter moeilijk en gevaarlijk. De meerderheid van de kledingarbeidsters wordt tewerkgesteld met een contract van bepaalde duur, waardoor ze zich slechts moeizaam syndicaal engageren. Velen vrezen immers dat ze geen verlenging van hun contract zullen krijgen als ze in het bedrijf actief vakbondsacties ondersteunen. Intimidatie van vakbondsactivisten door de werkgevers, onder meer bij stakingen en manifestaties, komt geregeld voor. Bestaande arbeids –en vakbondsrechten worden in de praktijk vaak met de voeten getreden. Daarbij komt ook nog de repressie door de politie en het overheidsapparaat.

Kledingvakbonden in de bresvoor waardig minimumloon in CambodjaCambodja is in Europa vooral gekend voor het prachtige tempelcomplex Angkor Wat en voor zijn

gruwelijke genocide tijdens de jaren ’70. Minder gekend is dat het land een belangrijke toeleve-

rancier is voor grote westerse kledingketens. Wereldsolidariteit, de ngo van de christelijke arbei-

dersbeweging in België, ondersteunt haar syndicale partners CLC en C.CAWDU in hun moeizame

strijd voor menswaardige werkomstandigheden en waardige lonen1.

JEROEN ROSKAMSWERELDSOLIDARITEIT

C ambodja is één van de Minst Ontwikkelde Landen in de wereld. Het land staat 136e op

de ranglijst van de Index van Men-selijke Ontwikkeling van de VN en behoort daarmee tot één van de armere landen uit de regio. In het midden van de jaren ‘90 gooide Cambodja haar economie open. Toen de Verenigde Staten en de Europese Unie voorkeurtarieven en quota voor textiel invoerden, kende de kledingproductie een enorme groei. Onder impuls van internati-onale kledingketens als H&M, C&A en Walmart -op zoek naar goedkope, laaggeschoolde arbeidskrachten - stroomden de investeringen het land in. Zo ontwikkelde de kleding- en sportschoenenproductie zich tot een belangrijke sector die vandaag aan zo’n 700.000 Cambodjanen werk verschaft. De overgrote meerder-heid van hen zijn vrouwen jonger dan 30 jaar.Cambodjaanse kledingarbeid-sters leiden een weinig rooskleurig leven. Met een minimumloon van 140 dollar moeten ze maandelijks trachten de eindjes aan elkaar te knopen. Nochtans wijst een studie, nota bene uitgevoerd in opdracht van de Cambodjaanse overheid, uit dat een minimumloon van 177 dollar nodig is om aan de minimale levensbehoeften te kunnen voldoen. Alleen al aan voeding geeft een kledingarbeidster meer dan 60% van haar loon uit. De Internatio-nale Arbeidsorganisatie toonde in 2014 aan dat 43% van de Cam-bodjaanse kledingarbeidsters aan bloedarmoede lijdt en dat 15% een te laag gewicht heeft. Door de lage minimumlonen zijn de arbeiders

© H

. S

tilw

ell

Het is hoog tijd dat demerken hun verantwoorde-lijkheidnemen en het probleem aanpakken”

© B

as d

e M

eijer

Page 11: PDF, 11.78 MB

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 11

Kong Athitvice-president van C.CAWDU

‘De laatste verhoging van het mini-mumloon met 12 dollar, van 128 naar 140 dollar, is slechts een peulschil”

Internationale noord-zuidactie loont

C.CAWDU heeft vooral ingezet op een substantiële verhoging van het nationale minimumloon in de kledingsector. Tijdens de laatste drie jaren kwamen vakbonden en werkgevers uit de kledingsector echter niet tot een akkoord. Telkens legde de regering daarop unilateraal het nieuwe minimumloon voor dat jaar vast. Dat loon kwam veelal wel tegemoet aan de voorstellen van de nationale werkgeversfedera-tie van de kledingindustrie, maar hield nauwelijks rekening met het consumptiepatroon van de kledin-garbeiders en de verwachtingen van vakbondszijde voor een leef-baar loon. In januari 2014 leidde dat tot een nationale staking in de kledingsector, die massaal werd opgevolgd door tienduizenden arbeiders: Tachtig procent van de werknemers nam deel aan de actie en 127 fabrieken moesten hun productie stilleggen. De staking verliep vreedzaam, tot de ordediensten op vraag van een kledingfabriek de stakende arbei-ders te lijf ging met ijzeren staven, metalen buizen, messen en machi-negeweren. Vijf manifestanten kwa-men daarbij om, 39 raakten gewond, 23 werden opgepakt en later ook mishandeld. Om verder geweld te vermijden en om te voorkomen dat hun leiders achter de tralies

zouden verdwijnen, zijn C.CAWDU en CLC sindsdien overgeschakeld op symbolische acties waarbij het werk voor korte tijd werd stilgelegd. Dat kreeg bovendien internationale steun van vakbonden, het Internati-onaal Vakverbond (IVV), de Clean Clothes Campaign (CCC) en van Wereldsolidariteit. Zo vonden op 17 september 2014 in tientallen steden over de hele wereld acties plaats aan kledingwinkels en aan de Cambodjaanse ambassades met een duidelijke vraag: ’Is 177 dollar maandloon voor de Cam-bodjaanse kledingarbeidsters echt te veel gevraagd?’De protestacties wierpen slechts gedeeltelijk hun vruchten af. Kong Athit, vice-president van C.CAWDU, stelt: ‘De laatste verhoging van het minimumloon met 12 dollar, van 128 naar 140 dollar, is slechts een peul-schil. Verre van voldoende om van een leefbaar loon te spreken. Maar de werkgevers en de overheid houden ons steeds voor dat het minimumloon niet hoger mag zijn, omdat ze vrezen dat de kledingmerken anders hun afnemers zouden zoeken in Vietnam of Birma.’Zijn voorzitter Ath Thorn voegt daar-aan toe: ‘Internationale kledingmer-ken blijven de kleine winstmarges van de lokale kledingfabrieken onder druk zetten. Het is hoog tijd dat de merken hun verantwoordelijkheid nemen en het probleem aanpakken

dat de oorzaak is van de vele protes-ten: het uitblijven van een leefbaar loon. Een loonsprong naar 177 dollar is een stap in die richting.’Via haar campagne voor een hoger minimumloon blijft C.CAWDU de druk opvoeren op de lokale fabrieks-eigenaars, de Cambodjaanse over-heid én de internationale kleding-merken. De campagne wordt in eerste instantie gevoerd via een nationaal samenwerkingsverband van 6 Cambodjaanse kledingvak-bonden, waarvan C.CAWDU de aansturing doet. Maar ook het inter-nationale samenwerkingsverband van vakbonden als het ACV, het IVV en internationale kledingvakbonden, CCC en Wereldsolidariteit vormt een cruciaal onderdeel van de strategie. De campagne richt zich tot acht kledingmerken (H&M,C&A, Inditex, Walmart, Puma, Adidas, Gap en Levi’s) om hen aan te sporen hun prijsbeleid en aankooppraktijken aan te passen om een leefbaar loon mogelijk te maken en ook te blijven investeren in Cambodja. Een moge-lijke volgende stap vormt een nieuw soort internationaal akkoord tussen deze kledingmerken en de lokale en internationale vakbonden over leefbare lonen in de kledingindustrie in Cambodja. Een dergelijk akkoord is de beste manier om multinationale spelers tot de orde te roepen en enkele basisafspraken vast te leggen voor hun toeleveringsketen.

1 Naast WSM is ook Oxfam

actief in Cambodja, als

partner van CLC.

2 CLC: Cambodian Labour

Confederation; C.CAWDU:

Coalition of Cambodian

Apparel Workers

Democratic Union

In 2014 vielen in Cambodja 5 doden bij een vreedzame staking van

textielarbeid(st)ers. Toch zet de vakbond CLC haar strijd voor een waardig

minimumloon van 177 dollar voort, zij het met symbolische acties.

WAARDIG WERK

Page 12: PDF, 11.78 MB

12 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Klopt het dat de missie van

ILO overeenstemt met ‘streven

naar waardig werk voor

iedereen’?

Historisch gezien - dus bij de oprich-ting in 1919 - bestaat het mandaat van ILO uit de promotie van sociale rechtvaardigheid. Maar de laatste 10-15 jaar groeide ‘waardig werk’ geleidelijk uit als een vertaling van die sociale rechtvaardigheid. Van-daag zit dat begrip diep geworteld in de internationale gemeenschap (definitie zie kader). De ‘2030 Agenda voor Duurzame Ontwik-keling’ geldt als mooiste voorbeeld: SDG8 vermeldt namelijk expliciet ‘inclusieve groei’ en ‘waardig werk voor iedereen’.

Jeugdwerkloosheid vormt

een enorme bedreiging

voor de wereld, zowel

de ontwikkelde als de

ontwikkelingslanden. Denken

we alleen maar aan Brussel,

waar het radicalisering kan

voeden. Hoe pakt ILO dat

probleem aan?

Als ik aan ministers van Werk vraag wat hun grootste probleem is, ant-woordt 9 op de 10: werkloosheid, meer bepaald jeugdwerkloosheid. De jeugd verdient inderdaad pri-oriteit om twee redenen. (1) Ze is het voornaamste slachtoffer van werkloosheid: jongeren van minder dan 25 jaar oud hebben drie keer meer kans om werkloos te zijn; (2) Jongeren zonder productief werk vormen een gevaar voor zichzelf en voor de samenleving.

CHRIS SIMOENS

De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) streeft naar waardig werk voor

iedereen. Jammer genoeg staan een reeks obstakels de realisatie van dat

nobel doel in de weg. Toch blijft ILO-topman Guy Ryder optimistisch. Glo.be

had een gesprek met hem.

De maatregelen dienen zowel algemeen te zijn (arbeidsmarkt activeren…) als specifi ek gericht naar jongeren. Zo zette de EU een ‘Youth Employment Guarantee’ op. Daarmee krijgen jongeren van onder de 25 jaar oud die 4 maanden werkloos zijn de kans om werker-varing op te doen of een training te volgen. Vooral in opkomende en ontwikkelingslanden probeert men jongeren te stimuleren om hun eigen zaak te starten. Zowat overal worden programma’s georganiseerd om jon-geren broodnodige vaardigheden bij te brengen. Er bestaat immers een enorme mis-match tussen wat jongeren leren tijdens hun opleiding en wat de arbeidsmarkt nodig heeft. Let wel: dit is de best opgeleide generatie jongeren ooit, overal ter wereld. Maar hoger onderwijs biedt helaas geen garantie op werk. Zo heb je in Noord-Afrika meer kans om werkloos te zijn naarmate je meer gestudeerd hebt!ILO neemt hier de lead. Onlangs stelde ik in New York het ‘Global Initiative on Decent Jobs for Youth’

WERKENDEARMEN

327MILJOENwerkenden zijn

extreem arm (minder

dan 1,9 dollar/dag)

967MILJOENwerkenden zijn arm

tot matig arm (tussen

1,9 en 5 dollar/dag)

DE VELE HORDES NAARWAARDIG WERKVOOR IEDEREEN

© M

AR

CE

L C

RO

ZE

T

Guy Ryder, directeur-generaal van ILO.

Page 13: PDF, 11.78 MB

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 13

voor, een unieke formule waarbij alle VN-instellingen zich samen inzetten om jongeren werk te geven.

Digitalisering wordt

vaak gepromoot, onder

meer door minister van

Ontwikkelingssamenwerking

De Croo, als een

excellente tool om de

ontwikkelingssamenwerking

een duw in de rug te geven.

Terzelfdertijd staan er jobs door

op het spel. Wat is uw visie?

Historisch gezien creëren innova-ties meer jobs dan ze vernietigen. Innovatie is dus een goede zaak, ook al stelt de overgang proble-men. Bovendien voegt digitalisering er een nieuwe dimensie aan toe die onze manier van werken kan transformeren. Zo stellen we bij de discussies over Uber, de gig- en de platformeconomie vast dat we pro-ductie op een heel andere manier kunnen organiseren.Wat ontwikkelingssamenwerking betreft, heb ik al mooie voorbeelden gezien waar digitale technologie

een grote hulp biedt. Denk aan mobiel bankieren, onder meer in Kenia, dat de productieve activiteiten van de mensen ‘monetariseert’ en zo nieuwe mogelijkheden schept. Digitale technologie laat ook toe om sociale bescherming veel effi ciënter te laten verlopen: het geld kan recht-streeks gestort worden via geperso-naliseerde identiteitskaarten. Het ziet ernaar uit dat digitalisering

ontwikkelingslanden een serieuze sprong vooruit zal brengen.Toch valt een negatieve zijde niet te ontkennen. Wie zal er met de voor-delen gaan lopen? Het risico op een grotere digitale kloof is heel reëel. De ontwikkelingssamenwerking heeft hier een mooie opportuniteit, maar ook een verantwoordelijkheid.

ILO heeft aangekondigd dat

de werkloosheid de komende

jaren zal toenemen. Wat is

de oorzaak? Hoe kunnen er

voldoende jobs gecreëerd

worden?

Op dat vlak staan we er inderdaad niet goed voor. Er zijn maar liefst 197 miljoen werklozen - 27 miljoen meer dan voor de crisis in 2008. En het zal er niet beter op worden: dit jaar komen er 2,3 miljoen bij, in 2017 1,1 miljoen. Sedert 2008 staat de groei op een laag pitje. Bijna maandelijks moeten OESO en IMF hun groeiprognose herzien, recent tot 3,2%. Dat is te weinig om aan iedereen een job te geven. Elk jaar komen 40 miljoen jongeren

KWETSBARE TEWERKSTELLING (2016)In percentage van de totale

tewerkstelling per land

BRON: ILO

2008 2015 2016 2017

170MILJOEN

197,1MILJOEN

199,4MILJOEN

200,5MILJOEN

Iedereen heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep,

op rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op

bescherming tegen werkloosheid.

Iedereen, zonder enige discriminatie, heeft recht op

gelijk loon voor gelijke arbeid.

Iedereen die arbeid verricht, heeft recht op een recht-

vaardige en gunstige verloning, die hem en zijn gezin een

menswaardig bestaan verzekert, en die, indien nodig,

met andere middelen van sociale bescherming zal wor-

den aangevuld.

Iedereen heeft recht om vakbonden op te richten en

zich daarbij aan te sluiten ten einde zijn/haar belangen

te beschermen.

ART. 23 VAN DE UNIVERSELE VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS (1948)

40MILJOENElk jaar komen

40 miljoen jongeren

op de arbeidsmarkt

AANTAL WERKLOZEN WERELDWIJD

Geen gegevens

< 14%

14 - 31%

31 - 60%

> 60%

WAARDIG WERK

Page 14: PDF, 11.78 MB

op de arbeidsmarkt. We moeten dus 40 miljoen jobs creëren, alleen al voor een status-quo. Daarom heeft de G20 een prioriteit gemaakt van meer groei en kwaliteitsvolle waar-dige jobs.

Het hangt dus eigenlijk af van

zaken waar ILO niets aan kan

doen?

We maken wel degelijk deel uit van de internationale inspanningen. De G20 heeft mede dankzij ons hun initiatief ‘Faster growth for more jobs’ gelanceerd. ILO werkt nauw samen met de G20. Dit jaar met voorzitter China om de impact van de G20 rond tewerkstelling te verhogen.Daarnaast omvat de Agenda 2030 een aparte doelstelling voor ‘vol-ledige tewerkstelling’ en ‘waardig werk voor iedereen’. Overigens ben ik België heel dankbaar voor de sleutelrol die het daarbij gespeeld heeft, als co-voorzitter van de ‘Friends of Decent Work’ (zie p. 16). ILO ondersteunt haar lidstaten om de doelwitten rond waardig werk te halen. We beschikken dus wel

degelijk over belangrijke interna-tionale platformen om onze agenda rond tewerkstelling te realiseren. We beleven een goed momentum en er zijn goede dingen gebeurd.

Maar zelfs zij die werken,

zijn vaak extreem arm.

Hoe probeert ILO daaraan

te verhelpen?

Eén op tien werkenden leeft inder-daad in armoede. Daarom wil ILO niet zomaar ‘werk’ creëren, maar ‘waardig werk’. Dat betekent onder meer: vrij van armoede. Het gaat om een van de moeilijkst te bereiken sectoren van de arbeidsmarkt. Vorig jaar bracht ILO een aanbeveling uit rond de ‘formalisering van de infor-mele economie’. Recent kwamen onze drie partijen - werkgevers, regeringen en vakbonden – overeen dat het dé manier is om ontwikke-ling te benaderen. De voornaamste groep werkende armen zit immers geconcentreerd in de informele economie. Het betreft kwetsbare tewerkstelling: zij die voor eigen rekening werken en zij die onbe-taald meehelpen met een familielid, bijvoorbeeld in de landbouw. Op basis van de aanbeveling staan we onze lidstaten bij om hun informele economie te formaliseren.

Hoe doet u dat in de praktijk?

Enerzijds zijn er bedrijven die lie-ver informeel blijven. Ze vermij-den belastingen, voorzien geen

sociale bescherming, betalen te lage lonen… Daar is het antwoord: versterk de arbeidsinspectie. Daar-naast bestaan er bedrijven die wel formeel willen worden. Die moet je aanmoedigen: door administratieve procedures en sociale bescher-ming te vereenvoudigen, met een aangepast belastingbeleid, vlottere toegang tot kredieten en zo meer.Sociale bescherming is hier essenti-eel. Zo hebben we een aanbeveling rond ‘social protection fl oors’, een soort minimale basis voor sociale bescherming aangepast aan het ont-wikkelingsniveau van de individuele landen (zie p. 23). En precies die ‘fl oors’ kunnen helpen om werken-den uit de ergste armoede te halen.

Hoe staat het met discriminatie

en vrouwenrechten?

60 jaar geleden al bracht ILO zijn sleutelconventies uit rond ‘gelijk loon voor gelijkwaardig werk’ en anti-dis-criminatie. Ze vormen een stevige wettelijke basis om dat onrecht aan te pakken. Hoewel vandaag de meeste lidstaten die conventies bekrachtigd hebben, blijft onge-lijkheid een realiteit. Gemiddeld verdient een vrouw voor hetzelfde werk 77 cent, een man 1 dollar. Een vrouw werkt op vrijdag dus voor niets. Jammer genoeg is er geen verbe-tering in zicht. Bovendien werken vrouwen nog steeds veel minder dan mannen. Ofwel hebben ze geen

Alle partijen bij ILO - werkgevers, vakbonden en regeringen - staan open voor de visie van de ander”

WAT IS WAARDIGWERK?Waardig werk omvat wat mensen van hun werk verwachten. Namelijk een

werk dat productief is en een eerlijk inkomen verschaft, en dat veiligheid op

de werkplaats garandeert naast sociale bescherming voor het hele gezin.

Het betekent tevens werk dat betere perspectieven biedt op persoonlijke

ontwikkeling en sociale integratie, dat mensen de vrijheid geeft om hun

zorgen te uiten, om zich te organiseren en te participeren in de beslissingen

die impact hebben op hun eigen levens, en dat gelijke kansen en gelijke

behandeling voor vrouwen en mannen garandeert.

Dat stemt overeen met de 4 hoofddoelstellingen van de Internationale

Arbeidsorganisatie:

• Respect voor arbeidsnormen en fundamentele rechten

• Creatie van werkgelegenheid

• Verlenen van sociale bescherming

• Respect voor sociale dialoog

Bron: www.ilo.org

© D

GD

/C. S

imo

ens

14 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 15: PDF, 11.78 MB

toegang tot werk ofwel hebben ze toegang, maar alleen tot onderbe-taald en ondergewaardeerd werk. Waar moeten we onze aanpak bijstu-ren als er na decennialange inspan-ningen nog altijd zoveel ongelijkheid bestaat? Om die vraag te verkennen heeft ILO initiatieven genomen zoals ‘Future Work’ en ‘Women at Work’. Daarin maken we de balans op van ‘vrouwen aan het werk’. We doen ook een opiniepeiling. Het is immers een absolute prioriteit voor ILO om de situatie beter te doorgronden. Alleen zo kunnen we nieuwe benaderingen vinden om de blijvende structurele obstakels voor gelijkheid aan te pakken. We hebben nu al een aantal ideeën: kinderverzorging, betere verdeling van verantwoordelijkheid in het gezin, bescherming van moeder- en vaderschap, de zorgeconomie, inno-vatieve manieren om onbetaald werk te evalueren… Dat betekent niet dat we in 60 jaar geen vooruitgang geboekt hebben, alleen moeten we onze koers wijzigen.

Hoe zit het met vakbonden?

In sommige landen is

vakbondswerk een stuk

lastiger dan in Europa.

ILO verdedigt een basispakket van 4 fundamentele rechten rond werk: recht op organisatie en col-lectieve onderhandelingen, recht op bescherming tegen discriminatie en gedwongen arbeid en de eliminatie

van kinderarbeid. De conventies 87 (organisatie) en 98 (collectieve onderhandelingen) omschrijven het recht op vakbondswerk. De meeste landen hebben ze bekrachtigd, maar we zouden ze liever univer-seel zien.Het klopt dat in veel landen vak-bondswerk aan beperkingen onder-hevig is of zelfs totaal onmogelijk. ILO waakt er dan ook over dat deze rechten worden gerespecteerd. Een van onze meest doeltreffende mechanismen is de commissie ‘Freedom of Association’. Sinds haar oprichting in 1951 heeft ze al meer dan 3000 klachten onderzocht.

SDG8 is aan waardig werk

gewijd. Hoe optimistisch bent

u dat het doel tegen 2030

gehaald wordt?

Ik ben zeker optimistisch. De inter-nationale gemeenschap is erin geslaagd om over een coherente agenda te onderhandelen die veel ambitieuzer is dan de Millennium-doelen. Dat waren 8 doelen die op zichzelf stonden, de Duurzame Ont-wikkelingsdoelstellingen (SDG’s) daarentegen vormen een alomvat-tende, meer gesofi sticeerde agenda. De open en oprechte manier van onderhandelen biedt ook een sterke legitimiteit, het eigenaarschap van de lidstaten is groot. We zullen natuurlijk hard moeten werken om de agenda te realiseren, maar het politieke momentum is heel belangrijk.

SDG8Bevorder aanhou-

dende, inclusieve en

duurzame economi-

sche groei, volle-

dige en productieve

tewerkstelling en

waardig werk voor

iedereen.

Bovendien gaat het verder dan alleen SDG8. Vrijwel elk SDG omvat een ILO-onderwerp: sociale bescher-ming in SDG1, gender, migratie, vorming… Het is de juiste agenda: realistisch, niet utopisch. ILO zal er alles aan doen om haar verantwoor-delijkheid te nemen om de SDG’s te halen, we spelen hier een hoofdrol.

Eigen aan ILO is het ‘tripartiete’

aspect: regeringen, werkgevers

en vakbonden werken samen.

Maar hoe slagen jullie erin

de ongetwijfeld soms sterk

uiteenlopende visies te

verzoenen?

Bij ILO vertrekken we niet van gelijke belangen, maar wel van gedeelde waarden en doelstellingen. Vooreerst gaat iedereen ervan uit dat waardig werk essentieel is om een samenle-ving goed te laten draaien en voor vrede en stabiliteit te zorgen. Daar-naast zijn alle partijen bereid om een oplossing, en dus een compromis, te zoeken. Ze proberen naar elkaar te luisteren en staan open voor de visie van de ander. We hebben bijna 100 jaar ervaring, we maken gewoon dat het werkt. Ik sta nu al 3,5 jaar aan het hoofd van ILO en ik merk dat het werkt, al verloopt het in cycli van goede en minder goede momenten.

MEER INFO OPDE TABLETVERSIE

Kwetsbare tewerkstelling omvat zij die voor eigen

rekening werken en zij die onbetaald meehelpen met een familielid.

WAARDIG WERK©

ILO

Ferr

y L

atief

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 15

Page 16: PDF, 11.78 MB

• Vandaag staat ILO in voor de realisatie van ‘Agenda Waardig Werk’. Zij:- stelt de internationale arbeidsnor-

men op om de rechten van de werknemers te garanderen, en promoot deze. ILO controleert ook de toepassing van deze normen door de lidstaten.

- d raag t b i j t o t c rea t ie van werkgelegenheid.

- promoot en ondersteunt de uitbrei-ding van de sociale bescherming voor iedereen.

- versterkt en promoot de sociale dialoog.

• ILO, met hoofdzetel in Genève, telt momenteel 186 lidstaten. De huidige Directeur-Generaal is Guy Ryder (VK).• ILO is op een tripartiete wijze samengesteld, uniek voor VN-or-ganisaties. In de bestuursorganen zetelen zowel vertegenwoordi-gers van de werkgevers- en werk-nemersorganisaties als van de

regeringen. Ze hebben bovendien een evenwaardig stemrecht. • De internationale arbeidsnor-men die ILO uitwerkt, bestrijken een waaier aan thema’s: sociale zekerheid, lonen, minimumleef-tijd, arbeidsveiligheid, vrijheid

ONLINEwww.ilo.org

De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) werd in 1919

opgericht als onderdeel van het Verdrag van Versailles

dat een einde stelde aan WOI. Daarmee is ILO de oudste

VN-organisatie. Opdracht: de sociale toestand van de wer-

kenden verbeteren. De toenmalige wereldleiders gingen er

immers vanuit dat zonder sociale gerechtigheid er geen

duurzame en universele vrede kon bestaan.

Wat doet België bij ILO?• België is al sinds de oprichting lid van ILO. Ons land schreef ove-

rigens samen met 9 andere landen mee aan de ILO-Constitutie.

• België zetelt in de Raad van Bestuur (2014-2017). Ook onze

werknemers- en werkgeversorganisaties zijn er actief. Zo is Luc

Cortebeeck (ACV) lid voor de werknemersgroep (2014-17) (Dimensie

3, 2/2012, p.22).

• ILO is een essentiële partner voor de Belgische Ontwikke-

lingssamenwerking. Waardig werk staat immers in de Wet op

ontwikkelingssamenwerking (maart 2013) ingeschreven als prioriteit.

In 2014 en 2015 kende België per jaar 4,5 miljoen euro toe voor

technische bijstand in ontwikkelingslanden. Daarnaast fi nancierde

ons land in DR Congo een ILO-project rond jeugdwerkloosheid en

beroepsonderwijs voor 4 miljoen euro.

• Ook de gewesten fi nancieren ILO. De laatste jaren schommelen de

totale Belgische bijdragen tussen de 8 en 12 miljoen euro per jaar.

• België heeft samen met Angola het voorzitterschap waargenomen

van de Vriendengroep voor Waardig werk en Duurzame

Ontwikkeling, een ILO-initiatief. Bedoeling: waardig werk als een

apart Duurzaam Ontwikkelingsdoel opnemen in de Agenda 2030,

wat uiteindelijk gebeurde (SDG8). De Vriendengroep volgt ook de

effectieve realisatie van deze doelstelling op.

ILO is een essentiële partner voor de Belgische Ontwikke-lingssamen-werking”

SONJA KEPPENS

van vakbond, gedwongen arbeid, arbeidsuren, arbeidscontrole en zo meer. Naargelang hun bindend karakter spreekt men van verkla-ringen, verdragen, conventies of aanbevelingen. Een van de acht Fundamentele ver-klaringen is de bindende Verklaring inzake de Fundamentele Rechten en Principes op het Werk (1998). Zij legt vier onvervreemdbare arbeids-rechten vast: vrijheid van vereniging en recht op collectieve onderhan-delingen, verbod op dwangarbeid, verbod op kinderarbeid en verbod op elke vorm van discriminatie op de werkvloer.Tot de 198 conventies hoort onder meer conventie nr. 182 die de erg-ste vormen van kinderarbeid wil elimineren (1999). Deze is bindend voor de staten die haar bekrachtigd hebben. Daarnaast werkt ILO ook protocollen en aanbevelingen uit. Zo heeft de niet-bindende aanbeveling nr. 202 inzake sociale beschermingsvloeren (2012) er toe geleid dat sindsdien heel wat ontwikkelingslanden een beleid inzake sociale bescherming uitwerkten.• ILO heeft ook een luik ontwikke-lingssamenwerking opdat ook in armere landen iedereen toegang zou hebben tot waardig werk.

WAARDIG WERK

© J

P P

oute

au

DE INTERNATIONALEARBEIDSORGANISATIE

IN EEN NOTENDOP

16 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 17: PDF, 11.78 MB

VakbondenInstituut voor Internationale Arbeidsvorming (IIAV) van het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV/CSC).Wat? De vakbonden in het Zuiden ondersteunen zodat ze opkomen voor waardig werk in al zijn facetten en voor alle werknemers in hun landBudget? 3,15 miljoen euro (2015-2016), waarvan 2,68 miljoen euro subsidiesWaar? Zuid-Afrika, DR Congo, Niger, Cambodia, India, Indonesia, Brazilië, Colombia

Internationaal Syndicaal Vormings-instituut (IFSI-ISVI) van het socialis-tisch Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV/FGTB).Wat? De vakbonden in het Zuiden versterken om de Agenda Waardig Werk en haar 4 samenstellende pilaren te realiserenBudget? 3,17 miljoen euro (2015-2016), waarvan 2,72 miljoen euro subsidiesWaar? Zuid-Afrika, DR Congo, Benin, Ivoorkust, Kameroen, Burkina Faso, Kenia, Rwanda, Senegal, Zambia, Zimbabwe, Colombia, Cuba, Peru, Palestina

Beweging voor Internationale Soli-dariteit (MSI/BIS) van de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB/CGSLB).Wat? Zonder sociale democratie – en sociale dialoog – valt duurzame ont-wikkeling moeilijk te realiseren. Ook waardig werk is een sleutelelement.Budget? 1,58 miljoen euro (2015-2016), waarvan 1,35 miljoen euro subsidiesWaar? Zuid-Afrika, Burundi, Burkina Faso, Senegal

Ngo’sWereldsolidariteit – Solidarité mon-diale (WSM), ngo van de Belgische Christelijke Werknemersbeweging.Wat? Het respect voor politieke, sociale, economische en culturele rechten in het Zuiden bevorderen. WSM verdedigt daarbij een inclu-sief model dat onder andere recht op werk en sociale bescherming inhoudt (zie p. 10 en 24)Budget? Het meerjarenprogramma 2014-2016 heeft een budget van 17,26 miljoen euro, waarvan 14,5 miljoen euro subsidiesWaar? Benin, Burkina Faso, Gui-nee-Bissau, Mali, DR Congo, Rwanda, Burundi, Peru, Bolivia, Brazilië, de Dominicaanse Republiek, Guatemala, Cuba, India, Nepal, Bangladesh, Indonesië

Fonds voor Ontwikkelingssamen-werking-Socialistische Solidariteit (FOS), ngo van de socialistische beweging in Vlaanderen.Wat? Sociale bescherming van bevolkingsgroepen die in precaire omstandigheden leven in het Zuiden. Focus op recht op waardig werk en op gezondheid.Budget? 14,37 miljoen euro (2014-2016), waarvan 11,6 miljoen euro subsidies.Waar? Sub-Sahara-Afrika, Cuba, El Salvador, Honduras, Nicaragua, Bolivia, Colombia, Ecuador, Peru, India, Nepal, Bangladesh, Indonesia, Palestina

Solidarité Socialiste (SolSoc), ngo van de socialistische gemeenschap-pelijke actie in Wallonië en Brussel.Wat? Door versterking van collec-tieve actiecapaciteiten sociale veran-dering nastreven in het Zuiden. Focus

EDDY NIERYNCK

Hoe steunt Belgiëvakbonden en ngo’s in hun strijd

voor waardig werk?

De Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (FOD Buitenlandse Zaken) verleent

subsidies aan de vakbonden en enkele gespecialiseerde ngo’s om de strijd voor waardig werk in het Zuiden

te ondersteunen. Een overzicht.

6,75

SUBSIDIES VAKBONDEN

2015-2016

MILJOEN

EURO

39,86

SUBSIDIES NGO’S

2014-2016

MILJOEN

EURO

op gelijke rechten en op vakbonden en mutualiteiten.Budget? 13,58 miljoen euro (2014-2016), waarvan 11 miljoen euro subsidiesWaar? Burkina Faso, Burundi, DR Congo, Guinee-Bissau, Marokko, Senegal, Bolivia, Colombia, India, Nepal, Bangladesh, Indonesia, Palestina

Hoewel het zwaartepunt in het Zuiden ligt, organiseren zowel vakbonden als ngo’s ook activiteiten in België.

De toekomstRecent werden in overleg met alle betrokken spelers ‘Gemeenschap-pelijke Context Analayses’ (GCA’s) opgemaakt. Zo hoopt de overheid alle partijen aan te zetten om in de toekomst beter samen te werken. Ook voor waardig werk werd per regio een aparte GCA uitgewerkt.

WAARDIG WERK

In Peru verdedigt FOS de rechten van huishoudwerkers. © F

OS

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 17

Page 18: PDF, 11.78 MB

WAARDIG WERK

V olgens de Interna-tionale Arbeids-o r g a n i s a t i e (ILO) werken er

wereldwijd 168 miljoen kin-deren. Een daling met een derde sinds 2000. Maar nog steeds veel te veel. Meer dan de helft van hen, 85 mil-joen, doet gevaarlijk werk. De meeste kinderen werken in Azië en de regio van de Stille Zuidzee: bijna 78 mil-joen of 9,3% van de kinderen. In Sub-Sahara-Afrika echter is het percentage kinderen dat moet werken beduidend groter: meer dan 21% of 59 miljoen. De landbouw blijft de belangrijkste sector (98 miljoen of 59% van de wer-kende kinderen), maar ook in de dienstensector (54 miljoen) en de industrie (12 miljoen) werken nog steeds te veel kinderen. Meestal in de informele economie.Kinderarbeid blijft dus een hard-nekkig probleem dat enkel met een coherente en structurele aan-pak op te lossen is. De bestaande internationale conventies (zoals van ILO) en de nationale wetgeving die kinderarbeid, of minstens zwaar en gevaarlijk werk voor kinderen, verbieden, volstaan in veel landen duidelijk niet. Al blijft wetgeving een belangrijke basis om de strijd tegen kinderarbeid aan te gaan.

Arme oudersEén oorzaak, nog al te vaak ver-onachtzaamd, is dat ouders onvol-doende middelen en bestaansze-kerheid hebben. Arbeiders in de

kassei-industrie in India verdienen 2 roepie per steen (3 eurocent). Dat betekent een daginkomen van 3 euro voor 100 gekapte stenen. Veel te weinig om kinderen op te voeden en om een waardig leven te kunnen leiden. Vandaar dat ze vaak mee ingeschakeld worden om het gezinsinkomen op te krikken. Ook als het inkomen wegvalt door ziekte of andere omstandigheden, zijn de kinderen letterlijk levensnoodzake-lijk. Dan hebben ze geen andere keuze dan hun ouders te vervangen als kostwinner. Een betere sociale bescherming en betere inkomens voor iedereen vormen dan ook terecht belangrijke doelwitten in de Duurzame Ontwikkelingsdoelen.Ook degelijk en toegankelijk onder-wijs is cruciaal. Waarom zouden ouders hun kinderen naar school

sturen als ze er nauwelijks iets leren, of als het te duur is of de afstand te groot om er te geraken?Om echt iets te veranderen moeten al deze oorzaken aan-gepakt worden en moeten alle betrokken actoren daaraan meewerken. Naar aanleiding van de commotie in de media over de Indiase kasseistenen (gebruikt voor de nieuw aan-gelegde Korenmarkt in Gent in 2015) brachten 11.11.11 en de federatie van de Belgi-sche Natuursteenhandel een aantal betrokkenen samen 1. De federatie neemt alvast het voortouw met haar initiatief ‘eerlijk natuursteen’. Daaruit bl ijkt alvast dat audits (meestal gebaseerd op korte bezoeken ter plekke) die tot een label kunnen leiden, nooit kunnen volstaan om echt impact te hebben. Men moet de hele

productieketen bekijken en elke speler moet daarin zijn eigen ver-antwoordelijkheid opnemen.Stevige controlemechanismen zijn dus zeker essentieel. Maar zon-der betere arbeidsvoorwaarden, hogere inkomens voor de ouders, volwaardige sociale bescherming en degelijk en toegankelijk onderwijs, zal geen enkel controlemechanisme volstaan.

KINDERARBEID BLIJFT

HARDNEKKIG

PROBLEEMKinderen die kasseien kappen in India of kobalt ontginnen in het zuiden van Congo. Wraakroepende

omstandigheden die publieke verontwaardiging oproepen en aandacht krijgen in de media. Toch vormen

de spectaculaire verhalen die ons bereiken jammer genoeg slechts het topje van de ijsberg.

1 Ook de Belgische overheid strijdt

tegen kinderarbeid via steun aan ngo’s,

waaronder 11.11.11, en UNICEF.

98

54

12

MILJOENkinderen werken in de landbouw

MILJOENwerken in de

dienstensector

MILJOENkinderen werken

in de industrie

Kinderen worden vaak ingeschakeldom het gezins-inkomen op te krikken”

www.ilo.org

MEER INFO OPDE TABLETVERSIE

© ILO

KOEN DETAVERNIERBELEIDSMEDEWERKER

11.11.11

18 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 19: PDF, 11.78 MB

© IL

O/T

ron

g T

han

g

© ILO

/Phan H

ien

© IL

O/Z

oltán

Balo

gh

WAT IS KINDERARBEID?Met kinderarbeid wordt niet het werk bedoeld

dat kinderen occasioneel, na schooltijd, doen

om hun ouders thuis of op het veld te helpen

of om wat zakgeld te verdienen. Problematisch

is wel elk werk dat kinderen moeten doen dat

hen hun kindertijd ontzegt, hun scholing in het

gedrang brengt, dat zwaar of gevaarlijk is en

hun ontwikkeling en waardigheid aantast.

MILJOEN KINDERENwerken wereldwijd

168

© ILO

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 19

Page 20: PDF, 11.78 MB

LOUIS BERSINI

CHOCOLADE,een genoegen

voor IEDEREEN?Cacao is bijzonder in trek. Elke Belg consumeert gemiddeld 8 kilo chocolade per jaar en het zou voor ons

dan ook ondenkbaar zijn het zonder te moeten stellen. En toch dreigt een tekort aan cacao en aan pro-

ducenten. De werkomstandigheden op de cacaoplantages zijn vaak barslecht en sommige producenten

deinzen er niet voor terug kindslaven in te zetten. Hoe kan een tekort worden voorkomen zonder te raken

aan de menselijke waardigheid?

Cacao is het poeder

dat wordt verkregen

door de gefermen-

teerde bonen van

de cacaoboom te

roosteren en te

vermalen. Bij deze

verwerking wordt

ook het vet gewon-

nen dat als cacaobo-

ter bekend staat.

90% van de wereld-wijde productie va n c a c a o i s a fkomst ig van

5,5 miljoen kleinschalige familiale bedrijven. Voor het onderhoud van de plantages en de manuele oogst zijn veel werkkrachten nodig. De meeste plantages liggen in West-Afrika, waar binnen kleine gebieden een ideaal klimaat heerst. Zo nemen Ghana en Ivoorkust alleen al meer dan de helft van de wereldproductie van cacao voor hun rekening. In Ivoorkust is de cacaosector goed voor 22% van het BNP en deze sector biedt werk en een inkomen aan meer dan twee derde van de bevolking.Driekwart van de totale cacao-productie wordt in Europa en Noord-Amerika geconsumeerd in de vorm van chocolade. Verwacht wordt dat het verbruik van choco-lade wereldwijd met 25% stijgt in de komende 10 jaren, wat betekent dat de productie met meer dan een miljoen ton zou moeten toenemen. In verschillende kranten stond trouwens te lezen dat er misschien een tekort aan cacao aankomt. Dat zou pas een ramp zijn voor ons land dat zo prat gaat op zijn chocolade! Maar hoe zit de vork echt aan de steel?

© O

xfa

m Ita

lia

© F

oto

lia

44,2 %

35,2 %

6,6 % Producenten

4,7 % Belastingen en intern transport (Zuiden)1,6 % Belastingen en intern transport (Noorden)7,6 % Verwerkers van cacao

Chocolatiers

Kleinhandel

INKOMENSVERDELING BIJDE PRODUCTIE VAN CHOCOLADE

Bron: cacaobarometer2015

20 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 21: PDF, 11.78 MB

WAARDIG WERK

Kunt u de fi rma Marcolini voorstellen?

Marcolini is een chocolatier en ik leg de nadruk op dit

woord omdat we een van de weinige Europese fabri-

kanten zijn (er zijn er een vijftiental) die werken met het

basisproduct van de chocoladeketen, de cacaoboon.

We maken er een erezaak van om met bonen te wer-

ken die we zelf hebben geselecteerd. We houden de

hele productie in eigen handen, dus ook de integrale

verwerking van boon tot chocolade. Onze medewer-

kers hebben zo een besef van de meerwaarde die zij

toevoegen aan het chocoladeproject.

Waar komt uw cacao vandaan?

We kopen de cacao bij 17 verschillende plantages. De

cacao groeit in gebieden langs de evenaar. De aanko-

pen doen we vooral in Brazilië, Mexico en Vietnam. We

weigeren categorisch om cacaobonen uit Ivoorkust of

Guinee aan te kopen. Eerst en vooral uit principe om

niet het systeem van kindslaven in stand te houden,

maar ook vanwege de smaak.

Hecht u belang aan de werkomstandigheden

van de arbeiders op de plantages waarvan u

cacaobonen afneemt?

We hechten veel belang aan dit aspect en we zet-

ten meteen een punt achter onze samenwerking

met producenten die hun arbeiders in onwaardige

omstandigheden zouden laten werken. En ik wil mij

hiervan ook vergewissen, ofwel door persoonlijk

onaangekondigd naar de plantage te gaan ofwel door

iemand anders te vragen geregeld de plantage te

controleren.

Wat vindt u van het voornemen van het ICI om

tegen 2020 enkel nog duurzame cacao op de

markt te brengen?

Ik denk niet dat deze doelstellingen in de huidige

omstandigheden haalbaar zijn. De chocolade-industrie

heeft te maken met de speculatie van grote bedrijven

op een markt met weinig spelers waar enkel het winst-

bejag telt en zeker niet de cacaoboer of het milieu.

Volgens mij moet er een eerlijke prijs worden betaald

voor cacao, rechtstreeks aan de producent zonder

tussenpersoon. Een ton cacao heeft momenteel een

marktprijs van 2.500 dollar, waarvan slechts 1.500

dollar naar de producent gaat. Voor mijn cacao let ik

op de kwaliteit en het geleverde werk, en dan betaal ik

vaak meer dan 5000 dollar per ton. Daarbij verzeker

ik mij ervan dat het geld rechtstreeks naar de caca-

oproducent gaat.

U zegt dat u veel belang hecht aan de

smaak…

Absoluut! Vandaag is er een genetisch gemanipu-

leerde cacaoboon op de markt, onder de naam CCN-

51. Het rendement is veel hoger en de teelt veel

gemakkelijker. Deze soort groeit ook in de volle zon en

heeft geen schaduwrijke plek nodig zoals de gewone

cacaobomen. Toch verschilt de smaak en die voldoet

niet aan wat ik van een lekkere cacaoboon verwacht.

Hoe zit u de toekomst van de cacao, en meer

algemeen van de chocolade, in België, bij een

dreigend tekort aan producenten?

Ik denk dat de Belgische burger even stil moet staan

bij zijn consumptie. Volgens mij is chocolade een

product om van te genieten en geen gewoon con-

sumptieproduct. Ik weet dat het niet voor iedereen

weggelegd is om zich elke dag Marcolini-chocolade

te permitteren, want de prijs ligt veel hoger dan die

van een industriële chocoladereep. Maar ik hoop wel

dat wie chocolade van Marcolini koopt, beseft dat het

een kwaliteitsproduct is dat aan hoge ambachtelijke

eisen voldoet en dat vervaardigd is met eerbied voor

de cacaoproducent, die een eerlijke prijs ontvangt.

‘VOOR CACAO MOET EEN EERLIJKE PRIJS WORDEN BETAALD’

Interview met Pierre Marcolini - chocolatier

Cacaoschaarste?Neen, niet echt. Wat wel kan gebeu-ren is dat de cacaoplantages niet meer genoeg arbeiders vinden. Nu bestaan de plantages voor het merendeel uit familiale bedrijven die de kennis van generatie op generatie doorgeven. Alleen wil de jonge generatie het familiebedrijf niet meer overnemen. En terecht! De producenten leven hoe langer hoe meer in extreme armoede en ook de socio-economische problemen worden groter. Volgens de cacao-barometer 2015 moet bijvoorbeeld het daginkomen van een cacaoboer in Ivoorkust verviervoudigen om boven de armoedegrens van 2 dollar per dag uit te komen.Hoewel je zou denken dat de cacao-boeren die aan het begin van de productieketen van chocolade staan, over hun inkomen kunnen onder-handelen, blijkt dat in de praktijk niet het geval. Slechts 6,6% van het inkomen dat met chocolade, de verwerkte cacao, wordt verdiend, komt terecht bij de cacaoproducen-ten (zie infografi ek). Dat de jonge generaties de cacaosector de rug toekeren, valt dan ook makkelijk te begrijpen. Welke oplossingen dienen zich aan?

Geen kindslaven! Doordat de jongere generaties ver-trekken, worden opnieuw kinderen uit de buurlanden ingeschakeld. Volgens het International Cocoa Initiative (ICI) zouden tussen 300.000 en 1 miljoen kinderen in de cacao-oogst werken. Sommige kinderen zouden door de boeren als slaven worden gehouden. Al tien jaar lang wordt deze trieste realiteit beschre-ven in rapporten en onderzoeken van internationale organisaties. De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) omschrijft kinderarbeid als ‘mentaal, fysiek, sociaal of moreel schadelijk of gevaarlijk voor kinderen en/of wanneer kinderen als gevolg van het werk niet naar school kunnen, vroegtijdig het onderwijs moeten verlaten en/of als kinderen onderwijs moeten combineren met buitenspo-rig lang of zwaar werk’ (zie p. 18).Een voorbeeld: eind juni 2015 wer-den vijftig kinderen tussen de 5 en 16 jaar gered door de politie op een cacaoplantage in Ivoorkust.

© h

ttp

s:/

/ab

ou

t.m

e/p

ierr

em

arc

olin

i).

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 21

Page 22: PDF, 11.78 MB

Interpol verklaarde dat deze kinde-ren werk verrichtten in zeer zware omstandigheden die bijzonder gevaarlijk waren voor hun gezond-heid. De meeste kinderen waren afkomstig uit Burkina Faso, Guinee of Mali, ze werden niet betaald en kregen geen onderwijs.

Het ICI, voorvechter van de strijd tegen

kinderarbeidHet ICI stelt zich tot doel de cacao-producerende gemeen-schappen die de rechten van de kinderen beschermen en die kin-derarbeid bannen, te promoten. Het is dan ook van belang erop te wijzen dat het ICI niet fundamen-teel gekant is tegen elke vorm van kinderarbeid. Zijn standpunt is dat ‘het aanvaardbaar is dat kinderen op de familiale grond tijdens een beperkte periode en onder het toezicht van een volwassene lichte en ongevaarlijke taken verrichten, zonder dat hierbij hun onderwijs in het gedrang komt. In plattelands-gemeenschappen in West-Afrika is dit soort werk vaak nodig om het gezin een waardig bestaan te geven. Bovendien draagt dit werk bij tot de ontwikkeling van de kinderen die zo

ervaring en vaardigheden leren die hen op een toekomst als producent voorbereiden.’

Van het duurzaamheidsfront geen nieuws?

Wel integendeel. Alle actoren van de

productieketen van chocolade beseffen

goed welke nefaste gevolgen schomme-

lingen in de oogst kunnen hebben voor

de producenten. Een reactie bleef dan

ook niet uit, en die is tweeledig: ener-

zijds de bestrijding van kinderarbeid,

waarvoor zich vooral het ICI inzet, en

de strijd voor een volledig “duurzame”

cacaoproductie tegen 2020.

Duurzame cacao als internationale norm?

Het merendeel van de grote mon-diale chocoladebedrijven gaan de uitdaging aan om tegen 2020 enkel nog chocolade te produceren met ‘duurzame’ cacao. Een moeilijke kwestie is hierbij wat onder ‘duur-zame’ cacao moet worden verstaan en wat dan de internationale norm moet zijn.Volgens de drie bestaande norm-systemen (Fairtade International, Rainforest Alliance en UTZ Certi-fi ed) is het aandeel van chocolade met een duurzaamheidskeurmerk

gestegen van 2% in 2009 naar 15% vandaag. Om duurzame cacao algemeen ingang te doen vinden en onder impuls van de industrie heeft het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) samen met de International Organization for Standardization(ISO) in 2011 een normerings-procedure voor duurzame cacao opgestart. Deze norm zal betrekking hebben op drie aparte domeinen: de Mensen (verbetering van de werkomstandigheden, bestrijding van kinderarbeid…), de Planeet (milieu-effecten) en de Winst (voor de boeren en inzake productiviteit). Deze norm zou in 2016 worden ingevoerd.Er gaan echter ook kritische stem-men op die het reële effect van een ISO/CEN-norm op de cacaosector relativeren. Sommige gaan ervan uit dat deze norm wellicht maar een ‘vodje papier’ zal zijn waarin elk essentieel aspect van eerlijke handel, zoals de rol van de boeren-coöperatieven, ontbreekt.

8 KiloELKE BELG CONSUMEERT MEER DAN 8 KILOCHOCOLADE PER JAAR.

© D

GD

/T. H

ierg

ens

ONLINEwww.cocoainitiative.org/en/

MEER INFO OPDE TABLETVERSIE

22 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I 22 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

WAARDIG WERK

Page 23: PDF, 11.78 MB

Ziek worden en je behandeling niet kunnen betalen. Je job verliezen of je oogst vernield zien en geen

vervangingsinkomen hebben. Een leven lang werken en op je oude dag geen pensioen krijgen.

Voor 73% van de mensen is dat jammer genoeg geen fi ctie.

SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN

D e kans dat je het in je leven zonder sociale bescherming moet stellen, hangt van veel

factoren af: je land, stad of platte-land, rijke of arme ouders, jongen of meisje, formele of informele job. Dat is fundamenteel onrechtvaardig.49% van de ouderen wereldwijd ontvangt geen pensioen. Maar ook de pensioenen zelf zitten meestal ver onder de armoedegrens. 39% van de wereldbevolking krijgt géén tussenkomst in de gezondheidszorg. In de lage inkomenslanden zelfs meer dan 90%. Hoge gezondheids-kosten duwen jaarlijks 100 miljoen mensen in armoede.De meeste landen, ook lage-inko-menslanden, hebben nochtans pro-gramma’s van sociale bescherming. Maar die zijn meestal uitsluitend bestemd voor overheidsambtena-ren en werknemers in de (kleine) formele economie. Terwijl veruit de meeste mensen in de landbouw of in de informele economie werken. Daarom voeren de ngo-koepels 11.11.11 en CNCD-11.11.11, samen met vakbonden, mutualiteiten en ngo’s, 2 jaar campagne onder het motto ‘sociale bescherming voor iedereen’.

Recht voor iedereenSociale bescherming is een men-senrecht dat al sinds 1948 opgeno-men is in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. ILO werkte dit recht in 1952 concreet uit in Conventie 102 (‘minimum normen voor sociale zekerheid’). Maar omdat deze te vaak dode letter bleven volgde in 2012 een aanbeveling over de ‘Social Pro-tection Floors’ of basisgaranties van sociale bescherming. Deze vormen een sokkel waarop verder gebouwd

moet worden voor een volwaardige sociale bescherming.Een universele defi nitie van sociale bescherming bestaat niet. Landen moeten, in dialoog met de sociale organisaties, beslissen welke pri-oriteiten ze stellen en hoe ze die willen bereiken. Voor de campagne omvat sociale bescherming ‘een coherent en op solidariteit gebaseerd geheel van structurele initiatieven en maatregelen die voor alle mensen inkomensgarantie en toegang tot basisvoorzieningen moeten verze-keren gedurende hun gehele leven.’ Beide, inkomensgarantie én toegang tot basisdiensten, zijn immers onmis-baar voor een menswaardig leven.

Hefboom voor ontwikkeling

Sociale bescherming biedt ook een krachtige hefboom voor ont-wikkeling. Volwaardige sociale bescherming, in alle levensfasen, kan een samenleving fundamenteel transformeren. Omdat ze rijkdom herverdeelt, de ongelijkheid tus-sen man en vrouw vermindert en economische ontwikkeling op gang trekt. Omdat ze de koopkracht op peil houdt als het economisch moei-lijk gaat en voorkomt dat mensen in armoede terecht komen bij de minste tegenslag.

Haalbaar én betaalbaar

Volgens een studie van 11.11.11, HIVA en Oxford Po licy Management is een elementaire sokkel van soci-ale bescherming overal haalbaar én betaalbaar, zelfs in de armste landen. Zo volstaat in het straatarme Burundi 12,7% van het BBP voor een minimale sociale bescherming. Ook in middeninkomenslanden Indone-sië en Peru blijkt sociale bescher-ming betaalbaar. Voorwaarden zijn voldoende politieke wil en de juiste beleidskeuzes. De nationale

overheden dragen dus een grote verantwoordelijkheid. Zo moeten ze hun inkomen zien te verhogen door een degelijk fi scaal beleid en door internationale belastingfraude en -ontwijking aan te pakken.Toch blijft in de armste landen inter-nationale solidariteit broodnodig. Dat kan door steun van rijke landen, direct of via onder meer het ILO Flag Ship Program voor de Social Protection Floor. Maar ook mid-deninkomenslanden hebben nood aan internationale samenwerking om hun sociale bescherming te versterken. Daar gaat het vooral om uitwisseling van ervaring, capaci-teitsversterking en peer to peer-sa-menwerking van gespecialiseerde dienstens. België kan en moet zijn unieke expertise daarvoor inzetten.

KOEN DETAVERNIERBELEIDSMEDEWEKER 11.11.11

WAARDIG WERK

© F

AO

Sim

on M

ain

FA

O G

iulio

Nap

olita

na

ONLINEsocialebescherming.be

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 23

39%VAN DE WERELD-BEVOLKING KRIJGT GÉÉN TUSSEN-KOMST IN DE GEZONDHEIDSZORG

Page 24: PDF, 11.78 MB

I n Peru werkt zo’n 70% van de bevolking in de infor-mele economie. Velen zet-ten zelf een handeltje op of

verdienen wat geld als straatventer. Vooral vrouwen zijn tewerkgesteld in de informele sector, meestal als huishoudwerkster. In Peru is bijna 96% van alle huishoudwerkers een vrouw. Het gaat veelal om jonge meisjes afkomstig van het platte-land. Ze worden een degelijk loon beloofd alsook de mogelijkheid om naar school te gaan. De realiteit draait vaak anders uit: ze werken 7 dagen op 7 voor een hongerloon en kunnen helemaal geen school lopen. Bovendien worden ze dikwijls mishandeld door hun werkgever, zowel mentaal als fysiek.De overheid registreert of coör-dineert informele jobs niet. Soms werken mensen wel in loondienst, maar zonder contract. Veelal gaat het hier om de armere of achterge-stelde lagen van de bevolking die zo goed en zo kwaad mogelijk hun gezin proberen te onderhouden. Daardoor mislopen ze echter elke vorm van bescherming: ze heb-ben slechts half zoveel rechten als iemand die wel geregistreerd werk uitvoert en verdienen minder dan het gemiddeld maandloon van een huishoudwerker. Betaalde vakantie is een utopie en ze krijgen geen of amper vrije tijd.

Conventie 189In Peru steunt de Belgische ngo Wereldsolidariteit drie partners: de jongerenorganisatie JOC, een natio-naal netwerk dat de sociale en soli-daire economie promoot (GRESP),

en een vakbond die opkomt voor de rechten van arbeiders in de informele economie (CSP).Alle drie de partners vullen elkaar heel goed aan. Samen staan ze immers sterker: ze wisselen erva-ringen uit en ondernemen geza-menlijke politieke acties. Ze strijden onder andere voor de bekrachtiging van Conventie 189 van de Interna-tionale Arbeidsorganisatie (ILO) in Peru. De conventie omschrijft de waardige werkomstandigheden voor huishoudpersoneel, zoals het recht op een minimumloon, vast-gelegde werkuren, sociale zeker-heid (ook bij zwangerschap) en aansluit ing bij een vakbond.IPROFOTH – een initiatief van JOC

– biedt al meer dan 40 jaar steun aan huishoudwerksters. Het is de enige organisatie in Peru van én voor huishoudwerksters. Ze staat onder andere in voor de verdediging van hun rechten, opvang, overleg met vakbonden en onderwijs en vorming. Ze verzorgt ook bijeenkomsten waar de vrouwen elkaar beter kunnen leren kennen. In geval van ontslag of mishandeling helpt ze hen ander werk vinden.

Getuigenis van huishoudster

Toen ze 12 jaar oud was, ging Maria de los Ángeles aan de slag als huis-houdwerkster in Lima, samen met haar zus. Nu zit ze in het team van IPROFOTH. Ze vertelt: ‘Ik had het geluk dat ik naar school mocht gaan. Maar terzelfdertijd werd ik gedis-crimineerd, geslagen en seksueel misbruikt. Toch kon ik erover praten met een psycholoog. En dat kunnen

vele lotgenoten niet. Ik wil niet dat iemand lijdt zoals ik geleden heb, dus daarom enga-geer ik mij elke dag opnieuw. Voor dit werk worden we niet betaald, het is een vorm van sociaal werk. We willen dat huishoudwerksters hun rechten kennen, dat ze erkend worden, dat ze meer verdienen dan het minimumloon en dat ze kunnen studeren.Huishoudwerksters volgen meestal avondschool. Overdag kunnen ze immers niet naar school gaan omdat ze moeten werken. Met de steun van JOC trekt IPROFOTH naar de avondschool om hen bewust te maken van hun rechten. We leren hen dat ze kunnen opkomen voor hun rechten en dat hun job respect verdient. Sommige meisjes kunnen niet koken, wassen of strijken. Ze denken dat ze niets waard zijn en hebben een laag zelfbeeld. Daarom organiseren we ook workshops rond eigenwaarde zodat ze zichzelf leren appreciëren.

Wereldwijd zijn er 67 miljoen huishoudwerkers. Ze krijgen vaak niet het

respect dat ze verdienen en hun job wordt serieus ondergewaardeerd.

Ook in Peru blijft het onrecht torenhoog. De ngo’s Wereldsolidariteit en

FOS ondersteunen er plaatselijke organisaties die het voor hen opnemen

en strijden voor sociale bescherming.

PERU TELTMINSTENS

406.000HUISHOUDWERKERS

200.000zijn minderjarig

2,6%

VAN DE TOTALE

TEWERKSTELLING

ZE VERTEGENWOORDIGEN

HUISHOUDWERKERS IN PERU

‘Ik wil niet dat iemand lijdt zoals ik geleden heb’

STEFANIE BUYST

atzoalsb’

24 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 25: PDF, 11.78 MB

We voeren ook campagnes in het park om duidelijk te maken dat ze er niet alleen voor staan. Zo delen we sleutelhangers uit met daarop de contactgegevens van IPROFOTH. Als een huishoudwerkster aan de deur wordt gezet omdat ze opkomt voor haar rechten, kan ze zo gemak-kelijk contact opnemen met onze organisatie. We stellen een soort ‘opvangruimte’ ter beschikking waar ze tijdelijk terechtkan en helpen haar ook zoeken naar ander werk, bij een werkgever die wel de rechten respecteert.Huishoudwerksters voelen zich dik-wijls eenzaam en denken dat de familie waar ze voor zorgen de enige familie is die ze hebben. Ze hebben amper vrije tijd, maar als ze dan al

eens op stap gaan, is de kans groot dat ze een man ontmoeten die hen van alles belooft. Helaas blijven ze vaak alleen achter, als alleenstaande moeder. Daarom verzorgen we ook een ‘mechita’, een kinderopvang. Terwijl de vrouwen overdag gaan werken, zorgen wij voor hun kinderen, tegen een redelijke prijs.IPROFOTH probeert zichzelf te fi nancieren (onder andere via de kinderopvang), maar dat volstaat

lang niet om aan de noden te vol-doen. We doen wat we kunnen om zoveel mogelijk persoonlijke bege-leiding en steun te bieden.’

TREDEN UIT DE SCHADUW

© ID

WF

WAT IS SOCIALE BESCHERMING?Sociale bescherming verwijst naar elke vorm van beleid dat risico’s,

kwetsbaarheid, ongelijkheid en armoede aanpakt via systemen van

transferten aan de bevolking, in geld of in natura/diensten. Het heeft dus

als doel mensen te beschermen tegen de risico’s die hen in de armoede

kunnen drijven of houden, en dat door hen in staat te stellen te genieten

van basisbescherming, -zorgen en -diensten en de sociale en economische

barrières op te heffen die de toegang tot deze bescherming verhinderen.

Sociale bescherming omvat: medische zorgen, pensioenen, allerlei uit-

keringen (voor moederschap, invaliditeit, gezin, nabestaanden en werk-

loosheid; in geval van ziekte, arbeidsongevallen en beroepsziekten…)

(zie ook p. 23).

WAARDIG WERK

MEER INFO OPDE TABLETVERSIE

ONLINEwww.wereldsolidariteit.be

www.fos-socsol.be

Slechts 2 op de 10 heeft

een officieel contract

95,6%

85%

15%

VROUWEN

4,4%

MANNEN

GESLACHT

(*118 euro) (PER MAAND)457 sol*

MAANDLOON

In Lima verdient eenhuishoudwerk(st)er gemiddeld

verdient minder dan

750 sol (193 euro)

verdient 750 sol

(193 euro)

In de provinciesschommelt hetgemiddeld loon tussen100 (26 euro) en250 sol (64 euro)

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 25

Page 26: PDF, 11.78 MB

V olgens ILO zijn huis-houdhulp, landbouw, de bouwsector en de ontspanningsindustrie

de sectoren waar dwangarbeid (of semi-slavernij) het meest voor-komt. 56% van de ‘moderne slaven’ bevindt zich in Azië en de Stille Oceaan, 26% is minderjarig. Vooral migranten blijken extra kwetsbaar. Doordat zij vaak niet over de juiste documenten beschikken of de lokale taal niet spreken, lopen ze een hoger risico om in een situatie van dwangarbeid terecht te komen. We bespreken drie schrijnende gevallen.

Uitbuiting in Qatar7.000 arbeiders zullen het leven laten tijdens de bouwwoede in Qatar in de aanloop naar de Wereldbeker voetbal in 2022, zo meldde de International Trade Union Confederation, ’s werelds grootste vereniging van vakbon-den. Dat betekent dat er elke week 12 slachtoffers vallen tenzij er actie ondernomen wordt. Ter vergelijking: de afgelopen Wereldbeker in Brazilië maakte in totaal 10 slachtoffers.

Qatar telt momenteel 1,4 miljoen buitenlandse arbeidskrachten. Het merendeel daarvan komt uit India en Nepal. Nog voor hun aankomst worden deze arbeiders dikwijls misleid door rekruteringsagent-schappen. Ze maken valse beloften over de aard van hun werk of het salaris. De exorbitante rekrutering- en reiskosten storten de arbeiders diep in de schulden.Eenmaal aangekomen moeten deze arbeiders in erbarmelijke omstandigheden werken. Pas-poorten worden afgepakt om te verhinderen dat ze vertrekken. Overdag zwoegen ze lange dagen op gevaarlijke bouwwerven onder een zinderende hitte van 50°C. Ook de huisvesting is schrijnend. Een typische kamer herbergt zo’n 8 tot 10 mannen, samengepropt in stapelbedden. Achterstallige sala-rissen worden vaak niet uitbetaald, arbeiders hebben geen recht op ziekteverlof of vakantiedagen en discriminatie op de werkvloer is schering en inslag.Deze wantoestanden kunnen welig tieren door het zogeheten Kafa-la-systeem dat in gebruik is in de Golfstaten. De arbeidsmigrant heeft

Wie dacht dat slavernij al sinds de 19de eeuw de wereld uit is, heeft het mis.

Miljoenen mensen werken vandaag onder erbarmelijke omstandigheden in

semi-slavernij. De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) probeert paal en

perk te stellen.

in dit systeem een lokale sponsor of ‘kafeel’ nodig om Qatar binnen te raken. Deze kafeel bezit het recht om zijn werknemer al dan niet toe-stemming te geven om het land te verlaten. Wanneer hij zich als sponsor terugtrekt, vervallen alle wettelijke rechten van de arbeids-migrant. Bij onenigheid over loon, huisvesting, arbeidsomstandighe-den en andere werkgerelateerde zaken, kan de kafeel dat als druk-kingsmiddel gebruiken. De macht die het systeem overdraagt aan de kafeel is dermate groot dat het als een vorm van moderne slavernij beschouwd wordt.

Schepenkerkhoven in Bangladesh

In de 18e eeuw stond Bangladesh gekend om zijn scheepswerven. Zelfs de sultan van het Ottomaanse rijk liet hier zijn vloot bouwen. Van-daag staat Bangladesh niet langer gekend om zijn scheepsbouw, maar om scheepsafbraak. Elk jaar vinden honderden afgeschreven schepen hun laatste rustplaats aan de kust van Bangladesh. Het ontmantelen van deze stalen mastodonten behoort tot een van de gevaarlijkste jobs ter wereld.De schepen die hier aanmeren bevatten vaak grote hoeveelhe-den asbest, lood, PCB’s en andere gifstoffen. Omdat de afbraak op het strand gebeurt, dringen deze

ASTRID DE VOS

SLAVERNIJIN DE 21ste EEUW

21MILJOEN

MENSEN LEVEN

VANDAAG IN

EEN VORM VAN

SLAVERNIJ.

© G

ett

y -

typ

ho

onski

Naar aanloop van de Wereldbeker in 2022 zal Qatar zo’n 140 miljard dollar spenderen aan nieuwe

infrastructuur. De menselijke kost is nog groter: naar schatting 7.000 arbeiders zullen het leven laten

door onveilige werkomstandigheden en uitbuiting.

26 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 27: PDF, 11.78 MB

stoffen meteen de zandbodem in of spoelen ze in de zee. Bovendien hebben de meeste scheepsslopers geen toegang tot passende bescher-mingsuitrusting, hetgeen ernstige gezondheidsimplicaties tot gevolg heeft. De frequente gasexplosies en neerstortende ijzeren platen op de werven vormen een bijkomend dodelijk risico.Maar deze sector is niet alleen gevaarlijk en vervuilend, ze is ook zeer lucratief. Deze industrie heeft een geschatte omzet van 1,5 miljard dollar per jaar en stelt zo’n 22.000 arbeiders te werk in Bangladesh. Zij delen echter niet in de winst. Hun lonen behoren tot de laagste ter wereld. Vaak werken deze arbeiders shiften van 12 uur en dat voor een schamele 2 euro per dag. Overuren worden niet uitbetaald, ziekteverlof bestaat niet.

Visserij in ThailandThailand produceert jaarlijks 4,2 miljoen ton zeevruchten, waarvan 90% bestemd is voor de export. Daardoor is er een grote vraag naar arbeidskrachten. Elk jaar maken zo’n half miljoen arbeidsmigran-ten uit het naburige Cambodja en Myanmar de oversteek, aan-getrokken door de hogere lonen. Maar zonder de juiste documenten zijn ze makkelijke doelwitten voor seksuele exploitatie, dwangarbeid en moderne slavernij.

De Britse krant The Guardian heeft onderzoek verricht naar de levens-omstandigheden op deze boten. De krant maakte gewag van arbeiders die shiften van 20 uur werkten, regelmatig geslagen werden door hun opzichters en doorgaans slechts een bord rijst per dag te eten kregen. De mate van geweld dat gehanteerd wordt op deze boten is gruwelijk. Arbeiders getuigen dat zieken over boord wer-den gegooid en ongehoorzaamheid bestraft werd met dagenlange opslui-ting onder het dek. Uit een enquête van de VN uit 2009 bleek zelfs dat 59% van de migranten werkzaam op deze boten al getuige waren van de moord op een collega.Ondanks beloften van de Thaise overheid om de wantoestanden in de visserij aan te pakken, gebeurt het nog te vaak dat de regering deze praktijken oogluikend toelaat. Vaak

zijn daar immers lokale politieagen-ten bij betrokken, tot zelfs hoogge-plaatste politici. Daardoor kunnen de slachtoffers nergens terecht.

ILODe praktijken in Qatar, Bangladesh en Thailand bewijzen dat slaver-nij de wereld nog niet uit is. Naar schatting leven vandaag 21 miljoen mannen, vrouwen en kinderen in een bepaalde vorm van slavernij. Deze praktijk levert elk jaar zo’n 150 miljard dollar per jaar op.

ONLINEU kan de actie ’50 For Freedom’ steunen op

http://50forfreedom.org/.

Als mensen met geweld of intimi-datie gedwongen worden om te werken spreekt men van dwangar-beid. Het kan ook subtieler: iden-titeitspapieren achterhouden, een schuld aansmeren of dreigen met aangifte bij de immigratiediensten.ILO wil hier komaf mee maken. Daarvoor is er nood aan strenge wetgeving die strikt wordt toege-past en samenwerking tussen de regering en de sociale partners. Ook moet er een opvangnet zijn voor de slachtoffers.Afgelopen november stuurde ILO een speciale missie naar Qatar om er de arbeidsomstandigheden te onderzoeken. Na eerdere pogingen van Qatar om een onderzoeksmissie te verhinderen, besloot ILO om een formele stemming te houden. Een hoogst ongebruikelijke procedure, aangezien men meestal via onder-handelingen naar een compromis streeft. Uiteindelijk stemden 35 lan-den voor, 13 tegen en 7 onthielden zich.De missie gaf een duidelijk signaal naar Qatar toe. In maart komt het dossier opnieuw op de agenda. Dan zal er beslist worden of ILO een volwaardige onderzoekscom-missie opricht. Deze commissie zou de druk op Qatar aanzienlijk verhogen. Daarnaast stelde de VN ook een speciale rapporteur voor moderne vormen van slavernij aan. Deze heeft als taak te onderzoeken welke maatregelen landen nemen om dwangarbeid aan te pakken en de slachtoffers ervan te beschermen. Als er slavernij plaatsvindt, moet de rapporteur actie ondernemen.Verder heeft ILO een internationaal protocol opgesteld dat moderne vormen van dwangarbeid bestrijdt. De Conventie 29 tegen dwangarbeid uit 1930 bevatte immers een lange lijst van uitzonderingen. Meer dan 84 jaar later wil het nieuwe wettelijk bindend protocol de mazen in het net dichten.Dat verloopt echter niet van een leien dakje. Tot nu hebben enkel Noorwegen en Niger het protocol ondertekend. Daarom lanceert ILO de mondiale campagne ‘50 For Freedom’. Daarmee wil de organisatie minstens 50 landen aanmoedigen om het pro-tocol te bekrachtigen tegen 2018.

MEER INFO OPDE TABLETVERSIE

ILO lanceert de campagne '50 For Freedom' om minstens 50 landen aan te moedigen het protocol te bekrachtigen”

© A

dam

Co

hn

Zonder vakbonden,

veiligheidsuitrusting of training

riskeren de arbeiders op de

scheepswerven in Bangladesh elke

dag hun leven voor een hongerloon.

WAARDIG WERK

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 27

Page 28: PDF, 11.78 MB

Jongens die slachtoffer van kinderhandel zijn, in Benin of in het buitenland,

werken vaak op boerderijen, koffi e-, cacao- en katoenplantages of op werven.

Voor Plan België is het een prioriteit hun vertrek te voorkomen en de slachtoffers

te identifi ceren door de autoriteiten en de dorpshoofden op te leiden.

Meisjes vertegenwoordigen 2/3 van

de slachtoffers van kinderhandel

in Benin. Ze werken voornamelijk

op markten en als huishoudhulp in

Cotonou en in de grote steden.

Elk jaar vallen meer dan een

miljoen kinderen ten prooi aan

mensenhandel. Dat betekent

dat ze gerekruteerd worden

om ver van huis te werken. In

Benin strijdt Plan België tegen

dit fenomeen dat tienduizenden

kinderen treft. Sensibilisering

in dorpen, economische steun

voor huishoudens, geboortere-

gistraties, hulp bij scholing: het

probleem is complex en moet

vanuit alle hoeken bestreden

worden.

ARMOEDEWERKT KINDERHANDEL

IN DE HANDFRÉDÉRIC JANSSENS PLAN BELGIË

Foto’s : Titus Simoens

28 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 29: PDF, 11.78 MB

Voormalig kinderhandelaar Mathias stuurde vijftien kinderen naar Nigeria

in de jaren ‘90, met inbegrip van zijn eigen dochter. Vol berouw heeft

hij haar opnieuw naar school gestuurd. Hij werkt ook samen met Plan

om de dorpelingen te sensibiliseren over de impact van mensenhandel

en de noodzaak om zich te verzetten, hoe arm men ook is. ‘Nog liever

aarde eten dan je kinderen verhandelen’, herhaalt hij onvermoeibaar

Armoede is een sleutelfactor bij kinderhandel. Om het probleem bij de wortel

aan te pakken, helpt Plan België moeders om hun inkomen te verhogen

via fi nanciële steun aan spaar- en kredietverenigingen in de dorpen: kleine

handelszaken opzetten, grondstoffen verwerken, enz. Ondertussen zijn

in Benin meer dan 3.000 spaar- en kredietverenigingen opgericht.

Plan ondersteunt de oprichting van kinderdagverblijven. Daardoor

kunnen oudere broers en zussen naar school gaan in plaats

van de kleine kinderen te moeten oppassen. Zo biedt scholing

een doeltreffende bescherming tegen mensenhandel.

WAARDIG WERK

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 29

Page 30: PDF, 11.78 MB

HANDTASSEN MAKEN

I k werk al jaren als ambte-naar en combineerde dat met creatieve activiteiten thuis. Zes jaar geleden besloot ik

om Atelier Louie op te richten om mijn hobby een meer professioneel kader te geven. Om mijn verschil-lende rollen als bediende, ambachts-vrouw en ondernemer vlotter te vervullen, doe ik een beroep op smartbe.be. Deze organisatie wil de werkomstandigheden van kunste-naars en creatievelingen verbeteren. Zij doet dat door administratieve steun en het nodige advies te ver-schaffen. Dankzij Smart kan ik me met Atelier Louie beter focussen op mijn creaties zonder al te veel administratieve rompslomp. Uiter-aard is deze dienstverlening niet gratis, waardoor het niet evident is om lage prijzen aan te houden. Vooral ook door het dure materiaal en de vele werkuren per stuk. Omdat alles met de hand gebeurt, doe ik er gemakkelijk 40 uren over om een tas te maken.Met Atelier Louie wil ik niet louter produceren en verkopen, maar wel mezelf uitdagen en steeds nieuwe creaties leveren van de hoogste kwaliteit en duurzaamheid. Daarom werk ik ook steeds met het beste materiaal. Zo voer ik het merendeel van mijn leder in uit Italië. Kwaliteit primeert in elk geval boven kwan-titeit. Om klanten wegwijs te maken in het aanbod heb ik me vorig jaar een tijdje volledig op Atelier Louie toegelegd om een collectie te ont-werpen. Deze collectie dient als leidraad voor klanten want elk stuk kan volledig gepersonaliseerd wor-den naar de wensen van de klant.Ik vind het heel belangrijk om iets terug te geven en ben steeds geïnte-resseerd om ideeën uit te wisselen. Die uitwisseling van ideeën bracht mij in het netwerk van De Makers, een initiatief van Unizo. De Makers hebben recent een samenwerking met de ngo Exchange opgestart

SIEN VAN GOMPEL

HANDGEMAAKTETASSEN:KWALITEITPRIMEERT

Met Atelier Louie wil ik niet louterproduceren en verkopen, maar wel mezelf uitdagen en steeds nieuwecreaties leveren van de hoogstekwaliteit en duurzaamheid”

en zo ben ik uiteindelijk in Sene-gal beland als vrijwilliger-expert. Exchange had een aanvraag bin-nengekregen van de ‘Chambre de Métiers’ in Dakar die een expert zocht om de lokale ambachtslui nieuwe lederbewerkingstechnie-ken bij te brengen. Exchange wil het ondernemerschap en KMO’s promoten door expertises aan te bieden die een bedrijf of andere beroepsorganisatie in het Zuiden de mogelijkheid bieden effi ciënter te worden, verder te groeien, betere kwaliteit te leveren en meer werk-gelegenheid te creëren.Bij mijn aankomst in Dakar trok ik vrijwel meteen naar de werk-plaats van de lokale ambachtslui. Het viel me op dat, ondanks de goede technische kennis die vaak generaties lang was overgeleverd, creativiteit vrijwel volledig ontbrak. De meeste modellen waren eigenlijk

replica’s van bekende merken. Eén van mijn aandachtspunten was dan ook om de creativiteit in hun werken te stimuleren. De plaatselijke vaklui hadden ook nood aan structuur: het meeste werk deden ze uit het hoofd zonder patronen te gebruiken. Ik heb hen daar zo goed mogelijk over trachten te informeren. Tevens gaf ik hen enkele tips over goedkoop en duurzaam materiaal dat hen kon helpen om de kwaliteit van hun creaties te verbeteren. Ten slotte heb ik hen de basis bijgebracht van het naaien met één draad en twee naal-den, wat op veel bijval kon rekenen. Al bij al vond ik het een zeer leuke ervaring en ben ik blij dat ik mijn expertise heb kunnen delen met de lokale ambachtslui. Ik hoop dat deze ‘exchange’ een duurzame impact heeft gehad op hun werk zodat ze betere kwaliteit kunnen leveren en verder kunnen groeien.

De ngo Exchange stuurt professionelen naar

ontwikkelingslanden om er hun expertise te

delen met hun collega’s. Een blik achter de

schermen bij een handtassenmaker in België

en Senegal.

© N

ino

Aven

i

30 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 31: PDF, 11.78 MB

IN BELGIË EN SENEGAL

I n Senegal werken we over het algemeen met vrij rudi-mentair en lokaal bewerkte koehuiden, hoewel we soms

ook ingevoerde huiden gebruiken. De steun van de overheid voor onze sector manifesteert zich voornamelijk via organisaties zoals de Kamer van Koophandel. Een atelier voor leder-bewerking is meestal een familiale aangelegenheid, de meeste mensen die er werken maken deel uit van dezelfde familie of kaste. De kennis wordt er overgedragen van vader op zoon en dat al generaties lang.Een groot obstakel voor de groei van onze bedrijven en het formeel maken ervan zijn de moordende belastingen op onze activiteiten. Een ‘formeel’ bedrijf moet immers aan veel strengere belastings- en

boekhoudkundige regels voldoen. Daarom kiezen veel ambachtslui ervoor om te blijven werken in hun kleine informele structuren om zo die belastingen te omzeilen. Voor informele bedrijven volstaat een simpele jaarlijkse betaling op basis van de grootste contracten (‘contribution globale unique’), een gedetailleerde boekhouding hoeft niet. Het besef groeit wel dat glo-balisering niet alleen risico’s maar ook veel opportuniteiten met zich meebrengt. De va klui proberen zich dan ook geleidelijk beter te organiseren om zo op termijn ook buitenlandse markten te kunnen aanboren.De sector van lederbewerking is een belangrijke werkgever in Senegal. De laatste jaren begint zij duidelijk

CREATIVITEITLOKT KLANTEN

SERIGNE MBACKE MBOWCOÖPERATIE JONGE LEERBEWERKERS

Door dehogere kwaliteit kunnen we ook de concurrentie aangaan met gelijkaardige producten die goedkoop ingevoerd worden uit China”

te groeien door de stijgende lokale vraag naar producten. Er worden dan ook steeds meer jobs gecreëerd door lokale ambachtslui. De over het algemeen informele organisatie blijft echter de grootste rem voor een verdere exponentiele ontwikkeling van de sector.We hebben een beroep gedaan op expertise van Exchange om voornamelijk de kwaliteit van ons aanbod te kunnen verbeteren. Door de hogere kwaliteit kunnen

we ook de concurrentie aangaan met gelijkaardige producten die goed-koop ingevoerd worden uit China. Dat betekent meteen het tweede grote obstakel voor de ontwikkeling van onze sector. De toevloed aan goedkoop materiaal maakt het niet evident voor een lokale vakman om daarmee te concurreren. Wij hebben dus de keuze gemaakt om met kwaliteitsvolle producten de mensen te overtuigen ‘made in Senegal’ te kopen. Ongeveer 85% van ons cliënteel zijn toeristen. Dus door originele ontwerpen van goede kwaliteit te leveren hopen we ook daar ons marktaandeel op te krikken. Op dat vlak bleek de Exchange-experte zeer nuttig daar ze ons leerde originele ontwerpen te maken door een gebruik van patronen, om zo onze kennis en creativiteit te kunnen loslaten op onze producten.

© M

oh

am

ed

So

rgh

o

© M

oh

am

ed

So

rgh

o

WAARDIG WERK

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 31

Page 32: PDF, 11.78 MB

I n 2002 vaardigde Colruyt Group een charter uit over kinderarbeid en werkom-standigheden. Daarmee

ijvert de groep voor degelijke en veilige werkomstandigheden en een verbod op kinderarbeid. Met dat verbod ging ook het besef gepaard dat zo heel wat gezinnen in ont-wikkelingslanden zonder inkomen dreigden te vallen. Daarom besloot Colruyt Group volop te investeren in onderwijs. Een jaar later begon Collibri Foundation haar eerste pro-ject in Semarang, Indonesië.Collibri Foundation vertrekt van-uit het standpunt dat een mooie toekomst begint bij kwaliteitsvol onderwijs. Daarom richtte ze een partnerschap op met een aantal onderwijsinstellingen in Semarang. Zo worden in het lager onderwijs

praktische leerboeken ontworpen en worden er studiedagen georgani-seerd voor de leerkrachten. Collibri Foundation is ook actief in het mid-delbaar onderwijs, waar ze jaarlijks 185 studiebeurzen uitreikt. Vijftien onder hen kunnen doorstromen naar het hoger onderwijs. Het gaat steeds om jongeren die zelf niet over de nodige middelen beschikken, maar

wel sterk gemotiveerd zijn en blijk geven van groot potentieel.Nadat de jongeren hun universi-taire opleiding met succes hebben afgerond kunnen ze stage lopen bij Colruyt Group in België. Zo liep Iva Fitria Ekawati uit Demak (Mid-den-Java) drie weken stage bij de distributiegroep in Halle. Tijdens haar verblijf in België werden Iva en de andere jongeren volop klaarge-stoomd voor de arbeidsmarkt. Ze leveren ook een eindwerk af. ‘Dat kan gaan van een businessplan opstellen voor een bedrijf tot werken rond afvalbeheer. We willen hen echt uit-dagen om hier een bedrijfservaring op te doen,’ zegt Mieke Vercaeren, adviseur Public Affairs van Colruyt Group. Alle stagiaires krijgen een persoonlijk trainingscertifi caat van Colruyt Group.In elke regio waar een scholingspro-ject van Collibri Foundation loopt, zet Colruyt Group een project op rond een ‘duurzame keten’. In Burundi bijvoorbeeld gaat de scholing hand in hand met een duurzame koffi e-keten. Colruyt Group koopt er een groot deel van haar koffi ebonen bij lokale coöperatieven en verleent er advies over marketing en prijs-vorming. Met de hulp van Iva wil Colruyt Group nu een gelijkaardig initiatief in Indonesië opstarten. In de buurt van Iva’s oude school staan kokosbomen. De schillen van deze kokosnoten kunnen gebruikt worden als briketten voor de bar-becue. Voor haar eindwerk voerde Iva een screening uit van de keten van kokosbriketten in Indonesië en onderzocht ze hoe je deze keten duurzamer kan maken.Collibri Foundation werkt samen met lokale organisaties die de jongeren daar de nodige begeleiding bieden. In Indonesië is dat de Indonesian Child Welfare Foundation. De resul-taten zijn alvast zeer positief. De meeste jongeren studeren verder of vinden bij hun terugkeer thuis snel een baan.

SCHOLINGals springplank voor arbeidsmarkt

Collibri Foundation van Colruyt

Jongeren in moeilijke omstandigheden stimuleren om hun

talenten te ontplooien, dat is de missie van Collibri Foundation.

Al 13 jaar lang steunt deze organisatie vormingsprojecten in

het Zuiden onder het motto: “educate – develop – empower”.

ASTRID DE VOS

Wat is

Collibri

Foundation?

Collibri Foundation,

een initiatief van

Colruyt Group,

verleent al sinds 2003

fi nanciële steun aan

vormingsprojecten

in het Zuiden. De

stichting ondersteunt

ervaringsgericht

onderwijs en biedt

studiebeurzen aan

in het middelbaar

onderwijs. In het

hoger onderwijs

kunnen geselecteerde

jongeren een studie

naar keuze volgen

met achteraf een

stage bij Colruyt

Group in België. De

fi nanciering verloopt

via Boniselection, het

thuismerk van Colruyt

Group. 5% van de

omzet van deze

producten gaat naar

Collibri Foundation.

Daarnaast kunnen

consumenten en

bedrijven ook een

vrije bijdrage storten.

32 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

WAARDIG WERK

Page 33: PDF, 11.78 MB

OP STAP MET

W e zijn ook part-n e rs c h a p p e n aangegaan met muziekfestivals in

het Zuiden. In 2013 trok een team van vijftien van onze vrijwilligers naar het festival Fesdig in Burkina Faso. Ze zetten er een lokale radio op in de rand van het event. Een deel van dat team is momenteel in Goma om een handje toe te steken bij de coördinatie van het festival Amani. Individuele en collectieve emancipatie heeft volgens ons even-goed te maken met de waardering van regionale artiesten als met het instandhouden van de zaaddiversi-teit, want uiteindelijk draait alles om cultuur. Het achterliggende idee is dat culturele rijkdom evenzeer moet worden verdedigd als een sociale en solidaire economie (in tegenstel-ling tot de neoliberale antithese die cultuur wil standaardiseren).

InterconnectiviteitMet deze schat aan ervaringen werken we in België elk jaar een campagne uit in samenwerking met CNCD-11.11.11. We willen mensen meer en meer bewust maken van de algemene interconnectiviteit

van onze wereld. De toekomst van het Noorden is verweven met die van het Zuiden, het lokale met het globale, de natuur met de mens en omgekeerd. We doen er alles aan om instrumenten aan te reiken voor een beter begrip van de wereld en om concrete positieve alternatieven voor te stellen, daar waar iets niet goed werkt. Ik kies systematisch een campagnethema met een boeiend verhaal. Ik geloof er namelijk in dat het gesproken woord en emoties voor de nodige empathie zorgen om een jong publiek warm te maken voor een thema waarmee het in het dagelijkse leven eigenlijk niet in aanraking komt. Daarom heb ik de taak projecten met een zeer breed cultureel palet uit te werken en alle betrokken spelers rond te tafel te verzamelen: zangers, animatoren van ngo’s, radiopresentatoren, video-ploegen, expats…

Plein der mogelijkheden

Verleden jaar organiseerden wij met de jongeren van een wijkhuis in Schaarbeek een bezoek aan het ‘Museum van het kapitalisme’ en een ontmoeting met rapper ‘Kaer’

van de groep Starfl am. Het project werd afgerond met een workshop ‘een rap schrijven’ over het thema… landroof! Niet vanzelfsprekend! Maar op het einde van het project richtten enkele jongeren samen met actoren van het terrein ‘Het plein der moge-lijkheden’ 1 op. Daar ontmoetten ze de directeur van het festival Amani (Congo) en hun lievelingsacteurs die belangstelling voor de projecten hadden.Dit jaar gaan jongeren uit de regio Namen op onderzoek uit. Gedu-rende enkele dagen trekken ze rond met een woonwagen die uitgerust is voor live radio-uitzendingen op verschillende kanalen van het ver-enigingsleven. Hun opdracht is te begrijpen hoe lokale alternatieve initiatieven werken om op basis daarvan een ander globaal voed-selsysteem te bedenken. Ook bij dit project zijn artiesten betrokken en komt er veel verbeeldingskracht bij kijken!

1 Plaats op het Festival Esperanzah! waar

meer dan 300 betrokken actoren animaties

organiseren rond concrete lokale alternatieve

mogelijkheden in België.

De vzw Z! organiseert muziekfestivals. Mijn taak is bruggen te bouwen tussen de ‘jonge’

generatie onder het publiek en het verenigingsleven en de spelers op het terrein. Esperan-

zah!, ons grootste festival, vervult daarbij een belangrijke schakelrol. Bedoeling is dat

mensen in een sfeer van artistieke creativiteit samenkomen en in debat gaan.

Bijeenkomst over migratie op ‘het Plein der mogelijkheden’ op het festival Esperanzah in 2015

CULTUURals hefboom voor sociale verandering

Wie?Jérôme

Van Ruychevelt,

verantwoordelijke

verenigingsleven

bij vzw Z!

Wat?Jaarlijkse

campagne voor

de sensibilisering

van jonge

festivalbezoekers

over de sociaal-

economische

uitdagingen van

vandaag.

Waarom?Vraag van het

publiek naar

instrumenten

om de wereld te

leren begrijpen,

maar ook naar

alternatieve

mogelijkheden in

een optimistisch

en creatief

ingestelde wereld.ingestelde wereld.

© D

rag

an M

ark

ovic

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 33

Page 34: PDF, 11.78 MB

De hel van MadayaHet is donker en koud en het regent. De eerste 50 vrachtwagens van een humanitair konvooi beginnen de lang verwachte goederen te lossen: voedsel, geneesmiddelen, dekens. We schrijven 12 januari 2016. Dit is Madaya, een Syrische stad van zowat 40.000 inwoners, die al zes maanden lang wordt belegerd en sinds half oktober van alle bevoorrading is afgesneden. Mannen, vrouwen en kinderen die met moeite overleven, wachten wanhopig en al veel te lang op deze hulp. ‘Een menigte uitgehongerde kinderen’, stelt Sajjad Malik, vertegenwoordiger van het VN-vluchtelingencommissariaat (UNHCR) in Syrië, bedroefd vast. Ze hadden alleen nog bladeren, gras en huisdieren te eten. Sinds begin december stierven 28 mensen, van honger en kou en door gebrek aan zorgen. De burgerbevolking zit in een val, omringd door strijdkrach-ten van het Syrische regime. De Verenigde Naties, het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) en de Syrische Halve Maan leiden het konvooi. Voor de hulpverleners ontrolt zich een dramatische situatie.

‘400 personen moeten onmiddel-lijk worden geëvacueerd, ze zijn in levensgevaar’, verklaarde Stephen O’Brien, hoofd van de humanitaire operaties van de VN. Ze zijn ziek, ondervoed. Die dag bereiken konvooien ook de steden Foua en Kafraya. De hel van Madaya is helaas geen alleenstaand feit, andere ste-den zijn er even erg aan toe. In totaal (over)leven om en bij de 400.000 Syriërs in steden waar het hen aan alles ontbreekt, omsingeld door het Syrische leger of de rebellen.

Miljoenen ontheemden

Het confl ict in Syrië is een ingewik-keld kluwen omdat er zoveel par-tijen bij betrokken zijn: het Syrische regime en zijn bondgenoten, de intern verdeelde oppositie tegen Bachar el-Assad, de islamisten (IS/Islamitische Staat, het Al-Nusra Front) die een islamitische staat willen en de Koerden die een eigen staat proberen op te richten. Daar bovenop komen de luchtaanvallen van buitenlandse strijdkrachten tegen hun gemeenschappelijke vijand IS, hoewel de belangen en doelwitten van de betrokken partijen verschillen. Deze complexe situatie

maakt dat het geweld zich over heel Syrië uitbreidt. De burgers krijgen geen millimeter respijt en staan voor zware keuzes met vergaande gevol-gen voor het eigen leven en dat van hun gezinnen: ter plaatse blijven als het nog enigszins kan, of vertrekken als het al niet te laat is… Leven in een belegerde, gebombardeerde stad, het risico lopen gedood te worden of in slavernij te moeten leven. Of op de vlucht slaan, als je er de middelen voor hebt, en het weinig benijdenswaardige lot van vluchteling ondergaan. Te allen koste: trachten zich te bescher-men, op de vlucht slaan voor het geweld en de barbarij waar je niet om hebt gevraagd. Deze catastrofale situatie houdt in dat de overgrote meerderheid van de Syriërs aan-gewezen is op humanitaire hulp. De nood wordt met de dag groter in deze nooit geziene humanitaire crisis. Volgens ramingen van begin 2016 hebben 13,5 miljoen Syriërs humanitaire hulp nodig en leven 4,5 miljoen burgers in een belegerd of moeilijk toegankelijk gebied. Er zijn 6,5 miljoen ontheemden geteld en 4,5 miljoen vluchtelingen. Niet te vergeten de meer dan 250.000 slachtoffers!Wie voor de gevechten op de vlucht slaat, zoekt in eerste instantie veiliger gebieden in Syrië zelf op. Dat zijn de ontheemden of de Internally Displaced Persons (IDPs). Ande-ren vluchten naar de buurlanden Turkije, Libanon, Jordanië, Irak en Egypte. Ten slotte zijn er diegenen die onze contreien proberen te bereiken om er asiel aan te vragen. Al deze mensen leven in een zeer kwetsbare situatie. In de opvang-kampen krijgen ze eerst en vooral drinkwater, eten, zorg en sanitatie, en ze vinden bescherming. Buiten de opvangkampen is er alleen hulp in de vorm van schuilplaatsen en voedselbonnen. Enkele projecten richten zich op onderwijs voor Syri-sche kinderen.

BENOIT DUPONT

Het confl ict in Syrië gaat zijn vijfde jaar in. Grootste slachtoffer is en blijft de burgerbevolking. Miljoenen

Syriërs zijn ontheemd of gevlucht, een humanitaire crisis zonder voorgaande. Syrië bloedt leeg. Steden zijn

volledig verwoest. De nood aan voedsel en sanitaire voorzieningen, aan fi nanciële en logistieke middelen,

is enorm. De dringendste behoeften lenigen en overleven, dat is nu het enige wat telt. Is de internationale

gemeenschap zich wel bewust van het menselijke drama dat zich hier afspeelt?

EEN VOLK ZONDER UITWEG

83,8

HUMANITAIRE

HULP DIE BELGIË

SINDS HET BEGIN

VAN DE CRISIS

IN SYRIË HEEFT

UITGETROKKEN:

MILJOEN

EURO

© D

om

inic

Chavez/W

orld

Bank

Vluchtelingenkamp van Zaatari in Jordanië waar

80.000 Syrische vluchtelingen leven. 23 juni 2015.

34 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 35: PDF, 11.78 MB

België trekt75 miljoen euro uit

Op de Conferentie van Londen Supporting Syria & the Region van 3 en 4 februari 2016 kwamen de internationale gemeenschap en de donoren bijeen om een ambitieus hulpplan voor Syrië uit te werken. De benodigde middelen werden geraamd op 9 miljard dollar. België zegde voor de periode 2016-2017 een bedrag van 75 miljoen euro toe voor humanitaire interventies in Syrië en buurlanden Jordanië, Libanon en Turkije. Bedoeling is ervoor te zorgen dat de vluchtelin-gen die in de regio gebleven zijn, in waardige omstandigheden kunnen leven. De steun gaat dan ook naar gezondheidszorg en onderwijs en zal ingezet worden om te voorzien in goede hygiënische omstandighe-den en een betere toegang tot werk. ‘De steun en het engagement van de internationale gemeenschap kunnen het verschil maken’, aldus onze Eerste Minister Charles Michel.Sinds het begin van het confl ict kende België al 83,8 miljoen euro toe voor rechtstreekse humanitaire hulp in Syrië en de buurlanden, hetzij via de Emergency Response Funds hetzij via acties die worden uitgevoerd door humanitaire ngo’s, de VN of het ICRC (Glo.be 4/2015, p. 26). Samen met de hulp voor Irak maakt dat een totaal van 90,2 miljoen euro. België levert ook een bijdrage aan

de werkingsmiddelen van een aantal internationale organisaties die op het terrein werkzaam zijn, en aan globale humanitaire fondsen. Het gaat dan om onrechtstreekse fi nancieringen waarbij het niet mogelijk is de Bel-gische bijdrage voor een bepaalde crisis precies te berekenen.

Civiele samenleving luidt alarmbel

Eén ding is duidelijk: de strijdende partijen blijven maar de resolu-ties van de VN-Veiligheidsraad en het internationaal humanitair recht schenden. Civiele voorzie-ningen zoals scholen, ziekenhuizen en woningen liggen in het visier. Grote gebieden zijn belegerd en de inwoners blijven er verstoken van het levensnoodzakelijke. De levensomstandigheden van het Syri-sche volk verslechteren naarmate het confl ict langer duurt en heviger wordt. De humanitaire actoren eisen niet enkel voldoende financiële middelen – succesvol resultaat van de Conferentie van Londen - maar ook een politiek engagement van de hele internationale gemeenschap om de schendingen van het interna-tionaal humanitair recht te veroorde-len, permanente en ongehinderde humanitaire toegang te verkrijgen en de rechten van vluchtelingen te waarborgen.Deze dringende eisen werden in een gezamenlijke verklaring in de vorm

van ‘An appeal to end the suffering in Syria’ voorgelegd aan de politieke leiders. Tijdens zijn bezoek aan Damascus op 21 januari verklaarde Filippo Grandi, Hoog-Commissaris voor Vluchtelingen van de VN: ‘De mensen hebben onze hulp nodig. Nu nog een kind van honger zien sterven, zou verschrikkelijk zijn. De crisis in Syrië is de belangrijkste crisis die UNHCR moet aanpakken.’De enige oplossing ligt in een vre-desproces waarbij de partijen die Syrië een vreedzame toekomst willen geven aan de onderhande-lingstafel gaan zitten. De VN-diplo-matie zet zich daarvoor in en nodigt de belangrijkste partijen uit voor onderhandelingen in Genève. Het drama in Syrië speelt zich af voor de poorten van Europa, iets meer dan 4.000 kilometer schei-den Damascus van Brussel. In een geglobaliseerde wereld gaat het om onze buren.

75

HUMANITAIRE HULP

DIE BELGIË VOOR

SYRIË UITTREKT

VOOR 2016-2017:

MILJOEN

EURO

245.022Syrischevluchtelingenin Irak

SYRIË

JORDANIË

IRAK

TURKIJEIRAN

SAOEDI-ARABIË

LIBANON HOMS

RURAL

DAMASCUS

AS

SUWAYDA

DARAAQNEITRA

AL HASAKAH

DEIR EZ ZUR

AR RAQQAH

ALEPPO

IDLIB

LATTAKIA

TARTUS

HAMAH

ISRAËL

PALESTINA

CYPRUS

MIDDELLANDSE ZEE

EGYPTE

2.503.549Syrische vluchtelingen in Turkije

1.069.111Syrischevluchtelingenin Libanon

26.772Syrische vluchtelingen

in Noord-Afrika

DamasBeyrouth

Nicosie

AmmanJérusalem

636.482Syrischevluchtelingenin Jordanië

117.658Syrischevluchtelingenin Egypte

1.000.000 - 1.300.000

700.000 - 1.000.000

500.000 - 700.000

200.000 - 500.000

100.000 - 200.000

< 100,000

Landen/gebieden met Syrische vluchtelingen

VluchtelingenkampV

SYRISCHE INTERNE ONTHEEMDEN PER DISTRICT(2016 - Humanitair overzicht)

= 50.000Syrische vluchtelingen

De cijfers omvatten de 2,1 miljoen Syriërs, door UNHCR geregistreerd in Libanon, Jordanië,

Irak, Egypte en Noord-Afrika, evenals de 2,5 miljoen Syriërs, geregistreerd door de Turkse

regering. Bronnen: UNHCR, UNOCHA.

TURTURKIJKIJEEJIRAN

13,5 MILJOENmensen binnen Syrië hebben nood aan humanitaire hulp

6,5 MILJOENTotaal interne

ontheemden in Syrië

4.598.594Totaal Syrische

vlucbtelingen

SYRIË - INTERNE ONTHEEMDEN EN

VLUCHTELINGEN IN DE BUURLANDEN

© Ivo

r P

rickett

HUMANITAIRE HULP

03/02/2016

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 35

Page 36: PDF, 11.78 MB

© E

dA

- J

acq

ues D

uchate

au

Op deze crisis reageerdeeen deel van de bevol-king in eerste instantie met angst. De vluchte-

lingen zouden een gevaar bete-kenen voor onze samenleving, de werkloosheid zou toenemen en daarmee zouden ook de overheids-uitgaven stijgen, er zouden pro-blemen ontstaan op gebied van veiligheid en er was angst voor religieuze radicalisering.In contrast daarmee stond de uitzon-derlijke solidariteit en de gulheid van vele Belgen ten aanzien van de vluchtelingen. De aandacht van de media voor deze steun van de 4de pijler was evenwel gering. Tot de ‘4de pijler’ behoren initiatieven van burgers en niet-offi cieel erkende verenigingen (zie kader). In het kader van de vluchtelingencrisis zetten burgers tal van activiteiten op met het oog op een waardige opvang van de vluchtelingen.

Vrijwilligers werken om beurt, gezinnen

bieden een onderdak aan

Een van de initiatieven die het meest in het oog sprongen, was een vluch-telingenkamp in het Maximiliaanpark in het centrum van Brussel, opgericht en beheerd door het ‘Burgerplatform voor steun aan de vluchtelingen in Brussel’. Elke dag wisselden honderden vrijwilligers elkaar af bij de opvang van nieuwkomers - vluchtelingen die voor het eerst in België toekwamen - in afwachting van hun inschrijving bij de Dienst Vreemdelingenzaken. De opvang in gezinnen getuigde ook van grote solidariteit vanuit de samenleving. Honderden gezinnen meldden zich bij het call center van studenten van de Université Libre de Bruxelles (ULB) om vluchtelingenge-zinnen onderdak te bieden. Daar-naast organiseerden de studenten ook de opvang van vluchtelingen in het vrijzinnige Centre d’Action Laïque op de universiteitscampus La Plaine. Ook na de sluiting van het kamp in het Maximiliaanpark zet het Bur-gerplatform de activiteiten voort. Zo werd een ‘Maximiliaanhall’ geo-pend waar met de medewerking van

teams van de ULB lessen werden ingericht en sociale, administratieve en juridische steun werd geboden. Bovendien werd hulp geboden bij het zoeken van een woning, de inschrij-ving in een gemeente en het OCMW, of voor een cursus Frans. Al deze lovenswaardige initiatieven, zowel in het noorden als het zuiden van het land, tonen eens te meer aan dat de 4de pijler een actieve bijdrage levert aan de nationale en internationale solidariteit. Burgers nemen effectief een engagement op en zijn betrokken bij maatschap-pelijke processen.

De laatste jaren is Europa in de greep van een ernstige vluchtelingencrisis waarvan het einde niet in zicht

is en die een rechtstreeks gevolg is van de oorlogen in Syrië en Irak. Duizenden mensen zijn uit die landen

gevlucht en zijn in vaak erbarmelijke omstandigheden naar Europese landen getrokken.

DE 4 PIJLERS VAN DE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

1ste PIJLER ➔ Bilaterale (gouvernementele) samenwerking

2de PIJLER ➔ Niet-gouvernementele samenwerking (ngo’s,

universiteiten, vakbonden …)

3de PIJLER ➔ Multilaterale samenwerking (internationale

organisaties: VN, EU, Wereldbank …)

4de PIJLER ➔ ‘Samenwerking door burgers’ (particuliere initiatieven)

www.4depijler.be

DE VLUCHTELINGENCRISIS

EN DE 4de PIJLERBurgers organiseren een waardige opvang van de vluchtelingen

LOUIS BERSINI

ONLINEwww.casiw.be

4de PIJLER

36 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 37: PDF, 11.78 MB

Pedro Celestino Alvarez Vera, een psycholoog uit Ecuador met zware beperkingen,

volgde een korte opleiding kinderpedagogie aan de Arteveldehogeschool

in Gent. En dat dankzij de steun van VLIR-UOS, de koepel van de Vlaamse

Universiteiten. Hij maakte er een plan voor zijn werk met kinderen met een

beperking in zijn thuisstad Quito.

om te werken rond gehechtheid. Maar hoe kan je dat bevorderen? Pedro vond zijn antwoord bij de ouders van de kinderen. Na zijn terugkeer in Ecuador wil hij groe-pen ouders verzamelen om samen met hen het concept gehechtheid te bespreken. ‘Als ik vijf weken met drie verschillende groepen werk, kan ik veel veranderen.’ Pedro hecht een enorm belang aan taal in relaties. ‘Taal heeft een invloed op alles bin-nen een relatie, het creëert namelijk affi niteit en vertrouwen.’ Hij hoopt snel een onderzoek uit te schrijven rond zijn nieuwe aanpak en zou de resultaten hiervan graag gepubli-ceerd zien. Het plan dat hij hierrond heeft opgesteld kan volgens hem veel goeds doen.Zonder de extra fi nanciële hulp van VLIR-UOS had Pedro de opleiding in België echter niet kunnen volgen. Pedro heeft immers voltijdse assisten-tie nodig van zijn persoonlijke verzor-ger. Dankzij de steun van VLIR-UOS kon deze gelukkig meerei zen naar ons land. Zo brengt deze organisatie haar streefdoel van ‘gelijke kansen’ meteen in de praktijk. Zelf is Pedro zeer dankbaar voor de kans die hij

heeft gekregen. Ook over de aanpak van de cursus toont hij zich zeer enthousiast. ‘De begeleiding is erg geduldig waardoor iedereen goed kan volgen. Nu kan ik de kinderen in Quito nog beter helpen.’

Link met BelgiëOverigens is er nog een link met België. Tapori, de organisatie waar-voor Pedro in Ecuador werkt, werd opgericht door de Belgische Inge Debrouwere. Tapori werkt met kinderen met een beperking en engageert zich voor de armen in Quito. Zijn eigen ervaringen brach-ten Pedro als jonge psycholoog bij de organisatie. ‘Mijn ouders zijn gestorven toen ik vijf was. Ik had helemaal niets meer en moest naar een weeshuis. Daar heb ik veel pro-blemen gezien waar ik iets aan wou doen,’ vertelt Pedro. Maar door zijn verlamming verloor hij veel van zijn vrijheid en motorische mogelijkhe-den. ‘Het ongeval maakte ook mijn studie voor ingenieur onmogelijk, in mijn voorlaatste jaar moesten we tekenen en dat gaat niet meer met mijn handen.’ Daarna koos Pedro er dus voor om psycholoog te worden. ‘Dat was een carrière waarin ik volle-dig zelfstandig als professioneel kan werken, ondanks mijn beperkingen.’En viel België wat in de smaak? ‘Het is wel wat koud, maar ik vind het fi jn dat alles voor mij toegankelijk is als rolstoelgebruiker. Verder zijn de mensen vriendelijk en alles is vlak, handig toch?’

CHRISTOPHE VAN ENDE

Pedro kende al veel tegen-slag in zijn leven. Op zijn vijfde verloor Pedro beide ouders en door

een ongeval op zijn zeventiende raakte hij verlamd aan de benen en de rug. Hierdoor kan hij ook moeilijk zijn armen bewegen en heeft hij weinig tot geen controle over zijn vingers. Gekluisterd in een rolstoel is de hulp van een persoonlijk assistent onmisbaar. Toch haalde Pedro zijn diploma psychologie en begon hij een academische carrière. Nu heeft Pedro ambitieuze plannen voor een groot onderzoek. ‘Ik wil kinderen in Quito een beter leven geven.’

Gelijke kansenIn België volgde hij de opleiding ‘From minus 6 months to 6 years of age: fostering child development.’ Gedurende twee weken maakten de deelnemers kennis met ver-schillende aspecten van de opvoe-ding van kinderen. De deelnemers moesten ook een idee uitwerken dat aansloot bij de context van hun eigen land en werk. Pedro koos ervoor

Zonder de fi nanciële hulp van de universitaire ontwikkelings-samenwerking had Pedro de opleiding in België niet kunnen volgen”

‘Ondanksmijn handicapben ik professioneel volledig zelfstandig’

© A

rteveld

eho

gescho

ol G

ent

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 37

UNIVERSITEITEN

Page 38: PDF, 11.78 MB

Op 12 december 2015 schaarden alle 195 lidstaten van de VN zich in Parijs achter een ambitieus

klimaatakkoord. Maar wat staat er precies in? En kunnen we nu echt de opwarming van de aarde tegengaan?

Het zogenaamde Paris agreement is het allereerste universele, wettelijk bindende klimaatakkoord. Anders

dan bij het Kyoto Protocol voorziet het klimaatdoelstellingen voor alle landen.

HET ‘WONDER’

CDOELSTELLINGDe opwarming van de

aarde beperken tot

minder dan 2°C ten

opzichte van het

pre-industriële niveau.

100MILJARD

DOLLAR/JAARWat de ontwikkelde

landen in de

ontwikkelingslanden

investeren om hun

weerbaarheid te

verhogen en hun

uitstoot te beperken.

CHRIS SIMOENS

SLEUTELELEMENTEN

Drievoudige doelstelling

• De opwarming van de aarde be-perken tot ruim onder 2°C in vergelijking met het pre-industriële niveau. Als het enigszins kan zelfs tot 1,5°C. • De capaciteit van de landen ver-hogen om zich aan te passen aan de impact van de klimaatverande-ring. Streven naar klimaatweerbare landen met een lage uitstoot van broeikasgassen. • Investeringen nastreven om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Uitstoot beperken • Om de 2°C/1,5°C-doelstelling te halen dient de wereldwijde uit-stoot van broeikasgassen ‘zo snel mogelijk’ zijn piek te bereiken. Ontwikkelingslanden krijgen wat meer respijt.

• Na de piek moet de uitstoot snel dalen, in overeenstemming met de wetenschappelijke inzichten voor de 2°C/1,5°C-doelstelling. Streefdoel: een koolstofneutra-le wereld in de tweede helft van deze eeuw, dus evenveel koolstof uitstoten als opslaan.

• De landen moeten hun nationa-le bijdragen om de uitstoot te beperken herzien in 2020, dusnieuwe doelstellingen formule-ren of bestaande doelstellingen actualiseren.

Wettelijk bindend• Het akkoord van Parijs is een bin-

dend akkoord. Na bekrachtiging (‘ratifi catie’) wordt het nationale wetgeving voor landen die het akkoord onderschrijven.

• Elke lidstaat heeft de verplich-ting om nationale bijdragen te

bepalen en aan te houden om de uitstoot te beperken.

Transparantie en 5-jarige herzieningen • Lidstaten komen om de 5 jaar bijeen om hun doelstellingen scherper te stellen op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten. • Lidstaten informeren elkaar en het publiek over de vooruitgang van hun klimaatacties. • Een robuust systeem voor trans-parantie en aanrekenbaarheid volgt de vooruitgang van de 2°C/1,5°C-doelstelling op de voet. • Er komt een orgaan dat toeziet op de naleving en toepassing van het akkoord.

Aanpassing • Internationale samenwerking versterkt samenlevingen om de impact van klimaatverandering op te vangen. Deze moeten hun beleidsplannen op dat vlak mee-delen.

• Ontwikkelingslanden krijgen toenemende steun (onder meer via overdracht van technologie) om hun kwetsbaarheid te verminderen en hun weerbaarheid te verhogen.

Verlies en schade• Verlies en schade door klimaat-

verandering moet beperkt en aan-gepakt worden. Er worden samen regionale verzekeringsmecha-nismen ontwikkeld waarmee de risico’s en kosten gedeeld worden van de schade die het gevolg is van klimaatverandering.

• Via internationale samenwerking worden systemen uitgewerkt om klimaatgevoelige gebieden bij te staan: early warning, voorbe-reiding op rampen…

Financiering • Ontwikkelde landen houden vast aan de afgesproken 100 miljard dollar steun per jaar aan ontwik-kelingslanden om hun weerbaar-heid te versterken en de uitstoot te beperken. Om de twee jaar geven ze uitleg over deze fi nanciering. Het bedrag wordt in 2025 herzien. • Andere landen – waaronder de groeilanden – worden aangemoe-digd om op vrijwillige basis fi -nanciering te voorzien.

VOLGENDE STAPPEN • De lidstaten moeten nu elk het akkoord intern goedkeuren. Het akkoord treedt in werking van zodra 55 landen die minstens 55% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen vertegenwoor-digen, hun bekrachtiging offi cieel hebben neergelegd bij de VN. Indien dat lukt begint het akkoord te lopen vanaf 1 januari 2020.

• In 2018 staat een dialoog gepland om de vooruitgang van de natio-nale bijdragen onder de loep te houden. In hetzelfde jaar verschijnt een rapport van het Internationaal Klimaatpanel over de impact van een opwarming met 1,5°C en het pad daarnaartoe.

• Voor vele onderdelen (transpa-rantie, aanrekenbaarheid, samen-werking voor klimaatschade, ca-paciteitsopbouw…) vermeldt het akkoord enkel de principes. De komende jaren volgen nog veel onderhandelingen om een vol-ledig uitgewerkt (‘operationeel’) akkoord te bekomen.

ZWAKKE PUNTEN• Er werd geen duidelijk pad uit-

getekend om de noodzakelijke daling van de uitstoot te realiseren. Het ‘piekjaar’ werd niet bepaald

38 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 39: PDF, 11.78 MB

VAN PARIJS

KLIMAAT

© U

N P

ho

to /

Marc

Gart

en

Vreugde na het bereikte akkoord! Van links naar rechts: hoofd van de VN-klimaatconventie UNFCCC Cristiana Figueres,

VN-secretaris-generaal Ban-Ki Moon, voorzitter klimaattop Laurent Fabius en de Franse president François Hollande.

MEER INFO: Glo.be, 3/2015

(‘zo snel mogelijk’) noch een con-creet jaartal waarop de klimaat-neutraliteit moet bereikt zijn (‘in de tweede helft van deze eeuw’). In feite komt dat neer op ‘kort na 2050’ voor 1,5°C en ‘in de laatste decennia van deze eeuw’ voor 2°C. Het huidige EU-beleid (‘uit-stoot van broeikasgassen tegen 2050 verminderen met 80-95%’) stemt overeen met de 2°C-doel-stelling.

• Bovendien werkt men met een bottom-up-systeem: de landen zelf bepalen welke bijdrage ze kunnen leveren om de uitstoot te beperken. De toegezegde natio-nale bijdragen op het moment van de klimaattop begrenzen de opwarming slechts tot ongeveer 3°C. Ze moeten dus naar boven toe herzien worden. Het zal van de ambitie van de individuele landen afhangen of de 2°C/1,5°C-doel-stelling gehaald kan worden.

• Landen kunnen niet bestraft worden als ze hun klimaatdoelen niet nakomen. Ze kunnen alleen publiek te kijk gezet worden. Binnen de EU is wel bestraffi ng mogelijk.

• De beloften voor financiering

blijven beperkt, vooral omdat groeilanden enkel aangemoedigd worden om ontwikkelingslanden te helpen.

• De lucht- en scheepvaart worden nergens vermeld. Deze sectoren stoten nochtans enorm veel broe-ikasgassen uit en dat neemt met de dag toe. Als ze niets doen aan hun uitstoot kunnen ze in 2050 verantwoordelijk zijn voor 40% van alle uitstoot.

KANSENHet akkoord kan een serieuze impact hebben. Zo kan het een mentali-teitswijziging teweeg brengen, niet alleen bij overheden maar ook bij bedrijven en burgers. Hoewel het akkoord geen ban legt op gebruik van fossiele brandstoffen, zal het akkoord toch tot een versnelde doorbraak van hernieuwbare ener-gie leiden. Op basis van de huidige nationale bijdragen zal het aandeel van hernieuwbare energie op zijn minst verdubbelen en mogelijk ver-drievoudigen tegen 2030. Ook zal duurzaamheid en milieuvriende-lijkheid steeds centraler komen te staan bij productie en consumptie.

Zelfs landen als China, de grootste vervuiler ter wereld, verbranden al minder steenkool en zetten in op groene energie.

BESLUITHet momentum van Parijs mag niet verloren gaan. Een blijvende aan-dacht voor de klimaat- en milieu-problematiek is noodzakelijk en daarbij kan de civiele samenleving zeker een rol spelen. Zelfs bij een opwarming met 1,5°C zullen we kampen met overstromingen en grote droogtes. Maar de gevolgen van een opwarming met meer dan 2°C gaan veel verder: zo zullen de ijskappen volledig smelten en dat zorgt voor een enorme stijging van de zeespiegel op termijn. Vandaag al leven we met een opwarming van 1°C. Voor ontwikkelingslanden komt het erop aan klimaatacties te ondernemen die terzelfdertijd de levensomstandigheden verbeteren. Zo zorgen een gezonde bodem en het herstel van gedegradeerd land zowel voor koolstofopslag als voor verhoogde voedselproductie. Net zoals voor de Duurzame Ontwikke-lingsdoelen is het alle hens aan dek.

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 39

Page 40: PDF, 11.78 MB

VOGELSZONDER GRENZEN

Wat heeft ontwikkelingssamenwerking te maken met vogels van bij ons? Heel veel

blijkbaar. Zo ondersteunt natuurbeheer in Burkina Faso onze gekraagde roodstaart

die daar overwintert. Maar ook de plaatselijke bevolking vaart wel bij de genomen

maatregelen en het uitgevoerde beheer.

Is Afrika een ver-van-ons-bed-show? Vandaag zeker niet meer. Alleen al de boot-vluchtelingen die elke dag

hun leven riskeren om Europa te bereiken, tonen dat duidelijk aan. Maar ook tijdens een rustige wan-deling door een stukje authentieke Belgische natuur kunnen we Afrika ontmoeten, althans in de zomer. Veel van ‘onze’ vogels brengen immers hun kroost groot tijdens ons warme seizoen, maar tijdens de winter verkiezen ze Afrika. In indrukwek-kende, perfect gecoördineerde groepen vliegen deze trekvogels elk najaar duizenden kilometers ver om voedsel te vinden. Zo’n 2 miljard vogels trekken jaarlijks van Europa naar Afrika en terug.

Wandelende zandduinen

Ook de gekraagde roodstaart, de grauwe vliegenvanger en de zomer-tortel doen dat. Ze hebben zelfs een

geliefd adres: de acaciabossen langs het wetland Oursi in het noorden van Burkina Faso (West-Afrika), recent opnieuw een partnerland van België. Het wetland vormt een pleisterplaats voor duizenden moeras- en water-vogels waaronder purperreigers, grutto’s, bruine kiekendieven en zomertalingen. Samen met de Afri-kaanse vogels zoeken ze er voedsel. Vertrouwend op hun ‘biologische klok’ vliegen ze in de lente terug naar het noorden.Maar vinden die vogels er nog wel voldoende voedsel? Burkina Faso behoort tot de Sahelregio die geteisterd wordt door woestijnvor-ming (Dimensie 3, 5/2012). Ook het wetland Oursi staat onder druk door overbevissing en houtkap. De plaatselijke bevolking haalt immers vis uit het Oursimeer en de bomen leveren onmisbaar brandhout, naast honing en kariténoten, een belangrijk exportproduct. Bovendien beschadigt het vee de oevervege-tatie in het droge seizoen. Want dan leiden de boeren hun dieren naar het meer om er hun dorst te lessen. Door de verdroging van het land ontstonden wandelende zandduinen die het meer dreigden in te stuiven.

CHRIS SIMOENS

GERALD DRIESSENS & JORIS GANSEMANSNATUURPUNT

REIZEN NAAR NATUURPRACHT IN HET ZUIDENNatuurpunt organiseert

regelmatig reizen naar

natuurgebieden in

het Zuiden. In 2016

staan Marokko en

Gambia/Senegal op het

programma. Een deel

van de opbrengst gaat

naar de bescherming

van kwetsbare natuur in

het buitenland.

www.natuurpunt.be/reizen

Zaaien met zaïSamen met de overheid en de plaat-selijke bevolking besloot Naturama, de Burkinese partner van Birdlife, het probleem aan te pakken. Birdlife zet zich wereldwijd in voor vogels en mensen. In België heeft de orga-nisatie Natuurpunt (Vlaanderen) en Natagora (Wallonië) als partners. Herstel van het natuurlijke landschap bleek cruciaal. Daartoe maakte Naturama gebruik van de traditio-nele zaï-methode (Glo.be, 3/2015, p. 18). De uitgedroogde grond werd omgeploegd in de vorm van halve manen waarin vervolgens plaatselijk zaad werd ingezaaid. De zaden ontkiemden uitstekend. Op een paar jaar tijd keerde de oorspronkelijke struiksavanne stilaan terug.Er werden ook waterputten geslagen met schoon drinkwater voor mens en vee. Plaatselijke boeren produ-ceren voortaan organische mest en hooi om het vee te voeden tijdens het droge seizoen zodat het dan minder moet grazen. Takken kappen als veevoer wordt dus overbodig. Bovendien kunnen de boeren een deel van het hooi verkopen wat hen extra inkomsten oplevert.

Mensen en vogelsDankzij het project zien de mensen hun levenskwaliteit stijgen. Maar ook de vogels voelen zich beter in hun sas. Zomertortels - bij ons nu ernstig bedreigd - scharrelen tussen de opgroeiende grassen naar zaden. En gekraagde roodstaarten jagen op insecten in nieuw aangelegde acaciabossen.‘Mensen en vogels hebben dezelfde natuurlijke hulpbronnen nodig: bomen, water en een gezonde

Gekraagde roodstaart Grauwe vliegenvanger Zomertortel

© V

icto

rTyakht

/ M

ike L

ane /

Mik

e C

ulley

40 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Page 41: PDF, 11.78 MB

© B

are

nd

van G

em

erd

en

© B

are

nd

van G

em

erd

en

MILIEU

bodem’, zegt Bernd de Bruyn van Vogelbescherming Nederland (zie kader). ‘Als die hersteld worden komt dat zowel de bevolking als de vogels ten goede. Omdat de plattelandsbewoner het beter krijgt, kan natuurbeheer zelfs helpen om de plattelandsvlucht af te remmen.’ Het project toont duidelijk aan dat natuurbescherming en landbouw

niet noodzakelijk met getrokken degens tegenover elkaar hoeven te staan. Het duurzame ontwikke-lingsdoel SDG15 - bescherm het leven aan land - kan dus gerust samengaan met de verbetering van de levenskwaliteit van de mensen. Ten slotte kan ontwikkelingssamen-werking helpen om onze Belgische natuur te beschermen.

merd

en

em

LIVING ON THE EDGE:duurzaam landgebruik in de Sahel voor vogels en mensenVogelbescherming Nederland is initia-

tiefnemer van ‘Living on the Edge’, een

project dat duurzaam landgebruik wil

stimuleren in Burkina Faso, Senegal,

Mauritanië en Nigeria. Living on the

Edge doet ook ecologisch onderzoek

(hoe kunnen vogels het best geholpen

worden?) en het probeert te wegen op

het internationaal beleid. Zo geeft het

advies aan overheden en internationale

organisaties zoals de VN-Voedsel- en

Landbouworganisatie (FAO) over hoe

zij natuur kunnen meewegen bij econo-

mische ontwikkelingen.

Het Burkinese Naturama is al meer dan

10 jaar partner van Living on the Edge.

De vrijwilligersvereniging heeft het project

in Oursi mee uitgedacht en uitgevoerd.

Dankzij het Birdlife-netwerk kan geput

worden uit de expertise van honderden

organisaties en duizenden medewerkers

en vrijwilligers. Ook Natuurpunt steunt

het project van Naturama. Het Belgische

Ondernemers zonder Grenzen verzet

eveneens heel wat werk (Glo.be, 3/2015,

p. 23). De ervaringen uit het project zullen

ook benut worden in andere regio’s van

Burkina Faso én in Senegal, Mauritanië

en Nigeria.

© N

atu

urp

unt

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 41

Page 42: PDF, 11.78 MB

A ls gedroogde zaden vormen bonen, erwten, linzen, kikkererwten, enz. een rijke bron aan eiwitten, vezels en vitaminen. Ze zouden dan ook deel moeten uitmaken van een gezond dieet om obesitas te voorkomen alsook chronische ziekten zoals kanker en diabetes. Bovendien zijn peulvruchten uitstekende

vleesvervangers, zeker nuttig in tijden van klimaatverandering waarin het vleesverbruik zou moeten dalen.Peulvruchten hebben ook landbouwkundige troeven. Zo brengen ze stikstof in de bodem wat de vruchtbaarheid verhoogt. De ecologische voetafdruk is gering en voor de teelt volstaat de helft min-der water in vergelijking met andere gewassen. Dat maakt hen bijzonder geschikt voor droge gebieden.Ook de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ondersteunt de productie en consumptie van peulvruchten. Zo stelde ons land via CGIAR (Consultative Group on International Agricultural Research) de mengteelt van bonen met maïs, aardappelen en cassava in Centraal-Afrika op punt. In Tanzania voert BTC een programma uit dat de volledige waardeketen van bonen wil verbeteren.

EEN BOON VOOR PEULVRUCHTEN

Na een Jaar van de Bodem in 2015 plaatst de VN-Organisatie voor Voedsel

en Landbouw (FAO) in 2016 peulvruchten in de kijker.

© F

AO

/Hern

án M

orm

onto

y

MEER INFO OVER HET JAAR VAN DE PEULVRUCHTEN OPwww.fao.org/pulses-2016/en/

BESCHUTTING VOOR

DE STORM: VROUWEN

IN CRISISSITUATIES

Tijdens humanitaire acties in crisissi-

tuaties worden de gezondheidsnoden

van vrouwen en adolescenten al te vaak

verwaarloosd. Dat stelt het rapport 2015

van het VN-Bevolkingsfonds UNFPA

‘Shelter from the Storm’.

V andaag hebben ruim 100 miljoen

mensen behoefte aan humanitaire

hulp, meer dan ooit sinds WOII. Daartoe

behoren 26 miljoen meisjes en vrouwen tussen

15 en 49 jaar. Met het grote aantal confl icten en

natuurrampen waarmee de

wereld geconfronteerd wordt,

zal het aantal eerder groeien

dan dalen.

Vrouwen en meisjes zijn extra

kwetsbaar in crisissituaties.

Ze worden immers sneller

slachtoffer van geweld, mis-

bruik, seksuele uitbuiting,

gedwongen huwelijk en ziektes die verband

houden met reproductieve gezondheid. UNFPA

ijvert voor meer aandacht voor vrouwen in crisis-

situaties. Maar het fonds ontvangt onvoldoende

middelen om aan de vele noden te beantwoorden.

Daarom wil UNFPA voortaan de nadruk leggen

op ‘preventie, voorbereidheid en de opbouw van

veerkracht in gemeenschappen’. Met andere

woorden, via inclusieve, gelijke rechten wil het

bouwen aan een stabielere wereld die de stormen

beter kan doorstaan. UNFPA wenst uitdrukkelijk

dat de allereerste Humanitaire Top in Istanbul

op 23 en 24 mei 2016 met deze boodschap

rekening houdt.

België schonk zowel in 2014 als 2015 7 miljoen

euro aan UNFPA. Bovendien ging ruim een half

miljoen euro naar een opleidingsprogramma dat

UNFPA-personeel alerter maakt voor de specifi eke

problemen van vrouwen in crisissituaties.

CS

ONLINEwww.unfpa.org

www.worldhumanitariansummit.org

RUBRIQUE

42 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I

Rondom de

Page 43: PDF, 11.78 MB

KONINGIN MATHILDE

PROMOOT SDG’S

© fl o

ren

cia

so

ton

ino

VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon heeft in januari 2016 koningin Mathilde

benoemd tot pleitbezorger van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s).

Via de SDG’s hebben alle VN-lidstaten zich geëngageerd om tegen 2030 de

armoede uit te roeien, de ongelijkheid te bestrijden en de klimaatverandering

aan te pakken, waarbij niemand uit de boot mag vallen (Glo.be, 4/2015).

Onze koningin bevindt zich in een zeer divers gezelschap met onder meer Muhammad Yunus (stichter Grameen Bank), Paul Polman (ceo van Unilever), Leo Messi (voetballer), Jeffrey Sachs (expert ontwikkelingssamenwerking), kroonprinses Victoria van Zweden en Shakira (zangeres). De in totaal 17

pleitbezorgers zullen zich inzetten om de SGD’s bekender te maken. Ze zullen daarbij partners ontmoeten van de civiele samenleving, de universiteiten, de parlementen en de private sector om samen op zoek te gaan naar vernieuwende manieren om de SDG’s in de praktijk te brengen. Koningin Mathilde zal zich vooral toeleggen op onderwijs en gezondheid.

CS

SAMENWERKING

GUINEE EN

BURKINA FASO UIT

DE STARTBLOKKEN

Vooral water en reproductieve

gezondheid zijn de sectoren die

aandacht krijgen in de kersverse

samenwerking met Guinee en

Burkina Faso.

M inister van Ontwikkelingssamen-

werking Alexander De Croo heeft

vorig jaar beslist dat er twee

nieuwe partnerlanden komen: Guinee en Burkina

Faso. Ondertussen werd het eerste ‘opstartsa-

menwerkingsakkoord’ met Guinee ondertekend.

Het zal lopen in 2016 en 2017 met een budget

van 15 miljoen euro. In de zones Kindia/Mamou

zal BTC werken aan een hogere voedselzekerheid

(rijst- en groententeelt) en degelijke drinkwa-

tervoorziening. Beide regio’s kennen een hoge

jeugdwerkloosheid en plattelandsvlucht ondanks

het hoge potentieel op vlak van landbouw. Er

worden ook beurzen voorzien specifi ek gericht

op de medische en economische sector. Samen

met het VN-Ontwikkelingsprogramma UNDP zal

België ebola-overlevers psychosociale onder-

steuning bieden en hen helpen zich opnieuw

economisch te integreren in hun gemeenschap.

Een bijzonder aandachtspunt ten slotte zijn de

seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

van vrouwen (vrouwenbesnijdenis) samen met het

VN-Bevolkingsfonds UNFPA. Ondertussen wordt

het eigenlijke samenwerkingsakkoord voorbereid

dat zal lopen van 2017 tot 2020.

Een gelijkaardig opstartsamenwerkingsakkoord

werd ook met Burkina Faso ondertekend. Ook hier

bedraagt het budget 15 miljoen euro voor 2016

en 2017. In een eerste luik (10 miljoen euro) zal

BTC de watervoorziening verbeteren in de stad

Fada N’Gourma. Een tweede luik (5 miljoen euro)

wijdt zich aan de reproductieve gezondheid van

jonge vrouwen om ze zo socio-economisch

zelfstandiger te maken. Het VN-Bevolkingsfonds

UNFPA zal dit luik uitvoeren in de regio’s Est,

Centre-Est en Sahel. Het project zal gebruik

maken van sociale media (en de wijdverbreide

smartphones) om de vrouwen in te lichten over

gezinsplanning.CS

Vergeet het platteland niet!Als we de armoede uit de wereld willen – wat de ambitie is van de

Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) - mogen we het platteland

niet uit het oog verliezen. Dat stelt de VN-Conferentie voor Handel en

Ontwikkeling UNCTAD in haar rapport ‘Transforming Rural Economies’

over de Minst Ontwikkelde Landen.

V anzelfsprekend blijven steden aangroeien waardoor ze meer op de voorgrond treden. Er werd

dan ook terecht een apart SDG aan gewijd: SDG11. Maar dat belet niet dat 76% van de extreem armen op het platteland woont. Net deze plattelandsarmen migreren naar de steden (en naar het buitenland) wat stilaan onhoudbaar wordt. Daarom biedt het UNCTAD-rapport een routekaart voor de aanpak van armoede op het platteland in de 48 Minst Ontwikkelde

Landen, samen goed voor 932 miljoen mensen. Er moet onder andere meer aan-dacht gaan naar niet-agrarische activiteiten in plaats van uitsluitend in te zetten op een hogere landbouwproductiviteit. Ook moet de productie van landbouwproducten met toegevoegde waarde verhogen. Plattelands-vrouwen verdienen veel meer ondersteuning.

CS

ONLINEwww.unctad.org

I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 43

Page 44: PDF, 11.78 MB

Zo begon het magazine van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in 1975, onder de naam Dimensie 3. In 2014 werd Dimensie 3 omgedoopt tot Glo.be met een nieuwe website en tabletversie.

Binnenkort breekt een nieuwe fase aan. Gedaan met het papier. In najaar 2016 gaat Glo.be volledig digitaal. Op een digitaal platform zal u dan de gebruikelijke diepgravende artikels van Glo.be terugvinden. In plaats van het papieren magazine ontvangt u een digitale nieuwsbrief waarvoor we uw e-mailadres nodig hebben.

gaat digitaal

MEER INFO IN HET VOLGENDE (PAPIEREN) ZOMERNUMMER.

Stuur een mailtje met onderwerp ‘Glo.be

digitaal’, samen met naam en postadresgevens,

naar [email protected]

DGD - DIRECTIE-GENERAAL

ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

EN HUMANITAIRE HULP

Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel

Tel. +32 (0)2 501 48 81

E-mail : [email protected]

www.diplomatie.be • www.dg-d.be