Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en … · jumper’s knee zeker...

7
1831 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33) De ‘jumper’s knee’, ook wel ‘patellatendinopathie’, komt zo- wel onder recreatieve als professionele sporters vaak voor, 1 en kan bepalend zijn voor een sportcarrière. Onder top- basketballers en -volleyballers is de prevalentie zeer hoog, respectievelijk 32 en 45%. 2 Het gaat om een chronische blessure van de patellapees, klinisch gekenmerkt door be- lastingsafhankelijke pijn aan de onderpool van de patella. 1 De hoge prevalentie, de pijn, de functiebeperking en het chronische karakter van de aandoening betekenen dat de jumper’s knee zeker zoveel impact op de carrière van spor- ters kan hebben als een acute knieblessure. 2 Voor sommige sporters is het letsel zelfs de oorzaak om hun sportloop- baan te beëindigen. 3 Meer dan de helft van de sporters met een patellatendinopathie houdt zelfs meer dan 10 jaar na de sportcarrière lichte restklachten. 3 Huisartsen, fysiotherapeuten, sport- en revalidatieartsen en chirurgen zien regelmatig sporters met deze typische, sportgerelateerde knieblessure. Zij passen veel verschillen- de behandelingen toe, die meestal op empirie zijn geba- seerd en waarvan de resultaten vaak frustrerend zijn voor zowel sporter als behandelaar. 4 5 De slechte resultaten kun- nen voor een deel verklaard worden doordat tot voor kort veel behandelingen gericht waren op het bestrijden van een ontsteking in de pees. In de afgelopen jaren is echter geble- ken dat er bij de jumper’s knee, net als bij andere chronische peesaandoeningen, geen sprake is van een tendinitis, maar veel meer van een gestoord herstelproces, tendinose. 6 7 In de klinische praktijk – wanneer geen histopathologische gege- vens beschikbaar zijn – kan men dan ook beter van ‘patella- tendinopathie’ spreken. Nu hoort men nog vaak ‘apexitis patellae’ en ‘tendinitis patellae’. In dit artikel ga ik eerst in op nieuwe inzichten met betrekking tot oorzaken en histopathologie van de patella- tendinopathie, omdat deze consequenties hebben voor de te volgen behandelstrategie. Daarna bespreek ik de kliniek en de conservatieve en chirurgische behandeling van deze typische sportblessure. oorzaken De multifactoriële oorzaken van de patellatendinopathie zijn nog niet volledig opgehelderd. Mannen blijken een grotere kans te hebben op de aandoening. Dit komt mede omdat oestrogenen pezen waarschijnlijk beschermen tegen het ontstaan van afwijkingen. 8 Aanleg lijkt ook van belang te zijn. 9 Overbelasting. Een verstoord evenwicht tussen belasting en belastbaarheid speelt waarschijnlijk een belangrijke rol. Omdat deze blessure vaker bij topsporters dan bij recrea- tieve sporters voorkomt, lijkt een relatie tussen trainings- volume en -frequentie en de prevalentie van de patellaten- dinopathie logisch. 2 10 Afgenomen belastbaarheid. Ook een afgenomen belastbaar- heid is belangrijk. Een verminderd vermogen van de sporter om krachten te genereren of te absorberen kan resulteren in voor de praktijk Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en lastig te behandelen sportblessure J.Zwerver – De patellatendinopathie is een veelvoorkomende, lastig te behandelen overbelastingsblessure van de patellapees, die de carrière van een sporter sterk negatief beïnvloedt. – Er is sprake van een gestoord regeneratieproces in de pees en niet van een ontsteking, wat consequen- ties heeft voor de te volgen behandelstrategie. – Centraal in een revalidatieprogramma voor patellatendinopathie staan aangepaste belasting, excen- trische oefentherapie gericht op verbetering van de spier-peesfunctie en het optimaliseren van de belast- baarheid. Peesherstel gaat langzaam, waardoor langdurige revalidatie nodig is. – Anti-inflammatoire behandelmethoden zijn meestal niet succesvol. – Chirurgisch ingrijpen biedt ook geen garantie voor een snelle symptoomloze terugkeer in de sport op het oorspronkelijke niveau. Extracorporele schokgolftherapie, het echoscleroseren van neovascularisaties en tendineuze en periten- dineuze injecties met aprotinine en autologe groeifactoren lijken nieuwe succes belovende behandel- methoden. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1831-7 Universitair Sportmedisch Centrum Groningen, Universitair Medisch Centrum Groningen, Rijksuniversiteit Groningen, Hanzeplein 1, 9700 RB Groningen. Drs.J.Zwerver, sportarts ([email protected]).

Transcript of Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en … · jumper’s knee zeker...

Page 1: Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en … · jumper’s knee zeker zoveel impact op de carrière van spor-ters kan hebben als een acute knieblessure.2

1831Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)

De ‘jumper’s knee’, ook wel ‘patellatendinopathie’, komt zo-

wel onder recreatieve als professionele sporters vaak voor,1

en kan bepalend zijn voor een sportcarrière. Onder top-

basketballers en -volleyballers is de prevalentie zeer hoog,

respectievelijk 32 en 45%.2 Het gaat om een chro nische

blessure van de patellapees, klinisch gekenmerkt door be-

lastingsafhankelijke pijn aan de onderpool van de patella.1

De hoge prevalentie, de pijn, de functiebeperking en het

chronische karakter van de aandoening betekenen dat de

jumper’s knee zeker zoveel impact op de carrière van spor-

ters kan hebben als een acute knieblessure.2 Voor sommige

sporters is het letsel zelfs de oorzaak om hun sportloop-

baan te beëindigen.3 Meer dan de helft van de sporters met

een patellatendinopathie houdt zelfs meer dan 10 jaar na de

sportcarrière lichte restklachten.3

Huisartsen, fysiotherapeuten, sport- en revalidatieartsen

en chirurgen zien regelmatig sporters met deze typische,

sportgerelateerde knieblessure. Zij passen veel verschillen-

de behandelingen toe, die meestal op empirie zijn geba-

seerd en waarvan de resultaten vaak frustrerend zijn voor

zowel sporter als behandelaar.4 5 De slechte resultaten kun-

nen voor een deel verklaard worden doordat tot voor kort

veel behandelingen gericht waren op het bestrijden van een

ontsteking in de pees. In de afgelopen jaren is echter geble-

ken dat er bij de jumper’s knee, net als bij andere chronische

peesaandoeningen, geen sprake is van een tendinitis, maar

veel meer van een gestoord herstelproces, tendinose.6 7 In de

klinische praktijk – wanneer geen histopathologische gege-

vens beschikbaar zijn – kan men dan ook beter van ‘patella-

tendinopathie’ spreken. Nu hoort men nog vaak ‘apexitis

patellae’ en ‘tendinitis patellae’.

In dit artikel ga ik eerst in op nieuwe inzichten met

betrekking tot oorzaken en histopathologie van de patella-

tendinopathie, omdat deze consequenties hebben voor de

te volgen behandelstrategie. Daarna bespreek ik de kliniek

en de conservatieve en chirurgische behandeling van deze

typische sportblessure.

oorzaken

De multifactoriële oorzaken van de patellatendinopathie

zijn nog niet volledig opgehelderd. Mannen blijken een

grotere kans te hebben op de aandoening. Dit komt mede

omdat oestrogenen pezen waarschijnlijk beschermen tegen

het ontstaan van afwijkingen.8 Aanleg lijkt ook van belang

te zijn.9

Overbelasting. Een verstoord evenwicht tussen belasting

en belastbaarheid speelt waarschijnlijk een belangrijke rol.

Omdat deze blessure vaker bij topsporters dan bij recrea-

tieve sporters voorkomt, lijkt een relatie tussen trainings-

volume en -frequentie en de prevalentie van de patellaten-

dinopathie logisch.2 10

Afgenomen belastbaarheid. Ook een afgenomen belastbaar-

heid is belangrijk. Een verminderd vermogen van de sporter

om krachten te genereren of te absorberen kan resulteren in

voor de praktijk

Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en lastig

te behandelen sportblessure

J.Zwerver

– De patellatendinopathie is een veelvoorkomende, lastig te behandelen overbelastingsblessure van de patellapees, die de carrière van een sporter sterk negatief beïnvloedt.– Er is sprake van een gestoord regeneratieproces in de pees en niet van een ontsteking, wat consequen-ties heeft voor de te volgen behandelstrategie.– Centraal in een revalidatieprogramma voor patellatendinopathie staan aangepaste belasting, excen-trische oefentherapie gericht op verbetering van de spier-peesfunctie en het optimaliseren van de belast-baarheid. Peesherstel gaat langzaam, waardoor langdurige revalidatie nodig is.– Anti-inflammatoire behandelmethoden zijn meestal niet succesvol.– Chirurgisch ingrijpen biedt ook geen garantie voor een snelle symptoomloze terugkeer in de sport op het oorspronkelijke niveau.– Extracorporele schokgolftherapie, het echoscleroseren van neovascularisaties en tendineuze en periten-dineuze injecties met aprotinine en autologe groeifactoren lijken nieuwe succes belovende behandel-methoden.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1831-7

Universitair Sportmedisch Centrum Groningen, Universitair Medisch Centrum Groningen, Rijksuniversiteit Groningen, Hanzeplein 1, 9700 RB Groningen.Drs.J.Zwerver, sportarts ([email protected]).

Page 2: Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en … · jumper’s knee zeker zoveel impact op de carrière van spor-ters kan hebben als een acute knieblessure.2

1832 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)

‘Victorian Institute of Sport Assessment’(VISA)-enquête naar de ernst van patellatendinopathie;16 de patiënt wordt verzocht alle vragen te beantwoor-

den voor het pijnlijkste been*

1. Hoeveel minuten kunt u zitten zonder pijn?

antwoord

0-15 min 15-30 min 30-60 min 60-90 min 90-120 min > 120 min

score 0 2 4 6 8 10

2. Hebt u pijn als u de trap afloopt in een normaal tempo?

hevige pijn geen pijn

of niet mogelijk

score 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

3. Hebt u pijn als u uw knie strekt zonder er gewicht op te zetten?†

4. Hebt u pijn wanneer u een plotse voorwaartse pas maakt (uitvalspas)?†

5. Hebt u problemen met het uitvoeren van een diepe hurkbeweging?†

6. Hebt u pijn gedurende of direct na het doen van 10 sprongetjes/hupjes op één been?†

7. Doet u op dit moment aan sport of andere fysieke activiteiten?

score antwoord

0 helemaal niet

4 aangepaste training/aangepaste competitie

7 volledige training/competitie, maar niet op hetzelfde niveau als toen de symptomen begonnen

10 op hetzelfde of een hoger wedstrijdniveau in vergelijking met het begin van de symptomen

8. Vult u bij deze vraag A of B of C in:

– wanneer u geen pijn hebt tijdens het sporten, beantwoord dan alleen vraag 8A.

– wanneer u pijn hebt tijdens het sporten, maar u hoeft niet te stoppen met de sportieve activiteit, beantwoord dan alleen vraag 8B.

– wanneer u zodanige pijn hebt dat u moet stoppen met de sportieve activiteit, beantwoord dan alleen vraag 8C.

8A. Wanneer u geen pijn hebt tijdens het sporten, hoe lang kunt u dan trainen?

antwoord

0-20 min 20-40 min 40-60 min 60-90 min > 90 min

score 6 12 18 24 30

8B. Wanneer u pijn hebt tijdens het sporten, maar u hoeft hierdoor niet te stoppen met sporten, hoe lang kunt u dan trainen?

antwoord

0-15 min 15-30 min 30-45 min 45-60 min > 60 min

score 0 5 10 15 20

8C. Wanneer u een zodanige pijn hebt dat u moet stoppen met trainen, hoe lang kunt u dan trainen?

antwoord

niet 0-10 min 10-20 min 20-30 min > 30 min

score 0 2 5 7 10

*Een totaalscore van 100 representeert een optimale, symptoomloze knie.†Zie de invulbalk bij vraag 2.

Page 3: Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en … · jumper’s knee zeker zoveel impact op de carrière van spor-ters kan hebben als een acute knieblessure.2

1833Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)

een verkeerde sprong- en landingstechniek met als gevolg

een toegenomen belasting van de patellapees. Bisseling et

al. toonden onlangs aan dat een stijver landingspatroon,

waarbij minder wordt ingeveerd in knie en enkel, de kans op

een patellatendinopathie vergroot.11 Risicofactoren die ver-

band houden met de aandoening zijn: afgenomen kracht

van de kuit-, quadriceps- en bilmusculatuur, verminderde

rompstabiliteit, verminderde hamstring- en quadriceps-

flexibiliteit en overmatige pronatie van de voet.12 13 Ook een

verminderde mogelijkheid tot dorsiflexie in de enkel, bij-

voorbeeld als resterend probleem na een enkeldistorsie

die bij springsporters ook frequent voorkomt, kan een rol

spelen.4 14

pathologie

Bij chronische tendinopathie is er zoals gezegd een ge-

stoord regeneratieproces, dat resulteert in een verzwakte,

pijnlijke pees die minder goed in staat is zijn belangrijkste

functies uit te voeren, namelijk het absorberen en overbren-

gen van krachten. Repetitieve microtraumata door over-

belasting leiden tot degeneratieve afwijkingen in de pees,

zoals een veranderde collageenstructuur en neurovasculaire

proliferatie.6 Er is geen inflammatoir proces. Histopatho-

logisch betreft het dus een tendinose en niet een tendinitis.

De vasculoneurale ingroei speelt mogelijk een rol in de bij

tendinopathieën optredende pijn.15

kliniek

Anamnese. Sporters met een patellatendinopathie hebben

pijn aan de onderpool van de patella. De pijn is meestal ge-

leidelijk ontstaan en neemt toe bij activiteiten als springen,

sprinten en landen. Sporters krijgen de klachten vaak na een

periode van toegenomen trainingsbelasting. In het begin-

stadium verdwijnen de klachten vaak nog gedurende de

warming-up. Sporters zijn dan vaak geneigd om door de

pijn heen te sporten en zoeken aanvankelijk nog geen medi-

sche hulp. Wanneer zij op hetzelfde niveau doorsporten, zal

de pijn geleidelijk toenemen en ook tijdens het sporten aan-

wezig blijven met verminderde sportprestaties tot gevolg.

Uiteindelijk kan zelfs pijn bij adl-activiteiten en in rust op-

treden.

Om de ernst van de patellatendinopathie te kwantifice-

ren kan men gedurende het behandeltraject gebruikmaken

van de ‘Victorian Institute of Sport Assessment’(VISA)-

score. Een Nederlandse vertaling daarvan is weergegeven

in de tabel.16 Deze uit 8 vragen bestaande vragenlijst werd

specifiek ontwikkeld voor de patellatendinopathie en eva-

lueert pijn, functie en sportbeoefening, waarbij een score van

100 een optimale symptoomloze knie weergeeft. De VISA-

scores van sporters met een patellatendinopathie die me-

dische hulp zoeken, liggen rond de 50-70 punten.

Lichamelijk onderzoek. Bij lichamelijk onderzoek is de

kenmerkendste bevinding palpatiepijn in een vrij scherp

omschreven gebied bij de aanhechting van de patellapees

aan de knieschijf. De patellapees is vaak ook verdikt. Regel-

matig wordt quadricepsatrofie gevonden, met name van de

M. vastus medialis.

Zoals ik hiervoor reeds opmerkte, is het belangrijk om

mogelijke oorzakelijke factoren als verstoorde spier-pees-

functie, rompstabiliteit en bewegingsbeperkingen van di-

verse gewrichten tijdens het onderzoek te evalueren. Een

functietest om de patellapees zwaar te belasten en pijn te

provoceren is de zogenaamde ‘single-leg decline squat’. De-

ze wordt gebruikt om de diagnose te onderbouwen, maar er

is geen gouden standaard. Bij deze test zakt de sporter op

één been geleidelijk door, terwijl hij onder een hellingshoek

van circa 25° staat (figuur 1).17

Beeldvormende diagnostiek. MRI of echografisch onder-

zoek kan de waarschijnlijkheid van de aanwezigheid van pa-

tellatendinopathie vergroten, maar heeft beperkte waarde

(figuur 2 en 3).18-22 Patellapezen van asymptomatische spor-

ters laten namelijk ook vaak afwijkingen zien en sympto-

figuur 1. ‘Single-leg decline squat’-test: pijnprovocerende test

om de aanwezigheid van patellatendinopathie aannemelijk te

maken.

Page 4: Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en … · jumper’s knee zeker zoveel impact op de carrière van spor-ters kan hebben als een acute knieblessure.2

1834 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)

men en echografische afwijkingen kunnen gedurende een

seizoen variëren.23 24 De prognostische waarde en follow-

upwaarde van MRI en echografie zijn ook beperkt doordat

er een matige correlatie is tussen de klinische symptomen

en zichtbare veranderingen in de pees.21 25 Mogelijk bestaat

er wel een correlatie tussen de met dopplerechografie aan-

toonbare neovascularisaties (zie figuur 3b) en de mate van

pijn.26 27

conservatieve behandeling

Bij de behandeling van de patellatendinopathie worden veel

verschillende methoden toegepast die meestal weinig evi-

dence-based zijn.4 5 Met de huidige inzichten dat de onder-

liggende pathologische afwijking bij tendinopathieën een

tendinose is en geen tendinitis, lijkt een heroriëntering op

de behandelstrategie wenselijk. Het behandelprogramma

zal veel meer gericht moeten zijn op het herstel van het even-

wicht tussen belasting en belastbaarheid en op het bevorde-

ren van de regeneratie in de pees dan op het bestrijden van

een inflammatoir proces.28

Uitleg. Sporters met een patellatendinopathie dienen uit-

leg te krijgen over de aard van hun blessure (overbelas-

ting) en het feit dat een behandeltraject van meestal meer

dan 3 maanden nodig is om te kunnen herstellen.

Reduceren van de pijn door relatieve rust en aanvullende maat-regelen. Het verminderen van de belasting op de pees is in de

beginfase belangrijk om de pijn hanteerbaar te maken voor

de sporter. Dit betekent niet dat de sporter helemaal geen

peesbelastende activiteiten meer mag uitvoeren. Volledige

rust of, nog sterker, volledige immobilisatie leidt namelijk

tot verdere verzwakking van het spierpeescomplex. Het is

beter de pees gedoseerd te belasten, zodat de patiënt nog in

staat is tot aangepaste sportbeoefening, adl-activiteiten

zonder pijn en deelname aan een revalidatieprogramma.

IJsapplicaties, tapes en braces (patellabandje) en elektro-

fysische behandelmethoden kunnen soms op korte termijn

de pijn verlichten, maar hebben op de lange termijn geen

bewezen pijnreducerend of regeneratief effect.

Vergroting van de belastbaarheid door oefentherapie. Bij een

verminderd kracht- en uithoudingsvermogen van quadri-

ceps, kuit- en bilmusculatuur dient men deze spieren te trai-

nen. Ook moet men speciale aandacht geven aan het verbe-

teren van de rompstabiliteit, het opheffen van bewegings-

beperkingen in de gewrichten en het corrigeren van andere

oorzakelijke factoren. Later in de revalidatie zal men ook

sportspecifieke oefeningen moeten inbouwen.

Excentrische oefentherapie. Excentrische oefenvormen die

tot pijn leiden, zoals de genoemde single-leg decline squat

(zie figuur 1), blijken ook effectief voor de behandeling van

tendinopathieën.7 29-31 Bij een excentrische contractie wordt

het spier-peescomplex langer, terwijl de spier contraheert.

Dit in tegenstelling tot isometrische en concentrische con-

tracties, waarbij de lengte respectievelijk gelijk blijft of

korter wordt (figuur 4). Door bijvoorbeeld de hurkbewe-

ging (decline squat) spant de M. quadriceps aan, terwijl het

patellapees-quadricepscomplex langer wordt. VISA-scores

nemen door deze behandelaanpak toe met ongeveer 30 pun-

ten.

In de praktijk luidt het advies aan de sporter om bijvoor-

beeld 1 à 2 maal per dag op alleen het aangedane been te

gaan staan en dan 15 maal geleidelijk tot hurkpositie te

figuur 2. Echografische bevindingen bij patellatendinopathie:

(a) verdikte pees met hypo-echogene zones en calcificaties; (b)

dopplerechografisch beeld met kleurige verschijning van neo-

vascularisaties.

kalkspatjespatella kniepees

distaal

subcutis

distaad

slagschaduw

a

b

Page 5: Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en … · jumper’s knee zeker zoveel impact op de carrière van spor-ters kan hebben als een acute knieblessure.2

1835Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)

komen, waarna men op beide benen weer tot stand komt.

De set van 15 maal wordt in totaal 3 maal uitgevoerd. Iedere

dag worden zo 1 à 2 maal 3 sets van 15 oefeningen afge-

werkt, gedurende 12 weken.

Het precieze werkingsmechanisme is nog onduidelijk,

maar waarschijnlijk bevorderen deze bewegingen de rege-

neratie in de pees. Het oude adagium dat pijn tijdens speci-

fieke oefentherapie vermeden moet worden, staat thans dus

ter discussie. Een zekere mate van pijn tijdens het uitvoeren

van oefentherapie kan tot goede behandelresultaten leiden,

indien deze pijn niet langer dan 24 h aanhoudt en niet van

dag tot dag toeneemt.32

Extracorporele schokgolftherapie. Extracorporele schokgolf-

therapie (ESWT) lijkt een zinvolle additionele therapie.

Enkele gerandomiseerde placebogecontroleerde studies

toonden de effectiviteit van ESWT aan op pijn en functie bij

de patellatendinopathie.5 33 Sporters lieten na behandeling

met ESWT een 30-40 punten hogere VISA-score zien dan

controlepersonen. De gunstige werking van ESWT schrijft

men wel toe aan een analgetisch proces, vernietiging van

eventueel aanwezige calcificaties en bevordering van het

proces van regeneratie in de pees. Het pulsatiel toedienen

van ultrageluid met lage intensiteit (‘low-intensity pulsed

ultrasound’) bleek daarentegen geen additioneel gunstig

figuur 3. (a, b) MRI-beelden bij patellatendinopathie, met verhoogde signaalintensiteit in het proximale deel van de patellapees;

(b) in een vetsuppressieopname.

femur

tibia

patella

a b

Page 6: Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en … · jumper’s knee zeker zoveel impact op de carrière van spor-ters kan hebben als een acute knieblessure.2

1836 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)

effect te hebben vergeleken met dat van een excentrisch

oefenprogramma.34

Anti-inflammatoire medicatie. Behandelingen die gericht

zijn op het bestrijden van de inflammatie, zoals met de veel

toegepaste NSAID’s en corticosteroïdinjecties, lijken bij

peesdegeneratie weinig logisch. Hooguit verminderen ze

voor korte tijd de pijn, maar hun effectiviteit op lange ter-

mijn is niet aangetoond. Door hun pijnstillende werking

kunnen NSAID’s zelfs een maskerend effect hebben, wat

kan resulteren in uitgebreidere peesafwijkingen. Over het

injecteren van corticosteroïden bij tendinopathieën bestaat

al jarenlang discussie, temeer omdat ze een negatief effect

hebben op de collageensynthese en de peessterkte.

Echogeleide sclerotherapie. Een interessante nieuwe behan-

delmethode is het onder echogeleide scleroseren van neo-

vascularisaties met polidocanol, een beproefd middel bij

varices. Men veronderstelt hierbij dat de pijn bij een tendi-

nopathie veroorzaakt wordt door neurovasculaire ingroei in

de pees.35 Dat deze methode voor de behandeling van patel-

latendinopathie effectief is, werd onlangs in een gerando-

miseerde en gecontroleerde klinische trial aangetoond.36

Overige injectietechnieken. Tendineuze en peritendineuze

injecties met aprotinine, een proteaseremmer, of met auto-

loog bloed, eventueel met verhoogde concentraties bloed-

plaatjes en groeifactoren, lijken succesvol, maar verder

onderzoek naar de effectiviteit van deze behandelmetho-

den is nodig.37 38

chirurgische behandeling

Wanneer conservatieve behandeling ondanks een uitge-

breid en consequent doorgevoerd revalidatieprogramma

faalt, kan operatief ingrijpen een optie zijn. Er zijn vele ope-

ratietechnieken beschreven. De in de literatuur beschreven

succespercentages variëren van 60-100 en zijn omgekeerd

evenredig met de kwaliteit van de studie.39 Uit een klinische

trial bleek dat een open tenotomie geen voordelen heeft

ten opzichte van excentrische oefentherapie.40 Een operatie

biedt dus zeker geen garantie voor een snelle terugkeer in de

sport op het oorspronkelijke niveau. Ook na een operatie is

langdurige revalidatie volgens de bovenbeschreven richt-

lijnen noodzakelijk.

conclusie

De patellatendinopathie is een veelvoorkomende overbelas-

tingsblessure van de patellapees, die een grote negatieve

impact heeft op de carrière van de sporter. Voorlopig bestaat

er geen adequate behandeling die sporters snel terugbrengt

op hun oorspronkelijke niveau. Daarom zal men langdurige

revalidatie moeten geven, waarbij het evenwicht tussen be-

lasting en belastbaarheid wordt hersteld en de regeneratie

van de pees wordt bevorderd.

Drs.P.J.M.van der Eerden, radioloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, zorgde voor de echo- en de MRI-beelden.

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: onderzoek naar de oorzaak, diagnostiek en behandeling van patellatendinopathie in het Universitair Sportmedisch Centrum Groningen wordt medege-financierd door ZonMw.

Aanvaard op 16 juli 2008

Literatuur

1 Blazina ME, Kerlan RK, Jobe FW, Carter VS, Carlson GJ. Jumper’s knee. Orthop Clin North Am. 1973;4:665-78.

2 Lian OB, Engebretsen L, Bahr R. Prevalence of jumper’s knee among elite athletes from different sports: a cross-sectional study. Am J Sports Med. 2005;33:561-7.

3 Kettunen JA, Kvist M, Alanen E, Kujala UM. Long-term prognosis for jumper’s knee in male athletes. A prospective follow-up study. Am J Sports Med. 2002;30:689-92.

4 Cook JL, Khan KM. What is the most appropriate treatment for patel-lar tendinopathy? Br J Sports Med. 2001;35:291-4.

figuur 4. Verschillende soorten spiercontracties: (a) isome-

trische contractie; (b) concentrische contractie; (c) excentrische

contractie (de pijlen geven de beweging aan).

a

b

c

Page 7: Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en … · jumper’s knee zeker zoveel impact op de carrière van spor-ters kan hebben als een acute knieblessure.2

1837Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 16 augustus;152(33)

5 Peers KH, Lysens RJ. Patellar tendinopathy in athletes: current diag-nostic and therapeutic recommendations. Sports Med. 2005;35:71-87.

6 Khan KM, Cook JL, Bonar F, Harcourt P, Astrom M. Histopathology of common tendinopathies. Update and implications for clinical management. Sports Med. 1999;27:393-408.

7 Linschoten R van, Hoed PT den, Jongh AC de. Richtlijn ‘Chronische achillestendinopathie, in het bijzonder de tendinosis, bij sporters’. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:2319-24.

8 Cook JL, Bass SL, Black JE. Hormone therapy is associated with smal-ler Achilles tendon diameter in active post-menopausal women. Scand J Med Sci Sports. 2007;17:128-32.

9 Mokone GG, Gajjar M, September AV, Schwellnus MP, Greenberg J, Noakes TD, et al. The guanine-thymine dinucleotide repeat polymor-phism within the tenascin-C gene is associated with achilles tendon injuries. Am J Sports Med. 2005;33:1016-21.

10 Ferretti A. Epidemiology of jumper’s knee. Sports Med. 1986;3:289-95.11 Bisseling RW, Hof AL, Bredeweg SW, Zwerver J, Mulder T. Relation-

ship between landing strategy and patellar tendinopathy in volleyball. Br J Sports Med. 2007;41:e8.

12 Gaida JE, Cook JL, Bass SL, Austen S, Kiss ZS. Are unilateral and bila-teral patellar tendinopathy distinguished by differences in anthropo-metry, body composition, or muscle strength in elite female basket-ball players? Br J Sports Med. 2004;38:581-5.

13 Witvrouw E, Bellemans J, Lysens R, Danneels L, Cambier D. Intrinsic risk factors for the development of patellar tendinitis in an athletic population. A two-year prospective study. Am J Sports Med. 2001;29:190-5.

14 Malliaras P, Cook JL, Kent P. Reduced ankle dorsiflexion range may increase the risk of patellar tendon injury among volleyball players. J Sci Med Sport. 2006;9:304-9.

15 Alfredson H. The chronic painful Achilles and patellar tendon: re-search on basic biology and treatment. Scand J Med Sci Sports. 2005;15:252-9.

16 Visentini PJ, Khan KM, Cook JL, Kiss ZS, Harcourt PR, Wark JD. The VISA score: an index of severity of symptoms in patients with jump-er’s knee (patellar tendinosis). Victorian Institute of Sport Tendon Study Group. J Sci Med Sport. 1998;1:22-8.

17 Zwerver J, Bredeweg SW, Hof AL. Biomechanical analysis of the single-leg decline squat. Br J Sports Med. 2007;41:264-8.

18 Cook JL, Kiss ZS, Khan KM. Patellar tendinitis: the significance of magnetic resonance imaging findings. Am J Sports Med. 1999;27:831.

19 Cook JL, Khan KM, Kiss ZS, Purdam CR, Griffiths L. Prospective imaging study of asymptomatic patellar tendinopathy in elite junior basketball players. J Ultrasound Med. 2000;19:473-9.

20 Cook JL, Khan KM, Kiss ZS, Coleman BD, Griffiths L. Asymptomatic hypoechoic regions on patellar tendon ultrasound: a 4-year clinical and ultrasound followup of 46 tendons. Scand J Med Sci Sports. 2001;11:321-7.

21 Khan K, Kannus P. Use of imaging data for predicting clinical out-come. Br J Sports Med. 2000;34:73.

22 Warden SJ, Kiss ZS, Malara FA, Ooi AB, Cook JL, Crossley KM. Comparative accuracy of magnetic resonance imaging and ultra-sonography in confirming clinically diagnosed patellar tendinopathy. Am J Sports Med. 2007;35:427-36.

23 Malliaras P, Cook J. Patellar tendons with normal imaging and pain: change in imaging and pain status over a volleyball season. Clin J Sport Med. 2006;16:388-91.

24 Malliaras P, Cook J, Ptasznik R, Thomas S. Prospective study of change in patellar tendon abnormality on imaging and pain over a volleyball season. Br J Sports Med. 2006;40:272-4.

25 Khan KM, Visentini PJ, Kiss ZS, Desmond PM, Coleman BD, Cook JL, et al. Correlation of ultrasound and magnetic resonance imaging with clinical outcome after patellar tenotomy: prospective and retro-spective studies. Victorian Institute of Sport Tendon Study Group. Clin J Sport Med. 1999;9:129-37.

26 Cook JL, Malliaras P, de Luca J, Ptasznik R, Morris ME, Goldie P. Neo-vascularization and pain in abnormal patellar tendons of active jump-ing athletes. Clin J Sport Med. 2004;14:296-9.

27 Cook JL, Malliaras P, de Luca J, Ptasznik R, Morris M. Vascularity and pain in the patellar tendon of adult jumping athletes: a 5 month longitudinal study. Br J Sports Med. 2005;39:458-61.

28 Kountouris A, Cook J. Rehabilitation of Achilles and patellar tendino-pathies. Best Pract Res Clin Rheumatol. 2007;21:295-316.

29 Purdam CR, Jonsson P, Alfredson H, Lorentzon R, Cook JL, Khan KM. A pilot study of the eccentric decline squat in the management of painful chronic patellar tendinopathy. Br J Sports Med. 2004;38:395-7.

30 Young MA, Cook JL, Purdam CR, Kiss ZS, Alfredson H. Eccentric decline squat protocol offers superior results at 12 months compared with traditional eccentric protocol for patellar tendinopathy in volley-ball players. Br J Sports Med. 2005;39:102-5.

31 Jonsson P, Alfredson H. Superior results with eccentric compared to concentric quadriceps training in patients with jumper’s knee: a prospective randomised study. Br J Sports Med. 2005;39:847-50.

32 Silbernagel KG, Thomée R, Eriksson BI, Karlsson J. Continued sports activity, using a pain-monitoring model, during rehabilitation in patients with Achilles tendinopathy: a randomized controlled study. Am J Sports Med. 2007;35:897-906.

33 Wang CJ, Ko JY, Chan YS, Weng LH, Hsu SL. Extracorporeal shockwave for chronic patellar tendinopathy. Am J Sports Med. 2007;35:972-8.

34 Warden SJ, Metcalf BR, Kiss ZS, Cook JL, Purdam CR, Bennell KL, et al. Low-intensity pulsed ultrasound for chronic patellar tendino-pathy: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Rheuma-tology (Oxford). 2008;47:467-71.

35 Ohberg L, Alfredson H. Ultrasound guided sclerosis of neovessels in painful chronic Achilles tendinosis: pilot study of a new treatment. Br J Sports Med. 2002;36:173-5.

36 Hoksrud A, Ohberg L, Alfredson H, Bahr R. Ultrasound-guided sclerosis of neovessels in painful chronic patellar tendinopathy: a randomized controlled trial. Am J Sports Med. 2006;34:1738-46.

37 Capasso G, Testa V, Maffuli N, Bifulco G. Aprotinin, corticosteroids and normosaline in the management of patellar tendinopathy in athletes: a prospective randomised study. Sports Exerc Inj. 1997;3:111-5.

38 James SL, Ali K, Pocock C, Robertson C, Walter J, Bell J, et al. Ultra-sound guided dry needling and autologous blood injection for patel-lar tendinosis. Br J Sports Med. 2007;41:518-21.

39 Coleman BD, Khan KM, Kiss ZS, Bartlett J, Young DA, Wark JD. Open and arthroscopic patellar tenotomy for chronic patellar tendinopathy. A retrospective outcome study. Victorian Institute of Sport Tendon Study Group. Am J Sports Med. 2000;28:183-90.

40 Bahr R, Fossan B, Løken S, Engebretsen L. Surgical treatment com-pared with eccentric training for patellar tendinopathy (jumper’s knee). A randomized, controlled trial. J Bone Joint Surg Am. 2006;88:1689-98.

Abstract

Patellar tendinopathy (‘jumper’s knee’); a common and difficult-to-treat sports injury– Patellar tendinopathy is a common and difficult-to-treat overuse

injury of the patellar tendon with a very negative impact on the careers of many athletes.

– It appears to involve a failed healing process in the tendon – not inflammation – and has consequences for the treatment strategy.

– Rehabilitation programs are based on the principles of load reduc-tion and an eccentric exercise program to improve muscle-tendon function and optimize the kinetic chain. Prolonged rehabilitation is necessary because of slow tendon recovery.

– Anti-inflammatory treatment is often unsuccessful.– Surgery does not guarantee a quick symptom-free return to sport at

the original level either.– Extracorporeal shock wave therapy, ultrasound-guided sclerosing of

new vessels and tendinous and peritendinous injections of aprotinin and autologous growth factors seem to be promising new treatment options.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1831-7