Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en … · jumper’s knee zeker...
Transcript of Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en … · jumper’s knee zeker...
1831Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)
De ‘jumper’s knee’, ook wel ‘patellatendinopathie’, komt zo-
wel onder recreatieve als professionele sporters vaak voor,1
en kan bepalend zijn voor een sportcarrière. Onder top-
basketballers en -volleyballers is de prevalentie zeer hoog,
respectievelijk 32 en 45%.2 Het gaat om een chro nische
blessure van de patellapees, klinisch gekenmerkt door be-
lastingsafhankelijke pijn aan de onderpool van de patella.1
De hoge prevalentie, de pijn, de functiebeperking en het
chronische karakter van de aandoening betekenen dat de
jumper’s knee zeker zoveel impact op de carrière van spor-
ters kan hebben als een acute knieblessure.2 Voor sommige
sporters is het letsel zelfs de oorzaak om hun sportloop-
baan te beëindigen.3 Meer dan de helft van de sporters met
een patellatendinopathie houdt zelfs meer dan 10 jaar na de
sportcarrière lichte restklachten.3
Huisartsen, fysiotherapeuten, sport- en revalidatieartsen
en chirurgen zien regelmatig sporters met deze typische,
sportgerelateerde knieblessure. Zij passen veel verschillen-
de behandelingen toe, die meestal op empirie zijn geba-
seerd en waarvan de resultaten vaak frustrerend zijn voor
zowel sporter als behandelaar.4 5 De slechte resultaten kun-
nen voor een deel verklaard worden doordat tot voor kort
veel behandelingen gericht waren op het bestrijden van een
ontsteking in de pees. In de afgelopen jaren is echter geble-
ken dat er bij de jumper’s knee, net als bij andere chronische
peesaandoeningen, geen sprake is van een tendinitis, maar
veel meer van een gestoord herstelproces, tendinose.6 7 In de
klinische praktijk – wanneer geen histopathologische gege-
vens beschikbaar zijn – kan men dan ook beter van ‘patella-
tendinopathie’ spreken. Nu hoort men nog vaak ‘apexitis
patellae’ en ‘tendinitis patellae’.
In dit artikel ga ik eerst in op nieuwe inzichten met
betrekking tot oorzaken en histopathologie van de patella-
tendinopathie, omdat deze consequenties hebben voor de
te volgen behandelstrategie. Daarna bespreek ik de kliniek
en de conservatieve en chirurgische behandeling van deze
typische sportblessure.
oorzaken
De multifactoriële oorzaken van de patellatendinopathie
zijn nog niet volledig opgehelderd. Mannen blijken een
grotere kans te hebben op de aandoening. Dit komt mede
omdat oestrogenen pezen waarschijnlijk beschermen tegen
het ontstaan van afwijkingen.8 Aanleg lijkt ook van belang
te zijn.9
Overbelasting. Een verstoord evenwicht tussen belasting
en belastbaarheid speelt waarschijnlijk een belangrijke rol.
Omdat deze blessure vaker bij topsporters dan bij recrea-
tieve sporters voorkomt, lijkt een relatie tussen trainings-
volume en -frequentie en de prevalentie van de patellaten-
dinopathie logisch.2 10
Afgenomen belastbaarheid. Ook een afgenomen belastbaar-
heid is belangrijk. Een verminderd vermogen van de sporter
om krachten te genereren of te absorberen kan resulteren in
voor de praktijk
Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en lastig
te behandelen sportblessure
J.Zwerver
– De patellatendinopathie is een veelvoorkomende, lastig te behandelen overbelastingsblessure van de patellapees, die de carrière van een sporter sterk negatief beïnvloedt.– Er is sprake van een gestoord regeneratieproces in de pees en niet van een ontsteking, wat consequen-ties heeft voor de te volgen behandelstrategie.– Centraal in een revalidatieprogramma voor patellatendinopathie staan aangepaste belasting, excen-trische oefentherapie gericht op verbetering van de spier-peesfunctie en het optimaliseren van de belast-baarheid. Peesherstel gaat langzaam, waardoor langdurige revalidatie nodig is.– Anti-inflammatoire behandelmethoden zijn meestal niet succesvol.– Chirurgisch ingrijpen biedt ook geen garantie voor een snelle symptoomloze terugkeer in de sport op het oorspronkelijke niveau.– Extracorporele schokgolftherapie, het echoscleroseren van neovascularisaties en tendineuze en periten-dineuze injecties met aprotinine en autologe groeifactoren lijken nieuwe succes belovende behandel-methoden.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1831-7
Universitair Sportmedisch Centrum Groningen, Universitair Medisch Centrum Groningen, Rijksuniversiteit Groningen, Hanzeplein 1, 9700 RB Groningen.Drs.J.Zwerver, sportarts ([email protected]).
1832 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)
‘Victorian Institute of Sport Assessment’(VISA)-enquête naar de ernst van patellatendinopathie;16 de patiënt wordt verzocht alle vragen te beantwoor-
den voor het pijnlijkste been*
1. Hoeveel minuten kunt u zitten zonder pijn?
antwoord
0-15 min 15-30 min 30-60 min 60-90 min 90-120 min > 120 min
score 0 2 4 6 8 10
2. Hebt u pijn als u de trap afloopt in een normaal tempo?
hevige pijn geen pijn
of niet mogelijk
score 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3. Hebt u pijn als u uw knie strekt zonder er gewicht op te zetten?†
4. Hebt u pijn wanneer u een plotse voorwaartse pas maakt (uitvalspas)?†
5. Hebt u problemen met het uitvoeren van een diepe hurkbeweging?†
6. Hebt u pijn gedurende of direct na het doen van 10 sprongetjes/hupjes op één been?†
7. Doet u op dit moment aan sport of andere fysieke activiteiten?
score antwoord
0 helemaal niet
4 aangepaste training/aangepaste competitie
7 volledige training/competitie, maar niet op hetzelfde niveau als toen de symptomen begonnen
10 op hetzelfde of een hoger wedstrijdniveau in vergelijking met het begin van de symptomen
8. Vult u bij deze vraag A of B of C in:
– wanneer u geen pijn hebt tijdens het sporten, beantwoord dan alleen vraag 8A.
– wanneer u pijn hebt tijdens het sporten, maar u hoeft niet te stoppen met de sportieve activiteit, beantwoord dan alleen vraag 8B.
– wanneer u zodanige pijn hebt dat u moet stoppen met de sportieve activiteit, beantwoord dan alleen vraag 8C.
8A. Wanneer u geen pijn hebt tijdens het sporten, hoe lang kunt u dan trainen?
antwoord
0-20 min 20-40 min 40-60 min 60-90 min > 90 min
score 6 12 18 24 30
8B. Wanneer u pijn hebt tijdens het sporten, maar u hoeft hierdoor niet te stoppen met sporten, hoe lang kunt u dan trainen?
antwoord
0-15 min 15-30 min 30-45 min 45-60 min > 60 min
score 0 5 10 15 20
8C. Wanneer u een zodanige pijn hebt dat u moet stoppen met trainen, hoe lang kunt u dan trainen?
antwoord
niet 0-10 min 10-20 min 20-30 min > 30 min
score 0 2 5 7 10
*Een totaalscore van 100 representeert een optimale, symptoomloze knie.†Zie de invulbalk bij vraag 2.
1833Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)
een verkeerde sprong- en landingstechniek met als gevolg
een toegenomen belasting van de patellapees. Bisseling et
al. toonden onlangs aan dat een stijver landingspatroon,
waarbij minder wordt ingeveerd in knie en enkel, de kans op
een patellatendinopathie vergroot.11 Risicofactoren die ver-
band houden met de aandoening zijn: afgenomen kracht
van de kuit-, quadriceps- en bilmusculatuur, verminderde
rompstabiliteit, verminderde hamstring- en quadriceps-
flexibiliteit en overmatige pronatie van de voet.12 13 Ook een
verminderde mogelijkheid tot dorsiflexie in de enkel, bij-
voorbeeld als resterend probleem na een enkeldistorsie
die bij springsporters ook frequent voorkomt, kan een rol
spelen.4 14
pathologie
Bij chronische tendinopathie is er zoals gezegd een ge-
stoord regeneratieproces, dat resulteert in een verzwakte,
pijnlijke pees die minder goed in staat is zijn belangrijkste
functies uit te voeren, namelijk het absorberen en overbren-
gen van krachten. Repetitieve microtraumata door over-
belasting leiden tot degeneratieve afwijkingen in de pees,
zoals een veranderde collageenstructuur en neurovasculaire
proliferatie.6 Er is geen inflammatoir proces. Histopatho-
logisch betreft het dus een tendinose en niet een tendinitis.
De vasculoneurale ingroei speelt mogelijk een rol in de bij
tendinopathieën optredende pijn.15
kliniek
Anamnese. Sporters met een patellatendinopathie hebben
pijn aan de onderpool van de patella. De pijn is meestal ge-
leidelijk ontstaan en neemt toe bij activiteiten als springen,
sprinten en landen. Sporters krijgen de klachten vaak na een
periode van toegenomen trainingsbelasting. In het begin-
stadium verdwijnen de klachten vaak nog gedurende de
warming-up. Sporters zijn dan vaak geneigd om door de
pijn heen te sporten en zoeken aanvankelijk nog geen medi-
sche hulp. Wanneer zij op hetzelfde niveau doorsporten, zal
de pijn geleidelijk toenemen en ook tijdens het sporten aan-
wezig blijven met verminderde sportprestaties tot gevolg.
Uiteindelijk kan zelfs pijn bij adl-activiteiten en in rust op-
treden.
Om de ernst van de patellatendinopathie te kwantifice-
ren kan men gedurende het behandeltraject gebruikmaken
van de ‘Victorian Institute of Sport Assessment’(VISA)-
score. Een Nederlandse vertaling daarvan is weergegeven
in de tabel.16 Deze uit 8 vragen bestaande vragenlijst werd
specifiek ontwikkeld voor de patellatendinopathie en eva-
lueert pijn, functie en sportbeoefening, waarbij een score van
100 een optimale symptoomloze knie weergeeft. De VISA-
scores van sporters met een patellatendinopathie die me-
dische hulp zoeken, liggen rond de 50-70 punten.
Lichamelijk onderzoek. Bij lichamelijk onderzoek is de
kenmerkendste bevinding palpatiepijn in een vrij scherp
omschreven gebied bij de aanhechting van de patellapees
aan de knieschijf. De patellapees is vaak ook verdikt. Regel-
matig wordt quadricepsatrofie gevonden, met name van de
M. vastus medialis.
Zoals ik hiervoor reeds opmerkte, is het belangrijk om
mogelijke oorzakelijke factoren als verstoorde spier-pees-
functie, rompstabiliteit en bewegingsbeperkingen van di-
verse gewrichten tijdens het onderzoek te evalueren. Een
functietest om de patellapees zwaar te belasten en pijn te
provoceren is de zogenaamde ‘single-leg decline squat’. De-
ze wordt gebruikt om de diagnose te onderbouwen, maar er
is geen gouden standaard. Bij deze test zakt de sporter op
één been geleidelijk door, terwijl hij onder een hellingshoek
van circa 25° staat (figuur 1).17
Beeldvormende diagnostiek. MRI of echografisch onder-
zoek kan de waarschijnlijkheid van de aanwezigheid van pa-
tellatendinopathie vergroten, maar heeft beperkte waarde
(figuur 2 en 3).18-22 Patellapezen van asymptomatische spor-
ters laten namelijk ook vaak afwijkingen zien en sympto-
figuur 1. ‘Single-leg decline squat’-test: pijnprovocerende test
om de aanwezigheid van patellatendinopathie aannemelijk te
maken.
1834 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)
men en echografische afwijkingen kunnen gedurende een
seizoen variëren.23 24 De prognostische waarde en follow-
upwaarde van MRI en echografie zijn ook beperkt doordat
er een matige correlatie is tussen de klinische symptomen
en zichtbare veranderingen in de pees.21 25 Mogelijk bestaat
er wel een correlatie tussen de met dopplerechografie aan-
toonbare neovascularisaties (zie figuur 3b) en de mate van
pijn.26 27
conservatieve behandeling
Bij de behandeling van de patellatendinopathie worden veel
verschillende methoden toegepast die meestal weinig evi-
dence-based zijn.4 5 Met de huidige inzichten dat de onder-
liggende pathologische afwijking bij tendinopathieën een
tendinose is en geen tendinitis, lijkt een heroriëntering op
de behandelstrategie wenselijk. Het behandelprogramma
zal veel meer gericht moeten zijn op het herstel van het even-
wicht tussen belasting en belastbaarheid en op het bevorde-
ren van de regeneratie in de pees dan op het bestrijden van
een inflammatoir proces.28
Uitleg. Sporters met een patellatendinopathie dienen uit-
leg te krijgen over de aard van hun blessure (overbelas-
ting) en het feit dat een behandeltraject van meestal meer
dan 3 maanden nodig is om te kunnen herstellen.
Reduceren van de pijn door relatieve rust en aanvullende maat-regelen. Het verminderen van de belasting op de pees is in de
beginfase belangrijk om de pijn hanteerbaar te maken voor
de sporter. Dit betekent niet dat de sporter helemaal geen
peesbelastende activiteiten meer mag uitvoeren. Volledige
rust of, nog sterker, volledige immobilisatie leidt namelijk
tot verdere verzwakking van het spierpeescomplex. Het is
beter de pees gedoseerd te belasten, zodat de patiënt nog in
staat is tot aangepaste sportbeoefening, adl-activiteiten
zonder pijn en deelname aan een revalidatieprogramma.
IJsapplicaties, tapes en braces (patellabandje) en elektro-
fysische behandelmethoden kunnen soms op korte termijn
de pijn verlichten, maar hebben op de lange termijn geen
bewezen pijnreducerend of regeneratief effect.
Vergroting van de belastbaarheid door oefentherapie. Bij een
verminderd kracht- en uithoudingsvermogen van quadri-
ceps, kuit- en bilmusculatuur dient men deze spieren te trai-
nen. Ook moet men speciale aandacht geven aan het verbe-
teren van de rompstabiliteit, het opheffen van bewegings-
beperkingen in de gewrichten en het corrigeren van andere
oorzakelijke factoren. Later in de revalidatie zal men ook
sportspecifieke oefeningen moeten inbouwen.
Excentrische oefentherapie. Excentrische oefenvormen die
tot pijn leiden, zoals de genoemde single-leg decline squat
(zie figuur 1), blijken ook effectief voor de behandeling van
tendinopathieën.7 29-31 Bij een excentrische contractie wordt
het spier-peescomplex langer, terwijl de spier contraheert.
Dit in tegenstelling tot isometrische en concentrische con-
tracties, waarbij de lengte respectievelijk gelijk blijft of
korter wordt (figuur 4). Door bijvoorbeeld de hurkbewe-
ging (decline squat) spant de M. quadriceps aan, terwijl het
patellapees-quadricepscomplex langer wordt. VISA-scores
nemen door deze behandelaanpak toe met ongeveer 30 pun-
ten.
In de praktijk luidt het advies aan de sporter om bijvoor-
beeld 1 à 2 maal per dag op alleen het aangedane been te
gaan staan en dan 15 maal geleidelijk tot hurkpositie te
figuur 2. Echografische bevindingen bij patellatendinopathie:
(a) verdikte pees met hypo-echogene zones en calcificaties; (b)
dopplerechografisch beeld met kleurige verschijning van neo-
vascularisaties.
kalkspatjespatella kniepees
distaal
subcutis
distaad
slagschaduw
a
b
1835Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)
komen, waarna men op beide benen weer tot stand komt.
De set van 15 maal wordt in totaal 3 maal uitgevoerd. Iedere
dag worden zo 1 à 2 maal 3 sets van 15 oefeningen afge-
werkt, gedurende 12 weken.
Het precieze werkingsmechanisme is nog onduidelijk,
maar waarschijnlijk bevorderen deze bewegingen de rege-
neratie in de pees. Het oude adagium dat pijn tijdens speci-
fieke oefentherapie vermeden moet worden, staat thans dus
ter discussie. Een zekere mate van pijn tijdens het uitvoeren
van oefentherapie kan tot goede behandelresultaten leiden,
indien deze pijn niet langer dan 24 h aanhoudt en niet van
dag tot dag toeneemt.32
Extracorporele schokgolftherapie. Extracorporele schokgolf-
therapie (ESWT) lijkt een zinvolle additionele therapie.
Enkele gerandomiseerde placebogecontroleerde studies
toonden de effectiviteit van ESWT aan op pijn en functie bij
de patellatendinopathie.5 33 Sporters lieten na behandeling
met ESWT een 30-40 punten hogere VISA-score zien dan
controlepersonen. De gunstige werking van ESWT schrijft
men wel toe aan een analgetisch proces, vernietiging van
eventueel aanwezige calcificaties en bevordering van het
proces van regeneratie in de pees. Het pulsatiel toedienen
van ultrageluid met lage intensiteit (‘low-intensity pulsed
ultrasound’) bleek daarentegen geen additioneel gunstig
figuur 3. (a, b) MRI-beelden bij patellatendinopathie, met verhoogde signaalintensiteit in het proximale deel van de patellapees;
(b) in een vetsuppressieopname.
femur
tibia
patella
a b
1836 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)
effect te hebben vergeleken met dat van een excentrisch
oefenprogramma.34
Anti-inflammatoire medicatie. Behandelingen die gericht
zijn op het bestrijden van de inflammatie, zoals met de veel
toegepaste NSAID’s en corticosteroïdinjecties, lijken bij
peesdegeneratie weinig logisch. Hooguit verminderen ze
voor korte tijd de pijn, maar hun effectiviteit op lange ter-
mijn is niet aangetoond. Door hun pijnstillende werking
kunnen NSAID’s zelfs een maskerend effect hebben, wat
kan resulteren in uitgebreidere peesafwijkingen. Over het
injecteren van corticosteroïden bij tendinopathieën bestaat
al jarenlang discussie, temeer omdat ze een negatief effect
hebben op de collageensynthese en de peessterkte.
Echogeleide sclerotherapie. Een interessante nieuwe behan-
delmethode is het onder echogeleide scleroseren van neo-
vascularisaties met polidocanol, een beproefd middel bij
varices. Men veronderstelt hierbij dat de pijn bij een tendi-
nopathie veroorzaakt wordt door neurovasculaire ingroei in
de pees.35 Dat deze methode voor de behandeling van patel-
latendinopathie effectief is, werd onlangs in een gerando-
miseerde en gecontroleerde klinische trial aangetoond.36
Overige injectietechnieken. Tendineuze en peritendineuze
injecties met aprotinine, een proteaseremmer, of met auto-
loog bloed, eventueel met verhoogde concentraties bloed-
plaatjes en groeifactoren, lijken succesvol, maar verder
onderzoek naar de effectiviteit van deze behandelmetho-
den is nodig.37 38
chirurgische behandeling
Wanneer conservatieve behandeling ondanks een uitge-
breid en consequent doorgevoerd revalidatieprogramma
faalt, kan operatief ingrijpen een optie zijn. Er zijn vele ope-
ratietechnieken beschreven. De in de literatuur beschreven
succespercentages variëren van 60-100 en zijn omgekeerd
evenredig met de kwaliteit van de studie.39 Uit een klinische
trial bleek dat een open tenotomie geen voordelen heeft
ten opzichte van excentrische oefentherapie.40 Een operatie
biedt dus zeker geen garantie voor een snelle terugkeer in de
sport op het oorspronkelijke niveau. Ook na een operatie is
langdurige revalidatie volgens de bovenbeschreven richt-
lijnen noodzakelijk.
conclusie
De patellatendinopathie is een veelvoorkomende overbelas-
tingsblessure van de patellapees, die een grote negatieve
impact heeft op de carrière van de sporter. Voorlopig bestaat
er geen adequate behandeling die sporters snel terugbrengt
op hun oorspronkelijke niveau. Daarom zal men langdurige
revalidatie moeten geven, waarbij het evenwicht tussen be-
lasting en belastbaarheid wordt hersteld en de regeneratie
van de pees wordt bevorderd.
Drs.P.J.M.van der Eerden, radioloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, zorgde voor de echo- en de MRI-beelden.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: onderzoek naar de oorzaak, diagnostiek en behandeling van patellatendinopathie in het Universitair Sportmedisch Centrum Groningen wordt medege-financierd door ZonMw.
Aanvaard op 16 juli 2008
Literatuur
1 Blazina ME, Kerlan RK, Jobe FW, Carter VS, Carlson GJ. Jumper’s knee. Orthop Clin North Am. 1973;4:665-78.
2 Lian OB, Engebretsen L, Bahr R. Prevalence of jumper’s knee among elite athletes from different sports: a cross-sectional study. Am J Sports Med. 2005;33:561-7.
3 Kettunen JA, Kvist M, Alanen E, Kujala UM. Long-term prognosis for jumper’s knee in male athletes. A prospective follow-up study. Am J Sports Med. 2002;30:689-92.
4 Cook JL, Khan KM. What is the most appropriate treatment for patel-lar tendinopathy? Br J Sports Med. 2001;35:291-4.
figuur 4. Verschillende soorten spiercontracties: (a) isome-
trische contractie; (b) concentrische contractie; (c) excentrische
contractie (de pijlen geven de beweging aan).
a
b
c
1837Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)
5 Peers KH, Lysens RJ. Patellar tendinopathy in athletes: current diag-nostic and therapeutic recommendations. Sports Med. 2005;35:71-87.
6 Khan KM, Cook JL, Bonar F, Harcourt P, Astrom M. Histopathology of common tendinopathies. Update and implications for clinical management. Sports Med. 1999;27:393-408.
7 Linschoten R van, Hoed PT den, Jongh AC de. Richtlijn ‘Chronische achillestendinopathie, in het bijzonder de tendinosis, bij sporters’. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:2319-24.
8 Cook JL, Bass SL, Black JE. Hormone therapy is associated with smal-ler Achilles tendon diameter in active post-menopausal women. Scand J Med Sci Sports. 2007;17:128-32.
9 Mokone GG, Gajjar M, September AV, Schwellnus MP, Greenberg J, Noakes TD, et al. The guanine-thymine dinucleotide repeat polymor-phism within the tenascin-C gene is associated with achilles tendon injuries. Am J Sports Med. 2005;33:1016-21.
10 Ferretti A. Epidemiology of jumper’s knee. Sports Med. 1986;3:289-95.11 Bisseling RW, Hof AL, Bredeweg SW, Zwerver J, Mulder T. Relation-
ship between landing strategy and patellar tendinopathy in volleyball. Br J Sports Med. 2007;41:e8.
12 Gaida JE, Cook JL, Bass SL, Austen S, Kiss ZS. Are unilateral and bila-teral patellar tendinopathy distinguished by differences in anthropo-metry, body composition, or muscle strength in elite female basket-ball players? Br J Sports Med. 2004;38:581-5.
13 Witvrouw E, Bellemans J, Lysens R, Danneels L, Cambier D. Intrinsic risk factors for the development of patellar tendinitis in an athletic population. A two-year prospective study. Am J Sports Med. 2001;29:190-5.
14 Malliaras P, Cook JL, Kent P. Reduced ankle dorsiflexion range may increase the risk of patellar tendon injury among volleyball players. J Sci Med Sport. 2006;9:304-9.
15 Alfredson H. The chronic painful Achilles and patellar tendon: re-search on basic biology and treatment. Scand J Med Sci Sports. 2005;15:252-9.
16 Visentini PJ, Khan KM, Cook JL, Kiss ZS, Harcourt PR, Wark JD. The VISA score: an index of severity of symptoms in patients with jump-er’s knee (patellar tendinosis). Victorian Institute of Sport Tendon Study Group. J Sci Med Sport. 1998;1:22-8.
17 Zwerver J, Bredeweg SW, Hof AL. Biomechanical analysis of the single-leg decline squat. Br J Sports Med. 2007;41:264-8.
18 Cook JL, Kiss ZS, Khan KM. Patellar tendinitis: the significance of magnetic resonance imaging findings. Am J Sports Med. 1999;27:831.
19 Cook JL, Khan KM, Kiss ZS, Purdam CR, Griffiths L. Prospective imaging study of asymptomatic patellar tendinopathy in elite junior basketball players. J Ultrasound Med. 2000;19:473-9.
20 Cook JL, Khan KM, Kiss ZS, Coleman BD, Griffiths L. Asymptomatic hypoechoic regions on patellar tendon ultrasound: a 4-year clinical and ultrasound followup of 46 tendons. Scand J Med Sci Sports. 2001;11:321-7.
21 Khan K, Kannus P. Use of imaging data for predicting clinical out-come. Br J Sports Med. 2000;34:73.
22 Warden SJ, Kiss ZS, Malara FA, Ooi AB, Cook JL, Crossley KM. Comparative accuracy of magnetic resonance imaging and ultra-sonography in confirming clinically diagnosed patellar tendinopathy. Am J Sports Med. 2007;35:427-36.
23 Malliaras P, Cook J. Patellar tendons with normal imaging and pain: change in imaging and pain status over a volleyball season. Clin J Sport Med. 2006;16:388-91.
24 Malliaras P, Cook J, Ptasznik R, Thomas S. Prospective study of change in patellar tendon abnormality on imaging and pain over a volleyball season. Br J Sports Med. 2006;40:272-4.
25 Khan KM, Visentini PJ, Kiss ZS, Desmond PM, Coleman BD, Cook JL, et al. Correlation of ultrasound and magnetic resonance imaging with clinical outcome after patellar tenotomy: prospective and retro-spective studies. Victorian Institute of Sport Tendon Study Group. Clin J Sport Med. 1999;9:129-37.
26 Cook JL, Malliaras P, de Luca J, Ptasznik R, Morris ME, Goldie P. Neo-vascularization and pain in abnormal patellar tendons of active jump-ing athletes. Clin J Sport Med. 2004;14:296-9.
27 Cook JL, Malliaras P, de Luca J, Ptasznik R, Morris M. Vascularity and pain in the patellar tendon of adult jumping athletes: a 5 month longitudinal study. Br J Sports Med. 2005;39:458-61.
28 Kountouris A, Cook J. Rehabilitation of Achilles and patellar tendino-pathies. Best Pract Res Clin Rheumatol. 2007;21:295-316.
29 Purdam CR, Jonsson P, Alfredson H, Lorentzon R, Cook JL, Khan KM. A pilot study of the eccentric decline squat in the management of painful chronic patellar tendinopathy. Br J Sports Med. 2004;38:395-7.
30 Young MA, Cook JL, Purdam CR, Kiss ZS, Alfredson H. Eccentric decline squat protocol offers superior results at 12 months compared with traditional eccentric protocol for patellar tendinopathy in volley-ball players. Br J Sports Med. 2005;39:102-5.
31 Jonsson P, Alfredson H. Superior results with eccentric compared to concentric quadriceps training in patients with jumper’s knee: a prospective randomised study. Br J Sports Med. 2005;39:847-50.
32 Silbernagel KG, Thomée R, Eriksson BI, Karlsson J. Continued sports activity, using a pain-monitoring model, during rehabilitation in patients with Achilles tendinopathy: a randomized controlled study. Am J Sports Med. 2007;35:897-906.
33 Wang CJ, Ko JY, Chan YS, Weng LH, Hsu SL. Extracorporeal shockwave for chronic patellar tendinopathy. Am J Sports Med. 2007;35:972-8.
34 Warden SJ, Metcalf BR, Kiss ZS, Cook JL, Purdam CR, Bennell KL, et al. Low-intensity pulsed ultrasound for chronic patellar tendino-pathy: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Rheuma-tology (Oxford). 2008;47:467-71.
35 Ohberg L, Alfredson H. Ultrasound guided sclerosis of neovessels in painful chronic Achilles tendinosis: pilot study of a new treatment. Br J Sports Med. 2002;36:173-5.
36 Hoksrud A, Ohberg L, Alfredson H, Bahr R. Ultrasound-guided sclerosis of neovessels in painful chronic patellar tendinopathy: a randomized controlled trial. Am J Sports Med. 2006;34:1738-46.
37 Capasso G, Testa V, Maffuli N, Bifulco G. Aprotinin, corticosteroids and normosaline in the management of patellar tendinopathy in athletes: a prospective randomised study. Sports Exerc Inj. 1997;3:111-5.
38 James SL, Ali K, Pocock C, Robertson C, Walter J, Bell J, et al. Ultra-sound guided dry needling and autologous blood injection for patel-lar tendinosis. Br J Sports Med. 2007;41:518-21.
39 Coleman BD, Khan KM, Kiss ZS, Bartlett J, Young DA, Wark JD. Open and arthroscopic patellar tenotomy for chronic patellar tendinopathy. A retrospective outcome study. Victorian Institute of Sport Tendon Study Group. Am J Sports Med. 2000;28:183-90.
40 Bahr R, Fossan B, Løken S, Engebretsen L. Surgical treatment com-pared with eccentric training for patellar tendinopathy (jumper’s knee). A randomized, controlled trial. J Bone Joint Surg Am. 2006;88:1689-98.
Abstract
Patellar tendinopathy (‘jumper’s knee’); a common and difficult-to-treat sports injury– Patellar tendinopathy is a common and difficult-to-treat overuse
injury of the patellar tendon with a very negative impact on the careers of many athletes.
– It appears to involve a failed healing process in the tendon – not inflammation – and has consequences for the treatment strategy.
– Rehabilitation programs are based on the principles of load reduc-tion and an eccentric exercise program to improve muscle-tendon function and optimize the kinetic chain. Prolonged rehabilitation is necessary because of slow tendon recovery.
– Anti-inflammatory treatment is often unsuccessful.– Surgery does not guarantee a quick symptom-free return to sport at
the original level either.– Extracorporeal shock wave therapy, ultrasound-guided sclerosing of
new vessels and tendinous and peritendinous injections of aprotinin and autologous growth factors seem to be promising new treatment options.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1831-7